Meer beweging leidt tot een betere lichamelijke én geestelijke conditie! Dat beweging goed is voor de lichamelijke conditie is een bekend gegeven. Het is zeer goed voor hart en bloedvaten. Een passief iemand heeft twee keer zoveel kans te sterven aan een hart- en vaatziekte dan een actieve sporter. Van bewegen krijg je natuurlijk sterkere spieren en botten: oudere mensen die veel bewegen, vallen minder vaak en hebben minder last van botontkalking. Ze blijven ook langer fit en mobiel. Door te sporten hou je ook je gewicht makkelijker onder controle. Je weerstand vergroot waardoor je minder vatbaar bent voor infecties. Nu blijkt dat meer bewegen ook goed is voor de geestelijke conditie. Muizen die ’s nachts in een loopwiel konden rondrennen, maken meer nieuwe neuronen aan, hebben een beter leervermogen en een beter langetermijngeheugen dan muizen die geen beweging hebben. Maar je moet wel uit vrije wil bewegen: muizen die op een loopband worden gezet, krijgen alleen maar stress. Beweging onder dwang werkt dus niet. Meer bewegen staat dan ook hoog in de top tien ‘goede voornemens voor het nieuwe jaar’. Uit recent onderzoek met muizen blijkt dat bewegen nog een andere, zeer gunstige, bijwerking heeft. Biologe Karin van der Borght promoveerde in 2006 aan de Rijksuniversiteit Groningen op haar onderzoek waaruit blijkt dat lichamelijke activiteit de vorming van nieuwe neuronen verhoogt en ook leidt tot verbetering van het leervermogen en het langetermijngeheugen. “Dat meer bewegen niet alleen goed is voor je lichaam maar dat het ook je geestelijke vermogens bevordert, is absoluut relevant in een tijd waarin mensen te weinig bewegen”, zegt Karin van der Borght. Voor haar onderzoek gebruikte ze muizen, die een loopwiel in hun kooi kregen. Zij konden hier vrijwillig in rennen, waardoor ze wel vijf tot twaalf kilometer per nacht renden. Deze beweging leidde tot de aanmaak van nieuwe neuronen in de hersenen. Een van de twee gebieden in de hersenen waar nieuwe neuronen worden aangemaakt is de hippocampus. Het is bekend dat dit gebied zeer belangrijk is voor leer- en geheugenprocessen. Tijdens haar onderzoek concentreerde Van der Borght zich bij de muizen dan ook op dit gebied. Aangezien de muis een veelgebruikt modelorganisme is, zijn de resultaten van onderzoek met muizen een indicatie voor de mens. Het feit dat er na beweging nieuwe cellen in de hippocampus van muizen gevormd worden, kan dus ook gelden voor de mens. Volgens Van der Borght is dit resultaat vooral van belang voor alzheimeronderzoek. De ziekte van Alzheimer tast de neuronen in de hersenen aan. “Het is bekend dat alzheimerpatiënten geestelijk minder snel achteruitgaan als ze actief blijven. Het is goed mogelijk dat dit komt omdat ze nog steeds nieuwe neuronen aanmaken en daardoor de afbraak van neuronen compenseren. Hiervoor is nieuw onderzoek nodig.” Naast de belangrijkste conclusie dat beweging leidt to een toename van het aantal nieuwe neuronen, zijn ook het leervermogen en het langetermijngeheugen van de muizen verbeterd. De muizen moesten in een doolhof naar eten zoeken. De muizen met een flinke portie beweging vonden het eten sneller dan de muizen zonder beweging. “Blijkbaar is hun leervermogen als gevolg van deze nieuwe neuronen verbeterd”, aldus Van der Borght. Dat hun langetermijngeheugen er ook op vooruit is gegaan, blijkt als je ze twee weken later nog eens laat zoeken. De muizen weten dan nog precies waar het eten ligt, in tegenstelling tot de muizen die niet bewogen. Toch is het we belangrijk dat de beweging vrijwillig is: “Als je muizen – van nature luie dieren – dwingt om te rennen op een loopband, leidt dat alleen maar to stress en niet tot extra neuronen.”