Hoofdstuk 4 - CRISP Maastricht

advertisement
REGELI NG
STRALI NGSHYGI ËNE
RANDWIJCK
DEEL II: Bescherming werknemer, milieu en patiënt
Standaard Doelvoorschriften
Algemene Procedures Randwijck
Academisch Ziekenhuis Maastricht
Universiteit Maastricht
MAASTRO clinic
Stichting Sanquin Bloedvoorziening
Biopartner Center Maastricht BV
Bescherming van werknemer, milieu en patiënt
INHOUD
Standaard doelvoorschriften
5
1.1
Dosislimieten
5
1.2
Blootgestelde werknemers
7
1.3
Deskundigheid
10
1.4
Het verlenen van een interne toestemming
11
1.5
Periodieke controles
11
1.6
Administratie en registratie
13
1.7
Incidenten en ongevallen
13
1.8
Milieu emissies
14
1.9
Classificatie van werkruimten
14
1.10
Open radioactieve bronnen in verspreidbare vorm
15
1.11
Ingekapselde bronnen
17
1.12
Ioniserende straling uitzendende toestellen
19
1.13
Werken met proefpersonen
21
1.14
Werken met proefdieren
21
Algemene procedures Randwijck
[link naar stralingsbeschermingsvoorschriften ]
Regeling Stralingshygiëne Randwijck: bescherming werknemer, milieu en patiënt (versie maart 2010)
3
Standaard doelvoorschriften
1.1
Dosislimieten
Als onderdeel van haar stralingshygiënisch beleid hanteren de instellingen op het terrein Randwijck
het ALARA-principe. Dit betekent, dat de ontvangen equivalente dosis zo laag mogelijk wordt
gehouden als op grond van economische en sociale overwegingen kan worden gerealiseerd.
Tevens hanteert deze richtlijn dosislimieten voor diverse groepen blootgestelden, te weten de
blootgestelde werknemers, de niet-blootgestelde werknemers, de leden van de bevolking en het milieu.
Voor patiënten gelden voor diagnose en therapie geen dosislimieten. Beperking van de
stralingsbelasting wordt in dit geval bereikt door het toepassen van het rechtvaardigingsbeginsel en de
gangbare procedures, die door de beroepsgroepen al worden gehanteerd.
1.1.1
Beroepsmatig
Voor de individuele stralingsbelasting voor beroepsmatig blootgestelde werknemers gelden de
volgende limieten:
*
een effectieve dosis van 20 mSv per jaar;
*
een equivalente dosis aan de ooglens van 150 mSv per jaar;
*
een equivalente dosis aan de handen en voeten van 500 mSv per jaar;
*
een equivalente dosis aan de huid over een oppervlak van 1 cm 2 van 500 mSv per jaar;
*
tijdens zwangerschap een effectieve dosis aan de foetus/embryo van 1 mSv.
1.1.2
Verzorgenden van behandelde patiënten1
Voor personen die willens en wetens diagnostisch of therapeutisch behandelde patiënten
verzorgen, geldt een dosilimiet van 1 mSv/jaar voor kinderen tot 10 jaar, 3 mSv/jaar voor
volwassenen en 15 mSv/jaar voor personen ouder dan 60 jaar.
1.1.3
Niet-beroepsmatig
Voor niet-beroepsmatig blootgestelde werknemers en bezoekers, niet behorend onder 1.1.1, op het
terrein Randwijck wordt in deze richtlijn een dosislimiet aangehouden van 1 mSv per jaar.
1 Getallen zijn ontleend aan aanbevelingen: Het werken met therapeutische doses radionucliden :
augustus 2004, min. VROM, SZW en de NVNG
Regeling Stralingshygiëne Randwijck: bescherming werknemer, milieu en patiënt (versie maart 2010)
4
1.1.4
Buiten de terreingrenzen
Voor de stralingsbelasting buiten het terrein Randwijck ten gevolge van emissies in lucht, lozingen op
het riool en directe straling vanuit de inrichting zal ALARA worden toegepast. Dit wil zeggen dat
zodanige voorzieningen worden aangebracht en maatregelen worden genomen, dat de
stralingsbelasting zo laag als redelijkerwijs mogelijk wordt gehouden onder afweging van
economische, sociale en medische factoren.
Hiertoe worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
*
de stralingsbelasting buiten de terreingrens van de inrichting als gevolg van werkzaamheden
binnen het terrein Randwijck dient in overeenstemming met de wet, kleiner te zijn dan 0.1
mSv/jaar;
*
voor patiënten, die na toediening van radioactieve stoffen voor diagnostiek of therapie het terrein
Randwijck verlaten, gelden de volgende regels:
-
diagnostiekpatiënten mogen zonder meer direct na behandeling naar huis;
-
therapiepatiënten, die behandeld zijn met open radioactieve bronnen in verspreidbare vorm,
worden pas ontslagen als aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Verder krijgen zij leefregels
mee naar huis.
*
voor personen, die willens en wetens, thuis diagnostisch of therapeutisch behandelde patiënten
verzorgen, geldt een dosislimiet van 1 mSv/ jaar voor kinderen tot en met 10 jaar,
3 mSv/jaar voor volwassenen en 15 mSv/jaar voor personen van 60 jaar en ouder2.
In het jaarverslag wordt door de algemeen stralingsdeskundige een overzicht gegeven van de totale
stralingsbelasting van het milieu tengevolge van alle stralingsbronnen binnen het terrein Randwijck
tezamen. De stralingsniveaus, verkregen door metingen en/of berekeningen, worden op de plattegrond
van het terrein in kaart gebracht en in gebouwen in de directe omgeving van het terrein als daar een
verhoogd stralingsniveau kan worden verwacht. Tevens zal een schatting worden gegeven van de
emissie in de lucht en de lozing op het riool.
1.2
Blootgestelde werknemers
Op grond van het Besluit Stralingsbescherming zijn richtlijnen opgesteld voor blootgestelde
werknemers. Het betreft richtlijnen over de indeling, het medisch toezicht, de persoonlijke
controlemiddelen, de aanmelding en de jaarlijkse melding.
Medewerkers die in de uitoefening van hun beroep een effectieve dosis van meer dan
1 mSv/ jaar kunnen ontvangen, worden blootgestelde werknemers genoemd. Onder stralingsdosis
wordt verstaan, het dosisequivalent dat wordt ontvangen naast de dosis uit natuurlijke
stralingsbronnen.
Tot de groep van blootgestelde werknemers kunnen worden gerekend:
-
coördinerend- en lokaal stralingsdeskundigen;
-
werknemers, die beroepsmatig worden blootgesteld aan ioniserende straling;
-
overige medewerkers, die een effectieve dosis kunnen ontvangen van meer dan 1 mSv/jaar.
Regeling Stralingshygiëne Randwijck: bescherming werknemer, milieu en patiënt (versie maart 2010)
5
1.2.1
Zwangere werknemers
Voor zwangere werkers dienen de arbeidsomstandigheden zodanig te zijn, dat de equivalente dosis
voor het ongeboren kind zo laag is als redelijkerwijs mogelijk maar zeker niet groter is dan 1 mSv op de
foetus vanaf het moment van melding van de zwangerschap.
Gedurende de borstvoeding kan zij worden vrijgesteld van handelingen, waarbij een meer dan gering
risico bestaat op radioactieve besmetting van het lichaam.
Een en ander staat uitgewerkt in de algemene regeling zwangerschap en ioniserende straling
Randwijck .
1.2.2
Categorie-indeling
De blootgestelde werknemers worden ingedeeld in twee categorieën blootgestelde werknemers, te
weten de categorie-A en de categorie-B:
personen behorende tot de A-categorie zijn diegenen die bij het verrichten van hun
werkzaamheden een effectieve dosis van meer dan 6 mSv/jaar kunnen ontvangen, een
equivalente dosis van meer dan 50 mSv/jaar op de ooglens en/of een equivalente dosis van
meer dan 150 mSv/jaar op de handen of voeten;
personen behorende tot de B-categorie zijn diegenen, die bij het verrichten van hun
werkzaamheden meer dan 1 mSv/jaar, doch minder dan 6 mSv/jaar kunnen ontvangen, een
equivalente dosis minder dan 50 mSv/jaar op de ooglens en/of een equivalente dosis minder
dan 150 mSv/jaar op de handen of voeten ontvangen.
De indeling in categorie A of B vindt plaats door de SBE op voorstel van de coördinerend deskundige.
Onder bijzondere omstandigheden kunnen ook niet-blootgestelde werknemers A- of Bwerkzaamheden verrichten. Hun werkzaamheden vinden dan plaats onder direct toezicht van de
lokaal deskundige.
Op grond van de als radiologische ruimte gedefinieerde werkplek wordt als voorbeeld de
categorie-indeling gehanteerd in Tabel 1, maar indeling is afhankelijk van de feitelijke
werkzaamheden.
2 Getallen zijn ontleend aan aanbevelingen: Het werken met therapeutische doses radionucliden :
augustus 2004, min. VROM, SZW en de NVNG
Regeling Stralingshygiëne Randwijck: bescherming werknemer, milieu en patiënt (versie maart 2010)
6
Tabel 1: mogelijke voorbeelden voor categorie-indeling blootgestelde werknemers3
Röntgentoestellen
Categorie-indeling
Vaste apparatuur
B
Mobiele apparatuur
B
Apparatuur hartfunctie
A
Interventie radiologie
A
Radioactieve stoffen
Gecontroleerde zone
A
Bewaakte zone
B
Verpleging therapie
B
Proefdier werkers
B
Ingekapselde bronnen
B
1.2.3
Persoonsdosimetrie
Alle blootgestelde werknemers zijn verplicht om bij de uitoefening van hun werkzaamheden een
persoonlijk controlemiddel te dragen. Het doel van dit controlemiddel is om de ontvangen
stralingsdosis van betrokkene adequaat te registreren. Voor persoonlijke dosiscontrole wordt gebruik
gemaakt van thermoluminescentie dosismeters (TLD's) van een erkende dosimetriedienst.
Iedere blootgestelde werknemer ontvangt een op naam gestelde TLD, die 4 weken moet worden
gedragen. Daarna wordt de dosismeter omgewisseld voor een nieuwe en door de erkende
dosimetriedienst uitgelezen. In het belang van een goede persoonlijke dosiscontrole dient de
blootgestelde werknemer de omwisselprocedure zorgvuldig op te volgen. De lokaal
stralingsdeskundigen verstrekken maandelijks nieuwe TLD's en zien toe op een goede omwisselprocedure. De uitslagen van de gemeten doses worden vierwekelijks verstrekt aan de betrokken
afdeling, die daar duidelijk bekendheid aan geeft. Bij handelingen/verrichtingen met röntgentoestellen
wordt bij interventieradiologie en interventiecardiologie binnen de complexvergunning Randwijck een
effectieve dosis gehanteerd, die een factor vijf lager is dan de badgedosis als gevolg van het dragen van
loodschorten en loodkragen. Er wordt hierbij toegezien op de draagdiscipline van de juiste loodkleding
van de blootgestelde werkernemers.
Een afschrift van de uitslagen wordt door de dosimetriedienst gezonden aan de algemeen
stralingsdeskundige.
De TLD moet worden gedragen op een plaats die representatief is voor de totale lichaamsdosis.
Afwijking hiervan mag alleen plaatsvinden in overleg met de lokale deskundige, die de afwijking
3
Per situatie en functie wordt aan de hand van een risicoanalyse bekeken of indeling in categorie A
dan wel B dient te geschieden. Dit kan onder meer afhangen van de aard en omvang van de
werkzaamheden in een bewaakte of gecontroleerde zone.
Regeling Stralingshygiëne Randwijck: bescherming werknemer, milieu en patiënt (versie maart 2010)
7
meldt bij de coördinerend deskundige (zie de algemene regeling persoonsdosimetrie en medisch
toezicht ).
Bij sommige toepassingen van stralingsbronnen kan aanvullende dosimetrie noodzakelijk zijn. Het
betreft:
meting van urine of de schildklier in verband met inwendige besmetting. De noodzaak om
aanvullende of vervangende metingen uit te voeren wordt vastgelegd in de interne toestemming.
Taakdosimetrie (b.v. voor een korte periode handelingen verrichten met stralingsbronnen).
Extremiteitendosimetrie bij handelingen, waarbij forse handdoses niet uitgesloten kunnen worden.
1.2.4
Medisch toezicht
De uitoefening van het medisch toezicht is opgedragen aan de stralingsarts.
Werkers die ingedeeld zijn als categorie A blootgestelde werknemers dienen een intrede onderzoek en
jaarlijks een medisch onderzoek te ondergaan.
Bij indeling in de categorie A, dient de stralingsarts zich op de hoogte te stellen van de omstandigheden
waaronder met ioniserende straling wordt gewerkt. De werkwijze voor de uitvoering medisch toezicht
blootgestelde werknemers staat beschreven in de algemene regeling persoonsdosimetrie en medisch
toezicht blootgestelde werknemers .
Regeling Stralingshygiëne Randwijck: bescherming werknemer, milieu en patiënt (versie maart 2010)
8
1.3
Deskundigheid
Onder deskundigheid wordt verstaan het vereiste denk- en handelingsniveau met betrekking tot de
stralingshygiëne verworven door opleiding en/of ervaring. Afhankelijk van de mate van betrokkenheid
bij radiologische werkzaamheden wordt een zekere deskundigheid vereist. Voor blootgestelde
werknemers is het opleidingsniveau wettelijk vastgesteld. De volgende niveaus worden
onderscheiden: 5a en 5b, 4a en 4b, 3 en 2, welke laatste het hoogste deskundigheidniveau omvat. In Tabel
2 zijn de deskundigheidsniveaus weergegeven voor de verschillende functies op het terrein Randwijck.
Tabel 2 Deskundigheidsniveau ingedeeld naar aard en locatie van de werkzaamheden
Radiologische werkzaamheden
Instructie/
Opleidingsniveau of
vergelijkbaar
Open radioactieve stoffen
- nucleair geneeskundige
- medisch nucleair werker
- stralingsfysicus
- verpleegkundige therapie
- klinisch chemicus
- radiofarmaceut
- blootgestelde werknemers B-en C-laboratoria
3
4B
3
5B
3
4B
5B
Diagnostiek Röntgentoestellen
- radioloog
- radiologisch laborant
- stralingsfysicus
- specialist, niet-radioloog
- tandartsen
- paramedicus met beperkte bevoegdheid
- instrumentatietechnicus
3M
4A
3
4M
5M
5A
5A
Therapie Bronnen en Toestellen
- radiotherapeut
- radiotherapeutisch laborant
- stralingsfysicus
- technisch fysici
- onderhoudstechnicus
Stralingsdeskundigen
-
algemeen stralingsdeskundige
stralingshygiënist SBE
coördinerend stralingsdeskundige
lokaal deskundige laboratoria (open bronnen)
lokaal deskundige toestellen
lokaal deskundige ingekapselde bronnen (< 10 bronnen
en/of toestellen met een gering risico)
3M
4A
3
3,4A
4A
Vereist
deskundigheidsniveau
2
3
3
3
4
5
Regeling Stralingshygiëne Randwijck: bescherming werknemer, milieu en patiënt (versie maart 2010)
9
1.4
Het verlenen van een interne toestemming
Zonder interne toestemming is het verboden handelingen en werkzaamheden te verrichten met
ioniserende straling.
Een interne toestemming voor het gebruik van stralingsbronnen wordt geregeld via een systeem van
interne toestemmingen en wordt verleend als verplichting in het kader van het Besluit
stralingsbescherming (Bs) en voor maximaal de omvang, zoals dat aangegeven is in de
complexvergunning Randwijck. In de interne toestemming worden de kenmerken van de
stralingstoepassing en de daaraan verbonden stralingshygiënische zorg vastgelegd.
Bij aanvraag van een interne toestemming voor een toepassing, bepalen de aard, omvang en
omstandigheden van de werkzaamheden of toestemming per keer categoraal, dan wel tijdelijk of
permanent wordt verleend. De interne toestemming wordt verleend binnen 6 weken na het indienen
van een ontvankelijke aanvraag.
Wanneer een toepassing wordt beëindigd, dient dit schriftelijk gemeld te worden bij de algemeen
stralingsdeskundige. Aan de hand van een jaarlijkse toetsing (audit) wordt bekeken of een vergunde
toepassing nog gerechtvaardigd is. Blootstelling van patiënten aan ioniserende straling mag
uitsluitend geschieden door of onder verantwoordelijkheid van een arts of tandarts.
Blootstelling van proefpersonen of vrijwilligers aan ioniserende straling bij een wetenschappelijk
onderzoek mag alleen geschieden door of onder verantwoordelijkheid van een arts of tandarts.
Het verlenen van een interne toestemming geschiedt door of namens het bestuur van de instelling,
door de algemeen stralingsdeskundige en (indien nodig) na beoordeling door de medisch ethische
commissie of dierexperimenten commissie.
De uitgangspunten en voorwaarden waaronder een interne toestemming wordt verleend staan
beschreven in de algemene regeling Aanvragen, verlenen, intrekken en toetsing van een interne
toestemming en de regeling Handelingen met ioniserende straling bij proefpersonen en proefdieren .
1.5
Periodieke controles
Periodieke controles zijn veiligheidscontroles, die regelmatig worden uitgevoerd om zowel de
werknemer, de patiënt als het milieu optimaal te beschermen tegen onbedoelde blootstelling aan
ioniserende straling die kan leiden tot een onbeheerste situatie. Tenzij anders aangegeven worden deze
controles uitgevoerd door of namens de lokale deskundige.
1.5.1
Blootgestelde werknemers
De stralingsdosis, die de blootgestelde werknemers kunnen ontvangen tijdens hun werkzaamheden,
wordt permanent gemeten met behulp van geschikte persoonlijke dosismeters, conform de algemene
regeling "Persoonsdosimetrie en medisch toezicht blootgestelde werknemers". Deze meters worden
vierwekelijks uitgelezen. Zo nodig worden aanvullende (inwendige) dosismetingen verricht.
1.5.2
Niet-blootgestelde werknemers
De effectieve dosis als gevolg van uitwendige bestraling buiten radiologische ruimten mag onder
normale werkomstandigheden de norm van 1 mSv/jaar niet overschrijden. De metingen worden
uitgevoerd conform een lokaal daartoe opgestelde procedure.
Regeling Stralingshygiëne Randwijck: bescherming werknemer, milieu en patiënt (versie maart 2010)
10
1.5.3
Stralingsbelasting van het milieu
Het stralingsniveau op de terreingrens moet regelmatig worden bewaakt door na te gaan of geen
veranderingen in de bestaande situatie zijn ontstaan. Dit wordt bewaakt door de algemeen
stralingsdeskundige.
1.5.4
Lektest van ingekapselde bronnen
Ingekapselde bronnen moeten periodiek worden gecontroleerd op lekkage van radioactiviteit conform
een lokaal daartoe opgestelde procedure. De maximaal toelaatbare besmetting is voor een bèta en/of
gammabesmetting 4 Bq/cm2 en voor een alfabesmetting 0,4 Bq/cm2.
1.5.5
Controle op radioactieve besmettingen
Werkplekken waarop met open radioactieve bronnen handelingen zijn verricht, moeten ten minste
eenmaal per maand worden gecontroleerd op afwrijfbare besmetting conform een lokaal daartoe
opgestelde procedure. Afhankelijk van de aard van de werkzaamheden dienen zonodig tussentijds
besmettingsmetingen te worden uitgevoerd. De maximaal toelaatbare besmetting is 4 Bq/cm2 voor
bèta en/of gammabesmettingen en 0,4 Bq/cm2 voor alfabesmettingen.
1.5.6
Ventilatiesystemen
Het ventilatievoud in de werkruimten, de onderdrukmeters en de goede werking van de LAF en
zuurkasten moeten periodiek (jaarlijks) worden gecontroleerd. Filters moeten regelmatig worden
gecontroleerd en waar nodig worden vervangen overeenkomstig een lokaal daartoe opgestelde
procedure.
1.5.7
Voorraad radioactieve stoffen
De voorraad van zowel open als gesloten bronnen moet aan de hand van de administratiegegevens op
ieder moment inzichtelijk zijn en periodiek worden gecontroleerd.
1.5.8
Stralingsmeetapparatuur
Stralings- en besmettingsmonitoren moeten ten minste éénmaal per jaar op doelmatigheid worden
gecontroleerd, conform een lokaal opgestelde procedure.
1.5.9
Ioniserende straling uitzendende apparatuur
Apparatuur die wordt gebruikt bij het onderzoek of de behandeling van de patiënt (zoals
röntgentoestellen, gammacamera's en dosiscalibratoren) moeten regelmatig worden gecontroleerd
volgens daartoe opgestelde kwaliteitsprotocollen.
Van alle periodieke controles moet, overeenkomstig de werkvoorschriften, een registratie worden
bijgehouden. Alle gegevens worden vastgelegd in het lokale en centrale Kernenergiewetdossier van de
betrokken toepassing.
Regeling Stralingshygiëne Randwijck: bescherming werknemer, milieu en patiënt (versie maart 2010)
11
1.6
Administratie en registratie
Ten behoeve van de informatievoorziening, het nemen van passende beleidsmaatregelen en voor inen externe verantwoording worden alle documenten die zijn gericht op stralingshygiëne
ondergebracht in een overzichtelijk beheersysteem, dat wordt aangeduid als het
Kernenergiewetdossier (KeWdossier). De procedure inrichting KeW-dossier beschrijft hoe het centrale
(SBE) KeW dossier alsmede de decentrale (afdelings- of lokale) dossiers dienen te worden ingericht. De
lokaal deskundigen zijn verantwoordelijk voor het actueel houden van de decentrale KeW-dossiers.
1.7
Incidenten en ongevallen
Een incident is een onverwachte, niet geplande gebeurtenis, waarbij sprake is van toename van het
stralingsniveau, besmettingsniveau en/of stralingsbelasting van personen.
Een ongeval is een incident waarbij persoonlijk letsel optreedt.
Voorbeelden van incidenten en ongevallen zijn:
*
ongeplande bestraling met een röntgentoestel, versneller of ingekapselde bron;
*
uitwendige en inwendige besmetting van personen;
*
besmetting van ruimten met radioactieve stoffen;
*
ongeplande emissies naar het riool en in de lucht;
*
ongevallen tijdens transport van radioactieve bronnen.
*
diefstal, vermissing en/of zoekraken van een stralingsbron.
De noodprocedures op het gebied van ioniserende straling moeten aansluiten op de door de
instellingen gehanteerde calamiteitenregelingen. Iedere calamiteit, incident, ongeval met en
vermissing van stralingsbronnen dient direct gemeld te worden aan de coördinerend
stralingsdeskundige en de algemeen stralingsdeskundige.
1.8
Milieu emissies
Onder emissies wordt verstaan:
*
lozingen van radioactieve stoffen naar het riool
*
lozingen van radioactieve stoffen naar de lucht
*
externe straling vanaf een bron
De milieuemissies worden getoetst op basis van de jaarlijkse inkoop van radionucliden, dan wel op
basis van de aangevraagde maximale activiteit genoemd in de verleende interne toestemmingen. De
overheid heeft als grens op basis waarvan vergunningverlening plaats vindt een secundair niveau
vastgesteld. Op basis van dit niveau zijn afgeleide grenswaarden vastgesteld voor water en
luchtlozingen. De omvang van de lozingen voor het terrein Randwijck staan beschreven in Deel I,
hoofdstuk 2 van deze Regeling en zijn berekend (bijlage in Deel III) aan de hand van de ministeriële
Regeling analyse gevolgen ioniserende straling voor het milieu (stscrt. 16 april 2002)
De risicobeperkende maatregelen en voorzieningen die betrekking hebben op personen buiten de
inrichting, zoals afschermingconstructies, restricties aangaande afstand, restricties qua gebruikstijd en
dergelijke die in aanmerking genomen zijn bij de schatting van het milieurisico, worden behandeld in
de risicoanalyse (zie Regeling: Deel III, Bijlage). Ter inschatting van de stralingsbelasting buiten de
terreingrens is op een aantal punten op de terreingrens voor het terrein Randwijck, waar een
Regeling Stralingshygiëne Randwijck: bescherming werknemer, milieu en patiënt (versie maart 2010)
12
maximaal risico is te verwachten, de multifunctionele individuele dosis (MID) berekend. In bepaalde
gevallen is de actuele individuele dosis (AID) gehanteerd om de externe effectieve dosis te toetsen
aan het secundair niveau. Een overzicht hiervan en de resultaten van de berekeningen zijn
beschreven in de Regeling: Deel III, Bijlage.
1.9
Classificatie van werkruimten
Overeenkomstig het Bs worden ruimten, waar ioniserende straling wordt toegepast al naar gelang het
risico, geclassificeerd als gecontroleerde zone (met gecontroleerde toegang) of bewaakte zone (met
passend toezicht) en dienen aan specifieke eisen te voldoen. Criteria voor de zonering en signalering
staan beschreven in de algemene regeling Waarschuwingssignalering en zonering van ruimten bij
handelingen met ioniserende straling .
Bij de toegang tot bewaakte zones en gecontroleerde zones dienen op daarvoor geschikte plaatsen
waarschuwingsborden of tekens en opschriften te worden aangebracht (het radioactiviteitsymbool
met de tekst radioactieve stoffen of röntgentoestellen , alsmede de tekst bewaakte zone of
gecontroleerde zone ). Alleen gekwalificeerde personen krijgen toegang tot deze zones.
1.10
Open radioactieve bronnen
Bij het omgaan met open radioactieve bronnen moet zorgvuldigheid worden betracht. Het
belangrijkste veiligheidsaspect is het voorkomen van radioactieve besmetting van personen, hun
omgeving en het milieu. Hierbij moet ook worden gedacht aan het beperken van de dosis als gevolg
van uitwendige bestraling. Ruimten in gecontroleerde en bewaakte zones, waar met radioactieve
stoffen wordt gewerkt moeten worden gecontroleerd op besmetting en schoongemaakt conform
daartoe opgestelde procedures of protocollen.
In het algemeen zullen werkzaamheden met radioactieve stoffen in verspreidbare vorm (open
bronnen) zoveel mogelijk worden uitgevoerd in de radionuclidenlaboratoria. Echter ook buiten deze
ruimten kunnen werkzaamheden met radioactieve stoffen worden uitgevoerd, bijvoorbeeld in
patiëntenonderzoekkamers voor diagnostisch onderzoek of in ruimten bestemd voor onderzoek met
proefdieren. De algemene regelingen genoemd in deze Regeling Stralingshygiëne Randwijck zijn hierop
van toepassing.
1.10.1 Aankoop en transport
De coördinerend stralingsdeskundige van een instelling of diens gemandateerde is verantwoordelijk
voor de inkoop, administratie/registratie, opslag en distributie van radioactieve stoffen en draagt er
zorg voor dat een en ander geschiedt volgens de lokale procedure, die in de interne toestemming is
aangegeven. Hierin zijn zonodig aanvullende specifieke regels gesteld. Waar nodig vraagt de algemeen
stralingsdeskundige een vervoersvergunning aan.
1.10.2 Opslag
Stockvoorraden radioactieve stoffen mogen uitsluitend worden opgeslagen in daartoe bestemde
bergplaatsen conform de voorwaarden, die vermeld staat in de interne toestemming.
Regeling Stralingshygiëne Randwijck: bescherming werknemer, milieu en patiënt (versie maart 2010)
13
1.10.3
Radioactief afval
In het gebouw van de Faculteit Health, Medicine and Life Sciences (UM) is in de kelder een opslagdepot
gesitueerd, waar het radioactief afval opgeslagen wordt afkomstig van de instellingen op het
Randwijck terrein. Dit depot wordt beheerd door de beheerder/lokaal deskundige van het complex van
radionuclidenlaboratoria van de Faculteit HML.
In de algemene regeling Radioactief afval Randwijck staan de procedures beschreven met betrekking
tot de logistiek, inzameling, scheiden, opslag en afvoer van het afval.
1.10.4 Begrenzing hoeveelheid radioactieve stoffen en handelingen
De hoeveelheid van een radionuclide en de radioactieve stof die gelijktijdig mag worden toegepast is
gebonden aan het aantal en de aard van de handelingen en de kenmerken van en voorzieningen in de
ruimte. De methode voor de berekening van deze parameters is door de overheid beschreven in de
bijlage radionuclidenlaboratorium mei 2002 , die als bijlage aan de Complexvergunning is toegevoegd
1.10.5
Toepassing in patiëntenruimten
Voor iedere diagnostische of therapeutische toepassing van radiofarmaca bij patiënten behoort een
protocol aanwezig te zijn overeenkomstig de aanbevelingen van de beroepsverenigingen. De bereiding
van radiofarmaca vindt plaats in de bereidingsruimte onder verantwoordelijkheid van de
radiofarmaceut. De toediening aan de patiënt vindt plaats in de daarvoor bestemde toedieningsruimte
of als het voor het onderzoek noodzakelijk is in één van de patiëntenonderzoekkamers. De toediening
geschiedt door de nucleair geneeskundige of een in zijn opdracht geautoriseerde bevoegd assisterende.
Tijdens deze handeling bevindt het radiofarmacon zich in een geschikte afscherming, tenzij dit door
speciale omstandigheden niet mogelijk is. Op de werkplek dient een geschikte monitor voor het meten
van een besmetting aanwezig te zijn. Tevens beschikt de afdeling over een omgevingsmonitor.
Toediening buiten de afdeling nucleaire geneeskunde, in ruimten die niet staan beschreven in de
interne toestemming, kan alleen worden toegestaan door de nucleair geneeskundige. Hiervan dient
een register te worden bijgehouden.
Na een toediening wordt de werkplek waar de toediening heeft plaatsgevonden op besmetting
gecontroleerd volgens een daartoe opgestelde procedure. Indien een besmetting wordt geconstateerd,
dan moet deze zo spoedig mogelijk worden opgeruimd. Besmette materialen dienen daarbij
overeenkomstig de voorschriften in de algemene regeling Radioactief afval Randwijck te worden
behandeld.
1.10.6 Ontslag van patiënten
Voor patiënten, die na toediening van radioactieve stoffen voor diagnostiek of therapie de instelling
verlaten, gelden de volgende regels:
-
diagnostiekpatiënten mogen zonder meer direct na behandeling naar huis;
-
therapiepatiënten, die behandeld zijn met open radioactieve bronnen in verspreidbare vorm,
worden pas ontslagen als aan bepaalde landelijke en door de overheid erkende ontslagcriteria
is voldaan. Patiënten die worden ontslagen krijgen leefregels mee naar huis overeenkomstig de
daartoe opgestelde procedure.
Regeling Stralingshygiëne Randwijck: bescherming werknemer, milieu en patiënt (versie maart 2010)
14
1.11
Ingekapselde bronnen
Een ingekapselde radioactieve bron is een stralingsbron, die wordt gevormd door radioactieve stoffen
welke zijn ingebed in of gehecht aan vast, niet radioactief dragermateriaal, of zijn omgeven door een
omhulling van niet-radioactief materiaal. De constructie van de bron voldoet aan de eisen daaraan
gesteld in de International Standard ISO 2919:1999 of is zodanig geconstrueerd dat verspreiding van
radioactiviteit wordt voorkomen. Ingekapselde radioactieve bronnen worden toegepast ten behoeve
van diagnostiek, research en ijking van apparatuur, alsmede voor therapie bij patiënten. Als
uitgangspunt voor de veiligheidsmaatregelen geldt, dat bij toepassing van de ingekapselde bronnen de
radioactieve stof niet vrijkomt. Onzorgvuldig omgaan met ingekapselde radioactieve bronnen kan
onnodige bestraling van mensen veroorzaken. Bij het gebruik van ingekapselde bronnen dient men te
werk te gaan overeenkomstig de lokale procedures, die aangegeven staan in de verleende interne
toestemming.
1.11.1 Aankoop
Voor de toepassing van een nieuw type ingekapselde bron moet een interne toestemming worden
aangevraagd. De aanvrager zal onder meer moeten aantonen dat de kwaliteit van de ingekapselde
bron voldoende is om bescherming te bieden in de omstandigheden waarin deze wordt toegepast.
Minimaal dienen de volgende gegevens bij aankoop geleverd te worden en op de werklocatie aanwezig
te zijn:
-
bronspecificatie met als de belangrijkste gegevens bronsterkte, constructie bronhouder, de
toegestane gebruikscondities, de halveringstijd en afschermingseisen;
-
werkinstructie voor het veilig toepassen en opslaan van de bron, afgestemd op de lokale werkplek;
-
grafiek met isodosiscurven, waarin de dosistempi voor diverse afstanden en zonodig in diverse
richtingen worden aangegeven.
1.11.2 Beheer
Voor een verantwoord beheer wordt alle relevante informatie van de ingekapselde bronnen
opgenomen in het Kernenergiewetdossier.
Van bronnen die het afgelopen jaar zijn aangeschaft, afgekeurd, buiten gebruik gesteld of als afval zijn
afgevoerd, wordt onder verantwoordelijkheid van de coördinerend stralingsdeskundige een registratie
bijgehouden.
Ingekapselde bronnen, welke zich in een bronhouder bevinden, mogen niet onbeheerd achtergelaten
worden. De ruimte waarin zich de bron bevindt mag niet toegankelijk zijn voor onbevoegden en moet
voorzien zijn van een waarschuwingssymbool van radioactiviteit.
De volgende eisen worden gesteld aan de bronhouder:
-
de bronhouder moet de bron goed omsluiten
-
de aanwezigheid van de bron in de bronhouder moet op eenvoudige wijze zijn vast te stellen.
-
de bronhouder moet een brandwerendheid hebben van ten minste één uur of zodanig te zijn
gefixeerd, dat de bronhouder snel te verwijderen is in geval van een calamiteit.
Regeling Stralingshygiëne Randwijck: bescherming werknemer, milieu en patiënt (versie maart 2010)
15
Overeenkomstig de daartoe opgestelde procedure moeten de bronnen/bronhouders bij binnenkomst en
indien van toepassing minimaal eenmaal per jaar worden getest op lekkage. Tevens moet in deze
procedure worden beschreven de bijzondere veiligheidsvoorschriften en de maatregelen die genomen
moeten worden na het constateren van lekkage.
Alle ingekapselde bronnen worden aan het eind van de werkdag of na beëindiging van de
werkzaamheden opgeslagen in een daarvoor aangewezen bergplaats. Bronnen die afgekeurd zijn of
niet meer te gebruiken zijn worden als afval afgevoerd overeenkomstig de algemene regeling
Radioactief afval Randwijck .
Per type stralingsbron of toepassing kunnen één of meer specifieke procedures van toepassing zijn, die
zijn beschreven in de interne toestemming.
1.11.3 Gaschromatografie
De radioactieve bron die deel uitmaakt van een detector voor gaschromatografie wordt beschouwd als
een gesloten bron met een relatief kwetsbaar oppervlak.
Controle op besmetting van de detectoruitgang vindt bij normaal gebruik minstens één keer per jaar
plaats. Deze controle dient onmiddellijk plaats te vinden na het overschrijden van de toegestane
detector temperatuur en na vervuiling van de detector door corrosieve analysemonsters. De lektest
wordt alleen op de radioactieve folie uitgevoerd als de controle van de directe omgeving een
aanwijzing voor besmetting geeft. Voor een detectoruitgang geldt de norm voor een afwrijfbare
besmetting van < 18,5 Bq.
1.11.4 IJk- en referentiebronnen
Het transport van de ijk en/of calibratiebron geschiedt in de daarvoor bestemde bronhouder. Bij het
gebruik van de ijk en/of calibratiebron moeten de werkvoorschriften en veiligheidsinstructies die bij de
betreffende bron horen, worden opgevolgd. Bij het beëindigen van de werkzaamheden moeten de ijk
en/of calibratiebronnen altijd worden opgeslagen in de daarvoor bestemde bergplaats. De ijk en/of
calibratiebronnen moeten periodiek op lekkage worden gecontroleerd.
1.11.5 Bestralingsbron Bloedbank
Voor het bestralen van bloedproducten is een Cs-137 bron gesitueerd bij de Stichting Sanquin
Bloedvoorziening (Regio Zuid-Oost). Bij het gebruik van deze bron dienen de specifieke
veiligheidsinstructies en werkvoorschriften opgevolgd te worden volgens de lokaal daartoe opgestelde
procedure. Eén maal per jaar vindt meting plaats van het stralingsniveau en wordt een lektest
uitgevoerd overeenkomstig een daartoe opgestelde procedure.
1.11.6 Bronnen t.b.v. medische therapie (Brachy therapie)
Bij het gebruik van bronnen ten behoeve van brachy therapie dienen de specifieke
veiligheidsinstructies en werkvoorschriften opgevolgd te worden volgens een lokaal daartoe
opgestelde procedure. De ingekochte bronnen dienen getest te worden overeenkomstig de daarvoor
Regeling Stralingshygiëne Randwijck: bescherming werknemer, milieu en patiënt (versie maart 2010)
16
opgestelde procedure. In de interne toestemming zijn deze procedures voor ingekapselde bronnen ten
behoeve van brachy therapie beschreven.
1.12
Ioniserende straling uitzendende toestellen
Röntgensystemen worden gebruikt voor:
-
medische diagnostiek
-
medische simulatie
-
diagnostiek bij proefdierexperimenten
-
therapie bij proefdierexperimenten
-
opleidingsdoeleinden
Deeltjesversnellers worden gebruikt voor:
-
medische therapie
1.12.1 Aankoop en ingebruikname van röntgentoestellen en deeltjesversnellers
Aanschaf van röntgentoestellen en deeltjesversnellers is een verantwoordelijkheid van de betreffende
beheerseenheid of afdeling. Aanschaf en ingebruikname van deze apparatuur is alleen toegestaan
nadat hiervoor een interne toestemming is verleend. Röntgensystemen voor medische toepassingen
mogen alleen worden bediend door radiodiagnostisch laboranten (niveau 4a) en andere bevoegd en
bekwaam assisterenden (niveau 5), conform de mandateringsregeling zoals opgenomen in deel III van
deze Regeling.
Deeltjesversnellers voor medische verrichtingen toepassingen mogen alleen worden bediend door
radiotherapeuten of in hun opdracht radiotherapeutisch laboranten (niveau 4a).
Bediening van röntgenapparatuur voor niet-medische toepassingen (proefdierexperimenten of
opleidingsdoeleinden) mag alleen geschieden door personen met een daartoe erkende opleiding
(niveau-5 A/B).
Gefixeerde toestellen mogen alleen worden gebruikt in daarvoor aangewezen ruimten.
Mobiele röntgentoestellen mogen alleen buiten een röntgenkamer worden gebruikt wanneer de
patiëntenzorg dit noodzakelijk maakt.
Bij elk toestel dient een schriftelijke bedieningsinstructie met, voor zover van toepassing, de benodigde
veiligheidsvoorschriften aanwezig te zijn.
Ioniserende straling uitzendende toestellen moeten als zodanig herkenbaar zijn door passende
waarschuwingstekens (radioactiviteitsymbool met de toevoeging röntgenstraling ) aangebracht op de
toegangsdeur van de ruimte, waarin deze toestellen zich bevinden.
Elk toestel dient doeltreffend tegen gebruik door onbevoegden te zijn beveiligd. Naast organisatorische
maatregelen dient deze beveiliging bij voorkeur te geschieden langs mechanische weg. Een adequate
signalering en/of deurvergrendeling dient aanwezig te zijn.
Regeling Stralingshygiëne Randwijck: bescherming werknemer, milieu en patiënt (versie maart 2010)
17
1.12.2 Onderhoud en buitengebruikstelling van ioniserende straling uitzenden toestellen
De ruimten waarin toestellen worden gebruikt moeten bouwkundig zodanig zijn ontworpen en
stralingshygiënisch zijn afgeschermd, dat de wettelijk gestelde dosislimieten voor niet blootgestelde
werknemers en voor het milieu niet worden overschreden. De specifieke eisen en procedures met
betrekking tot de stralingshygiëne rond toestellen zijn beschreven in de interne toestemming.
Als een toestel wordt afgevoerd moet een aanvraag voor intrekking van de interne toestemming
worden ingediend. Het toestel mag pas worden afgevoerd nadat de interne toestemming is
ingetrokken. De afdeling is verantwoordelijk voor de aanvraag van een interne toestemming en voor
de aanvraag tot intrekking ervan.
Elk nieuw geïnstalleerd toestel, of toestel waarin wezenlijke veranderingen zijn aangebracht moet
worden onderworpen aan een technische en stralingshygiënische acceptatietest. Acceptatietesten van
nieuwe of recent geïnstalleerde gebruikte apparatuur levert de zekerheid op dat deze apparatuur
voldoet aan de specificaties van de producent, aan de bij de aankoop door de gebruiker gestelde eisen
en aan de gestelde wettelijke normen. De klinisch fysicus accordeert kwaliteitsprotocollen met
betrekking tot de goede werking, de kwaliteit en de veilige staat van stralingsbronnen en
beeldvormende systemen. Onder zijn verantwoording worden handelingen uitgevoerd door bevoegd
(para)medisch en technisch personeel. De kwaliteitsborging voldoet minimaal aan de richtlijnen voor
kwaliteitsbewaking, zoals die is opgesteld in opdracht van het ministerie van VWS.
De instrumentatietechnicus (in opdracht) van het azM of Maastro is bevoegd om röntgentoestellen,
resp. deeltjesversnellers, in gebruik te stellen. Hij verricht onderhoud en voert kwaliteitscontroles uit
en overlegt periodiek met de klinisch fysicus over de goede werking en staat van de apparatuur en de
afscherming daarvan. De bevindingen worden gerapporteerd aan de ondernemer in kopie aan de
betrokken coördinerend stralingsdeskundige.
Bij ontoelaatbare afwijkingen van de technische specificaties wordt het toestel onder
verantwoordelijkheid van de betrokken coördinerend deskundige tijdelijk, dan wel definitief buiten
gebruik gesteld.
Vervanging en/of afvoer van toestellen moet door de betrokken afdeling tijdig worden gemeld, met
daarin tevens aangegeven de reden van de vervanging. De beëindiging van het gebruik van een toestel
moet vooraf worden gemeld. De algemeen stralingsdeskundige draagt zorg voor de afhandeling van de
beëindiging van de interne toestemming.
1.13
Werken met proefpersonen
Blootstelling van proefpersonen of vrijwilligers aan radioactieve stoffen en ioniserende straling
uitzendende toestellen bij een wetenschappelijk onderzoek of medische toepassing mag alleen
geschieden door of onder verantwoordelijkheid van een arts of tandarts. Het verlenen van een interne
toestemming hiervoor geschiedt door de algemeen stralingsdeskundige namens het bestuur van de
instelling aan de hand van een adequaat protocol na goedkeuring van de medisch-ethische commissie,
afdelingshoofd e.e.a. overeenkomstig de algemene regeling handelingen met ioniserende straling bij
Regeling Stralingshygiëne Randwijck: bescherming werknemer, milieu en patiënt (versie maart 2010)
18
proefpersonen en proefdieren . Bij het toedienen van radioactieve stoffen aan proefpersonen wordt
gewerkt conform de algemene regeling biomedisch onderzoek bij proefpersonen en overeenkomstig
de aanbevelingen, die beschreven zijn in ICRP-62.
1.14
Werken met proefdieren
Dierproeven met blootstelling van dieren aan radioactieve stoffen en ioniserende straling uitzendende
toestellen mogen alleen worden uitgevoerd na afgifte van een interne toestemming door de algemeen
stralingsdeskundige.
De uitgangspunten rechtvaardiging en ALARA worden hierin expliciet uitgewerkt. Een gedegen
beschrijving van de doelstellingen en de getroffen maatregelen om het aantal proefdieren te
beperken maken hier onderdeel van uit. De stralingsdosis van proefdieren mag niet groter zijn
dan noodzakelijk voor het experiment. Blootstelling van proefdieren aan ioniserende straling
uitzendende toestellen mag uitsluitend worden uitgevoerd door blootgestelde werknemers
overeenkomstig de algemene regeling “handelingen met ioniserende straling bij onderzoek met
proefpersonen en proefdieren”. Voorwaarden zijn daarnaast dat men toegelaten art. 12
functionaris is en dat toestemming is gegeven voor de uitvoering van dierproeven door de
Dierexperimentele Commissie en de coördinerend deskundige. Bij proefdieren, die worden
blootgesteld aan ioniserende straling, wordt gehandeld overeenkomstig de procedure
“dierexperimenteel onderzoek met ioniserende straling”.
Regeling Stralingshygiëne Randwijck: bescherming werknemer, milieu en patiënt (versie maart 2010)
19
Download