Flexibel en bezield!? Verslagboek DISK Voorjaarsconferentie 2013 Dinsdag 19 maart 2013, 13.00 – 17.00 uur Zalencentrum Vredenburg, Utrecht Programma Op dinsdag 19 maart 2013 hebben Landelijk bureau DISK, het Landelijk Katholiek Diaconaal Beraad en de Oecumenische Studiekring een bijeenkomst over het jaarthema van Arbeidspastoraat DISK Flexibel en bezield? georganiseerd. DISK kiest elk jaar een actueel thema, dat tevens gebruikt wordt in de kerken bij biddag en dankdag voor gewas en arbeid, de zondag van de arbeid en bij themavieringen. Het boekje met werkmateriaal is verschenen als eerste nummer van het tijdschrift Ondersteboven in de jaargang 2013. Het tijdschrift is te verkrijgen bij landelijk bureau DISK. Prijs: € 2,50 (exclusief portokosten). 13.00-13.30 uur: Zaal open, inloop met koffie en thee 13.30-13.40 uur: Welkom op de Voorjaarsconferentie 2013 door Hub Crijns, directeur landelijk bureau DISK. 13.40-14.05 uur: Trinus Hoekstra richt zich op de hervormingen van de arbeidsmarkt die met maatregelen als versoepeling van het ontslagrecht en beperking van de WW voor de deur staat. Een belangrijk oogpunt van die hervormingen is flexibilisering van arbeidsrelaties. Hij kijkt daarbij ook naar het Duitse arbeidsmarktmodel dat beleidsmakers in Nederland in belangrijke mate lijkt te inspireren. Trinus Hoekstra is mededirecteur van landelijk bureau DISK en projectmanager bij Kerk In Actie Protestantse Kerk in Nederland. 14.05-14.30 uur: Rien Brouwer stelt de vraag of er vandaag de dag een nieuwe sociale kwestie zichtbaar wordt nu steeds meer bedrijven een flexibele schil hanteren voor hun bedrijfsvoering. Wat betekent deze organisatieontwik- keling als het gaat om insluiting en uitsluiting van betaald werk? Spelen talenten die mensen hebben nog wel een rol van betekenis? Rien Brouwer is als docent verbonden aan de Hogeschool Inholland en lid van het bestuur van landelijk bureau DISK. 14.30-15.00 uur: Anne-Marieke Koot vertelt ervaringen uit de wereld van de thuiszorg. Daar is het begrip ‘aanbesteding’ de hefboom om de thuiszorg flexibel en goedkoop te laten doen. Terwijl het helpen van mensen, de bezieling daartoe, het uitgangspunt van de thuishulp is. Anne-Marieke Koot is theoloog, thuishulp en actief in het verzet tegen de afbraak van de thuiszorg. 15.00-15.15 uur Pauze 15.15-16.25 uur Flexibel en bezield? in gesprek en besproken. Er is alle ruimte voor plenaire discussie met de inleiders en met elkaar. 16.25-16.30 uur Afsluiting van de Voorjaarsconferentie. 16.30-17.00 uur Napraten met hapje en drankje. Bezoek ook de stand van landelijk bureau DISK. 2 Arbeidsmarkthervormingen in crisistijd Trinus Hoekstra is mede-directeur van Landelijk bureau DISK en projectmanager bij Kerk in Actie van de Protestantse Kerk in Nederland. Inleiding zoals gehouden tijdens de DISK Voorjaarsconferentie 2013. Twee grote arbeidsmarkthervormende maatregelen staan op stapel met het oogmerk om de arbeidsmarkt te flexibiliseren: de versoepeling van het ontslagrecht per 1 januari 2014 en de beperking van de WW van maximaal 38 maanden loongerelateerd tot 12 maanden loongerelateerd en 12 maanden 70% van het minimumloon per 1 juli 2014. In mijn inleiding plaats ik deze twee hervormingen in het kader van het maatschappelijke debat over de arbeidsmarkt. Een ‘stille arbeidsmarktrevolutie’ Begin september 2012 verscheen het bericht in de media dat Nederland op de jaarlijkse lijst van meest concurrerende landen was doorgedrongen tot de top vijf. Zelfs Duitsland bevond zich onder Nederland op de zesde plaats. Deze positieve uitslag kon echter volgens de toenmalige demissionaire minister van economische zaken Maxime Verhagen geen reden zijn voor Nederland om achterover te leunen. Een zwak element waar Nederland vooral mee achterblijft, was volgens Verhagen de arbeidsmarkt met starre loonverhoudingen en een beperkte vrijheid in het aannemen en ontslaan van personeel. Volgens hoogleraar economie Esther Mirjam Sent is er al langere tijd sprake van een sluipende maar fundamentele verandering op de punten die Verhagen noemt. Zij schetst deze veranderingen als een ‘stille arbeidsmarktrevolutie’. De afgelopen jaren is het aantal flexwerkers en zzp’ers (zelfstandigen zonder personeel) drastisch toegenomen. Het geluid dat het afgelopen jaar in de media veelal te beluisteren viel, is dat de positie van flexwerkers en bepaalde groepen zzp’ers te onzeker is en die van medewerkers met vaste contracten te zeker. 3 De soundbite van CNV-voorzitter Jaap Smit ‘flex is te flex en vast is te vast’ zal niemand zijn ontgaan. De CNV en FNV jongerenbonden willen dat werkgevers- en werknemersorganisaties tot een nieuwe verdeling van zekerheden komen. Ze willen een ‘New Deal’, waarin scholing en ontwikkeling centraal staan. De FNV wil maatregelen om de onzekere positie van flexwerkers te verbeteren, maar houdt de gelederen redelijk gesloten wat de rechten van werknemers met vaste banen betreft. Wat is er aan de hand? De arbeidsmarkt in Nederland is al in hoge mate geflexibiliseerd. Nederland heeft ook in Europees opzicht een grote flexibele schil op de arbeidsmarkt. Dat wil zeggen dat er sprake is van een groot bestand van mensen waaruit al naargelang de productieve behoefte van het bedrijfsleven ‘in- en uitgeademd’ kan worden. Handig in crisistijd. Het bestand bestaat arbeidsrechtelijk uit twee verschillende groepen: flexwerkers en zzp’ers. Flexwerkers zijn uitzendkrachten, mensen met tijdelijke en 0-urencontracten. Zzp’ers zijn in principe mensen die zich als zelfstandige hebben ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. De toename van deze flexibele schil is een belangrijk element van de arbeidsmarktrevolutie die volgens Sent momenteel plaats vindt. Tweedeling De arbeidsmarkthervormingen die in Nederland voor de deur staan, haken deels in op de ‘stille arbeidsmarktrevolutie’ die Sent ontwaart. Een aangrijpingspunt is met name de tweedeling waarmee deze ‘stille arbeidsmarktrevolutie’ gepaard gaat. Aan de ene kant zijn er de ‘insiders’ met een vaste baan en goede sociale regelingen. Aan de andere kant is er sprake van ‘outsiders’. Hierbij gaat het om de onzekere positie van flexwerkers in het algemeen, maar in het bijzonder om een grote groep met een lage opleiding aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Tegelijkertijd is er onder zzp’ers sprake van een kwetsbare groep die zich genoodzaakt ziet om zich onder die titel aan te bieden, opdat ze hun oorspronkelijke werk kunnen blijven doen. Denk aan mensen werkzaam in de postbezorging, in de bouw en in de zorg. Mensen die door hun oorspronkelijke werkgever ontslagen worden en tegen een lagere vergoeding en zonder baanzekerheid door diezelfde werkgever als zzp’er weer aangenomen worden. Vooral op de langere termijn zien deskundigen grote problemen, niet alleen voor de betrokken ‘outsiders’ maar ook voor de arbeidsmarkt zelf. De sociale zekerheid van flexwerkers is een stuk kwetsbaarder dan van mensen met een vast contract. Voor de kwetsbare groep van zzp’ers geldt hetzelfde. Zij moeten hun sociale zekerheid zelf regelen en verdienen daarvoor vaak niet genoeg. Het gevolg is dat er op termijn grote risico’s kunnen optreden. Dit zal maatschappelijke kosten met zich mee brengen. Daarnaast zal het onzekere medewerkers met een lage binding aan hun werk opleveren. Het is de vraag of de arbeidsmarkt hiermee gediend is. Het is op dit moment, zeker door de krapte aan banen, tamelijk onduidelijk wat een adequate hervorming van de arbeidsmarkt precies moet inhouden. Ondertussen staan met de versoepeling van het ontslagrecht per 1 januari 2014 en de beperking van de WW per 1 juli 2014 grote ingrepen op stapel. De versoepeling van het ontslagrecht houdt in dat het voor werkgevers gemakkelijker wordt om personeel te ontslaan. Bedrijven hoeven vooraf geen toestemming meer te vragen aan uitkeringsinstantie UWV of kantonrechter. In plaats van de ontslagvergoeding komt er een zogenaamd ‘transitiebudget’, te besteden aan bijvoorbeeld scholing om de overgang of transitie naar ander werk te vergemakkelijken. De maatregelen moeten zorgen voor meer mobiliteit op de arbeidsmarkt en moeten zo het gat dichten tussen werknemers met een vast contract en flexibele krachten. Per saldo is het evenwel de vraag of deze maatregelen dit gat werkelijk dichten. De afstand tussen de ‘vaste’ en ‘flexibele’ werknemer wordt weliswaar verkleind, maar vooral door de positie van de vaste werknemer te verzwakken en niet zozeer door de positie van de flexibele werknemer te versterken. De vakbonden hebben dan ook negatief op de maatregelen 4 gereageerd. Ze verwachten dat de maatregelen leiden tot ‘flitsontslagen’ en toenemende werkloosheid. Krapte van het arbeidsaanbod Tegelijkertijd is er meer aan de hand. Al langere tijd wordt er gesproken over de noodzaak van een hervorming van de arbeidsmarkt met het oog op een naderende krapte van het arbeidsaanbod. Begin maart 2013 haalde columnist Lex Oomkes dit punt ook nog maar weer eens aan in dagblad ‘Trouw’. Volgens hem komt ondanks de stijging van de werkloosheid, een gespannen arbeidsmarkt waarop de vraag het aanbod zal overtreffen, met de dag dichterbij. Met het oog hierop moeten de op stapel staande arbeidsmarkthervormingen meer mensen naar de arbeidsmarkt leiden en tegelijkertijd hun mobiliteit op die markt vergroten. Het laatste vooral met het oog daarop dat ze al naargelang de productieve behoefte van het bedrijfsleven sneller van baan zullen kunnen wisselen. De inzet op arbeidsmarkthervormingen met het oog op een naderende krapte op de arbeidsmarkt dateert uit 2008 en is gebaseerd op het rapport van de commissie Bakker. Deze commissie werd door de toenmalige regering ingesteld en kreeg als opdracht mee, advies uit te brengen over hervorming van de arbeidsmarkt. De kern van dit rapport was de waarschuwing van een dreigende structurele schaarste op de arbeidsmarkt. De babyboomgeneratie gaat met pensioen en door de bevolkingsafname komen er te weinig nieuwe werknemers bij om alle nieuwe vacatures op te vullen. In 2011 zou deze krapte al beginnen en het tekort aan werknemers zou oplopen tot één miljoen in 2040. Gehandicapten, werklozen, mensen in de bijstand, iedereen was volgens het rapport nodig om de huidige welvaart in stand te houden en de pensioenen op peil te houden. De aanname, toen het rapport medio 2008 gepubliceerd werd, vlak voor het uitbreken van de kredietcrisis, was dat de economische groei onbeperkt zou doorgaan en werkloosheid vanwege een tekort op de arbeidsmarkt geen probleem zou vormen. Mensen verloren bij de arbeidsmarkthervorming misschien baanzekerheid, maar daar tegenover stond werkzekerheid. In deze tijd werd nogal eens verwezen naar het toenmalige succes van het Scandinavische model. In dit model is sprake van een relatief soepele ontslagbescherming, met relatief hoge maar kortdurende uitkeringen, en een actief arbeidsmarktbeleid om mensen snel van baan naar baan te helpen. In crisistijd en bij een tekort aan banen is echter het nadeel van dit model dat het de overheid veel geld aan uitkeringen kost. De situatie van een dreigend tekort op de arbeidsmarkt is anno 2013 drastisch gewijzigd. De werkloosheid is inmiddels in maart 2013 opgelopen tot ruim 7,5%. Ten gevolge van de huidige economische crisis dreigt er geen tekort aan werknemers maar vooral aan banen. De inschatting onder economen is, dat er pas vanaf 2020 serieuze arbeidsschaarste zal optreden. Regeringsbeleid blijft er evenwel bij dat er, zij het met een aantal jaren vertraging, een structurele krapte zal komen, en maatregelen derhalve geboden zijn. Crisisaanpak Zowel Paul de Beer als Ton Wilthagen, allebei hoogleraar arbeidsverhoudingen, weerspreken met klem de structurele krapte als argument voor arbeidsmarkthervormingen. Die krapte zal er volgens hen niet komen. De arbeidsmarkt functioneert onder de huidige crisisomstandigheden goed. Een maatregel als het versoepelen van het ontslagrecht stoelt, met een vermeend naderend tekort op de arbeidsmarkt, op de verkeerde aannames. In crisistijd, bij een toenemend tekort aan banen, meer mensen met minder bescherming de arbeidsmarkt op jagen, is vragen om problemen. Het levert alleen maar meer werkloosheid op, vooral bij oudere werknemers. De timing is volgens hen echt verkeerd. De huidige maatregelen om de arbeidsmarkt te hervormen lijken er vooral op gericht om de concurrentiepositie van Nederland op de wereldmarkt te versterken. De toename van een 5 minder beschermd arbeidsaanbod op de arbeidsmarkt heeft een neerdrukkend effect op de lonen. De productiekosten van de bv Nederland worden zo vooral verlaagd door middel van minder en lagere uitkeringen en lagere lonen. Het veronderstelde belang van lagere lonen voor de bv Nederland, kwam begin dit jaar scherp tot uitdrukking met de casus van Capgemini. Bij monde van bestuursvoorzitter Jeroen Versteeg maakte het gerenommeerde IT-bedrijf bekend, dat het zijn duurdere, deels oudere, werknemers wil vragen om 10 tot mogelijk 30 procent van hun salaris in te leveren. Hun salaris zou in vergelijking met hun marktwaarde scheef gegroeid zijn. Het initiatief van Capgemini heeft een bredere strekking dan de IT-branche en gaat ook verder dan een pleidooi voor demotie van oudere werknemers. Volgens bestuursvoorzitter Versteeg zitten we in Nederland internationaal gezien met te hoge loonkosten. Dat is slecht voor onze concurrentiepositie. We kunnen volgens Versteeg een voorbeeld aan Duitsland nemen, dat zal ons dankzij lagere lonen qua concurrentiekracht voorbij streven. Nu lijkt Duitsland sowieso een gidsland voor Nederland wat crisisaanpak betreft. Daar lijken ingrijpende hervormingen van de arbeidsmarkt nu vrucht te dragen met een economie die groeit tegen de klippen op van een economische crisis. Het Duitse model Aan het begin van deze eeuw stond de Duitse economie er slecht voor. De groei stagneerde en de werkloosheid was rond 2005 opgelopen tot bijna 5 miljoen personen. Starre loonverhoudingen en een weinig flexibele arbeidsmarkt werden aangewezen als de oorzaken van de oplopende werkloosheid. Hervormingen gebaseerd op de aanbevelingen van de Hartzcommissie uit 2002 moesten deze oorzaken aanpakken. Peter Hartz, indertijd personeelsdirecteur van Volkswagen, was de voorzitter van de commissie. De aanbevelingen van de commissie betroffen de volgende zaken: gemakkelijker ontslag; vermindering van de bijdragen voor de sociale zekerheid; verkorting van werkloosheidsuitkeringen; de verplichting voor werklozen om elke baan waar dan ook in Duitsland te accepteren; en het stimuleren van tijdelijke contracten en lage lonen. De aanbevelingen vormden de kern van de ‘Agenda 2010’ die kanselier Gerhard Schröder in het voorjaar van 2003 lanceerde. De regering van SPDkanselier Schröder werkte in de jaren 2003-2005 de aanbevelingen in vier wetten uit. De vierde en meest ingrijpende wet kreeg de naam ‘Hartz IV’. Volgens deze wet vervalt na één jaar zonder werk de werkloosheiduitkering. Voor 55-plussers is dat anderhalf jaar. Behalve de duur van de werkloosheiduitkering is ook de hoogte ervan teruggebracht. Voorheen was de werkloosheiduitkering gerelateerd aan arbeidsverleden en het laatst verdiende loon, nu is het een sociale voorziening die daar los van staat. Na deze werkloosheiduitkering (Arbeitslosengeld) valt men terug op de bijstand genaamd ‘Arbeitslosengeld II’. De naam van deze bijstanduitkering wordt doorgaans afgekort tot ‘ALG-II’. Om in aanmerking te komen voor ALG-II moet men elke dag van de week beschikbaar zijn voor werk. Men mag het district van het arbeidsbureau niet verlaten en men moet bereid zijn elke baan, ongeacht opleiding, en waar dan ook in Duitsland te accepteren. Wanneer de nieuwe baan niet het bijstandniveau biedt, wordt het met een aanvullende uitkering op bijstandsniveau gebracht. Op het moment behoort Duitsland qua groei en daling van de werkloosheid tot de sterkste economieën van de wereld. Medio 2012 was de werkloosheid gedaald tot iets boven de 2,8 miljoen. Ten opzichte van de top van 2005 is dat een daling van meer dan 2 miljoen. De huidige situatie wordt met de gerealiseerde flexibilisering en loonmatiging voor een belangrijk deel op het conto geschreven van de Hartz-hervormingen. 6 Stroomlijning van de Europese arbeidsmarkt? Bij de aanpak van de crisis op Europees niveau functioneert het Duitse model met name voor de zuidelijke landen van de eurozone als de weg om uit de crisis te komen. Begrotingen moeten op orde worden gebracht, schulden moet worden weggewerkt door middel van bezuinigingen en hervormingen van de arbeidsmarkt. Met name dit laatste behelst als productiviteitsverhogende maatregel de kern van de groeistrategie voor de zuidelijke landen. Een voorbeeld van de verregaande maatregelen die van op een Europees niveau de zuidelijke landen (en in potentie alle EU-landen die zich in een volgens EU-normen kritieke situatie gaan bevinden) te wachten staan, werd gegeven in het vroege najaar van 2012. De trojka van Europese Commissie, de Europese Centrale Bank en het Internationaal Monetair Fonds suggereerde toen dat Griekenland de ruimte moest scheppen voor haar inwoners om meer te gaan werken. De arbeidsmarkt zou daartoe geliberaliseerd moeten worden, met onder meer de mogelijkheid om 78 uur per week te werken. Daarbij werd gedacht aan een zesdaagse werkweek met per dag 13 arbeidsuren. Het Duitse succesmodel heeft niet alleen voor de zuidelijke EU-landen een harde keerzijde. Ook in Duitsland zelf is die keerzijde bekend. De inkomensongelijkheid en de armoede in Duitsland zijn de afgelopen jaren sneller gestegen dan die in de andere OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling)-landen. Het Duitse groeimodel, dat is gebaseerd op een groeiende export, boekt zijn succes volgens critici ten koste van de eigen werkende bevolking. Met name de hervorming van de arbeidsmarkt in het kader van Hartz IV zou hebben gezorgd voor een explosieve groei van het aantal werkende armen in Duitsland. Deze arbeidsmarkthervormingen hebben de deur wagenwijd opengezet voor allerlei vormen van onderbetaald werk. Elke sector kan immers zijn eigen minimum loongrens vaststellen. Intussen werken 8 miljoen Duitsers in onvolwaardige banen. Vorige week bleek dat deze schaduwzijde van het Duitse succesmodel, waarschijnlijk met het oog op naderende verkiezingen, voor de SPD reden is om zich te bezinnen op de hervormingen en nu in haar verkiezingsprogramma pleit voor een minimumloon. Ook Schröder trok recentelijk het boetekleed aan. In een interview in het boulevardblad Bild geeft hij nu toe dat de toename van slecht betaald werk een probleem is en dat een algemeen wettelijk minimumloon een terechte eis is. Hij pleit nu voor een nieuwe politiek ‘Agenda 2020’. De gerenommeerde Duitse econoom Peter Bofinger, één van de vijf economische controleurs van de regering Merkel, spant de kroon met zijn kritiek. In de eerste plaats relativeert hij de bijdrage van de Hartz-hervormingen aan de concurrentiepositie van Duitsland. De Duitse kleinere en middelgrote bedrijven, gespecialiseerd in machines en auto-onderdelen, zijn volgens hem het echte succesverhaal. Daarnaast heeft Duitsland enorm geprofiteerd van de lage wisselkoers. De relatief zwakke euro heeft tien keer meer gedaan dan de arbeidsmarkthervormingen. In de tweede plaats heeft volgens Bofinger de Duitse loonmatiging de crisis in de eurozone mede veroorzaakt. Die loonmatiging leidde tot een extreem lage inflatie, die weer resulteerde in een lage rentestand. Deze lage rente maakte het aantrekkelijk voor de zuidelijke eurolanden om met goedkope kredieten Duitse producten te importeren en hun bouwwoede (denk met name aan Spanje) te financieren. Het Duitse model exporteren naar de zuidelijke eurolanden werkt volgens Bofinger niet, zeker niet wanneer de noordelijke eurolanden dit model al hanteren en niet bereid zijn in te leveren op hun concurrentiekracht ten bate van de zuidelijke landen. Duits model in Nederland? Volgens hoogleraar arbeidsverhoudingen Ton Wilthagen lijkt het er inderdaad op, dat er bij het opstellen van de maatregelen om de Nederlandse arbeidsmarkt te hervormen sterk gekeken is naar het Duitse model. Net zoals de Duitse econoom Bofinger betwijfelt hij of het 7 succes in Duitsland te danken is aan de Hartz-maatregelen. Nog sterker betwijfelt hij of het kan werken voor Nederland. Duitsland heeft veel maakindustrie, exporteert ook veel naar buiten Europa en heeft daarmee veel te danken aan de lage koers van de euro. Nederland zit voor meer dan 50% in de dienstverlening en exporteert vooral binnen Europa. Volgens Wilthagen functioneert de Nederlandse arbeidsmarkt goed. Zijn motto is ‘wat niet kapot is, moet je niet repareren’. De timing voor de maatregelen is ook verkeerd, er zijn gewoon geen banen, zo jaag je mensen de bijstand in. Waar het volgens hoogleraar arbeidsmarktverhoudingen Paul de Beer in de huidige situatie op aan moet, is het verdelen van het beschikbare werk. FNV-bouw heeft daar vorige week in het overleg met sociale partners, met voorstellen voor vroeg- en deeltijdpensioen, ook op aangedrongen, maar vindt geen gehoor. Dank u voor uw aandacht. 8 Een nieuwe sociale kwestie? Sociale rechtvaardigheid - Wat is de waarde van talenten? Rien Brouwer is docent aan de Hogeschool InHolland en bestuurder van de Landelijke Instelling voor het rooms-katholieke Arbeidspastoraat in Nederland (LIAN) en Dienst in de Industriële Samenleving vanwege de Kerken (DISK). Inleiding zoals gehouden tijdens de DISK Voorjaarsconferentie 2013. De wezenlijke vraag die vandaag de dag kan worden gesteld is de volgende: ‘Wordt een nieuwe sociale kwestie zichtbaar nu steeds meer bedrijven een flexibele schil hanteren voor hun bedrijfsvoering?’. Wat zijn de overeenkomsten met toen? Wat betekent deze organisatieontwikkeling als het gaat om insluiting en uitsluiting van betaald werk? Spelen talenten nog wel een rol van betekenis vandaag de dag; en voor wie dan? Een aantal zaken wil ik ter overdenking meegeven om tot slot vanuit onze eigen bronnen uit de Bijbel een visie te geven op deze kwestie. De sociale kwestie De sociale kwestie 1, ook wel het arbeidersvraagstuk genoemd, kwam op in de 19e eeuw als gevolg van de industriële revolutie. Deze industriële revolutie betekende een omschakeling van handmatig naar machinaal vervaardigde goederen. Door de vervanging van arbeid door machines werden veel mensen werkloos. 1 Wikipedia sociale kwestie. 9 In het begin van de industriële revolutie waren er meer arbeiders dan werk. De fabrikanten maakten hier gebruik van. Zij konden lage lonen uitbetalen, lange werkdagen voorschrijven, lieten ongezonde werkomstandigheden voortbestaan en konden zonder enig probleem arbeiders ontslaan. De arbeiders trokken daarheen waar werk was en velen leidden zo een nomadenbestaan. Al deze ontwikkelingen leidden tot grotere armoede, en dus tot een in omvang toenemende sociale kwestie. Onder deze sociale kwestie vielen naast de genoemde ongezonde arbeidsomstandigheden, massale werkloosheid ook slechte woonomstandigheden en niet te vergeten vrouwen- en kinderarbeid. Door de weinige koopkracht had dit ook gevolgen voor bijvoorbeeld de kleine middenstand. Ook in die tijd was er sprake van massaconcentraties van bedrijven om zo steeds efficiënter en tegen een zo laag mogelijke kostprijs te produceren. Een werkeloosheid die uitstraalde naar verveling en uitzichtloosheid. En last but not least een grote afhankelijkheid opriep bij de arbeiders. Afhankelijkheid maakt een mens niet vrij waardoor hij of zij zijn talenten niet kan ontwikkelen. Een afhankelijkheid die pas vele jaren later werd doorbroken met de opkomst van de vakbonden en het streven naar en bereiken van betere arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden. Het is overigens wel opmerkelijk dat de term 'sociale kwestie' in het begin vooral werd gebruikt door welgestelden, die inzagen dat dit arbeidsvraagstuk zoals de sociale kwestie werd getypeerd ook voor henzelf nadelige gevolgen had. Sociale kwestie nu Alhoewel kinderarbeid in ons land tot het verleden behoort, de mens van nu geëmancipeerder is, het welvaartspeil voor alle lagen van de bevolking zeer sterk verbeterd is, zijn vandaag de dag enige parallellen te trekken met de sociale kwestie van toen. Ook nu staan grote groepen van mensen langs de kant, en dat aantal groeit elke maand. Velen zullen door de lange duur van hun werkeloosheid niet of weinig inzetbaar zijn in de banenwereld. Dit geldt zeker voor de flexwerkers die nu weinig perspectief hebben om hun talenten voor de maatschappij in te zetten. De flexwerkers zijn de nieuwe nomaden van onze tijd geworden. Ook de huidige fusies waardoor massaconcentraties van bedrijven ontstaan gaan ten koste van kleinere bedrijven. Zeker voor de kleine middenstand gaat dit op. Net als toen zijn bedrijven sterk gericht op de korte termijn waarin vooral efficiency en kostenverlaging door flexibilisering hoofddoelen zijn geworden. De zogenaamde flexibele schil speelt daarbij een grote rol. De slechte woontoestanden kan men vandaag de dag vertalen in een slecht functionerende woningmarkt, die menig koper van een eigen huis diep in de schulden heeft gebracht. De armoede is de laatste jaren sterk gegroeid en uitzicht op herstel is er voorlopig niet. Een aantal jaren terug werd in de stad Utrecht becijferd dat één op de acht kinderen in de ochtend onvoldoende te eten kreeg. In economische cijfers zin spreken de harde feiten van deze tijd boekdelen. In 2011 moest 8,7 procent van de huishoudens rondkomen van een inkomen onder de lage-inkomensgrens van het CBS. Voor alleenstaanden lag deze grens op 960 euro per maand, voor een gezin met twee kinderen op 1810 euro. In 2013 is dit becijferd op 9,4 % . Het aantal zelfstandigen daarin is explosief groeiende. De werkeloosheid bedraagt in Nederland in januari 2013 7,5 %2 en in april 8,2% ofwel 650.000 mensen. De jeugdwerkeloosheid in januari 2013 15%3 en in april 16,0% ofwel 141.000. Dit laatste is zeer sterk gestegen. Ook de schuldenlast van groepen is door o.a. de verslechterde woningmarkt toegenomen. 2 3 CBS januari en april 2013. CBS januari en april 2013. 10 In Europees verband is de gemiddelde jeugdwerkeloosheid 23,64. In 2008 bedroeg dit nog 15% Een stijging van maar liefst bijna 8%. Griekenland met een stijging naar 58% en Spanje met 55,6% staan daarbij aan kop. De samenstelling loopt van ongeschoold tot met academisch niveau. Velen zijn al jaren werkeloos noch hebben zij uitzicht en perspectief om hun talenten in te zetten. Nu al wordt daar gesproken van een verloren generatie. Daarnaast wordt de leeftijd dat werknemers een burn-out krijgen steeds jonger. Met name werkende vrouwen met kinderen in de leeftijd van 28-35 zijn daarbij een kwetsbare groep geworden. Veel werknemers zijn bij gebrek aan vooruitzichten op een vaste baan gedwongen zich te vestigen als zelfstandige zonder personeel: zzp’er. Pensioen en verzekeringen tegen arbeidsongeschiktheid en ziekte zijn voor eigen rekening. De meesten kunnen dit niet opbrengen. Het aantal flexkrachten is enorm gestegen. Vaste arbeidscontracten zijn een unicum geworden. In juridische zin komen er steeds andere vormen van tijdelijke arbeidscontracten bij, zoals draaideurcontracten, min.max contracten, nul urencontracten, oproep contracten. Bedrijven die internationaal opereren hebben legale juridische constructies bedacht, waarbij mensen van buitenaf hier werken tegen lonen die ver onder het minimum liggen. In 2011 kregen slechts 2000 werknemers een vast contract; dat is een daling van 97%. Met de voorgestelde versoepeling van het huidige ontslagrecht en de bezuiniging op de Werkloosheidsuitkering zullen met name de kansen voor de groep van 45 jaar en ouder slechter worden, zo niet uitzichtloos. Zeker nu het vooruitzicht op economisch herstel nog jaren zal uitblijven. De onzekerheid neemt hand over hand toe. Sinds de jaren ’80 van de vorige eeuw kunnen wij stellen dat er sprake is van een digitale revolutie die nog lang niet is uitgewoed. Een revolutie, gekenmerkt door een hoogstaand technisch vernuft, waarin flexibiliteit een toverwoord vormt, heeft grote gevolgen voor organisaties, mens en arbeid en ook voor het maatschappelijke leven. Zoals dat ook het geval was met de industriële revolutie en de in haar kielzog gaande sociale kwestie. Ook nu is er net als toen een grote groep flexibele werknemers en werkelozen van allerlei pluimage, die met name door de voortgaande flexibilisering in een afhankelijkheidspositie terecht komen. Ze verworden tot tweederangs werknemers. Naarmate de tijd verstrijkt wordt de afstand tot de arbeidsmarkt voor deze groep alleen maar groter en daarmee verkleint ook het uitzicht op het perspectief van een (vaste) baan. Voor wie eenmaal op afstand van de arbeidsmarkt staat rest uitzichtloosheid. Het menselijk leed is niet te omvatten in kille cijfers en percentages maar in de volgende verhalen. ‘Veel stress, nu werkloos' Bernhard de Wijs (36): “Ik werkte 3 jaar en 1 dag als beveiliger op Schiphol. Steeds met een jaarcontract. Die ene dag was een communicatiefout met kantoor. Nu verwijten ze me dat ik expres een vaste baan wou afdwingen. Ik moet nu 3 maanden thuiszitten met een uitkering. Het is afwachten of ik straks weer kan werken. De onzekerheid geeft thuis spanningen. Op het werk gaf het ook stress, velen zijn niet gemotiveerd.” “15 jaar geen vast contract” Marlies (57): “Ik rijd 15 jaar op de taxi met steeds tijdelijke contracten. Nu heb ik weer werk maar het blijft afwachten. Als ik een contract van 7,5 uur heb, rijd ik vaak voor 25 uur. Het is eigenlijk altijd meer. Maar als ik in de kindervakanties vrij ben, krijg ik alleen die7,5 uur doorbetaald en niet de echte hoeveelheid gewerkte uren. Ik rijd veel vaste afspraken zoals schoolvervoer. De computer berekent de tijd die ik over mijn route doe.” 4 Cijfers Europese Unie januari 2013. 11 “Polen kregen mijn baan” Fanny Spros (58): “Twintig jaar lang maakte ik boeketten voor supermarkten bij Sierafor in Rijnsburg. Op een vrijdag moesten we naar de kantine komen. Met 45 man werd ons ontslag aangezegd. We werden vervangen door flexwerkers. We moesten onze lockers leegmaken en weggaan. Bij de lockers zagen we nieuwe Poolse medewerkers staan, Ons werk werd direct door hen overgenomen. Wij kregen 8,40 euro per uur, zij doen het voor 5 euro.” Behandeld als zak vuil Jacquêline Verstay (52): “Ik ben 10 jaar geleden begonnen met werken in de thuiszorg. Ik vond het mooi dat mensen konden kiezen tussen thuis blijven wonen en het verzorgingshuis. Nu mag ik alleen nog maar schoonmaken. Dat komt door al het geschuif met aanbieders van zorg en de bezuinigingen. Mijn werkgever en de gemeente weten dat we de mensen toch wel zullen helpen. Ik voel me als een zak vuil behandeld.” Wijzigingen in de organisaties Door de huidige kredietcrisis wordt duidelijk zichtbaar gemaakt dat onze economische groeimodellen flinke scheuren vertonen. Barsten die zijn veroorzaakt door flexibiliteit te verengen tot een veelal op de korte termijn gerichte winstexpansie en een ver doorgevoerde private marktwerking waarbij klantgericht denken en efficiency centraal staan. Deze versie van flexibiliteit heeft geleid tot het afbrokkelen van de menselijke waardigheid en uit zich in vervreemding, starheid, uitsluiting en het onbenut laten van creatieve talenten en vaardigheden. Wij zien dat met name terugkomen in de positie van flexkrachten en de manier waarop wij met de tijd omgaan, maar ook in de hoge sociale kosten die wij gezamenlijk betalen. Denk bijvoorbeeld aan het betalen van gezondheidskosten voor mensen die leiden aan stress of burn-out door de onzekerheden van deze tijd. Na leaning, downsizing, het nieuwe werken zijn bedrijven vandaag de dag druk in de weer met de flexibele schil. De oude ondernemingen met hun stabiele organisatie en bedrijfscultuur worden en zijn verworden tot netwerkorganisaties om zich op die wijze beter aan te passen aan veranderende marktomstandigheden. De flexibele schil is daarbij wezenlijk onderdeel geworden van die bedrijfsvoering. De nieuwe organisatie bestaat uit een kern van sleutelfuncties die verantwoordelijk zijn voor de innovatieve slagkracht van de onderneming. Deze kern- of sleutelfunctionarissen hebben veelal een vast arbeidscontract en gunstige arbeidsvoorwaarden, zowel wat loon als bijkomende vergoedingen betreft. De volgende schil daarom heen bestaat uit veelal goed en hoogopgeleide flexibele krachten of zzp’ers, die op grond van hun speciale expertise zorg dragen voor de mede uitvoering van het project of opdracht. Zij worden goed betaald voor hun opdrachten. Er bestaat in de regel een lange relatie tussen deze flexibele krachten en het bedrijf. Beiden vinden deze vorm van flexibilisering comfortabel. Immers de flexibele krachten zijn vrij om datgene te kiezen waar hun ambitie naar uitgaat en het bedrijf kan rekenen op hun expertise, zonder dat zij direct vast zitten aan een arbeidscontract. De hoogte van het inkomen stelt hen ook in staat om door opleiding hun eigen deskundigheid op peil te houden en zelfs te innoveren. Hierdoor zijn zij ook in staat om bij meerdere opdrachtgevers steeds hun diensten aan te bieden. Tenslotte is er de buitenste schil. In deze schil zitten de flexwerkers die worden aangetrokken maar ook snel worden afgestoten, indien er toename respectievelijk afname ontstaat in de bedrijfsdrukte. Deze groep heeft slechtere arbeidsvoorwaarden en vaak ook minder rechten dan de werknemers in de andere schillen. Denk met name aan het recht op beloning, scholing en pensioenopbouw. Daar komt nog bij dat in de recente economische crisis gaandeweg werknemers, die al dan niet met vaste contracten werkzaam waren in de tweede schil van het bedrijf of voorheen zelfs deel uitmaakten van de kern van het bedrijf, thans in de buitenste 12 schil zijn terechtgekomen met verslechterende arbeidsvoorwaarden. Denk bijvoorbeeld aan de vele werknemers in de thuiszorg. Flexibiliteit als deugd5 Een wezenlijke ethische vraag is: Wie sluiten wij in en wie sluiten uit? In het verlengde daarvan ligt ook de vraag: ‘Wie rekenen wij tot onze talenten?’. De vraag van insluiting en uitsluiting heeft te maken met rechtvaardigheid. In de zin van of wij recht doen aan de groep die in die buitenste schil zit. Door flexibiliteit kunnen mensen bewerkstelligen dat zij hun talenten en vaardigheden inzetten wanneer zij dat zelf willen. Die flexibiliteit is met name in de flexibele schil gaandeweg verengd tot een op de korte termijn gerichte winstexpansie en doorgevoerde private marktwerking, waarbij het klantgericht denken en efficiency gecentraliseerd zijn6. Dit heeft er vervolgens toe geleid dat de nadruk sterk is komen te liggen op arbeidsproductiviteit. Nu het steeds slechter gaat, en de vooruitzichten op herstel niet zichtbaar zijn, worden deze flexwerkers als eerste buiten spel gezet. Dit leidt ertoe dat flexwerkers worden gezien als tweederangs werknemers7. Een maatschappelijke werkelijkheid van een groeiende ongelijkheid en krimpende bestaanszekerheid wordt een feit. Een vijfde deel van de aanvragen bij de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen WIA) is afkomstig van flexwerkers. Daarbij komt nog dat op het terrein van de sociale verzekering de arrangementen niet eerlijk zijn verdeeld. Flexwerkers, freelancers en zelfstandigen betalen vaak wel mee aan de sociale zekerheid, maar profiteren er veel minder van dan wanneer ze vaste krachten zouden zijn bij bedrijven. Flexibiliteit is doorgeschoten8, aldus de vakbonden. Wie onder de dertig jaar is krijgt geen vaste baan en wie boven de veertig is durft niet meer van baan te veranderen. Neem daarbij voorgenomen maatregelen als het bekorten van de WW-duur en het versoepelen van het ontslagrecht in ogenschouw en de crisis is compleet. Bij een onvoldoende scholingsbeleid zal deze groeiende schare van de door huidige inkrimpende economie overtollige flexwerkers haar schaduwzijde werpen als de economie over een flink aantal jaren weer aantrekt. Een groep van mensen buiten spel gezet; perspectiefloos op de arbeidsmarkt. Een verloren generatie. Een ongelijkheid die mijn inziens grote gevolgen kan hebben voor het sociaal maatschappelijk leven van ieder van ons. Niet in de laatste plaats ook uiteindelijk voor de werkgevers zelf. Immers door korte termijn politiek is er sprake van een uitholling van de kwaliteit van de arbeid Welke vragen stellen wij ons? Welke richting gaan wij uit? In het bijbelverhaal volgens Matheüs 25:14-30 van de gelijkenis van de talenten wordt overgebracht dat wie goed gebruik maakt van hetgene dat hij heeft, en verantwoordelijkheid durft te nemen, er nog meer talenten bij zal krijgen. Maar wie er niks mee doet, of van zijn verantwoordelijkheid wegloopt, zal zelfs de kleinste verantwoordelijkheid afgenomen worden. In het verhaal zit de betekenis dat wij het samen mogelijk moeten maken dat mensen daarin ook worden gefaciliteerd om de waarde van hun talenten zichtbaar te maken en verder te ontwikkelen. Maar met alleen een instrumentele aanpak vanuit de bedrijven, werknemers, werkgevers- en werknemersverenigingen, dan wel overheid zullen wij er niet komen. Wij zullen stil moeten 5 Brouwer, Rien, Flexwerkers en sociale rechtvaardigheid. Flexibiliteit als deugd, in: Flexibiliteit als deugd, Ondersteboven, 2009-1, DISK, ’s-Hertogenbosch. Zie ook: Brouwer, Rien, Over waarde(n) gesproken, Handreiking bij de brochure ‘Werken met waarden’. DISK, Amsterdam, 2005, pag. 11-20 en 97-98. 6 Volkskrant, 15 november 2008 artikel ‘Wat is er mis met de economie in Nederland’. 7 Een conclusie van de werkgeversorganisatie MKB Nederland uit het artikel van de Volkskrant van 15 nov. 2008. 8 De Volkskrant, 15 maart 2013, artikel Vakcentrale: Flexibel werken slaat door en ontwricht de economie. 13 staan bij vragen als: Wat doen wij met de talenten en vaardigheden van alle mensen in ons bedrijf, en indirect in onze maatschappij? Deugden als rechtvaardigheid, solidariteit, duurzaamheid en verantwoordelijkheid doen daarbij opgeld. Dat vraagt van het bedrijven, overheid en vakbonden en onszelf om bezinning of de huidige vormen van flexibilisering geen doodlopende weg zijn waardoor een nieuwe sociale kwestie ontstaat. Kostenverlaging en efficiency zouden dus niet de leidraad moeten zijn om flexibele werkers in te zetten. Het doel zou moeten zijn de vruchten te plukken van hun talenten die zij mee brengen en de relatie met hen te verduurzamen. Uiteraard onder de condities van een onafhankelijke positie. Alleen op die wijze kunnen mensen hun talenten benutten en verder ontwikkelen. Dit geldt zeker voor de flexwerkers en werklozen die nu in de knel zitten Deze strategie past in het beeld van the caring organisation. Organisaties9 kunnen daartoe een bijdrage leveren door zich op te werpen als een caring-organisation . Een hernieuwde organisatievorm waarin de medewerker zelf centraal staat en waarbij een belangrijke rol is weggelegd voor opleiding, professionele vorming en hun netwerken in een de praktijk normerend instituut. De caring organisation is een andere benadering van mensen, een communicatieve theorie, waarbij mensen als persoon worden opgenomen binnen de organisatorische context ten behoeve van het organiseren. Het gaat hierbij om het vrijmaken en benutten van krachten die in de persoon aanwezig zijn die in de klassieke managementbenadering van de organisatie als onnuttig werden onderdrukt. Een wezenlijke factor binnen de caring organisation is dat het gaat om geheel de mens. De werknemer is op zichzelf ook meer dan alleen zijn talenten. De caring organisation is dan niet meer het anders omgaan met mensen, maar vooral het anders organiseren vanuit een bepaalde mensvisie. De kern van deze aanpak is gelegen in een niet mechanistische opvatting van een organisatie maar in een organische organisatie. Dit model past overigens in de huidige veranderingen van een organisatie als een hiërachische structuur naar een netwerkorganisatie,een verdere individualisering van ambities en talenten en het ontlenen van identiteiten aan netwerken waaraan deel wordt genomen. Zo’n netwerk is bijvoorbeeld een organisatie Vraag om bezinning Wij zijn dus als mensen in staat om netelige situaties te veranderen. Dat vraagt om bezinning. Een belangrijke bron om tot bezinning te komen als een weg tot verandering, wil ik putten uit de volgende teksten uit de Bijbel. De joodse filosoof J.B. Soloveitchik1010 onderscheidt twee typen mensen: 1) de Adam uit Genesis 1:28: een Adam die de wereld exploiteert en (verder) uitbouwt. “Weest vruchtbaar, en vermenigvuldigt en vervult de aarde, en onderwerpt haar,en hebt heerschappij over de vissen der zee, en over het gevogelte des hemels en over al het gedierte, dat op de aarde kruipt.” 2) de tweede Adam die bewaart en behoedt uit Genesis 2:15. “Zo nam de Heere God den mens (Adam) en zette hem in den hof van Eden, om dien te bouwen, en dien te bewaren.” Het Hebreeuwse woord sjamaar draagt een toekomst in zich. In de zin van niet alles nu opmaken maar iets reserveren voor later. Investeren in talenten van mensen. Het beschermen, behoeden; niet weggooien van wat is opgebouwd. Mensen zijn immers meer dan economisch nut alleen. Behouden; hierin zit het woord houden(van), liefhebben. Liefhebben om tot talenten te zien en tot ontwikkeling te laten komen. Toezicht houden in de zin het van God verkregen partnerschap daadwerkelijk te delen dus ook in talenten van mensen. 9 Uit www.denkfabriekhrenethiek.wordpress.com. M. van Loopik, ‘De bruid van Israël, De sabbat een bron van vreugde’ Het themanummer Sabbat en zondag, in Eredienstvaardig, Hardenberg (1991) 5, blz. 223 10 14 Bij deze laatste Adam staat het maken van keuzes centraal. Voor het nemen van beslissingen is immers vooraf bezinning nodig: welke keus moet gemaakt worden, waar leidt de gemaakte keus toe en waarom? In de tweede Adam komt ook tot uitdrukking dat de mens naast een lichamelijke, ook een spirituele kant kent. Adam (Adam 1 & 2) verenigt een mens die niet alleen aan het bouwen is in de zin van heersen, maar ook aan het bewaren. Wij kunnen zijn verhaal alleen begrijpen als wij hem willen zien als één geheel. Geen Adam die opgesplitst of gesegmenteerd is. Niet één facet van hem eruit lichten en dat bestuderen, maar zien in de context van zijn bestaan en omgeving. Hij respecteert de mens in al zijn facetten. God ziet de mensen als vrij en gelijk en als geheel. De ménswaardigheid staat hier centraal. Deze Adam zou de belangrijkste toetssteen moeten zijn voor een menselijke samenleving dus ook in bedrijven , waarin de zorg en het gebruik van elkaars talenten in het middelpunt zou moeten staan. Hoe kijken wij naar talenten? Bovenstaande beschouwingen zijn essentieel maar zullen alleen dan succesvol zijn als deze onderbouwd worden met een wezenlijke vraag: Hoe kijken wij naar talenten? Wij zullen allereerst bij ons zelf te rade moeten gaan wat onze talenten zijn en dat ook leren expliciet te benoemen. Op die manier zijn wij in staat om de talenten in te zien bij de mensen met wie wij samenwerken. Daardoor kunnen wij oog krijgen voor het talent van de ander en zo nodig helpen in het benoemen van hun talenten en het daarop reflecteren. Deze manier van kijken vraagt om een andere benadering namelijk oog hebben voor heel de mens en talenten niet alleen begrenzen tot direct economisch nut. Een voorbeeld. Bij een exposuretraining als onderdeel van mijn opleiding als arbeidspastor werd ik voor de deur gezet bij een van de grootste sociale werkplaatsen van Nederland. Met enorme hallen en duizenden mensen. Al lopende daar voelde ik mij unheimlich. Ik had alleen briefje bij mij waarop stond: ‘melden als medewerker bij hal 6’. Daar aangekomen zag ik een enorme productiehal met tientallen mensen. Ik stond stil en wist niet waar ik heen moest gaan. Een zwakbegaafde vrouw met een vriendelijk en open gezicht kwam direct op mij af en zei tegen mij: ‘Ik zie dat je zenuwachtig bent, ik zorg wel voor jou!’. Ze nam mij aan de hand en bracht mij naar de afdelingschef. Die zorg strekte zich uit over de gehele dag. Met vragen ‘heb je nog iets nodig, wat wil je nog weten?’. Haar werk bestond echter alleen uit hagelslag wegen en de afgewogen hagelslag in grote pakken scheppen. Slechts een deel van haar talenten werd economisch benut. Zij beschikte echter over de gave om feilloos aan te voelen hoe de ander zich voelt. Oog hebben voor dit talent kan ertoe leiden dat zij anders kan worden ingezet. Waarbij leidraad niet is: ‘Ik heb die en die talenten nodig om dit te produceren’, maar: ‘welke talenten wil je hier inzetten?’. Niet de productie maar de talenten van een mens zijn leidend. In het hart daarvan staat de menselijke waardigheid en solidariteit centraal. In die context bestaat er geen tweederangs flexwerknemers maar zijn wij allen evenwaardig. Dienende economie Uiteindelijk staan wij als mensen allemaal bij elkaar in dienst om producten en diensten voort te brengen die ertoe leiden dat wij als mensen ons kunnen ontwikkelen naar het evenbeeld van God. Alleen bij een volledige wasdom van onze talenten kunnen wij dat ideaal bereiken. Het begint heel klein, met vanuit jouw eigen talenten gewoon oog hebben voor het talent van de (A)ander. 15 Flexibel en bezield Anne-Marieke Koot is theoloog, thuishulp en actief in het verzet tegen de afbraak van de thuiszorg. Inleiding zoals gehouden tijdens de DISK Voorjaarsconferentie 2013. Misschien heeft u op maandag 25 februari ‘De slag om Nederland’ op TV gezien. Een programma van de VPRO waarin ze deze keer aandacht besteedden aan de ontwikkelingen in de thuiszorg. Een erg goede en heldere aflevering. Als u het niet gezien heeft raad ik u aan om het op ‘uitzending gemist’ te bekijken. En als u het wel gezien heeft, dan hoop ik dat u het niet erg vind dat ik het verhaal nogmaals vertel in mijn eigen woorden. Mooi werk Ik werk al bijna 11 jaar met veel plezier als huishoudelijke hulp in de thuiszorg. Het werk dat wij doen is bijzonder werk, mooi werk. Het is mooi en afwisselend omdat we met mensen te maken hebben. Bij veel mensen kom ik al jaren lang een of twee dagdelen in de week. Je wordt een deel van iemands leven. Er groeit een band, een vertrouwdheid, en dat maakt ons werk zo mooi. En je betekent veel voor mensen. We doen veel meer dan alleen schoonmaken. We zorgen dat het leven van mensen menswaardig wordt en blijft. Je zorgt ervoor, dat mensen die ouder worden, ziek zijn, mensen die met psychische problemen, mensen die wat sociaal zwakker zijn, op een menswaardige manier kunnen blijven leven en wat ondersteuning krijgen bij de gewone dagelijkse dingen. Door onze aanwezigheid brengen we structuur in de week, en gezelligheid. Ik merk dat ook. Als ik een paar weken op vakantie geweest ben en weer terugkom, dan zijn de mensen blij dat ik er weer ben. Zo zei laatst iemand: ‘het is dan zo stil’. Ze had wel vervanging gehad, maar dat is dan toch anders dan de vertrouwde hulp. Ik vertel graag over mijn werk, want ik doe dit werk erg graag en ik zou het nog heel lang willen blijven doen. Maar helaas. De plannen van de regering De laatste tijd staat ons werk en het werkplezier behoorlijk onder druk. In het regeerakkoord staat dat er bezuinigd moet worden op de zorg. Ik denk dat het terecht is dat er kritisch 16 gekeken wordt naar de zorg. Maar de voorstellen die er nu liggen zijn in mijn ogen te drastisch. ZZP (zorgzwaartepakketten ) 1 tot 4 verdwijnen. Dat betekent concreet dat de huidige verzorgingshuizen zullen verdwijnen en alleen mensen die heel veel zorg nodig hebben in aanmerking komen voor een verpleeghuis. Daarnaast is het plan om 75% te bezuinigen op de huishoudelijke zorg; 25 % op de verzorging thuis; en de dagbesteding zoals deze er nu is gaat verdwijnen. Dus aan de ene kant is het beleid om mensen zolang mogelijk thuis te laten blijven wonen - wat op zich niet verkeerd is - maar tegelijk wordt er drastisch bezuinigd op de thuiszorg. Wat betekent dit? Ik beperk me even tot de huishoudelijke zorg, omdat dit de sector is waarin ik zelf werk. Bij onze organisatie werken ruim 4.000 huishoudelijke medewerkers. Als de plannen doorgaan verliezen 3.000 medewerkers hun baan. Landelijk raken zo'n kleine 100.000 medewerkers hun werk kwijt. En dan al de cliënten die hun vertrouwde hulp kwijtraken. Het beleid van de regering is dat mensen de huishoudelijke zorg zelf moeten betalen. Alleen voor degenen die dit echt niet kunnen betalen blijft de huishoudelijke zorg bestaan. Ze gaan er vanuit dat dit om 25% van de mensen die nu thuiszorg hebben gaat. Maar het percentage ouderen en zieken met een minimum inkomen dat nu huishoudelijke zorg heeft, is veel hoger dan 25%. In de steden is dat ruim 50%. Juist de wethouders van grote steden komen nu dan ook in verzet tegen deze plannen (Amsterdam heeft 80% ouderen en zieken in de thuiszorg). Het beleid van de regering is dat mensen deze vorm van zorg zelf moeten organiseren. Nu ben ik absoluut geen voorstander van betutteling, maar ik vraag me ten zeerste af hoe reëel het is om van deze groep mensen, ouderen, zieken, en/of kwetsbare mensen, die niet voor niets huishoudelijke zorg nodig hebben, te verwachten dat ze dit zelf organiseren. Als ik kijk naar de mensen bij wie ik werk zie ik hoe ontzettend ingewikkeld voor hen onze samenleving de laatste jaren is geworden en dat juist die administratieve en organisatorische dingen vaak niet meer lukken zonder ondersteuning van anderen. Het beleid van de regering is dat er eerst gekeken wordt of er familie of buren zijn die huishoudelijk werk kunnen doen. Pas als er geen netwerk is, komt men in aanmerking voor thuiszorg. Wat mij boos maakt is dat er zo de suggestie gewekt wordt dat familie en buren te weinig doen. Als ik zie om mij heen hoeveel kinderen voor hun oudere ouders doen, die vaak niet meer om de hoek wonen; als ik bij mij in de wijk zie hoe buren zorg voor elkaar hebben, dan is het echt een misvatting te denken dat de zorg te gemakkelijk afgeschoven wordt op professionele hulp. Mijn ervaring is dat familie en buren ontzettend blij zijn met onze hulp, professionele huishoudelijke zorg, en het hen lucht en ruimte geeft om de mantelzorg vol te houden. Met opzet spreek ik over professionele hulp - want dat is het volgende punt dat ik wil maken , ons werk wordt vaak weggezet als poetsen, een beetje schoonmaken, maar dat is een miskenning van ons werk. Wij maken geen kantoren schoon, maar wij maken schoon bij mensen thuis. We maken niet alleen schoon, maar we maken ook een praatje. We brengen structuur in de week. Mensen kijken naar ons uit, zien ons soms als een dochter met wie ze over van alles kunnen praten. Wij houden in de gaten hoe het met iemand gaat: lukt het zelf koken nog; gaat het geheugen achteruit, kan iemand zichzelf nog lichamelijk verzorgen? En als we merken dat deze dingen niet meer zo goed lopen, dan trekken we aan de bel. We zoeken contact met familie, of een huisarts of maatschappelijk werk. Door onze aanwezigheid vergroten we iemands netwerk, ontlasten we familie en brengen we gezelligheid. Huishoudelijke zorg is een heel laagdrempelige vorm van zorg. Vaak zijn wij de eerste die 'binnen' komen bij mensen die zich wat afzonderen (zorgmijders). Wij zijn minder bedreigend 17 dan maatschappelijk werk of iemand die je komt wassen. We zitten iemand minder dicht op de huid. WMO Feitelijk is de afbraak van de huishoudelijke zorg al veel eerder begonnen. In 2007, toen de huishoudelijke zorg van de AWBZ (Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten)naar de WMO ging. (Wet Maatschappelijke Ondersteuning) Het geld van de AWBZ komt van het Rijk. Maar sinds 2007 zijn de burgerlijke gemeentes verantwoordelijk. De gemeentes moeten het werk aanbesteden. Dat wil zeggen dat iedere twee jaar zorgorganisaties kunnen intekenen. Vaak tekenen wel 20 organisaties in. De gemeente sluit dan een contract af met 4 of 5 zorgorganisaties. Bij de keuze voor een zorgorganisatie speelt de prijs een belangrijke rol. Als een organisatie te hoog intekent dan krijgt ze het werk niet gegund. Zo verloor onze organisatie eind 2011 de aanbesteding in Breda. Het gevolg was dat er 600 medewerkers ontslagen moesten worden. Zij konden aan de slag bij de organisaties die het werk gekregen hadden, maar dan voor een veel lager salaris. In de omgeving van Rotterdam (de Nieuwe waterweg) heeft onze organisatie om dit te voorkomen laag ingetekend. Hier hebben ze het werk wel gegund gekregen. Maar nu voor drie euro per uur minder dan voorheen. De medewerkers konden blijven, maar wel voor 10 – 20 % minder loon, want anders draait het bedrijf verlies met deze uurprijs. Ongeveer de helft van de medewerkers heeft deze 'vrijwillige' loonsverlaging geaccepteerd. De anderen zijn per 1 januari ontslagen. Dit soort dingen gebeuren niet alleen bij ons, maar in heel het land. Tweehonderd medewerkers in Emmen, een paar honderd in Friesland, 500 in Amsterdam, 30 in Rivierenland. Steeds weer worden medewerkers voor de keuze gesteld: minder verdienen of ontslag. Kwaliteitsverlies De reductie van inkomen voor de werkers is het meest ingrijpende gevolg van de invoering van de WMO en de marktwerking in de huishoudelijke zorg. Maar veel collega's en ik maken ons ook zorgen over het verlies van kwaliteit. Toen ik elf jaar geleden ging werken hadden we iedere twee weken werkoverleg. Hier spraken we over de dingen die we tegen kwamen. Na een aantal jaar werd dit eens per vier weken, toen een keer per zes weken en sinds 1 januari 2012 is er geen betaald werkoverleg mee. Heel af en toe is er een inloop spreekuur waar je op eigen tijd naar toe kan. Ook de scholing in werktijd is verdwenen. Cursussen worden nu in eigen tijd aangeboden. Als ik een cursus wil volgen, moet ik er eerst een vrije middag voor opnemen. Deze ontwikkeling vind ik kwalijk. Werkoverleg en scholing zijn van wezenlijk belang voor ons werk. Het is een onmisbaar reflectie moment. Het is de plek waar we onze verhalen kwijt kunnen, waar we elkaar bevragen en scherp houden. Het maakt ons werk ook leuk. Het is het enige moment waarop je collega's ontmoet. Een plek waar we samen lachen om situaties, waar je je frustraties kwijt kunt of je verdriet kunt uiten. Nu wij al meer dan een jaar geen werkoverleg hebben, merk ik dat het werk mij zwaarder valt. Ik mis deze plek. Onze professionele houding is in het geding. Omdat je de verhalen niet meer bij elkaar kwijt kunt, vertel je soms op andere plekken meer dan wijs is. Ik betrap mezelf hierop, en merk dat anderen dat soms ook doen. Ik voel me minder verbonden met de organisatie, omdat we geen persoonlijk contact meer hebben met onze leidinggevende, maar alleen via de mail. Hierdoor voel ik me ook minder ‘veilig’, minder gedekt en gedragen door de organisatie. Ook van collega's hoor ik dat het werk hen zwaarder valt en ze eerder over 18 grenzen heen gaan. Net als in iedere professionele zorg relatie is ook in ons werk een gezonde balans tussen betrokkenheid en distantie noodzakelijk. Medewerkers verliezen het plezier in hun werk. Cliënten krijgen niet meer de kwaliteit van zorg die ze verdienen. Feitelijk is het een onderwaardering en onderschatting van ons werk. Ik ben er de afgelopen jaren alleen maar meer van overtuigd geraak dat ons werk, naast dat het mooi en dankbaar werk is, ook van zeer grote waarde is voor onze samenleving. Het is bijna onzichtbaar werk, maar door goede huishoudelijke zorg kunnen mensen langer thuis blijven wonen. En zo kan dure zorg voorkomen worden. Het is heel laagdrempelige zorg, heel menselijke en menswaardige zorg. Daarom is het voor mij ook onbegrijpelijk dat hier zo op bezuinigd wordt. Hoe nu verder? Jarenlang had ik het idee: dit werk blijf ik doen tot aan mijn pensioen. Me niet realiserend, naïef natuurlijk, dat ik mijn werk ook kwijt kon raken. Of dat ik zo sterk terug zou moeten in salaris dat ik er niet meer van zou kunnen leven. Ook ik zal binnenkort voor de keuze gesteld worden: terug in salaris of ontslag. Er zijn collega's die tekenen om voor veel minder salaris te gaan werken Dat doen ze omdat ze zo te doen hebben met de mensen bij wie ze werken. Want veel vrouwen, collega’s van mij, doen dit werk echt al jaren, tien, twintig, soms wel dertig jaar. Zij doen dat werk met hart en ziel en hebben het ook op alle manieren in hun vingers. In onze organisatie wordt ons werk steeds meer als een bijbaantje gezien. Net als bij het postbezorgen gebeurt. Vroeger was postbode een volwaardige baan, nu zoeken ze huisvrouwen, ouderen en studenten tijdens schooltijd een wijkje om post te bezorgen. Een bijbaan. Net als veel van mijn collega's is dit werk voor mij mijn enige bron van inkomsten. Ik werk 28 uur, verdeeld over 5 dagen. Theoretisch zou ik meer uur kunnen gaan werken, om aan een basisinkomen te komen. Maar dat is niet reëel. Vanuit de organisatie zeggen ze dat het werk te zwaar is om 36 uur in de week te doen. En ze kunnen je ook geen 36 uur wegplannen. De reistijden die we maken krijgen we niet geheel vergoed. Ik heb nog gelukt met zo'n groot contract. Mensen die nu aangenomen worden, krijgen allemaal contracten van minder dan 20 uur, want dan ben je meer flexibel. Veel collega's van mij met grote contracten, d.w.z. meer dan 20 uur komen vaak niet aan hun uren. Ze komen dan in de min te staan en er wordt druk op hen uitgeoefend om deze min-uren als verlofuren weg te laten schrijven. De gedwongen salarisverlaging is vooral een gevolg van de marktwerking en aanbesteding in de zorg. Hierdoor zijn wij, medewerkers een speelbal geworden tussen de gemeente en de zorgorganisatie. Het probleem is als volgt. Wij zeggen tegen onze zorgorganisatie: ‘Waarom betalen jullie niet een fatsoenlijk loon?’. Dan zeggen zij: ‘Voor het antwoord moet je bij de gemeente zijn, want die betalen niet meer voor de hulp’. Dan komen wij bij de gemeente aan, wat we ook regelmatig doen, die dan zegt: ‘Ja, maar jullie zorgorganisatie zegt dat ze het voor die prijs kunnen doen’. Dus wij worden van de een naar de ander gestuurd. Vervolgens voel je je gewoon machteloos. Actie Wij, medewerkers in de thuiszorg maken ons ernstig zorgen over deze ontwikkelingen en de kabinetsplannen. Daarom was er ruim een maand geleden, op 4 februari een actie bijeenkomst in Nieuwegein. Hier waren zo'n 1.600 medewerkers uit heel het land naar toe gekomen. Dat is voor onze sector heel bijzonder, omdat mensen in de zorg niet snel in actie komen, want je 19 wilt je cliënten niet in de steek laten, en omdat het lastig is om ons te organiseren, want we komen elkaar zelden tegen in het werk. De laatste jaren is er door de vakbond veel energie gestoken in het oprichten van kleine plaatselijke ‘wij zijn de thuiszorg’ groepen, waardoor er meer onderling contact is. Ik vond de februariactie een erg goede en inspirerende bijeenkomst. De sfeer was goed. Je voelde aan alles dat deze medewerkers betrokken zijn bij hun werk en de cliënten. De voorgestelde bezuinigingen gaan hen, gaan ons aan het hart. Wat ik zo bijzonder vond was dat er een enorme strijdbaarheid was, en mensen ook echt boos waren, maar dat er tegelijk heel goed naar elkaars verhalen geluisterd werd. Ik ben onder de indruk van en trots op mijn collega's. Hoewel ik helemaal niet houd van massa bijeenkomsten en actie voeren, voel ik me zo verbonden met mijn collega's en ons werk dat ik er vol voor wil gaan. Helaas hebben de media nauwelijks aandacht aan onze actie besteed. Onbegrijpelijk. Des te blijer was ik met de reportage van ‘De slag om Nederland’ op TV. Wij gaan door met actie voeren. Op 6 april zal er een grote demonstratie in Den Haag zijn. En tot die tijd proberen we zoveel mogelijk handtekeningen te verzamelen. We hopen dat steeds meer mensen zullen beseffen dat de voorstellen zoals ze er nu liggen te ver gaan. Voor mij is goede zorg ook een kwestie van beschaving. 20