Interne toezichtraad als zelfsturend team: verkenning van toepasbaarheid van concept Samenvatting In dit artikel wordt verkend wat de mogelijkheden zijn voor de toepassing van het concept zelfsturende teams op toezichtraden van woningcorporaties in Nederland. In een theoretische uitwerking wordt betoogd dat er drie modi zijn voor zelfsturende teams, namelijk agile, stationary autonomous en resilient. Deze modi hebben elk eigen kenmerkende kwaliteiten. Voor zover bekend is het concept zelfsturende teams nog niet toegepast op toezichtraden. Er kunnen theoretische overwegingen zijn om deze toepassing af te wijzen. Bij nadere beschouwing houden eventuele bezwaren geen stand. Het raamwerk van zelfsturende teams lijkt een kansrijk raamwerk te bieden voor de analyse en evaluatie van toezichtraden van woningcorporaties en andere organisaties. Of dat daadwerkelijk het geval is moet blijken in verdere uitwerkingen en toetsend onderzoek. 1 Inleiding en vraagstelling In de lijn met managementliteratuur over zelfsturende teams zullen de gedachten als eerste uitgaan naar onderdelen van de overheidsorganisatie die belast zijn met de uitvoering en die zich bij die uitvoering omgeven weten door mondige burgers en bewegelijke organisaties. Deze toepassingslaag kies ik niet in mijn artikel. In plaats daarvan wil ik interne toezichtraden van woningcorporaties beschouwen als zelfsturende teams. Het idee van zelfsturing ontstaat eind jaren tachtig van de vorige eeuw, een periode waarin de Nederlandse overheid zoekt naar alternatieven voor centrale staatssturing. In een voor Nederlandse begrippen ongekende beleidshervorming wordt de aansturing van de sociale huursector vernieuwd. Een slagwoord is verzelfstandiging: ‘eigen broek ophouden’ en eigen verantwoordelijkheid in de vorm van ‘sociaal ondernemerschap’ (VROM, 1989; Zoon, 1988). Onderdeel van de centrale sturing was een tamelijk omvattend toezicht door centrale en provinciale inspecties (Koffijberg, 2005). Na een korte periode van toezicht door gemeenten kiest de regering voor een vorm van zelfsturend toezicht (Tweede Kamer, 2014).In het Besluit beheer sociale huursector (BBSH 1993) is vastgelegd dat corporaties een interne toezichtraad dienen in te stellen, waarbij een voorkeur bestaat voor de stichting als rechtsvorm. In de stichting is de raad van toezicht of de raad van commissarissen het hoogste orgaan en hoeft geen verantwoording meer af te leggen aan een jaarlijkse algemene ledenvergadering. De raden benoemen uit eigen kring een voorzitter, en gaan zelf over de werving en selectie van nieuwe raadsleden en de agendering van de vergaderingen en de wijze van verantwoording. De raad is dus autonoom, wat letterlijk wil zeggen dat ze zelf de wet kan stellen, ofwel zelfsturend en -regulerend. Vooral in de bewindsperiode van minister Dekker (2003-2006) vaart de regering op de zelfsturing, eigen verantwoordelijkheid en ondernemerschap van de 2 corporaties (Tweede Kamer, 2014a). De verwachting was dat de intern toezichthouders in lijn met het voorgenoemde besluit het beleid van de corporatie beter zouden kunnen beoordelen in relatie tot de plaatselijk verschillende omstandigheden. Na een begin met hooggespannen verwachtingen loopt de verzelfstandiging van de woningcorporaties uit op een teleurstelling. Na een reeks van vermeende integriteitschendingen en wanbeleid door een deel van de bestuurders en passiviteit van toezichthouders besluit de Nederlandse Tweede Kamer een parlementaire enquête te houden naar het bestuur en de governance van de woningcorporaties (Esmeijer, 2013). De parlementaire commissie rapporteert negatief over de werking van zelfregulering (Tweede Kamer, 2014b). Naar aanleiding van de debacles bij de woningcorporaties en de parlementaire enquête beperkt de overheid als wetgever de autonomie van de toezichtraden ingrijpend. Dit artikel behandelt toezichtraden van woningcorporaties vanuit het concept van zelfsturende teams. Het is de vraag of deze begripstoepassing theoretisch gezien te beargumenteren is. De wetenschappelijke literatuur over zelfsturende teams is weliswaar omvangrijk maar pas het laatste decennium komen auteurs tot begripsafbakening en verrichten ze aan de hand van die begrippen empirisch onderzoek (McCann, Selsky, & Lee, 2009; Santos Bernardus & Hanna, 2009; Lee & Xia, 2010; Hoda, Noble, & Marshall, 2011; McCann & Selsky, 2012) Veel voorgaande literatuur is prescriptief van aard, dient als handboek voor managers en gaat geregeld gepaard met een combinatie van anekdotische en retorische bewijsvoering (Lee & Xia, 2010). Er is ook een bulk van weblogs over dit fenomeen. Aan dc hand van deze literatuur worden eigenschappen van en vereisten voor zelfsturende teams samengevat. Vervolgens is het de vraag of het concept van zelfsturende teams toe te passen is op de toezichtraden, en zo ja, welke aspecten dan van belang zijn. De vraagstelling van dit artikel is als volgt opgebouwd: 1. Vanuit welke theoretische invalshoeken valt het concept zelfsturende teams te benaderen, en welke vereisten en eigenschappen zijn daarbij van belang? 2. Zijn toezichtraden van woningcorporaties theoretisch te beschouwen als zelfsturende teams en welke van de kwaliteiten van zelfsturende teams zijn relevant gezien de taak die de raden hebben uit te voeren? De twee vragen zullen beantwoord worden aan de hand van een beperkte literatuurstudie en een theoretische doordenking van de toepassing van het concept zelfsturende teams op toezichtraden. 3 2 Concept zelfsturing en uitwerkingen In deze paragraaf wordt antwoord gegeven op de vraag vanuit welke theoretische invalshoeken het concept zelfsturende teams valt te benaderen, en welke vereisten en eigenschappen daarbij van belang zijn. Als er in de literatuurdatabase gezocht wordt op zelfsturende teams komen twee begrippen prominent in beeld, namelijk agile teams (agility) en resilient teams (resilience). Agility is een begrip dat sinds 1995 in de literatuur te vinden is (Santos Bernardus & Hanna, 2009). Het begrip is in Nederland bekend als wendbaarheid, wendbare organisaties etc (Gerrits, Groot, & Venneman, 2013; Brinkman, 2014). Het begrip neemt een grote vlucht bij de ontwikkeling van software (Conboy & Fitzgerald, 2004; Lee & Xia, 2010). In plaats van vooraf volledig gespecificeerde en gedocumenteerde ontwerpen gaat men in teams stapsgewijs aan het werk met doorlopende input van klanten (Larman, 2004). Er is daardoor in te gaan op evoluerende eisen aan functionaliteit, zonder dat projecten ontsporen qua geld en doorlooptijd. De ontwikkelende teams krijgen van de hogere managementlagen relatieve autonomie en discretionaire bevoegdheden (Highsmith & Cockburn, 2001). Er ontstaan diverse commerciële concepten en communities met manifesto’s, (Schwaber & Sutherland, 2014) waarvan te noemen zijn de Agile Alliance (www.agilealliance.org) en Scrum Alliance (www.scrumalliance.org). Het zijn dus bij uitstek uitvoerende teams die onder het begrip agile zelfsturend mogen opereren. Opgemerkt zij dat het begrip agility zowel op het niveau van medewerkers, van teams en van hele onderneming toegepast wordt (Sherehiy, Karwowski, & Layer, 2007; McCann & Selsky, 2012). Een tweede begrip is zoals gezegd resilience. Dit begrip is van origine een eigenschap van adaptieve, sociaal-ecologische systemen (Holling, 1973; Folke, Carpenter, Walker, Scheffer, Chapin, & Rockström, 2010). Het begrip vindt een voedingsbodem in publicaties over veiligheid en risicobeheersing (Douglas & Wildavsky, 1982). Ook hier is het een dynamische modus tegenover een modus waarbij alles van te voren voorzien en gedefinieerd is (‘anticipation’ zie Douglas & Wildavsky, 1982). Resilience is te vertalen als veerkracht ofwel het vermogen om onvoorziene omstandigheden het hoofd te bieden en tegenslagen te boven te komen. Resilience is een sleutelwoord bij activiteiten met een hoog veiligheidsrisico in diverse sectoren (Ayyub, 2013). Onder dergelijke omstandigheden moet snel gehandeld worden wanneer er fouten optreden of er andere onverwachtse gebeurtenissen zich voordoen. Tegenwoordig is het risicobesef bij de besluitvorming in grote ondernemingen sterk toegenomen, waardoor er ook naar team resilience in de top deze organisatie gekeken wordt 4 (Carmeli, Friedman, & Tishler, 2013). Het begrip is wat later commercieel ontdekt, maar heeft minstens zo’n grote vlucht genomen1. In de beginjaren van de literatuur over agility bestond er mogelijk een onopgemerkte overlap met resilience (Conboy & Fitzgerald, 2004, p. 2): “The ability of an entity to proactively, reactively or inherently embrace change in a timely manner, through its internal components and its relationships with its environment”. In een latere studie wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de twee begrippen (McCann, Selsky, & Lee, 2009, p. 46). Agility Resilience “The capacity for moving quickly, flexibly “The capacity for resisting, absorbing and and decisively in anticipating, initiating and responding, even reinventing if required, in taking advantage of opportunities and response to fast and/or disruptive change avoiding any negative consequences of that cannot be avoided.” change.” Dus zelfsturende teams kunnen te maken krijgen met ingrijpende en zelf disruptieve veranderingen, en daar gaan ze op twee manieren dynamisch mee om. Er zijn echter ook zelfsturende teams die in niet-turbulente omstandigheden een zekere mate van autonomie krijgen, maar die ongestoord door snelle veranderingen en heftige gebeurtenissen dagelijks hun werk kunnen doen (Larman, 2004; Lee & Xia, 2010). Ze kunnen daarbij tot afstemming en oplossingen komen voor taken die qua vereisten divers zijn, die in intensiteit en frequentie variabel zijn en die als gevolg van het relationele aspect van de taakuitvoering specifiek zijn. Zelfsturende teams kunnen dus in een derde modus voorkomen, die we zullen omschrijven als stationary autonomy. Deze modus is zelfsturende maar niet bedoeld voor het creëren van kansen bij ingrijpende veranderingen of voor het opvangen van schokken en verstoringen. Er is wel een onderscheid ten opzichte van teams die in een situatie van volledige anticipatie en taakspecificatie werken en hun sturingsprincipe vinden in command and control van superieuren. Dergelijke teams zijn te bestempelen als superior controlled teams. In tabel 1 is een inventarisatie van de in de literatuur vermelde eigenschappen verbonden aan de modi van de zelfsturende teams. Voor de resilient teams is gebruik gemaakt van literatuur over self-organization (Heylighen, 2013) en leiderschapsloze organisaties (Lakomsky, 2005) Verder zijn er kritische observaties verwerkt van consultants met betrekking tot het functioneren van zelfsturende teams (Derby, 2011; Sagar, 2014). 1 Agile teams levert in Google 1.5 miljoen vindresultaten tegenover 21.4 miljoen bij resilient teams. 5 Tabel 1 Vereisten en kwaliteiten van zelfsturende teams Agility Stationary autonomy Resilience Strategische sensitiviteit, Vaardigheden en attitude Situational awareness en opportunisme en vaardigheden Divers samengesteld distributed intelligence Homogeen of divers Divers, related maar tegelijk ook individueel onafhankelijk Gemeenschappelijk doel of Taaksturing situationeel collectief gepercipieerde kans Omgaan met het onverwachte en tegenslagen overwinnen Projectgerichte motivatie en Professiegedreven taakselectie motivatie/taakopvatting Commitment en improvisatie De taaksturing is een ander sturingsprincipe dan proceduresturing die kenmerkend is voor superior controlled teams. Commitment houdt de bereidheid in om ingeval van verstoringen en bedreigingen te handelen en desnoods een conflict aan te gaan, hetzij binnen het team hetzij vanuit het team met betrokken partijen in de omgeving (Schelling, 1960; Luhmann, 1973). Commitment gaat verder dan betrokkenheid, zoals bij zelfsturende teams in de zorg. Deelname aan zelfsturende teams draagt bij aan de arbeidssatisfactie en de persoonlijke en teamontwikkeling (Balkema & Molleman, 1999). Deze auteurs stellen vast dat de kans dat teams zelfsturend mogen en kunnen opereren het grootst is als hun taken in de sfeer van routineactiviteiten liggen. Activiteiten die meer risico voor de organisatie betreffen en ten koste gaan van gewilde werkzaamheden van managers zelf, en hogere eisen stellen aan de vaardigheden en houding van uitvoerende medewerkers worden minder snel aan zelfsturende team overgelaten. De effectiviteit en efficiëntie van zelfsturende organisaties is in veel publicaties meer een kwestie van attributie en argumentatie dan van metingen in empirisch onderzoek. Uitzonderingen is het onderzoeksprogramma waarvan publicaties van McCann et al. (2009) en Lee & Xia (2010) deel uit maken. Autonomie blijkt zelfsturende teams tot meer on-time en on-budget productie te brengen maar associeert negatief met task extensiveness. Anders gezegd, niet alles wat gedaan zou moeten worden gebeurt ook. Op dit laatste heeft diversiteit van het team weer een positieve uitwerking. In aanbeveling voor organisaties die werken met zelfsturing wordt ervoor gepleit om een balans te zoeken tussen agility en resilience (McCann, Selsky, & Lee, 2009). Kortom, zelfsturing kan in situaties goed werken, maar de werking ervan van is ingewikkelder dan in veel voorgaande publicaties is voorgesteld (Lee & Xia, 2010). In de literatuur over self-organization blijkt de besluitvorming in teams ingewikkeld. Er moeten waarborgen zijn tegen groupthink en andere 6 besluitvormingsanamalieën, waarvoor vooral de diversiteit van het team en de onafhankelijke oordeelsvorming door de individuele leden voorwaarden zijn (Heylighen, 2013).. In veel gevallen is de zelfsturing niet absoluut maar relatief. Er is een aansluiting bij een grotere organisatie waar functionarissen verantwoordelijk zijn voor de allocatie van middelen en de resultaten van de zelfsturende teams. Dit vergt een andere rolinvulling door deze functionarissen (Balkema & Molleman, 1999), waarbij er sprake is van persoonlijke betrokkenheid, het overdragen van intenties en het dragen van zorg (Doz & Kosonen, 2010). 3 Toepassing concept zelfsturend team op toezichtraden In deze paragraaf komt de vraag aan de orde of toezichtraden van woningcorporaties theoretisch te beschouwen zijn als zelfsturende teams, en zo ja, welke van de kwaliteiten van zelfsturende teams relevant zijn voor de toezichttaken die de raden hebben uit te voeren? De raden benoemen uit eigen kring een voorzitter, en gaan zelf over de werving en selectie van nieuwe raadsleden, over de agendering van de vergaderingen en over de wijze van verantwoording van besluiten. De raad is daarmee autonoom, wat letterlijk wil zeggen dat ze zelf de wet kan stellen, ofwel zelfsturend en -regulerend. Een eerste overweging om niet te kiezen voor het concept is dat de principes van zelfsturing vaak toegepast zijn op teams met een uitvoerende, productieve of dienstverlenende taak, waarmee de teams te plaatsen zijn op operationeel niveau. In de literatuur over de toepassing van resilience in organisaties blijkt deze toepassing niet gebonden te zijn aan het operationele niveau. Er zijn geen theoretische overwegingen waarom de andere modi (agile en stationary autonomy) niet op het niveau van de top van organisaties voor te stellen zijn. Een tweede overweging is de taak van een toezichtraad. Toezichtraden hebben op grond van het Burgerlijk Wetboek 2 art. 57 sub 2 een duidelijke verantwoordelijkheid voor de organisatie, maar de taak is minder grijpbaar. Dit is anders dan bij zelfsturende teams in de meest voorkomende toepassing, echter de vooraf niet duidelijk gespecificeerde taak van toezicht duidt op een situatie die zich bij uitstek leent voor zelforganisatie. Toezichtraden, vooral als die aan de top van een stichting staan, zijn het hoogste orgaan binnen de rechtspersoon. De manager is niet superieur van het team, maar ondergeschikt aan het team. Een deel van de eigenschappen, voorwaarden en aanbevelingen lijken niet op te gaan als gevolg van het ontbreken van een verbinding van het team aan de organisatie door een leidinggevende. Dit mogelijke bezwaar valt weg, wanneer in ogenschouw wordt genomen dat de woningcorporaties via het publiekrecht onderschikt zijn aan de Nederlandse regering. De minister die woningcorporaties in zijn of haar portefeuille heeft, heeft dan wel geen formele status als leidinggevende van de verzameling van toezichthoudende teams, er is 7 echter wel sprake van autoriteit bij de minister. Zo bezien valt het verschil met de gebruikelijke zelfsturende teams weg. In tabel 2 is verkend welke bevindingen over toezichtraden van woningcorporaties passen binnen het voorgestelde overzicht van vereisten en kwaliteiten van de drie typen zelf-sturende teams. Tabel 2 Zelfsturende kwaliteiten toezichtraden woningcorporaties Agility Stationary autonomy Resilience Vaardigheden in team Strategische sensitiviteit, Professionele Situational awareness en opportunisme en vaardigheden vaardigheden en attitude distributed intelligence JA: werving toezichthouders JA: professionele NEE: Geen risicobesef (CFV, uit politiek en uit publiek en vaardigheden 2011); volgend in plannen en privaat bestuur (verhoren NEE: twijfels over visie bestuurders (Tweede parlementaire enquête) attitude (CFV, 2003) Kamer 2014c). Samenstelling teams Divers samengesteld Homogeen of divers Divers, related maar tegelijk ook individueel onafhankelijk JA: divers ook bij JA/NEE: meestal divers NEE: teams treden bij ondernemende corporaties maar qua professionele onverwachte gebeurtenissen soms beperkt tot persoonlijk achtergrond, maar niet gefragmenteerd op. Eenlingen netwerk bestuurders qua leeftijd, opleidings- met kritiek zonder teamsteun (Tweede Kamer, 2014b; 2014c) niveau en etniciteit. (Tweede Kamer, 2014c) Sturingsprincipe Gemeenschappelijk doel of Taaksturing situationeel Omgaan met het onverwachte collectief gepercipieerde kans en tegenslagen overwinnen NEE: Geen overkoepelend doel NEE: Zwakke focus op NEE: Toezichtsraden voor onderneming (CFV, 2003; toezichtstaak (CFV, signaleren geen problemen en VROM-inspectie, 2010). 2003; 2011); geen fouten maar tonen zich JA: Mee in collectieve afstemming op onwetend en overrompeld perceptie in sector van kansen omstandigheden lokale (Tweede Kamer, 2014c) (acquisities grond, omgeving (Koolma, maatschappelijk vastgoed etc.) 2008) Motivatie/taakopvatting Projectgerichte motivatie en Professiegedreven 8 Commitment en improvisatie taakselectie motivatie en taakopvatting JA: Voorkeur voor fusies en JA: professionele NEE: Geen omschakeling in investeringen (CFV, 2003); profilering van leden team in geval van lacunes in toezichtonderwerpen toezichtraden. onverwachtse negatieve (Schilder, Mosch, & Hage, kwesties en foutescalatie 2006). (Tweede Kamer, 2013c) .Er lijkt er bij het intern toezicht op corporaties gekozen te zijn voor een mengvorm van een agile modus en stationary autonomy, echter zonder de voordelen zoals situationele afstemming en een brede taakopvatting. Het was de sector die zelf faillissementen en andere problemen moest opvangen. De resilience in de governance regelkringen heeft men geprobeerd veilig te stellen op sectorniveau, met de oprichting van een financieel toezichthouder en de staatssteun voor een risicoafvangende garantie-instituut van de corporatiesector (Koolma, 2013; Tweede Kamer, 2014a). In het intern toezicht zelf is deze modus niet waarneembaar geweest. Na de institutionele crisis en parlementaire enquête heeft de regering besloten om de corporatiesector aan banden te leggen. Als uitvloeisel van dit voornemen is er wetgeving uitgevaardigd die vergaand ingrijpt op de discretionaire bevoegdheden van de toezichtraden. Er is een directe formele gezagsverhouding gecreëerd tussen minister en de toezichtraden. De minister laat zich (in delegatie) in met de benoeming en ontslag van de leden van toezichtraden van woningcorporaties. De toezichtraden worden in de modus van superior control gebracht. Het is gezien de meervoudige en complexe taak van woningcorporaties en de aan toezichtraden toebedachte taak de vraag of dit de meest gunstige modus is voor effectief en efficiënt toezicht. 4 Conclusie en vervolg Er zijn geen fundamentele bezwaren tegen de toepassing van het concept van zelfsturende teams op toezichtraden van woningcorporaties. Een eerste indruk is dat het concept de potentie heeft van een nieuw analyse- en evaluatiekader voor het functioneren van toezichtraden, ook in hun relatie tot hun publiekrechtelijke superieuren. Of dat daadwerkelijk het geval is moet blijken in verdere uitwerkingen en toetsend onderzoek. 9 Gebruikte literatuur Agili Alliance Org. (sd). 12 Principles Behind the Agile Manifesto. Opgeroepen op mei 25, 2016, van www. agilealliance.org: https://www.agilealliance.org/agile101/12-principlesbehind-the-agile-manifesto/ Ayyub, B. M. (2013). Systems Reslience for Multihazard Environments: Definition, Metrics, and Valuation for Decision Making. DOI: 10.1111/risa.12093: Society for Risk Analysis. Balkema, A., & Molleman, E. (1999). Barriers to the devrlopment of self-organizing teams. Journal of Managerial Psychology 14(2) , 134-150. Brinkman, K. K. (2014). Creating Team Agility: Een onderzoek naar het onstaansproces van wendbare teams. Rotterdam: Rotterdam School of Management EUR. Carmeli, A., Friedman, Y., & Tishler, A. (2013). Cultivating a resilient top management team: The importance of relational connections and strategic comprehensiveness. Safety Science 51 , 148-159. CFV. (2011). Integriteit, maatschappelijk verantwoord - vervolgonderzoek integriteitsbeleid 2010. Naarden: Centraal Fonds Volkshuisvesting. CFV. (2003). Tussen regels en rolopvatting - Het invullen van professioneel intern toezicht bij woningcorporaties. Naarden: Centraal Fonds Volkshuisvesting. Conboy, K., & Fitzgerald, B. (2004). Toward a Conceptual Framework of Agile Methods: A Study of Agility in Different Disciplines. Proceedings of the 2004 ACM workshop on Interdisciplinary software engineering research (pp. 37-44). New York: ACM. Derby, E. (2011, July 19). Misconceptions about Self-Organizing Teams. Opgeroepen op mei 25, 2016, van Ester Derby Associates, inc.: http://www.estherderby.com/2011/07/misconceptions-about-self-organizing-teams-2.html Douglas, M., & Wildavsky, A. (1982). Risk and Culture: An essay on the selection of technical and environmental dangers. Berkeley: University of Calafornia Press. Doz, Y. L., & Kosonen, M. (2010). Embedding Strategic Agility. Long Range Planning 43 , 370-382. Folke, C., Carpenter, S. R., Walker, B., Scheffer, M., Chapin, T., & Rockström, J. (2010). Resilience Thinking: Integrating Resilience, Adaptability and Transformability. Ecology and Society 15(4) , 20. Gerrits, T., Groot, R. d., & Venneman, J. (2013). Agile - pocketguide voor wendbare organisaties. Zaltbommel: Van Haren. Heylighen, F. (2013). Self-organization in Communicating Groups: the emergence of coordination, shared reference and collective intelligence. Brussel: Springer. 10 Highsmith, J., & Cockburn, A. (2001). Agile software development: the business of innovation. Computer 34(9) DOI 10.1109/2.347100 , 120-127. Hoda, R., Noble, J., & Marshall, J. (2011). Developing a grounded theory to explain the practices of self-organizing Agile teams. DOI 10.1007/s10664-011-9161-0: Springer Science Business Media. Holling, C. S. (1973). Resilience and Stability of Ecological Systems. Annual Review of Ecology and Systematics Vol. 4 , 1-23. Koffijberg, J. J. (2005). Getijden van beleid: omslagpunten in de volkshuisvesting - Over de rol van hiërarchie en netwerken bij grote veranderingen (dissertatie). Delft: DUP. Koolma, H. M. (2013). A Complex Adaptive System Approach to the Assessment of Failure of Public Governance Networks. International Review for Public Administration Vol. 18(2) , 66-84. Koolma, H. M. (2008). Verhalen en prestaties - een onderzoek naar het gedrag van woningcorporaties (dissertatie). Rotterdam: Rik Koolma VH&RO. Lakomsky, G. (2005). Managing without Leadership - Toward a Theory of Organizational Functioning. Amsterdam: Elsevier. Larman, C. (2004). Agile and iterative development: a manager's guide. Boston: Pearson Education Inc. Lee, G., & Xia, W. (2010). Toward Agile: An Integrated Analysis of Quantitative and Qualitative Field Data on Software Development Agility. MIS Quarterly 34(1) , 87-114. Luhmann, N. (1973). Vertrauen - Ein Mechanismus der Reduktion sozialer Komplexität. Stuttgart: Ferdinand Enke Verlag. McCann, J., & Selsky, J. W. (2012). Mastering Tubulence: The Essential Capabilities of Agile and Resilient Individual, Teams and Organizations. Hoboken, NJ: John Wiley & Sons. McCann, J., Selsky, J., & Lee, J. (2009). Buidling Agility, Resilience and Performance in Turbulent Environments. People and Strategy 62(3) , 44-51. Sagar, K. B. (2014, December 31). Why do agile teams fail? Opgeroepen op mei 25, 2016, van Scrum Alliance Org: https://www.scrumalliance.org/community/articles/2014/december/why-do-agile-teams-fail Santos Bernardus, E., & Hanna, M. D. (2009). A theoretical review of flexibility, agility and responsiveness in the operations management literature. International Journal of Operations & Production Management 29(1) , 30-53. Schelling, T. C. (1960). The Strategy of Conflict. Cambridge MA: Harvard University Press. Schilder, A., Mosch, R. H., & Hage, M. (2006). Advies toezicht op woningcorporaties. Amsterdam: De Nederlandsche Bank. 11 Schwaber, K., & Sutherland, J. (2014). The Scrum Guide (tm) The Definitive Guide to Scrum: The Rules of the Game. Opgeroepen op mei 25, 2016, van www.scrum.org: http://www.scrumguides.org/docs/scrumguide/v1/scrum-guide-us.pdf Sherehiy, B., Karwowski, W., & Layer, J. K. (2007). A review of enterprise agility: Concepts, frameworks, and attributes. International Journal of Industrial Ergonomics 37(5( , 445-460. Tweede Kamer. (2014a). Parlementaire enquête Woningcorporaties; Deelrapport politieke besluitvorming. 's-Gravenhage: SDU. Tweede Kamer. (2014b). Parlementaire enquête Woningcorporaties; Hoofdrapport. 'sGravenhage: SDU. Tweede Kamer. (2014c). Parlementaire enquête Woningcorporaties; Deelrapport casussen. 's-Gravenhage: SDU. VROM, M. v. (1989). Volkshuisvestiing in de jaren negentig (nota) - Van Bouwen naar Wonen. Den Haag: Staatsuitgeverij. VROM-inspectie. (2010). Lessons Learned - Lessen over integriteit van corporaties, voor corporaties. Den Haag: Ministerie van VROM/WWI. Zoon, H. (1988). Staatssecretaris drs. E. Heerma: "Ik zal deze nota met liefde verdedigen". Woningraad No. 18 , 9 - 12. 12