Gammadetector Een gammadetector bestaat uit een groot kristal dat licht uitzendt als het door gammastraling wordt getroffen. Een matrix van fotodetectoren achter het kristal legt de plaats van elke lichtflitsje in het kristal vast. Door gammadetectoren rond de patiënt te plaatsen (of rond te laten draaien), kan een computer een driedimensionaal beeld construeren van de radioactieve stof in het lichaam. Radioactieve labels Zoekstoffen (die zich bijvoorbeeld binden aan tumorcellen of hartweefsel) worden gekoppeld met een radioactieve isotoop. Ze krijgen als het ware een radioactief 'label' dat detecteerbaar is in het lichaam. Radioactief label Zoekstoffen a Meting U-SPECT: Proefdier De operator bepaalt met behulp van drie camera's 5 welk deel van het proefdier gescand moet worden. Per meting wordt een cilinder van 12 mm (diameter) bij 8 mm doorgemeten. c 5 4 Straling detecteren Radioactieve stoffen vallen uiteen en zenden daarbij radioactieve straling uit. Speciale scanners, isotopenscanners, kunnen deze straling meten. De straling geeft aan waar de radioactieve labels, en dus de zoekstoffen, zich concentreren in het lichaam. Op deze plaatsen, in weefsels of organen, nemen de cellen (bijv.) meer voedingsstoffen uit het bloed op dan gewone gezonde lichaamscellen. Dit kan een indicatie zijn voor de aanwezigheid van tumorcellen. Met isotopenscans kunnen uitzaaiingen worden aangetoond die bij een traditionele CT-scan niet zichtbaar zijn. Collimatorplaat Omdat de radioactieve iosotoop in het lichaam in alle richtingen straling uitzendt, zou een groot deel van de detector worden getroffen 2 . De bron van de straling blijft dan onduidelijk. Vlak voor het detectiekristal bevindt zich daarom een loden collimator, een plaat lood met gaatjes 3 , die alleen loodrecht invallende straling doorlaat. Een lichtflits in het kristal kan alleen afkomstig zijn van een radioactieve bron in de patiënt loodrecht onder de getroffen plaats op de detector. Met één detector wordt de diepte van de gammabron in het lichaam niet gemeten. De werking van nieuwe geneesmiddelen wordt getest op muizen. Bijvoorbeeld het mechanisme dat er voor moet zorgen dat medicijnen zich binden aan tumorcellen maar gezond weefsel negeren. Om deze koppeling te bestuderen krijgen muizen een tumor ingebracht Vervolgens worden (bijv.) radioactief gelabelde antilichamen ingespoten die zich moeten hechten aan de tumor. Een isotopenscan laat zien of de antilichamen zich daadwerkelijk concentreren op de (bekende) lokatie van de tumor. Röntgenbuis Inspuiten detectiestof De patiënt (of een muis) krijgt een kleine hoeveelheid radioactieve stof ingespoten 1 (of toegediend via voedsel). De stof verspreidt zich door het lichaam. Na circa een uur kan een scan worden gemaakt. 1 Muistumoren b Meting U-SPECT: Meetgebied De muis krijgt radioactieve stof ingespoten en wordt onder narcose gebracht. Het dier wordt op een verwarmd bedje in een houder gelegd die op een arm 4 de scanner in schuift. Meting U-SPECT: Collimator werkt als vergroter Om een grotere meetnauwkeurigheid te realiseren is de platte collimatorplaat vervangen door een cilindervormige collimator 6 met gaatjes in de buiswand. Deze gaatjes, of 'pinholes' 7 , laten alleen straling door die vanuit één specifiek gebied worden uitgezonden. Elk gaatje werkt hierbij als een 'camera obscura' die de straling op drie vaste detectoren projecteert. De verhouding tussen de afstanden tussen proefdier, collimatorwand en de detector bepaalt de vergrotingsfactor (circa 10). Op deze manier is het scheidend vermogen van de U-SPECT verkleind van 10 mm 8 naar 0,35 mm 9 . Door de positie van de muis t.o.v. de collimator te veranderen, kan de straling in een groter meetgebied worden bepaald. SPE C T- S C A N N E R Scanner voor patiëntenonderzoek Een SPECT-scanner (Single Photon Emission Tomography) richt zich op het meten van een enkel gammafoton. Isotopen geschikt voor SPECT (bijv. Technetium of Jodium) zenden bij hun verval een enkel foton uit. SPECT-isotopen hebben halfwaardetijden van enige uren tot dagen. De meetonnauwkeurigheid van deze techniek is circa 10 mm. Gammadetector U-SPECT Scanner speciaal voor kleine proefdieren De U-SPECT heeft een ingebouwde CTscanner (een draaiende röntgenbuis maakt 3D röntgenbeelden) zodat de lokatie van de radioactieve straling in een 3D-anatomisch beeld kan worden getoond. De onzekerheid van het beeld van een SPECTscan is circa 10 mm. Deze onnauwkeurigheid is voldoende voor een scan van een mens, maar is niet voldoende om tumoren in de hersenen of lever van een muis te bestuderen. Om ook bij kleine proefdieren scherpe scans te kunnen maken, is de U-SPECT ontwikkeld. Collimatorbuis SPECT 6 U-SPECT 8 2 Meetonnauwkeurigheid detector 3,5 mm Zonder collimator Gammastraling d Meting U-SPECT: CT-scan 3 20 cm Collimatorplaat 9 6 2 cm Onnauwkeurigheid meting 0,35 mm Pinhole 7 illustratie & tekst: Eric Verdult, www.kennisinbeeld.nl C 2010