Theologie, de vrij-katholieke leer en de bijbel Vrij-Katholiek Instituut voor Educatie, mei 2005 ...................................................................... Inhoud blz inleiding tot de theologie theologie: een spreken in symbolen Jezus' spreken in symbolen de VK leer fragmenten van de VK leer in de liturgie bijbelverwijzingen in de H. Mis conclusies appendix 1, 2 en 3 Eeuwig leven' en menselijke spirituele ontwikkeling Moderne visies op de tegenwoordigheid van Christus in ons.. Samenvatting van de VK leer noten literatuur verwijzingen 2 2 3 3 3 3 5 ...................................................................... 6 7 8 8 9 2 Theologie, de vrij-katholieke leer en de bijbel* F.R. den Outer inleiding tot de theologie Hoewel oorspronkelijk onder theologie (van het Griekse theos, god en logos, woord) de leer over God werd verstaan, hield het sinds de late Middel Eeuwen een systematische studie in (aan de Europese universiteiten) van het hele Christelijke geloof. Het is de 'wetenschap van het geloof'. In die zin is theologie wel mogelijk. Zij ontleent haar functie en kracht in het vormgeven van het geloof, en houdt meer in dan de uiteenzetting van 'de artikelen van het geloof' waaruit geloofsbelijdenissen zijn samengesteld. Het geloof heeft vaak verwoording nodig, en dus theologie, om het bij de mens zelf bewust te doen zijn, en zeker om het geloof over te dragen en te delen. Theologie krijgt een steeds minder schools karakter en reikt over de grenzen van de kerkelijke stromingen heen. Theologie wordt in toenemende mate ondogmatisch door niet-theologen gebracht en dat spreekt de huidige mens die nauwelijks meer ontvankelijk is voor vaste leerstellingen en dogma's, sterker aan dan die van 'vaktheologen'. De vrij-katholieke theologie heeft zich van meet af aan verre gehouden van dogmatische uitspraken, zonder daarmee af te zien van een leer. Die leer kan het verstand wel te boven gaan, maar wil nergens ingaan tegen het verstand, het denken. Filosofie als een discipline van het denken wordt dan ook niet als tegenstelling maar als middel van theologie gezien. Bronnen van de theologie: * de bijbel als theologische bron (1). Hoewel de bijbel uitgangspunt punt is van theologie, is theologie niet beperkt tot de bijbel als bron. Daarnaast wordt - hoewel niet algemeen - ook de reden , de ervaring en de traditie(4) als theologische bron erkend. * de rede als theologische bron (2). Dus ook de menselijke reden of het denken speelt - hoe omstreden dan ook als theologische bron -in de theologie een rol. In het VK denken wordt inzicht langs de verstandelijke weg zeker ook erkend en zelfs gestimuleerd, hiertoe ook te rekenen dat inzicht verkregen met behulp van vermogens nog sluimerend in een groot deel van de mensheid. Het menselijke verstand, als tweede bron van de theologie, hangt volgens de VK theologie direct samen met de derde bron, die van de ervaring. Door de individuele ervaring wordt verstandelijke kennis tot gnosis of 'kennis van het hart'. * de ervaring als theologische bron (3). In het algemeen is ervaring dat wat iemand aan kennis en kunde heeft verzameld uit de directe ontmoeting met het leven. Maar ook is ervaring dat wat er omgaat in het innerlijk van de mens - daarbij wel bewust van eigen subjectieve wereld van ervaring. In dit verband gaat het om speciale om religieuze ervaring, nader omschreven als wezenlijk - of kern ervaring van het transcendente. Tenslotte is er de vierde bron van theologie: * de Christelijke traditie als theologische bron (4). Dit is de neerslag van het gezamenlijk ervaren en overdenken van de geloofsinhoud. Al vroeg in het Christendom was er een wisselwerking tussen deelnemen aan de biddende samenkomsten - vormgegeven in de liturgie - en de overdenkingen daarvan - vormgegeven in de theologie. Meningen over datgene dat als primaire diende te worden gezien verschilden: moest de theologie de liturgie bepalen of corrigeren, óf moest theologie ondergeschikt zijn aan liturgie? Dat laatste kreeg de overhand in een bekend, karakteristiek gezegde: Lex orandi, lex credendi - 'wat we bidden bepaalt wat we geloven', m.a.w. de liturgie is bepalend voor de theologie. die dan een structuur bouwt waarbinnen de religieuze ervaring geïnterpreteerd en gepreciseerd wordt. We zullen daarom in deze beschouwing aandacht besteden aan de VK theologie voor zover die in de VK liturgie tot uiting komt en alleen daar waar sprake is van aanhalingen uit de bijbel, en dat uitsluitend in de liturgie van de H. Mis. Hoe de 'hiërarchie' van theologie (en daarmee de geloofsleer) en liturgie in de VKK is, laten we in het midden. Deze kerk wil overigens die geloofsleer aan haar leden voorleggen en in de liturgie 'vieren', maar niet als gezaghebbende opleggen. theologie: een spreken in symbolen Waar gaat het dan in de theologie, in de leer van de kerk om? In wezen gaat het over God, de schepping, de Drieeenheid, Christus - wezen, verlosser, de mens - natuur, zonde, genade, vrijheid van de wil, predestinatie, leven en dood, goed en kwaad, en over de 'laatste dingen' - bestemming, hel, vagevuur, hemel .. Dat is heel wat! En een kanttekening bij theo-logie: 'Indien woorden niet in staat zijn om de bijzondere geur van koffie te beschrijven, hoe ontoereikend zijn ze dan niet als het gaat om zo iets fijnzinnigs als God?’ Ludwig Wittgenstein (1889-1951), filosoof. De enige mogelijkheid om met taal God, schepping en mens te benaderen - en dus theologie te bedrijven - is om dit niet in concrete bewoordingen te doen, maar in beelden, metaforen. Het karakter van de bijbelse, liturgische en theologische taal over God, Christus en de mens is dan ook altijd indirect, in analogieën, in symbolen. Kijken we in dit verband naar eigen theologie, en lezen de uiteenzettingen van de grondleggers van de VrijKatholieke Kerk, dan lijken die ontdaan te zijn van zulk een symbolisch taal gebruik, alsof het om reële, (fijn)stoffelijke zaken gaat, daarbij te realiseren in welke tijd ze zijn geschreven - begin 20e eeuw, maar tegelijker tijd met dankbaarheid aan die grondleggers voor hun toch grootse visies die bevrijdend en inspirerend zijn waar sommige traditioneel christelijke visies soms als eng, klein houdend en zelfs mens- en God onwaardig kunnen worden ervaren. 3 De functie van de theologie is - zoals gezegd - ons steeds weer bewust te doen worden van het mysterie van God, Christus en mens, ook al is het niet of ontoereikend onder woorden te brengen. Het Oosters Christendom heeft, sterker dan in het Westen, steeds die ontoereikendheid ingezien van alle pogingen om het goddelijk mysterie in taal te benaderen. Elke positieve, bevestigende uitspraak over God (God is eeuwig; is liefde, of is kenbaar in liefde) gaat gepaard met een overeenkomstige ontkenning of negatieve uitspraak (God is tijdloos; is onkenbaar). Van deze voorzichtige, Oosterse benadering heeft het Westerse traditie wel geleerd dat met een ‘negatieve’ theologie meer te zeggen valt over God. Door te zeggen wat God niet is, zeggen we meer dan wat Hij wel is. De conclusie kan niet anders zijn dan dat de taal niet rijk genoeg is om zo iets fijnzinnigs en verhevens als God en Christus uit te drukken. Maar als we het toch in taal doen, laat het dan op indirecte wijze zijn, dus in analogieën, gelijkenissen of parables, in symbolen, of zelfs in beelden, architectuur, muziek of in ander nietverbale middelen, zonder uit het oog te verliezen dat het analogieën, gelijkenissen, symbolen en beelden zijn, ook al lijken ze nog zo reëel. Jezus' spreken in symbolen Als theologie zich het beste kan bedienen van symbolisch taalgebruik, dan is Jezus' spreken daar een uitgesproken voorbeeld van, waarbij zijn gebruik gelijkenissen minstens even uniek zijn als izjn spreken in symbolen. Hij doet dat over zichzelf in 'Ik ben ..' uitspraken 2. Het zijn er zeven, een getal dat voor sommigen zelf ook symbolische betekenis heeft, en wel als aanduiding van volmaaktheid. Niet alleen over zichzelf, ook over zijn discipelen spreekt Jezus in symbolen 3. En 'eeuwig leven' 4 is ook symbolisch taalgebruik; het staat geheel los van tijdsduur en is eerder een kwalitatief begrip. In de appendix 1 is uitgewijd over 'eeuwig leven' en in verband gebracht met menselijke ontwikkeling de VK leer De opzet van Pelgrim op aarde [1] was in kort bestek weer te geven wat de vrij-katholieke theologie omvat, of anders gesteld, wat de leer is van de VKK. Daar werd ook gewezen op de bijbelse grondslag van die leer, en daarmee van haar theologie. Maar soms wordt deze bijbelse grondslag geheel ontkend of genegeerd; onze leer zouden we eerder moeten vinden en gronden in de theosofie, de gnostiek, de mystiek, of de Neo-Platonische filosofie. Dat zou inhouden dat onze kerk geen kerk is, maar mogelijk een filosofie - , mysterie- of inwijding school is. De huidige bijdrage wil die bijbelse grondslag in de liturgie aantonen, zonder verder in te gaan op andere van de vier theologische bronnen die te onderkennen zijn in de leer van de VKK, al valt de liturgie onder de vierde bron van de theologie, die van de traditie. Een uiteenzetting van de VK theologie wordt hiermee in het geheel niet beoogd te geven; slechts enkele deelgebieden daarvan fragmenten van de VK leer in de liturgie in het bijzonder van de H. Mis, daar waar geput is uit bijbelse bron De VK leer vinden we, behalve in de officiële samenvatting van de leer, en uitgebreider weergegeven in de (vroege) publicaties van de VKK, ook in de liturgie, in het bijzonder die van de Mis. We zullen, om iets van die bijbelse grondslag van de leer aan te tonen, wijzen op de bijbelse verwijzingen die daarin voorkomen. Daarbij niet uit het oog te verliezen dat voor de eerste Christenen het Oude Testament de voornaamste bron voor hun theologische begrippen en taal vormde. Geschriften van het Midden Oosten, de niet-canonieke literatuur van de Hellenistische Joden, de Grieks-Romeinse denkwereld geven alle waardevolle bijdragen tot een beter begrip, maar praktisch alle directe verwijzingen en van de vagere toespelingen in het Nieuwe Testament zijn naar de Oud Testamentische boeken. Dat is eigenlijk een voor de hand liggend gegeven, maar houdt wel in dat we ons dus niet alleen kunnen beperken tot het Nieuwe Testament en het Oude laten voor wat het is: het Nieuwe is sterk op het Oude Testament betrokken. Dit gezegd hebbende, eerst enkele aantallen. Uit het Oude Testament wordt in de liturgie van de Mis dertien keer aangehaald en uit het Nieuwe Testament zeventien keer (waarvan acht keer uit de canonieke evangeliën). Dit geldt voor de korte vorm van de Mis; in de lange vorm zijn de bijbelse aanhalingen talrijker ( Er wordt ook geput uit liturgieën van andere katholiek kerken: van de RKK - het Missaal, deAnglicaanse Kerk - Book of Common Prayer, en uit de werken van Augustinus). Belangrijker dan hoevéél keer uit de bijbel wordt geciteerd in de liturgie is wélke citaten het betreffen (en hóe wordt geciteerd - waarmee immers een (afwijkende) leerstelling naar voren kan komen). bijbelverwijzingen in de H. Mis * de instellingswoorden Deze woorden komen direct uit het evangelie 1. Het centrale deel van de Mis - de consecratie van brood en wijn rust dus op bijbelse grondslag, al wordt in de VK liturgie noodzakelijker wijze niet alle betreffende Nieuw Testamentische bronnen over die instellingswoorden opgenomen en volledig weergegeven. Dit kunnen we toelichten aan de toevoegingen aan deze instellingswoorden ‘Neemt, dit is Mijn lichaam’; en ‘Dit is Mijn bloed .. ‘ uit het oudste, Marcus evangelie. Daaraan voegt Matteüs toe ‘dat voor velen vergoten wordt tot vergeving van zonden’ en Lucas ‘dat voor u gegeven wordt’, terwijl Paulus laat volgen ‘verkondigt de dood van de Heer, totdat Hij wederkomt’. 4 Deze toevoegingen treffen we onder invloed van de VK theologie niet in de Mis liturgie aan; het geloof dat Jezus zijn lichaam en bloed gegeven en vergoten heeft tot vergeving van zonden wordt daarmee dus niet beleden. Het offer van Christus - het Agnus Dei - heeft een andere betekenis en inhoud dan de orthodoxe. Christus wordt niet gezien als het lam Gods dat de zonden van de wereld wegneemt. En over het heil, de verlossing dat met Christus in de wereld is gekomen, wordt in de VK theologie een standpunt in genomen dat verwant is aan de Oosterse Christelijke traditie waar het heil gezien wordt door te erkennen dat God mens geworden is ópdat de mens God zou worden. Het wijst op deïficatie, vergoddelijking, en dan meer het worden áls God - deelname aan wat goddelijk is - met volmaaktheid als consequentie, dan Gód worden en de eenheid met goddelijke bereiken. In Griekse theologische termen respectievelijk homoiosis theoi en theosis. Eenvoudiger, maar niet minder veelzeggend is de vrij-katholieke visie eerder, en tegenwoordig vaak te gemakkelijk verkondigd het bewust worden van Christus-in-ons. * andere voorbeelden van bijbelse citaten, in de volgorde waarin ze voorkomen in de liturgie van de H. Mis Dit is nagegaan voor de 'lange vorm' en, voor zover daarin opgenomen, in de' korte vorm'; met één uitzondering die alleen in de 'korte vorm' van de H. Mis voorkomt.: 1. Asperges - anitifoon:; en Invocatie - 2e antifoon: Mijn hulp is van de Heer, Die hemel en aarde geschapen heeft God, schepper van hemel en aarde Ps 121:2b; Ps 124:86 2. Asperges - lofpsalm (H. Mis, korte vorm) We zijn niet meer vreemdelingen en bijwoners, maar medeburgers van de heiligen en huisgenten van God. En zijn gebouwd op de grondslag van de apostelen en profeten, waarvan Christus de uiterste hoeksteen is. Op welke ook gij mede wordt gebouwd tot een woonstede van God in de Geest Zo bent u dus geen vreemdelingen en ontheemden meer, maar medeburgers van de heiligen en huisgenoten van God, gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, waarvan Christus Jezus zelf de hoeksteen is. Op Hem, die het hele bouwwerk in zijn voegen houdt, groeit het uit tot een heilige tempel in de Heer. Op Hem wordt ook u mee opgebouwd tot een woning van God, in de Geest. Ef 19-22 3.1. Confiteor: Gij hebt de mens onsterfelijk geschapen en hem tot een beeld gemaakt van Uw eigen eeuwigheid God heeft de mens ... geschapen voor een onvergankelijk leven en Hij heeft hem tot een beeld van zijn eeuwigheid gemaakt Wijsheid 2:23; zie ook Gen 1:26 3.2. Confiteor: Ons hart is zonder rust tot het vrede vindt in U. Gij hebt ons voor Uzelf geschapen, en onze harten zijn rusteloos tot zij rust vinden in U. Augustinus (lib 1 Cap 1) 4. Introïtus Gezegend zij de Heilige Drievuldigheid, de ongedeelde Eenheid aanhaling uit Introïtus van H. Drievuldigheidsdag uit Missale Romanun God, hoe heerlik is Uw naam in heel de wereld aanhaling uit Ps 8:2 5. Gloria Ere zij God in de hoge en vrede op aarde de mensen van goede wil. Eer zij God in de hoogste hemel, en op aarde vrede onder de mensen in wie Hij een welgevallen heeft Lc 2:23 Gij (d.i. Zoon Gods wiens kracht geheel de schepping steunt en onderhoudt en draagt ...Wiens schoonheid lichtend straalt door het groot en wijd heelal Hij (de Zoon Gods) is de afstraling van Gods heerlijkheid en het evenbeeld van Zijn wezen. ... Hij houdt alles in stand door zijn machtig woord. Heb 1:3 6.1. Graduale Leer mij de weg van Uw geboden, en ik zal hem volgen ten einde toe Wijs mij, Heer, de weg van uw wetten en ik zal hem volgen tot aan het einde. Ps 119:33 Geef mij inzicht opdat ik Uw wetten houd; en ik zal de houden met heel mijn hart Laat mij zien hoe ik uw wetten moeten bewaren, onderhouden met heel mijn hart Ps 119:34 Het pad der rechtvaardigen is als de morgengloed, glorend tot het licht van de volle dag. De weg van de rechtschapenen is als het heldere licht, dat steeds blijft schijnen tot het volop dag is. Spr 4:18 6.2. Graduale van Pasen Weet Christus, het Lam Gods, is voor ons geofferd; daarom laat ons houden ‘t feest 1Kor 5:7 Christus, opgewekt uit de doden, sterft niet meer: de dood heeft geen macht meer over Hem. Rom 6:9 Christus, opgewekt uit de doden, is de eersteling van hen die zijn ontslapen. 1Kor 15:20 Want de dood is er door een mens, zo ook is de opstanding van de doden er door een mens. 1Kor 15:21) 5 6.3. Graduale van H. Drievuldigheidsdag De Geest is het die getuigt dat de Geest de waarheid is. De Geest getuigt het, omdat de Geest de waarheid is 1Joh 5:6c Want drie zijn er die getuigen in den hemel, de Vader, het Woord en de Heilige Geest, en deze Drie zijn Eén. 1Joh 5:7 En drie zijn er die getuigen op de aarde, de Geest en het water en het bloed, en die drie zijn Eén. 1Joh 5:8. Of: De Geest getuigt .het, omdat de Geest de waarheid is. 1Joh 5:6c Want er zijn drie getuigen (7), de Geest, het water en het bloed, en deze drie stemmen overeen 1Joh 5:8. 7. Na Orate Frates Dit brood en deze wijn .. dragen wij U op .. , want hier geven en offeren wij onszelf Wijd uzelf aan Hem toe als een levende, heilige offergave. Rom 12:1b 8.1 Consecratie gebed: Wij bidden U dat gij .. onze offerande wilt doen brengen naar uw altaar .. , opdat deze daar opgedragen worde door Hem die als de eeuwige hogepriester immer zichzelf offert als het eeuwig offer. .. in het heiligdom waarin Jezus .. is binnen gegaan, nu Hij voor eeuwig hogepriester is geworden .. Heb 6:20 8.2 Consecratie gebed: Wij erkennen en belijden .. dat door Hem (d.i. de Zoon) alles is geschapen .. , in de hemel zowel als op aarde; dat met Hem als het inwonende leven alle dingen bestaan en dat in Hem, die is de transendentale heerlijkheid, alles leeft, beweegt en is. Hij is het beeld van de onzichtbare God, de eerstgeborene van heel de schepping. Want in Hem is alles geschapen, in de hemel en op de aarde. Alles is door Hem en voor Hem geschapen. Hij bestaat vóór alles en alles bestaat in Hem. Kol 1:15-17. Want door Hem leven wij, bewegen wij en zijn wij. Hand 17:27b-28a 8.3 Consecratie gebed: En zoals Gij (Christus) uw discipelen bekend zijt geworden in het breken van het brood, zo mogen al Uw kinderen zich één weten in U. Eenmaal met hen aan tafel nam Hij het brood, sprak de zegen uit, brak het en gaf het hun. Nu gingen hun de ogen open en ze hekenden Hem. naar Lc 24:30,31a conclusies Enkele conclusies ten aanzien van de VK leer kunnen getrokken worden uit bovenstaan aanhalingen in de H. Mis waar verwezen wordt naar het Nieuwe of Oude Testament : - over God en de H. Drievuldigheid God als schepper van hemel en aarde (1), maar ook God de Zoon door Wie alles is geschapen. ( 8.2) De H. Drievuldigheid als één en ongedeeld (4) en nader onderscheiden (6.3) in Geest, water en bloed en in de Vader, het Woord en de Heilige Geest. Deze laatste Drie betreft een niet authentieke toevoeging in de 5e eeuwse Latijnse bijbelvertaling, de Vulgaat, een toevoeging die vermoedelijk bedoeld zou kunnen zijn om de interpretatie van de nadere precisering van de drie Personen van de Drie-eenheid meer in harmonie te brengen met de driekwart eerdere geloofsbelijdenis van het Concilie van Nicea in 325. Van God de Zoon wordt in de liturgie (5), (8.2) gezegd dat Hij de schepping, het heelal in stand houdt; we kunnen dan spreken over de kosmische Christus. Bovendien wordt Hij als immanent - het inwonende leven - en transcendent beschouwd (8.2). Het blijkt dat de leer over de H. Drievuldigheid in de liturgie minder duidelijk naar voren komt dan in de theologie wordt verwoord (appendix 3). Maar in een korte Christologie is de liturgie duidelijk: Christus' kruisdood of offer en Zijn opstandig wordt gezien als voorafschaduwing van wat ieder mens te zijner tijd zal doorlopen.(6.2), ( 8.1) - over de kerk De kerk als een op Christus gerichte geloofsgemeenschap, en geleid door de H. Geest. (2) - over de mens De mens, geschapen naar Gods beeld (3.1), die alleen innerlijke vrede vindt in mystieke eenheid met God (3.2) en die bidt om communie met Christus (8.3) en om inzicht en steun om het smalle pad van de 'rechtvaardige' te gaan (6.1). En biedt zich aan als een offergave aan God. In appendix 3 is de samenvatting van de VK leer weergegeven, overgenomen uit de officiële publicatie van de Kerk (Beginselverklaring en Samenvatting van de Leer, 1986), die kan worden geraadpleegd naast deze kort conclusie t.a.v. de bijbelverwijzingen in de liturgie van de H. Mis. *** * 6 appendix 1 Eeuwig leven' en menselijke spirituele ontwikkeling In de bijbel is 'eeuwig leven' 4 niet een toestand na de dood. Het is een gesteldheid van de mens nu, een beleving van zichzelf. Materie is afgesloten op zichzelf. Als de mens zich daarmee vereenzelvigt, leeft hij niet. Hij leeft niet in verbinding met de medemens, met God, met alles; heeft geen 'eeuwig leven'. Eeuwig leven is als het ware de hemel hier én hierna..Tijdens de Mis zegt de celebrant bij het uitreiken van de Communie Het lichaam van Christus beware u ten eeuwige leven. Dan wordt volgens Nieuw Testamentische visie niet een bede uitgesproken voor een leven dat zich altijd , na de dood, voortzet. Het is toch niet een bede dat de Communie wil bijdragen dat wij niet ten ondergaan, maar voort blijven leven na de dood en uiteindelijk terugkeren tot het Vaderhuis en daarbij volmaaktheid bereiken? De Communie moge ons eerder in verbinding brengen met ons diepste zelf en daarmee met God, en daardoor tot een heel, volledig mens, met de kwaliteit van 'eeuwig leven', niet later, straks, in een volgend of daarop volgend leven, maar nu. En dat is in overeenstemming met de Nieuw Testamentische visie. Of heeft die bede tot eeuwig leven toch ook iets te maken met menselijke ontwikkeling, met dat terugkeren tot het Vaderhuis, en met volmaaktheid bereiken? In [1] is iets geschreven over menselijke ontwikkeling: 'De wetten van groei, ontwikkeling of menselijke evolutie zijn: - een gestadige voorwaartse en opwaartse druk (een drijvende kracht, gevoeld als een oer heimwee) - een goddelijke rechtvaardigheid (karma) en - reïncarnatie. Alles gebeurt zó dat geen gevolg zonder oorzaak bestaat, en geen oorzaak die niet ergens een gevolg teweeg brengt'. We kunnen daar wat meer en genuanceerder op ingaan, en ook kijken naar aanwijzingen hierover in het Oude en Nieuwe Testament. Dit is immers van belang daar karma, naast reïncarnatie, een van de onwrikbare hoofdpijlers is van de VK leer. Speciaal over karma is daar wat te vinden, wel is waar niet met dit woord weergegeven. Als we lezen in het Oude Testament dat wie onrecht zaait, onheil zal oogsten (Spr. 22:8) en in het NT, bij Paulus ,dat wat een mens zaait, hij ook zal oogsten (Gal 6:7b), en ,ook bij Paulus, wie karig zaait, ook karig zal oogsten, en wie overvloedig zaait, ook overvloedig zal oogsten (2 Kor 9:6), dan is dat recht-toe-recht-aan: de mens krijgt de gevolgen van diens daden. Maar, er zijn ook andere uitspraken. In het Oude Testament lezen ook dat wie met tranen zaaien, met gejuich zullen maaien (Ps 126:5), en speciaal de evangelist Johannes zegt opmerkelijke dingen in dit verband: dat nu al de maaier zijn loon ontvangt en vruchten verzamelt ten eeuwige leven; en dat de zaaier en maaier zich samen verheugen (Joh 4:36); ook constateert Johannes dat de één zaait en de ander maait (Joh 4:28). De zaaier is niet dezelfde als de maaier! Moeten we dit niet serieus nemen? Mijns inziens van wel: karma is niet louter individueel; het verbindt ons met anderen; er is nooit één oorzaak. Karma werkt op andere wijze dan de materiële wetmatigheid. Het is materialistisch gedacht om de natuurkundige wet van oorzaak en gevolg zonder meer toe te passen op het geestelijk bestaan. Immers, we zien dat de één zaait, de ander maait, en dat de zaaier en maaier zich samen verheugen. Die wet van oorzaak en gevolg (karma) is mogelijk wat anders dan op het eerste gezicht lijkt, want juist door die onderlinge verbondenheid van de mensen grijpt alles in elkaar en ondergaan ook anderen de gevolgen van de een, zonder dat dat 'zijn eigen schuld' is. Karma - samen met reïncarnatie - versimpelen tot de opvatting dat alles wat wij in dit leven op aarde meemaken onze eigen schuld is, want 'een gevolg van onze daden in een vorig leven', lijkt me daarom gevaarlijk en onjuist en niet bepaald menslievend. 'Draag je karma, het is immers je eigen schuld' is niet de verklaring die de ander in moeilijkheden nodig heeft, maar de ander als naaste weten die verdriet en pijn met hem deelt. Hoe zouden het kunnen weten, over die eigen schuld van de ander? We zien zo beperkt; en te bedenken: dat aardse bestaan is, vergeleken met de eeuwigheid - dit keer wél gebruikt in de zin van oneindig, eonen lang -, 'kortstondig, een windvlaag, een bloem' (Ps 103). Eigen leven is daarom ook al zo moeilijk te overzien en te doorzien en in perspectief te plaatsen, laat staan dat van een ander! Het leven op aarde, onze incarnatie, wordt bepaald in de geestelijke wereld en kan er zijn om verschillende redenen. Het zou kunnen zijn dat het nodig is om, dat wat we de ander misdeden, of niet deden, weer goed te maken. Dit is een recht toe recht aan reden. Het kan ook zijn om een bepaalde les te leren, of om een de ander een geliefde - bij te staan en de ellende, het verdriet van die ander te delen. En mogelijk zelfs te incarneren om als handen, voeten en hart van Christus te zijn! Wat wij in een volgend leven aan gevolgen moeten dragen, daarvoor hebben wij vergeving nodig, omdat we het zelf nooit meer goed kunnen maken. 'De mens zondigt altijd boven zijn stand' de mens maakt schulden die uitgaan boven zijn vermogen het weer goed te maken. Christus draagt de zonden van de wereld: door de verbondenheid, door zijn vergeving, door zijn genade. Dat is noodzakelijk voor ieder van ons, want wij zondigen immers 'boven onze stand'. Bovenstaande is een iets andere benadering dat die onwrikbare wet van oorzaak en gevolg, maar werpt ook, hopelijk, een licht op de meestal door ons verworpen traditionele gedachte dat Christus de zonde van de wereld op zich neemt: Agnus Dei, het lam Gods. 7 appendix 2 Moderne visies op de tegenwoordigheid van Christus in ons.. (a) Volgens een pater Jezuïet, de orde van predikheren en theologen van de RKK [2]; een visie die we wel zullen kunnen beamen en herkennen en om te laten zien hoe ruim er ook in de RKK wordt gedacht: De goddelijke Heer, die tegenwoordig is in het gehele universum en de verering en aanbidding van allen toekomt (Fil 2:9-11), heeft zijn Heilige Geest uitgestort over de gehele wereld (Hand. 2:33). De rol van Christus na zijn opstanding in het zenden van de Geest, houdt een verder aspect in van zijn kosmische tegenwoordigheid. De mede-zender van de Heilige Geest (de andere is God de Vader; denk aan het filioque!), is tegenwoordig daar waar de Geest is, en dat is overal. De werkzaamheid van de Geest is van essentieel belang voor de Kerk. Door de sacramenten, de Schrift, prediking, lering, leden en voorgangers van die nieuwe gemeenschap van Christenen die ontstond na Pinksteren, - door dit alles bewerkt de Geest de tegenwoordigheid van de verrezen Christus. Met de eucharistische invocatie (de epiclesis), en de woorden van de Instelling, daalt de Geest over de gaven om deze te veranderen en een intense en werkelijke tegenwoordigheid van Christus tot stand te brengen. In deze zin beantwoordt een 'Christologie van Tegenwoordigheid' aan de behoefte (van de Oosterse Christenen) de Christologie te benaderen in een liturgische, sacramentele, eucharistische en spirituele of 'pneumatische' wijze. In het bijzonder vormt de Eucharistie het centrale teken van Christus' tegenwoordigheid aan zijn volgelingen in een zelf-gave. Dat laatste, die zelf-gave, is herkenbaar in waar wij spreken in onze liturgie van de H. Mis over Christus 'die ... voortdurend zichzelf offert als het eeuwig offer'. (b) En een aanhaling uit een werk van een modern 'esoterisch' theoloog [3]: Er is niet alleen een zichtbare werkelijkheid, maar ook een onzichtbare werkelijkheid, de wereld van God. Deze onzichtbare werkelijkheid doortrekt de zichtbare én gaat deze (verre) te boven. …. Vanuit die grotere wereld van God is een aandringen voelbaar om ons voor haar open te stellen. Vanuit die wereld geven engelen en andere geestelijke wezens ons hulp en leiding. De mens is een licht vonkje uit het vuur dat God is en maakt een reis door de materie om zich van zichzelf bewust te worden ('wie zichzelf kent, kent het Al'), van binnen uit te leren kiezen voor de liefde van God en zó tot Hem terug te keren. God is dus niet alleen buiten mij, maar ook in mij. Dit Godgelijke in mij mag en zal steeds meer aan het licht komen en bij de wederkomst van Christus heel mijn wezen gaan vervullen. Niet alleen door ons mensen stroomt de levenskracht van God, diezelfde kracht bezielt ook de aarde, de natuur, de dieren, de bloemen en het gesteente. Die erkenning zal ons leiden tot een zorgvuldiger wijze van omgaan met de natuur en met de dieren. In ons 'hogere ik' liggen de krachten besloten die ons geloof tot weten omvormen. Daarin liggen ook de krachten die ons door het onmisbare werk van geestelijk machten tot onvoorwaardelijke, belangeloze liefde willen herscheppen. De reis door de materie wordt niet in één leven volbracht, maar duurt vele levens lang. En elk leven op aard is een stap op die lange weg naar huis, naar God. God is louter, pure liefde. Terugkeren tot Hem betekent dan ook tot louter liefde omgevormd worden. Er is geen zelfverlossing. Weliswaar moeten wij zelf de stappen zetten op die weg terug naar God, maar die weg is voor ons gebaand door Christus, en bovendien zou het onmogelijk zijn zonder Gods voortdurende hulp die weg te gaan. Een volwassen worden mens houdt onder meer in dat ik verantwoordelijk blijf voor alles wat ik doe of nalaat. Daarom draag ik in een volgende leven (een deel van) de gevolgen van wat ik in een vorig leven deed of naliet: karma. Deze blijvende verantwoordelijkheid neemt niet weg dat ik blijf aangewezen op de vergeving van God: ongedaan maken kan ik niets meer, ik kan slecht de gevolgen dragen en daarom blijf ik van Gods vergeving afhankelijk. En slechts de voortdurende stroom van zijn liefde en genade maakt het mij mogelijk de gevolgen van mijn daden te dragen. (De mens zondigt altijd boven zijn stand!) De dood is geen einde, maar de overgang naar de wereld van God. Daar begint de bezinning op ons geleefde leven en wordt, op grond van die bezinning, het patroon van een nieuw leven op aarde vastgesteld. Overigens mogen wij ook daar, in de wereld van God, op weg gaan naar Hem en naar het licht van Christus. Het gebed van achter blijvenden op aarde kan bij die weg een stille kracht zijn. Ieder mens wordt ertoe gebracht om innerlijk in zichzelf die volwassenheid te realiseren en de beide kanten van zichzelf, de vrouwelijk en de mannelijke, aan het licht te brengen en te verenigen. Zo wordt de mens een héél mens. In deze heelwording wordt zichtbaar dat alle schijnbare tegenstellingen in wezen de verschillende facetten zijn van een en hetzelfde 8 Appendix 3 De samenvatting van de VK leer * Het bestaan van God, oneindig, eeuwig, transcendent en immanent. God is het Ene Bestaan waaraan alle andere vormen van bestaan zijn ontleend. 'In Hem leven wij, en bewegen wij ons en zijn wij' (Hand 17:28). * God openbaart Zich in Zijn heelal als een Drievuldigheid, in het Christendom Vader, Zoon en Heilige Geest genaamd, drie Personen in één God, gelijkwaardig en gelijkelijk eeuwig; de Vader de bron van alles, de Zoon het Woord dat vlees geworden was en onder ons gewoond heeft, de Heilige Geest de levendmaker, de bezieler en de heiligmaker. * De mens is een geheel van geest, ziel en lichaam. De geest van de mens, geschapen naar God's beeld, is in wezen goddelijk. Daarom kan hij niet ophouden te bestaan; hij is eeuwig en de heerlijkheid en luister van zijn toekomst zijn zonder grenzen. * Christus leeft altijd als een machtige geestelijke tegenwoordigheid in de wereld waar Hij zijn volk leidt en onderhoudt. De goddelijkheid die in Hem was geopenbaard ontplooit zich geleidelijk in ieder mens, totdat elk zal komen 'tot een volkomen man, tot de gehele omvang van de volheid van Christus' (Ef 4:13). * De wereld is het toneel van een geordend plan, volgens welke de geest van de mens voortdurend zijn krachten ontplooit door zich herhaaldelijk in verschillende levensomstandigheden en ervaringen te manifesteren .Deze geestelijke ontplooiing heeft plaats krachtens een onverbreekbare wet van oorzaak en gevolg. 'Wat een mens zaait, dat zal hij ook oogsten' (Gal 6:7). Zijn handelingen in elke stoffelijke incarnatie bepalen grotendeels zijn ervaringen na de dood in de tussenwereld (of wereld van loutering) en in de hemelwereld, en beïnvloeden sterk de omstandigheden van zijn volgende geboorte. De mens is een schakel in een lange levensketen die zich uitstrekt van het hoogste tot het laagste. Zoals hij degenen helpt die beneden hem staan, zo zal hij zelf ook geholpen worden door degenen die boven hem staan op de levensladder, en zo een vrije genade gave ontvangen. Er bestaat een gemeenschap van heiligen, die volmaakt geworden zijn en die de mensheid helpen. Er bestaat een engelen rijk. * De mens heeft ethische verplichtingen tegenover zichzelf en jegens anderen. 'Gij zult de Heer uw God liefhebben met geheel uw hart, geheel uw ziel en geheel uw verstand. Dit is het voornaamste en eerste gebod. Het tweede daarmee gelijkwaardig: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf. Aan deze twee geboden hangt heel Wet en de Profeten.' (Mt 22:37-40). Het is de plicht van de mens het goddelijk licht in zichzelf en in anderen te leren zien, 'het ware Licht dat iedere mens verlicht.' (Joh. 1:9). Omdat de mensen zonen van God zijn, zijn zij broeders en onafscheidelijk aan elkaar verbonden; dat wat de één deert, schaadt de hele broederschap. Vandaar dat de mens als een plicht verschuldigd is aan God, Die in elk mens aanwezig is, ten eerste voortdurend te trachten te leven naar het hoogste in hem, waardoor hij het mogelijk maakt dat God Zich meer volkomen kan open baren; ten tweede het feit van die broederschap te erkennen door voortdurend te streven naar onzelfzuchtigheid, door liefde en achting voor en dienstvaardigheid ten opzichte van zijn medemensen. Dienst aan de mensheid, eerbied voor alle leven en offering van het lager zelf aan het hoger zelf zijn eisen voor geestelijke groei. * Christus stelde de verschillende sacramenten in, waar in ons een innerlijke en geestelijke genade wordt geschonken door middel van een uitwendig en zichtbaar teken. Er zijn zeven riten die als sacramenten te beschouwen zijn, n.l. doop, vormsel, eucharistie, absolutie, heilig oliesel, huwelijk en priesterschap. De leer van deze sacramenten is toegelicht in de geautoriseerde liturgie.... .. Christus, het levende hoofd van de Kerk, die Hij heeft gesticht, is de ware bedienaar van alle sacramenten. Aangezien de VK Kerk allen die naar waarheid zoeken, als haar leden verwelkomt, verlangt zij niet van haar leden dat zij de officiële beginselverklaring, of de samenvatting der leer zoals die hierboven is weergegeven aanvaarden. ... overgenomen uit; Beginselverklaring en korte samenvatting van de leer van de Vrij-Katholieke Kerk, 1986 7, blz 15/6 ♦ Noten * Volledige bewerking en sterke uitbreiding van De vrij-katholieke leer, verborgen in liturgie en bijbel, 15 blz A5, nr 13 uitgave VK kerkgemeente Arnhem, voorjaar 1999. 1. De instellingswoorden vinden we in Marcus,14:22;24 en in parallellen daarvan in de beide andere synoptische evangeliën van Lucas, 22:19 en van Matteüs, 26:28 en in één van de brieven van Paulus, 1 Kor 11:24;26. 2. Symbolische uitspraken van Jezus over zichzelf: de ‘Ik ben ..’, die uitsluitend in het Johannes evangelie zijn te vinden: Ik ben de goede herder (10:11;14); de deur voor de schapen (10:7) en de deur: Wie door mij binnenkomt zal gered worden (10:9); het levende water: Wie het levende water drinkt dat Ik hem zal geven, krijgt in eeuwigheid geen dorst meer (4:10), en Het water zal in hem op borrelen als bron van eeuwig leven (13-14); het brood des levens (:35;48) en het (levende) brood dat uit de hemel is neergedaald ( 6:41; 6:51); het licht der wereld (8:12b); de weg en de waarheid en het leven (14:6); de ware wijnstok en mijn Vader is de landman (15:1), de wijnstok, gij zijt de ranken (15:5). In totaal zeven 'Ik ben' uitspraken 9 3. Symbolisch spreken van Jezus over de discipelen: Gij zijt het zout der aarde (Mt 5:13), en: het licht der wereld (Mt 5:14) 4. ‘Eeuwig leven’ [1] in het NT; komt voornamelijk voor in het evangelie van Johannes (16 keer), maar ook in zijn eerste brief (5 keer): Iedereen die gelooft, in Hem eeuwig leven bezit. (Joh 3:5) Iedereen die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven bezit. (3:16) Wie in de Zoon gelooft, bezit eeuwig leven. (3:36) Het water dat ik hem zal geven, zal in hem opborrelen als een bron van eeuwig leven (4:14) Nu al krijgt de maaier zijn loon, en verzamelt hij vruchten voor het eeuwig leven (4:36) Wie naar mijn woord luistert, wie Hem gelooft die mij gezonden heeft, bezit eeuwig leven (5:24) Voor hem is er geen oordeel meer: hij is al overgegaan van de dood naar het leven. Wie de zoon ziet en in hem gelooft, bezit eeuwig leven (6:40) Wie gelooft, bezit eeuwig leven (6:47) Ik geef hun (dit betreft de schapen) eeuwig leven: nooit zullen ze verloren gaan (10:28) Wie zich aan zijn leven vastklampt, geeft in deze wereld, zal het behouden voor het eeuwige leven (12:25) Laat de Zoon eeuwig leven schenken aan al degenen die U aan hem hebt toevertrouwd (17:3) (Eeuwig leven! Dat betekent dat ze U, de enige waarachtige God, leren kennen). God heeft ons eeuwig leven gegeven (1Joh 5:11) Ook Paulus gebruikt de uitdrukking in die zin: 'eeuwig leven' is een bewustzijns toestand van verbondenheid. Literatuur verwijzingen 1. Pelgrim op aarde - hoofdlijnen van de VK visie in vogelvlucht, F.R. den Outer, VK uitgeverij, 1997, blz 58 2. Het Christendom op weg naar de 21e eeuw, K. Douve († 1995), uitgave Cursus Handreiking Geestelijke Groei, Soest, 1988, blz. 136 en 191: ‘eeuwig leven’. 3. Het nieuwe tijdsdenken - de derde weg in het geloof, Hans Stolp, Ten Have, Baarn 1995, blz 137-140 .♣ \VKleergrondslag.doc