Astma bij kinderen - Artsenkring Halle

advertisement
Astma bij kinderen
Dr. Kristien Van Laer
AZ Sint-Maria Halle
 1. Wat is astma?
 2. Epidemiologie
 3. Preventie
 4. Diagnostiek
 5. Behandeling van acuut astma
 6. Behandeling van chronisch astma
 7. Inhalatiesystemen
1. Wat is astma?
 Chronisch ontstekingsproces dat gepaard gaat met een
bronchusvernauwing.
 Allergisch astma
 Niet – allergisch of intrinsiek astma
 Virale infecties
 Temperatuurschommelingen
 Weersomstandigheden
 Inspanning
 Vervuiling
 Tabaksrook
 Symptomen
 hoesten
 Kortademigheid
 Piepende ademhaling
 Wheezing is niet steeds astma
 Verschillende subgroepen
 Op basis van trigger
 Viraal geïnduceerd
 Multipel geïnduceerd
 Op basis van begin van symptomen
 Early onset
 Intermediate onset
 Late onset
 Op basis van duur
 Onfrequent
 Transiënt
 Persisterend
2. Epidemiologie
 Astma gaat vaak gepaard met andere verschijnselen van atopie
 Eczeem
 Voedselallergie
 Rhinoconjunctivitis
 Genetische factoren
 Eén ouder met astma : 25 % risico
 Twee ouders met astma : 50% risico
 Onderliggende mechanismen : respiratoire overgevoeligheid,
vatbaarheid voor infecties,atopie
 > 100 genen zijn geassocieerd met astma of atopie
 Omgevingsfactoren
 Respiratoire infecties
 Passief roken
 Allergische sensibilisatie
 Vervuiling
 Klimaat
 Weersomstandigheden
 Vaccinaties
 Dieetsamenstelling
 Respiratoire infecties
 Kinderdagverblijf →meer virale infecties
 RSV, rhinovirus, adenovirus, para-influenza
 90 % van de kinderen < 2 jaar maakt RSV infectie door, slechts
20 % maakt bronchiolitis door
 Oorzaak RSV of de onderliggende overgevoeligheid en aanleg
tot astma?
 Meer astma diagnose 6 jaar na RSV-epidemie
 Passief roken
 Roken in de zwangerschap invloed op de intra-uteriene groei
van de longen
 Post-nataal geeft sigarettenrook beschadiging van de luchtwegen
 Effecten bij het jonge kind, maar tot volwassen leeftijd
 Effecten tot 2de en 3de generatie door invloed op expressie van
DNA
 Allergische sensibilisatie
 Eczeem bij een jong kind is in ongeveer 50 % van de gevallen
IgE-gemedieerd.
 Verhoogd risico op ontwikkeling van astma
 Vaccinaties
 Invloed op ontstaan van allergie en astma is een onderwerp van
discussie
 Balans van het immuunsysteem bij het jonge kind overhellen
naar T-helper lymfocyt respons ( T2 – evenwicht
 Wordt niet door alle studies bevestigd
 Vaccinaties zijn belangrijk en zeker bij kind met astma (
griepvaccin)
 Natuurlijk verloop
 60% van de zuigelingen die wheezing vertonen groeien hieruit na
de leeftijd van 3 jaar
 =transiënte wheezers
 14% evolueren naar beeld van persisterende wheezing of astma
 Voorbeschikkende factoren : eczeem, allergische sensibilisatie,
astma bij de moeder
3. Preventie
 Primair : preventieve maatregelen vooraleer het individu door de
ziekte getroffen is
 Secundair : het ontstaan van astma vermijden bij een kind dat
reeds allergisch is
 Tertiair : symptomen verminderen bij patiënten die reeds astma
hebben
 Primaire preventie
 Vermijden sigarettenrook
 Voedselallergenen in de zwangerschap : niet bewezen
 Keizersnede
 Huisstofmijt
 Huisdieren
 Borstvoeding : bescherming tegen infecties en allergie
 Vaccinaties
 Secundaire preventie
 Voorspellen welk kind een verhoogd risico heeft om astma te
ontwikkelen
 Persoonlijke of familiale atopie
 Multitrigger wheezer
 Astma Predictive Index
 Astma predictive index
 In de eerste 3 levensjaren , 3 episoden van wheezing per jaar
 Majeure criteria :
 Astma bij ouders
 Eczeem bij het kind
 Allergie bij het kind
 Mineure criteria :
 Allergische rhinitis
 Wheezing zonder bovenste luchtweginfectie
 > 4% eosinofielen in bloedbeeld
 Tertiaire preventie
 Vermijden van allergenen
 Aanpak van de leefomgeving
 Immunotherapie
4. Diagnose
 Diagnose van astma bij kinderen is MOEILIJK omdat episodisch
hoesten en wheezing ook vaak voorkomt bij kinderen die geen
astma hebben.
 Geen perfecte definitie, maar eerder een hele omschrijving
 Diagnose gebaseerd op klinische symptomen
 Wheezing
 Hoesten
 Dyspnee
 Beperkte fysieke aktiviteit
 Nachtelijke symptomen
 Atopische constitutie
 Positieve familiale anamnese astma/atopie
 Geen enkel symptoom is specifiek voor de diagnose astma
 Diagnostische testen
 Anamnese
 Klinische onderzoek
 Hyperinflatie
 Wheezing
 Atopische kenmerken
 Allergologisch onderzoek
 Piekstroommeter
 Spirometrie
 Fractionele excretie van NO
 Spirometrie
 FVC
 ESW
 MMEF
 ESW/VC : Tiffeneau
 Voor en na bronchodilatatie
 Stijging ESW van 10 – 12 %
 Stijging MMEF van 15 – 20 %
Normale spirometrie
Obstructieve longfunctie
 De fractionele excretie van NO
 Maat voor eosinofiele ontsteking in de luchtwegen
 Vanaf 6 jaar
 Normale Fe NO sluit astma niet uit
 Alternatieve diagnosen van respiratoire aandoeningen uitsluiten
 Inhalatie vreemd voorwerp
 Tic, nerveuse hoest
 Stembanddisfunctie
 Beperkte fysieke conditie
 Mucoviscidose
5. Behandeling van acuut astma
 Bèta2 –mimetica : snel en efficiënt toedienen
 Salbutamol
 Reeds vanaf de leeftijd van enkele maanden
 Werkingsduur 4 à 6 uur
 Relaxatie van het gladde spierweefsel
 Verbetering van de mucociliaire klaring
 Weinig effect bij bronchiolitis
 Puf
aerosol
 Puf
 via voorzetkamer
 Even efficiënt of efficiënter dan nebulisatie
 Nebulisatie
 Minder arbeidsintensief ( bij uitputting bij acuut astma)
 Er kan tegelijkertijd zuurstof toegediend worden
 Bij incoöperatie van de patiënt
 Dosis van salbutamol
 Hangt af van de ernst van het astma
 Weinig dosisaanpassing nodig bij jonge kind
 2 tot 4 puffs om de 2 à 3 uur
 8 tot 12 puffs om de 20 minuten bij ernstig astma
 Als geen verbetering van de klacht
 STATUS ASTMATICUS
ziekenhuisopname
 Anticholinergica
 Wanneer bèta2-mimetica slecht worden verdragen
 Als adjuvans bij bèta2-mimetica
 Corticosteroïden
 Prednisone of prednisolone
 1 à 2 mg /kg/dag in 2 dosissen met max. van 60 mg
 3 à 5 dagen
 Per oraal
 Wanneer de tweede inhalatie van bronchodilatatoren 20 minuten na
de eerste onvoldoende effect heeft
 Wanneer bronchusverwijders langer dan 24 à 48 uur toegediend
moeten worden om de 3 uur
 Inhalatiecorticosteroïden hebben onvoldoende effect om een acute
astma aanval te verbeteren
 Adrenaline
 Subcutaan
 0,01 ml/kg
 Wanneer geen enkel ander medicatie voorradig is
 Voordeel : snelle werking
 Nadeel : korte werkingsduur en nevenwerkingen zoals bleekheid,
tachycardie, agitatie
 Theofylline
 Goede bronchodilatator
 Te nauwe therapeutische marche
6. Behandeling van chronisch astma
 Indien herhaalde aanvallen van acute ademnood met wheezing,
dyspnee of hoesten voorkomen EN astma de meest
waarschijnlijke diagnose is.
 Inhalatiecorticosteroïden
 Meest efficiënt zowel bij kinderen onder 5 jaar als kinderen boven 5
jaar
 Montelukast
 In studieverband iets minder efficiënt
 In “ real life” zeer efficiënt : is gemakkelijker toe te dienen
Astmatherapieladder
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Stap 5
SABA
SABA
SABA
SABA
SABA
Indien nodig
Indien nodig
Indien nodig
Indien nodig
Indien nodig
ICS
ICS
ICS
Steroïden po
Lage dosis
Lage dosis +
LABA
Medium/
Hoge dosis +
LABA
Montelukast
Medium dosis
ICS of lage
dosis ICS +
montelukast
+ montelukast Anti IgE
Aanvalsmedicatie
Onderhoudsmedicatie
Voorkeur
Alternatief
Geen
Geen
Wat is een lage, medium of hoge dosis ICS?
Type ICS
Lage dosis µg
Medium dosis µg
Hoge dosis µg
Beclomethasone
100 – 200
> 200 – 400
> 400
Budesonide
100 – 200
> 200 – 400
> 400
Budesonide – neb
250 – 500
> 500 – 1000
> 1000
Fluticasone
100 – 200
> 200 – 500
> 500
 Neveneffecten inhalatiecorticosteroïden
 Zijn vooral dosis afhankelijk
 Bij dosis boven 400 µg per dag, duidelijke toename van de kans op
neveneffecten en weinig toename in effect van de behandeling
 Groeivertraging bij hoge dosis ICS, maar treedt ook op bij
ongecontroleerd of ernstig astma
 Kinderen tussen 4 en 10 jaar zijn gevoeliger voor groeivertraging
dan adolescenten
 Orale candidiasis
 Eczeem rond de mond
 Caries?
 Neveneffecten van montelukast
 Zeldzaam
 Gedragsstoornissen
 Niet dosis afhankelijk
 Verdwijnen snel bij stoppen van de behandeling
 Neveneffecten van langdurig gebruik van langwerkende bèta2-
mimetica
 Paradoxaal meer en meer ernstige astma aanvallen
 Nevenwerkingen van orale steroïden ( niet geïndiceerd in de
behandeling van astma bij kinderen! )
 Groeiretardatie
 Osteoporose
 Hirsutisme
 Hypertensie
 Obesitas
 Cataract
 Wanneer start men een onderhoudsbehandeling?
 Behandeling van astma is hoofdzakelijk symptomatisch
 Het natuurlijk verloop van astma wordt er niet door beïnvloed
 Het geeft wel een verbetering van de evolutie van de longfunctie op
lange termijn
 Antibiotica
 Hebben doorgaans geen plaats in de behandeling van astma
 Enkel indien uitlokkende factor mycoplasma pneumoniae of
chlamydia pneumoniae
 Mucolytica
 Hebben geen plaats in de behandeling van astma
 Kunnen zelfs bij inhalatie irritatie van de slijmvliezen en
bronchoconstrictie veroorzaken
 Antitussiva
 Zijn niet aangewezen in de behandeling van astma
 GINA guidelines
Global Initiative for Astma
geeft een algemene handleiding in de behandeling en
preventie van astma
 Inhalatiesystemen
 Nebulisatie of natte aerosol
 Enkel bij incoöperatie of totale uitputting van het kind
 Doseeraerosol ( puf ) met voorzetkamer
 0 – 3 jaar met neus-mondmasker
 4 – 5 jaar met mondstuk
 Poederinhalator
 Kan vanaf 5 à 6 jaar
 Een kind heeft een zwakkere longdepositie dan de volwassene
 Nauwere bronchi
 Hogere ademfrequentie
 Kleiner teugvolume
Soms hogere dosering nodig
 Grondige initiatie van het inhalatiesysteem is nodig bij de initiatie
maar ook bij de follow up
 De depositie van de partikels in de verschillende gebieden van
het respiratoir systeem hangt af van
 Partikelgrootte
 inspiratiemaneuver
 Longdepositie
 Doseeraerosol : 8 à 10 %
 Droogpoederinhalator : 10 à 30 %
Download