De Vlaamse successierechten voor u gekaderd (1) Hoeveel moet u betalen als u erft? Colofon Brochure Vlaamse successierechten Wettelijk depot D/20&4/3241/074 VU Hedwig Van der Borght, secretaris – generaal Adres Koning Albert II – laan 19 bus 6, 1210 Brussel Url http://fin.vlaanderen.be pm k De Barbaren co erfoto Stanislas Lahaut, verzamelt nostalgie in een kader. Deze brochure werd gedrukt op milieuvriendelijk papier met het FSC-label. De Vlaamse successierechten voor u gekaderd eze brochure behandelt de Vlaamse successierechten op nalatenschappen. Ze is met de grootste zorg samengesteld, maar niet alle bijzonderheden en uitzonderingsgevallen worden vermeld. Inhoud Wegwijs in de Vlaamse successierechten......................................................................................................................................................p. 5 1. Algemene informatie over successierechten .........................................................................................................................................p. 6 1.1 Wat zijn successierechten? .................................................................................................................................................................p. 6 1.2 Wie betaalt successierechten?...........................................................................................................................................................p. 6 1.3 Hoe en waar aangifte doen?................................................................................................................................................................p. 6 1.4 Wetgeving inzake successierechten.................................................................................................................................................p. 6 2. Hoeveel bedragen de successierechten voor natuurlijke personen?..............................................................................................p. 7 2.1 Erfenis tussen echtgenoten of samenwonenden en in rechte lijn...........................................................................................p. 7 2.2 Erfenis tussen broers en zussen.....................................................................................................................................................p. 11 2.3 Erfenis tussen andere personen .....................................................................................................................................................p. 13 2.4 Erfenis tussen stiefouder en stiefkind .........................................................................................................................................p. 13 2.5 Relatie zorgouder – zorgkind (gelijkstelling met rechte lijn).................................................................................................p. 13 2.6 Andersvalide personen ......................................................................................................................................................................p. 14 3. Bespreking van enkele specifieke vrijstellingen en verminderingen ..........................................................................................p. 17 3.1 Bossen en gronden gelegen in het VEN ........................................................................................................................................p. 17 3.1.1 Vrijstelling van successierechten voor gronden gelegen in het VEN .........................................................................p. 17 3.1.2 Vrijstelling van successierechten voor bossen ................................................................................................................p. 17 3.2 Familiale ondernemingen .................................................................................................................................................................p. 18 4. Wie Erft? .........................................................................................................................................................................................................p. 21 4.1 Het wettelijke erfrecht .......................................................................................................................................................................p. 22 4.2 Het testamentaire erfrecht ..............................................................................................................................................................p. 31 Bijlage: wat zegt de wet? .................................................................................................................................................................................p. 34 Alleen het Wetboek der uccessierechten heeft rechtskracht. e wetgeving zelf is een bevoegdheid van de gewesten. oor de bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten, heeft het Vlaamse Gewest vanaf 1 januari 2002 de bevoegdheid om wijzigingen aan te brengen aan de aanslagvoet, de heffingsgrondslag, de vrijstellingen en de verminderingen. (3) (3) Wegwijs in de Vlaamse successierechten Als u geld, een huis of andere roerende of onroerende goederen erft van een inwoner van het Vlaams Gewest, dan moet u daar successierechten op betalen. n deze brochure leggen we u uit wie bij een overlijden de erfgenamen zijn en hoeveel successierechten er betaald moeten worden. et wel: als de overledene op het ogenblik van overlijden zijn of haar fiscale woonplaats niet in Vlaanderen heeft, zijn geen Vlaamse successierechten verschuldigd, maar kan het Vlaams recht van overgang worden toegepast. it betreft specifieke regelgeving, waarover u zich best informeert via de notaris . Eenvoudiger, rechtvaardiger en lager dan vroeger. We bespreken in deze brochure ook de recente fiscale gunstmaatregelen om erfenissen op een rechtvaardiger manier te belasten. Zo had men vroeger bij het overlijden van de levenspartner soms geen andere keuze dan het huis te verkopen om de successierechten te kunnen betalen. Om dat te vermijden, is er sinds 1 januari 2007 een vrijstelling van successierechten voor de nettowaarde van de gezinswoning ten voordele van de langstlevende partner. Aandacht voor de ‘nieuwe gezinsvormen’. De Vlaamse overheid heeft de wetgeving bovendien gemoderniseerd om aan de ‘nieuwe’ gezinsvormen tegemoet te komen. Samenwonenden bijvoorbeeld, die in 1997 nog het hoogste tarief moesten betalen, kunnen sinds 1 januari 2001 van een gelijkstelling met gehuwden genieten. Dit geldt zowel voor het tarief als voor de verminderingen. Ook de relaties stiefouderstiefkind en zorgouder-zorgkind werden fiscaal aantrekkelijker gemaakt. Sinds respectievelijk 1 januari 2002 en 1 januari 2003 worden zij belast aan het tarief dat ook geldt tussen ouders en kinderen. Fiscaal voordeel voor andersvaliden en familiale ondernemers. Sinds 1 januari 2003 genieten andersvalide personen van een voetvrijstelling of ‘abattement’, waardoor zij – tot een bepaald bedrag – geen successierechten meer moeten betalen wanneer zij erven. Ook voor familiale ondernemingen en familiale vennootschappen werd een bijkomende inspanning gedaan. Sinds 1 januari 2012 kunnen ondernemingen of vennootschappen tegen een verminderd tarief van 3% of 7% overgaan op erfgenamen mits aan een aantal voorwaarden is voldaan. Vrijstelling voor bossen en gronden in het VEN. Tenslotte werd bij decreet van 9 mei 2003 een vrijstelling van successierechten ingevoerd voor de erfgenamen van een grond, gelegen in het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN), of een bos. Dit ter ondersteuning van het duurzaam bosbeheer in Vlaanderen. (5) (5) 1. Algemene informatie over successierechten 1.1 Wat zijn successierechten? Het successierecht is een belasting op erfenissen. Als u erft, moet u deze belasting betalen op de waarde van alle goederen die u uit de nalatenschap verkrijgt, na aftrek van de begrafeniskosten en eventuele schulden. De successierechten worden geïnd door de federale belastingadministratie, die de opbrengst van deze belasting integraal doorstort aan de gewesten. 1.2 Wie betaalt successierechten? Iedereen die uit het bezit van een overledene iets ontvangt, moet successierechten betalen op de waarde daarvan. In de meeste gevallen zijn de familieleden van de overledene de erfgenamen: de echtgeno(o)t(e), kinderen, kleinkinderen, maar ook ouders of grootouders, broers en zussen, neven en nichten… Het kan ook gebeuren dat niet-familieleden door een overledene (bij testament) begunstigd worden. De successierechten worden berekend volgens verschillende tarieven, afhankelijk van de graad van verwantschap met de overledene en de omvang van de erfenis. 1.3 Hoe en waar aangifte doen? Bij een overlijden zijn de erfgenamen verplicht om aangifte te doen van de nalatenschap binnen 4 maanden na het overlijden (bij overlijden in een ander Europees land: 5 maanden, bij overlijden buiten Europa: 6 maanden). De aangifte moet gebeuren bij het registratiekantoor in de fiscale woonplaats van de overledene op het moment van overlijden. Wanneer de overledene in de vijf jaar vóór het overlijden achtereenvolgens zijn fiscale woonplaats op meerdere plaatsen in België had, moet de aangifte worden ingediend in het kantoor waar de fiscale woonplaats gedurende deze periode het langst gevestigd was. Deze verkorte aangiftetermijn is van toepassing op de nalatenschappen die openvallen vanaf 1 augustus 2012. Een goede leidraad bij het opstellen van de aangifte, is het aangifteformulier dat u kunt aanvragen bij het registratiekantoor of downloaden via http://www.myminfin.be. U bent niet verplicht om een beroep te doen op een deskundige (vaak een notaris). Veel mensen doen dit wel, omdat het opmaken van de aangifte niet altijd eenvoudig is. De belastingambtenaren mogen niet zelf meewerken aan het invullen van de aangifte. U kunt uiteraard bij hen terecht voor inlichtingen over de wettelijke voorschriften waaraan de aangifte moet voldoen, en u kan tegen vergoeding een voorafgaande schatting vragen van de onroerende goederen in de nalatenschap. 1.4 Wetgeving inzake successierechten De wetgeving inzake successierechten ligt vervat in het Wetboek der Successierechten. Door de bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten, heeft het Vlaamse Gewest vanaf 1 januari 2002 de bevoegdheid om wijzigingen aan te brengen aan de aanslagvoet, de heffingsgrondslag, de vrijstellingen en de verminderingen. De dienst van de successierechten wordt verzorgd door de federale overheid. Het zijn dus de federale registratiekantoren waar de aangifte moet worden ingediend. Het bevoegde kantoor zal ook het bedrag van de successierechten berekenen, de dossiers opvolgen en eventuele vragen beantwoorden. U vindt de adressen van al deze registratiekantoren op www.minfin.fgov.be. (6) (6) 2. Hoeveel bedragen de successierechten voor natuurlijke personen? 2.1 Erfenis tussen echtgenoten of samenwonenden en in rechte lijn Bij erfenissen tussen echtgenoten en in rechte lijn (bijv. ouders – kinderen), zijn er slechts 3 tarieven. Het hoogste tarief werd verlaagd van 30% naar 27%. U betaalt nu 3% op de eerste schijf tot 50.000 euro, 9% op de schijf van 50.000 euro tot 250.000 euro, en 27% op de schijf vanaf 250.000 euro. Op 1 januari 2001 werden bepaalde samenwonenden in het Vlaamse Gewest bovendien gelijkgesteld met gehuwden. 2.1.1. Overzicht van de tarieven Bedrag in euro Tarief 0,01 tot 50.000 3% 50 000 tot 250.000 9% Vanaf 250.000 27% Deze tarieven worden toegepast per netto-aandeel. Elke erfgenaam betaalt dus successierechten op het bedrag dat hij of zij erft, opgedeeld per schijf. Wie wordt als samenwonend beschouwd? 1 De persoon, die op de dag van het openvallen van de nalatenschap, met de erflater wettelijk samenwoont (d.m.v. een verklaring van wettelijke samenwoning) 1 De persoon of personen die op de dag van het openvallen van de nalatenschap met de erflater feitelijk samenwoont, d.w.z. ten minste 1 jaar ononderbroken met de erflater samenwoonde en er een gemeenschappelijke huishouding mee voerden. Deze voorwaarden worden ook verondersteld voldaan te zijn als het samenwonen en het voeren van een gemeenschappelijke huishouding met de erflater, aansluitend op de bedoelde periode van 1 jaar tot op de dag van het overlijden, ingevolge overmacht onmogelijk is geworden. Een uittreksel uit het bevolkingsregister houdt een weerlegbaar vermoeden in van ononderbroken samenwoning en van het voeren van een gemeenschappelijke huishouding. Niet alleen samenwonende partners, maar bijvoorbeeld ook een samenwonende broer of zus en een broeder of zuster in zijn/haar kloosterorde,… komen in aanmerking. Het ‘samenwonen’ kan dus ook gaan om een groep mensen. (7) (7) 2.1.2. Onderscheid tussen roerende en onroerende goederen De verschillende tarieven worden ook afzonderlijk toegepast op de roerende goederen (geld, kasbons, meubilair,…) en op de onroerende goederen (huizen en gronden). Door deze opsplitsing kan elke erfgenaam eigenlijk tweemaal genieten van de laagste tarieven. Een cijfervoorbeeld U erft een netto-aandeel ter waarde van 200.000 euro, waarvan 150.000 euro onroerend en 50.000 euro roerend. De berekening van de belasting gebeurt dan als volgt: U betaalt 3% op het roerend gedeelte van 50.000 euro = 1.500 euro U betaalt 3% op de eerste schijf (50.000 euro) van het onroerend gedeelte = 1.500 euro U betaalt 9% op de tweede schijf (100.000 euro) van het onroerend gedeelte = 9.000 euro Totaal 12.000 euro 2.1.3. Wat met de schulden van de overledene? Het kan gebeuren dat iemand die overlijdt niet alleen bezittingen, maar ook schulden heeft. In dat geval wordt de uitstaande schuld in mindering gebracht van de erfenis. Schulden worden bij voorrang aangerekend op de roerende goederen, tenzij duidelijk kan worden aangetoond dat een bepaalde schuld specifiek verbonden is aan een onroerend goed dat in de erfenis is opgenomen. Een voorbeeld U ontvangt een erfenis ter waarde van 200.000 euro, waarvan 150.000 euro onroerend en 50.000 euro roerend. Daarnaast is er ook een uitstaande schuld van 12.500 euro. Deze schuld wordt in mindering gebracht van het roerend gedeelte. De successierechten worden aangerekend op de volgende nettobedragen: 37.500 euro roerend en 150.000 euro onroerend. (8) (8) 2.1.4. Belastingverminderingen Vermindering voor verkrijgingen onder de 50.000 euro. Voor nettoverkrijgingen (in rechte lijn en tussen echtgenoten of samenwonenden) die de 50.000 euro niet overstijgen, geldt er een vermindering van maximaal 500 euro. Deze vermindering wordt degressief verleend. Dat wil zeggen: hoe kleiner de erfenis, hoe groter de vermindering. De belastingvermindering wordt berekend aan de hand van volgende formule: Vermindering = 500 euro x (1 – nettoverkrijging/50.000). Resultaat: Nettoverkrijging Vermindering 2.500 475 5.000 450 7.500 425 10.000 400 12.500 375 15.000 350 … … 47.500 25 50.000 0 In de praktijk betekent dit dat op een nettoverkrijging van 12.500 euro of minder géén successierechten betaald moeten worden. Vermindering voor kinderen onder de 21 jaar Voor kinderen die jonger zijn dan 21 jaar op het moment waarop ze erven, is er een extrabelastingsvermindering van 75 euro voor elk vol jaar dat nog moet verlopen tot de leeftijd van 21 jaar wordt bereikt. Vermindering voor de langstlevende partner De overlevende partner krijgt een extra vermindering die gelijk is aan de helft van de aanvullende verminderingen die de gemeenschappelijke kinderen jonger dan 21 jaar samen genieten. Bijvoorbeeld: vermindering partner = (vermindering kind 1 + vermindering kind 2) / 2 (9) (9) 2.1.5. Belastingvrijstellingen Sinds 1 januari 2007 (en dus voor nalatenschapen die na deze datum zijn opengevallen) werd een vrijstelling van successierechten ingevoerd voor de nettowaarde van de gezinswoning ten voordele van de langstlevende partner. Zowel gehuwden als samenwonende partners komen in aanmerking voor deze vrijstelling. Opgelet! De vrijstelling geldt niet als de samenwonende een bloedverwant in de rechte lijn is van de erflater of daarmee is gelijkgesteld. Voor feitelijke samenwoners wordt een periode van drie jaar (i.p.v. één jaar) ononderbroken samenwoning vereist om voor de vrijstelling in aanmerking te komen. Wat is een ‘gezinswoning’? Een gezinswoning is de gezamenlijke hoofdverblijfplaats van de erflater en zijn overlevende echtgenoot of samenwonende. Een uittreksel uit het bevolkingsregister houdt een weerlegbaar vermoeden in van het samenwonen. Als er een einde is gekomen aan het samenwonen door feitelijke scheiding, door overmacht (bijv. langdurig ziekenhuisverblijf) of door verhuizing naar een rust- of verzorgingsinstelling, wordt de laatste gezinswoning die samen werd bewoond ook als gezinswoning beschouwd. Wat is de ‘nettowaarde’? De nettowaarde is de waarde van het aandeel dat de langstlevende partner verkrijgt, min zijn of haar aandeel in de schulden van de nalatenschap die specifiek werden aangegaan om die woning te verwerven of te behouden. 2.2 Erfenis tussen broers en zussen Bij erfenissen tussen broers en zussen zijn er slechts 3 tarieven. Men betaalt 30% op de eerste schijf tot 75 000 euro, 55% op de schijf van 75 000 tot 125 000 euro, en 65% op de schijf vanaf 125 000 euro. 2.2.1. Overzicht van de tarieven Bedrag in euro Tarief 0,01 tot 75.000 30% 75.000 tot 125.000 55% Vanaf 125.000 65% Belangrijk om weten: de tarieven worden toegepast per netto-erfdeel. Er wordt geen opsplitsing gemaakt tussen roerende en onroerende goederen. 2.2.2. Belastingvermindering Vermindering voor nettoverkrijgingen kleiner dan of gelijk aan 18.750 euro Als de nettoverkrijging die een broer of zus ontvangt kleiner is dan, of gelijk is aan 18.750 euro, dan geldt er een belastingvermindering. Deze vermindering wordt degressief verleend: hoe kleiner de nettoverkrijging, hoe groter de vermindering. (10) (10) De belastingvermindering wordt berekend aan de hand van volgende formule: Vermindering = 2.000 euro x (nettoverkrijging/20.000) Een voorbeeld Een nettoverkrijging van 3.700 euro geeft een belastingvermindering van 370 euro. Namelijk: 2.000 euro x (3.700/20.000) = 370 euro. Vermindering voor nettoverkrijgingen tussen 18.750 en 75.000 euro Als de nettoverkrijging die een broer of een zus ontvangt groter is dan 18.750 euro én kleiner dan 75.000 euro, dan geldt er eveneens een belastingvermindering. Deze vermindering wordt degressief verleend: hoe kleiner de nettoverkrijging, hoe groter de vermindering. De belastingvermindering wordt berekend aan de hand van volgende formule: Vermindering = 2.500 euro x (1 – nettoverkrijging/75.000) Een voorbeeld Een nettoverkrijging van 25.000 euro geeft een belastingvermindering van 1.667 euro. Namelijk: 2.500 euro x (1 – 25.000/75.000) = 1.667 euro. 2.3 Erfenis tussen andere personen Ook bij erfenissen tussen ooms, tantes, neven, nichten en andere personen, zijn er sinds 1 mei 1997 nog slechts 3 tarieven in plaats van de oorspronkelijke 5 tarieven. Men betaalt 45% op de eerste schijf tot 75.000 euro, 55% op de schijf van 75.000 tot 125.000 euro, en 65% op de schijf vanaf 125.000 euro. In de nieuwe regeling valt het vroegere onderscheid tussen ooms, tantes, neven en nichten enerzijds, en andere personen (‘derden’) anderzijds weg. 2.3.1. Overzicht van de tarieven Bedrag in euro Tarief 0,01 tot 75.000 45% 75.000 tot 125.000 55% Vanaf 125.000 65% Belangrijk om weten: Deze tarieven worden toegepast op de som van de netto-erfdelen. Elke begunstigde betaalt een deel van de erfenisrechten in verhouding tot het ontvangen netto-aandeel. Bovendien wordt ook hier geen opsplitsing gemaakt tussen roerende en onroerende goederen. (11) (11) Een cijfervoorbeeld U erft van uw oom een bedrag van 100.000 euro, dat evenredig verdeeld wordt tussen u en uw neef. In dat geval worden eerst de verschuldigde successierechten op de som van de netto-erfdelen (d.i. 50.000 euro + 50.000 euro) berekend (zonder rekening te houden met de verminderingen): 45% op de eerste schijf van 75.000 euro = 33.750 euro 55% op de resterende schijf van 25.000 euro = 13.750 euro Totaal = 47.500 euro Aangezien u beide een zelfde netto-erfdeel ontvangt, worden ook de successierechten evenredig verdeeld. U betaalt dus elk 23.750 euro. Vermindering voor erfenissen kleiner dan of gelijk aan 12.500 euro Als de som van de nettoverkrijgingen ten gunste van andere personen (dan echtgenoten of samenwonenden in de rechte lijn, en broers en zussen) kleiner is dan, of gelijk is aan 12.500 euro, dan geldt er een belastingvermindering. Deze vermindering wordt degressief verleend: hoe kleiner de nettoverkrijging, hoe groter de vermindering. De belastingvermindering wordt berekend aan de hand van volgende formule: Vermindering = 2.000 euro x (som van de nettoverkrijgingen/12.500) Een voorbeeld: Een totaal aan netto-erfdelen van 6.000 euro geeft een belastingvermindering van 960 euro. Namelijk: 2.000 euro x (6.000/12.500) = 960 euro. De aldus verkregen vermindering wordt verdeeld over de betrokken erfgenamen, in verhouding tot de door hen verkregen netto-erfdelen. Vermindering voor erfenissen tussen 12.500 en 75.000 euro Als de som van de netto-erfdelen ten gunste van andere personen (dan echtgenoten of samenwonenden in rechte lijn, en broers en zussen) groter is dan 12.500 euro én kleiner dan 75.000 euro, dan geldt er een belastingvermindering. Deze vermindering wordt degressief verleend: hoe kleiner de nettoverkrijging, hoe groter de vermindering. De belastingvermindering wordt berekend aan de hand van volgende formule: Vermindering = 2.400 euro x (1 – som van de nettoverkrijgingen/75.000) Een voorbeeld: Een totaal aan nettoverkrijgingen van 20.000 euro geeft een belastingvermindering van 1.760 euro. Namelijk: 2.400 euro x (1 – 20.000/75.000) = 1.760 euro. De verkregen vermindering wordt verdeeld over de betrokken erfgenamen, in verhouding tot de door hen verkregen nettoerfdelen. (12) (12) 2.4 Erfenis tussen stiefouder en stiefkind Sinds 1 januari 2002 zijn de successierechten op een verkrijging tussen een stiefouder en een stiefkind gelijkgesteld met een verkrijging in rechte lijn. Deze gelijkstelling geldt ook voor: 1 een verkrijging tussen een kind van een persoon die met de erflater samenwoont en de erflater 1 een verkrijging tussen een persoon die met een ouder van de erflater samenwoont en de erflater (voorwaarde: wettelijk samenwonen op de dag van het overlijden, of minstens 1 jaar ononderbroken een gemeenschappelijke huishouding hebben gevoerd). Een verkrijging tussen uit de echt gescheiden of van tafel en bed gescheiden personen en een verkrijging tussen exsamenwonenden wordt alleen gelijkgesteld met een verkrijging tussen echtgenoten of tussen samenwonenden als er gemeenschappelijke afstammelingen zijn. De ex-samenwonende moet bewijzen dat hij met de erflater wettelijk heeft samengewoond of minstens één jaar ononderbroken een gemeenschappelijke huishouding heeft gevoerd. Naar aanleiding van een arrest van het Grondwettelijk Hof van 20 december 2012, werd in de Vlaamse regelgeving ingeschreven dat in geval de ouder van het kind samenwoonde met een partner, de gelijkschakeling ook geldt indien de ouder van het kind vooroverleden zou zijn. In dat geval moet aan de vereiste van samenwonen voldaan zijn op het ogenblik van overlijden van de ouder van het kind. De aanpassing werkt terug tot op het ogenblik van het arrest, en is dus geldig voor overlijdens vanaf 20 december 2012. 2.5 Relatie zorgouder – zorgkind (gelijkstelling met rechte lijn) Een verkrijging tussen personen waartussen een relatie van zorgouder en zorgkind bestaat of heeft bestaan, wordt gelijkgesteld met een verkrijging in rechte lijn. Het zorgkind moet: 1 vóór de leeftijd van 21 jaar gedurende drie achtereenvolgende jaren bij een ander persoon hebben ingewoond 1 gedurende die tijd hoofdzakelijk van die andere persoon of van deze en zijn levenspartner samen, de hulp en de verzorging hebben gekregen die kinderen normaal van hun ouders krijgen. De inschrijving van het zorgkind in het bevolkings- of vreemdelingenregister op het adres van de zorgouder geldt als weerlegbaar vermoeden van inwoning bij de zorgouder. Het is niet vereist dat de zorgrelatie nog actueel is op het ogenblik van het openvallen van de nalatenschap. Net als bij stiefouders en stiefkinderen is ook bij personen waartussen een zorgrelatie bestaat of heeft bestaan de gelijkstelling met een verkrijging in rechte lijn strikt beperkt tot de personen die rechtstreeks verbonden zijn door de zorgrelatie, met andere woorden tot het zorgkind en de zorgouder. Ze strekt zich bijgevolg niet uit tot hun bloedverwanten. (13) (13) 2.6 Andersvalide personen Wanneer een andersvalide persoon erft, wordt het tarief van de successierechten bepaald door zijn verwantschap met de erflater, zoals in de vorige hoofdstukken beschreven. Het bedrag waarop hij of zij belast zal worden, wordt wel verminderd d.m.v. een voetvrijstelling of ‘abattement’. De voetvrijstelling wordt berekend op basis van onderstaande formules. Bij verkrijgingen in rechte lijn, tussen echtgenoten en samenwonenden Bedrag van de voetvrijstelling = (3.000 euro) x (cijfer bepaald volgens de leeftijd van de verkrijger) Het bedrag van de voetvrijstelling wordt eerst toegerekend op het netto-onroerend aandeel van de verkrijger. Indien hierna nog een deel van het bedrag van de vrijstelling overblijft, wordt dit restgedeelte toegerekend op het netto-roerend aandeel. Bij verkrijgingen tussen andere personen dan in rechte lijn, echtgenoten en samenwonenden Bedrag van de voetvrijstelling = (1.000 euro) x cijfer bepaald volgens de leeftijd van de verkrijger) Wanneer een verkrijger samen met anderen in deze tariefcategorie erft, wordt de belasting voor hem berekend alsof hij als enige in deze categorie erft. In hoofde van de andere verkrijgers wordt de belasting berekend alsof hij die hoedanigheid niet heeft. Dit cijfer bedraagt: 1 18 bij een leeftijd van 20 jaar of minder 117 bij een leeftijd boven de 20 en tot 30 jaar 116 bij een leeftijd boven de 30 en tot 40 jaar 114 bij een leeftijd boven de 40 en tot 50 jaar 113 bij een leeftijd boven de 50 en tot 55 jaar 111 bij een leeftijd boven de 55 en tot 60 jaar 19,5 bij een leeftijd boven de 60 en tot 65jaar 18 bij een leeftijd boven de 65 en tot 70 jaar 16 bij een leeftijd boven de 70 en tot 75 jaar 14 bij een leeftijd boven de 75 en tot 80 jaar 1 2 bij een leeftijd boven de 80 jaar. Wie komt in aanmerking? 1 Iedereen die omwille van feiten die vóór de leeftijd van 65 jaar gebeurden en werden vastgesteld: • zijn verdienvermogen door zijn lichamelijke of geestelijke toestand verminderd ziet tot een derde of minder van wat een valide persoon op de arbeidsmarkt kan verdienen • om gezondheidsredenen een volledig gebrek aan, of een vermindering van zelfredzaamheid van minstens 9 punten laat opmeten (volgens de medisch-sociale schaal van toepassing in het kader van de wetgeving met betrekking tot de tegemoetkomingen aan gehandicapten) • zijn verdienvermogen tot een derde of minder verminderd ziet nà de periode van primaire ongeschiktheid (bepaald in de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen) • voor minstens 66 % blijvend lichamelijk of geestelijk gehandicapt of arbeidsongeschikt is verklaard ingevolge een administratieve of gerechtelijke beslissing. 1 Kinderen die voor tenminste 66 % getroffen zijn door ontoereikende of verminderde lichamelijke of geestelijke geschiktheid wegens een of meer aandoeningen. Welke bewijzen worden aanvaard? Het recht op de vrijstelling moet bewezen worden door middel van een attest of een verklaring van een instelling of dienst die bevoegd is om de toestand als gehandicapte vast te stellen (bv. FOD Sociale Zekerheid, Mutualiteiten,…). U moet het attest of de verklaring bij de aangifte van de nalatenschap voegen, of aan het bevoegde kantoor overmaken vóór de rechten opeisbaar zijn. Is het attest niet bij de aangifte gevoegd of niet op tijd op het bevoegde kantoor toegekomen, dan worden de rechten berekend zonder toepassing van de vrijstelling. U kunt dan wel nog een teruggave vragen als u het vereiste attest binnen 2 jaar na betaling van de rechten alsnog neerlegt bij de ontvanger. (14) (14) Is deze vermindering cumuleerbaar met andere verminderingen? De toekenning van de voetvrijstelling heeft geen invloed op de andere verminderingen waarop u mogelijk recht hebt. Deze verminderingen zullen worden berekend alsof het abattement niet zou worden toegekend. Het bedrag van de vermindering blijft wel altijd beperkt tot het bedrag van de rechten. U kunt, met andere woorden, nooit méér terugkrijgen dan u moet betalen. Een cijfervoorbeeld (verkrijging in rechte lijn): U erft van uw overleden vader een netto-onroerend gedeelte van 50.000 euro en een netto-roerend gedeelte van 25.000 euro. U bent zwaar gehandicapt en bent 32 jaar oud. De voetvrijstelling bedraagt: 3.000 euro x 16 = 48.000 euro Deze vrijstelling aan de voet van het tarief wordt eerst toegerekend op het netto-onroerend aandeel. 50.000 – 48.000 = 2.000 euro Op het resterende gedeelte wordt het tarief van toepassing in rechte lijn toegepast. De successierechten die u moet betalen bedragen dus: Onroerend gedeelte: 48.000 euro x 0 % = 0 euro 2.000 euro x 3 % = 60 euro Roerend gedeelte: 25.000 euro x 3 % Samen maakt dit een bedrag van: = 750 euro 810 euro Zonder deze vrijstelling zou het bedrag 2.250 euro bedragen: 50.000 x 3 % = 1.500 euro 25.000 x 3 % = 750 euro (15) (15) Een gelijkaardige berekening met lagere vrijstelling doet zich voor bij verkrijging tussen andere personen dan in rechte lijn. Voorbeeld: U krijgt, net als uw broer en uw zus, een erfenis van uw overleden tante. Uzelf erft van uw overleden tante een netto-onroerend gedeelte van 20.000 euro en een netto-roerend gedeelte van 25.000 euro. U bent zwaar gehandicapt en bent 42 jaar oud. Uw broer en zus krijgen eenzelfde bedrag aan onroerende en roerende goederen en zijn niet gehandicapt. De voetvrijstelling bedraagt: 1.000 euro x 14 = 14.000 euro Daarnaast zullen uw successierechten berekend worden alsof u als enige erft in de categorie 'tussen andere personen'. U erft in totaal 45.000 euro en op de eerste 14.000 euro betaalt u geen successierechten. Op het resterende gedeelte van 31.000 euro wordt het tarief van de categorie 'tussen andere personen' toegepast. Dit heeft tot gevolg dat er geen opsplitsing wordt gemaakt tussen de roerende en onroerende goederen die u verkrijgt. De successierechten die u moet betalen bedragen dus: 14.000 euro x 0% = 0 euro 31.000 euro x 45% = 13.950 euro U zal derhalve 13.950 euro dienen te betalen aan successierechten. Zonder deze voetvrijstelling en wijze van berekenen zouden uw successierechten veel hoger zijn, vermits de successierechten berekend zouden worden op de som van de netto-erfdelen, zijnde 135.000 euro (45.000 euro + 45.000 euro + 45.000 euro). De successierechten die u zou moeten betalen bedragen dus: 75.000 euro x 45 % = 33.750 euro 125.000 euro x 55 % = 68.750 euro 10.000 euro x 65 % = 6.500 euro Totaal: = 109.00 euro Aangezien uzelf en uw broer en zus eenzelfde netto-erfdeel ontvangt, worden ook de successierechten evenredig verdeeld. Zonder de voetvrijstelling en aangepaste berekeningswijze, zou het bedrag 36.333,33 euro bedragen. (16) 3. Bespreking van enkele specifieke vrijstellingen en verminderingen Bij decreet van 9 mei 2003 werd een vrijstelling van successierechten ingevoerd voor bossen en voor gronden gelegen in het VEN. 3.1 Bossen en gronden gelegen in het VEN 3.1.1 Vrijstelling van successierechten voor gronden gelegen in het VEN Er wordt een vrijstelling van successierechten verleend voor de waarde van de onbebouwde onroerende goederen gelegen in het Vlaams Ecologisch Netwerk. Voorwaarden: 1 In de aangifte van nalatenschap wordt duidelijk om de vrijstelling verzocht 1Bij de aangifte van nalatenschap moet een attest gevoegd dat wordt uitgereikt door het Vlaamse Gewest. Deze vrijstelling geldt vanaf de inwerkingtreding van het definitief vastgesteld plan zoals voorzien in het bosdecreet. Het aanvraagformulier voor deze vrijstelling vindt u op www.vlaanderen.be/formulieren. 3.1.2 Vrijstelling van successierechten voor bossen Er wordt een vrijstelling van successierechten verleend voor de waarde van de onroerende goederen die te beschouwen zijn als bos. De schriftelijke bevestiging door het Bosbeheer van de goedkeuring van het uitgebreid beheerplan van bossen geldt als attest tot vrijstelling van successierechten. Voorwaarden: 1 Voor het bos werd een door het bosbeheer goedgekeurd beheersplan opgemaakt 1 In de aangifte van nalatenschap wordt uitdrukkelijk om de vrijstelling verzocht 1Bij de aangifte van nalatenschap moet een attest gevoegd worden. De schriftelijke bevestiging door het Bosbeheer van de goedkeuring van het uitgebreid beheerplan van bossen geldt als een dergelijk attest. Sinds 1 januari 2009 ook als teruggave Sinds 1 januari 2009 kan deze vrijstelling ook toegekend worden bij wijze van teruggave indien de voorwaarden worden voldaan binnen een termijn van vier jaar na het overlijden. De vrijstelling kan hierdoor ook nog worden toegestaan als het bosbeheersplan pas na het overlijden kon worden gefinaliseerd. De procedure voor de opmaak en goedkeuring van uitgebreide bosbeheersplannen voor boscomplexen met meerdere eigenaars duurt immers vaak meerdere jaren. Meer informatie hierover vindt u op de website van het Agentschap Natuur en Bos (www.bosengroen.be). (17) (17) Voorwaarden: 1 De goederen moeten hun aard van bos gedurende 30 jaar blijven behouden 1De goederen moeten blijven voldoen aan de bovenstaande voorwaarden 1Het effectief gevoerde beheer moet overeenstemmen met het goedgekeurde beheersplan De vrijstelling wordt integraal verleend op het ogenblik van de afhandeling van de successierechten. Om evenwel te garanderen dat de voorwaarden effectief 30 jaar behouden blijven, wordt de vrijstelling eigenlijk fictief beschouwd als een soort van subsidie die gedurende een termijn van 30 jaar wordt verleend (1/30 per jaar). Bij het niet naleven van deze voorwaarden moet de eigenaar of vruchtgebruiker van het bos de subsidie terugbetalen voor de resterende duur van de periode. Bij overdracht van eigendom of vruchtgebruik van het bos dient de nieuwe verkrijger ingelicht te worden over het bestaan van deze subsidie. Als dit niet gebeurt, kan de vorige eigenaar tot schadeloosstelling gehouden worden. 3.2 Familiale ondernemingen en vennootschappen Sinds 1 januari 2012 geldt er in het Vlaamse Gewest een nieuwe regeling voor overdrachten van familale ondernemingen en vennootschappen. De bedoeling van deze nieuwe regeling is om bedrijfsleiders actief aan te zetten om na te denken over hun opvolging. Om dit te stimuleren bestaat er een vrijstelling in schenkingsrechten voor het schenken van deze familiale ondernemingen en vennootschappen. Mocht een bedrijfsleider voor hij kan schenken overleden zijn, dan bestaat er een verminderd tarief in successierechten. De vermindering houdt in dat wanneer de erfgenaam een verwante in rechte lijn, de echtgenoot of samenwonende van de erflater is, dat de nettowaarde van de verkrijging dan zal belast worden aan 3% in plaats van aan de normale tarieven die van toepassing zijn in successierechten. In alle andere gevallen zal de nettowaarde van deze verkrijging belast worden aan 7%, wat opnieuw veel lager is dan de progressieve tarieven. De voorwaarden om te kunnen genieten van beide gunstmaatregelen zijn veelal dezelfde. Hieronder worden dan ook de voorwaarden besproken die dienen voldaan te zijn om te kunnen genieten van het verminderde tarief in successierechten. Voorwaarde 1: Familiaal karakter van onderneming of vennootschap Enkel voor familiale ondernemingen of vennootschappen geldt het verminderd tarief van successierechten. Een familiale onderneming is een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwbedrijf of een vrij beroep, dat door de erflater of zijn echtgenoot of samenwonende, al dan niet samen met anderen, persoonlijk wordt geëxploiteerd en uitgeoefend. Voorbeeld Een bakkerij die door de erflater wordt uitgebaat als natuurlijk persoon. Een familale vennootschap is een vennootschap die de uitoefening van een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwactiviteit, of van een vrij beroep tot doel heeft en waarvan de erflater samen met zijn familie eigenaar is (zie voorwaarde 2: participatievoorwaarde). Voorbeeld Een bakkerij die door de erflater wordt uitgebaat, maar waarvoor een vennootschap (zoals een bvba, nv,...) werd opgericht waarbinnen de activiteit gebeurt. (18) Voorwaarde 2: Participatievoorwaarde De erflater zal: - Indien het een onderneming betreft, de goederen die hij wenst na te laten beroepsmatig moeten hebben geïnvesteerd. Indien het een vennootschap betreft, minstens 50% van de aandelen in volle eigendom moeten bezitten. Wanneer de erflater samen met een andere aandeelhouder eigenaar is van de vennootschap, volstaat het dat hij 30% van de aandelen in volle eigendom heeft, indien hij samen met de andere aandeelhouder samen 70% van de aandelen van de vennootschap in volle eigendom heeft. Wanneer de erflater samen met twee ander aandeelhouders eigenaar is van de vennootschap, volstaat het dat hij 30% van de aandelen in volle eigendom heeft, indien hij samen met de twee andere aandeelhouders samen 90% van de aandelen van de vennootschap in volle eigendom heeft. Voorwaarde 3: Geen onroerende goederen hoofdzakelijk voor bewoning aangewend of bestemd of geen vennootschap zonder reële economische activiteit Het verminderd tarief kan, voor wat betreft ondernemingen, niet worden toegepast voor overdrachten van onroerende goederen die hoofdzakelijk tot bewoning zijn bestemd of worden aangewend. Vennootschappen zonder enige reële economische activiteit kunnen niet onder de gunsttarieven worden overgedragen. Of een vennootschap reële economiche activiteit heeft, wordt nagegaan op basis van twee parameters uit de balans van de jaarrekening van de vennootschap. Een vennootschap wordt beschouwd als zonder enige reële economische activiteit indien: - de bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen (post 62 resultatenrekening) een percentage gelijk of lager dan 1,50% uitmaken van de totale activa (balanspost 20/58); en - de terreinen en gebouwen (balanspost 22) meer dan 50% uitmaken van het totaal actief (balanspost 20/58). Voorwaarde 4: Attest van de Vlaamse Belastingdienst Om te kunnen genieten van de verminderde tarieven, zal bij de aangifte van nalatenschap een attest van de Vlaamse Belastingdienst dienen gevoegd te worden, waaruit blijkt dat aan alle voorwaarden is voldaan. Dit attest kan bij de Vlaamse Belastingdienst worden aangevraagd via een hiertoe bestemd formulier dat kan terug gevonden worden op het Belastingportaal Vlaanderen (www.belastingen.be). Voorwaarde 5: Voorwaarden te vervullen na overlijden Om te kunnen blijven genieten van het verminderd tarief zal gedurende een periode van 3 jaar na het overlijden van de erflater dienen voldaan te blijven aan volgende voorwaarden, naar gelang het een onderneming dan wel een vennootschap betreft: Voor een familiale onderneming: - Zij dient haar activiteit onderbroken verder te zetten. - De onroerende goederen van de onderneming die met het verminderd tarief werden overgedragen, mogen niet hoofdzakelijk tot bewoning worden aangewend of bestemd. (19) (19) Voor een familiale vennootschap: - De activiteit dient ononderbroken behouden te blijven en er dient voor de vennootschap elk boekjaar een jaarrekening te worden neergelegd. - De vennootschap mag geen vennootschap zonder reële economische activiteit worden. - Het kapitaal mag niet dalen door uitkeringen of terugbetalingen. Mocht dit toch het geval zijn, zullen deze uitkeringen of terugbetalingen belast worden aan de normale tarieven. - De vennootschap dient haar maatschappelijke zetel binnen de EER te behouden. De Vlaamse Belastingdienst zal na verloop van drie jaar nagaan of aan alle voorwaarden wel degelijk was voldaan. Indien dit niet het geval was, vervalt de vermindering en zullen de normale tarieven worden toegepast. Indien de erfgenaam zelf vaststelt dat niet langer voldaan is aan de voorwaarden, kan hij dit zelf melden aan de Vlaamse Belastingdienst via het hiertoe bestemde formulier dat kan teruggevonden worden op het Belastingportaal Vlaanderen (www.belastingen.be). Ook in dit geval zal de vermindering vervallen en zullen de normale tarieven worden toegepast. 3.3 Wettelijke terugkeer Sinds 24 januari 2014 wordt een vrijstelling toegepast in geval van wettelijke terugkeer. Dit houdt concreet in dat wanneer (over)(groot)ouders bepaalde goederen schenken aan hun (achter)(klein)kind, en dit (achter)(klein)kind overlijdt voor de schenker, er een vrijstelling wordt toegestaan voor de geschonken goederen. Opdat deze vrijstelling zou kunnen gelden, moet wel aan elk van de onderstaande voorwaarden zijn voldaan: - de goederen moeten geschonken zijn voor het overlijden van het (achter)(klein)kind - de goederen moeten ofwel nog in natura aanwezig zijn in de nalatenschap, ofwel, wanneer de goederen werden vervreemd, moet hiervoor nog een schuldvordering in de nalatenschap aanwezig zijn - het vooroverleden (achter)(klein)kind heeft zelf geen nakomelingen op het ogenblik dat hij is gestorven. De vrijstelling moet ook aangevraagd worden in de aangifte. Het invoegen van deze vrijstelling heeft, mits aan de voorwaarden is voldaan, hetzelfde effect als een beding van conventionele terugkeer. (20) 4. Wie erft? Aangezien het successierecht een belasting op erfenissen is, moet u niet alleen weten in welke gevallen u successierechten moet betalen, maar in de eerste plaats ook in welke situaties u erft. Dat laatste wordt beschreven in het erfrecht. We maken een onderscheid tussen 4 verschillende situaties. Meer informatie hierover kan u onder meer bij uw notaris of de FOD Financiën krijgen. Situatie 1: u bent gehuwd Als u gehuwd bent, dan is het erfrecht tussen beide partners geregeld door het aangenomen huwelijksvermogensstelsel. Informatie hierover vindt u terug onder punten 4.1.7. en 4.1.8. Situatie 2: u bent wettelijk samenwonend Woont u wettelijk samen, dan kunt u sinds 18 mei 2007 wél beroep doen op een wettelijk geregeld erfrecht, dat geïnspireerd is op dat van de langstlevende echtgenoot: De langstlevende wettelijk samenwonende verkrijgt, met welke erfgenamen hij of zij ook tot de nalatenschap komt, het vruchtgebruik van de gezinswoning en de daarin aanwezige huisraad De langstlevende wettelijk samenwonende verkrijgt ook als enige, met uitsluiting van alle andere erfgenamen, het recht op de huur van de gezinswoning en het vruchtgebruik van de daarin aanwezige huisraad. Situatie 3: u bent feitelijk samenwonend Feitelijk samenwonenden genieten niet van een wettelijk georganiseerd erfrecht. Willen zij elkaar begunstigen via een testament of een andere constructie, dan kan dat onder bepaalde voorwaarden tegen de laagste tarieven. Situatie 4: u bent alleenstaand Bent u alleenstaande, dan erven uw kinderen, ouders, broers of zussen. Twee manieren om te bepalen wie wat erft Om te bepalen wie welk aandeel erft, bestaan er 2 mogelijkheden: het testamentaire erfrecht en het wettelijke erfrecht. Bovendien bestaan er bijzondere bepalingen omtrent het erfrecht van de langstlevende echtgenoot. (21) (21) 4.1 Het wettelijke erfrecht De wettelijke erfgenamen Heeft de overledene geen testament nagelaten, dan geldt het wettelijke erfrecht. We moeten in dat geval 6 stappen doorlopen om de wettelijke erfgenamen te bepalen. 4.1.1. Stap 1: de orde van erfgenamen In het wettelijke erfrecht zijn de bloedverwanten opgedeeld in vier orden, volgens dewelke ze tot de nalatenschap worden ‘geroepen’. Voor de verdeling van de nalatenschap geldt het principe dat de voorafgaande orde telkens de volgende orde uitsluit. Met andere woorden: indien er bijvoorbeeld erfgenamen uit de eerste orde zijn, kunnen de erfgenamen uit de tweede orde niet meer erven. (22) Eerste orde Alle afstammelingen van de overledene, in welke graad ook, en los van de manier waarop de afstamming is vastgesteld. In de eerste plaats zijn dat de kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen. Ook kinderen die buiten het huwelijk zijn geboren, gewone en ten volle geadopteerde kinderen en hun afstammelingen behoren tot deze orde. Tweede orde De ouders van de overledene, op voorwaarde dat ook de broers en/of zussen tot de nalatenschap zijn geroepen. Onder de categorie van de broers en zussen vallen ook de personen die door de ouders van de erflater ten volle werden geadopteerd, net zoals de halfbroers en halfzussen. Ook de afstammelingen van broers en zussen en van halfbroers en halfzussen behoren tot deze groep. Derde orde De voorouders van de overledene, indien geen broers of zussen in aanmerking komen voor de nalatenschap. Het gaat hier om ouders, grootouders, overgrootouders… van de overledene. Vierde orde De ooms en tantes van de overledene en hun afstammelingen, alsook de grootooms en groottantes. 4.1.2. Stap 2: de graad binnen een bepaalde orde Binnen een bepaalde orde wordt aan de hand van de graad (generatie) bepaald wie erft. De erfgenamen die, binnen een bepaalde orde, het dichtst in graad bij de overledene staan, krijgen een deel van de erfenis. Berekenen van de graad in de rechte lijn De rechte lijn is de opvolging van personen die van elkaar afstammen. We kunnen een onderscheid maken tussen een vererving in de rechte opgaande lijn (overgrootouders, grootouders, ouders… ) en een vererving in de rechte neergaande lijn (kinderen, kleinkinderen, achterkleinkinderen… ). De graad wordt bepaald door het aantal generaties tussen personen op te tellen. overgrootouders grootouders ouders overledene kinderen kleinkinderen achterkleinkinderen Achterkleinkinderen staan bijvoorbeeld in de 3de graad tot de overledene, grootouders in de 2de graad. (23) (23) Berekenen van de graad in de zijlijn De zijlijn is de opvolging van personen die niet van elkaar afstammen, maar wel een gemeenschappelijke voorvader hebben. Om de graad te bepalen moeten we terugkeren naar de gemeenschappelijke stamvader. De graad wordt bepaald door het aantal generaties van de overledene tot de gemeenschappelijke stamvader in de opgaande lijn samen te tellen met het aantal generaties van de gemeenschappelijke stamvader tot de erfgenaam. grootvader ooms tantes grootmoeder vader moeder overledene In dit voorbeeld is grootvader de gemeenschappelijke stamvader: de overledene staat in de tweede graad (2) tot grootvader, de ooms en tantes staan in de eerste graad (1) tot grootvader. De overledene staat dus in de derde graad (2 + 1 = 3) tot zijn ooms en tantes. (24) 4.1.3. Stap 3: plaatsvervulling Als iemand die in aanmerking kwam om te erven, reeds eerder overleden is, kunnen zijn of haar afstammelingen in zijn of haar plaats erven. Voorbeeld: plaatsvervulling ten voordele van de afstammelingen van een vooroverleden kind De kinderen van de overledene hebben elk recht op een derde van de nalatenschap. De kleinkinderen (kinderen van de vooroverleden dochter) erven samen het derde deel van hun vooroverleden moeder. Zij hebben dus elk recht op een zesde van de nalatenschap van de overledene. Voorwaarden: Sinds de wet van 10 december 2012 is plaatsvervulling zowel mogelijk bij vooroverlijden van een erfgenaam, als in het geval de erfgenaam de nalatenschap integraal heeft verworpen of onwaardig is. Plaatsvervulling is enkel mogelijk ten voordele van de afstammelingen van een vooroverleden kind, een vooroverleden broer of zus of een vooroverleden oom Vaderlijke lijn Moederlijke lijnof tante. 1/2 grootvader oom† 1/2 grootmoeder grootvader† oom† vader† grootmoeder† moeder overledene (25) (25) vader† & moeder† & stiefvader 4.1.4. Stap 4: kloving Kloving vindt plaats in twee situaties: Grote kloving: de overledene laat geen afstammelingen, broers of zussen of afstammelingen van broers of zussen na. De nalatenschap wordt dan in twee gelijke delen gesplitst. Een deel gaat naar de bloedverwanten in de vaderlijke lijn en een deel naar de bloedverwanten in de moederlijke lijn. Elke helft komt toe aan de erfgenamen die het dichtst staan in orde en graad bij de erflater. Voorbeeld Vaderlijke lijn Moederlijke lijn 1/2 grootvader oom† 1/2 grootmoeder grootvader† oom† vader† grootmoeder† moeder overledene Een enig kind, zonder afstammelingen, overlijdt en laat zijn moeder en grootouders langs vaderszijde na. Door toepassing van de kloving krijgt moeder de helft van de nalatenschap. Beide grootouders langs vaderszijde krijgen samen de andere helft (elk een vierde). vader† broer 1 (26) & moeder† & broer 2 overledene halfzus stiefvader overledene Kleine kloving: de overledene laat broers of zussen (tweede orde) uit verschillende huwelijken of relaties na. De nalatenschap wordt in dat geval in een vaderlijke en een moederlijke lijn gesplitst. De volle broers en zussen erven in beide lijnen. Halfbroers en halfzussen behoren tot de tweede orde en sluiten dus de derde en de vierde orde uit. Voorbeeld vader† broer 1 & moeder† & broer 2 overledene halfzus stiefvader De overledene laat twee volle broers na en een halfzus. Zijn vader en moeder zijn al eerder overleden. De helft, de gemeenschappelijke moederlijke lijn, wordt verdeeld in 3 gelijke delen voor broer 1, broer 2 en halfzus. Zij zijn immers kinderen van dezelfde moeder en krijgen ieder 1/6. De andere helft, de vaderlijke lijn, wordt verdeeld tussen broer 1 en broer 2. Zij hebben alleen dezelfde vader als de erflater. Elk erft dus nog eens 1/4. (27) (27) 4.1.5. Stap 5: erven kan maar tot in de vierde graad Zijverwanten kunnen maar erven tot en met de vierde graad, tenzij er plaatsvervulling plaatsvindt. 4.1.6. Stap 6: erven gebeurt voor gelijke delen en bij hoofd Er wordt geërfd voor gelijke delen en bij hoofd. Ingeval van plaatsvervulling gebeurt de vererving bij staken. Dit wil zeggen dat de afstammelingen die samen het deel erven van een vooroverleden erfgerechtigde dit deel ‘samen’ moeten verdelen. 4.1.7. Het erfrecht van de langstlevende echtgenoot Hoewel de langstlevende echtgeno(o)t(e) geen bloedverwant is, erft hij/zij van de overledene, zelfs als die afstammelingen uit een vorig huwelijk nalaat. Hoe groot het erfdeel van de langstlevende echtgeno(o)t(e) is, wordt bepaald door twee factoren: het huwelijkvermogenstelsel van de echtgenoten en de erfgenamen waarmee de langstlevende echtgeno(o)t(e) in samenloop komt. 4.1.8. Het huwelijkstelsel van de echtgenoten. De samenstelling van de nalatenschap verschilt naargelang het koppel gehuwd was onder het wettelijk stelsel, onder het stelsel van zuivere scheiding van goederen of onder het stelsel van algehele gemeenschap. Wettelijk stelsel Gemeenschappelijk vermogen Eigen vermogen man Eigen vermogen vrouw De nalatenschap van de eerststervende bestaat uit het eigen vermogen en de helft van het gemeenschappelijk vermogen. (28) Scheiding van goederen Eigen vermogen man Eigen vermogen vrouw De nalatenschap van de eerststervende bestaat enkel uit het eigen vermogen, aangezien er geen gemeenschappelijk vermogen bestaat. Algehele gemeenschap Gemeenschappelijk vermogen De nalatenschap van de eerststervende bestaat uit de helft van het gemeenschappelijk vermogen. (29) (29) 4.1.9. Samenloop met andere erfgenamen Het erfrecht van de langstlevende echtgeno(o)t(e) is afhankelijk van de andere erfgenamen waarmee hij of zij in samenloop komt, wat wil zeggen dat er gekeken wordt welke erfgenamen naast de langstlevende echtgeno(o)t(e) nog zullen erven. Situatie 1: de langstlevende echtgeno(o)t(e) komt in samenloop met de afstammelingen van de overledene. In dat geval erft de langstlevende echtgeno(o)t(e) het vruchtgebruik van de goederen van de overledene. De kinderen erven de blote eigendom van de nalatenschap. Situatie 2: de langstlevende echtgeno(o)t(e) komt in samenloop met andere erfgenamen dan afstammelingen. De overledene laat, naast zijn/haar echtgeno(o)t(e), geen afstammelingen na, maar wel ascendenten en/of bloedverwanten in de zijlijn. 1 Als de echtgenoten gehuwd waren onder het wettelijk stelsel, dan krijgt de langstlevende: • de volle eigendom van het aandeel van de overledene in het gemeenschappelijk vermogen van de echtgenoten; • het vruchtgebruik van het eigen vermogen van de erflater. De blote eigendom van het eigen vermogen komt toe aan de wettelijke erfgenamen van de overledenen. 1 Als de echtgenoten gehuwd waren onder scheiding van goederen, dan krijgt de langstlevende: • het vruchtgebruik van de eigen goederen van de overledene; een gemeenschappelijk vermogen bestaat niet onder dit stelsel. 1 Als de echtgenoten gehuwd waren onder algehele gemeenschap, dan krijgt de langstlevende: • de gehele gemeenschap in volle eigendom. Situatie 3: de langstlevende echtgeno(o)t(e) is de enige erfgenaam. Wanneer de overledene geen andere erfgenamen nalaat dan zijn/haar echtgeno(o)t(e), krijgt die de volle eigendom van de hele nalatenschap. (30) 4.2 Het testamentaire erfrecht Iedereen kan een testament opmaken en/of overgaan tot de schenking van goederen. Let wel: het Belgische erfrecht biedt geen absolute vrijheid voor schenkingen en testamenten. De zogenaamde ‘reservataire erfgenamen’ beschikken altijd over een voorbehouden aandeel in de nalatenschap. Ons erfrecht kent drie soorten reservataire erfgenamen: 1 de afstammelingen 1 de ouders (indien er geen afstammelingen zijn) 1de langstlevende echtgeno(o)t(e). Wat na de toekenning van de voorbehouden aandelen overblijft, is het beschikbare deel. Daarover kan de erflater naar goeddunken beschikken bij schenking of testament. (31) (31) eer informatie? 1700 Als u meer inlichtingen wil over de successierechten, kunt u op weekdagen tussen 9 en 19 uur contact opnemen met de Vlaamse overheid: Telefonisch op het gratis nummer 1700 Elektronisch via de Vlaamse portaalsite www.vlaanderen.be Website U kan de informatie uit deze brochure, en de nieuwste regelgeving, ook raadplegen op de Vlaamse belastingsite: belastingen. vlaanderen.be. De toepassende regelgevende teksten kunnen integraal teruggevonden worden op de Vlaamse Fiscale Navigator via http://navigator.fenb.be. Registratie Voor praktische inlichtingen kunt u terecht bij een registratiekantoor van uw kanton of bij Erwin Van de Velde, informatieambtenaar bij de Administratie van de Patrimoniumdocumentatie: North Galaxy Koning AlbertII-laan 33 bus 50 1030 Brussel telefoon: 02 5763598 fax: 02 5763598 e-mail: [email protected] website : www.minfin.fgov.be De notaris Neem gerust vrijblijvend contact op met een notaris. Hij of zij geeft u graag gratis inlichtingen over alles wat met registratierechten te maken heeft. (32) Bijlage De regelgevende teksten kunnen integraal geraadpleegd worden op http://navigator.fenb.be § 2. Tabel I bevat het tarief in rechte lijn, tussen echtgenoten en tussen Uittreksel uit het Wetboek der successierechten samenwonenden. BOEK I. Rechten van Successie en van Overgang bij Overlijden Dit tarief wordt per rechtverkrijgende toegepast op het netto-aandeel in Hoofdstuk VI. Tarief der rechten de onroerende goederen enerzijds, en op het netto-aandeel in de roerende goederen anderzijds volgens de overeenstemmende gedeelten zoals Art. 48. voorkomend in kolom A. § 1. De rechten van successie en van overgang bij overlijden worden geheven en van het recht van overgang bij overlijden tussen echtgenoten en tussen volgens het tarief aangeduid in onderstaande tabellen: samenwonenden wat de onroerende goederen betreft, enkel toegepast op In afwijking van het vorige lid wordt het tarief van het recht van successie het netto-aandeel van de rechtverkrijgende echtgenoot of samenwonende TABEL I in de andere goederen dan de woning die de erflater en zijn echtgenoot of samenwonende tot gezinswoning diende op het ogenblik van het overlijden. Die Tarief in rechte lijn, tussen echtgenoten en tussen samenwonenden afwijking geldt evenwel niet als de samenwonende die een aandeel verkrijgt in die gezinswoning hetzij een bloedverwant in de rechte lijn van de erflater is, A Tarief, toepasselijk op het overeenstemmende gedeelte zoals voorkomend in kolom A Totale bedrag van de belasting over de voorgaande gedeelten hetzij een rechtverkrijgende is die voor de toepassing van het tarief met een rechtverkrijgende in de rechte lijn wordt gelijkgesteld. Onder gezinswoning wordt voor de toepassing van deze bepaling verstaan de gezamenlijke hoofdverblijfplaats van de erflater en zijn overlevende echtgenoot Van/tot of samenwonende. Een uittreksel uit het bevolkingsregister houdt een 0,01 EUR -50.000 EUR weerlegbaar vermoeden in van de samenwoning. 3% Als gezinswoning wordt eveneens in aanmerking genomen de laatste gezinswoning van de echtgenoten of samenwonenden als aan hun samenwonen 50.000 EUR -250.000 EUR 9% 1.500 EUR een einde is gekomen, hetzij door de feitelijke scheiding van de echtgenoten of van de personen die overeenkomstig de bepalingen van boek III, titel Vbis, boven de 250.000 EUR 27 % 19.500 EUR van het Burgerlijk Wetboek samenwonen, hetzij door een geval van overmacht dat tot op het ogenblik van het overlijden heeft voortgeduurd, hetzij door de verplaatsing van de hoofdverblijfplaats van één van de of van beide betrokkenen naar een rust- of verzorgingsinstelling, of een serviceflatgebouw of een woningcomplex met dienstverlening. TABEL II De schulden en de begrafeniskosten worden bij voorrang aangerekend op Tarief tussen andere personen dan in rechte lijn, echtgenoten en samenwonenden de roerende goederen en op de goederen vermeld in artikel 60bis, tenzij de aangevers bewijzen dat het schulden betreft die specifiek werden aangegaan om onroerende goederen te verwerven of te behouden. A Tarief, toepasselijk op het overeenstemmende gedeelte zoals voorkomend in kolom A Totale bedrag van de belasting over de voorgaande gedeelten Als de langstlevende echtgenoot of samenwonende een deel verkrijgt in de gezinswoning, wordt zijn aandeel in de schulden van de nalatenschap die specifiek werden aangegaan om die woning te verwerven of te behouden evenwel steeds bij voorrang aangerekend op de waarde van zijn deel in de gezinswoning. Als er voor de langstlevende echtgenoot of samenwonende die een deel in de Van/tot 0,01 EUR 75.000 EUR tussen broers en zusters tussen anderen 30 % 45 % Tussen broers en zusters tussen anderen gezinswoning verkrijgt, na de toepassing van de vorige twee leden schulden overblijven, worden die eerst aangerekend op de overblijvende waarde van de aan het tarief onderworpen onroerende goederen, vervolgens op de overblijvende waarde van het roerend actief en de goederen vermeld in artikel 60bis, en ten slotte op de overblijvende waarde van dat deel in de gezinswoning. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder samenwonenden verstaan: 75.000 EUR - 125.000 EUR 55 % 55 % 22.500 EUR 33.750 EUR 1° de persoon, die op de dag van het openvallen van de nalatenschap overeenkomstig de bepalingen van boek III, titel Vbis, van het Burgerlijk boven de 125.000 EUR Wetboek, met de erflater wettelijk samenwoont; 65 % 65 % 50.000 EUR 61.250 EUR. 2° de persoon of personen die op de dag van het openvallen van de nalatenschap, ten minste één jaar ononderbroken met de erflater samenwonen en er een gemeenschappelijke huishouding mee voeren. De afwijking vermeld (3.000 euro) x (cijfer aangeduid in artikel 21, V, volgens de leeftijd van de in het derde lid is echter alleen van toepassing voor de persoon of personen verkrijger) wanneer de verkrijging onderworpen is aan het tarief «in rechte lijn, die op de dag van het openvallen van de nalatenschap, ten minste drie jaar tussen echtgenoten en tussen samenwonenden» van tabel I van artikel 48; ononderbroken met de erflater samenwonen en er een gemeenschappelijke huishouding mee voeren. Deze voorwaarden worden geacht ook vervuld te zijn (1.000 euro) x (cijfer aangeduid in artikel 21, V, volgens de leeftijd van de indien het samenwonen en het voeren van een gemeenschappelijke huishouding verkrijger) wanneer de verkrijging onderworpen is aan het tarief «tussen andere met de erflater, aansluitend op de bedoelde periode van één of drie jaar tot op personen dan in rechte lijn, echtgenoten en samenwonenden» van tabel II van de dag van het overlijden, ingevolge overmacht onmogelijk is geworden. Een artikel 48. uittreksel uit het bevolkingsregister houdt een weerlegbaar vermoeden in van ononderbroken samenwoning en van het voeren van een gemeenschappelijke Onder «gehandicapte persoon» wordt verstaan een persoon die overeenkomstig huishouding. artikel 135 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 als gehandicapt wordt aangemerkt. § 3. Tabel lI bevat het tarief tussen andere personen dan in rechte lijn, tussen echtgenoten en samenwonenden. Dit tarief wordt, voor wat broers en zusters In geval een verkrijger als bedoeld in het eerste lid onderworpen is aan het betreft, toegepast op het overeenstemmende gedeelte van het netto-aandeel tarief «in rechte lijn, tussen echtgenoten en tussen samenwonenden» van tabel van elk der rechtverkrijgenden zoals voorkomend in kolom A. Voor wat alle I van artikel 48, wordt het bedrag van de vrijstelling eerst toegerekend op zijn anderen betreft, wordt dit tarief toegepast op het overeenstemmende gedeelte netto-onroerend aandeel en bij uitputting van dat aandeel vervolgens op zijn van de som van de netto-aandelen, verkregen door de rechtverkrijgenden van netto-roerend aandeel. deze groep.]1 In geval een verkrijger als bedoeld in het eerste lid samen met anderen Art. 50. onderworpen is aan het tarief «tussen andere personen dan in rechte lijn, echtgenoten en samenwonenden» van tabel II van artikel 48, wordt, in afwijking Een verkrijging tussen een stiefouder en een stiefkind wordt gelijkgesteld met van artikel 48, de belasting in hoofde van de gehandicapte persoon berekend een verkrijging in rechte lijn. Dezelfde gelijkstelling geldt voor de verkrijging alsof hij als enige voor zijn netto-aandeel tot de nalatenschap komt. In hoofde tussen een kind van een persoon die met de erflater samenwoont en de erflater, van de andere verkrijgers wordt overeenkomstig artikel 48 de belasting evenals voor een verkrijging tussen een persoon die met een ouder van de berekend alsof de gehandicapte persoon die hoedanigheid niet heeft. erflater samenwoont en de erflater. In het tweede geval van gelijkstelling moet moet het gaan om samenwonenden in de zin van artikel 48, 2, laatste lid. In het laatste geval van gelijkstelling voldoet de legataris aan de vereiste van samenwonen met een ouder van de erflater, indien hij met die ouder op de dag van het overlijden overeenkomstig de bepalingen van boek III, titel Vbis, van het burgerlijk wetboek samenwoonde, of indien hij bewijst, door alle middelen maar met uitzondering van de eed, dat hij met die ouder op het ogenblik van overlijden De gelijkstelling geldt ook als de verkrijging plaatsvindt na het overlijden van diegene die met de erflater samenwoonde of na het overlijden van de ouder van de erflater. In het laatste geval geldt dezelfde vereiste van samenwonen, maar dan op het ogenblik van het overlijden van de ouder. Een verkrijging tussen uit de echt gescheiden of van tafel en bed gescheiden personen en een verkrijging tussen ex-samenwonenden wordt alleen indien er gemeenschappelijke afstammelingen zijn gelijkgesteld met een verkrijging tussen echtgenoten of tussen samenwonenden. De ex-samenwonende legataris moet om het voordeel van de gelijkstelling te genieten bewijzen dat hij met de erflater heeft samengewoond overeenkomstig de bepalingen van boek III, titel Vbis, van het burgerlijk wetboek, of, door alle middelen maar met uitzondering van de eed, dat hij met de erflater gedurende minstens één jaar ononderbroken een gemeenschappelijke huishouding heeft gevoerd. Een verkrijging tussen personen waartussen een relatie van zorgouder en zorgkind bestaat of heeft bestaan wordt gelijkgesteld met een verkrijging in de rechte lijn. Voor de toepassing van deze bepaling wordt zulk een relatie geacht te bestaan of te hebben bestaan wanneer iemand, vóór de leeftijd van eenentwintig jaar, gedurende drie achtereenvolgende jaren bij een andere persoon heeft ingewoond en gedurende die tijd hoofdzakelijk van die andere persoon of van deze en zijn levenspartner samen, de hulp en verzorging heeft gekregen die kinderen normaal van hun ouders krijgen. De inschrijving van het zorgkind in het bevolkings- of het vreemdelingenregister op het adres van de zorgouder geldt als weerlegbaar vermoeden van inwoning bij de zorgouder. Hoofdstuk VII. Vrijstellingen en verminderingen. Art. 54. Het recht op de vrijstelling moet bewezen worden door middel van een attest of een verklaring uitgaande van een instelling of dienst die in het kader van de toepassing van artikel 135 van het Wetboek van Inkomstenbelastingen 1992 bevoegd is om de toestand als gehandicapte vast te stellen. Het attest of de verklaring wordt bij de aangifte gevoegd of aan het bevoegde kantoor overgemaakt voordat de rechten opeisbaar zijn. Is het attest niet bij de aangifte gevoegd of niet-tijdig op het bevoegde kantoor toegekomen dan worden de rechten berekend zonder toepassing van de vrijstelling, behoudens teruggave overeenkomstig het bepaalde in artikel 135, 9°, van dit Wetboek. Art. 55ter. Van het recht van successie en van het recht van overgang bij overlijden wordt vrijgesteld de waarde van de onbebouwde onroerende goederen gelegen in het Vlaams Ecologisch Netwerk, zoals bedoeld in het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu [...] Deze vrijstelling geldt vanaf de inwerkingtreding van het definitief vastgesteld plan, zoals bedoeld in artikel 21, § 9, van hetzelfde decreet of van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan, zoals bedoeld in artikel 43 van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening. Deze vrijstelling wordt slechts toegepast op voorwaarde dat in de aangifte van nalatenschap uitdrukkelijk om de toepassing van artikel 55ter wordt verzocht. Tevens moet bij de aangifte van nalatenschap een attest gevoegd worden, waaruit blijkt dat is voldaan aan de voorwaarden vermeld in het eerste lid. De Vlaamse Regering legt de nadere regels met betrekking tot dit attest vast. Tegen de beslissing waarbij de aflevering van het attest geheel of gedeeltelijk wordt geweigerd kunnen de aanvragers van het attest bezwaar aantekenen bij de door de Vlaamse Regering gemachtigde ambtenaren van de Vlaamse Belastingdienst. Dat gemotiveerd bezwaar moet worden ingediend bij ter post aangetekende brief uiterlijk één maand na de kennisgeving bij ter post aangetekende brief van de administratieve beslissing waarbij de attestaanvraag geheel of gedeeltelijk werd afgewezen. De bevoegde ambtenaren van de Vlaamse Belastingdienst bevestigen bij ter Hetgeen verkregen wordt door een gehandicapte persoon wordt aan de voet van post aangetekende brief en uiterlijk vijf werkdagen na de datum ervan, de het toepasselijk tarief van het recht van successie of van het recht van overgang ontvangst van het bezwaarschrift aan de indieners en sturen tezelfdertijd, bij overlijden vrijgesteld tot beloop van de som bekomen door toepassing van de eveneens bij ter post aangetekende brief, een kopie van het bezwaarschrift aan volgende formule: de ontvanger van het kantoor waar de aangifte van nalatenschap moet worden ingediend. Uiterlijk drie maanden na de in het vorige lid bedoelde datum van de betekening van de ontvangst van het bezwaarschrift, zenden de bevoegde ambtenaren van de Vlaamse Belastingdienst bij aangetekende brief hun gemotiveerde beslissing over het bezwaarschrift aan de verzoekers en tezelfder tijd aan de ontvanger van het kantoor waar de aangifte van nalatenschap moet worden ingediend. Bij gebreke van kennisgeving van de gemotiveerde beslissing binnen de gestelde termijn wordt het bezwaarschrift geacht te zijn ingewilligd. Art. 55quater. § 1. Van het recht van successie en van het recht van overgang bij overlijden hun netto-verkrijgingen groter is dan 12.500 EUR en niet meer bedraagt dan 75.000 EUR, verminderd met 2.400 EUR vermenigvuldigd met (1 – (som van de netto-verkrijgingen/75.000)). Indien de som van hun nettoverkrijgingen gelijk is aan of minder is dan 12.500 EUR, worden die rechten verminderd met 2.000 EUR vermenigvuldigd met (som van de netto-verkrijgingen/12.500). De overeenkomstig dit lid bekomen vermindering wordt omgeslagen over de betrokken erfgenamen in verhouding tot hun aandeel in de samengenomen verkrijgingen. Voor de bepaling van de netto-verkrijging zoals bedoeld in de vorige alinea's, wordt geen rekening gehouden met de vrijstelling zoals bedoeld in artikel 54. Het bedrag van de vermindering kan in voorkomend geval niet meer bedragen dan de rechten verschuldigd na toekenning van de vrijstelling van artikel 54. wordt vrijgesteld de waarde van de onroerende goederen die te beschouwen zijn Is het recht van overgang bij overlijden verschuldigd voor verkrijgingen als bos, zoals bedoeld in artikel 3 van het bosdecreet van 13 juni 1990. Deze als bedoeld in het eerste, tweede en derde lid, dan geldt dezelfde vrijstelling geldt zowel voor de grond- als voor de opstandswaarde. § 2. Deze vrijstelling wordt slechts toegepast wanneer er voldaan is aan de volgende voorwaarden: rechtenvermindering met dien verstande dat dan rekening gehouden wordt met de netto-verkrijging. De door een kind van de overledene verschuldigde rechten worden verminderd 1° voor het bos werd een door het bosbeheer goedgekeurd beheersplan met 75 EUR voor elk vol jaar dat nog moet verlopen tot het de leeftijd van opgemaakt overeenkomstig de bepalingen en uitvoeringsbepalingen van het eenentwintig jaar bereikt. De door de overlevende echtgenoot of samenwonende bosdecreet van 13 juni 1990, dat tevens voldoet aan de door de Vlaamse verschuldigde rechten worden verminderd met de helft van de verminderingen Regering vast te stellen criteria voor duurzaam bosbeheer zoals bedoeld in die de gemeenschappelijke kinderen overeenkomstig dit lid genieten. Deze artikel 41, tweede lid, van hetzelfde decreet; verminderingen zijn van toepassing ongeacht de netto-verkrijgingen van de 2° in de aangifte van nalatenschap moet uitdrukkelijk om de toepassing van rechthebbenden en bovenop de vermindering waarop ze krachtens het eerste of artikel 55quater worden verzocht en moeten de verzoekers verklaren kennis te het vierde lid recht hebben. hebben van het bepaalde in artikel 13bis van het bosdecreet van 13 juni 1990. Art. 60/1 t.e.m. 60/7 - Succ. Bij de aangifte moet een attest gevoegd worden, uitgereikt door het Vlaamse Afdeling lll. Bijzondere bepalingen voor het verkrijgen van ondernemingen en vennootschappen Gewest, waaruit blijkt dat voldaan is aan de voorwaarden vermeld sub 1). De Vlaamse Regering legt de nadere regels met betrekking tot dit attest vast. verschuldigde successierechten aan het Vlaamse Gewest een attest af waaruit Art. 60/1. § 1. In afwijking van artikel 48 wordt het successierecht en het recht van overgang bij overlijden verminderd tot 3% voor een verkrijging in rechte lijn en tussen echtgenoten of samenwonenden en tot 7% voor een het bedrag van het genoten voordeel blijkt. De Vlaamse Regering legt de nadere verkrijging tussen andere personen voor: § 3. De bevoegde ontvanger levert ter gelegenheid van de berekening van de regels met betrekking tot dit attest vast. 1° de nettowaarde van de verkrijging van de volle eigendom, de naakte eigendom of het vruchtgebruik van de activa die door de erflater of zijn Art. 55quinquies. Van het recht van successie en van het recht van overgang bij overlijden wordt vrijgesteld de waarde van de zaken die ascendenten verkrijgen uit de nalatenschap van de erflater, indien cumulatief aan volgende voorwaarden is voldaan: 1° de zaken werden door die ascendenten onder levenden aan de erflater geschonken voor diens overlijden.; 2° de zaken bevinden zich nog in natura in de nalatenschap of hiervoor is, indien zij werden vervreemd, nog een schuldvordering in de nalatenschap aanwezig; 3° de erflater is zonder nakomelingen gestorven. De vrijstelling, vermeld in het eerste lid, is slechts van toepassing indien in de aangifte van nalatenschap uitdrukkelijk om de toepassing van dit artikel wordt verzocht. echtgenoot of samenwonende beroepsmatig zijn geïvesteerd in een familale onderneming. Deze vermindering is niet van toepassing op de verkrijging van onroerende goederen die hoofdzakelijk tot bewoning worden aangewend of zijn bestemd; 2° de nettowaarde van de verkrijging van de volle eigendom, het vruchtgebruik of de naakte eigendom van aandelen van een familale vennootschap met zetel van werkelijke leiding in een van de lidstaten van Europees Economische Ruimte, op voorwaarde dat de aandelen van de vennootschap op het ogenblik van het overlijden voor tenminste 50% in volle eigendom toebehoren aan de erflater en/of zijn familie. In afwijking van het vorige lid, dienen de aandelen van de vennootschap op het Art. 56. ogenblik van overlijden minstens voor 30% in volle eigendom toe te behoren De rechten van successie verschuldigd uit hoofde van een verkrijging in de aan de erflater en/of zijn familie indien hij: rechte lijn, tussen echtgenoten of tussen samenwonenden worden, indien de - hetzij gezamenlijk met één andere aandeelhouder en zijn familie volle netto-verkrijging niet meer bedraagt dan 50.000 EUR, verminderd met 500 EUR eigenaar is van minstens 70% van de aandelen van de vennootschap; - hetzij gezamenlijk met twee andere aandeelhouders en hun familie volle vermenigvuldigd met (1 – (netto-verkrijging/50.000)) Voor de bepaling van de nettoverkrijging, vermeld in het eerste lid, wordt geen eigenaar is van minstens 90% van de aandelen van de vennootschap. rekening gehouden met het aandeel dat de echtgenoot of samenwonende § 2. Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder: verkrijgt in de gezinswoning, vermeld in artikel 48. 1° familiale ondernemingen: een nijverheids-, handels-, ambachts- of De rechten van successie verschuldigd uit hoofde van een verkrijging door een broer of zuster worden, indien de netto-verkrijging groter is dan 18.750 EUR] en niet meer bedraagt dan 75.000 EUR, verminderd met 2.500 EUR vermenigvuldigd met (1 – (netto-verkrijging/75.000)). Indien de nettoverkrijging gelijk is aan of minder is dan 18.750 EUR, worden die rechten verminderd met 2.000 EUR vermenigvuldigd met (netto-verkrijging/20.000). De rechten van successie verschuldigd uit hoofde van de samengenomen verkrijgingen door andere personen dan erfgenamen in de rechte lijn, de echtgenoot, samenwonenden of broers en zusters worden, indien de som van landbouwbedrijf of een vrij beroep, door de erflater en/of zijn echtgenoot of samenwonende, al dan niet samen met anderen, persoonlijk wordt geëxploiteerd en uitgeoefend; 2° familiale vennootschap: een vennootschap die de uitoefening van een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwactiviteit of van een vrij beroep tot doel heeft. Indien de vennootschap aan het voorgaande niet beantwoordt, maar minstens 30% van de aandelen houdt van minstens één directe dochtervennootschap die aan deze voorwaarde beantwoordt en die haar zetel van werkelijke leiding heeft in een van de lidstaten van de Europees Economische Ruimte, wordt zij tevens beschouwd als een familiale vennootschap. Vennootschappen die geen reële economische activiteit hebben, worden uitgesloten van de vermindering vermeld in paragraaf 1. Een vennootschap wordt geacht geen reële economische activiteit te hebben indien uit de rechten, tegen het normale tarief berekend, binnen de wettelijke termijn betaald worden, onverminderd de toepassing van artikel 135, 8°, van het Wetboek der successierechten. balansposten van ofwel de jaarrekening in geval van een vennootschap bedoeld onder paragraaf 2, punt 2°, eerste lid, ofwel de geconsolideerde Art. 60/3. De bij artikel 60/1, § 1, 1°, bepaalde vermindering wordt alleen jaarrekening in geval van een vennootschap bedoeld onder paragraaf 2, behouden, mits aan volgende cumulatief te vervullen voorwaarden is punt 2°, tweede lid, van minstens een van de drie boekjaren voorafgaand aan voldaan: de datum van overlijden van de erflater cumulatief blijkt: 1° indien de activiteit van de familiale onderneming zonder onderbreking - dat de bezoldigden, sociale lasten en pensioenen een percentage gelijk of wordt voortgezet gedurende drie jaar te rekenen van de datum van het lager dan 1,50% uitmaken van de totale activa; en overlijden van de erflater; - de terreinen en gebouwen meer dan 50% uitmaken van het totale actief. de vermindering werden overgedragen, niet hoofdzakelijk tot bewoning De verkrijger kan het tegenbewijs hiervan leveren; aangewend of bestemd worden gedurende een periode van drie jaar te 3° aandelen: rekenen van de datum van het overlijden van de erflater. 2° indien en in de mate dat de onroerende goederen die met toepassing van - elk deelbewijs met stemrecht dat een deel van het maatschappelijk kapitaal vertegenwoordigt; - de certificaten van aandelen, uitgereikt door rechtspersonen met een zetel in een van de familiale vennootschappen die aan de gestelde voorwaarden voldoen en waarvan de rechtspersoon de verplichting heeft om de dividenden en andere vermogensvoordelen onmiddelijk en ten laatste binnen de maand door te storten aan de certificaathouder; 4° samenwonende: 1° de persoon die op de dag van overlijden van de erflater, overeenkomstig de bepalingen van boek lll, titel Vbis, van het Burgerlijk Wetboek met de erflater wettelijk samenwoont; 2° de persoon of de personen die op de dag van overlijden van de erflater ten minste drie jaar ononderbroken met de erflater samenwonen en er een gemeenschappelijke huishouding mee voeren. Deze voorwaarden worden geacht ook vervuld te zijn indien het samenwonen en het voeren van een gemeenschappelijke huishouding met de erflater aansluitend op de bedoelde periode van drie jaar tot op de dag van overlijden van de erflater, ingevolge overmacht, onmogelijk is geworden. Een uitreksel uit het bevolkingsregister houdt een weerlegbaar vermoeden in van ononderbroken samenwoning en van het voeren van een gemeenschappelijke huishouding; 5° familie van de erflater of de aandeelhouder, waarvan sprake in paragraaf 1, punt 2°: a) de echtgenoot of samenwonende van de erflater of aandeelhouder; b) de verwanten in rechte lijn van de erflater of aandeelhouder alsook hun echtgenoten of samenwonenden; c) zijverwanten van de erflater of aandeelhouder tot en met de tweede graad en hun echtgenoten of samenwonenden; d) kinderen van vooroverleden broers en zusters van de erflater of aandeelhouder. De bij artikel 60/1, § 1, 2°, bepaalde vermindering wordt alleen behouden, mits aan volgende cumulatief te vervullen voorwaarden is voldaan: 1° indien de familiale vennootschap gedurende drie jaar te rekenen van de datum van het overlijden van de erflater blijft voldoen aan de voorwaarden gesteld in artikel 60/1, § 2, 2°; 2° indien de activiteit van de familiale vennootschap zonder onderbreking wordt voortgezet gedurende drie jaar te rekenen van de datum van overlijden van de erflater en er voor elk van de drie jaren een jaarrekening of geconsolideerde jaarrekening wordt opgemaakt en in voorkomend geval wordt gepubliceerd overeenkomstig de vigerende boekhoudwetgeving van de lidstaat waar de maatschappelijke zetel gevestigd is op het ogenblik van het overlijden, welke tevens aangewend werd ter verantwoording van de aangifte in de inkomstenbelasting. Ondernemingen of vennootschappen waarvan de maatschappelijke zetel gelegen is buiten het Vlaamse Gewest, maar binnen België moeten een jaarrekening of geconsolideerde jaarrekening opmaken en in voorkomend geval publiceren overeenkomstig de vigerende boekhoudwetgeving in België op het ogenblik van het overlijden; 3° indien het kapitaal gedurende de drie jaar te rekenen van de datum van het overlijden van de erflater niet daalt door uitkeringen of terugbetalingen; Indien het kapitaal daalt door uitkeringen of terugbetalingen in de drie jaar na de datum van het overlijden van de erflater wordt evenredig het normaal tarief verschuldigd; 4° indien de zetel van werkelijke leiding van de vennootschap niet wordt overgebracht naar een staat die geen lid is van de Europees Economische Ruimte gedurende drie jaar te rekenen van de datum van het overlijden van de erflater. § 3. Onder nettowaarde wordt verstaan de waarde van de activa of aandelen verminderd met de schulden, behalve dewelke specifiek werden aangegaan om andere goederen te verwerven of te behouden. Ingeval een vennootschap overeenkomstig paragraaf 2, punt 2°, tweede lid, als een familiale vennootshap wordt beschouwd, wordt de toepassing van het verminderd tarief beperkt tot de waarden van de aandelen van de vennootschap in de dochtervennootschappen die de uitoefening van een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwactiviteit, of van een vrij beroep tot doel hebben en hun zetel van werkelijke leiding in een van de lidstaten van de Europees Economische Ruimte hebben. Art. 60/2. Artikel 60/1 is slechts toepasselijk voor zover de volgende voorwaarden Art. 60/4. § 1. De verkrijgers die het voordeel van artikel 60/1 wensen te genieten, richten bij schrijven een verzoek tot de door de Vlaamse Regering gemachtigde ambtenaren van de Vlaamse Belastingdienst tot het bekomen van het in artikel 60/2, 2°, bedoelde attest. Dit verzoek is vergezeld van alle bewijskrachtige gegevens waaruit blijkt dat voldaan is aan de gestelde voorwaarden. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere voorwaarden en modaliteiten waaronder een attest, bedoeld in artikel 60/2, 2°, aangevraagd en verstrekt wordt. § 2. De door de Vlaamse Regering gemachtigde ambtenaren van de Vlaamse Belastingdienst leveren aan de bevoegde ontvanger een nieuw attest af wanneer zij kennis krijgen of vaststellen dat aan de voorwaarden, gesteld voor het behoud van de vermindering niet meer is voldaan. cumulatief zijn vervuld: 1° in de aangifte dienen de verkrijgers te bevestigen dat zij aanspraak wensen te Art. 60/5. § 1. Na verloop van een termijn van drie jaar na datum van het overlijden maken op de vermindering waarvan sprake in artikel 60/1 en dat de voorwaarden van de erflater controleren de door de Vlaamse Regering gemachtigde ambtenaren van de Vlaamse Belastingdienst of de voorwaarden, gesteld voor het behoud van de vermindering, vervuld zijn. door de Vlaamse Regering gemachtigde ambtenaren van de Vlaamse Belastingdienst Bij niet-vervulling van de voorwaarden zoals bedoeld in het vorige lid, worden de en waaruit blijkt dat aan de voorwaarden vermeld in artikel 60/1 is voldaan. Indien rechten geacht verschuldigd te zijn berekend tegen het gewoon tarief, zonder van dit artikel vervuld zijn; 2° bij de aangifte wordt een origineel attest gevoegd dat is uitgereikt door de dit attest niet wordt ingediend voordat de rechten opeisbaar zijn, moeten deze toepassing van de vermindering. § 2. Indien gewone rechten verschuldigd worden doordat de voorwaarden, gesteld tot behoud van de vermindering, niet langer vervuld zijn, kunnen de verkrijgers dit melden bij de door de Vlaamse Regering gemachtigde ambtenaren van de Vlaamse Belastingdienst. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere voorwaarden en modaliteiten aangaande deze melding. Bij niet-vervulling van de voorwaarden zoals bedoeld in het vorige lid, worden de rechten geacht verschuldigd te zijn berekend tegen het gewone tarief, zonder toepassing van de vermindering. Art. 60/6. De door de Vlaamse Regering gemachtigde ambtenaren van de Vlaamse Belastingdienst kunnen, zonder verplaatsing, aan de verkrijgers de nodige inlichtingen, evenals inzage vragen van de nodige stukken, teneinde te kunnen controleren of aan de voorwaarden, gesteld in deze afdeling, is voldaan. Indien de inlichtingen of stukken waarvan sprake in het eerste lid niet worden meegedeeld binnen een termijn van twee maanden te rekenen van de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het verzoek, vervalt het recht op de vermindering waarvan sprake in deze afdeling. Indien de vermindering overeenkomstig het tweede lid vervalt, worden de rechten geacht verschuldigd te zijn berekend tegen het evenredig tarief, zonder toepassing van de vermindering. Art. 60/7. § 1. Tegen de beslissing waarbij de aflevering van een attest, als bedoeld in artikel 60/4, § 1, wordt geweigerd, of een attest als bedoeld in artikel 60/4, § 2, wordt afgeleverd, kunnen de verkrijgers bezwaar aantekenen bij de door de Vlaamse Regering gemachtigde ambtenaren van de Vlaamse Belastingdienst. Dat gemotiveerd bezwaar moet worden ingediend per brief uiterlijk drie maanden te rekenen van de derde werkdag volgend op de datum van verzending van de administratieve beslissing waarbij de attestaanvraag werd afgewezen of waarbij mededeling wordt gedaan van het verval van de vrijstelling wegens het niet voldoen aan de voorwaarden voor behoud ervan. De door de Vlaamse Regering gemachtigde ambtenaren van de Vlaamse Belastingdienst bevestigen per brief de ontvangst van het bezwaarschrift aan de indieners en sturen tezelfdertijd, eveneens per brief, een kopie van het bezwaarschrift aan de ontvanger van het kantoor waar de aangifte van nalatenschap moet worden of werd ingediend. Uiterlijk vier maanden na de in het vorige lid bedoelde datum van ontvangst van het bezwaarschrift, zenden de door de Vlaamse Regering gemachtigde ambtenaren van de Vlaamse Belastingdienst per brief hun gemotiveerde beslissing over het bezwaarschrift aan de verzoekers en tezelfdertijd aan de ontvanger van het kantoor waar de aangifte van nalatenschap moet worden of werd ingediend. Bij gebreke aan kennisgeving van de gemotiveerde beslissing binnen de gestelde termijn wordt het bezwaarschrift geacht te zijn ingewilligd. (36) MEER INFO? SURF NAAR FIN.VLAANDEREN.BE, OF BEL GRATIS 1700, EEN SCHAT AAN INFORMATIE