DE GRONDSLAG VAN ONZE LEER (Zwolle 21 januari 1998) In 'Pelgrim op aarde': poging om een VK theologie - of: de leer van onze kerk - te geven en te wijzen op de bijbelse grondslag daarvan. Het is dus niet de esoterische leer van onze kerk! Die bijbels grondslag wordt soms geheel ontkend of lijkt in ieder geval ver te zoeken; de grondslag van onze leer zouden we eerder moeten vinden en plaatsen - zo wordt gezegd - in de theosofie, de gnostiek, de mystiek, of de Neo-Platonische filosofie. Maar, als die grondslag uitsluitend in één of meer van die gebieden zou liggen, dan is de VKK geen kerk en staat ze los van het Christendom, ook al worden Christelijke termen en begrippen gehanteerd. Dat zal menigeen mogelijk niet veel kunnen schelen, maar voor mij is dat wel van belang. Hoe kunnen we onze kerkgeeemnschap - anders in een Christelijke cultuur betekenis hebben voor hen die zich wel tot Christus aangetrokken voelen, zich Christen weten, - de bijbel (NT) als grondslag hiervoor nemen - maar op zoek zijn naar een interpretatie en beleving van dat Christendom dat bij hen past? Daarbij is het van belang dat er een leer, een theologie is, die op z'n minst raakvlakken heeft met die bijbel (NT). Theologie is niet een vrijblijvende filosofie. Er zijn wel raakvlakken tussen theologie en filosofie: want een theologie (Christologie) vereist zowel een historisch geloofwaardige basis als een filosofische structuur. Die historisch geloofwaardige basis strekt zich uit van een 200 jaar geleden tot de dag van vandaag in de ervaringen de mensen van de Geest, van de Tegenwoordigheid van Christus. M.a.w.: theologie = filosofie, gebaseerd op historische openbaring en (mystieke) ervaring van alle tijden. En voor een Christelijke theologie is die historische openbaring het OT en NT, hoe onvolledig en gebrekkig ook. De kerk, met een theologie zó gesteld, kan dus geen filosofie school zijn, evenmin een mysterie- of inwijdingsschool, al kent de kerk inwijdingen [door Christus als het ware voorgeleefd: van de geboorte/Kerstmis t/m de terugkeer tot God/Hemelvaart]; en al kent de Kerk mysteriën of sacramenten [toegangspoorten tot, of bevestiging van een ander, groter, meer omvattend bewustzijns niveau]. En, in tegenstelling tot filosofie-, mysterie-, inwijdingsscholen weet de kerk zich geleid door de H. Geest, door de Tegenwoordigheid van Christus. Al met al: het heeft m.i. zin binnen een kerk de openbaring, die bijbels grondslag serieus te nemen! Verzuchting: 'We zijn zo blij dat we daarvan af zijn! Het heeft ons al lang genoeg 'klein en onmondig gehouden!' Maar wees gerust: ik ga er vanavond niet verder op in! Dit is al enigszins gedaan in 'Pelgrim op aarde'. Maar, m.i. geluk ????????? iIs gebeurt dat uit OT: 13 x; uit NT 17 x (evangeliën 8x; NT 9x); verder uit Book of Common Prayer, Roomse Missaal en Augustinus! In de lange vorm: meer verwijzingen. Maar het aller belangrijkste hierin is dat de consecratie - of instellings woorden direct uit het evangelie komen en uit één van de brieven van Paulus. Het centrale deel van de H.Mis is op bijbelse (historische!) grondslag ... * voor de eerste Christenen: OT = voornaamste bron voor hun theologische begrippen en taal. Literatuur van het Midden Oosten, de niet-canonieke literatuur van de Hellenistische Joden, de Grieks-Romeinse denkwereld: geven waardevolle bijdragen tot een beter begrip, maar meer dan 99 % van alle verwijzingen en wat vagere toespelingen in het NT zijn naar de OT boeken! We kunnen ons dus niet alleen beperken tot het NT en het OT laten voor wat het is ....Het NT is sterk op het OT betrokken. Nu, waar gaat het dan in de theologie, in de leer van de onze kerk om? In wezen gaat het over het mysterie van de onuitsprekelijke God en van Christus, en om het daarmee samenhangend mysterie van de mens; en over het vorm geven - verwoorden - van onze ervaringen daarvan. Dat is heel wat! Maar, 'indien woorden niet in staat zijn om de bijzondere geur van koffie te beschrijven, hoe ontoereikend zijn ze dan niet als het gaat om zo iets fijnzinnigs als God? Ludwig Wittgenstein (1889-1851), filosoof. De moed zinkt ons in de schoenen: hoe kunnen we het verwoorden?? De enige mogelijkheid om met taal/woorden dit mysterie te benaderen - en dus theologie te bedrijven - is om dit indirect, analoog en symbolische te doen. Het karakter van onze bijbelse, liturgische en theologische taal over God, Christus en de mens is dan ook altijd indirect, analoog, symbolisch. Maar als je de uiteenzettingen van onze grondleggers - speciaal CWL - leest, dan lijkt het zo sterk ontdaan van zulk een symbolisch taal gebruik, alsof het om reële, (fijn)stoffelijke voorwerpen en - zaken gaat. Niet al te zeer kwalijk nemen, maar wel realiseren dát dat zo is! Tegelijk met dankbaarheid realiseren dat die VK grondleggers toch grootse visies verwoordden die - voor velen van ons - een bevrijdend en openbarende werking hebben, waar traditionele Christelijke visies soms eng, kleinhoudend en zelfs mens- en Godsonwaardig kunnen worden ervaren. De functie van de theologie is: ons steeds weer bewust te doen zijn van het mysterie van God, Christus en mens ook al is het zo moeizaam onder woorden te brengen. Het Oosters Christendom heeft, sterker dan wij in het Westen, steeds ingezien de ontoereikendheid van alle pogingen om het goddelijk mysterie in taal te benaderen. Elke positieve, bevestigende uitspraak over God (eeuwig; God is liefde, is kenbaar door liefde) gaat gepaard met een overeenkomstige ontkenning of negatieve uitspraak (tijdloos; onkenbaar). Bovendien treft ons de erkenning dat God oneindig ons menselijk begrip overtreft - en niet alleen gaat de vrede Gods ons begrip te boven! Maar dat 'te boven gaan' is in een ander zin dan 'Het duizelt ons, het is te groot'. Bij voorbeeld: 'Wij kennen eigen gedachten nauwelijks, laat staan die van anderen, maar God kent elk van onze gedachten. God kan dus veel meer dan wij, is veel grootster'. In deze zin staat God als het ware in het verlengde van ons-mensen. Maar dat is een benadering die God toch begrenst, want Hij (Zij!) gaat ons geheel/oneindig ver te boven, m.a.w. is transcendent. (Maar paradoxaal genoeg ook: immanent ..). Dus de Oosterse traditie is erg voorzichtig en daarvan heeft de Westerse traditie wel geleerd door te beweren dat met een negatieve theologie meer te zeggen valt over God. Door te zeggen wat God niet is, zeggen we meer dan wat Hij wel is. Conclusie: de taal is niet rijk genoeg om zo iets fijn- zinnigs en erhevens als God en Christus uit te drukken. Maar àls we het doen, laat het dan zijn op indirecte wijze, in analogieën, in symbolen, in beelden, gebaren, architectuur, muziek en ander non-verbale communicatie middelen. En laten we herkennen dat het analogieën, symbolen en beelden zijn, ook al lijken ze zo reëel. Jezus zelf spreekt vaak in analogieën, in gelijkenissen, in symbolen, ook over zichzelf. Voorbeeld is zijn 'Ik ben ..' uitspraken (alle in het Johannes evangelie!). Er zijn zeven 'Ik ben - uitspraken; d.i. voor sommigen ook symbolisch: 7 = symbolisch voor volmaaktheid!) I 10:11;14 Ik ben de goede herder II 10:7 Ik ben de deur voor de schapen 10:9 Ik ben de deur; wie door mij binnenkomt zal gered worden III 4:10; Wie het levende water drinkt dat Ik 13-14 hem zal geven, krijgt in eeuwigheid geen dorst meer. Het water zal in hem op borrelen als bron van eeuwig leven IV 6:35;48 Ik ben het brood des levens 6:41 Ik ben het brood dat uit de hemel is neergedaald 6:51 Ik ben het levende brood dat uit de hemel is neergedaald V 8:12b Ik ben het licht der wereld. VI 14:6 Ik ben de weg en de waarheid en het leven. VII 15:1 Ik ben de ware wijnstok en mijn Vader is de landman 15:5 Ik ben de wijnstok, gij zijt de ranken. symbolischer kan eigenlijk niet .... Ook over zijn discipelen spreekt Jezus in symbolen: Gij zijt het zout der aarde (Mt 5:13), Gij zijt het licht der wereld (Mt 5:14) (dus niet alléén van zichzelf!) 'Eeuwig leven' is ook symbolisch taalgebruik: in de bijbel is 'eeuwig leven' niet een toestand na de dood, het is een gesteldheid van de mens nu, een beleving van zichzelf. Materie is afgesloten op zichzelf. Als de mens zich daarmee vereenzelvigt, leeft hij niet, leeft hij niet in verbinding met medemens, met alles, met God, heeft hij geen 'eeuwig leven'. Eeuwig leven is de hemel hier en straks. Eeuwig leven is een kwalitatief begrip. Zie Joh: daar komt het 16 x voor; ook in zijn eerste brief. Joh 3:15 Iedereen die gelooft, in Hem eeuwig leven bezit. 3:16 Iedereen die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven bezit. 3:36 Wie in de Zoon gelooft, bezit eeuwig leven. 4:14 Het water dat ik hem zal geven, zal in hem opborrelen als een bron van eeuwig leven. 4:36 Nu al krijgt de maaier zijn loon, en verzamelt hij vruchten voor het eeuwig leven. 5:24 Wie naar mijn woord luistert, wie Hem gelooft die mij gezonden heeft, bezit eeuwig leven. Voor hem is er geen oordeel meer: hij is al overgegaan van de dood naar het leven. 6:40 Wie de zoon ziet en in hem gelooft, bezit eeuwig leven. 6:47 Wie gelooft, bezit eeuwig leven. 10:28 Ik geef hun (= de schapen) eeuwig leven: nooit zullen ze verloren gaan. 12:25 Wie zich aan zijn leven vastklampt, geeft in deze wereld, zal het behouden voor het eeuwige leven. 17:3 Laat de Zoon eeuwig leven schenken aan al degenen die U aan hem hebt toever trouwd. Eeuwig leven! Dat betekent dat ze U, de enige waarachtige waarachtige God, leren kennen. 1Joh 5:11 God heeft ons eeuwig leven gegeven. Ook Paulus gebruikt de uitdrukking in die zin: 'eeuwig leven' is een bewustzijns toestand van verbondenheid. [Zie 'eeuwig leven' (uit K. Douve, Het Christendom op weg naar de 21e eeuw; p. 136/191] Dit betrekken op de H. Mis: als de celebrant zegt: 'Het lichaam van Christus beware u ten eeuwige leven'. Dan volgens NTe visie niet een leven dat zich altijd voortzet, speciaal na de dood. Het is toch niet een bede dat de H. Communie wil bijdragen dat wij niet ten ondergaan, maar voort blijven leven na de dood en uiteindelijk terugkeren tot het Vaderhuis en daarbij volmaaktheid bereiken? M.i. eerder: de H. Communie moge ons in verbinding brengen met ons diepste zelf en daarmee met God, en daardoor tot een heel, volledig mens, met de kwaliteit van 'eeuwig leven', niet later, straks, in een volgend of daarop volgend leven, maar nu! En dat is in overeenstemming met de NT visie! Heeft dit toch ook iets te maken met menselijke ontwikkeling, met dat terugkeren tot het Vaderhuis, en volmaaktheid bereiken? In 'Pelgrim op aarde' iets geschreven over menselijke ontwikkeling (blz. 58): 'De wetten van groei, ontwikkeling of menselijke evolutie zijn: - een gestadige voorwaartse en opwaartse druk een drijvende kracht (gevoeld als een oerheim wee) - een goddelijke rechtvaardigheid (karma) en - reïncarnatie. Alles gebeurt zó dat geen gevolg zonder oorzaak bestaat, en geen oorzaak die niet ergens een gevolgd teweeg brengt'. We kunnen daar wat meer en genuanceerder op ingaan, en ook kijken naar aanwijzingen in het OT en NT hierover, speciaal over karma, naast reïncarnatie een van de onwrikbare hoofdpijlers van onze leer! Als we lezen in het OT dat 'wie onrecht zaait, onheil zal oogsten' Spr. 22:8: wie onrecht zaait, zal onheil oogsten. en in het NT bij Paulus dat 'wat een mens zaait, hij ook zal oogsten' Gal 6:7b: (want) wat een mens zaait, zal hij ook oogsten. en ook bij Paulus: 'wie karig zaait, ook karig zal oogsten, en wie overvloedig zaait, ook overvloedig zal oogsten', 2 Kor 9:6: Wie karig zaait, zal ook karig oogsten, en wie overvloedig zaait, zal ook overvloedig oogsten. dan is dat recht-toe-recht-aan: je krijgt de gevolgen van je daden. Maar, er zijn ook andere uitspraken. In het OT lezen ook dat wie met tranen zaaien, met gejuich zullen maaien, Ps 126:5: wie met tranen zaaien, zullen met gejuich maaien. en speciaal de evangelist Johannes zegt opmerkelijke dingen in dit verband: dat nu al de maaier zijn loon ontvangt en vruchten verzamelt ten eeuwige leven; en dat de zaaier en maaier zich samen verheugen. Joh 4:36: Reeds ontvangt de maaier zijn loon en verzamelt hij vrucht ten eeuwige leven, opdatde zaaier met de maaier zich samen verheugen. Ook constateert Johannes dat de één zaait en de ander maait. Joh 4:28: De een zaait, de ander maait. De zaaier is niet dezelfde als de maaier! Moeten we dit niet serieus nemen? Ik vind van wel: karma is niet louter individueel; het verbindt ons met anderen; er is nooit één oorzaak. Karma werkt op andere wijze dan de materiële wetmatigheid. Het is materialistisch gedacht om de natuurkundige wet van oorzaak en gevolg zonder meer toe te passen op het geestelijk bestaan. Immers, we zien :'De één zaait, de ander maait', en 'Zaaier en maaier verheugen zich samen'. Die wet van oorzaak en gevolg (karma) is mogelijk wat anders dan op het eerste gezicht lijkt, want juist door die onderlinge verbondenheid van de mensen grijpt alles in elkaar en ondergaan ook anderen de gevolgen van de een, zonder dat dat 'zijn eigen schuld' is. Karma - samen met reïncarnatie - versimpelen tot de opvatting dat alles wat wij in dit leven op aarde meemaken onze eigen schuld is, want 'een gevolg van onze daden in een vorig leven', lijkt me daarom gevaarlijk en onjuist en niet bepaald menslievend: 'Draag je karma, het is immers je eigen schuld', niet zo'n verklaring heeft de ander in moeilijkheden nodig, maar de ander als naaste weten die verdriet en pijn met hem deelt. Hoe zouden het kunnen weten, over die eigen schuld van de ander? We zien zo beperkt; en te bedenken: dat aardse bestaan is, vergeleken met de eeuwigheid, 'kortstondig, een windvlaag, een bloem (Ps 103)'. Eigen leven is daarom ook al zo moeilijk te overzien en te doorzien en in perspectief te plaatsen, laat staan dat van een ander! Het leven op aarde, onze incarnatie, wordt bepaald in de geestelijke wereld en kan er zijn om verschillende redenen: om, dat wat we de ander misdeden, of niet-deden, weer goed te maken; ja! = recht-toe-recht-aan, maar ook: om een bepaalde les te leren; om een de ander - een geliefde - bij te staan en de ellende, verdriet van die ander te delen; en mogelijk zelfs de volgende reden om te incarneren: om als handen, voeten en hart van Christus te zijn! Wat wij in een volgend leven aan gevolgen moeten dragen, daarvoor hebben wij vergeving nodig, omdat we het zelf nooit meer goed kunnen maken. 'De mens zondigt altijd boven zijn stand' (Rudolf Frieling; Christendom en reïncarnatie): de mens maakt schulden die uitgaan boven zijn vermogen het weer goed te maken. Christus draagt de zonden van de wereld: door de verbondenheid, door zijn vergeving, zijn genade. Dat is ook noodzakelijk voor ieder van ons, want wij zondigen immers 'boven onze stand'. Dit is een mogelijk iets andere benadering dat die onwrikbare wet van oorzaak en gevolg, maar werpt ook, hopelijk, een licht op de meestal door ons verworpen traditionele gedachte dat Christus de zonde van de wereld opzich neemt: Agnus Dei. ____________ Tot slot een aanhaling van een moderne visie op de tegenwoordigheid van Christus, volgens een pater Jezuïet, de orde van predikheren en theologen van de RKK; een visie die we wel zullenkunnen be-amen en herkennen en om te laten zien hoe ruim er zelfs in de RKK wordt gedacht: [Gerald O'Collins S.J. in zijn 'Christology, a biblical, historical en systematic study of Jesus; p. 307]: De goddelijke Heer, die tegenwoordig is in het gehele universum en de verering en aanbidding van allen toekomt (Fil 2:9-11), heeft zijn Heilige Geest uitgestort over de gehele wereld (Hand. 2:33). De rol van Christus na zijn opstanding in het zenden van de Geest, houdt een verder aspect in van zijn kosmische tegenwoordigheid. De mede-zender van de Heilige Geest (de andere is God de Vader; denk aan het 'filioque'!), is tegenwoordig daar waar de Geest is, en dat is overal. De werkzaamheid van de Geest is van essentieel belang voor de Kerk. Door de sacramenten, de Schrift, prediking, lering, leden en voorgangers van die nieuwe gemeenschap van Christenen die ontstond na Pinksteren, - door dit alles - bewerkt de Geest de tegenwoordigheid van de verrezen Christus. Met de eucharistische invocatie (de epiclesis), en de woorden van de Instelling, daalt de Geest over de gaven om deze te veranderen en een intense en werkelijke tegenwoordigheid van Christus tot stand te brengen. In deze zin beantwoordt een 'Christologie van Tegenwoordigheid' aan de behoefte (van de Oosterse Christenen) de Christologie te benaderen in een liturgische, sacramentele, eucharistische en spirituele of 'pneumatische' wijze. In het bijzonder vormt de Eucharistie het centrale teken van Christus' tegenwoordigheid aan zijn volgelingen in een zelf-gave. Dat laatste, die zelfgave, is herkenbaar in waar wij spreken in onze liturgie van de H. Mis over Christus 'die (als de eeuwige hogepriester) voortdurend zichzelf offert als het eeuwig offer'. [Niet noemen: Fil 2:9-11: Daarom heeft God Hem hoog verheven en Hem de naam verleend die boven alle namen staat, opdat in de naam van Jezus ieder knie zich zou buigen, in de hemel, op aarde en onder de aarde, en iedere tong zij belijden tot eer van God, de Vader: de Heer, dat is Jezus Christus. Hand 2: 33: Verhoogd aan Gods rechterhand heeft Hij de beloofde heilige Geest van de Vader ontvangen en uitgestort; en dat is wat u ziet en hoort. Joh 14:26 De helper die de Vader jullie in mijn naam zal zenden, zijn heilige Geest, zal jullie verder in alles onderrichten. Joh 15: 26 Wanneer echter de helper komt die Ik jullie zal zende ????????? erde weg in het geloof'; Hans Stolp, blz. 137-140]: Er is niet alleen een zichtbare werkelijkheid, maar ook een onzichtbare werkelijkheid, de wereld van God. Deze onzichtbare werkelijkheid doortrekt de zichtbare èn gaat deze (verre) te boven. Vanuit die grotere wereld van God is een aandringen voelbaar om ons voor haar open te stellen. Vanuit die wereld geven engelen en andere geestelijke wezens ons hulp en leiding. De mens is een licht vonkje uit het vuur dat God is en maakt een reis door de materie om zich van zichzelf bewust te worden ('wie zichzelf kent, kent het Al'), van binnen uit te leren kiezen voor de liefde van God en zó tot Hem terug te keren. God is dus niet alleen buiten mij, maar ook in mij. Dit God-gelijke in mij mag en zal steeds meer aan het licht komen en bij de wederkomst van Christus heel mijn wezen gaan vervullen. Niet alleen door ons mensen stroomt de levenskracht van God, diezelfde kracht bezielt ook de aarde, de natuur, de dieren, de bloemen en het gesteente. Die erkenning zal ons leiden tot een zorgvuldiger wijze van omgaan met de natuur en met de dieren. In ons 'hogere ik' liggen de krachten besloten die ons geloof tot weten omvormen. Daarin liggen ook de krachten die ons door het onmisbare werk van geestelijk machten tot onvoorwaardelijke, belangeloze liefde willen herscheppen. De reis door de materie wordt niet in één leven volbracht, maar duurt vele levens lang. En elk leven op aard is een stap op die lange weg naar huis, naar God. God is louter, pure liefde. Terugkeren tot Hem betekent dan ook tot louter liefde omgevormd worden. Er is geen zelfverlossing. Weliswaar moeten wij zelf de stappen zetten op die weg terug naar God, maar die weg is voor ons gebaand door Christus, en bovendien zou het onmogelijk zijn zonder Gods voortdurende hulp die weg te gaan. Een volwassen worden mens houdt onder meer in dat ik verantwoordelijk blijf voor alles wat ik doe of nalaat. Daarom draag ik in een volgende leven (een deel van) de gevolgen van wat ik in een vorig leven deed of naliet: karma. Deze blijvende verantwoordelijkheid neemt niet weg dat ik blijf aangewezen op de vergeving van God: ongedaan maken kan ik niets meer, ik kan slecht de gevolgen dragen en daarom blijf ik van Gods vergeving afhankelijk. En slechts de voortdurende stroom van zijn liefde en genade maakt het mij mogelijk de gevolgen van mijn daden te dragen. (De mens zondigt altijd boven zijn stand!) De dood is geen einde, maar de overgang naar de wereld van God. Daar begint de bezinning op ons geleefde leven en wordt, op grond van die bezinning, het patroon van een nieuw leven op aarde vastgesteld. Overigens mogen wij ook daar, in de wereld van God, op weg gaan naar Hem en naar het licht van Christus. Het gebed van achterblijvenden op aarde kan bij die weg een stille kracht zijn. Ieder mens wordt ertoe gebracht om innerlijk in zichzelf die volwassenheid te realiseren en de beide kanten van zichzelf, de vrouwelijk en de mannelijke, aan het licht te brengen en te verenigen. Zo wordt de mens een héél mens. In deze heelwording wordt zichtbaar dat alle schijnbare tegenstellingen in wezen de verschillende facetten zijn van een en hetzelfde. Vergaarbak * Immanule Kant: (1724-1804): Thoughts without content (= emperical content) are empty; intuitions (=experiences?) without concepts are blind'. Adapted: methaphysical thoughts without empirical historical content are empty, historical experiences without philosophical concepts are blind. * Kerk, ecclesia = grieks voor 'bijeengeroepen vergadering', bijeengeroepenen 'tot de volheid van God in Christus' (Paulus), dus 'geroepenen', zelfs 'uitverkorenen' (frans église) . Ook kerkgemeenschap: kurakion, grieks voor 'huis van de Heer' (ons kerk; Kirche; church), afgeleid van Kuris = Heer. zie 'Kyrie eleison' uit de H. Mis: 'Heer ontferm u over ons'. Kerk is dus al diegenen die geroepen zijn en betrokken zijn op de Heer, dat is betrokken op Jezus Christus, de Heer, Zoon van God. Gemeenschap der gelovigen, met geloof in Christus, de Heer. Later: Kerk = zelfs genoemd 'Bruid van Christus'! Hoewel aanvankelijk, in het prille begin wel, is de kerk dus geen mysterie- of inwijdingsschool, al kent de kerk inwijdingen door Christus als het ware voorgeleefd, van de geboorte/Kerstmis t/m de terugkeer tot God/Hemelvaart; al kent de Kerk mysteriën of sacramenten: toegangspoorten tot/bevestiging van een ander, groter, meer omvattend bewustzijns niveau. De ecclesia wordt geleid door de H. Geest, door de Tegenwoordigheid van Christus. * Inclusief en exclusief Elke kerk, maar ook een godsdienst, een filosofie, een cultuur of een volk, heeft in mindere of meerdere mate inclusieve en exclusieve trekken. Extreme vormen hiervan zijn funest voor die kerk, want het betekent dan verlies van eigen 'ziel' of eigen identiteit. Dit gebeurt bij algehele onder dompeling in het grotere geheel - inclusieve houding - of door totale vervreemding daarvan - exclusieve houding. In beide gevallen zal die kerk uitsterven. Immers, extreem exclusief leidt tot afgescheidenheid, onverschilligheid of zelfs tot vijandigheid voor andere overtuigingen, tot afstoten en verwerpen van alles buiten eigen kring. Een exclusieve kerk houdt vast aan haar oude tradities en vermijdt samengaan, wisselwerking, samenvoegen en synthese met haar omgeving. In het extreme leidt dit tot verstarring en verstening, waar het leven uit weg trekt. Extreem inclusief daarentegen leidt tot absorberen van alles uit het grotere geheel. Het is een te vergaande vorm van syncretisme, en daarmee verraad aan eigen identiteit. Een inclusieve kerk past haar oude tradities en gebruiken zo ruim en vrijzinnig mogelijk aan, met een grote mate van associëren, samengaan en samenwerking met haar omgeving. In het extreme leidt dit tot desintegratie, tot uiteen vallen. Een tussenvorm - noch exclusief, noch inclusief - voegt alles wat er uit het grotere geheel in past in zich samen, volgens een naar haar wezen selectief beginsel. In het algemeen zijn 'rechtzinnige' kerken exclusief en vrijzinnige inclusief. De Vrij-Katholieke Kerk is zeker in deze zin inclusief, en m.i. mogelijke in te sterke mate, hoewel in andere opzichten juist veel minder dan onze kerk soms wordt verweten. Veel hangt hierbij af van wat 'overlevering' inhoudt en hoe het verstaan daarvan - de 'traditie'- tot stand is gekomen. * Als theologie uitsluitend een spreken over God is, dan zou dat inderdaad Gods onmogelijk zijn. Zie Wittgenstein Hoewel oorspronkelijk onder theologie (van het Griekse theos, god en logos, woord) de leer over God werd verstaan, hield het sinds de late Middel Eeuwen een systematische studie in (aan de Europese universiteiten) van het hele Christelijke geloof. Het is de 'wetenschap van het geloof'. In die zin is theologie wel mogelijk. Zij ontleent haar functie en kracht in het vormgeven van het geloof, en houdt meer in dan de uiteenzetting van 'de artikelen van het geloof' waaruit geloofsbelijdenissen zijn samengesteld. Het geloof heeft vaak verwoording nodig, en dus theologie, om het bij de mens zelf bewust te doen zijn, en zeker om het geloof over te dragen en te delen. Theologie krijgt een steeds minder schools karakter en reikt over de grenzen van de kerkelijke stromingen heen. Theologie wordt in toenemende mate ondogmatisch door niet-theologen gebracht en spreekt de huidige mens die nauwelijks meer ontvankelijk is voor leerstellingen en dogma's, sterker aan dan die van 'vaktheologen'. De vrij-katholieke theologie heeft zich van meet af aan verre gehouden van dogmatische uitspraken, zonder daarmee af te zien van een leer. Die leer kan het verstand wel te boven gaan, maar wil nergens ingaan tegen het verstand, het denken. Filosofie en theologie worden dan ook niet als tegenstellingen gezien, maar als elkaars aanvulling; m.i. zelfs noodzakelijke partners. Theologie is niet beperkt tot de bijbel als bron. Daarnaast wordt - hoewel niet algemeen - als theologische bron erkend de reden, de ervaring en de traditie. Immers ook de menselijke reden - hoe omstreden dan ook als theologische bron - speelt hier een rol. Inzicht langs de verstandelijke weg ook erkent en stimuleert. Hiertoe wordt ook dat inzicht gerekend verkregen met behulp van vermogens nog sluimerend in een groot deel van de mensheid. De menselijke reden, het verstand, als tweede bron van de theologie, hangt volgens de VK theologie direct samen met de derde bron, die van de ervaring. Door de individuele ervaring wordt verstandelijke kennis tot gnosis of 'kennis van het hart'. Tenslotte is er de vierde bron van theologie: de Christelijke traditie. Dit is de neerslag van het gezamenlijk ervaren en overdenken van de geloofsinhoud zoals dat, en in het bijzonder ook voor de Vrij-Katholieke Kerk, in de liturgie tot uitdrukking komt. Deze kerk wil de geloofsleer voorleggen en in de liturgie 'vieren', maar niet als gezaghebbende opleggen. * Wat voor zin heeft de theologie? Welke taak heeft de theoloog? Geen theoloog zal het idee hebben om bijvoorbeeld een Christologie te kunnen geven die in duidelijkheid door ieder als standaard zal kunnen worden aangenomen. Dat blijft een onmogelijke droom ... Wat dan wel? Wat is de taak van de theoloog in ieder van ons? Hoogstens voor elkaar en voor zichzelf een vingerwijzing, een richting wijzer. * Inwijding: deze weg naar de inwoning van Christus in ons wordt ook wel de weg van inwijding genoemd. Vroeger in de beschermde sfeer van een mysterieschool, een klooster, nu midden in het maatschappelijk leven. C.G. Jung: de inwijdings weg is een individuatie proces. Leidt tot de ontdekking van het Zelf, het eigenlijk, hogere ik van de mens. * Het NT geeft een meer functionele dan een ontologische Christologie; de Christenen van de eerste eeuwen meer ontologich, b.v. concilie van Chaldedon: één persoon in twee naturen ...