interview / NL De jongens met het klimijzer interview met thomas bellinck en jeroen vander ven VAN Steigeisen – Anna Luyten © Saskia Vanderstichele Steigeisen? J: “We moesten dringend een naam verzinnen, toen Thomas ermee op de proppen kwam.” Thomas: “In plaats van op zoek te gaan naar een naam die moet weerspiegelen wat je maakt, hoop je toch dat wat je maakt uiteindelijk wordt overgedragen op je naam. Ik zat te bladeren in Der Grosse Duden, een beeldwoordenboek Duits uit de jaren dertig, toen ik het woord ‘Steigeisen’ zag staan. Het klinkt warm, het is een comfortabel woord, maar het is uiteindelijk een bottine met scherpe pinnen. Het is een klimijzer om gletsjers te bestijgen. De spellingcorrector maakt er altijd ‘steengeiten’ van.” Ze maken theater met een groot gebaar naar de Tijdens hun jaren aan het RITS werkten ze gekleinheid van de mens. Ze doen dat met sterke beel- regeld samen. Onder andere aan een voorstelling den, forse betrokkenheid en een duik in de realiteit. over Robespierre, een figuur die ze dit jaar opnieuw Thomas Bellinck en Jeroen Vander Ven, het tweetal onder de loep nemen in De Onkreukelbare. Jeroen: van Steigeisen. “Thomas zat in de regie-opleiding en ik in de spel “Op het terras van de Al Jazeera”. Daar leerden opleiding. Hoe meer dingen we samen deden, hoe ze elkaar kennen. In 2005, op de eerste dag van hun duidelijker het werd dat we op een bepaalde manier toelatingsproef op het RITS in Brussel. Ze moesten compatibel waren. We vonden een methode om sawachten op het oordeel van de jury en gingen sa- men aan de slag te gaan.” In 2009 studeerden ze men in Molenbeek op zoek naar een café waar bier af met de voorstelling Fobbit, gebaseerd op intergetapt werd. Dat bleek geen evidentie, dus zijn ze views die ze afnamen met Belgische militairen in maar op het terras van de Al Jazeera neergestreken. Afghanistan en met ooggetuigen. Ze zijn er de hele namiddag blijven zitten, op een Met die voorstelling werd in de theaterwereld al manier die een metafoor kan zijn voor hoe Jeroen snel duidelijk dat deze jonge scheuten zich stevig Vander Ven en Thomas Bellinck nu al enkele jaren hadden ingeplant. Historisch-documentair, visueel samenwerken: elk half in de schaduw, half in de zon. sterk, meesters in het oproepen van sferen en vraJeroen: “Aan het eind van die middag was de helft gen die er toe doen. Ze richtten in 2009 een eigen van Thomas’ gezicht verbrand.” groep op: ‘Steigeisen’. 36 Een van jullie waarmerken is een enorme aandacht voor de kleine mens in de grote gebeurtenissen. En een fascinatie voor een politieke realiteit en hoe die doorwerkt in gewone mensenlevens. T: “Ik wil dingen maken die verband houden met de wereld waarin ik leef, die me kwaad maken of me verbijsteren. Zo vertrekt De Onkreukelbare van de figuur van Robespierre en de Franse revolutie, maar door de Arabische Lente zit die voorstelling al dadelijk met een dubbel kader. Ik wil iets zeggen over wat er rondom mij gebeurt. Soms uit zich dat in meer politieke acties en soms in theater.” J: “Als iets mij verwondert, wil ik daar dichterbij proberen te komen. Dat doe ik door er een voorstelling over te maken. Ik wil die verwondering communiceren. En vooral: wat vertelt het verhaal van de kleine mens over een politieke situatie waarin hij zit of waar hij model voor staat.” Thomas, jij was te zien in de docuserie Leuven Hulp als regisseur van een theaterstuk in de gevangenis. Je werkt met gedetineerden en met psychiatrisch patiënten. Samen met Jeroen liet je een paasei ontploffen voor het ministerie om de aandacht te vestigen op het probleem van de sans-papiers. In hoeverre bepaalt die concrete maatschappelijke betrokkenheid jullie theatervoorstellingen? T: “Ik ben niet iemand die gemakkelijk achter spandoeken in betogingen loopt. Ik zal niet snel een voorstelling maken over sans-papiers omdat ik weet dat het dan een pamflet wordt. Omdat ik persoonlijk sans-papiers ken en mensen die in hongerstaking gingen, zijn het wel situaties die mij woedend maken. Dan ben ik er ook niet vies van om theater te misbruiken en er zo voor te zorgen dat die problemen op zijn minst in de media komen. Door bijvoorbeeld een paasei te laten ontploffen. Of hongerstakende sans-papiers in koor in drie talen het Belgisch volkslied te laten zingen. Maar het doel van dat soort theater is anders dan wat wij maken met Steigeisen. In de gevangenis was het o.a. de bedoeling mensen die als het ‘uitschot’ van de maatschappij bekeken worden, waardering te laten krijgen voor wat zij op de scène deden. Ik ben geen therapeut. Ik heb in de gevangenis en in de psychiatrie wel veel geleerd als regisseur. Ik werk graag met mensen die een sterk ontwikkelde bullshit-meter hebben. Ik moest daar geen ‘theateronzin’ verkopen en rond de pot draaien. Een regisseur is natuurlijk ook iemand met een ego, die wil voor alles een oplossing hebben. Maar daar heb ik geleerd niet aan een acteur te duwen en te trekken om koste wat het kost een scène in elkaar te boksen. Ik heb er geleerd naar een speler te kijken en te zien wat er is en ècht gebeurt in plaats van te zien wat ik wil zien. Dat gaat niet vanzelf, ik blijf dat moeilijk vinden.” Werken jullie twee samen volgens een bepaalde methode? J: “Vorig jaar maakten wij Lethal Inc., een voorstelling gebaseerd op onderzoek naar ‘humane’ executiemethodes. Die voorstelling over een kampcommandant en een Holocaustontkenner die executie-apparaten ontwierp, vertrok vanuit de verbazing waarom mensen zoiets kunnen doen. Samen met acteur Joris Hessels deden we onderzoek, lazen we boeken en bekeken we films. Voor andere voorstellingen spreken we met getuigen. Zo gaat het nu met de voorbereiding van De Onkreukelbare ook. We lezen Hannah Arendt, Zizeck, maar gisteren hebben we evengoed naar een film van Woody Allen gekeken. Die dingen gooien we dan allemaal op een hoop en daar gaan we mee aan de slag. Op een bepaald moment worden de rollen duidelijk. Ik zit niet te wachten op instructies van Thomas, maar hij is uiteindelijk wel de regisseur en hakt de knopen door.” T: “Op een gegeven moment gaat Jeroen de scène op en ga ik er dan voor zitten. Ik wil graag het overzicht bewaren. Ik ben een controlefreak. Ik wil zien wat ik aan het maken ben en hou niet van losse eindjes. Alles wat je te zien krijgt, moet een betekenis hebben. Soms speel ik als acteur wel bij andere regisseurs, wat goed is. Als speler ben je ijdel en tegelijk heel kwetsbaar. Dat moet je als regisseur altijd voor ogen houden.” In de voorstelling Billy, Sally, Jerry and the .38 gun, staan naast Jeroen ook Willy Thomas en Isabelle Van Hecke mee op scène. T: “Het was een andere manier van werken, omdat ik toen de tekst al op voorhand geschreven had. Wat niet belet dat er tijdens het werkproces nog veel aan gesleuteld wordt.” Billy, Sally, Jerry and the .38 gun staat stil bij een septemberdag in 1975, de dag dat de Amerikaanse president Gerald Ford voor de tweede keer aan een moordpoging ontsnapt. T: “De dag waarop Sara Jane Moore haar pistool richt op Ford. Billy is gebaseerd op Oliver Sipple, de man die tussen Ford en Moore in stond en die tegen wil en dank een symbool werd van de homobeweging. Het zijn drie levens die bijna per toeval bij elkaar komen.” J: “In deze voorstelling ligt de verwondering die we willen communiceren in de vraag hoe die droevige president, die revolutionaire huisvrouw en die homoseksuele ex-militair in dat grote tijdsgewricht samenkomen. Die kleine mensjes roepen een hele wereld op.” T: “Het zijn eenzame figuren die alle drie per ongeluk voor een grote historische stroming staan die tot op de dag van vandaag repercussies heeft. Ik weet niet hoe het komt, maar bij ons zit de fascinatie voor de middelmatige mens blijkbaar diep. In Billy, Sally... zie je hoe impulsief en toevallig die drie historische stromingen bij elkaar gekomen zijn. Het Amerikaanse imperialisme in de jaren zeventig, de revolutionaire bewegingen uit die tijd en de omkering van de vrijheidsgedachten van de jaren zestig. Ik las onlangs in The seventies Unplugged, een compendium van de jaren zeventig, dat het typerend is voor de jaren zeventig dat juist heel wat middelmatige mensen naar geweld grepen in terroristische acties. Wij zijn geboren in 1983. Er zijn weinig mensen van onze generatie die zich nog iets kunnen voorstellen bij de jaren zeventig. Meestal wordt er over die periode gedacht als: zoiets als de jaren zestig maar dan met meer economische crisis. Terwijl je gewoon voelt dat alles uit de jaren zestig toen net op zijn kop werd gezet.” Kunnen jullie die fascinatie voor de middelmatigen ook botvieren op de figuur van Robespierre waar jullie nu mee bezig zijn? T: “Een van de vragen die me daar prikkelt, is hoe het mogelijk is dat een redelijk middelmatig figuur als Robespierre in zo’n korte tijd kon uitgroeien tot een van de meest gevreesde figuren van de revolutie. Er hangen veel mythes rond die man. Er kleeft zoveel bloed aan zijn handen. Terwijl hij in een van zijn eerste teksten pleit voor burgerrechten voor joden en acteurs en voor de afschaffing van de slavernij en de doodstraf. Hoe kentert dat opeens en waarom wordt het dan ineens zo gewelddadig? Die middelmatigheid is trouwens geen waardeoordeel, eerder een constatering. Daarom gaat zo’n voorstelling ook over ons. Hoe middelmatig zijn we zelf niet. We proberen achter grote gebeurtenissen aan te hollen, maar wij zijn zelf niet de grote denkers en genieën van deze tijd. Dat is het voordeel van een voorstelling: je kan er veel vragen in proppen waar je geen antwoord op hebt.” Is dat ook het voordeel: dat je in een voorstelling niet met kordate standpunten en slogans moet komen, maar dat je net weifelend met je materie kunt omgaan? J: “Ja, heel weifelend en op sommige momenten is het niet innemen van een standpunt al provocerend. Wij hebben al gemerkt dat het destabiliserend werkt voor mensen.” T: “Natuurlijk heb je wel een mening. In de eerste weken van het repetitieproces van Fobbit bijvoorbeeld, maakten we eigenlijk onbewust een anti-oorlogspamflet. Na een tijdje dachten we: het spreekt toch voor zich dat we geen oorlog willen propageren, daar hoeven we nu toch geen voorstelling over te maken. We wilden een portret maken van een mens en in het midden laten wat we ervan dachten. Je wil dat mensen zich identificeren of een vraag stellen die wij ons tijdens het proces zelf ook gesteld hebben.” “Sally uit Billy, Sally, Jerry and the .38 gun was tegelijkertijd dubbelinformant van de geheime diensten en zat in extreemlinkse verzetsgroeperingen. Ze is verschillende keren getrouwd geweest. Ze woonde als vrouw van een militair een tijd op een legerbasis. Later hertrouwde ze met een arts en ging in een buitenwijk wonen. Dan trouwde ze met een geluidsman uit Hollywood die nog genomineerd werd voor een Oscar voor zijn werk in Citizen Kane. Later werd ze lid van linkse bewegingen. Ze switcht de hele tijd probleemloos van ideologisch kader. Veel van haar beslissingen worden gedreven door een gevoel van eenzaamheid. Haar beslissing om een pistool op Ford te richten, is misschien meer een wanhopige poging om als volwaardig beschouwd te worden, dan een actie vanuit een echt geloof in de revolutie. Toch is zij wel diegene die de trekker overhaalt. Dat zegt voor mij heel veel over hoe geschiedenis gemaakt wordt. Hetzelfde geldt voor Ford, die per ongeluk president werd nadat Nixon zich in 1974 door het Watergate-schandaal lelijk in de nesten had gewerkt. Ford trok de Helsinki-akkoorden op gang, waarvan hij er later prat op ging dat die de voorbode waren van de val van de Berlijnse muur. Hij droeg de verantwoordelijkheid voor de terugtrekking van de VS-troepen uit Vietnam. Maar hij geraakte nooit democratisch verkozen. Hij is altijd met een inferioriteitscomplex blijven vechten…” Het zijn geen helden... J: “Helden zijn niet zo interessant. Ik vraag mij af of ze überhaupt wel bestaan. De geschiedenis voltrekt zich eerder per ongeluk dan via iemand met een groot plan.” T: “Soms heb je wel figuren zoals Robespierre die een onaantastbaar imago krijgen. Ik zou dat bezwaarlijk helden noemen. Wij noemen hem de ‘onkreukelbare’ omdat dat ‘lulliger’ klinkt dan de ‘onkreukbare’, de bijnaam die hij al bij leven kreeg. Er zijn ten tijde van de Franse Revolutie veel revolutionairen die na de executie van de koning vervallen in decadentie. Ze dringen binnen in de paleizen en palmen ze in. Maar Robespierre blijft altijd op een klein appartement wonen, in het huis van een schrijnwerker. Het enige waar hij geld in steekt, is de aankoop van een dure hemelsblauwe jas die hij laat maken door de beste kleermaker. Maar we gaan zeker geen voorstelling maken over Robespierre zonder ons iets aan te trekken van de wereld waarin we zelf staan. Naast het lezen en bekijken van meer historisch materiaal, willen we bijvoorbeeld ook gaan praten met mensen die rechtstreeks te maken hadden met de Arabische revoluties.” Wat bindt Robespierre met deze tijd, de politieke actualiteit in 2012? J: “Er zijn vooral veel vragen die opgeworpen worden. Bestaan er scenario’s voor een revolutie? Hoe komt het in godsnaam dat er weinig voorbeelden te geven zijn van een revolutie die niet is uitgemond in een bloedbad? Waarom vreet de revolutie haar eigen kinderen op? Hannah Arendt schrijft dat de Franse Revolutie een blauwdruk was voor alle volgende revoluties.” T: “De Franse Revolutie begon in zekere zin met schrijnende armoede. Dat is bij de Arabische revoluties niet anders. Het begint iedere keer met mensen die honger hebben en met iemand die al veel te lang achter zijn bureau zit en die het bot niet wil afgeven. Geef iemand een bureau en een naamkaartje en er gebeuren rare dingen in zijn hoofd. Opeens gaat het niet meer over de vraag: waarom zit ik achter dit bureau? Maar wel over: hoe kan ik ervoor zorgen dat ik zo lang mogelijk achter dit bureau kan blijven zitten? En hoe komt het dan dat de mensen die hem uiteindelijk van zijn bureau duwen, zelf achter dat bureau gaan zitten? En dat je die dan weer niet weg krijgt? Ik weet het niet. Het is menselijk. Supermenselijk. Dat is het beangstigende eraan.” Hebben jullie een bureau en naamkaartjes? T: “Neen. Godzijdank.” J: “We hebben wel een website.” Billy, Sally, Jerry… P. 03 de onkreukelbare P. 20 37