Introductiecollege Neurobiologie van veroudering E. vd Zee Levensduur van dieren kan heel veel verschillen. Zo zijn er kwallen die oneindig veel jaren oud kunnen worden omdat ze zichzelf kunnen regenereren. De verbindingen tussen neuronen van kwallen zijn veel minder ingewikkeld dan bij zoogdieren, waardoor dit mogelijk is. Er zijn dieren bekend die tot wel 400 jaar oud kunnen worden, de mens kan maximaal 120 jaar worden. Dit komt dus doordat bij mensen de meeste neuronen niet vervangen kunnen worden. Veroudering is heel bijzonder, want hoe kan het dat het ene element gezond oud wordt en een ander element dat zich in dezelfde omgeving bevindt niet? Consequenties van de veroudering van het brein vooral zichtbaar in - Motoriek: ligt voornamelijk in de prefrontale kwab. - Cognitie en dan met name leren en geheugen. Ligt voornamelijk in de temporale kwab. Ondanks dat deze twee hersengebieden van elkaar zijn gescheiden zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Ze ontwikkelen zich dan ook parallel. Je ziet bijvoorbeeld dat oudere mensen die motorisch slechter worden vaak ook cognitief slechter worden. Motoriek speelt ook een rol bij leren, een goede controle over je lichaam is noodzakelijk om goed te kunnen leren. Veel bewegen bevorderd de resultaten van leerlingen. Mensen die met een hersenschudding een cognitieve test moeten doen hebben een veel actiever brein dan mensen die geen hersenschudding hebben. Het brein met een hersenschudding moet dus harder werken om een bepaald doel te behalen. Voor veroudering geldt hetzelfde, je ziet dat een ouder persoon vaak een actiever brein heeft vergeleken met een jonger persoon wanneer hij/zij dezelfde test uit moet voeren. College 1 Leren en geheugen E. vd Zee Wat is veroudering? Veroudering kan op twee manieren gemeten worden, met leeftijd en op basis van fitheid. Op basis van fitheid is beter omdat niet iedereen op dezelfde manier oud wordt. Healthy aging: Onderzoeksgebied waarin onderzoek gedaan wordt naar de mechanismen van veroudering, met deze resultaten wordt geprobeerd de morbiditeit door veroudering te verlagen. Mortalititeit: sterftecijfer, kan per pathologie bepaald worden. Morbiditeit: Ziektecijfer, hoeveel mensen getroffen worde door een pathologie Healthy aging is een heel interessant onderzoeksgebied omdat er over 40 jaar een grijze golf komt met veel ouderen, er moet dus nu onderzoek gedaan worden naar hoe deze mensen zo gezond mogelijk oud kunnen worden. Bv deltaplan dementie: een plan van 8 jaar waar 50 miljoen voor onderzoek naar dementie aanwezig is. Lang niet iedereen krijgt dementie, maar 1/3 van de bevolking. Verouderingsproces loopt niet gelijkmatig, goede fases wisselen af met slechte fasen. Bij oudere mensen zie je een veel grotere variatie in cognitief presteren dan bij jonge mensen, zo zijn er families die intelligent oud worden. Zij hebben dus blijkbaar genen die hier een rol in spelen. AD en Parkinsons zijn allebei ouderdomsziekten leeftijd is de grootste risicofactor voor deze ziekten. Het zijn dus geen ouderdomsverschijnselen die bij de ouder wordende mensen horen. Bij Parkinson verlies je dopamine cellen, deze slaan vervolgens neer in je brein. AD: In het brein zijn plaques en tangles waar te namen, dit gaat samen met een krimp van het brein. Echter zijn er ook mensen die sterven met alzheimer maar helemaal niet abnormaal veel plaque’s hebben. Andersom gebeurt ook, er zijn mensen die gezond izjn, maar wel plaques en tangles hebben. Een jong brein vertoont veel meer hersenactiviteit dan een ouder brein, het is dus van belang dat een brein geprikkeld blijft. Het grootste deel van onze hersenactiviteit is onbewust. Bv. Als je zoekt naar een woord, maar er niet op kunt komen blijft je partiele cortex dit woord zoeken, hiervan ben je je niet bewust. De volgende dag weet dan ineens het woord wel. Cingulate gyrus: Bestaat uit meerder subregio’s en is bij vrouwen groter dan bij mannen. Neemt qua volume af gedurende je leven met 5.5% af. Speelt een belangrijke rol in het ik-gevoel ofwel je bewustzijn. Anatomische kenmerken van veroudering: Ventrikel: Neemt qua grote toe naarmate je ouder wordt. Mensen met dementie of cognitieve impairment hebben grotere ventrikels dan mensen die dit niet hebben. Witte stof: neemt af naarmate je ouder wordt, maar neemt meer af als je dementie of MCL hebt. Grijze stof: Neemt sterk af naarmate je gezond ouder wordt, bij dementie of MCL heb je bijna geen grijze stof meer. Default modus: is acitef wanneer het brein wakker is, maar niet gefocust. Je bent dus eigenlijk aan het wegdromen. Hierbij zijn natuurlijk andere hersengebieden actief dan in de alerte fase. De default modus is van belang bij het opdoen van inspiratie. Er wordt gezien dat oudere mensen vaker en meer in de default modus zitten. Daarnaast heeft het oudere brein meer moeite met schakelen tussen default en alerte fase. Wanneer het te moeilijk wordt dan is het pathologisch. De drie hersengebieden die het laatst klaar zijn in de ontwikkeling van de mens zijn ook de drie gebieden die het gevoeligst zijn voor veroudering. Echter hierbinnen zijn weer gebieden die eerder verouderen dan andere gebieden. Er zijn drie veroudering hotspots in het brein: 1. Dorsolaterale prefrontalecortex(DLPFC): 2. Hippocampus: 3. Kleine hersenen(voornamelijk in Purkinje vezels): Verder zijn er in het brein ook nog 4 systemen die gevoelig zijn voor veroudering: 1. Acetylcholine 2. Serotonine 3. Dopamine 4. Noradrenaline Van de laatste 2 raak je ongeveer 10% cellen per 10 jaar kwijt. Als je ouder wordt zijn er drie kenmerkende veranderingen in het brein te zien: - PFC overactiviteit: gebeurt voornamelijk in de DLPFC. Dit deel van het oudere brein is veel actiever dan jonge brein. Dit moet het ouder wordende brein wel doen om dezelfde cognitieve prestatie te leveren. - Posterior-anterior verschuiving: Achterin het brein minder actief dan voorin het brein. - Verlies van laterisatie. Al deze drie verschijnselen wil je, want het betekend dat je op een gezonde manier ouder wordt. De PFC heeft executieve functies, dus plannen, beslissingen maken, impulsinhibitie en werkgeheugen College 2 Geheugen E. vd Zee Als je ouder wordt begin je namen te vergeten, of kun je woorden niet vinden, vergeet je waar je spullen gelaten hebt enz. Om deze geheugenklachten te verklaren moet je meer weten over het menselijk geheugen systeem. Let op: zorg er hierbij dat je het verschil tussen expliciet en impliciet goed kent. Veroudering heeft een negatiever effect op het expliciet geheugen vorming. Verder geldt echter wel dat je algemene kennis naarmate je ouder wordt juist beter wordt. Ouderen zijn ook beter in leertaken waarbij ze gebruik kunnen maken van impliciete leerkennis. Jongeren zijn dan wel weer altijd beter in expliciete leertaken. Er zijn verschillende geheugenstadia - Direct geheugen(seconden) is het korte termijn geheugen - Werkgeheugen(seconden/uren) - Lange termijngeheugen(uren/dagen/ maanden) - Permanent langetermijngeheugen(maanden/levenslang) Denk hierbij niet te veel in hokjes, ze kunnen heel gemakkelijk in elkaar overgaan en er kunnen zelfs stadia overgeslagen worden. De volgende hersen gebieden spelen een belangrijke rol bij geheugen. - Hippocampus: zowel lange termijn(LT) als korte termijn (KT) geheugen. In de hippocampus wordt ook een ruimtelijke kaart gemaakt, waarvoor het werkgeheugen nodig is. - Amygdala: Emoties. Als aan een gebeurtenis sterke emoties verbonden zijn gaat deze gebeurtenis sneller naar het LT geheugen. - Prefrontale cortex: KT - Striatum: LT geheugen. Hier wordt het procedureel geheugen gevormd, hierdoor is er meer ruimte over voor nieuwe input, maar een eenmaal aangeleerde procedure leer je niet snel af. - Kleine hersenen: LT geheugen. Ze spelen een rol bij veel verschillende aspecten. O.a. motoriek en timing, maar het is ook een soort zoekmachine die het brein helpt zoeken naar co-incidentie. Meestal werken de bovenstaande geheugensystemen goed samen, echter soms werken ze elkaar tegen. Bijvoorbeeld de hippocampus en het striatum. Zo kan de hippocampus remmend werken in een situatie waar je al een procedure voor hebt. Je ziet dat ouderen vaker kiezen voor het striatale geheugen systeem. Dit zorgt er voor dat ze minder flexibel zijn. Wanneer een situatie veranderd hebben ze heel veel moeite om zich hierop aan te passen. We zien dat mensen vaak eerst de hippocampus gebruiken als ze een strategie moeten bepalen en wanneer ze dit vaker moeten doen het striatale geheugen gebruiken. Echter er zijn mensen die een sterke voorkeur voor striataal geheugen hebben, zij gebruiken dit soms ook al in de eerste instantie. LTP: lange termijn potentiatie: sterke stimulus versterking van synaptische verbindingen waardoor er lange termijn geheugen gevormd wordt. Speelt een rol bij leren. Het is voor oudere mensen moeilijker een LTP op te wekken. En dus moeilijker om nieuwe synapsen te vormen. Weinig Ca2+ wel stimulatie fosfaten, maar niet van kinases-> downregulatie LTD: lange termijn depressie: De synaptische verbindingen worden minder sterk, hierdoor vergeet je dingen. Ouder brein schakelt automatisch over van extrinsiek naar intrinsieke informatieverwerking. De hersenen spelen natuurlijk een belangrijke rol bij informatieverwerking. De hippocampus krijgt informatie uit de hersenschors binnen. De hippocampus bestaat uit vier subgebieden: - DG: Dentate gyrus: Hier komt informatie binnen en wordt het gesplitst. Het is hier mogelijk dat er nog nieuwe neuronen gevormd worden, wanneer er bijvoorbeeld een nieuw leerproces gestart moet worden. Het starten van een nieuw leerpoces wordt ook bepaald door de dentate gyrus. - CA3: Hier worden Informatiepatronen weer heel en nieuwe onbekende informatie wordt gedetecteerd. - CA1: Nieuwe info wordt gedetecteerd en er wordt begonnen met de verwerking van de info tot output. - Sub: Output, info wordt verder verwerkt. De werking van de Dentate gyrus neemt af als je ouder wordt, dit komt doordat er sprake is van een verlies aan neurogenese in de DG. Als je er dus voor kunt zorgen dat dit verlies aan neurogenese niet optreed dan heb je een goed werkende hippocampus/brein. Uit onderzoek blijkt dat wanneer een persoon veel beweegt de afname van neurogenese minder snel gaat, dit is dus van belang voor gezond ouder worden met een actieve hippocampus. Echter verlies aan neurogenese is een natuurlijk verouderingsproces wat als op jong-volwassen leeftijd begint. Oorzaken verlies neurogenese : - NIET: door afname van de levensvatbaarheid van nieuwe cellen, ze hebben zelfde DNA - Het verschil zit in de omgeving, dus in het hersenweefsel o Minder clusters nieuwe cellen o Er is een actieve onderdrukking van de proliferatie van nieuwe cellen o Proliferatie van nieuwe cellen duurt langer. Wanneer mensen ouder worden zie je dat er een verschuiving optreed van DG naar CA3. In een jong brein zijn deze twee delen van de hippocampus in evenwicht. Een gestimuleerd brein heeft in verhouding een grotere DG, hierdoor heeft een persoon met dit brein een toegenomen cognitieve flexibiliteit. Een ouder brein is het juist andersom, de DG krimpt en verhouding wordt CA3 dan groter. Het gevolg is dat de cognitieve flexibiliteit afneemt. Dorsolaterale PFC: Deze krimpt bij veroudering. Het gebied is verantwoordelijk voor o.a het ophalen van namen van mensen en dingen. Er is ook de ventrolaterale PFC dit deel van het brein krimpt niet, het heeft als functie de hippocampus te remmen wanneer het informatie op slaat dat al opgeslagen is. Het cerebellum gaat bij ouder worden steeds meer leunen op al opgeslagen informatie, dit komt doordat de Purkinjecellen krimpen. De kleine hersenen gaan dan dus meer gebruik maken van de informatie die al in de purkinje cellen opgeslagen is. Striatum: Hier zie je weinig krimp/verandering bij ouder worden. Het wordt misschien iets minder actief als je ouder wordt, maar er zijn geen aanwijzingen dat de informatie verwerking van extrinsiek naar intrinsiek gaat. Amygdala: geen rapportage bekend waarin verschuivingen in de werking van de amygdala gerapporteerd zijn. We zien dat oudere brein overschakelt van extrinsieke naar intrinsieke informatie verwerking. Dit zie je ook op het niveau van de spines. Spines zijn een soort van stekeltjes die zich op de dendritische uitlopers van een neuron bevinden. Er zijn meerdere types Type 1: geheugensynaps Type 2: Lerende synaps Type 3: niet bruikbare synaps zoals bij mentale retardatie veel te zien is. Er is een verschil tussen spines van oudere en jongere mensen, oudere mensen hebben meer type 1. Op eenjarige leeftijd heb je de meeste synapsen, vanaf dan nemen deze weer langszaam af. Voornamelijk doordat verbindingen niet meer nodig zijn of geoptimaliseerd zijn en tussenliggende synapsen opgeruimd kunnen worden. Kun je je brein trainen en zo de veroudering tegen gaan? Meningen hierover verschillen. Het ouderer brein kan scherper gehouden worden. Maar er zijn ook onderzoekers die zeggen dat je alleen een specifiek deel van je brein traint en hierdoor dus niet de algehele veroudering tegen gaat. College 3 Stress, circadiaanse ritmiek en slaap E. vd Zee HPA-as: hypothalamus pituitary adrenale as. Door stress wordt er in de amygdala een signaal afgegeven aan de hypothalamus. Daar wordt CRF(corticotropin releasing factor) vrijgegeven dat naar naar de pituitary gland(hypofyse) gaat. In de hypofyse wordt vervolgens ACTH afgegeven dat naar de bijnieren gaat waar uiteindelijk glucocortisol afgegeven wordt aan de bloedstroom. Dit is een stress hormoon, langdurige stress zorgt voor depressie of angststoornissen. Een beetje stress is goed, het zorgt ervoor dat je optimaal kunt presteren, je vrolijker voelt en dat je gezonder bent. Er is positieve en negatieve stress. Positief: dieet, beweging, cognitieve stimulatie Negatief: chronische stress, psychosociaal bv: verlies van sociale status. Stress heeft invloed op je brein, waarbij negatieve stress zorgt voor een afname van onder andere serotonine, groeifactor en BDNF. Dit heeft invloed op je hypothalamus waar bepaald wordt hoeveel voedsel je binnenkrijgt. Hierdoor ga je meer eten, waardoor je minder gevoelig wordt voor insuline en je stress weerstand afneemt, dit is weer slecht voor je gezondheid. Positieve stress heeft precies een tegengesteld effect. Zie ook afbeelding. Het effect van cortisol op (hippocampale) neuronen: Zoals in de afbeelding hiernaast te zien heeft cortisol negatieve terugkoppeling op de hypofyse en de hypothalamus. Echter op de hippocampus, amygdala en PFC heeft cortisol wel positieve terugkoppeling. De hippocampus en PFC hebben weer een negatieve terugkoppeling op de hypothalamus. Het gevolg is dat cortisol op korte termijn een positief effect heeft op neuronen, ze krijgen meer dendritische uitlopers in verhouding tot neuronen die niet bloot staan aan cortisol. Echter op lange termijn heeft cortisol juist een negatief effect op neuronen, het zorgt dan voor een afname van de vertakkingen van de dendrieten. Dieren die langdurig aan stress bloot staan hebben op het niveau van dendrieten gekrompen neuronen. In het oudere brein heeft cortisol doordat het meer vrijkomt minder effect op hippocampus en PFC, hierdoor wordt de hypothalamus minder geremd, waardoor er meer hypofyse stimulatie is en dus meer bijnier stimulatie waardoor er nog weer meer cortisol komt. Op de amygdala heeft toegenomen cortisol levels door veroudering geen effect. Jonge mensen hebben dus gedurende dag minder cortisol in hun lichaam dan oudere mensen. Personen met dementie hebben constant hoge cortisol levels. De hoeveelheid cortisol heeft invloed op leervermogen(LTP). LTP kan namelijk door oudere neuronen niet vastgehouden worden en dit vasthouden is noodzakelijk voor het opslaan van informatie in geheugen. Jonge mensen kunnen als gevolg hiervan beter leren. Bij jongeren zie je dat in geval van stress de cortisolpiek kort hoog blijft en daarna snel terug gaat naar normale hoogtes. Bij ouderen duurt dit langer waardoor er geen LTP ingezet kan worden en er dus niet begonnen kan worden met leren. Neurobiology of wisdom: Naarmate je ouder wordt zijn er ook hersengebieden die zich beter ontwikkelen waardoor je beter kunt omgaan met bepaalde situaties. Wijsheid door ervaring. Zo vertonen ouderen socialer gedrag, kunnen ze beter beslissingen maken, zijn ze emotioneel stabiel, kunnen ze beter naar eigen rol in situaties kijken, kunnen ze beter relativeren en zijn ze toleranter voor meningen van anderen. Al deze kenmerken liggen in de hippocampus of PFC en vormen een onderdrukking voor de HPA-as. Waardoor de hypothalamus dus niet meer overgestimuleerd wordt en de cortisol levels niet zo sterk toenemen. Spiegelneuronen: deze neuronen spelen een belangrijke rol bij empathie, Ze zorgen ervoor dat je door het nadoen van gezichtsuitdrukkingen emoties van een ander beter begrijpt. Alle hersengebieden zijn actief bij dit proces. Over spiegelneuronen en veroudering is nog niet veel bekend. Tot de leeftijd van 40 jaar is al wel bekend dat mensen naarmate ze ouder worden steeds minder spiegelneuronen gebruiken. Bij autisme blijkt dat spiegelneuronen zich pas later ontwikkelen en mensen met autisme meer moeite hebben met empathie. Circadiaanse ritmiek Het SCN beïnvloed de HPA-as, doordat het hoog in het brein gelegen is en vanuit daar dus invloed heeft op de HPA-as. Daarnaast beïnvloed het SCN het activiteit ritme, als het signalen afgeeft dan gaat een rat of muis bewegen in en loopwiel. De circadiaanse ritmiek heeft dus invloed op coritsol en activiteit. Naarmate een dier ouder wordt zie je het activiteit ritme verbrokkeld. Dit noemen we fragmentatie. Tegelijkertijd zie je een afname van de amplitude van het ritme van het SCN. De output van het SCN is aangetast waardoor het ritme verwaterd. Uit onderzoek is wel gebleken dat er niks mis is met de input of de machinerie van de klok. Doordat het SCN ook onze slaap aanstuurt zie je dat naarmate je ouder wordt je minder gaat slapen, ook dit komt door de verstoorde output. Je hebt minder periodes van REM slaap en je slaapbehoefte neemt af. Functie slaap: synaptische homeostase theorie: Overdag veel neuronale activiteit, waardoor de sterkte van synapsen toeneemt blijvende synaptische potentiatie bedreigt netwerk capaciteit en effectiviteit. Slaap zorgt voor downscaling van de synaptische banden. Hierbij worden de belangrijke events bewaard en de onbelangrijke verwijderd. Tijdens slaap worden je synapsen dus als het ware gereset. Als je niet slaapt gebeurt dit niet en raken de synapsen een soort van verzadigd waardoor je niet meer goed op nieuwe stimulansen kunt reageren. Hierdoor neemt je effectiviteit af bij slaaptekort. Sterke synapsen veel synchronisatie sterke non rem slaap. Consolidatie theorie: Wat je overdag geleerd hebt herspeel je gedurende je slaap, doordat je selectief de synapsen die bij het leerproces betrokken zijn reactiveert zijn dit ook de synapsen die niet verwijderd worden gedurende de slaap. Bij muizen zie je dat slaapdeprivatie ervoor zorgt dat hun geheugen minder wordt. Spines spelen een belangrijke rol bij in het geheugen. Je hebt meerdere soorten spines. 1. Stubby: spine in ontwikkeling 2. Filipodia: zijn nog vrij, maar kunnen gebruikt worden om iets te leren. 3. Long: zijn bezig met leren 4. Mushroom: Hebben iets geleerd en zijn verantwoordelijk voor het geheugenproces. 5. Extra long: deze spines zijn te lang en kunnen niets meer leren. Om te bepalen met wat voor spine je te maken hebt moet je ze echt in 3D bekijken. In het ouder brein zie je meer spines van het mushroomtype. De kop van deze spine is breed, hoe breder hij is hoe meer kans dat hij de informatie die het bevat tot het lange termijn geheugen behoort. Een brede kop beschermt namelijk tegen synaptic downscaling gedurende slaap. De spines gaan van de ene vorm over naar de ander, dit kan beide kanten op. We weten alleen niet of een mushroom ook echt terug kan naar stubby. Veel mushrooms betekend een stabiel brein, met veel geheugen, kenmerkend voor een ouder persoon. Weinig mushrooms betekend een plastisch brein, veel mogelijkheid om te leren wat kenmerkend is voor een jonger brein. Een ziek neuron breekt natuurlijk eerst de spines op de dendritische uitlopers af, dit gaat ten koste van geheugen. In een spine vindt een groot scala aan intracellulaire processen plaats, wanneer een spine breder wordt is er meer ruimte, dit betekend meer dataprocessing = meer invloed op gedrag en functie. De vorm wordt bepaald door de stabiliteit van actine filamenten. Cofiline speelt hierin een belangrijke rol. Cofilin zorgt namelijk voor versteviging van actine filamenten, het speelt dus een sleutelrol in het flexibel of stabiel maken van een spine. College 4 Cellulaire mechanismen E. vd Zee Wanneer is een veranderend cellulair mechanisme veroudering en wanneer is het pathologisch? Neurotransmitterproductie: - Normaal: geleidelijk verlies aan productie van neurotransmitter, enig celverlies - Ziek: sterk verlies aan productie en meer dan 60% verleis aan cellen. Cellen in het brein produceren neurotransmitters als; dopamine, adrenaline serotonine en acetylcholine. Deze zijn van belang bij communicatie in het brein. Je verliest neurotransmitter producerende cellen vanaf jong volwassen leeftijd, gemiddeld 10% per 10 jaar. Het neurotransmitter glutamaat is erg belangrijk voor leerprocessen, wanneer we deze niet meer hebben is het met ons gedaan. Striatum: - Normaal: geringe krimp en daarbij een geringe afname van de dopaminerge signaaltransductie - Ziek: celdood, ernstig verlies dopaminerge signaaltransductie. SCN en circadiane ritmiek: - Normaal: fragmentatie in pulseren van SCN - Ziek: pulseren van SCN wordt aritmisch, hierdoor raken patienten het besef van tijd kwijt. Ze kunnen dan midden in de nacht bedenken dat het tijd is om te gaan eten. Te veel Ca ionen: - Normaal: kortstondig teveel Ca, maar dit kan nog wel door de cel weggewerkt worden - Ziek: Langdurig te veel Ca, wat niet meer weggewerkt kan worden. Hierdoor ontsporen de intracellulaire processen waardoor enzymen geproduceerd die celwanden ed afbreken wat uiteindelijk tot celdood leidt. Calcium homeostase: glutamaat activeert een neuron, hierdoor komt binnen korte tijd veel ca de cel binnen via de NMDA receptor. In de el bevindt zich nu veel vrij Calcium dat zo snel mogelijk gebonden moet worden en uit de cel verwijderd worden. Hiervoor zijn veschillende pathways. 1. Het vrije calcium bindt aan calcium bindende eiwitten. Die het vrije calcium vasthouden en dan langzaam afgeven, waarna de cel het verder kan verwijderen. Deze passieve calcium bindende eiwitten zijn dus eigenlijk een soort buffer. 2. Het Calcium wordt via een receptor uit de cel getransporteerd 3. Het calcium wordt door mitochondriën of ER uit de cel gehaald. Waarbij in het ER calcium opgeslagen wordt en weer vrijkomt wanneer de cel hier om vraagt. Stapeling van ‘kapotte’ eiwitten - Normaal: enige stapeling van kapotte eiwitten zonder dat dit hinderlijk is. Bv ouderdomspigment, dit zijn ophopingen van het onschadelijke lipofucsine. - Ziek: Veel stapeling van kapotte eiwitten, waardoor het functioneren van de cellen inhet geding komt. De stapeling is toxisch geworden. Dit zie je bijvoorbeeld bij Alzheimer Luie neuronen - Normaal: metabolisme in neuronen neemt af waardoor ze minder snel vuren, hierdoor is er minder communicatie tussen neuronen en hersengebieden. - Ziek: Het metabolisme neemt dusdanig af dat neuronen nog amper vuren. Hierdoor valt de communicatie tussen neuronen en hersengebieden stil. Genexpressie - Normaal: een gereguleerde verschuiving in de genexpressie - Ziek: ongereguleerde verschuiving in genexpressie, door verlies aan controle systemen. Tumorvorming. In het jonge brein zie je genen die veel afgelezen worden, later in het oude brein worden deze genen steeds minder afgelezen. Een voorbeeld van dit soort genen zijn genen die betrokken zijn bij de ontwikkeling van een kind. Er zijn ook genen die juist alleen op oude leeftijd afgelezen worden. Een voorbeeld zijn genen die betrokken zijn bij eiwitopruiming en ontstekingsreacties. Verlies aan witte stof - Normaal: Beetje verlies functionaliteit witte stof, doordat de kwaliteit van myelineschedes afneemt. Mogelijk wat verlies aan axonen. - Ziek: sterk verlies van de witte stof, axonale verstoringen door aberraties en sterk verlies aan myeline schedes. Ook verlies van axonen door celdood. Het verlies van myeline zorgt ervoor dat een axon minder goed geïsoleerd is en er meer interferentie van signalen plaats kan vinden, doordat ze zich gemakkelijker van axon naar axon verplaatsen. Een axon is duur voor een neuron om te onderhouden, het kost veel energie. Wanneer een neuron energetisch in de problemen komt zal het dus als eerste zich ontdoen van axonen en direct daarna dendrieten. Het gevolg is dat het netwerk van neuronen hierdoor zijn sterkte verliest, doordat er veel minder verbindingen zijn. Hierdoor kan informatie minder goed verwerkt worden. Ook zie je abberaties in axonen, dit zijn zwellingen op het axon. Deze zwelling nemen toe bij ouder worden, je ziet ze vooral in de ascenderende systemen(dopamine, acetylcholine, serotonine en noradrenaline). Het gevolg is dat het cytoskelet verstoord is. In cholinerg systeem zorgt dit ervoor dat het transport van choline moeilijker gaat. TAU-eiwit is een eiwit dat zich op de microtubuli bevind. In een gezond neuron vindt transport plaats over deze microtubuli. Daarvoor worden een paar tau eiwitten gefosforyleerd en kan een eiwit zich over de microtubuli verplaatsen. Wanner het eiwit gepasseerd is hersteld de microtubuli zich. Bij een ziek neuron wordt TAU gehyperfosforyleerd. Het Tau komt hierdoor vrij en gaat bij elkaar klitten en vormt zo tangles. Het eiwit dat getransporteerd moet worden kan nu niet meer getransporteerd worden. Ook zie je bij veroudering vezeldegeneratie voornamelijk de cholinerge, serotenerg en adrenerge systemen. Hierbij worden boutons (bolletjes eiwit) gevormd. Conditie van de bloedvaten - Normaal: geringe afname in de conditie van de bloedvaten, verminderde functie van de Bloedhersenbarrière(BBB). - Ziek: Sterke afname in de conditie van bloedvaten, dichtslibbende bloedvaten en een lekkende BBB. De wand van bloedvaten wordt dunner op de plekken waar veel uitwisseling van stoffen is. De bloedvaten van de hersenen hebben een dikkere wand. Deze bestaat naast endotheel cellen uit pericyten en astrocyten. Pericyten zijn contractiele cellen die rond de endotheelcellen liggen. De bloedvaten in de hersenen worden goed beschermd, dit heeft echter ook een nadeel. Er is namelijk altijd actief transport nodig om stoffen in de hersenen te krijgen. Dit is heel lastig bij medicijnonderzoek. Bij veroudering worden de bloedvaten starrer, het basaalmembraan wordt dikker, er vindt fibrose plaats en uiteindelijk degeneren de pericyten. Dit is niet handig want de actieve delen van de hersenen hebben meer bloed nodig en dit gaat lastig als je starre bloedvaten hebt. Verder zorgt het verlies van elasticiteit voor een verhoogde kans op hersenbloedingen e.d. doordat er gemakkelijker propjes gevormd worden. Sensorische inputverwerking - Normaal: enige mate van achteruitgang - Ziek: Verlies van sensorische informatieverwerking. Met doofheid, blindheid of verlies van reuk- of smaakvermogen tot gevolg. Bij alzheimer zie je dat veel patiënten op een gegeven moment hun reukvermogen verliezen. Dit gaat vaak in dezelfde volgorde, beginnend met aardbeien en rooklucht. Ze verliezen ook al snel het vermogen om gas te ruiken, dit kan heel gevaarlijk zijn wanneer ze bv een gasfornuis aan laten staan. Waarschijnlijk komt het verlies van reukvermogen in dezelfde volgorde doordat voor geur neurogenese nodig is. Cruciale cognitie eiwitten - Normaal: afname van expressie, werking en regulering van cruciale cognitie eiwitten als cAMP-PKA-MAPK-CREB, deze schakeling is van groot belang bij geheugen. - Ziek: sterke afname in de expressie, werking en regulering van cruciale cognitie eiwitten, waardoor de signaling cascade ontspoort. Het menselijk brein heeft een aantal cruciale cognitie eiwitten die een rol spelen bij de regulering van genexpressie. Als deze hun functie niet goed meer doen, zorgt dit uiteindelijk voor afname van de eiwitexpressie. Motoriek - Normaal: afname van de kracht in de motoriek - Ziek: verstoring van de motoriek, bijvoorbeeld trillen, evenwichtsstoornissen en vallen. Afname van de motoriek zorgt ervoor dat je minder lichaamsbeweging krijgt en dat je minder in de samenleving betrokken bent. College 5 Het oudere brein is geen slecht brein E. vd Zee In het voorgaande college hebben we 12 punten genoemd waaruit blijkt dat veroudering alleen maar nadelig is voor het brein, maar niet alle verandering zijn slecht. In dit college zullen we 6 punten behandelen waaruit blijkt dat het oudere brein ook ‘beter’ gaat functioneren. Het brein heeft drie zwakke schakels, we beginnen met de hippocampus. - Normaal: de CA3 en CA1 regio’s van het brein gaan een grotere rol spelen, het oudere brein leunt meer het geheugen. De CA3 en CA1 regio’s zorgen ervoor dat je gemakkelijker opgeslagen informatie uit je geheugen kunt halen. - Ziek: De CA3 en CA1 regio’s vallen weg, waardoor je last krijgt van geheugenverlies. De dorsolaterale PFC - Normaal: De ventrolaterale PFC wordt belangrijker waardoor sterkere communicatie met de hippocampus en amygdala mogelijk is. - Ziek: algeheel verlies aan PFC functies. Planning, impulsinhibitie en executieve functies raken verloren. Je ziet dit ook in bejaardenhuizen, ouderen maken veel ruzie en er wordt gepest. Cerebellum - Normaal: Toename van intrinsieke processing, de communicatie tussen purkinje cellen wordt sterker. - Ziek: De communicatie tussen purkinje cellen is te sterk, hierdoor treed verlies van cognitie en motoriek op. In jonge organismen zijn de dendrieten van de purkinje cellen nog sterk vertakt, in oudere organismen verlies je deze dendrietenboom, hierdoor raak je informatie verwerking kwijt. Echter de communicatie tussen de purkinje cellen onderling en met granulaire cellen blijft wel intact. Synaptische contacten - Normaal: meer geheugensynapsen - Ziek: Verlies van neuronale netwerken, synapsen verdwijnen doordat ook de dendrieten verdwijnen. Zorgt voor geheugenverlies. Meer receptoren zorgt voor een bredere synaps dit betekent dat er meer geleerd is en dat dit in het geheugen opgeslagen is. GABA systeem - Normaal: Afname van GABA stimuleert andere delen van het brein en brein circuits. - Ziek: te sterk verlies geeft glutamaterge overstimulatie(hierdoor hoge intracellulaire calciumspiegels). GABA heeft invloed op de glutamaat concentratie in neuronen. GABA remt namelijk de neuronwerking. Een beetje verlies van GABA is dus goed, want de neuronwerking wordt dan gestimuleerd. Te veel verlies zorgt er echter voor dat er teveel glutamaat is en hierdoor teveel calcium wat pathologisch is. Teveel glutamaat leidt tot epilepsie. GABA en glutamanerge cellen houden elkaar in de gaten, ze synchroniseren hun activiteit zodat ze voorkomen dat het brein overprikkeld of juist onderprikkeld raakt. De NMDA receptor - Normaal: Is belangrijk voor de inductie van LTP, het leerproces. De samenstelling van de NMDA receptor beïnvloed de functie. Bij veroudering zie je een verschuiving in de samenstelling van de NMDA receptor, waardoor de functie afgeremd wordt waardoor het leerproces afgeremd wordt. Dit gebeurt ten gunste van het geheugen. - Ziek: Er is teveel verschuiving en daardoor verlies van de NMDA receptor, waardoor de expressie van de glutamaatreceptor afneemt. Het cytoskeleteiwit TAU - Normaal: Enige tau hyperfosforylering levert energie besparing op, transport gaat namelijk gemakkelijker. - Ziek: hyperfosforylering, waardoor Tau-eiwit vrijkomt en tangles gaat vormen. Het brein-immuunsysteem - Normaal: Microglia en neuronen stimuleren elkaar. Neuronen raken bij veroudering iets verzwakt, maar ze kunnen nu dus door microglia gestimuleerd worden. Waardoor werking behouden blijft. - Wanneer de neuronen te verzwakt zijn, worden de microglia hyperactief, ze gaan nu de verzwakte neuronen doden. Wat kun je zelf doen om het brein tegen veroudering te beschermen? - Fysieke en mentale activiteit: Stimuleert neurogenese en leervermogen. Ratten die in een loopwiel mogen leren beter en sneller dan ratten die dit niet mogen. Verder is fysieke activiteit van belang, dit zorgt namelijk voor een goede doorbloeding van onder andere de hersenen. In een actief brein is een betere doorbloeding, een bloedpropje heeft zo minder schadelijke gevolgen, doordat een kleiner deel van het brein aangetast wordt. - Het beperken van welvaartsaandoeningen, door welvaart hebben we alle voeding die we wensen tot onze beschikking. We eten daardoor vaak te veel en te vet wat hart en vaatziekten(door slechte doorbloeding) tot gevolg heeft. Voeding(blauwe alg) kan helpen bij een herstel van het brein na een hersenbloeding. - Vermijden van chronische stress - Betrokkenheid bij het dagelijks sociale leven. Naarmate je ouder wordt doet het brein kleine aanpassingen zodat je goed blijft functioneren. Hierdoor zie je meer individuele variatie op oudere leeftijd. Mensen die veel cognitieve aanpassingen kunnen doen worden gezonder ouder dan mensen die dit niet kunnen. Sterke neuronale netwerken werken als buffer voor breinveroudering. Samen met scaffolds (=additioneel hersencircuit, die een verzwakt circuit vervangen) zorgen deze netwerken ervoor dat je gezond verouderd. College 6 Whole body vibration (WBV) E. vd Zee WBV zorgt voor een verbetering van de doorbloeding, dit is goed voor herstel. Je cognitieve reserve neemt af als je ouder wordt, dit kan verergeren als je een ongezonde levensstijl aanhoudt. Houd je echter een gezonde levensstijl aan dan kun je de cognitieve reserve hoog houden. Bewegen is een aspect van een gezonde levensstijl. Actief zijn is voor ouderen lastiger, hun motoriek neemt af naarmate ze ouder worden. Dit zie je ook bij muizen. Als je jonge muizen in een loopwiel zet, maken ze hier veel gebruik van en leggen ze elke dag een grotere afstand af. Oudere muizen daarentegen raken niet getraind en blijven elke dag dezelfde kortere afstand lopen. Echter een halve km beweging meer per dag voor een oudere muis heeft meer effect dan een 3 km voor een jonge muis. Wat als je niet meer actief kunt bewegen? Werkt passief bewegen door een vibratieplaat dan net zo goed? Vibraties kunnen voor sterkere spieren en een beter doorbloeding zorgen. Voor testen op muizen is er een speciale powerplate gemaakt, deze zort voor een regelmatige vibratie met een lage amplitude. Dit is nodig omdat het onregelmatige vibraties slecht zijn voor de organen. In het experimenten lieten ze muizen eerst een leertaak doen, dan vibraties en daarna weer de leertaak. De controlegroep werd wel op de powerplate gezet, maar deze zetten ze niet aan. Naast leertaken werden ook motortaken gedaan. - Rotarod: draaiend wiel waarop de muizen moeten blijven lopen - Balance beam: muizen moeten over een balance beam omhoog kruipen - Hanging wire: hoe lang blijven de muizen over de kop aan een raster hangen? Bij een frequentie van 30 Hz presteerden de aberdeen muizen optimaal in deze motor taken. Muizen die WBS gekregen hebben presteerden beter op de balance beam en zijn dus fitter. Dit is op zowel oude als jonge leeftijd te zien. Effect blijft zelfs een aantal weken na de WBS zichtbaar. WBS zorgt er dus voor dat muizen fitter worden, maar heeft het ook invloed op de hersenen? Hiervoor leertaak testjes nodig, in dit geval de Y-maze. Oudere muizen zullen eerder leren via striatum en jonge muizen via hippocampus, dit levert leercurves op. Muizen die WBV kregen presteerden beter dan de muizen die het niet kregen. Geldt voor zowel oude als jonge muizen. Opvallend is dat je geen verschil ziet op het moment dat je de test reversed(voedsel in de ander poot van de maze). WbV zorgt er niet voor dat muizen op een andere manier leren. WBV vergroot leervermogen, maar hoe werkt dit op neuron niveau? Muizen die WBV krijgen hebben meer c-fos expressie in de CA1 regio. C-fos speelt een rol bij neuron activiteit. Het lijkt er zelfs op dat na elke vibratie meer neuronen geactiveerd worden. Niet elke regio van het brein reageert even sterk. De purkinjevezels in het cerebellum laten ook meer c-fos expressie zien na vibratie, zij worden dus waarschijnlijk ook geactiveerd door WBV. Het zou erg handig zijn als de SCN ook reageert op WBV, dit lijkt echter niet zo te zijn, dit hersengebied is te gebufferd voor sensorische veranderingen. In muizen worden de trillingen vooral door de neusharen van de muizen opgevangen. Hier is dan ook een sterke respons. Net als in de PFC en hippocampus. Synapsen geven signalen door via Acetylcholine. De toename van expressie van ACh synthetiserend enzym cholineacetyltransferase is ook een teken van meer activiteit. Ook dit is gemeten in WBV tests. We zien dat na een week er nog geen toename van cholineacetyltransferase is. Na twee weken minder enzym, dit komt doordat WBV zorgt voor acitvatie van het choliergsysteem, hierdoor veel choline afgifte, waardoor een tekort aan acetylcholine en dus een cholineacetyltransferase dip. Na drie weken, weer terug op baseline Hierna zie je een toename van cholineacetyltransferase. WBV zorgt dus voor meer ACh. Dit is erg handig, want het Ach is een van de eerste stoffen die wegvalt bij Alzheimer. Al deze testen werd op een zelfde muismodel, werkt het ook bij andere modellen? Nu in de black6 muis ook powerplate op 30 Hz ingesteld, maar geen effect. Toen ipv 10 min langer en korter vibreren, bleek dat de black6 muis bij 5 min een optimale respons had. WBS heeft invloed op verschillende mechanismen - Bloedstroom - Afgifte neutropines - Neuronactiviteit - Verminderd priming - Afgifte neurotransmitters, heeft wel meer invloed op dopamine dan Ach - Neurogenese Werkt het ook bij mensen? Nadeel je kunt er niet zomaar onderzoek doen naar bejaarden. Er wordt nu echter wel begonnnen met testjes op bejaarden. Ze worden dan in een speciale power plate chair gezet. Waarbij de cognitieve mogelijkheden getest worden bij zowel ouderen, jongeren, dementen en mensen met hersenbeschadiging. Mensen zijn gevoelig voor een frequentie van 30 Hz. Door WBS wordt meer O2 opgenomen en gaat de hartslag omhoog(betere bloedstroom). Ook cognitie werd getest dmv een kleurentest. Bij jongeren een verbetering van 8%. Het gaat echter wel om acute effecten, na 10 minuten heeft WBV geen effect meer. Rol acetylcholine in mensen met AD Sensor stimulatie meer neuronale activiteit verhoogde gentrancriptie meer acetylcholine en dopamine neuron gaat van pro-inflammatoire neurodegeneratieve staat naar actieve en neurobeschermende staat. Er is een mogelijke behandeling voor alzheimer tegenwoordig, namelijk een medicijn dat de afbraak van Ach remt, hierdoor meer Ach en dus actievere neuronen. Heeft echter veel bijwerkingen. College 7 The oldest old E. vd Zee H2S speelt mogelijk een rol bij veroudering. Er wordt tegenwoordig onderzoek gedaan naar de rol en de mogelijkheid om H2S te gebruiken als therapie. H2S wordt in gliacellen en neuronen geproduceerd en is ook in allebei actief. H2S wordt door cystahionine-β-synthase(CBS) in de hersenen geproduceerd. Het is een signaal molecuul die ervoor zorgt dat anti-apoptose pathways en anti-oxidant mechanismen geactiveerd worden. In hoge concentraties is H2S echter toxisch. Het kan tot hersenbloedingen, ontstekingen, celdood en mentale retardatie leiden. H2S kunnen mensen tot een bepaalde concentratie ruiken, ruiken we het niet meer dan is het schadelijk. Zie tabel voor de fysiologische effecten van H2S op veroudering. In de retrospleniale cortex(deel van de DG) is veel expressie van CBS/H2S. De retrospleniale cortex heeft onder andere verbindingen met de hippocampus, de PFC, de parietale/occipitale cortex en de thalamus. Het speelt een belangrijke rol bij episodisch geheugen, ruimtelijke oriëntatie en verbeelding. Dit zijn functies die wegvallen bij AD. De retrospleniale cortex(RSC) krijgt ook input van de partiele cortex waar egocentrische processen plaats vinden. De hippocampus aan de andere kant zorgt voor input van allocentrische processen. Deze info komt dus samen in de RSC. Dat H2S belangrijk is in de hersenen is per toeval ontdekt bij dieren in de winterslaap. Onderzoekers lieten namelijk hamsters in de koelkast in winterslaap gaan, het bleek dat deze diertjes heel erg naar rotte eieren stonken(H2S). Deze geur werd alleen geroken als de dieren al voor langere tijd in winterslaap waren. Naar aanleiding van die bevindingen hebben onderzoekers besloten onderzoek te doen naar de rol van H2S. Het speelt misschien een rol bij de bescherming van neuronen in de kou. Iets wat erg intressant is voor verouderingsonderzoek. Eerste onderzoek: AD muizen H2S toedienen en ze vervolgens morris watermaze test laten doen. Het bleek dat muizen met H2S beter presteerden dan muizen die dit niet toegediend kregen. Vervolgens gekeken naar CBS(het enzym dat voor de productie van H2S zorgt), het bleek dat hele oude muizen significant meer CBS hadden dan oude of jonge muizen. Vraag is of ze dit altijd al gehad hebben of als ze dit op latere leeftijd ontwikkeld hebben. Ook is naar het effect van H2S op spines gekeken Dit hebben ze gedaan met een time-place test, waar wordt gekeken of muizen besef van tijd hebben. Elk tijdstip kregen ze op een andere plaats een schok. Eenzelfde groep muizen lieten ze de test op verschillende leeftijden doen. - 3mnd oud: Waren in staat te leren en kregen besef van tijd - 8 mnd oud: Waren in staat te leren alleen duurde het iets langer dan bij de 3 mnd oude muizen. - 13 mnd oud: Waren in staat te leren alleen duurde het iets langer dan bij de 8 mnd oude muizen. - 18 mnd oud: Waren in staat te leren alleen duurde het iets langer dan bij de 13 mnd oude muizen. - 23 mnd oud: wisten vanaf het begin wat ze moesten doen, er was geen geheugenverlies. Muizen van 23 maanden oud die de test nog niet eerder gedaan hadden waren niet in staat te leren en dus besef van tijd te krijgen. Hoe kan het dat de jonge muizen toch elke keer weer vergeten hoe de test werkt? Mogelijke verklaring is dat ze in de natuur zoiets niet voorkomt en hun geheugen niet ingesteld is om iets 5 maanden te onthouden. Bij 23 maanden oude muizen is het mogelijk dat ze de test in het striatum opgeslagen hadden en het hierdoor niet meer vergaten. Oldest old bij mensen Er zijn mensen die ouder worden dan de gemiddelde leeftijd, wat is er zo bijzonder aan deze mensen? 1. Ze hebben een robuuste homeostase van het immuunsysteem, dit betekent dat ze in verhouding weinig immuunreacties in het brein hebben. 2. Ze hebben een soort van genetische bescherming tegen de AD pathologie, waardoor er geen pathologie is in de CA1, EC en NBM regio’s van het brein. 3. Ze hebben een soort bescherming tegen het verlies van synapsen, misschien gebeurt dit wel via H2S. In de DG komt info binnen vanaf de EC, bijvoorbeeld twee afbeeldingen die op elkaar lijken. Je hebt dan pattern recognition nodig om onderscheid te maken tussen de twee afbeeldingen. Werkt de DG goed dan zie je onderscheid. Zie je geen verschil dan heb je last van een stoornis of verzwakking. Je hebt meer input nodig als je ouder wordt om het verschil te zien. Input komt van de EC, dus wanner bij ouderen de EC nog goed werkt dan blijven ze de verschillen zien. Het goed blijven werken van deze EC kan mogelijk gestimuleerd worden door H2S wat een rol speelt bij sterkere netwerken en meer synapsen. College 8 Heat shock proteins H. Kampinga Heat shock protein(HSP): kwamen tot expressie nadat cellen een heat shock ondergingen, maar ze hebben ook met andere processen te maken. Ontdekking: ongeveer 50 jaar geleden werd bij DNA onderzoek puffs(opengebarsten centromeren) gevonden. Deze moesten wel een functie hebben. Op een dag waren al die puffs plotseling weg, behalve dat ze op twee nieuwe plekken verschenen. Onderzoekers kwamen erachter dat ze de incubator te hoog hadden ingesteld. De puffs bleken door een heatshock te zijn ontstaan. 10 jaar later werd het experiment opnieuw gedaan en toen werden de eiwitten ontdekt. HSP eiwitten die gecodeerd worden door genen die voor hun promotor een HS-element hebben dat wordt herkend door een transcriptiefactor. Een HS kan dit transcriptie systeem onder andere activeren, het is een sterk systeem omdat het ook een eigen rem systeem bevat. Dit is waarschijnlijk erg belangrijk. Er zijn echter meer processen die de transcriptie van HSP induceren. - Omgevingstress o Heat shock o Aminozuur analogen o ROS o Zware metalen o Energie metabolisme remmers. - Pathofysiologisch o Koorts en ontsteking o Veroudering o Infecties o Etc - Non stress o Celcyclus o Groeifactoren o Oncogenen en proto-oncogenen o Ontwikkeling en diffrentiatie Overeenkomst tussen al deze inductoren zijn dat ze allemaal met eiwitten te maken hebben. Ze veranderen iets aan het proteoom(hoeveelheid eiwitten). HSP zijn eiwitten die als chaperone assisteren bij het vouwen van eiwitten. Anfinsens dogma: Een nieuw eiwit moet gevouwen worden, daarvoor moeten β-sheats en α-helixen gevormd worden. De vorming van deze β-sheats en α-helixen is afhankelijk van de aminozuurvolgorde, wat weer afhankelijk is van de zijketens. Dogma alleen zijketens van aminozuren zijn nodig om eiwitten te vouwen. Wanneer je eiwitten namelijk uit elkaar haalt wordt maar 30% van de eiwitten in de oorspronkelijke vorm hersteld, er is dus nog een andere factor die meespeelt in de vouwing van de eiwit. Dit is ook wel logisch, in een cel zit heel veel ander materiaal dat kan interfereren met de eiwitvouwing. Om deze interferentie te voorkomen zijn er chaperonnes nodig, ofwel HSP. Je kunt het je voorstellen als een artiest die door het publiek naar het podium moet, hij heeft hiervoor een bodyguard nodig die ervoor zorgt dat de kleren niet van het lijf van de artiest getrokken worden en de artiest vervolgens optimaal kan presteren. Een chaperonne doet dit voor een eiwit en voorkomt hiermee aggregatie. Belangrijk hierbij is dat de chaperonne/bodyguard zelf niet meedoet aan het concert/eiwitvouwing. Zijn chaperonnes alleen de spieren die ervoor zorgen dat het eiwit op de juiste plaats komt? Of denkt het ook voor zichzelf? Ze denken ook, ze sturen het eiwit de goede richting op. Dit doen ze door te binden en weer los te laten, vervolgens wordt het ongevouwen eiwit weer door een andere chaperonne gebonden en weer opnieuw losgelaten totdat het goed gevouwen is. Tussendoor krijgt het eiwit van de chaperonnes een schop in de goede richting, ook remt het de eiwitten die verkeerd gevouwen zijn. Een chaperonne bindt aan een eiwit en vouwt deze eenmaal, de volgende chaperonne bindt het eiwit opnieuw en zorgt voor de volgende stap in de vouwing. Chapperonnes zorgen ook voor degradatie wanneer het vouwen niet succesvol verliep. Ze kunnen zelfs aggregatie tegen gaan. Waarom heat shock? Door een warmte schok ontvouwen eiwitten zich, waardoor er meer chaperonnes nodig zijn om het eiwit in de juiste vorm gevouwen te laten worden. Doordat de chaperonnes bij zo veel eiwitvouwingen betrokken zijn moeten ze goed gereguleerd en gecontroleerd worden, ook moet er een soort buffer zijn die herkent dat de vouwing niet goed gaat en daarop reageert. Hiervoor is een soort van machine nodig waar de chaperonnes een eiwit instoppen, na een verandering in de vouwing komt het eiwit weer vrij. Dan wordt gecontroleerd door de chaperonne of het eiwit goed gevouwen is. Zo ja, eiwit gaat verder naar volgende chaperonne, wordt opgeslagen of gaat aan het werk. Zo nee, dan wordt het eiwit door de chaperonne weer opnieuw in de machine gebracht. HSP70 is zo’n voorbeeld van een machine. Een machine heeft input nodig. In dit geval een ongevouwen eiwit. De output is vervolgens Vouwing Proteosmale afbraak Autofage afbraak Als er dan genoeg controle etc is hoe kan het dan dat er toch fouten zijn in het systeem? Er is alsnog sprake van aggregaat vorming in de hersenen wat tot neurodegeneratie leidt. Ook bestaan er prionen infectieuze eiwitten die schijnbaar niet opgeruimd worden. College 9 Poly Q ziektes H. Kampinga PolyQ ziektes zijn ziektes waarbij eiwit aggregaten gevormd worden, door CAG repeats. Een voorbeeld is huntington. CAG codeert voor het aminozuur glutamine, bij poly Q ziektes heb je teveel CAG repeats, waardoor er teveel glutamine repeats in een eiwit zitten en deze glutamines met elkaar gaan reageren en je dus ziek wordt. Er zijn 8 verschillende poly q ziekten, al deze ziekten worden veroorzaakt door 8 verschillende eiwitten die niet met elkaar te maken hebben. Dit is van belang omdat het betekent dat de ziekte niet met de functie van het eiwit te maken heeft. Deze ziektes zijn autosomaal dominant (homozygoten zijn niet zieker dan heterozygoten) en behoort tot de familie van neuro musculaire degeneratieve ziektes. Het is geen aging ziekte, maar treed pas op oudere leeftijd op. De oorzaak van de manifestatie van de ziekte is gerelateerd aan de veroudering van de cel. Huntington: - 6-36 is wildtype - 35-40 CAG zorgt voor een verhoogde kans van de nakomeling op huntigon en kan ook zelf optreen bij de patient - 40 of hoger sowieso huntingon. Er is een verband tussen de lengte van de CAG en de leeftijd waarop de ziekte zich openbaart. Hoe langer de CAG keten hoe jonger de verschijnselen optreden en hoe meer aggregaten. Er is veel verschil in openbaring van de symptomen zo is het mogelijk dat bij de zelfde lengte de ziekte zich later openbaart. Dit kan komen door - Hoe mensen omgaan met aggregaat vorming. Dit is blijkbaar verschillend, dit kun je uitbuiten wanneer je opzoek gaat naar een behandeling. - Omgevingsfactoren - Epigenetische context, dus bijvoorbeeld activatie van genen etc Anticipatie: De keten wordt langer per generatie, dit is logisch want zo kan de ziekte zich uiteindelijk openbaren voordat je je voortplant en zich zo evolutionair verwijderen. Huntnington is een deleteterious gain of function disease, dit betekent dat de CAG repeat toxisch is. Wanneer je in het DNA van een muis extra CAG repeats inbrengt dan ontstaat in deze muis huntington. Je voegt als ware een schadelijke functie toe aan het DNA. In principe betekent dit dat het infecteuse gekke koeienziekte principe ook werkt voor andere eiwit aggregaat ziektes. Wanneer je een individu maar genoeg blootstelt aan een toxische repeat/eiwit dan kan hij ziek worden. Om onderzoek te doen naar huntington zijn diermodellen nodig, dit is nodig om kennis te vergaren en therapiën te ontwikkelen. Er zijn vier modellen ze zijn echter allemaal niet optimaal. - Celmodellen: hier wordt op celniveau gekeken hoe aggregatie gaat en wat de mechanismen zijn en hoe je met genetische aanpassing een therapie kan vinden. Ze hebben allemaal verschillende eiwitten toegevoegd aan het huntington gen om zo een eiwit te vinden dat als therapie kon dienen. Heeft veel geld gekost, maar er is nog geen eiwit gevonden - C. elegans: Wormpjes met huntington bewegen minder, ze hebben geprobeerd suppressor te vinden. - D. melanogaster: de motoriek van deze vliegen wordt bestudeerd door ze testjes te doen. Door toediening van medicijnen kan gekeken worden of ze weer beter gaan presteren. - Muizen College 9 Huntington en veroudering H. Kampinga Het rijtje ziektes waar onder andere huntington toe behoort zijn veroudering gerelateerde ziektes, ze worden ernstiger naarmate je ouder wordt. Weefsels bevatten stamcellen: delende cellen verouderen door replicatieve veroudering en gedifferentieerde cellen gespecialeerde cellen, dood door chronologische veroudering. De soorten veroudering tussen de twee celtypes verschillen heel erg. Zo heeft DNA schade veel effect op stamcellen en bijna niet op gedifferentieerde cellen. Proteostasis speelt een veel grotere rol bij gedifferentieerde cellen, omdat hierbij aggregaten gevormd worden die schadelijk zijn. Hoe ouder je wordt, hoe meer aggregaat vorming. Het is biologische gezien niet raar dat de eiwit kwaliteit achteruit gaat, want veroudering is noodzakelijk voor een soort om te overleven. Ouderen hebben minder HSP, echter zie hierin veel variatie, er zijn ouderen die op 70 jaar nog de normale hoeveelheid HSP hebben. Er zijn zelfs mensen waarbij deze eiwitten helemaal niet afnemen naarmate ze ouder worden. Bij huntington heb je vanaf het begin verkeerd gevouwen eiwitten, in het begin kan die nog gecompenseerd worden door zogenaamde protein quality control eiwitten(HSPs), hierdoor raakt op jonge leeftijd de buffer al op en wordt je op oudere leeftijd ziek. Zie ook de onderstaande figuur. Er komen dan meer rotzooi eiwitten, daar kun je weinig aan doen. Om gezond oud te worden moet je ervoor zorgen dat je protein quality control goed blijft. Dit kun je doen door calorierestrictie (300-400 caloriën per dag), hierdoor minder verbrandin en dus minder zuurstof radicalen. Ook wordt de insuline pathway niet geactiveerd, want natuurlijk minder glucose in het bloed. Van belang omdat insuline de systemen remt die voor een goede vouwing van eiwitten zorgt. Dit zorgt voor een verhoging van protein quality control. Echter bij zo’n sterke calorierestrictie heb je altijd honger. Idee: HSP70 machinerie boosten om zo de overexpressie van glutamine te remmen. De methode werkt, want neurodegeneratie neemt af. Probleem: HSP70 had geen invloed op de aggregaatformatie, je neemt dus alleen de symptomen maar weg en geneest niet. Bovendien bleek uit verder onderzoek dat muizen op lange termijn geen voordeel hadden van deze therapie. Er moet dus specifieker gekeken worden naar de HSP70 machine, we moeten hem kunnen sturen zodat we directer in kunnen grijpen op de aggregaatvorming. Hiervoor een model gemaakt waarin alle chaperonnes betrokken met de HSP70-machinerie afzonderlijk van elkaar aan en uitgezet kunnen worden. Uiteindelijk bleken er twee chaperonnes (DNAJs: spelen een rol bij de input van de machinerie) te zijn waarbij er geen aggregaten waren. Maar nu nog niet aangetoond dat de aggregaten toxisch zijn. Dit moest gebeuren voordat het onderzoek gepubliceerd kon worden. Hiervoor hadden ze celmodllen met huntington, de modellen waar DNAJs toegevoegd werden gingen later dood dan de cellen die dit niet hadden. De DNAJs zorgen voor activatie van de HSP machinerie. Er is maar een chaperonne (DNAJB6) die deze functie kan vervullen. De volgende stap is een muis maken die deze chaperonne in het DNA heeft zitten. Experimenten hiermee mislukten, alle muizen gingen dood. Nu bedachten ze een variant waarbij het DNAJB6 alleen in de hersen tot expressie kwam, dit lukte wel. Deze muizen hebben ze vervolgens ook huntington gegeven, het bleek dat ze 23% langer leefden dan muizen die DNAJB6 niet hadden. Nu we dit weten, wat ga je dan doen? Veel onderzoeksgeld beschikbaar gekomen door deze ontwikkeling, er waren meerdere opties - Weten of het DNAJB6 complicaties heeft - Kunnen we het als therapie gebruiken? o Dan een manier vinden om de bloedhersenbariere te paseren - Hoe wordt het DNAJB6 gereguleerd? o Dit hebben ze gedaan, bijna 3 miljoen uitgegeven, maar niks gevonden - Is gentherapie mogelijk? - Stamceltherapie? o Heel erg moeilijk, want je hebt met endogene beschadigder te maken - Waarom werkt alleen de DNAJB6?? o Het blijkt dat alleen de DNAJB6 chaperonne aan de buitenkant veel OH bindingsplekken had. Dit is interessant want CAG heeft dit ook. Er is vervolgens onderzoek gedaan naar deze zijketens. WT: je ziet de curve naar rechts liggen, dit betekent dat aggregaatvorming vertraagd is. Wanneer het ingezet is gaat het wel even snel. M1: een zijketen minder, het effect nog wel aanwezig, maar in veel minder mate. M2,M3 en M4: respectievelijk 2, 3 en 4 zijketens minder, nu geen effect meer van het DNAJB6 gen. Zwart: huntingtonmodel. Hiermee aangetoond dat de zijketens van DNAJB6 de functie veroorzaken. Dit is handig voor therapie, want nu kun je een molecuul synthetiseren die deze functionele zijketens ook bevat. Daar zijn ze nu mee bezig, op dit moment is ht nog niet perfect. Hierna moeten ze er nog voor zorgen dat het molecuul de BBB passeert en in de cellen komt. Er zijn meer ziekten die aggregaatproblemen vertonen, kunnen we hierop dezelfde therapie toepassen? Nee, want de HSP machinerie is niet hetzelfde en dus de behandeling ook niet. Principe kan echter wel gebruikt worden. Er worden langzamerhand namelijk steeds meer chaperonnes bekend die het sneeuwbaleffect (toename van aggregaat vorming) remmen. Als het sneeuwbal toch gaat rollen doordat het proteosoom niet meer goed werkt wanneer we verouderen. Is er dan nog de mogelijkheid om de aggregaten die ontstaan op te ruimen? Hiervoor verder kijken naar de output mechanisme. De BAG1 chaperonne wordt sterk geassocieerd met protesomale degradatie. De BAG3 chaperonne wordt juist met autofage degradatie geassocieerd, we zien dat deze chaperonne meer gereguleerd wordt naarmate je ouder wordt. Veroudering is wel degelijk een probleem met eiwit homeostase, maar als je maar een aspect aanpakt dan rem je de veroudering niet. Er zijn teveel componenten, dus als je er maar een pakt dan helpt het niet voldoende. College 10 Postoperatieve cognitieve disfunctie R. Schoemaker Als een oudere na een operatie in de war/gedesoriënteerd blijft dan heeft deze persoon last van postoperatieve cognitieve disfunctie(POCD). - Blijvende cognitieve achteruitgang o Werkgeheugen en lange termijn geheugen gaat achteruit o Mentale flexibiliteit neemt af o (Selectieve) aandacht wordt minder o Verwerkingssnelheid neemt af o Informatieverwerking gaat moeizamer - Dit is niet hetzelfde als een delier, 30% van de mensen heeft dit na een operatie, maar dit is een tijdelijke verwarring. Als je 2 van de bovenstaande klachten 12 weken na de operatie nog steeds hebt dan spreekt met van een POCD, dit gebeurt in ongeveer 10% van de operaties op ouderen. Per jaar worden ongv 450000 ouderen geopereerd, dit aantal neemt toe. Er zijn een aantal riscofactoren voor POCD - Leeftijd - Cognitieve klachten voor operatie - Duur van de operatie - Ernst van de operatie Gevolgen van POCD - Kwaliteit van leven neemt af - Belastend voor de omgeving - Men wordt arbeidsongeschikt en dus werkloos - Verlies van onafhankelijkheid - Verslechterde prognose Wat zijn de mogelijke oorzaken? - Narcose? Nee, ook mensen met een plaatselijke verdoving krijgen POCD - Operatie zelf? o Stolsels? Een hartlongmachine zorgt voor stolsels, hebben mensen die aan de hartlongmachine gelegen hebben vaker POCD? Nee, dit blijkt niet zo te zijn. o Weefselschade/ontstekingsreactie? o Iets anders? Bij een operatie wordt per definitie schade aangericht, hier moeten ontstekingscellen heen die ontstekingsmarkers produceren. Deze ontstekingsmarkers komen vervolgens in het bloed en uiteindelijk bereiken ze de bloed-hersen-barrière (bbb). De bbb laat normaal gesproken geen markers door, maar door de operatie misschien wel. Hierdoor raken de microglia (ontstekingscellen in de hersenen) geactiveerd. Hypothese: Operatie ontstekingsmarkers↑ passeren bbb activeren microglia ROS↑ en cytokinesproductie ↑ neuroinflammatie↑ Neuroinflammatie wordt geassocieerd met neurodegeneratieve ziektes als parkinson, alzheimer etc. Waarom komt het meer voor bij ouderen? - Ouderen hebben een sterkere inflammatoire respons dan jongeren, wanneer ze dezelfde operatie ondergaan. Hierdoor meer lekkage door bbb, waardoor op korte termijn er meer markers in het brein zijn. Het woord lekkage suggereert dat er gaten in de bbb zitten, dit is echter niet bewezen. Het kan ook zijn dat er meer actief transport is. - Meer microglia activiteit na een operatie bij ouderen betekent dat het systeem gevoeliger is geworden. De microglia zijn dus eigenlijk geprimed. Dit betekent dat ze gevoeliger zijn voor markers en hierdoor meer cytokines gaan produceren. Op jonger leeftijd zijn de microglia al in contact gekomen met de markers, als ze dan voor de tweede keer in contact komen is de respons veel heftiger. Als je op jonge leeftijd ziek wordt door bijvoorbeeld een kinderziekte gaan op dat moment een paar rustende microglia over naar een actieve staat. Wat je dus op jonge leeftijd hebt mee gemaakt aan ziektes bepaald hoeveel van je microglia geactiveerd zijn. Veel ziektes gehad? Dan zijn veel microglia geprimed. De hippocampus is een hersengebied dat erg gevoelig is voor actieve microglia, dit hersengebied speelt ook een belangrijke rol in veroudering. Verder is gevonden dat dieren met veel actieve microglia een verminderde cognitieve flexibilieteit hebben. Dit verband is ook te vinden bij mensen, mensen die besmet zijn met herpes hebben meer mentale gezondheidsproblemen dan zij die dit niet hebben. (50% vd Nederlanders heeft een herpes infectie gehad) Conclusie: een hogere plasmaspiegel van ontstekingsremmers correspondeert met een sterkere cognitieve achteruitgang na een operatie. Echter iets vergelijkbaars kan ook voorkomen bij iemand die veel last heeft gehad van infecties, bijvoorbeeld longontstekingen. Ouderen hebben bovendien een lagere buffer, ze hebben minder cognitieve mogelijkheden doordat ze verouderen. Er zijn minder alternatieve signaal pathways. Op dit moment zijn er nog geen therapieën die de bbb versterken, er wordt op dit moment vooral onderzoek gedaan naar de mogelijkheid om de inflammatie te verminderen. College 11 Depressie bij oudere patiënten na hartfalen R. Schoemaker Na een hartinfarct zie je dat mensen minder actief worden, ze blijven liever in een stoel zitten. Ze krijgen depressieve klachten. Hartfalen: Een conditie waarin het hart als pomp niet voldoet aan de behoefte van het lichaam. Het is niet een ziekte op zich, maar een eindstadium van verschillende cardiovasculaire aandoeningen. In Nederland zijn er ongeveer 1 miljoen mensen met hartfalen. Na 5 jaar is 50% gestorven. Naast kanker zijn cardiovasculaire ziekten en depressie de 2 belangrijkste gezondheidsproblemen. Er zit een oorzaak/gevolg relatie tussen hartfalen en depressies. Zie ook de figuur: Gevolgen depressie en cognitieve achteruitgang door hartfalen: - Daling in kwaliteit van leven - Angst op bijvoorbeeld terugval - Belastend voor de omgeving - Patiënt raakt arbeidsongeschikt of werkloos - Verliest onafhankelijkheid - Verslechterde prognose. Een depressie zorgt voor een verminderde kans om een hartinfarct te overleven, hoe zwaarder de depressie hoe slechter de prognose. Bij vrouwen is dit nog erger. Er is dus een co-morbiditeit tussen depressie/angst en hartfalen, dit levert een slechtere prognose op. Echter wanneer je hartfalen behandeld dan heeft dit gen invloed op depressie/angst. Andersom bij behandeling van depressie/angst geen verbetering of zelfs verslechtering op hartfalen. Er is dus geen causaal verband tussen deze twee componenten. Oorzaken depressie en cognitieve achteruitgang door hartfalen: - Er is geen causaal verband, maar waarom zien we deze twee dan wel vaak samen? Hiervoor is voornamelijk onderzoek gedaan in muis/ratmodellen waarbij hartfalen geïnduceerd is met een hartinfarct. Hiervoor binden de onderzoekers een deel van de kransslagader af. In modellen zie je dat de Paraventriculaire nucleus hypothalamus(PVN) een hogere metabolische activiteit heeft na een hartinfarct. DUS: er is communicatie tussen hart en hersenen, dit kan via bloed, zenuwen of misschien zelfs lymfe gaan. Er zijn vele mogelijkheden van communicatie, er zijn echter twee pathofysiologische mechanismen die in dit college verder uitgewerkt worden. 1. Disbalans tussen sympatische en parasympatische activiteit. 2. Inflammatie Disbalans tussen sympatische en parasympatische activiteit Een deel van het hart doet niet meer mee door het hartinfarct. Om dit te compenseren moet het sympatische zenuwstelsel harder werken. Hierdoor wordt de parasympatische activiteit in verhouding minder. De balans tussen parasympatische en sympatische raakt verstoord. In het begin is dit voordelig want de output blijft hetzelfde, maar na verloop van tijd zorgt de sympatische hyperactiviteit voor schade aan het hart en de werking van het hart. Dit zorgt op langere termijn voor een toename van het hartfalen. De PVN en de hypothalamus zorgen voor de sympatische stimulering van het hart, ze hebben echter ook invloed op de parasympatische stimulering. Daarnaast gaan er ook vanuit het hart singalen via de afferente (sympatische) zenuwen naar het brein. Er is dus sprake van terugkoppeling tussen hart en brein. Wanneer je na een infarct de communicatie tussen het hart en het brein (de afferente zenuwen van het hart naar het brein) remt dan is er sprake van een betere diastolische functie. Inflammatie Inflammatie is een gemeenschappelijke factor bij de meeste complicaties van hartfalen. Inflammatie speelt onder andere een rol bij COPD, nier disfunctie, leverdisfunctie enz. Al deze ziekten zijn comorbiditeiten van hartfalen. Er is een grote overlap tussen de pro-inflammatoire cytokines die een rol spelen bij hartfalen en depressie. Maar hoe kunnen cardiovasculaire problemen nu een ontsteking in de hersenen veroorzaken? Voorbeeld hartinfarct. Bij een hartinfarct komen cytokines vrij die onder andere kapot weefsel op moeten ruimen. Voor alle reacties zie de afbeelding: Dit inflammatie proces moet gebalanceerd en lokaal zijn. Daarnaast moet het op tijd weer gestopt worden. Echter komen er wel eens te veel macrofagen vrij die vervolgens teveel cytokines produceren. Nu moeten andere cytokines komen die de overproductie van cytokines door de macrofaag remmen. Deze cytokines zorgen er weer voor dat het hartfalen verergert. Daarom wordt vervolgens de cholinerge anti-inflammatoire pathway ingezet. Doordat het inflammatoir proces gestart wordt komt er Ach vrij, hierdoor neemt de parasympatische activiteit af en de sympatische activiteit toe. Dat zorgt ervoor dat NFkβ geremd wordt, waardoor de macrofagen geremd worden. Na hartfalen blijft de productie van cytokines(bv TNFa) toenemen, hierdoor stopt de inflammatoire respons niet. Het TNFa komt vervolgens in het brein terecht via een lekkende bbbneuroinflammatie microglia activatie cytokine productie↑ depressie Toen dit bekend werd hebben ze de ratten Etanercept gegeven, dit is een TNFa blokker. Het gevolg was dat de ratten die dit kregen minder tot geen depressieve gevoelens hadden. Klinisch is nog niet veel succes behaald met TNFa remming, daarom wordt er verder gekeken naar andere pathways. Samenvattende afbeelding: Waarom meer bij ouderen? - Meer overlevenden van hart en vaatziekten - Meer respons op inflammatoire stimuli - Minder reservecapaciteit in de hersenen College 12 Veroudering en metabolisme F. Reijne Levensverwachting neem nog steeds toe, eerst kwam het door een verbetering van de leefomstandigheden, maar tegenwoordig komt het vooral door de verbeterde gezondheidszorg. Om te leven is metabolisme nodig. Tijdens metabolisme ontstaat schade aan DNA, RNA, eiwitten en membranen. Er zijn verschillende theorieën over veroudering en metabolisme. Rate of living(ROL) theory De metabolische veroudering is omgekeerd gerelateerd met levensverwachting. Hiermee wordt bedoeld dat dieren met een hoog metabolisme kort leven en dieren met een laag metabolisme lang. Onderzoeker hebben voor veel diersoorten uitgerekend wat de metabolisme per kg lichaamsgewicht is dit door te bepalen hoeveel calorieën ingenomen worden per kg lichaamsgewicht. Hier kwam een lineair verband uit. Wanneer je het lichaamsgewicht tot de macht 0,75 doet dan kom je op deze lijn uit. Deze theorie werd uitgebreid nadat ontdekt was dat er een correlatie was tussen body mass en levensduur. Naarmate er voor meer diersoorten de metabolic rate bepaald werd, ontdekten onderzoekers uitzonderingen op de ROL theorie. Bijvoorbeeld een soort vleermuis die tot wel 35 jaar leeft in tegenstelling tot een rat van hetzelfde gewicht die maar 2 jaar leeft. Ook de verbetere moderne statistiek leverde problemen op. Het corrigeren van lichaamsgewicht en phylogenie naar metabolic rate leverde nieuwe resultaten op die niet correleerden met de levensverwachting in zoogdieren en vogels. Daarom hebben ze vervolgens de Longevity quotient(LQ) bedacht. LQ=maximale levensverwachting/ verwachte levensverwachting op basis van lichaamsgrote. Met deze theorie wordt voorspeld hoe lang een dier zal leven op bais van ijn lichaamsgewicht, een hoge quotient betekent dat het dier langer leeft dan verwacht zou kunnen worden op basis van lichaamsgewicht. Deze theorie werd vervolgens uitgebreid met de vrije radicalen theorie(ROS). In mitochondriën vindt verbranding plaats door oxidatieve fosforylering tijdens dit proces komen zuurstof radicalen vrij, tot op zekere hoogte worden deze opgeruimd. De overgebleven ROS zorgen voor schade die weer tot veroudering leidt. Schade door ROS: - DNA, RNA schade (mitochondriaal DNA is gevoeliger dan nucleair DNA voor ROS) - Oxidatie van PUFAs (lipide peroxidatie) - Oxidatie van aminozuren in eiwitten - Het door oxidatie of co-factoren inactiveren van specifieke enzymen ROS reageert met base guanine, dit kan door glucanase hersteld worden. Wanneer er schade optreedt dan bindt ROS zich aan Guanine. OGG1 hersteld dit, waardoor de strand weer op de normale manier afgelezen kan worden. Is er te weinig OGG1 dan mismatch, hierdoor schade aan de cel, waardoor de cel in apoptose gaat. Voor veroudering zijn 2 mogelijkheden 1. Vrije radicalen versnellen het proces van veroudering 2. Door veroudering ontstaan vrije radicalen. Apoptose is gereguleerde celdood, hiervoor zijn caspases erg belangrijk. Een hoge caspase activiteit zorgt voor een veel apoptose. Uitzondering op ROS theory of aging is de naakte molrat(NMR), deze wordt bijna 30 jaar oud, maar zou eigenlijk 2 jaar moeten worden. Hij heeft dus een hele hoge LQ. In dit dier is om deze reden heel veel onderzoek naar gedaan, onder andere naar apoptose. Hierbij is gekeken naar: - DNA fragmentatie (Gewone rat: heel veel DNA fragmentatie, NMR: veel minder DNA fragmentatie) - Caspase activiteit (Gewone rat: hoge caspase activiteit, NMR: veel lager caspase activiteit) In de gewone rat is dus een veel hogere apoptose rate. Ze hebben ook gekeken naar de apoptose activiteit gedurende het hele leven. Nu zie je dat halverwege het leven (gewone rat na 1 jaar en NMR na 15 jaar) dat de apoptose rate vergelijkbaar is. Vervolgens is gekeken naar de ROS productie, ook dit is bij de NMR veel lager dan bij de gewone rat. Gedachte van deze onderzoekers molrat leeft langer omdat ze met lagere snelheid vrije zuurstofradicalen produceren, hierdoor een betere weerstand tegen stress en betere repair mechanismen. Zijn de vrij zuurstof radicalen dan slecht? Ze hebben inderdaad een negatief effect op veroudering, maar spelen ook een belangrijke rol in metabolisme. Ook is ROS nodig om het lichaam scherp het houden. Het komt ook vrij bij bewegen en diëten alleen dan in kleinere hoeveelheden. Kortom te weinig ROS is schadelijk, maar teveel ook. Veroudering begint al bij de conceptie Bij de ontwikkeling van een embryo zijn voor groei eiwitten, energie, hormonen en groeifactoren nodig. Metabolisme is dus noodzakelijk en hier komt veroudering bij kijken. In muisonderzoek is gekeken wat de invloed van voeding(eiwit) op de levensverwachting is. Je ziet dat wanneer je tijdens de lactatie minder eiwitten krijgt je een aanzienlijk hogere leeftijdsverwachting hebt, waarschijnlijk komt dit doordat het lichaam in deze periode ingesteld wordt. Tijdens zwangerschap te weinig eiwit dan wordt je levensverwachting aanzienlijk korter. Je triggert ze eigenlijk op te weinig voeding, terwijl ze dit tijdens leven niet zullen hebben. Ook heeft het dieet dat je volgt invloed, een gezond dieet zorgt voor een hogere levensverwachting. Hoe zit dit bij mensen? Er is maar een situatie waarin dit getest kan worden namelijk de hongerwinter. Hiervoor werden ook weer drie groepen gevormd. Groep 1: Geboorte aan het begin van de hongerwinter Kinderen hebben een verlaagde glucose tolerantie verhoogde kans op diabetes. Groep 2: geboorte in het midden van de hongerwinter Kinderen hadden longproblemen en nierproblemen. Groep 3: geboorte vlak na of aan het einde van de hongerwinter Kinderen hadden veel hart/vaatziekten, hoge vetgehaltes en meer obesitas. Voeding die de foetus krijgt van de moeder is van groot belang, het triggert namelijk hoe het kind later met voeding omgaat. Metabolisme heeft dus een grote invloed op levensverwachting. Overgewicht zorgt bijvoorbeeld voor een lagere levensverwachting. Overgewicht wordt ook geassocieerd met dementie, dit verband is pas onlangs aangetoond. Dit komt doordat er nu bij kinderen met overgewicht dementieklachten zijn. Vroeger waren er bijna geen kinderen met overgewicht waardoor dit niet aangetoond kon worden. Ook is het niet eerder ontdekt doordat ouderen met overgewicht afvielen doordat ze vergaten te eten, er waren dus weinig ouderen met overgewicht die dementie hadden. Obesitas zorgt voor hogere ROS levels, terwijl gewichtsverlies en beweging voor meer antioxidanten zorgen en dus voor een afname van de oxidatieve stress. mTOR: Mammalian Target of Rapamycin Zorgt voor functionele en geprogrammeerde groei. Echter mensen raken uitgegroeid, daarna blijft mTOR wel actief en gaat het een rol spelen bij veroudering. Nutrienten en insuline activeren mTOR, hierdoor wordt eiwit synthese(via S6K) en mitochondriale functie gestimuleerd. Apoptose wordt geremd. Hierdoor is groei en ontwikkeling mogelijk. Wanneer er teveel mTOR activatie is en dus te veel groei dan negatieve terugkoppeling door bijvoorbeeld insuline resistance en ROS. mTOR wordt geremd door rapamycine, dit betekent dat rapamycine in staat is de groei en ontwikkeling remt en de levensverwachting te verlengen. Ook S6K1 afname kan de levensverwachting verlengen. Komt veroudering nou door ROS of door TOR? Wss allebei. Calorierestrictie is de meest bekende methode om veroudering tegen te gaan. Het werkt zowel in primaten als muizen, maar het werkt wel pas vanaf 1/3 voedselrestrictie. Je hebt dan dus altijd honger. Maar hoe werkt het? Calorierestrictie stimuleert de AMPK pathway. De AMPK pathway is betrokken bij allerlei verbrandingsprocessen. Calorierestrictie ↑AMPK ↓mTOR ↓veroudering MAAR OOK, Calorierestrictie ↑AMPK ↑PGC-1a ↑transcriptie genen die ROS opruimen ↓ROS OOK Calorierestrictie ↑AMPK ↑PGC-1a ↑mitochondriale functie ↑ROS ALS LAATSTE Calorierestrictie ↑AMPK ↑FOXO → ↑autofagie ↓Veroudering Calorierestrictie ↑ SIRT1 ↑FOXO, PGC 1a en autofagie ↓Veroudering In wormen zien we dit ook, meer SIRT1 zorgt voor een toename van de levensverwachting. 2 extra SIRT1 genen geeft hierbij een optimaal resultaat. IN muizen heeft SIRT1 geen toename van de levensverwachting, maar het zorgt wel voor een verminderde kans op kanker. Je wordt dan misschien wel niet ouder, maar wel gezonder oud. Hierna onderzoek gedaan naar SIRT6. Er werd gezien dat mannetjes met extra SIRT6 een verlengde levensduur hadden, op vrouwtjes had het geen effect. Waarom werkt het? SIRT zorgt ervoor dat glucose sneller uit het bloed gaat, hierdoor geen insuline resistance en minder veroudering. Resveratrol stimuleert SIRT1 activatie en speelt dus een gunstige rol op veroudering. Resveratrol zit in rode wijn, je moet echter wel een aantal flessen per dag drinken wil je het beoogde effect hebben. Maar in principe kan resveratrol het effect van een high calorie dieet teniet doen. College 13 Neuro endocrinologie van veroudering F. Reijne Zie afbeelding voor de pathways van groeihormoon dat door de hypofyse afgegeven wordt. De hypofyse geeft groeihormoon af dat vervolgens de gluconeogenese stimuleert, de glucoseopname in de spieren remt en vetafbraak stimuleert. Hierdoor meer glucose in het bloed waardoor insuline omhoog gaat en IGF1 toeneemt. Insuline remt vervolgens de gluconeogenese en remt de vetafbraak. IGF1 zorgt voor groei, maar remt ook gluconeogenese en GH afgifte. Bij veroudering gaat het groeihormoon omlaag ↓insuline ↓IGF1 ↓IGF1 - Spiermassa neemt af - Botdichtheid neemt af - Vetmassa neemt toe Dit proces wordt ook wel somatopauze genoemd, je wordt fragieler, breekt gemakkelijker botten, je spieren worden zwakker en je hebt een grotere kans op overgewicht. Sarcopenie: degeneratief verlies van spiermassa, spierkracht en spierkwaliteit door veroudering. Tijdens veroudering neemt de secretie van GH door de hypofyse af, hierdoor neemt ook de IGF1 secretie af. Dit heeft gevolgen voor de pathways waar deze factoren invloed op hebben. Zo is er bijvoorbeeld sprake van een toename van de apoptose van spier en botcellen. Hierdoor weer een verlies van spierkracht en botsterkte waardoor je minder bewegingscapaciteit hebt. Wat nu als je dagelijks groeihormoon eventueel in combinatie met testosteron inneemt? Celgroei blijft aanwezig, hierdoor blijft de spiermassa en botsterkte op peil. Maar het heeft waarschijnlijk ook negatieve effecten. Bijvoorbeeld dat de celgroei ongeremd wordt en je kanker krijgt. Kun je GH ook op een natuurlijkere manier hoog houden? Calorierestrictie Zorgt er juist voor dat IGF1 naar beneden gaat. IGF1 speelt zoals gezegd een belangrijke rol in de aanmaak van spier en botcellen. Wanneer er een tekort aan IGF1 is dan wordt dit allemaal naar het brein gestuurd, er is dus eigenlijk sprake van nog meer bot en spierafbraak. Bewegen Doordat spieren door beweging beschadigt raken wordt IGF1 productie gestimuleerd. IGF1 reageert vervolgens met sattelite cellen die een belangrijke rol spelen bij groei en herstel van spieren. Ook GH productie gaat iets omhoog bij bewegen. Calorieovermaat mTOR↑ waardoor IGF1 toe neemt , maar ook de insuline levels, hierdoor een afname in insuline gevoeligheid. Om de effecten van IGF1/GH op veroudering te bekijken zijn er muismodellen gemaakt die minder GH/IGF1 tot expressie brengen. Deze muizen zijn kleiner en reproduceren slechter. Ze hebben echter een hogere levensverwachting en zijn beter bestand tegen stress. Er zijn een aantal mechanismen die dit kunnen verklaren. Zie afbeelding. Adiponectine is een stof die door vetweefsel afgegeven wordt, als er veel vetcellen zijn dan wordt er weinig adiponectine afgegeven. Functies: - Anti-inflammatoir - Verhoogd insulinegevoeligheid - Stimuleert mitochondriale biogenese - Zorgt voor AMPK activatie: Heeft invloed op veel metabole processen, waaronder eiwitmetabolisme, glucosemetabolisme, vetmetabolisme en mitochondriale biogenese en autofagie. AMPK zorgt ervoor dat vet en glucose uit het bloed verwijderdwordt. Dat ontstekingen afnemen en zorgt voor een toename in mitochondriaproductie. Mensen die heel erg oud worden hebben vaak hogere adiponectine levels dan mensen die niet zo oud worden. Er is een groep joodse levensgenieters die relatief erg gezond oud worden. Deze mensen hebben toevallig allemaal een laag IGF1 gehalte en een hoog adiponectine gehalte in hun bloed. Een ander hormoon dat door vetcellen afgegeven wordt is leptine. Deze stof heeft het tegengesteld afgeven dan adiponectine. Het zorgt bij veel vetcellen voor een verhoogde leptine afgifte waardoor POMC omhoog gaat en de eetlust geremd wordt en meer beweegt wordt. Bij weinig vetcellen gaat leptine naar beneden, hierdoor meer NPY en eetlust omhoog en beweging naar beneden. Ook bij deze pathway lijkt mTOR betrokken, leptin lijkt mTOR en AMPK te stimuleren. Wanneer je met rapamycine mTOR remt lijkt het effect dat leptine heeft op voedselinname en energieverbruik uitgeschakeld te worden. Wanneer een individu ouder wordt neemt de je vetmassa toe, echter leptine neemt meer toe dan je op basis van de toegenomen vetmassa zou verwachten. Dit duidt erop dat er bij veroudering sprake is van leptine resistentie. Leptine kan dan dus minder goed de voedselinname remmen waardoor je vetter wordt bij veroudering. Dit proces start rond midlife. De leptine pathway is afhankelijk van STAT3 signalling. Maar leptinefunctie neemt af, is dit logisch? Ja, want een verhoogde voedselinname kan voor een gezonder lichaam zorgen wat beter is voor reproductie. Magere vrouwen lage vruchtbaarheid laag leptine gehalte Zwaardere vrouwen zwakkkere kinderen hoog leptine gehalte. Leptine is een soort van beschermingsmechanisme voor de vrouw, als de leptinegehaltes laag zijn dan is er weinig vetreserve bij de vrouw en zullen moeder en kind het zwaar krijgen, deze vrouwen raken onvruchtbaar. Hoge leptinegehaltes, is ongezond voor de vrouw, haar kinderen zijn ongezond geprimed en zullen dus zwakker zijn en sterven voor reproductie. Gewichtstoename zorgt ervoor dat vetweefsel zich als ontstekingsweefsel gaat gedragen, waardoor astrocyten in de hersenen cytokines afgeven. Met alle gevolgen van dien. Muizen op een high vet dieet hebben meer proinflammatoire cytokinen, ook hebben ze meer microgliacellen en astrocyten. De pomc cellen nemen juist af bij een dier met overgewicht. Dit alles geeft het idee dat overgewicht voor neuronafname zorgt. De hypothalamus is een gebied dat hier erg gevoelig voor is, dit is opvallend omdat de hypothalamus ook geassocieerd wordt met lichaamsgewicht controle. Voorgaande is ook aangetoond in menselijke studies, Een hoog BMI is vaak gekoppeld aan een lagere dichtheid astrocyten en microgliacellen en dus aan hersenschade. Wat zijn de gevolgen op leren? Dit hebben ze met een spatial memory test getest, HFD muizen deden langer over de test en legden een grotere afstand af. HFD muizen was ook een afname in de hoeveelheid spines te zien. Verder was te zien dat BDNF(brain derived neurotrofic factor) afneemt in de PFC, in de hippocampus lijkt het juist toe te nemen. Neemt BDNF af dan gaat leren moeizamer. BDNF speelt een rol bij de vorming van nieuwe synapsen. Dit proces van synaptische plasticiteit, is van belang voor leerprocessen en een goede functionerend geheugen. Komt vooral voor in hippocampus en de cortex. Naast de rol die BDNF speelt bij leertaken heeft het ook effect op verzadiging en matured fit. Leptine stimuleert mTOR waarna mTOR op zijn beurt BDNF stimuleert waardoor dat zorgt voor verzadiging en matured and fit. Maar als ongezond eten zo slecht is valt dit dan te compenseren met meer sporten? Ze hebben hiervoor muizen verplicht in een loopwiel raten rennen, dit is stressvol want de dieren krijgen een schok als ze niet rennen. Er waren twee groepen, een controle groep en een leptine deficiënte muis. Deze groepen werden ook weer opgedeeld in een calorierestrictie groep en een vrij toegang groep. Resultaat: BDNF gaat bij sporten omhoog, daarbij ook de pathways betrokken bij BDNF. Of dit door stress komt of door meer bewegen is nog niet duidelijk. Dit onderzoek hebben ze ook levenslang bij muizen gedaan, deze dieren moesten drie keer per week sporten. Er zijn veel dingen getest, maar belangrijkste conclusie was wederom dat BDNF omhoog ging. Wanneer de dieren niet verplicht moeten rennen in een vergelijkbare studie zie je dat dieren die veel eten dikker zijn en minder gaan bewegen. Ook naarmate de dieren ouder worden gaan ze minder bewegen. Conclusies - Een hoog vetdieet zorgt voor ontstekingen in het brein en is een risicofactor voor neurodegeneratieve ziektes - Lichamelijke activiteit verbetert fysieke en mentale fitheid, verlengt de levensduur wanneer je je voed met een laag vet hoog vezel dieet. - Overgewicht/vet dieet zorgt voor een afname in vrijwillige fysieke activiteit. Laatste wat in deze colleges behandeld is de omgeving. In een rijke omgeving zijn muizen - Slanker - Leren ze beter - Vertonen ze minder symptonen van depressie Verschil tussen dieren in een rijke omgeving en een arme omgeving is dat dieren in een rijke omgeving meer bruin vetweefsel hebben. Bruin vetweefsel heeft meer mitochondriën, dus meer verbranding, dus meer warmte, dus slankere dieren. Ook mensen hebben bruinvetweefsel, dit wordt geactiveerd wanneer ze zich in een koude omgeving bevinden. Echter alleen slanke mensen hebben dit, omdat bij dikke mensen dit bruine vetweefsel vervangen is door gewoon wit vetweefsel. Kortom sporten en gezond eten zorgt voor gezonde veroudering. College 14 Veroudering en immuunrespons U. Eisel Veroudering - Universeel: verandering komen in alle ouderen voor - Intrinsiek: Het is niet een gevolg van veranderlijke omgevingsfactoren - Progressief: het wordt steeds slechter - Schadelijk: het zorgt voor een verslechtering van de fysiologische functies. Veroudering gaat sneller door inflammatoire respons, stress, afname van groeifactoren en afname eiwit turnover. Calorie restrictie gaat dit tegen door toename groeifactoren, DNA synthese, minder eiwit synthese, verminderde stress respons en immuun regulatie. Immuunrespons komt in golven, bij de eerste keer blootstelling aan een antigen komt een kleine reactie, komt je een tweede keer in aanraking met het antigen dan een veel grotere productie van antilichamen. Het immuunsysteem ontwikkeld als het ware een soort van geheugen. Het immuunsysteem bestaat uit een aantal componenten zie afbeelding: We hebben een aangeboren(snelle eerste reactie) en een verworven(specifiek) immuunsysteem. Het aangeboren immuunsysteem speelt een belangrijke rol in de hersenen, want immuun cellen komen niet door de BBB. Immuun cellen en veroudering Neutrofielen: chemotaxis neemt af, dit betekent dat het vervoer naar de infectie moeizamer gaat. Verder neemt toxiciteit af waardoor ze minder toxisch zijn voor tumor cellen, voor ROS generende cellen, maar ook minder goed pathogenen elimineren. Macrofagen: Minder fagocytose, de expressie van TLR receptoren neemt af, hierdoor minder goede herkenning van pathogenen. Ook is er minder cytokine(TNFa en IL6) productie door TLR 1 & 2. NK-cellen: verminderde cytokineproductie en toxiciteit, ondanks dat er meer NK cellen komen. Dendritische cellen: Minder cytokineproductie, minder migratie daardoor minder presentatie. T-cellen: Hoeveelheid naïve T-cellen neemt af en de hoeveelheid geheugencellen neemt toe bij veroudering. Er zijn dus veel meer T-cellen geprimed voor een specifiek antigen. Zoals bekend wordt een deel van de T en B cellen geheugencellen, het grootste deel wordt om pathogenen aan te vallen. Door een verslechterde werking van immuun cellen wordt de immuun respons bij ouderen ook beperkter, het gevolg is dat het lichaam meer op de pro-inflammatoire immuun repons gaat leunen. De T cellen kunnen weer veranderd worden in een naïve T cel door IL-12, echter als er een permanente pro-inflammatoire omgeving is, kan dit niet. Hierdoor verouderen de cellen, waardoor meer DNA schade signalen, daardoor weer meer premature cellulaire veroudering en meer apoptose. Het lichaam raakt vervolgens de controle op het immuunsysteem kwijt. Autofagie: recyclen van een cel. Een cel geeft een signaal af(bv. ROS), dit wordt herkend door stoffen die autofagie induceren. De kapotte cel wordt vervolgens gebondne. Hierna komt een lysoom die fuseert met het fagosoom. De cel wordt afgebroken en de nuttige onderdelen komen weer vrij. Bij autofagie worden o.a. proteïne complexen en mitochondriën opgeruimd. Microglia: De immuun cellen van het brein, werken ongeveer gelijk aan macrofagen, ze hebben veel receptoren die zorgen voor herkenning, fagocytose, regulatie en output. Microglia zijn in eerst instantie inactief, maar kunnen geactiveerd worden door cytokinen. Wanneer geactiveerd door cytokinen kan een microgliacel niet meer terug naar zijn inactieve staat. Bij veroudering raken steeds meer microgliacellen geactiveerd. Ook raakt bij veroudering het proces van autofagie verstoord waardoor cellen niet meer helemaal opgeruimd kunnen worden, microglia nemen het dan over. Necrose: Een proces dat tussen apoptose en necrose inzit. Zorgt voor celdood, maar laat tegelijkertijd een aantal factoren vrij die weer herkend kunnen worden door precursors. Microglia: In de hersenen werkt de immuunrespons anders, hierdoor zijn microgliacellen nodig. Microglia cellen zijn beenmergcellen die naar het brein gaan. Daar nemen ze de functie van macrofagen over. Perifere immuuncellen komen gewoonlijk niet in het brein, tenzij er echt iets aan de hand is bijvoorbeeld bij MS. Afhankelijk van waar in het brein de microglia zich bevinden hebben ze een andere functie. In oude hersenen hebben microglia grote cellichamen en kleine uitlopers(actief) in jonge hersenen is dit precies andersom(inactief). Daarom zijn bij ouderen de proinflammatoire markers verhoogd. verhoogde inflammatoire staat negatief voor fysiologische en gedrags responsen. Meer depressies, gewichtsverlies, cognitieve achteruitgang enz. Verouderde hersenen zijn gevoeliger voor βA toxiciteit. Is het mogelijk dit te vertragen? Dus de AD onset naar achteren te verschuiven? TNFα familie van receptoren speelt een rol bij AD. TNFα werkt op verschillende receptoren en kan op deze manier veel verschillende organen activeren. Het TNFα systeem is een gesloten systeem dat uit twee ligandtypes bestaat. - Oplosbaar TNFα deze soort werkt alleen goed op TNFαR1 - Membraan TNF werkt op zowel TNFαR1 als TNFαR2 De TNFαR1 expressie is verhoogd in de omgeving van βA plaques Retina krimpt doordat er cellen verdwijnen, dit gebeurt zonder dat er TNFα aanwezig is. Willen weten wat de invloed van TNFα receptoren is op dit proces. Bij een retina ischemie induceer je deze afname van cellen. Ze hebben aangetoond dat TNFα niet noodzakelijk is voor celdood(vergelijken b en c). Ook hebben ze aangetoond dat TNFαR1 schadelijk is wanneer geactiveerd(d) en TNFαR2 projectief is (e). PI3 Kinase, Akt/PKB signaal pathway remt apoptose. Deze pathway wordt geactiveerd door de GF receptoren bijvoorbeeld de insulin receptor. Wanneer je de pathway remt dan meer PKB/Akt hierdoor blijven meer cellen leven en krijg je schade in het brein. De TNFR2 protectie wordt geremd. Terwijl deze dus eigenlijk erg nuttig is. Dit is het onderliggend mechanisme van alle neurodegeneratieve ziekten, namelijk excitotoxiciteit. Een ander voorbeeld is glutamaat overstimulatie, hierdoor gaan cellen in apoptose. TNF/TNFR2 overexpressie zorgt ervoor dat neuronen die blootgesteld worden aan glutamaat excitoxiciteit niet doodgaan. Dit komt doordat de TNFR2 een beschermende receptor is, door TNFR2 en ook TNFR1 komt NFkB vrij dat beschermend werkt. Neuronen die met TNF behandeld zijn hebben meer PI3 en dus meer apoptose hierdoor meer bescherming. Ook hebben ze meer NMDA receptoren, hierdoor meer Ca instroom die voor inductie van de PI3 kinase pahtway zorgt. Zie ook figuur voor de verschillende pathways. Bovenstaande systeem werkt als een soort yin yan, een kleine verandering zorgt niet voor een enorme verstoring van de balans. TNFR1 en TNFR2 activeren allebei de genexpressie van NF-kB. TNFR1 zorgt voor snelle heftige respons en daarna neemt NF-kB snel weer af. TNFR2 zorgt voor een langzame stijging van NF-kB, maar blijft daarna lang hoog. Een Calcium kanaal(bv NMDAR) heeft een NF-kB bindingsplaats wat dus door zowel TNFR1 als TNFR2 tot expressie gebracht kan worden. Wanner geactiveerd door NFkB dan zorgt de NMDAR voor Ca instroom. Bij een synaps komt er Ca de spine binnen door NMDA receptors, het Ca activeert de SK channels waardoor die K naar buiten transporteren hierdoor repolariseert het spine membraan en wordt de NMDAR weer geblokkeerd. Gebeurt dit niet dan teveel Ca in de cel, dit is schadeiljk want het zorgt voor eldood doordat de cel meer energie nodig heeft om de balans te bewaren. Er is dan teveel energie nodig ,waardoor celdood ingezet wordt. SK kanalen spelen een rol bij de doorbloeding van de hersenen, wanner ze actief zijn dan beschermen ze het brein tegen ischemie. We hebben tot nu toe alleen naar Aβ gekeken, maar lipocalin(LCN) laat hetzelfde patroon zien. Er is dus ook een indirect verband tussen neuroinflmmaite door LCN en AD. Bij downpatienten is te zien dat ze een verhoogd level LCN hebben, mensen met Down hebben hierdoor een 100% kans op AD. LCN is een pro inflammatoir eiwit en een adipokine, je kunt het niet voledig uitschakelen want dan neemt de kans op bacteriële infecties toe. f Als laatste is gekeken naar depressie en LCN. We zien dat LCN ligt verhoogd is bij mensen die een depressie hebben of gehad hebben. Mogelijke oorzaak kan zijn dat sommige depressies zich ontwikkelen door een inflammatoire reactie.