Het Europagebruik binnen regio’s Hoe regionale politieke debatten in Vlaanderen en Schotland gebruik maken van Europa Mathijs Buurman Universiteit Utrecht 3179125 Master Geo-Communicatie Bachelor Sociale Geografie & Planologie Docent: Kees Terlouw Voorwoord Hiervoor u ligt het eindresultaat van mijn scriptie over het gebruik van Europa in regionale politieke debatten. Voor het schrijven van mijn thesis gaat mijn dank ten eerste uit naar mijn docent Kees Terlouw, die ondanks mijn tijdelijke afwezigheid met veel enthousiasme met mij aan de slag is gegaan. Hij voorzag mij van de nodige tips en handvaten die mij hebben geholpen bij het tot stand laten komen van deze masterscriptie. Vervolgens ook een woord van dank aan de heren Jan Buyse van VLEVA en Axel Buyse, vertegenwoordiger van Vlaanderen bij de EU in Brussel, die de moeite hebben genomen interviews met mij af te nemen en mij hebben voorzien van informatie die zeker hebben bijgedragen aan het eindresultaat. Tenslotte een welgemeend woord van dank aan mijn moeder die altijd mijn grote steun en toeverlaat is geweest. Mathijs Buurman 2 Inhoudsopgave Voorwoord Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Wetenschappelijke relevantie 3. Theoretisch Kader 3.1 Betekenis van Europa 3.1.1 Wetenschappelijke denkbeelden bij Europa 3.1.2 Europese denkbeelden volgens Antonsich 3.1.3 Conclusie betekenis Europa 3.2 Europa en de regio’s – Een wisselwerking 3.2.1 Importantie van de regio 3.2.2 Regio’s in Europa 3.2.3 Regionale kanalen in Europa 3.2.4 Europa in de regio’s 3.2.5 Conclusie 3.3 Regionaal Politieke Strategieën 3.3.1 Gebruik Europa en strategieën in regionale politiek 3.3.2 Gebruik Europa in de regio: Schotland 3.3.3 Gebruik Europa in de regio: Vlaanderen 4. Inhoudsanalyse Europagebruik Vlaamse en Schotse politiek 4.1 Methodologie Inhoudsanalyse 4.2 Algemene typeringen Vlaams Parlement 4.2.1 Partijen en verkiezingsresultaten 4.3 Algemene typeringen Schotse Parlement 4.3.1 Partijen en verkiezingsresultaten 4.4 Inhoudsanalyse Vlaanderen Onderwijs 4.5 Inhoudsanalyse Vlaanderen Milieu 4.6 Samenvatting Europagebruik Vlaanderen 4.6.1 Analyse Onderwijsdebatten 4.6.2 Analyse Milieudebatten 4.7 Slotconclusie Vlaanderen 4.7.1 Partijen en Europagebruik 4.8 Inhoudsanalyse Schotland Onderwijs 4.9 Inhoudsanalyse Schotland Milieu 4.10 Samenvatting gebruik Europa Schotland 4.10.1 Analyse onderwijsdebatten 4.10.2 Analyse Milieudebatten 4.11 Slotconclusie Schotland 4.11.1 Partijen en Europagebruik 4.12 Samenvatting gebruik Europa Vlaanderen en Schotland 4.12.1 Regionaal Europagebruik verschil en overeenkomsten 5. Politieke institutionele inbedding Vlaanderen en Schotland 5.1 Verschil Vlaanderen met Schotse regionale ontwikkeling 5.1.1 Constitutieve autonomie 5.1.2 Positie Vlaanderen binnen Europa blz 2 blz 3 blz 4 blz 7 blz 8 blz 9 blz 9 blz 10 blz 14 blz 16 blz 16 blz 18 blz 19 blz 22 blz 25 blz 26 blz 28 blz 28 blz 32 blz 38 blz 39 blz 40 blz 42 blz 44 blz 45 blz 48 blz 56 blz 64 blz 65 blz 68 blz 70 blz 70 blz 74 blz 82 blz 89 blz 89 blz 91 blz 93 blz 93 blz 96 blz 97 blz 100 blz 102 blz 103 blz 104 6. Slotconclusie en Discussie 7. English Overview 8. Reflectie 7. Literatuurlijst blz 106 blz 112 blz 114 blz 116 Bijlagen blz 119 3 Inleiding Het begrip Europa heeft de laatste jaren een steeds dominantere positie ingenomen in verschillende media. Of het nu gaat om verschillende Europese beleidsvelden of de privileges die sommige lidstaten in de EU hebben, Europa is en blijft een onderwerp van discussie dat zeker de laatste jaren meer centraal is komen te staan bij landelijke verkiezingen. Wat is de kracht van Europa op de verschillende overheidsniveaus? Er kan worden gesteld dat Europa de lidstaten steeds meer beïnvloedt (Scott, 2009, p.271). Die lidstaten hebben op hun beurt weer inspraak in een algemeen Europees beleid. Deze wisselwerking tussen zowel Europa als de lidstaten vindt plaats vanaf de tijd dat de Europese Unie na de Tweede Wereldoorlog werd opgericht (Oner, 2001, p.35). De EU is ondertussen uitgebreid tot 28 lidstaten en dat heeft de relatie tussen Europa en zijn regio’s in ieder geval de afgelopen jaren doen veranderen en wellicht complexer gemaakt. Voor het creëren van een consistent EU beleid is een strakke regie nodig. Maar tegenwoordig zijn het niet alleen de 28 leden, die een relatie met Europa onderhouden. Binnen enkele van deze landen laten de regio’s meer van zich doen spreken. Waarschijnlijk is er in geen enkele andere Europese politieke arena sprake van een grotere diversiteit dan in de ruimtelijke politiek van de lidstaten van Europa (Hooghe, 1996, p.74). Europa wordt in nationale politieke debatten regelmatig gebruikt en in het kader daarvan hebben verschillende wetenschappers daar al hun licht over laten schijnen. Maar doordat ook de regio aan belang inwint, is het daarnaast ook interessant om het ‘Europagebruik’ door politieke partijen in regionale politieke debatten te onderzoeken (met tevens de vraag hoe dit ‘Europagebruik’ tot stand is gekomen). Dit laatste zal de leidraad vormen voor de masterscriptie. Er zijn regio’s voorzien van een sterke regionale identiteit, maar die tegelijkertijd ook opereren op het snijvlak van de verschillende opinies van de politieke partijen daar. Regio’s hebben in sommige lidstaten de afgelopen decennia meer aan autonomie gewonnen. Vanuit de invloed van Europa op het regionale niveau ontstaat een bepaalde vorm van Europagebruik, dat binnen politieke regionale debatten wordt gebruikt. En dat is de kern van de masterthesis, die hier voor u ligt. Verschillende regionale politieke partijen hebben een beeld of visie over Europa. Dit beeld is belangrijk bij de regionale politieke debatten en verkiezingen, omdat van hier uit vaak een beleid komt waarbij de toekomst van de regio kan worden bepaald. Het Europagebruik door de regionale politieke partijen wordt beïnvloedt door de manier waarop er door de regionale partijen tegen Europa wordt aangekeken (Hepburn, 2007, p.51). Een positieve of negatieve associatie met Europa heeft zijn invloed op het Europadebat. Want kan Europa worden gebruikt bijvoorbeeld bij het verkrijgen van nog meer autonomie? Kiezen regio’s bijvoorbeeld om zelf binnen Europa over bepaalde kwesties mee te discussiëren over beleid of laten ze dat liever over aan de federale overheid? Tegelijkertijd oefent Europa zelf ook invloed uit op de (sub)staten. Er ontstaan verschillende kanalen in Brussel waarmee Europese bronnen kunnen worden benut of waarmee invloed kan worden uitgeoefend op Europees beleid. Het Europagebruik kan verschillen per regio aangezien elke regio een andere verhouding heeft ten opzichte van de centrale overheid (Hepburn, 2007, p.52). Hierdoor ontstaan er ook verschillen in de verhoudingen tussen regio’s en Europa. De manieren waarop Europa dus door regio’s wordt gebruikt en welke redenen daaraan ten grondslag liggen staat centraal in deze masterthesis. Hoe dat Europagebruik eruit zal komen te zien, zal dus tegelijkertijd afhangen van de situatie van de regio op bepaalde momenten. Regio’s hebben door de jaren heen hun eigen positie ten opzichte van hun centrale overheid proberen doen te versterken (Hooghe, 1996, p.75). Meestal kwam dit voort uit onvrede over hun huidige relatie met de centrale overheid. Wanneer een regio zich tekort voelt gedaan of wordt ondergesneeuwd door de federale overheid kunnen zij proberen door bijvoorbeeld decentralisatie of devolutie meer macht naar zich proberen toe te trekken. In enkele gevallen is zelfs volledige onafhankelijkheid het einddoel. Het proces van deconcentratie vindt in enkele landen nog altijd plaats, echter elke regio opereert anders dan een andere, afhankelijk van hun positie binnen de federale overheid, hun historie of hun regionale identiteit. Waar de ene regio uit is op meer autonomie gaat de ander voor het maximaal haalbare. Dat kan in sommige gevallen onafhankelijk zijn of juist volledige zeggenschap over Europees beleid (Hepburn, 2007, p.50). Want Europa speelt niet alleen een rol in de lidstaten zelf, ook binnen de regio’s hebben zij een rol van betekenis. 4 Regionale overheden zoeken de Europese instanties steeds vaker op, maar tegelijkertijd zijn er ook partijen met een andere Europese visie. Binnen de regio vinden bijvoorbeeld regionale debatten plaats, waarin de rol van Europa wordt betwist, bejubeld, aangemoedigd of afgezwakt. Kort gezegd ook binnen regio’s zijn er verschillen in opvattingen tussen politieke partijen over de rol die Europa binnen de regio of wellicht de hele natie speelt. In deze masterscriptie is juist het laatste datgene waarom het draait: het Europagebruik binnen de regio’s. Want Europa kan juist voor die regio’s de sleutel zijn om te komen tot de doelstelling waarin een politieke partij met zijn regio naar toe wil. Europa is wel of niet van belang voor de regionale strategie. Wellicht is Europa juist te beklemmend en staat het de regionale identiteit in de weg of is Europa juist de volgende stap naar volledige onafhankelijkheid. Figuur 1: Sterke regio’s in Europa Bron: Intnernational Reagrupment, 2013 Voor het onderzoek naar Europagebruik in regio´s zijn twee regio´s geselecteerd waarin Europa een belangrijke rol speelt en die tegelijkertijd veel bezig zijn met het verkrijgen van meer autonomie ten opzichte van hun federale overheid. De regio’s die zijn geselecteerd voor dit onderzoek zijn uitgekozen op basis van de mate van bevoegdheden die zij op dit moment hebben en ook frequentie van het Europadebat wat daar plaatsvindt. In dit geval zijn dat Vlaanderen en Schotland. Twee regio’s met een ieder een regionale overheid en een sterke regionale identiteit. In de masterscriptie zal aan de hand van een inhoudsanalyse worden nagegaan hoe Europa wordt gebruikt en evolueert door de jaren heen. Welke verschillen en opvattingen zijn er tussen de politieke partijen onderling? Welke relatie heeft de regio met de nationale overheid en hoe worden zij vertegenwoordigd binnen Europa? Het interessante aspect aan beide regio’s is dat zij allebei ondertussen op hun eigen manier in een ver gevorderd stadium zitten wat betreft het toe-eigenen van meer autonomie. In Schotland wordt in 2014 een referendum uitgeschreven waarin de bevolking de mogelijkheid zich af te scheiden van GrootBrittannië. Ook daarin speelt Europa een rol. Ook Vlaanderen heeft zichzelf inmiddels een sterke positie verworven binnen Europa, bijvoorbeeld met de oprichting van een eigen Europese regionale ambassade, die binnen de Europese Unie invloed wil uitoefenen op Europees beleid (Hooghe, 1996, p.74). Schotland daarentegen laat zich voor belangrijke zaken nog altijd vertegenwoordigen door Groot-Brittannië. Echter heeft ook daar de laatste decennia een belangrijk omslagpunt er voor gezorgd dat de Schotten binnen Europa meer bevoegdheden heeft en niet altijd meer door de Britse centrale overheid wordt vertegenwoordigd. Het uiteindelijke doel binnen de masterscriptie is om het hiervoor uitgelegde begrip ´Europagebruik´ binnen de regio´s Vlaanderen en Schotland nader te onderzoeken. Hiervoor wordt de volgende hoofdvraag gebruikt: 5 Hoe gebruiken de regio’s Vlaanderen en Schotland ´Europa´ binnen´ het politieke debat en welke redenen liggen daar aan ten grondslag? Deelvragen daarbij zijn: - Op welke manieren analyseren wetenschappers de denkbeelden van Europa en hoe vertaalt zich dat naar het Europagebruik in de regio’s Vlaanderen en Schotland? Welke verschillen en overeenkomsten zijn er tussen beide regio’s als het gaat om het ´Europagebruik´? Hoe wordt er door de regionale politieke partijen naar Europa aangekeken en welke invloed heeft dat op het ´Europagebruik´ Hoe is het ´Europagebruik´ door de jaren heen in de politieke debatten ontwikkeld? In eerste instantie zal aan de hand van het theoretisch kader worden getracht een beeld te schetsen van hoe wetenschappers, maar ook Europese burgers, tegenover Europa aankijken. Hierbij zal dieper worden ingegaan over welke beelden er bij Europa ontstaan en welke verschillen er zijn tussen de ‘beelden van Europa’. De uitkomsten hiervan worden zodoende later gebruikt om het Europagebruik in de regionale debatten te analyseren. Want het beeld van Europa door de burgers en elite, staat in verband met hoe Europa in de regionale debatten wordt gebruikt. Vervolgens volgt een analyse die de wisselwerking tussen Europa en de regio’s uitlegt. Welke relatie is er bijvoorbeeld tussen Europa en de regio’s? En vooral hoe komen deze relaties tot stand? Interessant in dit geval is niet alleen de manieren waarop regio’s richting Europa toewerken, maar ook hoe Europa zich binnendringt binnen de regio’s (de regionale debatten bijvoorbeeld). Deze regio’s met hun respectievelijke regionale politieke partijen kunnen Europa dus gebruiken voor verschillende regionale doelstellingen. Deze worden in dit hoofdstuk ook behandeld. Aan de hand van een inhoudsanalyse wordt het ‘Europagebruik’ door de regionale politieke partijen nader geanalyseerd. Als casus worden daarbij de regionale debatten als uitgangspunt genomen in zowel Vlaanderen als Schotland. In deze debatten zal worden gekeken naar de wijze waarop Europa door de politieke partijen wordt gebruikt. Dit gebeurt aan de hand van twee thema’s waarover de regio’s autonomie beschikken: Onderwijs en Milieu. De reden hiervoor is dat het twee thema’s zijn waarover beide regio’s verantwoording hebben en deze dus niet via de centrale overheid wordt vertegenwoordigd binnen Europa (Scottish Parliament, Vlaamse overheid, 2013). Naast het Europagebruik per politieke partij kan worden nagegaan in hoeverre dit ook overeenkomt met het beeld dat inwoners van Europa hebben met Europa en of deze ook overeenkomen met hoe regionale politieke partijen Europa gebruiken. Tenslotte gaat deze masterscriptie dieper in op de wijze waarop de regio’s zijn ingebed in de Europese gemeenschap. Dit zal ondermeer gebeuren aan de hand van twee interviews die ik heb gehad met twee belangrijke personen die een belangrijke rol spelen tussen de Vlaamse overheid en Europa. Dit zijn Jan Buyse: Directeur VLEVA in Brussel, een organisatie dat zich bezighoudt met de informatievoorziening tussen Europa en het Vlaamse middenveld, en Axel Buyse, de algemeen vertegenwoordiger van Vlaanderen bij de Europese Unie. De keuze om dieper op Vlaanderen hier in te gaan heeft te maken met het feit dat de regio inmiddels zelfs een Europese ambassade binnen Europa heeft weten te bemachtigen. Tevens kon Axel Buyse aangeven hoe Vlaamse politieke partijen Europa hedendaags gebruiken voor welk doeleinde dan ook en daarbij het verschil tussen Vlaanderen en Schotland opgebied van Europese toenadering aangeven. Hopelijk bent u als lezer na het voltooien van de thesis een stuk wijzer over de wijze waarop Europa in de regio’s wordt gebruikt, welke redenen daaraan ten grondslag liggen en welke complexe relaties er tussen zowel Europa als de lidstaten en de regio’s onderling heersen. Veel leesplezier 6 Wetenschappelijke relevantie Over Europa, Europese identiteit en de wisselwerking tussen Europa en zijn leden is in het verleden regelmatig geschreven. Veelal artikelen die zich specificeren op Europese of regionale identiteit (Harvey, Keating etc.). Echter is het gebruik van Europa een minder behandeld thema in de wetenschap. Dat wil niet zeggen dat het een oninteressant thema is. Maar doordat het enkel en alleen op bepaalde niveaus wordt onderzocht (Europa in nationaal debat bijvoorbeeld) is het lastig na te gaan of de lijn van nationaal naar regionaal eenvoudig te trekken is. Mede door Europagebruik op regionaal niveau te onderzoeken, kan een ruimer beeld ontstaan van de manier waarop verschillende overheidsniveaus Europa benaderen. In dat kader kan het debat over welke Europese aangelegenheid nog scherper worden gevoerd, omdat niet alleen nationale of Europese belangen gelden, maar ook tot op lagere niveaus rekening kan worden gehouden met de belangen van de burgers van Europa. Daarnaast is het onderwerp ‘Europagebruik in regio’s’ in die zin een bijdrage aan de wetenschap vanwege het grillige karakter van het thema. Zeker als de blik wordt geworpen op regio’s die beschikken over een sterke identiteit en die zich op allerlei manieren hun eigen regio willen versterken. Want hoe ziet dit Europagebruik eruit? Welke verschillen zijn er tussen de regio’s en hoe komt het dat ze zo verschillen (indien dat het geval is)? Het gebruik van Europa door politieke partijen en de relatie tussen Europa en de opkomende regio’s is dus wel degelijk een relevante toevoeging aan de wetenschap. Zeker in de wetenschap dat regio’s steeds belangrijker worden en in sommige gevallen Europa steeds meer gaan gebruiken. Hoe dat Europagebruik eruit ziet en in welke gevallen zij dit gebruiken met de bijbehorende reden is in zekere mate al een onderzoek waard. Zeker als de relatie van de regio met de federale staat in ogenschouw wordt genomen. 7 Theoretisch kader Europagebruik binnen regionale debatten is geen thema dat door veel wetenschappers is geanalyseerd. Wel is in het verleden aandacht geweest voor de relaties tussen Europa en regionale overheden. Maar hoe dit tot op heden zich manifesteert in regionale debatten is voor de schrijver van dit afstudeeronderzoek onzichtbaar. Een inhoudsanalyse later in de thesis zal uitsluitsel geven over hoe politieke partijen Europa gebruiken. Maar op voorhand is het raadzaam om een leidraad te hebben over waar dit Europagebruik precies vandaan komt. Dit theoretisch kader zal in ieder geval er toe bijdragen dat de begrippen ‘Europa’ en de ‘regio’ beter worden geanalyseerd. Europa werd gezien als de belangrijkste katalysator, dat ervoor moest zorgden dat de twee Wereldoorlogen die op het continent plaatsvonden in de toekomst niet meer zouden gebeuren (scottishparliament.uk, 2013, p.1). Daarom werd halverwege de twintigste eeuw besloten tot de oprichting van de Europese Unie (EU). De lidstaten van de EU hebben in de loop van de tijd een aanzienlijke hoeveelheid soevereiniteit overgedragen aan de EU. Binnen de Europese regio’s neemt Europa een steeds voornamere rol in. Toch is het nog maar de vraag of de regio’s van Europa een Europese identiteit als zodanig ervaren. Om het Europagebruik in de regio’s nader te classificeren, zal in eerste instantie een overzicht worden gegeven van welke denkbeelden er over Europa zijn. Aan de hand van enkele wetenschappers, onder wie Marco Antonsich, zal de aandacht worden gevestigd in hoeverre de Europese burgers tegenover Europa aankijken. Via een bottom-up onderzoek komen enkele ‘nieuwe’ begrippen aan het licht. Deze kunnen helpen om de denkbeelden van Europa beter te begrijpen en deze wellicht in een breder kader te plaatsen in de inhoudsanalyse over het ‘Europagebruik’ in de regionale Vlaamse en Schotse debatten. De visies en meningen over Europa (en tevens de manier waarop Europa in de debatten wordt gebruikt) van de desbetreffende regionale politieke partijen, zullen afhangen van de regionale doelstellingen van de specifieke politieke partij. Dit komt aan bod in het tweede hoofdstuk waarin de relatie tussen Europa en de regio’s centraal komt te staan. Hierin wordt eerst de nadruk gelegd op hoe de regio in Europa steeds belangrijker werd en welke weg zij daarvoor aflegden. Een belangrijk aspect in dit geheel is hoe de regio in de laatste decennia van de vorige eeuw ook hun weg zochten naar Europa en waarom zij dat wilden zonder bemoeienis van de centrale overheid. Vlaanderen en Schotland zijn twee specifieke regio’s die ieder op hun eigen wijze deze weg hebben afgelegd. Zij gebruiken Europa steeds meer als instrument om hun positie binnen de natie en binnen Europa te verdedigen of zelfs uit te breiden. De opkomst van deze staten komt voort uit verschillende vormen van nationalisme en devolutie. In Groot-Brittannië en in België werd meer macht doorgegeven richting het sub nationaal niveau. Schotland en Vlaanderen kenden vooral de laatste twintig jaar politieke bewogen momenten. Steeds meer werd afstand genomen van de centrale overheid. De regio’s zoeken om eigen individuele redenen hun weg naar Europa. Europa biedt aan de regio’s voldoende kanalen om bijvoorbeeld invloed uit te oefenen op EU beleid. Tegelijkertijd doordat regio’s zich in Europa nestelen, komt ook de vraag naar voren hoe Europa zich vice versa in de regio nestelt en vooral in het regionaal politiek debat. 8 3.1 Betekenis van Europa 3.1.1 Wetenschappelijke denkbeelden bij Europa Om het begrip ‘Europagebruik’ beter uit te leggen en om te bevatten waarom regionale politieke partijen kiezen voor een bepaalde strategie met een bijbehorend Europagebruik, is het wellicht in eerste instantie van belang om te onderzoeken welke beelden er bij Europa bestaan. Deze beelden zouden immers invloed kunnen hebben op het Europagebruik in het algemeen. Over Europa bestaan verschillende denkbeelden (Scott, 2009, p.271). Elk persoon, instantie of politieke partij heeft zijn eigen gedachten bij ‘Europa’. Deze gedachten kunnen positief of negatief geladen en ook zijn gebaseerd op welke functies Europa heeft of juist ‘moet hebben’. Deze kunnen bijvoorbeeld variëren van Europa als een fort, rijk, superstaat of bijvoorbeeld een laatmiddeleeuws mozaïek van verschillende territoriale eenheden (Bialasiewicz, 2009, p.79). Andere betrokkenen voelen een sterke dan wel een zwakke identiteit met Europa. Al deze aspecten zorgen ervoor dat er een gevarieerd aanbod van benaderingen zijn om de betekenis van Europa nader te analyseren (Antonsich, 2008, p.692) Verschillende onderzoekers hebben hieruit een categorisatie opgemaakt waarop Europa wordt beschouwd door verschillende betrokkenen. Een belangrijke wetenschapper is Marco Antonsich die zowel in 2007 en 2008 een onderzoek heeft gehouden onder verschillende lagen van de bevolking met als doel een zo ruim mogelijk beeld te creëren waarop Europa kan worden bestudeerd en op welke wijze het wordt beleefd door de inwoners. Een definitieve categorisatie van ‘de beelden Europa’ te realiseren, is door de vele verschillende opvattingen niet eenvoudig. Desondanks moet dit hoofdstuk helpen ‘Europa’ beter te begrijpen en uiteindelijk zal een schema de leidraad vormen voor het restant van deze masterthesis, die het Europagebruik in de regionale politieke debatten verder zal analyseren. Sinds de opkomst van de Europese Unie lijkt er sprake van toenemende literatuur over het onderwerp Europa, in de breedste zin van het woord (Bruter, 2003, p.4). Europa is namelijk meer dan alleen zijn geografische naam. Het is ook een: ‘politiek en economisch samenwerkingsverband van een groep staten, een gebied met specifieke landschappen en steden, een gebied met eigen natuur- en milieuvraagstukken en een bevolking met een verscheidenheid aan culturen en identiteiten’’ (de Pater e.a, 2004, p.1). Wetenschappers hebben zich regelmatig gewaagd aan Europa, waarbij ook de Europese identiteit een aspect is dat in de literatuur is verwerkt, Europa wordt bij deze onderzoeken veelvuldig gekoppeld aan de Europese Unie. Vandaar dat in deze masterscriptie ook veelvuldig de term Europese Unie of EU wordt gebruikt als er wordt gerefereerd aan Europa of het Europagebruik. Gedurende de jaren negentig brak er een discussie los wat precies de Europese identiteit inhoudt. Vragen die opkwamen waren: Wie behoren tot Europa en wat zijn de interne en externe grenzen van het gebied? Tevens werd de kwestie geopperd wat Europa precies is en wat het moet voorstellen voor de burgers. Volgens Paasi werd Europa vooral beschouwd als een ervaring, een structurele instantie en een institutie (Paasi, 2001, p.7). Met ervaring wordt een zogenaamd structurering van gevoel bedoeld, wat betrekking heeft op het groeiend ‘bewustzijn’ over Europa (Paasi, 2001, p.9). Europa als een institutie gaat over de Europese instituties die aan de basis staan van economische en culturele Europese integratie en Europa als structuur behandeld Europa als een menselijke en geografische entiteit (Paasi, 2001, p.12). Normaal gesproken zijn bij de beschouwingen over Europa de zogenaamde structurele interpretaties dominant, maar hedendaags hebben de institutionele bureaucratische visies deze rol overgenomen in de vraag wat Europa is. Tegenwoordig is een meer kosmopolitische blik nodig in plaats het concept van een exclusieve plaats te hanteren (Paasi, 2001, p.7). Maar de aspecten die Paasi heeft toegevoegd aan de discussie over wat Europa inhoudt of welk bewustzijn het oproept, heeft nog niet geleid tot een eenduidige categorisatie over de vraag welke betekenissen Europa heeft bij betrokkenen en hoe de Europese identiteit er uit ziet. Traditioneel gezien zijn sociale wetenschappers van mening dat zonder identiteit er ook geen betrokkenheid met een politieke eenheid kan zijn (Bruter, 2003, p.5). Wetenschappers hebben een verschillende kijk op Europa en op een Europese identiteit. Met identiteit wordt bedoeld ‘het netwerk van gevoelens en het ergens toe behoren dan wel uitgesloten zijn van een 9 menselijke subgroep’’ (Bruter, 2003, p.6). Dit kunnen geslacht- of leeftijdsgroepen zijn, een bepaalde familie, religie, ras, gemeenschap of bijvoorbeeld een natie. Het idee van een culturele Europese identiteit bestaat op basis van een gemeenschappelijke historisch culturele herinnering en het erfgoed van Europa (Pichler, 2008, p.412). Deze zijn voornamelijk afkomstig van historische overeenkomsten gebaseerd op aloude Grieks-Romeinse civilisatie, het christendom, de Renaissance, de Reformatie, de Verlichting, de industrialisatie en de Moderne Tijd. Deze herinneringen hebben geleid tot een overeenkomst van gemeenschappelijke dominante actoren die de basiselementen van de Europese cultuur bepalen zoals religie, gemeenschappelijke waarden of politieke, sociale en economische geloven. De betekenis van een dergelijke identiteit is de uitkomst van culturele dimensies binnen een Europese civilisatie (Pichler, 2008, p.412). Maar om een massale Europese identiteit te verklaren, is het wel noodzakelijk om te verklaren hoe de identiteitsstructuren van individuen variëren en hoe deze zijn gevormd in andere tijdperken (Bruter, 2003, p.10). De manier waarop wetenschappers richting Europa kijken en proberen de betekenis of identiteit van Europa bloot te leggen, komt ook tot uiting in de wijze waarop zij het onderzoek uitvoeren. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen een bottom-up en een top-down benadering (Antonsich, 2008, p.692). Bij het kwantitatieve onderzoek ligt de nadruk op Europese support in plaats van betrokkenheid. Hierbij komen aspecten als cognitieve mobilisatie, politieke waarden en overheidssupport kijken. Kwalitatieve studies over Europese identiteit echter worden onderverdeeld in twee groepen. Aan de ene kant zijn er de wetenschappers die Europa op dezelfde manier beschouwen als dat bij een natiestaat wordt gedaan. Zij vallen onder de categorie ‘nationaal’. Aan de andere kant zijn er juist auteurs die minder gebonden zijn aan de begrippen van territorium en identiteit. Begrippen die normaal gesproken gekoppeld worden aan de ideeën over het moderne staatssysteem (Antonsich, 2008, p. 692). Zij kijken verder dan alleen het nationale perspectief (dat traditioneel centraal staat bij het beschrijven van de natiestaat), waarbij alleen een onderscheid wordt gemaakt tussen de culturele en de politieke karakteristieken. Europa heeft in hun ogen juist een ‘transnationaal’ of een functioneel karakter. Later in dit hoofdstuk zullen deze begrippen nader worden uitgelegd. Marco Antonsich gaat in zijn proefschrift dieper in op het Europa gebruik. Hij benadrukt dat Europa door zowel naties, regio’s en politieke partijen op verschillende wijze kan worden benaderd. Er bestaan drie institutionele perspectieven hebben vanwaar uit wetenschappers Europa bestuderen (Antonsich, 2007, p.392): Tabel: 1 Europa vanuit institutioneel perspectief Inter governmentalisme: Beschouwt de EU voornamelijk als een internationaal regime of als een geïnstitutionaliseerde nauwe samenwerking tussen de lidstaten. Neo functionalisme: Hierin wordt de staat beschouwd als een superstaat. Deze wordt getriggerd door het intrinsieke functioneren van de modernisatie en globalisatie in het algemeen Post modernisme: Het tegenovergestelde van bovenstaande perspectieven. Deze worden bekritiseerd dat zij teveel blijven hangen in zogenaamde ‘territorial trap’. Dat is de benadering van de EU als moderne staat ondanks dat zaken als exclusieve territorialiteit en hiërarchische machtsstructuur, niet langer deel uitmaken van de EU. Vandaar het postmodernisme. Bron: Antonsich, 2007, p.392 3.1.2 Europese denkbeelden bij burgers volgens Antonsich Echter Europa valt niet alleen te bestuderen vanuit een institutioneel perspectief. Ook de visies en meningen van de mensen die onderdeel uitmaken van deze gemeenschap moeten hierbij worden meegewogen (Bruter, 2003, p.3). Antonsich heeft een poging gewaagd de laatste groep hierbij te betrekken door via de zogenaamde groep participanten en elites (de respondenten) interviews af te nemen die moeten helpen om Europa een gevoel te geven. Echter de vraag die aan de respondenten gesteld moet worden is wat betekent Europa voor deze mensen? Wetenschappers als Antonsich en ook 10 bijvoorbeeld Pichler prefereren een bottom-up benadering. De theoretische concepten van een Europese identiteit behelzen dus een culturele en een politieke dimensie als het gaat om wat het betekent om Europees te zijn. Echter niet alleen via een top-down, maar ook via een bottom-up approach is dus het mogelijk dit gevoel van Europa beter te benaderen (Pichler, 2008, p.411). Dit gevoel wordt nu juist zelf gepeild bij de inwoners of betrokken. Alleen op deze manier kunnen normatieve ideeën over een Europese identiteit worden ondersteunt. Antonsich en Pichler hebben dan wel een zelfde onderzoek benadering gehanteerd, toch blijken hun indelingen te verschillen. Pichler’s politieke associatie met Europese identiteit wordt onderverdeeld in het Constitutioneel patriotisme en burgerschap identiteit (Pichler, 2008, p.412). Het burgerschap identiteit is het benodigde raamwerk voor het realiseren van een gemeenschappelijke grond van identificatie. Dit burgerschap heeft voornamelijk betrekking op de rechten en plichten van de mensen. Het constitutionele patriotisme heeft betrekking op de mensenrechten en de procedurele normen. Een politieke identiteit kan hier worden opgebouwd uit de principes van universele wetten die het concept van democratie steunen. Marco Antonsich is met zijn onderzoek onder verschillende respondenten (hij gebruikt hiervoor arbeiders evenals elites) uitgekomen op twee hoofdcategorieën: Cultureel en Functioneel. Deze zullen hieronder verder worden geanalyseerd. Cultureel heeft betrekking op de culturele referenties waaraan Europa wordt gekoppeld. Deze geven Europa een bepaalde ‘regio-identiteit’. Deze referenties kunnen weer verder worden gecategoriseerd in ‘nationaal’ en ‘transnationaal’. Nationaal cultureel probeert Europa te beschrijven op dezelfde manier als er wordt gekeken naar een natiestaat. Regelmatig bekritiseren zij Europa voor het feit dat zij weinig kenmerken vertonen, die behoren bij een natiestaat. Daarom word bij Europa ook regelmatig de term ‘Wannabee’ natiestaat gebruikt (Antonsich, 2007, p.394). Aan de andere kant is er het transnationale principe, dat staat voor het rolmodel dat Europa als project speelt voor de rest van de wereld. Bijvoorbeeld internationale vrede, bescherming van mensenrechten etc. In dit geval wordt Europa bestempeld als een project, idee of principe dat universele waarden kent dat Europa transformeert in een model van democratie, mensenrechtenbescherming en de kampioen van het internationale recht (Antonsich, 2007, p.394). In functionele termen heeft Europa vooral betrekking op de bijdrage die het kan leveren voor zowel het individu evenals het collectieve aspect met betrekking op het vergroten van de welvaart (Antonsich, 2007, p.395). Hierboven volgde een summiere beschrijving van de categorieën. Hieronder zullen deze verder worden geanalyseerd. Cultureel/nationaal Wanneer Europa vanuit het cultureel nationaal perspectief wordt beschouwd moeten daarbij ook de kenmerken die normaal gesproken behoren tot een natiestaat worden meegewogen. Dit zijn onder andere: de gemeenschappelijke geschiedenis, warden, cultuur en instituties. Daarnaast kwamen de respondenten bij Antonsich ook met extra opties zoals de diversiteit van de mensen, tradities, plaatsen etc. Dit zijn zaken die Europa uniek maken en kunnen identificeren. Cultureel/nationaal refereert aan de mensen, die terugvallen op de gebruiken binnen een staat (Antonsich, 2007, p.444). Mensen, taal, cultuur, geschiedenis, tradities, religie, wet en politieke instituties zijn termen die worden gebruikt als het gaat om (een gebrek aan) Europese betrokkenheid. Naast taal wordt in het culturele nationale aspect ook de geschiedenis meegenomen als actor dat de mate van Europese betrokkenheid bepaalt. In onderzoeken van de Euro Barometer werd het gebrek van een gemeenschappelijke geschiedenis ook gezien als een obstakel voor betrokkenheid bij Europa (Bruter, 2003, p.5). Om een Franse participant te citeren: ‘Als er geen geschiedenis is, is er ook geen culturele eigendom. De Europese geschiedenis is alleen gebaseerd op economische verdragen. Dit is veel te abstract. Voor mij is de gemeenschappelijke geschiedenis belangrijker’ In onderzoeken benadrukken respondenten hierin vooral de diversiteit van deze actoren (Antonsich, 2008, p.699). Ook Paasi is in het verleden al teruggekomen op de uniekheid van Europa. ‘Europese identiteit gaat over diversiteit. Er moet erkenning zijn dat iedereen van elkaar verschilt. De verschillende staten hebben eigen verschillende tradities en culturen’ (Antonsich, 2008, p.698). Om die reden heeft Antonsich ervoor gekozen om Europa te analyseren op basis van de aspecten waarover ook studies over nationalisme worden geanalyseerd. De drie belangrijkste kenmerken hiervan zijn: etniciteit, cultureel en burgerlijk (Antonsich, 2007, p.445). Vanuit het onderzoek komt in dit geval voornamelijk de culturele 11 (bijvoorbeeld de gemeenschappelijke geschiedenis) en de burgerlijke aspecten (gemeenschappelijke waarden) aan bod bij de respondenten (Bruter, 2003, p.3). Er schuilt echter een gevaar bij het analyseren op alleen het nationale niveau. Het sluit hiermee andere aspecten uit waarmee burgers een ‘gevoel’ geven aan Europa. Door alleen het nationale aspect erbij te betrekken, zorgt dit ervoor dat de complexiteit van Europa wordt gereduceerd. Om die reden heeft Agnew een nieuwe categorie toegevoegd, de zogenaamde ‘ territoriale trap’. Hiermee krijgen wetenschappers de mogelijkheid om de natiestaat meer kenmerken te geven dan dat het alleen wordt gelabeld als een ’gefixeerde eenheid van een soevereine ruimte’ (Agnew, 1994, p.54). Een staat is hierdoor een product van zijn historie en daarom niet altijd te vergelijken met andere staten. Ditzelfde zal dan ook voor Europa gelden. Transnationaal/cultureel. Nu kijken we verder dan alleen de fysieke grenzen van Europa. In plaats van een ‘Wannabee’ natiestaat, geldt er nu het zogenaamde post-nationale aspect. Gemeenschappelijke waarden werden in het onderzoek van de Euro Barometer ook genoemd. Europa wordt op deze manier beschreven aan de hand van democratische ruimte, tolerantie, humanisme en de bescherming van mensenrechten. Deze waarden hebben allemaal een transnationaal karakter. Dat wil zeggen dat men globaler kijkt dan alleen Europa, een post-Europees perspectief (Antonsich, 2008, p.700). Sommige respondenten praten over Europa als een tegengif tegen het opkomend nationalisme en een plaats dat de plicht heeft om buitenlandse landen te helpen, die in armoede leven. Europa staat hier voor een moreel leidend principe bij het uitvoeren van buitenlandse zaken in plaats dat het functioneert als een territorium of institutie. Een Finse respondent in het onderzoek van Euro Barometer propageert met de normatieve of metafysische dimensie, die Europa behoort te hebben: ‘De Europese landen zijn gebaseerd op geografie en Europa zou niet noodzakelijk een geografische regio hoeven te zijn. Europa kan meer een gemeenschappelijke manier van denken zijn in plaats van een specifieke geografische regio’ (Antonsich, 2008, p.701). Vanuit dit perspectief is Europa geen fysieke gebonden plaats, maar eerder een idee of project, dat de natiestaat overstijgt. Het belichaamt de principebeginsels tegen het particularisme van de natiestaat. Het transnationale perspectief gaat verder dan Europa alleen te beschouwen als een potentiële natiestaat (Kastoryana, 2003, p.4). Hierin is Europa dus een principe, idee of project met globale relevantie. Vanuit dit perspectief is Europa een postnationaal aspect dat dient als een model voor de rest van de wereld. Het project van Europa is er om de behoeftes van het individu te bevredigen en aan de andere kant om vrede, democratie en mensenrechtenbescherming over de hele wereld te brengen (Bruter, 2003, p.18). Echter ook het transnationale perspectief kwam onder druk te staan van hevige kritiek. Linkse en rechtse wetenschappers bekritiseerden vooral de hypocrisie van het globale model hiervan. Linkse wetenschappers vonden dat Europa in het verleden zich veelal schuldig hebben gemaakt aan koloniale praktijken die weinig van doen hadden met democratie en bescherming van mensenrechten. Rechtse wetenschappers waren van mening dat een wereld van vrede alleen mogelijk was door toedoen van Amerika dat beschikt over de juiste militaire kracht om Europa te beschermen (Antonsich, 2007, p.430). Of Europa nu in nationale of transnationale termen wordt besproken, het zorgt voor een gevoel van sentiment, dat de potentie heeft om een bepaalde mate van identificatie onder de mensen aan te boren. Functioneel Naast een nationaal en transnationaal perspectief is er tenslotte nog een functie, waarmee de identiteit of betrokkenheid met Europa wordt aangegeven. Hierin wordt Europa gezien als een functioneel apparaat voor de individuele burger. Individueel gezien, de voordelen die gepaard gaan met Europa gaan voornamelijk over mobiliteit (het gemak van reizen, studeren of leven in een ander land) en de gemeenschappelijke munteenheid (Antonsich, 2008, p.704). Sociaal gezien worden de voordelen vooral economisch benaderd. Europa kan beter concurreren op de wereldmarkt dan een natiestaat dat kan doen. Voorstanders van het concept van een politieke Europese identiteit beargumenteren echter dat gemeenschappelijke, culturele gronden in Europa in feite te zwak zijn om een gevoel van lidmaatschap te creëren dat essentieel is voor het collectiviteitsgevoel van Europeanen (Pichler, 2008, p.412). Antonsich komt vervolgens met het functionele gebruik van Europa op de proppen, terwijl Pichler liever de term van politieke betrokkenheid gebruikt. 12 Bij ‘Europa functioneel’ gelden de nationale of transnationale waarden niet meer. Europa geldt nu als een politiek-economische institutie, dat zorgt voor economische en sociale welvaart. Dit utilitariaanse perspectief was geliefd onder de respondenten uit het onderzoek van Antonsich, waar vanuit positieve of negatieve attitudes richting Europa, in zowel goede als slechte associatie met hun welvaart (persoonlijk) en van de welvaart van het collectief waar toe zij behoorden (sociaal). Het uitspreken voor een voorkeur van de economische voordelen die Europa biedt is daarentegen ook niet geheel onverwacht. Het reduceren van bijvoorbeeld handelsbarrières is in het voordeel van de burgers met een relatief hoog inkomen, goed onderwijs en vaardigheden (Hooghe, 2004, p.1). Het nadeel van de statistische modellen is dat zij zich alleen focussen op de persoonlijke factor. Op het moment dat de respondenten het hadden over de bruikbaarheid van Europa werd er niet gesproken over een culturele dimensie. Zij lijken elke vorm van emotionele binding met Europa te negeren. Rationeel gezien erkennen de respondenten wel de positieve rol die Europa speelt bij het faciliteren van hun leven (bijv. De vrijheid van reizen en het gemak van de Euro munt) en bij het helpen van het ontwikkelen van hun regio. In dit geval is er geen sprake van een identiteit maar eerder van een politiek gevoel van ‘erbij horen’. Ze spreken dan van de ‘burgers van de EU’ of ‘leden van de EU’. Hiermee wordt dus duidelijk gemaakt dat een sentimenteel gevoel bij een politieke ruimte niet altijd hoeft te gebeuren op culturele basis, maar het kan daarentegen ook op functionele wijze plaatsvinden. Europa positief Antonsich heeft naast het onderscheid tussen het functionele en het culturele Europa tevens de verhouding weergegeven hoe Europa wordt geassocieerd door de respondenten. In eerste instantie behandelen we hier de positieve elementen op basis van de culturele referenties. Positief gezien wordt Europa gekenmerkt als een ruimte die gemeenschappelijke waarden deelt zoals cultuur en geschiedenis. Daarnaast wordt juist de diversiteit hoog aangemerkt als een positief karakter van Europa (Antonsich, 2007, p. 399). Onder de gemeenschappelijke waarden die de participanten aanhalen worden ondermeer democratie, het respecteren van mensenrechten, tolerantie, humanisme en kosmopolitisme genoemd. Dit zijn kenmerken die door enkele wetenschappers ook worden gebruikt om Europa aan te duiden. Dit wordt een ‘Kantiaanse’ ruimte genoemd volgens ondermeer Balibar, Habernas en Derrida (Antonisch, 2007, p.400). Hierin wordt aan Europa gerefereerd als een plaats waarin vrede domineert en waarin het belangrijkste doel is om als democratisch model te staan voor de rest van de wereld. Europa is hierin de burgerlijke macht dat kampioen van de mensenrechten is en in staat is om internationale conflicten vreedzaam op te lossen (Derrida, 2003, p.296). Daarnaast zijn ook het internationale recht, de gelijkheid en sociale welvaart belangrijke kenmerken hiervan. Europa is hiermee veel meer dan alleen een geografisch gebied, maar een principe, project of idee dat claimt universeel te zijn. De respondenten in Antonsich onderzoek hebben het daarom ook vaal over Europa als een tegengif tegen nationalisme. Europa staat voor een gidsend principe met morele verplichtingen ten opzichte van internationale zaken. Daarnaast komt Antonsich ook tot de conclusie dat de participanten Europa zien als een bindende factor voor natiestaten. Het idee van Europa als een collectie van burgerlijke idealen als democratie en mensenrechten komt niet alleen overeen met de kosmopolitische idealen, maar staat ook zo gedrukt in de schoolboeken in Europa. Deze versie is niet gekeerd tegen welke culturele of geografische ‘ander’ dan ook, maar is een project dat open staat voor ‘anderen’ gebaseerd op de universele waarden van zijn princiepen. Ook functioneel vallen er bij de respondenten de nodige positieve elementen aan te wijzen. Europa wordt hierin aangewezen als een plaats voor economische uitwisseling. Op persoonlijk vlak staat Europa voor een ruimte dat over het algemeen betere mogelijkheden aanbiedt of specifieker gezegd beter onderwijs. Europa negatief Door sommige respondenten wordt Europa zelfs aangewezen als ‘natie’. Echter niet alle wetenschappers staan achter deze stelling. Volgens Anthony D. Smith (1992) heeft Europa een gebrek aan alle kenmerken die het gebied tot natie zou kunnen classificeren: ‘een groep aangeduide populatie dat een gezamenlijke historisch gebied deelt, gemeenschappelijke herinneringen en mythes, een gestandaardiseerde publieke cultuur, gemeenschappelijke economie en territoriale mobiliteit etc. (Smith, 1992, p.60). Ook wetenschappers als Michael Man komt tot de conclusie dat er geen gemeenschap is dat kan worden aangesproken als ‘Euro’. De ‘Euro’ is volgens hem vooral een netwerk van hogere klassen en elites, dat zich op afstand bevindt van de emoties die behoren aan de 13 massa die zich vooral verbonden voelen aan de natiestaat (Antonsich, 2007, p. 402). In zijn geheel kijken naar de negatieve commentaren die naar voren kwamen bij het onderzoek van Antonsich, valt op dat zij dezelfde waarden hanteren die ook worden gebruikt door wetenschappers die Europa beschouwen vanuit een ‘nationaal’ perspectief. Hierin heeft Europa heeft geen gemeenschappelijke taal, cultuur of geschiedenis, waardoor het geen sentiment of culturele betrokkenheid kan creëren. 3.1.3 Conclusie betekenis Europa De wijze waarop Europa wordt gebruikt en er een gevoel bij wordt gecreëerd is afhankelijk van de manier waarop naar Europa wordt gekeken. In de onderzoeken hierboven heeft Europa voor verschillende respondenten verschillende betekenissen. Europa kan een culturele betekenis hebben in zowel nationale als transnationale zin en Europa kan juist als functioneel worden beschouwd. Daarnaast zijn er ook positieve alsmede negatieve associaties met Europa. Al deze visies en facetten samen bepalen hoe Europa in politieke debatten kan worden weergegeven. Partijen kunnen een proEuropa attitude aanhangen voor verscheidende redenen, maar zien vooral de pluspunten van Europa voor hun regio. Deze positieve associaties kunnen gebaseerd zijn op de culturele identiteit die zij voelen met Europa of juist op de functionele aspecten die Europa met zich meebrengen. Anderen ervaren de pluspunten van Europa juist als een gevaar voor hun regio. Sommigen zien Europa zelf als een natie met alle culturele kenmerken die daarbij horen. Zij worden gecategoriseerd als Europa Cultureel en er is de groep die juist het gebruiksgemak van Europa opvallen, zij vallen onder de noemer Europa functioneel. Europa cultureel kan weer een nationale of transnationale betekenis hebben. Bij het transnationale aspect wordt Europa vooral als project gezien dat het symbool voor de rest van de wereld betekent. Bijvoorbeeld als voorloper van de mensenrechten. Het nationale aspect bestudeerd Europa voornamelijk als een natiestaat met de bijbehorende kenmerken die ook bij een natie horen. Schema 2: Antonsich Europese betekenis Nationaal Cultureel Transnationaal Europa Persoonlijk Functioneel Sociaal Bron: Antonsich, 2007, p.483 Deze aspecten van Europese betekenis en identiteit zullen worden meegenomen naar de inhoudsanalyse, waarin zal worden nagegaan of de regionale politieke partijen in Vlaanderen en Schotland ‘Europa’ op een zelfde manier gebruiken. Daarbij komen ook de positieve en negatieve associaties met Europa aan bod en in welke mate dat een invloed heeft op het Europagebruik. In de inhoudsanalyse, waarbij de politieke debatten onder de loep worden genomen, zal waarschijnlijk het Europagebruik niet op deze manier naar voren komen. Zo kan een politieke partij die bijvoorbeeld een negatieve associatie heeft met Europa dit niet per se baseren op de manier waarop zij Europa wel of niet als een natie beschouwen. Hier zouden bijvoorbeeld andere redenen aan ten grondslag kunnen liggen, bijvoorbeeld dat Europa een gevaar vormt voor juist de regionale identiteit. Maar omdat het Europagebruik wel is gebaseerd op de manier waarop er naar Europa wordt gekeken zal deze categorisatie van Antonsich de leidraad vormen. Waar nodig zal er een nieuwe categorisatie worden gerealiseerd die het Europagebruik in de regio’s zal verklaren en nuanceren. 14 In eerste instantie zal in het volgende hoofdstuk aandacht worden besteed aan de wisselwerking tussen Europa en de regio’s. 15 2. Regio’s en Europa – Een wisselwerking In het voorgaande hoofdstuk is aandacht geschonken hoe Europa kan worden benaderd en op welke manier er een gevoel bij Europa ontstaat. Veel heeft te maken met het beeld dat bij Europa leeft en ontstaat en welke functie het heeft of zou moeten hebben in de ogen van zijn inwoners (Antonsich, 2008, p.692). De aspecten hiervan, door Antonsich opgenomen, worden meegenomen naar de inhoudsanalyse, waarin het ‘Europagebruik’ nader wordt gespecificeerd via een analyse van de regionale debatten in de regio’s Vlaanderen en Schotland. Er zijn essentiële verschillen tussen beide regio’s als het gaat om hun relatie met Europa. Zo is Vlaanderen inmiddels binnen Europa een belangrijke spil dat invloed kan uitoefenen op het EU beleid, zonder daarmee de federale overheid voor het hoofd te stoten. Schotland daarentegen is binnen Europa nog minder doorgesijpeld. Zij laten zich voor belangrijke zaken nog steeds vertegenwoordigen door Groot-Brittannië (scottishgoverment.co.uk, 2013). In de masterscriptie gaat meer aandacht uit naar Vlaanderen dan Schotland. De reden die hieraan ten grondslag ligt is dat de relatie tussen Vlaanderen en Europa ouder is. Vlaanderen heeft door de jaren heen langzaam maar zeker meer invloed binnen Europa kunnen uitoefenen. De Schotse relatie met Europa is relatief recenter. De manier waarop Europa in die regio’s wordt gebruikt, hangt sterk af van de manier waarop er naar Europa wordt gekeken. Maar is het concept ‘Europagebruik’ te plaatsen binnen de veranderende relaties tussen Europa en de regio’s? Om daar achter te komen is het van belang de relatie tussen Europa en de regio’s in kaart te brengen. Hoe beïnvloedt Europa de regio’s en andersom? Zijn er verschillen per regio? Het onderzoek hierin vindt op top-down niveau plaats. Dit is gedaan om de verschillen tussen de twee regio’s te benadrukken en de relaties tussen de overheidsniveaus weer te geven. In eerste instantie komt de opkomst van de regio in Europa aan bod. In deze paragraaf wordt geprobeerd een beeld te schetsen hoe de regio’s binnen Europa aan belang hebben gewonnen. Dit belang komt onder andere naar voren in de verschillende kanalen die regio’s gebruiken om hun belang te onderstrepen en zo invloed kunnen uit oefenen op Europees beleid. Om te laten zien dat de samenwerking tussen Europa en de regio’s geen eenzijdig perspectief is (d.w.z. hoe regio’s in Europa doorwerken), zal er tevens aandacht worden besteed aan hoe Europa invloed heeft op de regio’s. Hierbij wordt specifiek gelet op hoe Europa het regionaal debat beïnvloedt en hoe Europa daarin naar voren wordt gebracht door de regionale politieke partijen (door ondermeer Europeanisatie). Vervolgens kunnen deze zaken gespecificeerd worden naar de regio Vlaanderen en Schotland en kan worden uitgezocht hoe Europa deze twee regio’s beïnvloed. Dit gegeven kan vervolgens worden meegenomen naar de inhoudsanalyse, waar met hulp van dit hoofdstuk, een beter inzicht is ontstaan over het ‘Europagebruik’ in de regio’s. 2.1 Importantie van de regio De regio heeft een gevarieerde betekenis in de sociale wetenschapsdiscipline en in de historische tradities van de Europese landen (Keating, 1997, p.383). De regio is politiek geladen en gevoelig omdat het concept ‘regio’ invloed heeft op de distributie van politieke macht (Swenden, 2005, p.15). Een regio is niet noodzakelijkerwijs een territoriale afbakening aangezien er meerdere functionele processen zijn die bij een regio horen. Het is ook een insititutioneel systeem, bijvoorbeeld in de vorm van een regionale overheid of een set van instituties binnen het territorium (Keating, 1997, p.383). De regio ziet zichzelf als een actor binnen zijn nationale territorium, maar ook in de buitenlandse politiek. De regio werd vanaf het moment dat hij in de wetenschap werd beschreven, vooral gezien in de context tot de centrale staat. Echter sinds de jaren tachtig is er een nieuwe territoriale functie aan de regio toegevoegd. Hierbij gaat het om de regio in relatie tot de Europese Unie (Keating, 1997, p.386). De drang voor de regio om zich ook op Europees niveau te meten komt voort uit twee aspecten: 1. Institutionele herstructurering 2. Politieke mobilisatie Institutionele herstructurering: Doordat er nieuwe vormen van territoriale overheid zijn gekomen, hebben de meeste Europese staten ondermeer besloten tot het decentraliseren van hun instituties en bestuur. Daarnaast is Europese integratie de belangrijkste kracht dat aan de basis staat van 16 institutionele herstructurering (Keating, 1997, p.387). Het beleid van de Europese Unie heeft verschillende effecten op de regio’s. Door de constructie van de ‘Gemeenschap’ en de ‘Unie’ zijn de politieke relaties tussen staten en de regio’s gewijzigd. In vroegere jaren was het gewoonlijk de centrale machten in handen van de centrale overheden te rechtvaardigen. Perifere regionale interesses bleven eveneens klieven bij de centrale machten. Echter hedendaags is de vorm van overheid veranderd. Ook op Europees vlak heeft er een verandering plaatsgevonden. Sinds de zogenaamde ‘European Act’, hebben regio’s steeds meer gebruik gemaakt van hun recht om gehoord te worden bij zowel EU instituties als door nationale overheden. Het eigen Europese regionale beleid begon in de jaren zeventig van de vorige eeuw als louter een intestate overdracht. Dit veranderde in de jaren 80 in een meer duidelijk beleid (Keating, 1997, p.388). De subsidies werden hierin verdubbeld. De EU interventies zorgden in de regio’s voor een sterkere mobilisatie en het ontstaan van nieuwe territoriale actoren. Politieke mobilisatie Subnationale mobilisatie in Europa heeft voor een verandering gezorgd in de structuur van de autoritaire beleidsproces en beslissingsmogelijkheden (Jeffery, 2000, p.7). De verandering vindt vooral plaats in de relatie tussen de centrale overheid en de subnationale autoriteiten (Keating, 1997, p.388). Subnationale mobilisatie is de laatste jaren een onmiskenbaar onderdeel geworden van de Europese politiek (Jeffery, 2000, p.4). Regionale autoriteiten trachten manieren te vinden om nieuwe kanalen tot Europa te ontdekken, waarmee EU beleid kan worden beïnvloed. Sommigen kiezen ervoor om de centrale staat te passeren als het hier op aan komt en direct toegang te zoeken tot Europese commissies etc. Toch zijn er volgens Jeffery nog voldoende redenen om het concept van Subnationale Mobilisatie af te zwakken. Enkele redenen hiervoor zijn (Jeffery, 2000, p.5): - De tijd is nog niet rijp: Het Comité van de regio blijft een marginale rol spelen zolang zijn macht zwak is en de interne cohesie en gemeenschappelijke doelen beperkt zijn. De tijd is voorbij: The voornaamste lobbyorganisaties hebben hun hoogtepunt bereikt midden jaren negentig. De regio’s blijven afhankelijk van de centrale staat: Dit is voornamelijk het geval bij interregionale associaties waarbij toegang tot EU fondsen is gemoeid. De impact van SNA is op de lange termijn onzeker: De laatste twee eeuwen is de opkomst van een ‘regionaal Europa’ in volle gang met daarbij behorend een groeiend debat over de significantie van regio’s en hun plaats in de Europese Unie. Dit wordt aangeduid als het ‘nieuwe regionalisme’ (Keating, 1999, p.3). Een term die door Christopher Harvie is gebruikt in zijn boek uit 1994, ‘’The Rise of regional Europe’’. Dit nieuwe regionalisme wordt gekenmerkt door zijn diversiteit en zijn complexiteit. Regionalisme refereert aan een proces dat er toe leidt dat ‘’territoriale sub-eenheden binnen bestaande soevereine staten hun invloed proberen te vergroten’’ (Swenden, 2006, p. 14). Dit proces heeft een sociaaleconomische, politieke of een culturele drive of juist een combinatie van al deze factoren. Uiteindelijk besluit het ‘centrum’ (of waar de centrale overheid zetelt) of zij voor de regio’s een belangrijkere status of rol erkennen. Sterke vormen van regionalisme produceren een geregionaliseerde staat. Regionaliseerde staten hebben weer sterk ontwikkelde lokale of regionale overheidstakken met direct gekozen regeringen (Swenden, 2005, p.17). De centrale staat blijft vooralsnog wel de macht in handen houden. Zij kunnen de regionale niveaus van autonomie doen verminderen, vergroten of zelfs helemaal doen verdwijnen (Swenden, 2006, p.15). Voorbeelden van dit soort staten zijn Spanje en Groot-Brittannië. Het verschil met een federale staat is dat de regio’s in geregionaliseerde staten een zwakkere positie hebben in vergelijking met federale staten. Het ‘nieuwe regionalisme’ heeft volgens Harvie geleid tot een nieuwe definiëring van het begrip territorium. Deze veranderingen refereren vooral aan de functionele herstructurering in de economie. Door vrije handel, sectorale herstructurering en veranderingen in de productietechnologie is in sommige mate de importantie van het begrip territorium verminderd (Telo, 2006, p.4). Daarnaast is er ook sprake van culturele verandering, waarbij begrippen als identiteit, solidariteit, taal en sociale 17 gebruiken zijn toegevoegd. Cultuur is ook in bepaalde mate geglobaliseerd, maar op hetzelfde moment zijn er ook nieuwe culturele ruimtes ontstaan waarbij oude ruimtes zijn vervangen (Keating, 1999, p.3). Ook zijn er instituties in zowel de staat als de burgerlijke gemeenschap. Regionale overheden zijn in Europa ontstaan en in sommige gevallen zelfs versterkt. Ook is er sprake van regionale groei door toedoen van zakelijke organisaties, handelsorganisaties en sociale en culturele instanties. Volgens Michael Keating is regio-building steeds vaker een politiek project geworden waarin leiders symbolische referenties, publiek beleid en institutionele ontwikkeling gebruiken om zo een territoriaal raamwerk op te zetten. Het is echter een complexe taak om een regio te voorzien van een succesvol regionaal ontwikkelingsproject en de regio zo toe te laten treden in het Europese handelscircuit. Zo zijn er duidelijke economische sterkte en zwakte aspecten aan een regio toe te kennen, echter spelen sociale, culturele en politieke factoren ook een rol voor een regio indien zij kunnen innoveren en groeien (Keating, 1999, p.4). Politieke factoren zijn in deze masterscriptie een voor de hand liggend thema. Federale beleidsvelden kunnen wel of niet positief staan tegenover een regio en de regio kan zo op goede of slechte wijze worden afgeschilderd door de natie. Er is dus een situatie volgens Keating in de politieke ruimte van West Europa waarop regio’s worden geherdefinieerd. ‘Zij zijn nu politieke arena’s waar verschillende politieke sociale en economische actoren elkaar ontmoeten en waar thema’s worden gedebatteerd’ (Hopking, 2003, p.16). Tegelijkertijd presenteren zij zichzelf als actoren op nationaal en Europees beleid en duwen daarbij hun eigen interesses naar voren. We spreken echter niet meer over regio’s die ontstaan of her-ontstaan. De regio is geen natuurlijke entiteit maar een sociale constructie met een gegeven territorium, politieke ruimte en een systeem met overheidsinstituties. Er is sprake van een geregionaliseerd Europa, waarbij de regio’s echter niet gelijkwaardig aan elkaar zijn. De regio’s exploiteren hun competitieve voordelen in de markt en de politieke arena (Keating, 1997, 396). 3.2.2 Regio’s in Europa Tussen Europa en de regio’s vindt een wisselwerking plaats. Aan de ene kant opent Europa steeds meer mogelijkheden voor informele en formele regionale samenwerking. Aan de andere kant dringt Europa ook door tot in de regio zelf. In eerste instantie zal in dit hoofdstuk worden uitgelegd hoe regio’s gebruik kunnen maken van Europa. Dit kan ondermeer door in Brussel te invloed uit te oefenen bij het vormen van Europees beleid. Dit werd gedaan door de oprichting van het regiocomité en de gevarieerde afspraken voor partnerschap binnen het Europees regionaal beleid (Hooghe, 1996, p.73). Maar deze hadden tot zover weinig impact. Regionaal beleid was echter nog steeds sterk aanwezig binnen het nationale raamwerk. Leiders van regio’s met een sterke culturele identiteit, een historische verankering of nationalistische aspiraties, hebben ook geprobeerd hun plek binnen Europa te zoeken. Vele regio’s zochten eind jaren negentig naar partners, die daar op dezelfde manier over dachten. Dit gebeurde als poging om ondersteuning te krijgen in hun zoektocht binnen de Europese arena. Andere regio’s nemen juist een veel individualistische route. Zij zoeken puur naar hun eigen plek binnen Europa (Keating, 1999, p.77). Maar in hoeverre hebben de veranderende relaties van regio’s ook gevolgen voor het politieke debat binnen de regio? Hier lijkt een verband te ontstaan met de mate waarin regio’s zichzelf kunnen exploiteren en bedruipen. In eerdere stadiums had het debat een nogal eenzijdig karakter, omdat de regio nog niet die status had bereikt zoals dat tegenwoordig het geval was. Als de term ‘Europa’ viel, leek het aanvankelijk vooral te gaan over regels en grenzen die Europa oplegde. Maar doordat de relaties veranderden tussen de regio’s en de federale overheid, konden de debatten ook op een ander niveau plaatsvinden. Dat wil zeggen dat de regio, nu het bijvoorbeeld meer bevoegdheden heeft gekregen, bij specifieke onderwerpen als bijvoorbeeld milieu en onderwijs nu ook zelf wil kunnen bepalen hoe zij dit op het gewenste niveau willen krijgen. Nu zij hierin zich niet altijd gebonden willen voelen aan regels van Europa (hoewel dat in andere situaties niet anders kan), maar wel op het hoogste niveau met Europa samenwerken (Vlaanderen) ontstaan er visies van partijen die in sommige gevallen meer regionaal gericht is en in sommige gevallen meer Europees. Hooghe & Marks hebben in 2000 al verklaard dat Europa, in dit geval de Europese Unie, zorgt voor een systeem waarin meerdere actoren op verschillende niveaus (lokaal, regionaal, nationaal, transnationaal en internationaal) actief kunnen zijn door het zogenaamde Multi-Level-Governance 18 (Hepburn, 2007, p.49). Deze benadering laat zien dat er een open EU-systeem is ontstaan waarin een hele reeks actoren invloed kunnen uitoefenen in het beleidsproces. Een gevolg van het Multi-LevelGovernance is dat de regio, een van deze actoren, meer bescherming en kansen door de EU wordt geboden. Hiermee kunnen regio’s bijvoorbeeld hun economische capaciteit onderzoeken en eventueel vergroten (Hepburn, 2007, p.50). Aan de andere kant zoeken de regio’s ook Europa op. Voor deze regionale actoren is het wellicht lucratiever om hiervoor bij EU kantoren te lobbyen. Om hun doelen te bereiken, zoeken regio’s steeds vaker hun toevlucht bij Europese instituties en netwerken om zo ook een stem te geven aan hun territoriale voorkeuren (Hooghe, 1996, p.75). 3.2.3 Regionale Kanalen in Europa Eind jaren negentig waren er al pogingen om de bemoeienis van regio’s mee te wegen in de EU. Dit werd gedaan door de oprichting van het regiocomité en de gevarieerde afspraken voor partnerschap binnen het Europees regionaal beleid (Hooghe, 1996, p.72). Maar deze hadden tot zover weinig impact. Regionaal beleid was echter nog steeds sterk aanwezig binnen het nationale raamwerk. Leiders van regio’s met een sterke culturele identiteit, een historische verankering of nationalistische aspiraties, hebben ook geprobeerd hun plek binnen Europa te zoeken. De Vlaamse overheid heeft bijvoorbeeld het idee van een ‘Europa van culturen’ geopperd. Dit kan worden gecategoriseerd als een instantie dat zowel regio’s als naties mee betrekt in een poging om het profiel van deze regio’s te verhogen, die ook wel als staatloze regio’s bekendstaan. Vele regio’s zochten eind jaren negentig naar partners, die daar op dezelfde manier over dachten of juist met dezelfde problemen kampten. Dit gebeurde als poging om ondersteuning te krijgen in hun zoektocht binnen de Europese arena. Andere regio’s nemen juist een veel individualistische route. Zij zoeken puur naar hun eigen plek binnen Europa (Keating, p.77, 1999). Europa speelt sinds de oprichting van de EU een steeds evidentere rol binnen het leven van de inwoners van Europa. Een van de belangrijkste gevolgen van de opkomst van Europa is de realisatie van meer nationale kanalen, die sub-nationale politieke activiteit bevorderen (Hooghe, 1996, p.73). Regionale overheden waren vanaf de midden van de jaren negentig niet langer gebonden aan hun verplichtingen ten opzichte van de nationale staat, maar zij zich met meerdere actoren op verschillende niveaus. Lokale en regionale overheden van verschillende lidstaten hebben onafhankelijke kantoren in Brussel geopend. Sub-nationale overheden hebben een web gecreëerd van formele en informele netwerken, meestal ontworpen voor het binnenhalen van subsidies voor regio’s. Laatstgenoemden kunnen nu zelfstandig opereren in plaats via de nationale overheid (Hooghe, 1996, p.73). Daarnaast kan wellicht ook een derde niveau aan de regionale kanalen in Europa worden toegevoegd. Dat is de samenwerking en gebruik met en van Europa in de regionale debatten. Dit speelt zich dan niet in Brussel zelf af, maar in de regio’s. Dit wil niet zeggen dat elke regio op dezelfde wijze zichzelf kan manifesteren in Europa. Er zijn genoeg verschillen tussen de regio’s op organisatorisch niveau en tevens verschillen ook de mate van politieke autonomie en financiële bronnen tussen de regio’s onderling van elkaar. Hieronder volgt een opsomming van hoe regio’s in Europa en Europa zelf met elkaar samenwerken en hoe er dus een wisselwerking plaatsvindt tussen beiden. Het Comité van de Regio’s Tijdens het Verdrag van Maastricht kwamen de lidstaten van Europa tot een akkoord over de realisatie van een Comité van de Regio’s, die op dezelfde parallelle hoogte zit als het al bestaande Economische en Sociale Comité (Hooghe, 1996, p. 75). Het Comité van de regio’s kan gezien worden als een uitbreiding van het Consult van Regionale en Lokale Autoriteiten, dat in 1988 werd opgericht en dat rechten bezat over de formulering en implementatie van regionaal beleid. Het Comité van de Regio’s heeft in vergelijking met deze Consult een groter aantal leden en speelt ook een bredere rol. Zij adviseren en proberen op basis van overtuiging invloed uit te oefenen op beleid. Dit kan op twee manieren: - De leden van het Comité spreken voor regionale of lokale overheden, die Europees beleid implementeren. Europese beleidsmakers vinden het lastig om regionale aangelegenheden te negeren wanneer het op Europees beleid aankomt. 19 - Sommige leden van het Comité (voorbeelden als Duitsland en Spanje) zijn in de positie om druk uit te oefenen op hun nationale overheid via de Ministerraad of via hun eigen nationale arena. Het Comité van de regio’s is divers (Hooghe, 1996, p.75). Dit komt onder andere tot uiting in de mate van vertegenwoordiging. In het geval van de meeste landen domineren de nationale overheden het aantal sub-nationale vertegenwoordigers in het Comité. Zo zijn in Frankrijk niet alle regio’s vertegenwoordigd en bepaalt de nationale overheid in sterke mate wie er naar Brussel kan en mag afreizen. In de federale of sterk geregionaliseerde landen wordt de nationale overheid juist beperkt door sterke overheden. Spaanse, Duitse en Oostenrijkse regio’s hebben elk hun eigen zetel in het Comité en nationale overheden spelen geen rol in het selectieproces. Ten tweede zijn sommige leden (van België, Duitsland, Oostenrijk en Spaanse regio’s) in de positie om zo druk uit te voeren op hun nationale overheden direct via de ‘Council of Ministers’. In de meeste landen domineert de nationale overheid de aanwezige regionale afvaardigingen. Echter België is weer een voorbeeld (net als Spanje en Duitsland) waar de regio’s hun eigen stoel ter beschikking hebben en de nationale overheden geen rol spelen in dit proces. Het doorgeven van bevoegdheden van een centrale macht richting deelstaten is overigens niet nieuw. Regionale Kantoren Vanaf de jaren negentig hebben steeds meer regionale overheden onafhankelijke kantoren in Brussel geopend. De eerste van deze kantoren werden in 1985 opgericht en kwamen op naam van Hamburg en Saarland. In het midden van de jaren negentig hielden zeventig van deze kantoren huis in Brussel (Hooghe, 1996, p.83). Opvallend aan deze kantoren is dat zij variëren in bezettingsgraad. Sommigen kantoren zijn matig bezet bestaande uit een of twee werknemers en anderen functioneren meer als grote regionale ambassades (zie Catalonië, Vlaanderen en de Duitse Lander). Er bestaan een viertal ambities voor deze regionale kantoren (Marks, 2010, p.4): Het verzamelen van informatie, netwerken, bemiddelen en beleidsinvloed -Het verzamelen van informatie: De meeste onderzoeken hebben aangetoond dat het verzamelen van informatie een primair doel is van de meeste sub-nationale kantoren. Regionale kantoren hebben een sterke behoefte om geïnformeerd te worden over EU wetgeving om deze vervolgens te vertalen naar hun eigen wetten en praktijken (Marks, 2010, p. 4). Door alleen de nieuwsberichten te lezen raken zij niet voldoende geïnformeerd. Het verzamelen van informatie is belangrijk in Europa omdat het wetgevende proces vaak complex en duister is (Marks, 2010, p.4). Daarnaast is het Europees Parlement door alle partijen redelijk ongestructureerd en vergaderd de Ministerraad achter gesloten deuren. Het verzamelen van informatie is de basis voor het complete sub-nationale kantoor participatie, dat verder bestaat uit het zoeken van gefinancierde mogelijkheden, participeren in transnationale netwerken en het zoeken naar politieke beïnvloeding (John, 1994, p. 888). -Netwerken: Door het openen van regionale kantoren in Brussel staan diverse vertegenwoordigers in een sterke nabijheid van elkaar. Dit vermindert de transactiekosten van informatie-uitwisseling en zorgt voor dichte coöperatieve netwerken. Het samenwerken tussen deze regio’s vindt plaats op basis van verschillende associaties. Zo zijn er regio’s met dezelfde economische profielen of geografische/politieke situaties, regio’s die buren van elkaar zijn (Marks, 2010, p.5). Daarnaast werken regio’s samen om zoveel mogelijk EU financiering rond te krijgen. Voorbeelden hiervan zijn: RESIDER (staalregio’s), RETEX (textiel- en kledingindustrie) en RECHAR (koolmijnen). INTERREG is speciaal in het leven geroepen om regionale netwerken tussen verschillende landen aan te moedigen (Marks, 2010, p.5). De netwerken van de sub-nationale kantoren dienen flexibel te zijn. Ze zijn meer georiënteerd op het delen van ad hoc informatie dan dat zij hun politieke motivaties en interesses continu de voorkeur laten geven (Benz, 2000, p.38). -Bemiddelen tussen regio en EU: Sub-nationale kantoren bemiddelen tussen hun thuisfront en de Europese Unie. Een aspect van het verzamelen van informatie is van Europese actoren is het aanreiken van de informatie aan de mensen thuis: de gekozen sub-nationale vertegenwoordigers, ambtenaren, bedrijven, publieke organisaties en burgers zelf (Marks, 2010, p.6). Medewerkers van deze sub- 20 nationale kantoren zien zichzelf ook vaak als bemiddelaars tussen hun regio en de Europese Unie en zij realiseren zich dat door zich daar te lokaliseren om vervolgens de belangrijke actoren zo te informeren. Hun baan voorziet zowel overleg in hun thuisland als in Brussel zelf (John, 1994, p.890). -Beleidsinvloed: Tenslotte stellen regionale kantoren alles in het werk om invloed uit te oefenen op het EU beleid. Het verschaffen van informatie en het uitoefenen van politieke druk zijn geen twee totaal verschillende zaken (Marks, 2010, p.8). Het stimuleren en de overdracht van informatie liggen dichtbij de zaak van het invloeden van de politiek. De lobbyist dient de publieke autoriteiten namelijk te informeren omdat de angst bestaat dat de formele beslissingsprocessen gebaseerd zijn op onjuiste informatie, misconcepties of foute interpretaties. Veelal wordt de invloed op de politiek zo uitgeoefend dat het een beleid schept waarmee het de regio tevreden kan stellen. Toch zijn wetenschappers, die zich bezighouden met sub-nationale politiek, voorzichtig als het gaat om de bijdrage van regionale kantoren op het politieke beleid. Zo ontdekte Bache in 1998 dat medewerkers van regionale kantoren wel participeerden in het beleidsproces, maar niet een daadwerkelijke significante invloed kon uitoefenen op de uitkomsten van beleidsprocessen. En zowel Schotse als Welse en Engelse regionale overheden zien zichzelf liever als een bemiddelaar dat de juiste informatie aan het thuisfront doorspeelt om zo in de toekomst adequaat te reageren op politieke veranderingen (Marks, 2010, p.9). Het bestaan van al deze typen regionale kantoren in Brussel variëren per land. Zo zijn alle zestien Duitse Lander vertegenwoordigd en tevens ook de drie Belgische regio’s. Dit zijn landen met een sterk niveau van regionale binding en in elk geval domineert deze binding de representatie in Brussel (Hooghe, 1996, p.84). In Frankrijk daarentegen is de mate van regionale overheid minder sterk en hebben slechts twee departementen een kantoor. Ook in Groot-Brittannië waren tot voor kort de regio’s nog niet voorzien van veel bevoegdheden. Hoewel Schotland als regio in Groot-Brittannië bijvoorbeeld sinds de devolutie meer bevoegdheden heeft is er tegenwoordig wel een lobbykantoor in Brussel aanwezig (Marks, 2010, p.1). De onafhankelijke vertegenwoordiging van de overgebleven regionale overheden is echter erg zwak of bestaat zelfs niet. Italië voorziet in twee kantoren waarbij geen enkel van hun een regionale overheid vertegenwoordigd. Een kantoor vanuit Lazio is voornamelijk gefinancierd door private zaken, terwijl de Italiaanse overheid een regionaal kantoor ondersteunt dat de Mezziogiorno regio vertegenwoordigd. Verder heeft Denemarken drie steden afgevaardigd, heeft Ierland slechts een regionaal kantoor en sturen de Grieken en de Portugezen geen enkele regio richting Brussel. Kwantitatieve analysen van dit fenomeen onthullen dat de regio’s die zich laten vertegenwoordigen niet diegenen zijn die het meeste gefinancierd worden vanuit Europa (Hooghe, 1996, p.85). Ook de arme regio’s zijn qua representatie matig bezet. In plaats daarvan zijn juist de politiek starre, etnisch en politiek afgescheiden regio’s degenen die het sterkst vertegenwoordigd zijn in Brussel. Hoe groter de overlap tussen de competenties van een regionale overheid en de EU, hoe groter de mogelijkheid er is dat de zij zich mobiliseren in Brussel. Regionale overheden met politieke interesses die zich onderscheiden van hun nationale overheden, waardoor bijvoorbeeld een sterke regionale identiteit ontstaat, zijn ook meer geneigd zich te laten vertegenwoordigen in Europa. 21 3.2.4 Europa in de regio’s: Gebruik Europa in regionaal debat De Europese Unie speelt steeds meer een rol in het dagelijks bestaan van natiestaten en daarmee ook in zijn regio’s (Hepburn, 2007, p.9). Of het nu gaat om het ‘gevaar’ dat Europa oplevert volgens sommige partijen of juist de kansen die het biedt, anno 2013 lijkt elke partij gebruik te maken van Europa, de EU dan wel Europese integratie binnen het politieke discours (Ladrech, 2002, p.390). De Europese landen komen in aanraking met Europa op gebied van bijvoorbeeld regelgeving. De unie zelf is verdeeld tussen uniformiteit en differentiatie. De Europese integratie vergroot de functionele disintegratie van beleid en zorgt ervoor dat er veel vragen worden gesteld over de vertegenwoordiging van Europa. Door te kiezen voor een en dezelfde munteenheid en een onafhankelijke centrale bank, verdwijnt de verantwoordelijk voor natiestaten. Er ontstaat druk op de staten om het zogenaamde asymmetrische beleid uit te voeren. Hierin staat decentralisatie centraal. Staten zoeken hun weg in dit gevormde beleid. Enerzijds hanteren zij hun eigen nationale staatsbeleid, terwijl andere juist een weg zoeken om te opereren binnen de Europese politieke ruimte evenals in hun eigen nationale bestel. Eind jaren negentig waren er al pogingen om de bemoeienis van regio’s mee te wegen in de EU (Hepburn, 2007 p.11). Maar hoe wordt Europa op regionaal niveau gebruikt? De regio’s laten de laatste jaren zich binnen de EU steeds vaker van zich horen (Hepburn, 2007, p.12). De ene regio (Vlaanderen) wordt door de gemeenschap serieuzer genomen dan de ander (Schotland). Onderling hebben deze regio’s allicht verschillende belangen. Toch neemt om die verschillende redenen het gebruik van ‘Europa’ binnen het politieke debat daar ook toe. Of het nu gaat om het instant houden van de natie, meer autonomie, of volledige zelfstandigheid, de politiek voelt het belang van Europa binnen de voor hun gestelde toekomstplannen met de regio. Wetenschappers door de jaren heen benadrukken de mate van belangrijkheid van het effect van Europa op het regionaal niveau (Hepburn, 2007, p.12). Zo leggen Marks en Hooghe de nadruk op het open karakter dat het nieuwe Europese systeem met zich meebrengt. Door het Multi-level-governance, ook wel MLG genoemd, ontstaat er meer ruimte voor zogenaamde niet-statelijke actoren om betrokken te geraken bij beslissingen op verschillende niveaus. MLG wordt hier gedefinieerd als een ‘beleidscreatie-proces waarin autoriteit en de invloed van het beleid op verschillende overheidsniveaus, te weten sub-nationaal, nationaal en supranationaal (Marks, 2000, p.6). Waar partijen vroeger veelal concentreerden voor verkiezingen die invloed hadden op of nationaal, regionaal niveau of Europees niveau, lijkt het er sterk op dat door het zogenaamde MultiLevel-Governance al die drie niveaus door elkaar werken. Europa kan dus worden gesteld als een arena waarin politieke actoren hun doelen najagen. Het proces van Europeanisatie is volgens Hepburn weer een toegevoegde dimensie van partijcompetitie, dat door partijen kan worden geëxploiteerd om hun perceptie te veranderen van een politieke kwestie (Hepburn, 2007, p.13). De term ‘Europeanisatie’ valt als het gaat om de wijze waarop Europese integratie door de jaren heen politieke partijen op zowel nationaal als regionaal niveau heeft beïnvloedt (Ladrech, 2002, p.390). Er bestaat een verschil tussen Europeanisatie en de verscheidene integratie-theorieën. Europeanisatie is een set van post-ontologische puzzels. Er is een proces van Europese integratie gaande en de EU heeft daarbij zijn eigen instituties en beleid over ontwikkeld (Dardealli, 2004, p.2).De puzzels refereren overigens niet aan de vraag hoe lidstaten Europese integratie produceren en of de EU meer een intergovermenteel dan wel een supranationaal karakter heeft. In plaats daarvan gaat het proces van Europeanisatie over het brengen van binnenlandse politiek in het begrip Europese integratie, zonder de veronderstelling dat de Europese en nationale instituties een bepaalde richting op neigen (Dardealli, 2004, p. 3). Talloze begrippen hebben de revue inmiddels gepasseerd over Europeanisatie. Een daarvan is in 2001 door Risse uitgesproken: ‘We definiëren Europeanisatie als het ontstaan en ontwikkeling van heldere overheidsstructuren op Europees niveau’ (Dardealli, 2004, p.5). Een andere heldere beschrijving luidt: ‘Europeanisatie behelst de processen van a) constructie, b) verspreiding en c) institutionalisatie van formele en informele regels, procedures, beleid, stijlen, ‘manieren van dingen doen’ en gemeenschappelijke waarden en normen die in eerste instantie zijn vastgesteld en geconsolideerd in het EU beleid en vervolgens zijn geïncorporeerd binnen nationale en sub-nationale zaken, politieke structuren en publiek beleid’ (Dardealli, 2004, p.5). 22 Bovenstaande lezing is door Claudio Radealli opgesteld. Europeanisatie is in dit geval een interactief proces en wordt niet gezien als een simpel proces waarbij uni-directionele reactie naar Europa plaatsvindt. Het is bruikbaar om Europeanisatie te benaderen via een top-down systeem waarbij de impact van EU of Europa op binnenlandse systemen kan worden geanalyseerd. Het idee van impact is echter statisch en mechanisch, echter kan Europeanisatie zorgen voor verschillende mogelijkheden. De verschillende actoren kunnen Europa op verschillende manieren gebruiken: Europa kan worden afgeschilderd als een bron van inkomsten zonder bemoeienis van Brussel en zij kunnen verzeild raken in het Europese discours. Europeanisatie gaat over hoe binnenlandse verandering plaatsvindt en de patronen van aanpassing zijn complexer dan alleen de reacties naar Brussel toe (Dardealli, 2004, p.4). Dit kan ook binnen een schema worden vastgesteld: Schema 3: Proces Europeanisatie Druk vanuit Europese lidstaten tussenliggende variabelen reacties en verandering op het binnenlandse niveau Bron: Dardealli, 2004, p.4 Hoewel er verschillende manieren zijn om de term ’Europeanisatie’ te benaderen echter is er een simpele manier om grip op de definitie te krijgen. Dat is door onderscheid te maken tussen de achtergrondconcepten en gesystematiseerde concepten (Dardealli, 2004, p.2). Als een achtergrondconcept refereert Europeanisatie aan alle mogelijke manieren waaraan je deze term kan koppelen. Dat wil zeggen onder andere de evolutie van het begrip (vanaf de Renaissance) en dit kan vervolgens bijvoorbeeld worden gekoppeld aan de opkomst van het individualisme in Europa. Het achtergrond concept valt nog het best te vergelijken met een encyclopedie (Featherstone, 2003, p.2), terwijl het systematische concept juist meer op een lijn met het woordenboek zit, dat wil zeggen de feitelijke definitie van het begrip. Een van de belangrijkste definitie van het begrip Europeanisatie luidt: ‘’Het ontstaan en de ontwikkeling van afgescheiden overheidsstructuren op Europees niveau’’ (Featherstone, 2003, p.4). Maar wanneer vindt het proces van Europeanisatie plaats? Volgens Dardealli wordt de EU een cognitieve en normatief raamwerk en zorgt het voor oriëntatie van de logica van betekenis en actie. Er is een veranderingsproces gaande als reactie op de druk vanuit de EU of als het gebruik van Europa. Europeanisatie is zowel de druk vanuit Brussel dan wel het gebruik van Europa (Dardealli, 2004, p. 11). Maar hoe zorgt Europeanisatie voor procesverandering? Er worden soorten mechanismen onderscheden, waarbij de link richting overheidsbeleid centraal staat. Er zijn drie soorten overheidsmodellen hiervoor: Afdingen en onderhandelen, hiërarchie en gefaciliteerde coördinatie. Er vindt veel onderhandeling plaats tussen de binnenlandse actoren en de EU. Dit kan gaan over sancties maar ook over de interpretatie van regels (Tallberg, 2002, p.615). Het proces van Europeanisatie laat zien dat Europa en bijvoorbeeld regio’s dichter bij elkaar komen. Zeker omdat Europa nu de voordelen lijkt te bieden waar in ieder geval regio’s gebruik van kunnen maken, zonder dat zij daarbij onder druk van Brussel komen te staan. Als er sprake zou zijn van een wisselwerking komt de vraag op hoe Europa zich dan binnen de regionale politiek dringt. Als we kijken naar de systemen van deze nationale politieke partijen zijn er twee manieren waarop Europa wellicht een invloed heeft gehad op deze systemen (Mair, 2000, p.29). Ten eerste lijkt het er op dat door de toenemende invloed van Europa het formaat van het politieke systeem is veranderd. Dat wil zeggen dat het aantal relevante politieke partijen in de politieke arena is toegenomen. Ten tweede lijkt het erop dat Europa het mechanisme van de partijsystemen heeft beïnvloed (Mair, 2000, p.30). Dit komt naar voren op de manier hoe de partijen op het hoogste politieke podium met elkaar communiceren. Bijvoorbeeld door de ideologische afstand tussen partijen te wijzigen of juist aan te moedigen om het concept ‘Europa’ meer toe te laten in het debat. Toch zou een specifiek onderzoek moeten uitwijzen of de invloed van Europa op het politiek klimaat in de lidstaten zo duidelijk kan worden gesteld (Hepburn, 2007, p.11). Als de invloed van Europa op de politiek in de lidstaten al gering is volgens Peter Mair, hoe zit het met de theorie die gaat over de politieke partijen en Europa in regio’s? Vele wetenschappers hebben verklaard dat Europese integratie vele kansen hebben gecreëerd voor politieke actoren op regionaal niveau (Hepburn, 2007, p.11). Anderen hebben weer bewezen dat 23 de ontwikkeling van regionale partijen duidelijk nauw verbonden is met supranationale integratie, mede mogelijk gemaakt door hun aanpassing aan Europese kwesties en hun betrokkenheid bij transnationale allianties (Hepburn, 2007, p.12). Peter Mair heeft bij zijn analyse over de invloed van Europa op politieke partijen op regionaal niveau enkele verschillende bevindingen gedaan. Ten eerste beroepen vele regionale actoren zich op het zogenaamde ‘Europa van de regio’s’. Dit heeft ervoor gezorgd dat regionale politiek meer van zich heeft doen laten spreken in de EU. Echter de manier waarop de politieke partijen dit interpreteren, verschilt. Zo willen sommigen niets weten van een Europa van de regio’s, om zo bijvoorbeeld meer autonomie te bereiken. Ten tweede, in plaats dat de capaciteiten van deze regio’s hierdoor worden beperkt, zorgt de integratie ervoor dat regionale actoren direct toegang hebben tot Europese instituties. Zij proberen hiermee voordeel te halen uit hun territoriale projecten en doen zo dus mee in verschillende netwerken op Europees niveau. De derde en laatste invloed van Europa op de politieke partijen op regionaal niveau is dat vooral nieuwe ontstane partijen (vooral in de UK, Spanje, Italië en België) meer druk uitoefenen voor meer invloed binnen de Europese politiek (Mair, 2000, p.28-30). De opkomst van de regio´s en het regionalisme en de gevolgen hiervan, vertalen zich volgens Keating ook in de politieke mobilisatie. Hepburn onderscheidt drie periodes die de evolutie van de regionale partijen en hun relatie tot Europa identificeren (Hepburn, 2007, p.9) 1979/1987, een periode die wordt gekarakteriseerd door nationalistische en linkse animositeit gekoppeld aan het Europese project en de focus van de staat die dient als de ´gever´ van autonomie. Partijen raakten meer betrokken bij Europese zaken door middel van de invoering van het stemrecht voor het Europees Parlement. De territoriale eisen van de partijen waren nog niet gericht op Europa maar op de staat. Tegelijkertijd waren regionale elites betrokken bij het binnenhalen van meer invloed op de staat en het regionale beleid. De focus lag op het onderhandelen voor meer autonomie om meer toegang te krijgen tot federale bronnen. De focus op het staatscentrum veranderde door de verdieping van de Europese integratie en de populariteit van het ´Europa van de regio´s´. 1988/1995, hierin leidde het idee van een regionaliseert Europa tot een convergentie van partijeisen voor meer autonomie in Europa. De groeiende trend richting decentralisatie zorgden voor constitutionele tevredenheid. Tegelijkertijd groeide een andere vorm van autonomie, naast die van het realiseren van het Europa van de regio´s. Europa werd steeds meer gezien als het orgaan voor het binnenhalen van structuurfondsen en bronnen. Regio´s wilden steeds meer toegang tot Europa. 1996/2005, het falen van het Europa van de regio´s zorgde ervoor dat partijen zich meer toelegden op strategieën die hun positie binnen de staat zouden veranderen. Tevens zochten zij meer autonomie van Europa af. Partijen vroegen zich vaker af of hun politieke strategieën overeenkwamen met die in Europa. Voornamelijk omdat Europa de regio´s niet sterk genoeg erkende. Partijen namen ook meer Eurosceptische houdingen aan 3.2.5 Conclusie De opkomst van de regio in Europa heeft ervoor gezorgd dat de EU niet meer om de regio heen kan. In de laatste decennia is een samenwerking waar te nemen tussen aan de ene kant Europa en aan de andere kant de verschillende regio’s binnen de lidstaten van de EU. Zij hebben de toegang tot verschillende kanalen waarmee zij op hun manier invloed kunnen uitoefenen op EU beleid (Hooghe, 1996, p.3). Voorbeelden van kanalen waar Europese regio’s toegang tot hebben zijn: Het comité van de regio’s en regionale kantoren. Niet elke regio heeft dezelfde stem binnen deze kanalen. Zo zijn er regio’s die nog niet dusdanig door hun centrale overheid worden voorzien van verantwoordelijkheden, waardoor zij of een minimale stem hebben in het comité dan wel door de centrale overheid zelf worden vertegenwoordigd. Dit hangt weer sterk af van de mate waarop een regio geregionaliseerd is (Swenden, 2005, p.6). Geregionaliseerde regio’s zijn regio’s met sterke, zelf gekozen regionale overheden. Zij worden voldoende door hun federale overheid erkend en krijgen de mogelijkheid voor hun eigen verantwoordelijkheden op te komen. Sterke regio’s hebben veelal hun regionale kantoren volop benut, terwijl de zwakkere regio’s veelal acteren als lobbykantoren. 24 Aan de andere kant werkt Europa ook door binnen de regio’s zelf. Een van de manieren waarop dit gebeurd is door middel van Europeanisatie. Europa is inmiddels ook doorgesijpeld binnen regionale parlementen en bij politieke partijen. Afhankelijk van hun beeldvorming ten opzichte van Europa en hun regio, bepaald de manier waarop Europa binnen het regionaal debat wordt gebruikt. Hoe de regio’s Vlaanderen en Schotland tegen Europa en hun regio aankijken, komt in het volgende hoofdstuk naar voren. Een belangrijke expliciete conclusie die te trekken valt is dat Multi-LevelGovernance niet alleen gaat over de relaties tussen de verschillende bestuurslagen, maar ook daadwerkelijk hoe Europa indaalt binnen de regionale politieke debatten. 25 3.3. Regionale politieke strategieën Het belang van de regio heeft in de vorige eeuw een opmars gemaakt. Echter waar projecten in regio’s in eerste instantie meer gericht waren op het renoveren van achtergestelde delen van steden, werden aan het eind van de vorige eeuw nieuwe pogingen ondernomen om nieuwe strategieën voor de regio’s te realiseren (Albrechts, 2007, p.113). Een van de belangrijkste aspecten van deze nieuwe ondernemingen was dat regio’s steeds meer geïnstitutionaliseerd werden. Regio’s kregen eigen overheden met eigen nieuwe verantwoordelijkheden in verhouding tot voorgaande situaties waarin de centrale staat de het grootst gedeelte van de macht in handen had. Maar van groter belang zijn de verschillen, die op dat moment tussen de landen waren en tevens het belang van bepaalde momenten. Geen regio is verder hetzelfde. De relatie met de centrale overheid verschilt per regio en ook de mate van sterkte van regio’s komen in Europa niet altijd overeen. De verschillen tussen landen en het belang van bepaalde momenten bepalen de manier waarop een regio zijn politieke doeleinden formuleren. Sommige auteurs suggereren dat doordat Europa steeds belangrijker werd, de centrale staat zijn positie kon versterken en ook de autonomie van nationale uitvoerende machten kon vermeerderen, omdat lidstaten de snelste weg naar Europa zijn (Borzel, 1999, p.574). Anderen wetenschappers stellen juist het tegenovergestelde. Zij menen dat Europese integratie er voor zorgt dat binnenlandse actoren als de regio, de centrale macht en de nationale uitvoerende macht omzeilt en zo de rol van de centrale overheid verzwakt. Een derde groep wetenschappers prefereert geen sterkere of zwakkere regio’s maar voorziet juist een fundamentele verandering waarin het Europese Multi-level governance hoogtij viert (Borzel, 1999, p.574). Europese, nationale en regionale actoren werken meer samen in plaats van dat zij hevige concurrentie met elkaar ondervinden. Toch gaat de aandacht in de masterscriptie uit naar de verschillen tussen regio’s. De regio’s Vlaanderen en Schotland zijn als cases genomen omdat zij een sterk symbool vormen voor de manier waarop regio’s hun veranderende relatie met de centrale overheid vormgaven in een regionale strategie. Vlaanderen krijgt in dit geval meer aandacht omdat zij al sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw zijn begonnen met regionale strategieën. Schotland daarentegen heeft een kortere geschiedenis wat dat betreft. Het verschil in strategieën is bekeken vanuit een bottom-up positie. Want niet alleen tussen de staten top-down zijn er verschillen, maar ook tussen de regionale actoren bottom-up is er sprake van afwijkingen. Hoe verschillen deze regionale strategieën? Ook over regionale politieke strategieën bestaat het een en ander aan wetenschappelijke artikelen. Een van de eersten die het thema bespraken waren Rokkan en Urwin in 1983 (Hepburn, 2007, p.39). Zij gaven een overzicht van uiteindelijke doelstellingen, die perifere partijen zouden kunnen hebben, gerangschikt van volledige onafhankelijkheid, confederalisme, federalisme, regionale autonomie, perifeer protest tot het opbouwen van een perifere identiteit. Om dit te bereiken werd eveneens een lijst samengesteld: Geweld en terreur, verkiezingen, de formatie van een politieke partij om territoriale interesses aan te wakkeren, penetratie van nationale partijen, dochterorganisaties opzetten en propaganda. Het Multi-level governance is ook doorgedrongen tot de regionale politieke partijen. Normaal gesproken is de manier waarop het gedrag van politieke partijen wordt geanalyseerd juist single-level (Deschouwer, 2003, p. 213). Dat klinkt logisch aangezien grote grensoverschrijdende kwesties een zaak is voor de nationale politiek in plaats van de regionale politiek. Toch is de regionale politiek hedendaags ook multi-layered. Een van de oorzaken hiervan is de politisering van het beleidsproces op Europees niveau (Deschouwer, 2003, p. 213). Dit heeft geresulteerd in een toegenomen aandacht voor publieke aangelegenheden en voor het stemgedrag in voor Europese verkiezingen. Er is in de wetenschappelijke wereld meer aandacht gekomen voor het gedrag van politieke partijen binnen multi-layerd systems. Een van de oorzaken hiervan zijn de administratieve ontwikkelingen, die binnen een aantal Europese nationale staten plaatsvinden. Het regionalisatieproces in België, Spanje en Groot-Brittannië heeft gezorgd voor nieuwe multinationale en ook nonsymmetrische regionale en/of federale staten. Partijen en partijsystemen verschillen tussen de regio’s onderling en daarom ook tussen de regio’s en het hogere staatsniveau. Vooral regionale verkiezingen is een interessant onderzoeksveld geworden voor wetenschappers en de relaties tussen regionale en 26 nationale verkiezingen genereren vragen die relateren aan het strategisch gedrag van deze partijen in dit nieuwe institutionele milieu. Politieke partijen in de regio’s hebben zo hun eigen toekomstplannen met hun regio. Hierboven hebben Rokkan en Urwin enkele mogelijke regionale strategieën verklaard. Wetenschappers koppelen autonomie en capaciteit veelal in de context van staatsoevereiniteit. ‘Autonomie is onderhandeld binnen een staat, dat ontstaat wanneer vanaf de beslissing van een staat om een deel van de beslissingsbevoegdheden de delegeren richting een of meer van zijn grondwettelijke delen’ (Hepburn, 2007, p.49). Bullain trekt dit breder door de Europese Unie hierbij te betrekken. Hij stelt dat autonomie behelst: ‘de actuele delegatie van regulerende machten van centrale overheden (in dit geval ook de EU) naar de instituties van de autonome regio’. Autonomie wordt veelal gekoppeld aan vergaande vormen van onafhankelijkheid. Maar, blijkt uit Rokkan en Urwin, zijn er vele andere gradaties van autonomie door politieke partijen waar te nemen. Substaten zijn niet langer gebonden aan de grenzen van de natie, maar zoeken naar vormen die veel minder sterk zijn dan onafhankelijkheid (Hepburn, 2007, p.50). Ook zijn er regionale strategieën waar te nemen, die juist haaks staan op termen als autonomie en onafhankelijk. Hepburn haalt in zijn artikel uit 2007 5 verschillende aspecten naar voren, die ontstaan vanuit regionale politieke strategieën: Tabel 4: Regionale Strategieën: Unitarisme: Dit wordt ook wel gezien als de volledige integratie van een territorium binnen een staat, waar geen erkenning is van culturele, politieke of economische divergentie. Kortom gezegd willen politieke partijen binnen een regio juist zoveel mogelijk dat de staat niet versnippert, maar bij elkaar wordt gehouden. Voorbeelden zijn de Italiaanse communistische en socialistische partijen die in de jaren 40 en 50 trachtten een gecentraliseerd model te creëren (Hepburn, 2007, p.51). Unionisme: Dit kan wellicht worden gezien als een mildere vorm van unitarisme. De macht is nog steeds gecentraliseerd, maar met de erkenning van de interesses en identiteiten van regionale gemeenschappen. Unionisten geven eerder gezegd erkenning aan een regio via non-constitutionele kanalen, zoals bestuurlijke decentralisatie of de instandhouding van regionale culturen of onderwijssystemen. Dit alles leidt niet tot ondermijning van de staatssoevereiniteit of nieuwe vormen van onafhankelijkheid (Hepburn, 2007, p.53). Partijen die voor unionisme zijn, zijn over het algemeen tegen het toegeven van constitutionele rechten voor een regio, maar zien liever dat regio’s in culturele of economische zin meer worden gewaardeerd. Voorstanders van unionisme denken ook dat de regio beter kan worden vertegenwoordigd door de staat. Devolutie: Deze vorm autonomie impliceert de decentralisatie van bestuurlijke of wetgevende machten aan een specifieke substaat territoriale eenheid. Dit kan tot regionaal gekozen Parlementen of overheden tot gevolg hebben, die uitvoerende, bestuurlijke en/of fiscale machten kan bezitten. Het verschil tussen devolutie en federalisme zit hem erin dat partijen die devolutie predikten, zij meer autonomie willen puur voor hun eigen regio (Hepburn, 2007, p.55). In elk geval zorgt devolutie voor de decentralisatie van verschillende soorten bevoegdheden. Deze kunnen variëren van gezondheidszorg, educatie, transport, terwijl de centrale overheid controle heeft over de buitenlandse relaties, defensie en het monetair beleid (Deacon, 2006, p.5). Federalisme: Dit is het transformatieproces van een devolutie of unitaire staat naar een federale staat. Maar dit geldt niet voor een specifieke regio in de staat, maar alle regio’s. Hepburn laat weten dat federalisme een ‘politieke organisatie is waarin de overheidsactiviteiten worden verdeeld in regionale overheden en centrale overheden, waarin elke overheid activiteiten heeft waarover het eindbeslissingen mag maken. Federalisme is een meer drastisch radicaal proces dan federalisme, omdat het de hele structuur van de staat veranderd (Hepburn, 2007, p.59). Alle regio’s worden in ieder geval gelijk behandeld en er bestaat geen onderscheid voor een specifieke regio met bepaalde culturen of economische identiteiten. Een belangrijk aspect van federalisme is het concept van subsidiariteit. Dit wil zeggen dat beslissingen worden genomen op het laagste, meest toepasselijke niveau. 27 Onafhankelijkheid Dit heeft betrekking op volledige separatie van de regio van de rest van het land en daarbij de oprichting als een onafhankelijk soevereine staat met volledige machten over zijn interne en externe zaken. Waar devolutie nog over gedeelde pakketten van bevoegdheden spreekt, gaat onafhankelijk een aantal straten verder. Het is mogelijk voor partijen om een onafhankelijkheidsstrategie voor hun partij na te streven en ondertussen de macht van de regio proberen te vergroten (Hepburn, 2007, p.64). Maar hoeveel autonomie kan men claimen als al zoveel bevoegdheden al opwaarts zijn verschoven? Als antwoord hierop zoeken partijen dan hun onafhankelijkheid binnen een groter politiek of economisch raamwerk voor de nieuw gevormde staat. Voorbeelden hiervan zijn de Europese Unie of de NAFTA. Bron: Hepburn, 2007, p.50 3.3.1 Gebruik Europa en strategieën in regionale politiek In het hoofdstuk over de betekenis van Europa is aandacht besteed aan de wijze waarop naar Europa kan worden gekeken en welke betekenis het kan hebben voor zijn inwoners. Uiteindelijk is daar een categorisatie naar voren gekomen, die de leidraad vormt voor het onderzoek naar het ‘Europagebruik’ binnen de regio’s Vlaanderen en Schotland. In de paragraaf hiervoor is een overzicht weergegeven van verschillende manieren hoe regio’s worden gebruikt. Het vorige hoofdstuk heeft betrekking op de relaties tussen Europa en de regio’s. Via het begrip multi-Layerd-System is aangetoond dat Europa niet alleen ervoor zorgt dat regio’s hun weg via allerlei kanalen richting de EU zoeken om daar te proberen invloed uit te oefenen op EU beleid. MLG betekent ook dat Europa zijn indaalt in de regio’s zelf en zodoende door regionale politieke partijen onderwerp wordt van een politiek debat. Europa wordt door de regionale politieke partijen gebruikt voor verschillende regionale strategieën die in het vorige hoofdstuk zijn aangehaald. In dit hoofdstuk zal worden gekeken hoe in deze regio’s naar Europa wordt gekeken en hoe Europa wordt gebruikt door de regionale politieke partijen. Daarbij komen ook de regionale strategieën in de regio’s Vlaanderen en Schotland naar voren. 3.3.2 Gebruik Europa in de regio: Schotland Als het gaat om de houding van Schotland tegenover Europa, zijn er in eerste instantie twee tijdperken aan te wijzen. De inwoners hebben het niet voor niets over het Schotland van voor en het Schotland van na de devolutie (Deacon, 2004, p. 38). Devolutie heeft betrekking op de decentralisering van bevoegdheden van de centrale staat in Westminster Abbey richting de regio’s (waaronder ook Schotland valt). Op het moment dat de devolutie een feit werd, was de EU inmiddels ontwikkeld tot meer dan een intergouvernementele organisatie. Aan de andere kant konden de nieuwe autoriteiten terugvallen op de infrastructuur die was opgebouwd door de Schotse ministeries was opgebouwd voor de devolutie. In vergelijking met bijvoorbeeld Catatonie onder Franco, hebben zowel Schotse als Welse partijen de vrijheid om hun eigen partijen, relaties en alternatieven op te bouwen. 28 Tussen de twee referenda in, de periode van 1975 en 1996, nam de relevantie van Europa binnen het constitutionele debat toe. Dit kwam door een aantal factoren. Ten eerste de introductie van directe verkiezingen van het Europees Parlement, maar vooral de belangrijkste factor is de verkiezing van Winnie Ewing voor de SNP. Dit zorgde voor een directe institutionele link tussen het nationalistische project van de partij en Europa. Zijn bijdrage aan de partij zorgde voor een meer pro-Europa dimensie (Hepburn, 2007, p.76). De toenadering van de SNP richting Europa en vooral zijn adaptatie van het onafhankelijk-in-Europa-beleid, zorgde ervoor dat ook andere partijen om hun posities aangaande Europese integratie te heroverwegen. Zij namen zo langzaam ook de Europese ideeën aangaande kwestie over voor het in politieke debat. De houding van politieke partijen in Schotland veranderde aangaande Europa. Toen Thatcher in haar tijd als minister weinig aandacht toonde aan de Schotse politiek, was het juist Europa dat langzaam begon na te denken over een gedeeld systeem van soevereiniteit. De herverkiezing in 1987 en in 1992 gaf hier nog wat extra nadruk op. Zeker omdat de Schotten juist voor Labour kozen en daarmee een Schots Parlement met sterke Europese betrekkingen wilde afdwingen (Brown, 1998, p.23). De Schotse Labour en de Liberal Democrats werden steeds actiever in het debat over de toekomst van Schotland en de rol voor de regio in de veranderende constructie van Schotland. In hun ogen hadden zij hiervoor devolutie nodig. Er was in vroegere dagen nooit echt sprake van, diplomatiek uitgedrukt, Schotse sympathieën richting Europa. Het referendum in 1975 over de toetreding van Groot-Brittannië in de EEC wees uit dat de Schotse ‘ja’-stem gemiddeld lager uitpakte dan die van heel Groot-Brittannië. De toetreding van G-B was voornamelijk het werk van de conservatieven en Schotland was, gezien als geografisch periferie, bang voor de dominantie van de rijke landen, die de blauwe banaan vormden (Nagel, 2004, p.64). De Schotse Labour partij herbergde meer anti-Europese afgevaardigden dan hun Engelse collega’s dat hadden. Vooral de SNP (Scottish National Party) voerde harde campagne tegenover toetreding tot de EU. Zij zagen Europa vooral als hindernis voor de eventuele veranderingen, die Schotland meer bevoegdheden zouden moeten geven. Een onderzoek naar de documenten en verslagen van SNP conferenties laat zien dat de verandering naar het huidige Europese beleid plaatsvond in de late jaren tachtig. Terwijl in 1982 op de jaarlijkse conferentie nog werd gesteld dat lidmaatschap van de EEC nog tegen de belangen in gaat van de Schotse nationale interesses, in 1988 werd echter door de partij naar buiten gebracht dat, na onderhandeling, een toetreding tot de Europese gemeenschap acceptabel is voor de Schotse bevolking. Een onafhankelijk Schotland heeft een belangrijk woord binnen de gemeenschapspolitiek. Nationalisten in Schotland betwisten dat na de afscheiding, geen nieuw toelatingsproces tot de EU nodig zal zijn. De U-turn van de SNP kwam niet geheel onverwacht uit de lucht komen vallen. Het heeft mede plaatsgevonden door toedoen van fundamentalisten als Winnie Ewing, die als lid van het Europees Parlement voor de Highlands en de Islands, ging over het veiligstellen van Europese fondsen voor deze regio. Zoals hij verklaarde ‘ik probeerde bij Euro-collega’s een plek voor Schotland in hun hart te veroveren’(Hepburn, 2007, p.75). Maar ook links georiënteerde politici als Jim Sillars namen deel. Met het nieuwe concept omtrent Europa, neemt de SNP meer afstand van de poging tot afscheiding. Onafhankelijkheid binnen Europa is minder bedreigend. Het geeft de partij een modern, realistische en pragmatisch standpunt. Daarnaast zorgt het voor verlaging van verwachte afscheidingskosten en neemt de partij ook afstand van het Anti-Europese Thatcherisme (Nagel, 2004, p.67). De Schotse Labour partij stond begin jaren tachtig ook voor het terugtrekken van Groot-Brittannië uit Europa. Margret Thatcher en de SNP zorgden ervoor dat deze positie werd gerectificeerd. Vooral Thatcher hield bij het overtuigen van de partij dat de Europese gemeenschap niet zo slecht was als het leek. Ook het succes van de SNP maakte een nieuwe formulering noodzakelijk. De Schotse Arbeidspartij startte sindsdien met een nieuwe campagne onder de leus: ‘Schotland in het GrootBrittannië in Europa’. De Schotse Liberale Democraten waren enthousiaste voorstanders van Europese integratie. Zij waren supporterde ondermeer de pogingen van Labour en de Conservatieven om zich in 1970 aan te sluiten bij de EC. Tijdens het referendum van 1975, stemden de Liberalen voor, maar kwamen zij niet terecht in de kringen van de conservatieven. De Liberalen benadrukten altijd het belang van een politieke unie, terwijl de Tories (Conservatieven) juist heel erg de voordelen zagen van een economisch gedecentraliseerd Europa (Hepburn, 2007, p.75). 29 - Onafhankelijkheid: Dit is het doel van drie verschillende partijen in Schotland. De Scottish National Party (SNP), Scottish Social Party (SSP) en de Scottish Green party. Toch variëren de wijze waarop deze onafhankelijkheid moet worden bereikt aanzienlijk. De SNP adopteerde in 1988 een beleid van ‘onafhankelijkheid in Europa’ als reactie op beschuldigingen om Schotland af te scheiden van GrootBrittannië. Echter wordt de stelling dat Schotse onafhankelijkheid het beste kan worden gediend binnen een Europees raamwerk, tegengesproken door twee andere politieke partijen. Te weten de SSP en de Groenen. Zij zijn tegen een Europees lidmaatschap en eisen onafhankelijkheid buiten Europa. De SNP vindt dat Schotland een volledige rol moet kunnen spelen binnen de EU als een normale natie en onafhankelijk lidstaat. Zij vermijden elke stelling die Schotland aanduidt als regio. - Federalisme: Binnen het Schotse politieke spectrum zijn alleen de Liberaal Democraten die officieel het federalisme aanhangen (Hepburn, 2007, p.92). Zij prefereren een systeem waarin Schotland, Wales, Noord-Ierland en de Engelse regio’s (mits zij daar interesse in hebben) controle zullen hebben over bepaalde binnenlandse zaken. De federale overheid behoudt dan andere competenties zoals buitenlandse zaken, defensie en het macro-economisch beleid. Dit is een alternatief op het Devolutiesysteem dat door Labour wordt voorgesteld. De Liberaal Democratische Partij is van oudsher ook een voorstander van een federaal Europa. Dit komt overeen met een van de belangrijkste speerpunten van de partij: Vrede en veiligheid is enkel en alleen te bereiken is via internationale samenwerking, vrijhandel en de verspreiding van de staatsmacht aan internationale instituties en de regio’s. Een gedecentraliseerd federaal Europa moet worden gebaseerd op het principe van subsidiariteit. Dat zorgt ervoor dat het EU-beleid zich alleen maar focust op de gebieden waar dat onmisbaar is. Op korte termijn pogen de Liberaal Democraten, Groot-Brittannië te brengen naar een federaal systeem dat de positie en status van Schotland als een volwaardig partner erkent. Op de lange termijn zien de SLD Schotland binnen het federale Europa, dat niet meer afhankelijk is van het externe beleid van GrootBrittannië, maar juist als regio volwaardig kan worden afgevaardigd binnen Europa zelf. Samen met Labour zijn de Liberal Democrats in 1999 een verbintenis aangegaan binnen het Schotse Parlement. Beide partijen zijn groot voorstander van een ‘Europa van de regio’s’. Het verschil zit hem in het feit dat Labour, Europa ziet om de Schotse expansie binnen de internationale instituties uit te breiden. De Liberalen zien een federaal Europa waarin de macht gedeconcentreerd is richting de naties en regio’s, die onderdeel uitmaken van de lidstaten. - Devolutie: De regionale strategie van devolutie wordt in Schotland het meest gekoppeld aan de Scottish Labour Party. Hoewel, net als de Liberal Democrats, zien zij veel in een Europa van de regio’s. Het devolutiemodel verschilt echter met die van het federalisme. De staat Groot-Brittannië blijft bij devolutie als eenheid behouden. De gedecentraliseerde machten en beslissingen blijven namelijk uiteindelijk door de centrale overheid worden uitgevoerd. Echter de eisen van de Liberalen en de Conservatieven waren dusdanig dat regionale agentschappen binnen de Constitutie werden gegarandeerd en die dus niet konden worden ingetrokken door de centrale overheid. De verbintenis van Labour aan de constitutionele verandering binnen Groot-Brittannië, werd gekoppeld aan het zogenaamde ‘about-turn’ van Europa. De partij begon zich te realiseren dat Schotland het lastig zou krijgen wanneer het zijn stem zou laten horen in Europa, in het geval zij geen zelfgekozen overheid zouden hebben. Enkele hoge partijleiders zagen dit ook in en verklaarden ondermeer dat ‘een gegroeid Europa van de regio’s zou zorgen voor een connectie tussen gedecentraliseerde economische en democratische structuren op nationaal en regionaal niveau’ en ‘een democratischer Europese Gemeenschap’ (Hepburn, 2007, p.95). Anderen vonden dat Schotland moest kunnen profiteren van de toegenomen macht van regionale overheden in Europa (zoals dat gebeurde bij de Duitse Länder). In de campagne van 1997 beloofde Labour dat Schotland een directe macht kreeg in Europa met daarbij toegang tot de Ministerraad, een hoog aandeel van Schotse afgevaardigden in de Regiokamer, de totstandkoming van kantoren in Brussel en een Schotse minister van Europese Zaken. - Unionisme: De zogenaamde Unionisten zijn zij die graag willen vasthouden aan de Unie tussen Schotland en de rest van het Verenigd Koninkrijk, zoals dat in de ‘Act of the Union’ uit 1907 is vastgelegd. Hoewel het nooit een officiële beweging is geweest in Groot-Brittannië, vertegenwoordigd het unionisme met ondermeer Labour, de Conservatieven en de Liberaal democraten lange tijd een belangrijke stroming binnen de Schotse politiek. Het is vooral de SNP, die alle partijen die niet streven 30 naar een onafhankelijk Schotland omschrijft als een Unionistische partij. Unionisme kan overigens meer betekenen dan alleen maar de instandhouding van Groot-Brittannië. De mogelijkheid bestaat wel degelijk om meer constitutionele opties te hanteren. Daarbij behoort ook de decentralisatie van bepaalde machten van Londen naar Schotland. Stemmers van grote partijen hekelen echter de term Unionist, aangezien dit te veel neigt naar de koers van de Conservatieven, die al gebrandmerkt zijn als een typisch Engelse partij (Hepburn, 2007, p.99). De Schotse Conservatieven zijn felle voorstanders van de eenheid van Groot-Brittannië. Ten tijde van het devolutiedebat meenden zij dat een Schots Parlement met eigen bevoegdheden de hele Unie zou ondermijnen. Dit zou uiteindelijk leidden tot de afbraak van Groot-Brittannië. Daarnaast waren zij er van overtuigd dat verdere politieke en economische autonomie voor Schotland, zou gaan leidden tot een verlies aan invloed op het beslissingsbeleid binnen Groot-Brittannië zelf en tegelijkertijd zal Schotland zijn voordelen verliezen als deelnemer van een van de grootste EU lidstaten in Europa binnen intergouvermentele onderhandelingen. 31 3.2 Gebruik Europa in de regio: Vlaanderen De masterscriptie focust zich met name op het gebruik van Europa in Vlaanderen. Naast Schotland worden ook daar strategieën toegepast die de verhoudingen tussen de regio en de federale overheid, dan wel de Europese Unie hebben doen veranderen. Hieronder een korte samenvatting van het Vlaams politieke systeem met vervolgens het gebruik van Europa door de politieke partijen. Veel van dit Europagebruik kwam het sterkst naar voren binnen verkiezingscampagnes en manifesten, waarbij sommige partijen ook een directe link trokken met de Europese integratie en het proces van federalisme in België. In het overzicht zal sporadisch de naam Axel Buyse worden genoemd. Hij is ambassadeur van de Vlaamse overheid bij de EU. Met hem heb ik in maart 2013 een interview gehad. Vlaams Politiek systeem In België (en ook Vlaanderen) is sprake van een confederaal model (Marks, 2008, p.170). Dat wil zeggen dat de regio Vlaanderen voor een groot deel verantwoordelijk is voor regionale zaken, maar de eindbeslissing wel in handen blijft van de federale overheid. De volledige verantwoordelijkheid blijft in handen van de Belgische staat. Ook als het gaat om beslissingen binnen het kader van de Europese Unie. Desondanks heeft Vlaanderen (en ook Wallonië) genoeg macht om in Europa op een bepaald niveau mee te beslissen. Het federale systeem is in België langzaam maar zeker gegroeid. In de inhoudsanalyse volgt een diepere uitgraving van dit proces. Maar een kleine tip van de sluier is dat Vlaanderen langzaam maar zeker meer bevoegdheden kreeg. Na vele akkoorden staat de regio op dit moment waar het staat. Desondanks blijft er vanuit verschillende hoeken van de samenlevingen lokroepen klinken, die pleiten voor nog meer autonomie of onafhankelijkheid. In het verleden pronkte Philip De Winter veelal met dit statement. Dit kwam vooral voort uit een racistische invalshoek. Hedendaags is deze rol overgenomen door Bart de Wever en zijn NVA. Echter is er nu (2014) geen sprake van racistische achtergronden. De ontevredenheid van de mensen komt volgens Axel Buyse voornamelijk voort uit onvrede tegenover het dagelijks bestuur. Het heeft lange tijd geduurd voordat de Vlamingen zichzelf een plek hebben weten te veroveren binnen de Belgische samenleving (na lange tijd door de Walen te zijn gediscrimineerd). Het politieke systeem van confederalisme is door de jaren heen langzaam maar zeker geëvolueerd. Vanaf de jaren zeventig deden de Vlaamse, maar ook de Waalse nationalisten, meer van zich doen spreken (Marks, 2008, p.185). Bijna om de tien jaar werd de regio Vlaanderen voorzien van meer autonomie. Op dit moment geldt de NVA als belangrijkste nationalistische Vlaamse partij. Vlaams Blok/Vlaams Belang Het toen nog geheten Vlaams Blok maakte in de jaren tachtig een ongekende groei door. De doorbraak van de partij was in 1991, waarin het zijn positie consolideerde als het meest radicale eind van het Vlaamse partijen systeem (Dardanelli, 2010, p.26). Daarnaast nam de partij de positie in van de Volksunie dat toentertijd bekend stond als de partij, die het Vlaams nationalisme een warm hart toedroeg. Door middel van een statement werd de positie ten opzichte van Europa al vroeg duidelijk. In hun verkiezingsmanifest werd de leus opgenomen: ‘Vlaanderen moet een geografisch kleine maar 32 sterke onafhankelijke staat worden in Europa, met Brussel als hoofdstad’. Hieruit blijkt al de vroegtijdige roep om Europa. Juist in Europa moet Vlaanderen als onafhankelijke staat worden beschouwd. Het Vlaams Blok zag zichzelf als een groepering, dat hiermee druk wilde zetten op de andere partijen om ook deze koers te varen in de stappen naar onafhankelijkheid (Beijers, 2008, p.22). Het manifest benadrukte ook dat onafhankelijkheid, substantiële economische voordelen naar Vlaanderen zou brengen. Daarnaast zou het een einde maken aan de subsidies die via het Belgische belastingsysteem richting Wallonië vloeien. Tevens groeide de onvrede van het Vlaams Blok ten opzichte van de Volksunie. Laatstgenoemde wilde België in stand houden. Het Vlaams Blok wilde juist af van België, omdat zij bang waren de hoofdstad definitief voor Vlaanderen te verliezen. Binnen de strategieën van het Vlaams Blok komt duidelijk de wens voor een onafhankelijk Vlaanderen naar voren binnen het Europese netwerk. Echter er ontstonden binnen de partij wel gemixte gevoelens omtrent de Europese integratie. Het gebruik van Europa door het Vlaams Blok bleek niet altijd even positief (Dardanelli, 2010, p.27). Aan de ene kant werd beargumenteerd dat Europa moest zorgen voor de verhoging van militaire, economische en culturele normen en daarbij de Europese defensie moest worden gewaarborgd, die de NAVO op den duur zou vervangen. Aan de andere kant waarschuwde de partij voor de homogene effecten van Europeanisatie. Zij benadrukten dat Europese eenwording wel moest zorgen voor de bescherming van talen en culturen van de verschillende Europese mensen (Verkiezingsprogramma Vlaams Belang, 2007, p.6). Verder was de partij tegen de status van Brussel als de ‘hoofdstad van Europa’ omdat dit credo een anti-Vlaams karakter zou herbergen. Het Vlaams Belang stond dus duidelijk voor een ‘Europa der volkeren’ en volgens verschillende gradaties binnen de partij ging dit in tegen het Verdrag van Maastricht. Nadat de het Vlaams Blok in 2004 werd opgeheven ging de partij verder als Vlaams Belang. Dit gebeurde na aanleiding van de uitspraak van het Hof van Cassatie dat het oude Vlaams Blok terechtstelde voor racistische en xenofobische acties (Erk, 2005, p.493). Het nieuwe Vlaams Belang behield echter zijn belangrijkste posities inclusief zijn standpunt voor een onafhankelijk Vlaamse Republiek via afscheiden van het Belgisch Koninkrijk. Onafhankelijkheid was de enige oplossing voor Vlaanderen om onder het gespannen politieke en economische systeem van de staat uit te komen om vervolgens de soevereiniteit te genieten die behoort bij een natie (Dardanelli, 2010, p.35). Brussel zou de hoofdstad worden van een onafhankelijk Vlaanderen met enkele linguïstische faciliteiten voor de Franssprekende in de suburbs van Brussel. Het Vlaams Belang was erg kritisch op de ingeslagen weg van Europa. Deze was een bureaucratische superstaat te bouwen. Daarnaast leverde het Vlaams Belang kritiek op de immigratiewetgeving van Europa en tevens wilde de partij weinig weten van de openingsonderhandelingen met Turkije over de toetreding tot de EU (Verkiezingsprogramma Vlaams Belang, 2007, p.6). In contrast met deze ‘ondemocratische superstaat’ pleitte het Vlaams belang voor een confederale en intergovermentale Unie van soevereine naties, die het specifieke recht van zelfbeslissing van elke natie zouden respecteren. Ondanks deze negatieve beeldvorming over Europa, plaatste de partij de acquisitie van een Vlaamse Staat binnen de context van de EU en stelde de noodzaak voor een directe toegang tot het Europese beleid aan de orde. Dit was een van de redenen waarom onafhankelijkheid werd geprefereerd boven autonomie binnen een federaal België (Beyers, 2008, p.3). De Volksunie (opgeheven maar veel nazaten bij N-VA) In tegenstelling tot het Vlaams Blok, kende de Volksunie partij een neergang begin jaren negentig. De nederlaag die zij leden tijdens de verkiezingen van 1991 betekenden uiteindelijk het einde van de partij. Ondanks verwoede pogingen de naamsbekendheid weer te voorzien van nieuw elan. Suggesties werden gedaan om de naam te veranderen in de Vlaamse Vrije Democraten (Beyers, 2008, p.3). Vanaf dat moment nam de partij een meer radicaal standpunt in. In het manifest van de verkiezingen in november werd voor het eerst gepleit voor het confederale model. De partij verdedigde hun regeringsdeelname, omdat zij zo een bijdrage wilde leveren aan het opleveren van een zelfbesturend Vlaams Parlement. Dit proces moest ervoor zorgen dat België een confederatie zou worden met een Vlaamse en een Waalse staat. Een direct gekozen Vlaams parlement moest zo snel mogelijk van de grond komen (Dardanelli, 2010, p.28). Beide staten zouden zo veel mogelijk competenties krijgen als mogelijk was. Dit kon variëren van buitenlandse handel tot landbouw. Een zaak als Sociale veiligheid was echter voorzien van minder bevoegdheid aangezien dat een Europese zaak was voor de lange 33 termijn. Brussel was belangrijk voor Vlaanderen omdat het de ‘poort naar de rest van de wereld’ was (Dardanelli, 2010, p.29). In het manifest van de Volksunie werd de Europese dimensie toegevoegd. Een van de eerste prioriteiten, en tevens het eerste hoofdstuk in het manifest, was genaamd ‘Vlaanderen in Europa’ waarin het doel van de partij was om van Vlaanderen ‘’een deelstaat van een confederatie te maken, die nu nog Belgisch is, maar straks Europees’’ (Dardanelli, 2010, p. 28). Breed geschetst benadrukte de partij het verlangen om te participeren in de constructie van Europa, gebaseerd op zijn integrale federalistische ideeën en het principe van subsidiariteit. Het weggeven van verdere bevoegdheden aan de EU zou ook worden nagegaan aan de hand van strenge democratische controle via afgevaardigden bij het Europese Parlement. Europa speelde een belangrijke rol bij de Volksunie partij. Vooral het federale model werd als een groot voordeel gezien door de partij. Mede omdat de regio een essentiële rol zou hebben (Beyers, 2008, p.4). De regio’s en landen van Europa zouden als ‘natuurlijke componenten’ worden behandeld. In 1993 pleitte de Volksunie voor een zelfstandig Vlaanderen binnen een federaal Europa van volkeren en regio’s (Dardanelli, 2010, p.29). Door het creëren van het Vlaams Parlement zouden meer bevoegdheden naar de regio’s worden getransfereerd. Tegelijkertijd, als de taken van de Belgische staat worden overgenomen door Europa, zou de transitie naar onafhankelijkheid in Europa onvermijdelijk worden. De jaren negentig was een van de eerste tijdperken waarin veel politieke zaken werden voorzien van een Europese context. De Volksunie was de eerste partij die zich hier aan waagde. Het Europese unificatie proces zou zijn gebaseerd op integraal federalisme, dat volgens de Volksunie het enige model is dat een adequate positie creëert voor de diversiteit van individuen, regio’s en de landen van Europa. Het was in de ogen van de partij belangrijk dat elk overheidsniveau (waaronder gemeenten, etnische gemeenschappen en Europa) een bepaalde mate van autonomie hadden. De Volksunie probeerde een zo sterke mogelijke partner in Europa te zijn met Vlaams nationalistische wortels. Dit was gekoppeld aan het groeiend belang van de regio’s. Kort gezegd streefde de Volksunie naar ‘minder België, meer Vlaanderen en meer Europa’’. Echter werd wel duidelijk dat de huidige EU systeem niet overeenkwam met het gedachtegoed van een federaal Europa. Het verschil zat hem daarin dat de Volksunie ging voor een volledig gekozen Europese overheid met een senaat voor de regio’s en tevens het afbreken van de Europese Raad. Na een lange strijd en een tijdperk van electorale daling, werd de Volksunie partij in 2001 opgesplitst in verscheidende groepen. De belangrijkste en succesvolle partij uit deze opsplitsing is de N-VA (Nieuw-Vlaams Alliantie) dat ontstond uit het centrumrechtse deel van de oude Volksunie (Beyers, 2008, p.22). Van 2003 tot 2008 vormde de N-VA een kartel met de Christen Democraten (CD&V). Bij de 2007 verkiezingen presenteerde de partij zich als een moderne nationalistische partij dat tussen het Vlaams Belang en het CD&V in stond op basis van nationale aangelegenheden. Op het vraagstuk van de constitutionele status van Vlaanderen, koos de N-VA voor een positie die stond voor afscheiding en op de middellange termijn voor de onafhankelijke staat binnen de Europese Unie. Op de korte termijn focuste het zich op verdere hervormingen van de Belgische staat. Daarbij behoorden verdere overdracht van machten richting Vlaanderen (inclusief gezondheidszorg, werkgelegenheid, transport en recht). De Europese dimensie is een cruciaal onderdeel van het N-VA beleid voor de onafhankelijkheid van Vlaanderen, verwijzende naar de slogan van de partij: ‘Nodig in Vlaanderen, nuttig in Europa’’ (Dardanelli, 2010, p.36). De partij ziet in dat Europese integratie de sleutel is tot het uithollen van de Belgische staat. Hierbij opent het een weg voor Vlaanderen om meer additionele bevoegdheden te verkrijgen. Daarnaast is Europa in zoverre belangrijk voor Vlaanderen dat het helpt bij het verkrijgen van voldoende politieke en economische steun, die nodig zijn om de benodigde meerderheid te krijgen. Deze meerderheid kan zich vervolgens uitspreken voor onafhankelijkheid. De partij is zich echter bewust dat afscheiding niet direct leidt tot EU lidmaatschap voor Vlaanderen. Daarom is het doel van de partij om de Belgische staat langzaam te laten vervagen en deze plek te laten innemen door een Vlaamse en Waalse staat, die elk een lidmaatschap bij de EU vervaardigd. Een pro Europa houding is de laatste jaren in Vlaanderen in ieder geval veelal een zaak voor (radicaal) rechts. In eerste instantie was het vooral Philip de Winter die met het Vlaams belang anti Europese uitspraken liet noteren. Hij pleitte veelal voor een onafhankelijk Vlaanderen. In officiële beleidsstukken streeft ook de NVA naar een onafhankelijk Vlaanderen, maar volgens Axel Buyse valt dit in de praktijk wel mee ´ is de partij gedwongen om wat meer na te denken over de consequenties daarvan en op t ogenblik gaat de partij voor t confederalisme (Buyse, 2013). De enige partij die nog 34 echt streeft naar volledige onafhankelijkheid is het Vlaams Belang. Toch doen partijen met meer nationalistische achtergronden het beter in peilingen dan partijen met racistische achtergronden. Het Vlaams beleid is (met medespraak van de NVA) hedendaags ook pro Europees. De reden daar achter is dat die partijen van mening zijn dat Europa nodig is om Vlaanderen te Europeaniseren. Uiteindelijk moet de federale staat ondergeschikt raken aan de regio´s. Vlaanderen is dan het belangrijkste beleidsniveau op de voet gevolgd door Europa. Beiden moeten maximaal op elkaar ingespeeld zijn. In deze context ziet de partij Europa zowel als een facilitair als een noodzaak bij het bereiken van onafhankelijkheid. Met de status van een nationalistische partij zijn zij echter wel degelijk bewust dat het proces van Europese integratie de potentie heeft om de soevereiniteit van Vlaanderen te eroderen (Dardanelli, 2010, p.37). Uiteindelijk ziet de partij zichzelf als ‘kritisch Europees’ en staat het voor een confederaal Europa met een groot respect voor de minderheidsculturen en talen, het democratisch beslissingsrecht en de applicatie voor het subsidiariteitsbeginsel. CVP/CD&V De CVP was lange tijd Vlaanderens grootste partij in de jaren negentig, maar moest zijn positie langzaam maar zeker afstaan aan het opkomende Vlaams Blok. De partij maakte ook minder gebruik van het opkomende Europagebruik in de Vlaamse politiek en tevens het verdere federalisatie-proces van België. Echter werden de plannen voor een federaal België wel genoteerd in het manifest ten tijde van de verkiezingen in 1991. Vlaanderen zou hier zeer zeker van profiteren. Het verder hervormen van de staat en het functioneren van de overheid moest echter nog verder worden onderzocht. Deze nieuwe ronde van hervormingen moesten de legitimiteit van de gemeenschappen en regio’s via directe verkiezingen verder versterken. Verdere bevoegdheden konden worden overgeplaatst naar het regionale niveau, maar het was belangrijk om de economische en monetaire unie te overtuigen dat het land niet afbrokkelde. Verder moesten gemeenschappen en regio’s internationale erkenning krijgen en beschikken over onderhandelingsrechten voor de politieke gebieden waarover zij verantwoordelijk waren (Dardanelli, 2010, p.31). De meeste van deze eisen werden verworven tijdens het St. Michaels overeenkomst in oktober 1992. In het manifest werd toch wel degelijk aandacht geschonken aan de positie van Vlaanderen in Europa. Hierin vertegenwoordigde de CVP zijn sterke betrokkenheid bij Europese integratie gebaseerd op het federale idee. De partij bekritiseerde tevens ook het Verdrag van Maastricht vanwege de timide aanpak dat volgens het CVP zou afgaan op een bureaucratisch in plaats van een democratisch Europa. Elke Europese connectie werd verder gebaseerd op het principe van democratie. Brussel werd de echte politieke hoofdstad van Europa en de eventuele zetel voor het Europees Parlement. De CVP wilde dat regio’s en culturele gemeenschappen een duidelijkere erkenning zouden krijgen. Echter maakten zij geen verdere directe koppelingen tussen de verdieping van Europese integratie en verdere federalisatie van België. De CVP transformeerde in 2001 in de Christendemocratisch en Vlaams (CD&V) (Beyers, 2008, p.22). Dit viel samen met de uiteen valling van de Volksunie. Door het Vlaamse karakter van de partij probeerde de CD&V te profiteren van de afwezigheid van de Volksunie. De nationalistische draai van de partij was ook van evident belang bij zijn beslissing om een kartel te beginnen met de N-VA gedurende de 2003 en 2007 verkiezingen. Deze evolutie volgde in het partijprogramma onder het kopje ‘Meer Vlaanderen’ (Dardanelli, 2010, p.37). Het CD&V wilde in 2007 samen met de N-VA de regio verder ontwikkelen door Vlaanderen verder te hervormen. Dit zou ondermeer mogelijk zijn door nieuwe beleidsvelden voor de regio getransfereerd te krijgen. Een confederale transformatie was ook een van de sleutelpunten in het programma van de CD&V. De partij behield daarnaast zijn pro-Europa attitude. Mede door de voorkeur uit te spreken voor een Constitutioneel Verdrag, meer macht voor het Europees parlement en een meer geloofwaardig buitenlands beleid in samenwerking met de NAVO (Dardanelli, 2010, p. 37). Toch bleef een diepere verbinding tussen de verdieping van de Europese integratie en de verdere hervorming van de Belgische staat achterwege. PVV/VLD De liberale partij onderging een belangrijke transformatie in 1992 door zijn naam te veranderen in de Vlaamse Liberalen en democraten (VL&D). Dit was een resultaat van de modernisatie van de partij, dat onder de nieuwe leider Guy Verhofstadt moest opereren. Hierin stond ondermeer een vermindering 35 van de staat centraal inclusief een grotere benadrukking van het Vlaamse karakter van de partij. In hun doelstellingen ging de nieuwe VLD veel verder dan het oude PVV. In hun manifest werd de toekomst van de regio als volgt omschreven: ‘Een zelfstandig Vlaanderen in een federaal België en een federaal Europa’ (Dardanelli, 2010, p.31). Ook de VLD was voorstander van een echte federale staat dat via directe verkiezing van de regionale agentschappen zou worden verkozen. Tevens moest er een duidelijke herverdeling van bevoegdheden plaatsvinden, de realisatie van een constitutioneel strafhof en internationale erkenning en beslissingsrecht voor de gemeenschappen en de regio’s. In relatie tot Europa, was de VLD voorstander dat de EU staten hun beleid meer moesten baseren op de benodigdheden van de burgers dan dat het wordt geleid door industriële, bureaucratische handel lobby’s. Echter ook bij de VLD ontbrak een verdere connectie tussen de integratie van de regio op het Europese niveau en het completeren van de federalisatie. De focus lag meer op het realiseren van een economische en monetaire unie in Europa. Tevens kwam de nadruk ook op een politieke unie gebaseerd op democratische en efficiënte beslissingsbevoegdheden. Daarnaast moest ook het Europese landbouwbeleid op de schop en moest de Unie worden vergroot door de toevoeging van de landen in Oost-Centraal Europa. Van 1999 tot aan 2004 was de VLD de grootste partij van Vlaanderen en leverde daarmee tevens de premier van het Vlaamse parlement af. Na de verkiezingen in 2007 kende de partij een terugval en eindigde achter het CD&V en de N-VA alsmede het Vlaams Belang. Net als vele andere Vlaamse partijen, onderging de VLD significante veranderingen in het eerste decennium van deze eeuw. Een van de meest belangrijke was de toetreding van vier voormalig leden van de Volksunie partij. Met twee kleine partijen vormde de VLD vanaf 2007 de Open VLD. Hiermee verschoof de positie van de partij naar de rechterzijde van het politiek spectrum en werd het Vlaamse karakter meer uitgediept. Al in 2002 pleitte de partij voor het regionaliseren van meer gebieden en voor het eerst in zijn bestaan wilde het voor België een confederaal model realiseren. In het manifest van 2007 werd de nadruk gelegd op meer autonomie voor Vlaanderen op gebied van zowel beleidsbevoegdheden alsmede fiscale bronnen (Dardanelli, 2010, p.38). Als het gaat om het gebruik van Europa behield de open VLD zijn basis voor hun traditionele sterke support voor Europese integratie. Leider Guy Verhofdstadt publiceerde in 2006 een boek waarin hij zijn voorkeur uitsprak voor een federaal Europa. Dat zou de enige manier zijn om de schande van het Europese Grondwetdebacle te reduceren. Verder wilde de partij een sterker Europa met daarbij ondermeer de realisatie van een Europees leger. Hoe dan ook maakte de partij ook geen connecties tussen Europese integratie en verdere staatshervormingen in België. SP/SP.A Op hun congres in 1992 discussieerden de partijleden van de SP over de Belgische staat in relatie tot de Europese integratie. De uitkomsten van dit congres bleken verassend. De partij staat bekend om zijn internationale waarden en hechten minder waarde aan Vlaams nationalisme. Toch steunde de SP een resolutie voor het realiseren van een Vlaamse gemeenschap. Echter het idee van het regionaal organiseren van sociale veiligheid werd afgewezen gebaseerd op het aloude principe van solidariteit. De SP stemde in met de nieuwe hervormingsronde (St. Michael’s verdrag) vooral omdat het Vlaanderen de mogelijkheid gaf zijn eigen zelf gekozen parlement te ontwikkelen waarbij meer bevoegdheden zouden ontstaan. De SP beargumenteerde verder dat de nieuwe instituties de tijd zouden krijgen om een stevig fundament te realiseren en tevens hun waarde konden bewijzen om een toegevoegde waarde te zijn voor de burgers. Ook de Sp. veranderde van naam. De Sp.A, Socialistische Partij~Anders was de nieuwe benaming na ondermeer een kartel te zijn aangegaan met ´Spirit´. Hoewel dit kartel in 2003 succesvol was, liep het in 2007 tegen een nederlaag op. Het verkiezingsprogramma in 2007 focuste zich op economische en sociale zaken en er was slechts sprake van een kleine opening wat betreft de constitutionele kwestie. Het was voorstander van een onafhankelijk Vlaanderen en sprak zijn steun uit voor de transfer van bevoegdheden naar de regio´s. Echter maakte het geen definitieve blauwdruk waarin een verdere hervorming van de staat aan de orde kwam. Het gebruik van Europa kwam wel aan de orde. De sectie van het partijprogramma dat ging over de Europese Unie dat het proces van integratie in een crisis bevond door de groeiende disconnectie tussen de Europese leiders en de burgers. Het bekritiseerde 36 verder de liberale agenda van de Europese Commissie en riep de EU op om meer te zijn dan alleen een vrije markt 37 4. Inhoudsanalyse Europagebruik binnen Vlaamse en Schotse politiek Het gebruik van Europa Het theoretisch kader heeft duidelijkheid verschaft in de relatie tussen de regio en Europa. Een van de belangrijkste conclusies was het feit dat de regio en Europa elkaar beïnvloeden. Het zogenaamde Multi-level-Governance zorgt ervoor dat verschillende beleidsniveaus door elkaar lopen (Dardealli, Jeffery e.a). Hieruit blijkt dat Europa ook indaalt binnen de regionale debatten en ieder geval via Europeanisatie de regio kan beïnvloeden. De regio op zijn beurt kan via sub nationale kanalen in Brussel weer toegang zoeken tot Europa om eventueel, buiten de centrale overheid om, invloed uit te oefenen op beleid. Het lijkt er in ieder geval sterk op dat Europa niet alleen een thema op nationaal niveau is, maar ook op regionaal niveau. Europa zal dan ook door de regionale politieke partijen gebruikt worden. Meestal met als doel hun regionale doelstelling na te streven. Via de inhoudsanalyse zal worden nagegaan hoe dit Europagebruik eruit ziet. Beelden over Europa in de hoofden van de burger of andere wetenschappers bestaan al. Desondanks is het maar de vraag of de inhoudsanalyse de zelfde uitkomsten laat zien als het door Marco Antonsich gebruikte schema over de ‘beelden van Europa’ (zie verder pagina 11). - Europa Cultureel Europa Transnationaal Europa Functioneel Hoewel deze beelden duidelijk de standpunten van de Europese burgers laten zien, kunnen deze op hun beurt weer afwijken van de standpunten van de regionale politieke partijen. Laatstgenoemde worden namelijk weer beïnvloed door hun regionale strategische doelstellingen. Marco Antonsich liet al zien dat het beeld van Europa meer is dan alleen het beeld van de wetenschappers. In zijn ogen werden te veel onderzoeken op een top-down niveau gevoerd, terwijl juist een bottom-up onderzoek een completer beeld zal geven over de betekenis van Europa door alle lagen van de bevolking heen. Vandaar dat hij regelmatig de mensen die onderdeel uitmaken van Europa erbij betrok. Deze participanten en elite worden dan ook geïnterviewd om het beeld van Europa zo scherp mogelijk te krijgen. De respondenten in Antonsich ’s onderzoek delen vaak een kijk op Europa als een ‘zogenaamde’ natiestaat. Meestal bekritiseren zij Europa juist vanwege het gebrek aan functies die normaal gesproken de natiestaat karakteriseren. Antonsich bestempelt dit beeld als ‘nationaal’ (Antonsich, 2007, p.394). Een andere wijze waarover respondenten aan de EU refereren is via een transnationaal perspectief. In dit geval werd Europa beschouwd als een project, idee of principe met universele waarde, dat Europa transformeert in een model of laboratorium van democratie, bescherming van mensenrechten en kampioen van internationaal recht. Overigens valt op in de benadering van Antonsich dat beide categorieën bij de respondenten niet uitgaan van een Europa als negatief. Alleen het nationale perspectief is vaker kritisch op Europa (vanwege het vaak ontbreken van natieaspecten bij Europa). Transnationaal houdt er een veel positievere context op na. Beide perspectieven zijn gebaseerd op culturele referenties, die Europa een specifieke identiteit van een regio geven. Deze identiteit kan in potentie een regionaal of Europees sentiment laten groeien. Het nationale perspectief lijkt de grootste voorstander te zijn van een nieuw debat waarin Europa zogenaamd gelijk zou staan aan de natiestaat. De transnationalen zien Europa als een post-nationaal subject en refereren verrassend genoeg niet met zijn specifieke territoriale en institutionele contouren (Antonsich, 2007, p.394). Naast het nationale en transnationale perspectief, kunnen de referenties ook worden onderverdeeld in ‘functioneel’ of ‘nuttigheid’. Dit zijn geen culturele eigenschappen en ontstaat alleen als een politiek-economische institutie dat de individu kan helpen zijn of haar welvaart te verbeteren. Daarnaast helpt het de staat om te gaan met nieuwe uitdagingen die tot stand komen door globalisatie. De bedoeling is om de definities van het ‘beeld van Europa’ door te trekken naar de regionale debatten. Het is echter nog de vraag of de regionale politieke partijen Europa eveneens karakteriseren in nationaal, transnationaal en functioneel. Het Europagebruik van deze politieke partijen moet 38 hierover uitsluitsel geven, al is de verwachting dat de politieke partijen in de regionale debatten een andere categorisatie gebruiken om Europa te beschrijven. Zeker omdat in theoretisch kader al duidelijk was gesteld dat de relaties tussen Europa en de regio’s een unieke samenwerking is. Aan de hand van de inhoudsanalyse zal worden onderzocht hoe het Europagebruik van de regionale politieke partijen te vertalen is naar een definitief schema. 4.1 Methodologie Inhoudsanalyse Het onderzoek ziet er als volgt uit: De debatten zullen in eerste instantie worden geselecteerd op de twee sectoren die binnen deze scriptie al eerder benoemd zijn. Dat zijn onderwijs en milieu. Binnen deze onderwerpen zal worden nagegaan in hoeverre het begrip Europa wordt gebruikt en in welke context. De wijze waarop Europa wordt gebruikt kan eventueel verschillen per politieke partij. Vragen die hierbij opkomen zijn ondermeer of er een dergelijk onderscheid kan worden gemaakt over het gebruik van Europa zoals Antonsich dat voor zich ziet of is er juist een ander Europa debat gaande binnen deze regio’s? Dat het gebruik van Europa ook door de jaren heen kan veranderen wordt binnen de inhoudsanalyse geanalyseerd door de onderwerpen in te delen per tijdseenheid. In eerste instantie wordt begonnen met het tijdperk 1996-1998, vervolgens 2002-2003, en de laatste jaren vanaf 2010. Aan de hand waarop Europa terugkomt binnen de debatten, zullen uiteindelijk een drietal sectorbegrippen overblijven. Ondertussen zullen deze verwijzen naar enkele citaten uit de debatten. Er is gekozen om naast de bijbehorende interviews ook een inhoudsanalyse toe te passen. De inhoudsanalyse is zowel kwalitatief als kwantitatief van aard. De kwantiteit volgt uit de hoeveelheid doorgenomen debatten van zowel de Schotse als de Vlaamse parlementen. De kwaliteit volgt aan de hand van de bijbehorende interviews met Jan Buyse, de vertegenwoordiger van de Vlaamse ambassade bij de EU en de Vlaamse directeur van Vleva, een organisatie dat het Vlaamse middenveld en Europa dichter bij elkaar brengt. De belangrijkste methodologische aspecten van de inhoudsanalyse: - - - - In eerste instantie is er gekozen om de focus te leggen op twee regio’s in Europa. Aangezien het hoofdthema van de thesis zich richt op Europese vs. Regionale identiteit en het gebruik van Europa in regio’s, moest daarom de keuze vallen op regio’s waarvan hun binding met Europa sterk is. Daarnaast zijn het ook sterke regio’s met ieder een aparte identiteit, die enigszins losstaat van hun federale overheid. Daarom is de keuze gevallen op zowel Vlaanderen als Schotland. Vlaanderen ligt met Brussel centraal in Europa en heeft zelfs een eigen regionale ambassade binnen de EU. Schotland wordt voor belangrijke zaken nog vertegenwoordigd door Groot-Brittannië, maar strijdt als decennia lang voor (nog) meer zeggenschap dan wel eventuele afscheiding. Om het Europagebruik van deze regio’s te toetsen is besloten om daarbij de inhoudsanalyse op de regionale debatten toe te spitsen. Deze debatten staan voor een groot gedeelte opgeslagen op de websites van zowel de Vlaamse (Vlaamsparlement.be) als het Schotse (Scottish.parlement.uk) regionale Parlement. Gekozen is om de debatten te selecteren op basis van thema’s die zowel regionaal als Europees sterk worden behandeld. Alle debatten selecteren met de term ‘Europa’ is onbegonnen werk en levert tevens een ongestructureerde eenheid op. Door twee thema’s, onderwijs en milieu, te selecteren kan duidelijker worden nagegaan hoe Europa in bepaalde contexten worden gebruikt. De verwachting is dat Europa veel wordt gebruikt binnen deze twee sub thema’s debatten. De keuze voor de onderwerpen milieu en onderwijs heeft voornamelijk te maken met het feit dat beide zaken zowel op regionaal niveau als op Europees niveau veelvuldig worden besproken. Op beide beleidsniveaus worden daarover beslissingen genomen. Hiermee kan dus vervolgens de vergelijking worden getrokken. Dit kan op allerlei manieren. Gekozen is verder om via een steekproef de debatten er uit te halen. Deze gaat als volgt: Op de websites van de regionale parlementen bevindt zich een zoekmachine. Daarin kan op basis van zoektermen, jaartallen, partij, persoon etc. gezocht worden naar een bepaald debat. Omdat de thesis over het Europa gebruik gaat, waren ondermeer ‘Europa, EU, Euro mijn zoektermen. 39 - Daarnaast moest het debat een ofwel milieukundig thema hebben dan wel gaan over onderwijs. Vervolgens aan de hand van de resultaten is gekeken naar de debatten waarin Europa het meest voorkwam. Per periode (zie volgende opsomming) worden dan drie debatten geselecteerd, die vervolgens worden geanalyseerd. Elk thema (onderwijs en milieu) kent een drietal tijdssloten. Dat heeft een aantal redenen. Ten eerste omdat alle debatten van alle jaren bij elk regionaal parlement een onoverzichtelijk geheel geeft, waaruit het selecteren van de debatten een lastige opgave wordt. Ten tweede kan via deze tijdssloten ook een overzicht worden gegeven in eventuele verandering van het Europa gebruik per politieke partij. Dit kan de maken hebben met een eventuele zitting in een regering of oppositie, maar ook omdat standpunten kunnen worden veranderd of worden genuanceerd. Daarnaast gaat de zoekmachines van de websites van de regionale parlementen niet heel ver terug in de tijd. Van Vlaanderen loopt terug tot 1995/1996. Schotland begint met het digitaal opslaan van hun debatten in het begin van dit millennium. Juist het moment dat het Schotse Parlement in het leven wordt geroepen. Opnieuw via een tabel zal een overzicht komen van eventuele veranderingen van politieke partijen ten opzichte van het gebruik van Europa door de jaren heen. In de masterthesis dienen de Vlaamse en Schotse politieke partijen en hun standpunten richting Europa als casestudy. Zij vormen de participanten in het onderzoek. Om het Europa gebruik te categoriseren is geprobeerd onderscheid te maken tussen de manier waarop Europa door de politieke partijen is gebruikt. Op het eerste gezicht lijkt de manier waarop het wordt gebruikt op elkaar. Toch zijn er wel degelijk enige nuances in het gebruik aan te wijzen. Dit moet echter duidelijk gaan worden tijdens de inhoudsanalyse, waarna in de samenvatting een schema kan worden opgesteld waarin het verschil in Europa-gebruik tussen de onderlinge partijen in Vlaanderen en Schotland kan worden aangetoond. In eerste instantie volgt van de Vlaamse en Schotse politieke partijen een overzicht hoe hun standpunten richting Europa zijn geformuleerd en hoe zij hun regio ook zien binnen Europa. Dit moet helpen een beter overzicht te geven van de verschillende politieke partijen per regio en hoe zij scoren op de politieke barometer ten tijden van de afgelopen verkiezingen. Daarnaast wordt ook een beeld geschetst van de verschillende verantwoordelijkheden die de regio’s hebben ten opzichte van hun federale overheid. 4.2 Algemene typeringen Vlaamse Parlement Het Vlaamse Parlement (vroeger ook wel Vlaamse Raad genoemd) verzorgt de wetgevende macht in Vlaanderen voor zover dat geldt voor Vlaanderen. Het Parlement keurt wetsvoorstellen, die gelden als Vlaamse wetten die gelden voor alle mensen in de Vlaamse regio en de Vlaamse instituties in Brussel. Daarnaast assisteert het de Vlaamse overheid en keurt tevens het Vlaamse budget goed. Het Vlaamse parlement zetelt in centraal Brussel, zijn leden en personeel zijn gehuisvest in het Huis van de Vlaamse Vertegenwoordigers. Het Vlaamse Parlement is vanaf 1970 langzaam maar zeker gerealiseerd. Tot die tijd, vanaf 1830, was België een eenheidsstaat met één enkel parlement en één enkele overheid. De wetten die werden gemaakt golden voor alle Belgen binnen de lengte en breedte van het land. Vanaf 1970 veranderde er binnen België het een en ander. Het land verloor zijn status als eenheidsstaat en transformeerde in een federale staat (Vlaamsparlement.be, 2013). Onderdeel hiervan was om de gemeenschappen en later de regio’s hiervoor hun eigen parlementaire assemblee te geven. De Vlaamse Raad bestond vanaf 1980, maar werd 15 jaar later in 1995 gewijzigd in Vlaams Parlement. Vanaf dat moment staat de beschikbare debatten ook opgeslagen op de website van het Vlaamse parlement. Vlaanderen heeft zich zo de afgelopen decennia ontwikkeld tot een afgescheiden staat binnen het gefederaliseerde België. Leden van het Parlement worden aangeduid als Vlaamse vertegenwoordigers. In Engelse termen zouden zij Members of the Flemish Parliament heten (MFP’s) zoals de MSP’s in Schotland. De vertegenwoordigers worden direct gekozen. De verantwoordelijkheden voor de gehele Vlaamse Gemeenschap zijn de volgende (vlaamsparlement.be, 2013): 40 Tabel 5: Verantwoordelijkheden gehele Vlaamse gemeenschap Cultuur: Taalgebruik: Persoonsbescherming: Onderwijs: Gezondheidszorg: Alle culturele zaken is een zaak van de Vlaamse overheid. Ondermeer bescherming van cultureel erfgoed, toerisme en media vallen hieronder. Hieronder valt de taal dat wordt gebruikt in scholen en universiteiten, Vlaamse en lokale overheden en in relaties tussen werknemers en werkgevers. Jeugdbescherming, familiebeleid, kinderbescherming samen met het gehandicaptenbeleid, gepensioneerden en de gelijke kansen en integratie van migranten. Vanaf de peuterschool tot aan de universiteit inclusief beurzen. Inclusief preventieve gezondheidszorg, thuiszorg en instituties voor mentale zorg Bron: Vlaamsparlement.be, 2013 Tabel 6: Verantwoordelijkheden voor alleen de Vlaamse regio: Economie, werkgelegenheid en energiebeleid: Stads- en plattelandsplanning, huisvesting, landontwikkeling & natuurbescherming: Milieu en waterbeleid: Wetenschapsonderzoek: Publieke werken en transport: Landbouw: Gemeenten, provincies en interstedelijke organisaties: Inclusief overheidssteun voor bedrijven, werkgelegenheidsbeleid, landbouw en visserij, distributie van elektriciteit en gas, exploitatie van nieuwe energiebronnen en de promotie van verantwoordelijk gebruik van energie. Inclusief regionale planning, bouwvergunningen, huisvestingsbeleid, sociale huisvesting, stedelijke vernieuwing, behoud van monumenten en natuurgebieden en landconsolidatie. Inclusief de vermindering van lucht-, land- en watervervuiling. Lawaaicontrole, zuivering van afvalwater, productie en distributie van drinkwater en afvalbeleid. Volledig in handen van regionale autoriteiten met uitzondering voor ruimtevaarts- en militaironderzoek. Inclusief wegen, Antwerpse haven, Brugge-Zeebrugge Haven, Gentse Haven, Haven van Oostende, regionale vliegvelden (Antwerpen en Oostende-Brugge) en stedelijk en regionaal transport. Inclusief Landbouw Investerings Fonds, landbouwonderwijs, ontwikkeling van plattelandsregio’s, verkoop van plattelands- en tuinbouw producten en visserijbeleid. Inclusief de toewijzing van financiële bronnen aan de 308 Vlaamse gemeenten en de Vlaamse provincies. Bron: Vlaamsparlement.be, 2013 De Vlaamse overheid heeft verder de mogelijkheid internationale betrekkingen aan te gaan met andere staten of het nu nationale staten zijn of lidstaten van een federatie. Dit is inclusief ontwikkelingssamenwerking en buitenlandhandel. In de Vlaamse regio worden 118 leden direct gekozen. Zij hebben beslissingsrechten voor zowel regionale als gemeenschapsaangelegenheden. Het Parlement wordt aangevuld met zes verkozen vanuit het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Verkiezingen vonden aanvankelijk plaats om de vier jaar. Dit veranderde in 2004 toen voor het eerst in 5 jaar verkiezingen werd gehouden. Dit is tot op de dag van vandaag traditie (De Winter, 2006, p.953). Om de opkomst en neergang van de politieke partijen een gezicht te geven volgt hieronder een overzicht van de tot nu toe gehouden verkiezingen in Vlaanderen vanaf 1995: 1995: De CVP (Christelijke Volkspartij) zegevierde in deze verkiezingen en behaalde 37 zetels. De VLD behaalde er 27 gevolgd door de SP met 26 zetels. De CVP vormde vervolgens met de SP de regering onder aanvoering van Luc van den Brande. 41 1999: Opnieuw een overwinning van de CVP (30 zetels) gevolgd door VLD (27) en het Vlaams Blok (22). De SP moest het doen met 20 zetels. De regering werd echter niet gevormd door de CVP. De VLD, SP, Agalev en de Volksunie presenteerden vervolgens regering Dewael I. Premier Dewael maakte echter in 2003 de overstap naar de federale overheid, zodoende de regering Somers werd gevormd. 2004: De Volksunie bestond niet meer, maar werd opgevolgd door de N-VA. De partij vormde met CD&V een kartel naar aanloop van de verkiezingen van 2004. Het CD&V-N-VA was geboren onder het mom van het Valentijnskartel. Ook de naam Agalev kwam niet meer voor in de coulissen. Zij gingen na de dramatisch verlopen verkiezingen van 2003 (Belgische verkiezingen) door als Groen!. Ook de Sp.a had al een kartel gevormd. Dit gebeurde samen met SPIRIT en de VLD ging een samenwerking aan Vivant. 4.2.1 Partijen en verkiezingsresultaten N-VA: Vlaams nationalistische partij en tevens liberaal-conservatief van aard. Vanaf de oprichting van de partij richt zet zich al sterk op Europa. In hun ogen staat Vlaanderen in Europa en moet dit ook het einddoel zijn voor de Vlaamse gemeenschap. Dit moet bereikt worden via evolutie. Volgens de N-VA moet de Belgische staat langzaam maar zeker oplossen in de Europese realiteit. De EU moet de rol van de Belgische staat overnemen door ondermeer het vrije verkeer van goederen, personen, kapitaal en diensten. De federale staat zal ook steeds meer bevoegdheden afstaan aan de deelstaten. De partij is verder confederalistisch. Waarbij de deelstaten eigen financiële verantwoording hebben. Dit is de voorwaarde voor solidariteit tussen de regio’s (n-va.bel, 2013). Namen tot zover deel aan drie Vlaamse regeringen: - Leterme I (2004-2007): 6 zetels Peeters I (2007-2008): 6 zetels (Partij stapte na 1 jaar uit regering) Peeters II (2009-tot heden) 16 zetels CD&V De CD&V is voorstander van het feit dat elk beleid het best mogelijk bestuursniveau verdient. Dat wil zeggen dat sommige beslissingen op Vlaams grondgebied genomen moeten worden en anderen weer op federaal niveau. Sommige zaken kunnen dan weer het beste aan Europa worden overgelaten. Sommige vraagstukken zijn zo complex dat een klein niveau niet toereikend is om tot een oplossing te komen. Hierbij verwijst de partij ondermeer naar de financiële crisis, maar ook naar milieuvraagstukken als klimaatsbestrijding (cdenv.be, 2013) Namen tot zover deel aan vier regeringen vanaf 1995: - Van den Brande IV (1995-1999): 37 zetels (toen nog CVP geheten) Leterme I (2004-2007): 29 zetels Peeters I (2007-2009): 29 zetels Peeters II (2009-heden): 31 zetels (Open) VLD Progressief liberale partij. Als het gaat om Europa is de VLD voorstander van een vrije markt met een zo min mogelijk overheidsbemoeienis. Verder richt de VLD als het gaat om Europa vooral op de economische tak. Europa moet competitief worden en met een stem spreken in de wereld. De partij laat hier zien dat zij Europese eenwording nastreven (vld.be, 2013). Namen tot zover deel aan vier Vlaamse regeringen vanaf 1995: - Dewael I (1999-2003): 27 zetels (Toen nog VLD geheten) 42 - Somers I (2003-2004): 27 zetels (Toen nog VLD geheten) Leterme I (2004-2007): 25 zetels (Zowel als VLD als Open VLD) Peeters I (2007-2009): 25 zetels Sp.a De partij is van mening dat Europa vooral democratie moet waarborgen. Vooral wanneer Europa een buitenlandse politiek, munt en leger heeft. Verder moet de EU over eigen inkomsten kunnen beslissen. De partij is vooral voorstander van een sociaal Europa (spa.be, 2013). Nam tot zover deel aan 6 Vlaamse regeringen vanaf 1995: - Van den Brande IV (1995-1999): 26 zetels (Toen nog SP geheten) Dewael I (1999-2003): 20 zetels (toen nog SP geheten) Somers I (2003-2004): 20 zetels (als Sp.a) Leterme I (2004-2007): 25 zetels Peeters I (2007-2009): 25 zetels Peeters II (2009-heden): 19 zetels Vlaams Belang Ook het Vlaams Belang vindt de EU niet democratisch genoeg. Zij zijn voorstander van een confederaal Europa dat de zelfbeschikkingsrecht van de naties (inclusief de eigenheid) respecteert. Het Vlaams Belang wil geen Europese superstaat, maar juist een intergouvermenteel of confederaal samenwerkingsverband van soevereine naties. Die naties mogen zelf beslissen of ze bij de EU blijven ja of nee (vlaamsbelang.be). Geen Vlaamse regeringsdeelnames tot zover 43 4.3 Algemene typering Schotse politiek en parlement Het Schotse Parlement is de gedecentraliseerde nationale wetgevende macht van Schotland, gelegen in Edinburgh, respectievelijk de “Hollyrood area’. Het Parlement bestaat uit 129 leden, die worden aangeduid als MSP’s (Members of the Scottish Parliament). Deze leden worden om de vier jaar gekozen, waarbij afgevaardigden van verschillende regio’s zo zitting nemen in het parlement (scottishgovernment.co.uk). De eerste ontmoeting van het nieuwe parlement vond plaats op 12 mei 1999. Het originele Schotse Parlement gold vroeger als nationale wetgevende macht voor het onafhankelijke koninkrijk van Schotland. Dat bestond vanaf de 13de eeuw totdat het koninkrijk samenging met het koninkrijk Engeland. Dat gebeurde onder de Acts of Union van 1707, waarna het koninkrijk van Groot-Brittannië werd gevormd (Deacon, 2004, p.40). Als gevolg werden de Parlementen van zowel Schotland als Engeland opgedoekt en werd het Parlement van Groot-Brittannië in Westminster te Londen geformeerd. Na het referendum van 1997 werd een nieuw parlement bijeengeroepen door de Schotland Act 1998, waarin het krachten kreeg toebedeeld en mocht fungeren als gedecentraliseerde wetgevende macht. De ‘act’ omlijnt de wetgevende competenties van het Parlement (de gebieden waarin zij wetten mogen maken). De zaken die niet expliciet gereserveerd zijn voor het Britse Parlement, zijn wel automatisch de verantwoordelijk voor het Schotse Parlement. Het Britse Parlement behoudt zich wel het recht om deze taakomschrijving te wijzigen en kan het gebied waarin het wetten maakt uitbreiden, dan wel verkleinen (scottish.parliament.uk, 2013). Na de verkiezingen en aan het begin van elk Parlementaire periode, kiezen de leden een MSP uit, die functioneert als Presiding Officer, ook wel de speaker genoemd. Twee MSP’s vervullen de functie als afgevaardigden daarvan. De Presiding Officer heeft als voornaamste taak het Parlement effectief te laten functioneren en heeft daarvoor de bijbehorende hulpmiddelen ter beschikking. De kamer waar het debat plaatsvindt, is gearrangeerd in een halve cirkel. De ministers zitten in het voorste deel daarvan, direct tegenover de ‘presiding officer’ en zijn of haar parlementaire griffiers. In de Kamer zitten 131 zetels, 129 daarvan zijn bezet door de verkozen MSP’s. 2 stoelen blijven over voor de Schotse wetsofficieren (Lord Advocate en de Solicitor General for Scotland). Zij zijn geen verkozen leden voor het Parlement, maar leden van de Schotse overheid. Zij hebben echter geen stemrecht. Officieel mogen leden overal plaatsnemen binnen de Kamer, maar vooralsnog zitten zij voornamelijk per partij gegroepeerd. De grootste partij zitten in het midden van de halve cirkel met de oppositie partijen aan beide zijden geflankeerd. Verder heeft het Parlement voornamelijk zitting op dinsdag, woensdag en donderdag. Zij beginnen in januari tot aan eind juni. Daarna wordt vanaf begin september de draad weer opgepakt tot aan halverwege december. Kamerdebatten zijn vrij toegankelijk voor het publiek en worden ook uitgezonden op het politieke kanaal van de BBC, BBC Parliament (scottish.parliament.uk, 2013). De ‘Scotland Act 1998’ bepaalt de functies en rol van het Schotse parlement en geeft verder de grenzen aan tot hoever de wetgevende macht van het parlement reikt (Deacon, 2004, p.129). De ‘Scotland Act 2012’ heeft deze grenzen vergroot. Westminster is daarmee akkoord gegaan waardoor enkele zaken nu ook direct een Schotse aangelegenheid worden. Deze worden ook wel aangeduid als ‘gedecentraliseerde zaken’ en behelzen zaken als educatie, gezondheidszorg, landbouw en recht. Alle buitenlandse zaken blijven in handen van het Britse Parlement in Westminster. Niet alle gedecentraliseerde zaken worden specifiek benoemd in ‘Schedule 5’. De specifiek gedecentraliseerde zaken worden niet onder de noemer ‘reserverd matters’ worden benoemd. De meest belangrijke hiervan zijn landbouw, visserij en bosbouw, economische ontwikkeling, onderwijs, milieu, voedselstandaard, gezondheidszorg, lokale overheid, sport en kunst, toerisme en transport. Het Schots parlement heeft de mogelijkheid inkomensbelasting te heffen. ‘Resererved matters’ zijn onderwerpen die buiten de wetgevende competenties van het Schotse Parlement vallen. Deze worden behandeld door Westminster (denk aan zaken als elektriciteit, olie, gas, nucleaire energie, defensie, nationale veiligheid etc). Het Schotse Parlement heeft geen invloed op de wetgeving hiervan, doch mogen zij wel het debat over een van deze onderwerpen aanhalen. 44 4.3.1 Partijen en verkiezingsresultaten Tot nu toe zijn er vier verkiezingen geweest voor het Schotse Parlement. Onderaan worden de resultaten per partij per verkiezing gepresenteerd. In eerste instantie volgt een overzicht van de vier verkiezingen met de belangrijkste thema’s. Het tijdschema komt overeen met de steekproef, namelijk vanaf eind jaren negentig/begin 2000. 1999: Eerste verkiezingen voor Schots Parlement sinds de devolutie in 1997 in gang was gezet. Labour genoot nog steeds de meeste aanzien en zegevierde met 56 zetels (voornamelijk in hun traditioneel sterke Central Belt Heartlands regio). Ze kwamen negen zetels tekort voor een algehele meerderheid en was zodoende genoodzaakt met de Liberaal Democraten een regering te vormen. De SNP verwachtte 40% van het aantal verdelen zetels op basis van peilingen in polls, maar voldeed met 35 zetels niet aan de verwachtingen. Desondanks was het de tweede partij van Schotland. De Conservatieven behaalden via het ‘Additional Member System’ 18 zetels binnen. Desondanks heeft de partij een gevoelige tik opgelopen na het grote verlies in 1997 ten tijde van het referendum. 2003: De tweede verkiezingen ooit voor het Schotse Parlement. Er volgde geen wijzigingen in de regering. Labour bleef de grootste en werd aangevuld door de Liberaal Democraten. Vooral de kleinere partijen wonnen aan belang (Groenen en de Socialisten). De SNP daarentegen moesten het doen met minder stemmen in vergelijking met de voorgaande verkiezingen. Enkele redenen werden hier achter gezocht. Een stroming zocht het achter de afwijzing voor een onafhankelijk Schotland. Andere lieden dachten eerder dat het aantal MSP’s dat voorstander was voor onafhankelijkheid al ruim waren toegetreden tot de Schotse Tweede Kamer inclusief partijen als de SSP die hun houding ten opzichte van onafhankelijkheid juist op gelijke voet plaatste als die van de SNP. De Conservatieven en Liberaal Democraten haalden exact het aantal zetels binnen als in 1999. 2007: De derde verkiezingen ooit voor het Schotse Parlement. De SNP bleek met 47 zetels eindelijk de grootste op de voet gevolgd door Labour dat 46 zetels had. Vervolgens de Conservatieven (17), Liberaal Democraten (16) en de Groenen (2). De SNP besloot vervolgens tot het aangaan van een minderheidskabinet. Daarbij kregen zij op bepaalde zaken steun van de Groenen. De belangrijkste kwesties tijdens deze verkiezingen waren gezondheidzorg, onderwijs, gemeentebelastingenhervormingen, pensioenen, de eenheid van Groot-Brittannië, de Irakoorlog, en meer mogelijkheden voor het Schotse Parlement. Onderwijs kwam vooral sterk naar voren in de zin dat de minimumleeftijd voor schoolverlaters van 16 naar 18 moest. 2011: Vierde verkiezingen in Schotland. Wat volgde was grote overwinning voor de SNP (69 zetels). De eerste meerderheidskabinet van een partij was het gevolg. Labour leed een nederlaag van 7 ten aanzien van de verkiezingen vier jaar eerder met overigens een groot verlies in de Central Belt regio. Ook de Liberaal Democraten leden een gevoelig verlies met een forse halvering van hun aantal zetels en ook de Conservatieven konden hun aantal beschikbare plaatsen binnen het Parlement niet vasthouden. De SNP zette tijdens deze verkiezingen hoog in op het organiseren van een referendum voor onafhankelijkheid van Schotland. Op gebied van onderwijs was de partij groot voorstander van het aanbieden van vrij onderwijs op de universiteit voor Schotse studenten. De enige partij met sterke milieukundige voorstellen bleken de Groenen te zijn. Zij wilden bijvoorbeeld grote restoratieprojecten voor ecosystemen. Vervolgens een overzicht van het aantal behaalde zetels binnen het Schots Parlement plus een kleine algemene typering per partij. Labour Een van de partijen dat Europa wel degelijk beschouwt als een voordeel. De partij is dan ook voorstander van vergaande Europese integratie. Hierin dient Schotland een grote rol te spelen, maar wil Labour tegelijkertijd niets weten van een eventuele afsplitsing van Groot-Brittannië. De partij 45 begeeft zich op de centrumlinkse positie van het Schotse politieke platform. In hun visie zien zij het liefst hun beleid terug in de alledaagse politiek van Europa (scottishlabour, co.uk, 2013). Nam deel aan volgende Schotse Parlementen: 1e Periode (1999-2003): (Dewar, McLeish en McConnell). Labour leverde de premier. Donald Dewar overleed in 2000. Henry McLeish trad in 2001 af en Jack McConnell voltooide de eerste periode als minister-president tot aan 2003. Labour was de grootste partij in de regering met 56 zetels en werkte samen met de Liberaal Democraten. 2e periode (2003-2007): (McConnell) Labour leverde opnieuw de premier en zat op nieuwe met de Liberaal Democraten in het Schotse kabinet. Labour was de grootste partij met 50 zetels. 3e periode (2007-2011): Geen regeringsdeelname. Tijdens verkiezingen 46 zetels veroverd 4e periode (2011-heden): Geen regeringsdeelname. Tijdens verkiezingen 46 zetels veroverd SNP De partij streeft naar een onafhankelijk Schotland en wil daarvoor een vol lidstaat van de Europese Unie worden (snp.co.uk, 2013). 1e periode (1999-2003) (35 zetels-2e partij): Geen regeringsdeelname. 2e periode (2003-2007) (27 zetels-2e partij): Geen regeringsdeelname. 3e periode (2007-2011) (47 zetels-1e partij): Regeringsdeelname. Geen samenwerking met andere partij. Levert premier in vorm van Alex Salmond 4e periode (2011-heden) 69 zetels-1e partij): Regeringsdeelname. Geen samenwerking met andere partij. Levert premier in vorm van Alex Salmond Conservatieven Politiek aan de rechterkant van het spectrum. Wil voornamelijk dat Schotland bij de Groot-Brittannië blijft, en wil graag deze eenheid behouden. Wil verder voornamelijk dat Groot-Brittannië het woord voert tijdens Europese vergaderingen en zo de regels aan Schotland krijgt opgelegd. (scottish.conservatives.co.uk, 2013). 1e periode (1999-2003) (18 zetels-3de partij): Geen regeringsdeelname 2e periode (2003-2007) (18 zetels-3de partij): Geen regeringsdeelname 3e periode (2007-2011) (17 zetels-3de partij): Geen regeringsdeelname 4e periode (2011-heden) (15 zetels-3e partij: Geen regeringsdeelname Groenen Veel over Europa valt niet te lezen over de Groenen. Wel hebben ze een aantal standpunten, die de partij van bestaansrecht voorzien. Deze spitst zich voornamelijk toe op de ecologie, dat de basis vormt voor de toekomst van Schotland. Daarnaast streeft de partij ook gelijkheid en vrede na. Veelal zaken die op Europees niveau worden beslist of in ieder geval die hoog op de agenda staan in Brussel. 46 1e periode (1999-2003) (1 zetel-5e partij): Geen regeringsdeelname 2e periode (2003-2007) (7 zetels-5e partij): Geen regeringsdeelname 3e periode (2007-2011) (2 zetels-5e partij): Geen regeringsdeelname 4e periode (2011-heden) (2 zetels-5e partij): Geen regeringsdeelname Liberaal democraten De partij wil dat meer zaken worden gedecentraliseerd van de federale staat naar het Schots Parlement. Hierbij valt te denken aan energie, drugs en broadcasting. Het Schots parlement moet ook grotere verantwoording krijgen voor fiscale zaken. Verder staat decentralisatie van politieke autoriteiten hoog in het vaandel bij de Liberaal Democraten. Daarbij behoort ook een grotere betrokkenheid bij de Europese Unie. Daarbij gaan ze net niet zover als de SNP, dat streeft naar volledige onafhankelijkheid (scottish.liberaldemcorats.co.uk, 2013). 1e periode (1999-2003) (17 zetels-4e partij): Regeringsdeelname met Labour 2e periode (2003-2007) (17 zetels-4e partij): Regeringsdeelname met Labour 3e periode (2007-2011) (16 zetels-4e partij): Geen regeringsdeelname 4e periode (2011-heden) (5 zetels-4e partij): Geen regeringsdeelname 47 4.4 Inleiding Inhoudsanalyse Vlaanderen Het gebruik van Europa wordt in de inhoudsanalyse onderzocht aan de hand van een steekproef. Op de website van het Vlaams parlement staan alle debatten van de laatste 15 jaar verzameld. Hierin is gezocht naar de debatten die gaan over onderwijs of milieu en waarin Europa op welke manier dan ook wordt gebruikt. Elk tijdsperk heeft drie grote debatten. In sommige gevallen komen partijen vaker aan het woord dan andere debatten. Dit kan soms te maken hebben met het feit dat sommige partijen nu eenmaal graag of niet Europa gebruiken. Tevens heeft de mate van frequentie van een partij ook te maken met de raakvlakken van de partij met het onderwerp. 4.4.1 Europagebruik in Vlaanderen: Onderwijs Periode 1996-1998 1) 14-03-1996 Partijen: VLD Onderwerp: Onderwijstaal aan de universiteiten. De heer Herman Lauwers (VLD) tot de heer Luc Van den Bossche, minister vicepresident van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken. Interpretatie In deze interpellatie wordt Europa in twee vormen gebruikt: Europa en Europees. Herman Lauwers was lid van de VLD en minister vicepresident Luc Van den Bossche van ondermeer onderwijs behoorde tot het vroegere SP (huidig Sp.a). De VLD heeft wat betreft Vlaanderen een confederalistische houding. Dat wil zeggen dat de Belgische deelstaat Vlaanderen meer macht zou moeten krijgen. Ook in het onderwijs, en voornamelijk op universiteiten, komt de identiteit van Vlaanderen naar voren door te stellen dat er binnen Vlaanderen een eenheid van taal moet zijn. ‘Ik hoef de minister er zeker niet van te overtuigen dat dit ook een bedreiging is voor het Nederlands als dusdanig. Een cultuurtaal moet immers ook een wetenschappelijke taal zijn, zo niet dreigen we ernaar te evolueren dat eerst de wetenschapstaal in Europa tot twee of drie talen zal worden beperkt’. Zo blijkt het belang van de regio niet te worden ondergesneeuwd in Europa. De kansen van Vlaanderen mogen zodoende niet slinken. Zodra de wetenschapstaal tot twee of drie is beperkt, waarbij ik denk aan het Engels, Frans en Duits of Spaans, zal in een latere fase de voertaal in het Europees Parlement en dergelijke aan diezelfde soort tendens onderhevig zijn en zullen de andere talen, waaronder het Nederlands, tweede talen worden op Europees vlak en in het academisch onderwijs, ook in ons eigen landje’ . 2) 01-02-1996 Partijen: Luk Van Nieuwenhuysen (Vlaams Blok) tot de heer Luc Van den Brande, ministerpresident van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Wetenschap en Technologie Onderwerp: De onrustwekkende evolutie betreffende de aanwezigheid van Nederlandstaligen in Brussel en het memorandum dat het Vlaams Comité voor Brussel in dat verband aan de Vlaamse regering heeft overgemaakt Interpretatie De meest nationalistische partij van Vlaanderen, Vlaams Blok, maakt zich in deze interpellatie zorgen over de toekomst van de Vlaamse scholen, met betrekking tot het aantal Nederlanders wat zich in Brussel huisvest. De verwaarlozing van de Vlaamse identiteit komen in dit stuk aan de orde. 48 Ook op Europees niveau komt de decentralisatie van Vlaanderen aan de orde bij het Vlaams Belang. Europa wordt in deze context eerder negatief dan positief gebruikt. Vlaams Blok gebruikt Europa hier als gevaar voor de eigen regionale identiteit. ‘Het Vlaams Komitee voor Brussel pleit op lange termijn voor het afwijzen van Brussel als centrum van een sterk gecentraliseerd en bureaucratisch Europa’. Het Vlaams Blok laat in dit debat weten niet gediend te zijn van deze gang van zaken in die tijd. Het meest tegen de borst stuit de houding van de centrale overheid, die het gevaar volgens het Vlaams Blok niet wil inzien. ‘De Vlaamse regering hoedt zich voor dergelijke uitspraken en tracht zelfs de Europese aanwezigheid andermaal te vergoelijken aan de hand van een wat ouder rapport van Mens en Ruimte, waarin de nadruk wordt gelegd op de al dan niet vermeende economische voordelen die de aanwezigheid van de Europese instellingen in Brussel met zich zou brengen’’. De afwijzing van Europa komt hier naar voren door te stellen dat Europa een negatieve invloed heeft op de huidige regionale identiteit. Kortom Europa wordt in dit geval geschetst in een negatieve context en als een mogelijk gevaar. De houding van het Vlaams Blok speelt zich in dit geval af midden jaren negentig. Als een van de weinige partijen in Vlaanderen ondersteunden zij Europa niet en werd het ook niet als een positief aspect beschouwd voor een eventuele verdere autonomie binnen Vlaanderen. Dit in tegenstelling tot andere partijen die juist Europa als middelpunt zagen om Vlaanderen meer autonomie te geven. Voor een verdere verdieping in dit debat zie onderstaande link http://www.vlaamsparlement.be/Proteus5/showVIVerslag.action?id=256159 3) 07-02-1996 Partijen: Filip Dewinter (Vlaams Blok) tot de heer Luc Van den Bossche, minister vicepresident van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken. Onderwerp: Het aanleren van een tweede taal aan kleuters Interpretatie Dat het Vlaams Belang, toen het Vlaams Blok geheten, Europa niet altijd in een negatieve context weerspiegelde, bewijst dit debat over de tweede taal bij kleuters wel. Het Vlaams Belang, laat het belang van Vlaanderen en de Nederlandse taal horen in dit debat. Desondanks komt wel de bedreiging van de Vlaamse identiteit weer sterk naar voren. Filip Dewinter is tegen het aanleren van een tweede (Franse) taal aan kleuters. Dit gebeurt al in een veel te vroeg stadium. Ondanks de oproep van Koning Albert om al op jonge leeftijd kinderen kennis te laten maken met een tweede taal. De Vlaamse en Europese identiteit worden gezamenlijk gebruikt in het volgende citaat: ‘Het verwondert me overigens dat de vorst zich achter dit soort voorstellen schaart, terwijl het toch algemeen bekend is dat het taalonderricht in Vlaanderen zowel kwalitatief als kwantitatief een van de beste van de Europese Unie is. Het Vlaams belang neemt in deze stelling al aan dat het taalonderwijs in Vlaanderen al van een dermate hoog niveau is. Om dit kracht bij te zetten, wordt hierbij Europa (in dit geval de EU) gebruikt. Dit mag verwonderlijk worden genoemd, omdat in het voorgaande debat juist geen Europese toenadering werd gezocht. In dit geval wordt de EU juist als Europese instantie gewaardeerd om de kracht van het Vlaamse onderwijs neer te zetten. Europa wordt nu zelfs gebruikt om de kracht van de eigen regio aan te halen. Hoewel Europa meestal als potentieel gevaar wordt neergezet, blijkt het nu ineens een maatstaf te zijn. Het blijkt een positieve norm waar men naar toe wil streven. Namelijk de beste van de Europese Unie. Voor hele debat zie onderstaande link http://www.vlaamsparlement.be/Proteus5/showVIVerslag.action?id=256402 49 Periode 2002-2005 4) 06-06-2002 Partijen: Chris Vandenbroeke (NV-A) tot mevrouw Marleen Vanderpoorten, Vlaams minister van Onderwijs en Vorming, Onderwerp: Het onderzoeks- en ontwikkelingsbeleid in Vlaanderen en Europa. Interpretatie Marleen Vanderpoorten behoort tot de VLD (Vlaamse Liberalen en Democraten) en de inmiddels overleden Chris Vandenbroeke was lid van de Nieuw-Vlaamse Alliantie. Belangrijk thema bij deze interpellatie is het hoger onderwijs, respectievelijk het wetenschapsbeleid. De NV-A is een Vlaams nationalistische partij, die een sterke binding met Europa heeft. Zij zien zichzelf op dit moment het liefst als onafhankelijke staat binnen de EU. Zij volgen het liefst de regels die de EU voorschrijft en dat blijkt ook hier naar voren te komen: ‘Op Europees vlak werden wat dit betreft, afspraken gemaakt in Barcelona. Europa zou ernaar streven dat elk land en regio 3 percent van het bruto binnenlands product zou besteden aan wetenschappelijk onderzoek. Dit is een van de meest veel voorkomende vormen van Europa gebruik. Namelijk het refereren naar Europese afspraken. Veelal gebruiken politieke partijen een Europese norm, waar naar toe dient te worden gewerkt. De VLD is een van die partijen die Europa op die manier gebruikt. Het erkennen van deze Europese regels en daarbij ook de importantie benadrukken, geeft aan dat Europa in een positieve context wordt gebruikt. Ook de VLD staat positief tegenover Europa. Dat de partij daarbij ook het belang van de deelstaat van Vlaanderen in ogenschouw neemt blijkt wel uit de volgende citaat: ‘de Europese Commissie heeft de deelstaten opgeroepen om voornemens van deelneming in te dienen voor de twee nieuwe financieringsmechanismen waarin het zesde kaderprogramma voorziet, namelijk de geïntegreerde projecten en de excellentienetwerken. Ook eveneens wordt Europa hier gebruikt om te refereren naar bepaalde afspraken. Ook de VLD doet hieraan mee. Deze vorm van Europagebruik zullen we vaker zien binnen de debatten. Overigens blijkt uit de citaat dat ook daadwerkelijk belang moet worden gehecht aan uitspraken of beslissingen vanuit Europa. De VLD is daadwerkelijk van mening dat regels uit Europa ook daadwerkelijk dienen te worden opgevolgd. 5) 01-07-2003 Partijen: Luc Van den Brande (CD&V) tot mevrouw Patricia Ceysens, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid en E-government Onderwerp: De verdediging van de Vlaamse eisen inzake erkenning van de constitutionele deelstaten door de Europese Unie. Partijen: Karim Van Overmeire (N-VA) tot mevrouw Patricia Ceysens, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid en E-government Onderwerp: De wijze waarop de minister het Vlaams buitenlands beleid gestalte wil geven en over initiatieven om de kennis van het Nederlands bij de in Brussel gevestigde ambassades te vergroten Interpretatie Europa wordt in het kort gezegd gewoon te weinig gebruikt binnen het Vlaamse beleid. Dat is tenminste de conclusie van Luc Van den Brande van de CD&V. Europa is juist iets positiefs in dit debat en wordt het te vaak onder het tapijt geschoven door de regering. Getuigen de onderstaande cynische citaat uit het debat van 01-07-2003. ‘Ik had graag de nieuwe minister welkom geheten. Het is de vierde minister op rij in het domein van het buitenlands beleid en de Europese aangelegenheden. Het is de derde-en-een-halve minister voor buitenlandse handel. Ik moet hieruit afleiden, mevrouw de minister, en het is niet persoonlijk bedoeld, dat het buitenlands en Europees beleid voor de Vlaamse regering een non-issue is, een niet-relevante aangelegenheid en een zaak die geen enkele prioriteit krijgt’. 50 Ook de CD&V laat hiermee zien dat zij geen tegenstander zijn van Europa en dat deze voor Vlaanderen absoluut een belangrijke rol kan spelen. De NV-A daarentegen pleit juist meer voor de vertegenwoordiging van de Vlaamse waarden op het allerhoogste niveau. Kortom Europa is belangrijk om juist je culturele waarden en identiteit niet te verliezen, maar dan dien je wel van je te laten horen. ‘Ik wil op enkele zaken reageren. We moeten ervoor zorgen dat Vlaanderen aan bod komt in het Europees bestel. Ieder op zijn domein kan daar iets aan doen. U doet dat, en ook ik tracht hier iets aan te veranderen en te verbeteren’. Het komt erop neer dat het niet alleen je recht is om jezelf als regio binnen Europa te profileren, maar tevens ook een plicht. Juist een duidelijk, herkenbaar en Europees beleid voeren helpt je als regio verder volgens het NV-A. In beide gevallen wordt juist het belang van Europa voor een regio onderstreept. Europa is geen gevaar voor de regionale identiteit, maar dan dient men wel Europa toe te passen binnen het beleid. Europa moet niet worden ondergesneeuwd. Het is een wisselwerking tussen een regio en Europa. Om je als regio te laten gelden, moet je je ook in Europa juist laten gelden. Dat kan door binnen de regio juist een Europees beleid te voeren. Voor hele debat zie onderstaande link http://www.vlaamsparlement.be/Proteus5/showVIVerslag.action?id=345293 6) 07-10-2003 Partijen: Luc Martens (CD&V) tot mevrouw Marleen Vanderpoorten (VLD), Vlaams minister van Onderwijs en Vorming Onderwerp: Studieduur in het tertiair onderwijs Interpretatie Opnieuw een vorm van Europagebruik, waarin Europa als norm wordt neergezet waar naartoe dient te worden gewerkt. Ditmaal aan de hand van Marleen Vanderpoorten van de VLD. Zij gebruikt Europa tweemal en als enige in dit debat. ‘Ook internationaal is er een spanning tussen de visie van het beleid en de visie van de onderwijsinstellingen. Alle onderwijsinstellingen van Europa hebben de neiging om naar een verlenging te streven, terwijl het beleid eerst een toetsing aan de kwaliteit wil. Onderwijs speelt binnen Europa een belangrijke rol en regeringen lijken vaak hun beleid te toetsen aan de Europese regels. Toch waren de standpunten betreft de studie in het tertiaire onderwijs binnen Europa nog wat grijs. Er werd, zoals hier blijkt, wel gepoogd enkele standpunten en regels te hanteren, maar veelal stuitten politici soms ook op een grijs gebied. Zoals hier blijkt dat er geen internationale standaardwaarden zijn gevonden. De VLD vraagt zich af of de internationale standaarden wel zo zaligmakend zijn. Vandaar dat Europa in dit geval met enige twijfel of sceptisch wordt gebruikt. Alhoewel zich binnen Europa een trend lijkt af te tekenen in de richting van masteropleidingen met een studieduur van 90 tot 120 studiepunten, kunnen er op dit ogenblik op basis van internationale vergelijkingen geen absolute internationale standaarden worden gevonden die een studieomvang van 120 studiepunten voor de initiële masteropleidingen noodzakelijk maken’… Kortom Europa wordt door een partij als de VLD niet altijd als basis gebruikt. Soms is enige twijfel ook gewoon als Europese of internationale standaarden worden gebruikt. Niet alles wat wordt opgelegd moet klakkeloos worden overgenomen. Belangrijk is ook dat de cijfers regionaal gezien wel in orde zijn. Kortom eerst de regio dan Europa. Voor hele debat zie onderstaande link http://www.vlaamsparlement.be/Proteus5/showVIVerslag.action?id=347742 51 Periode 2009/2010 7) Gedachtewisseling over de Vlaamse inbreng in het Belgische EU-voorzitterschap van de tweede helft van 2010 Partijen: CD&V, NV-A, VL-D en SP.A Onderwerp: Gedachtewisseling over de Vlaamse inbreng in het Belgische EU-voorzitterschap van de tweede helft van 2010 – round-up en evaluatie met de heer Kris Peeters (CD&V), minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid (Vlaams Parlement, 2010). Interpretatie In het beleidsstuk komt de term Europa 78 keer naar voren. Het onderwijs wordt zowel op regionaal niveau als Europees niveau behandeld. Als het gaat om Europa: ‘Met het oog op versterkte Europese samenwerking inzake schoolonderwijs nam de Raad Onderwijs in november raadsconclusies aan over het belang van basisvaardigheden voor de scholen van de 21ste eeuw. Alarmerende cijfers over de schrijf-, reken- en leesprestaties van de jongeren in Europa geven aan dat een Europees actieplan hoogst nodig is. In de conclusies wordt erkend dat er doeltreffender moet worden opgetreden om de doelstellingen inzake lees- en rekenvaardigheid voor 2020 te bereiken’. Binnen deze gedachtegang nemen verschillende vertegenwoordigers van politieke partijen het woord. Het onderwijs is een van de aspecten, die worden gebruikt om het Europees voorzitterschap vorm te geven. Enkele citaten van hun geven hun betrokkenheid met de EU als/of Vlaanderen aan. De N-VA komt binnen dit debat naar voren als grootste Europa liefhebber. Dat blijkt wel uit de uitspraak van Marc Hendrickx van de partij: - Marc Hendrickx (NV-A): ‘Voor het overige spreekt het voor zich dat de politieke en ambtelijke aandacht voor het EU-gebeuren niet groot genoeg kan zijn’ De toenadering tot Europa heeft natuurlijk bij de partij ook een regionaal karakter. De partij is zoals bekend een liefhebber van een Vlaanderen met sterke autonome betrekkingen. Europa moet daar graag bij worden gebruikt. Ook Mathias Diependaele van de partij komt daarbij aan bod. Matthias Diependaele (N-VA): De standpunten van de partij voor een onafhankelijk Vlaanderen binnen de EU en het nationalistisch karakter van de partij komt sterk terug in een aantal citaten: ‘ De heer Matthias Diependaele wijst erop dat een van de kernpunten van het – inderdaad succesvol afgeronde – Belgische voorzitterschap was gelegen in het onderstrepen en versterken van het belang van de regio’s in Europa’. De NV-A pleit ook voor meer macht van regio’s in Europa. Hierbij is het van belang Vlaanderen voor meer bevoegdheden te voorzien. De heer Matthias Diependaele erkent dat het promoten van het regio-idee binnen het Europese kader zeker geen evidentie is. Zijns inziens zal Vlaanderen door zijn optreden ongetwijfeld wel inspirerend gewerkt hebben, maar dit belet niet dat er momenteel binnen Europa toch een zekere ambivalentie bestaat ten aanzien van de regio’s….Vlaanderen in de toekomst moet blijven hameren op de eigen stem aan de Europese tafel. Dat is essentieel voor de verdediging en veiligstelling van onze belangen’. Dat wil niet zeggen dat de rest van de betrokken partijen geen positief gevoel bij Europa oproepen. Echter ook hier blijkt dat er enkele nuances zitten. Sommige partijen zijn wat terughoudender. Het CD&V is daar een voorbeeld van. Europa is wenselijk, maar moet niet te nadrukkelijk aanwezig zijn. Het lijkt erop dat de partij vindt dat er genoeg ruimte moet zijn voor een regio om zichzelf te ontplooien: - Ludwig Caluwe (CD&V): Continuïteit in de Europese beleidsopvolging is met andere woorden wel degelijk wenselijk, maar dan als gewoon onderdeel van de beleids- en beheerscyclus Daarnaast is er de VLD die van mening is dat er nauwe betrokkenheid moet zijn bij de totstandkoming van Europese regels. De partij wil niet achteraf voor verassingen komen te staan. 52 - Fientje Moerman (VL-D): Meer alertheid bij de totstandkoming van Europese wetgeving zal immers achteraf heel wat problemen voorkomen’. . De Sp.a tenslotte benadrukt verder het belang van de Europese instanties en in dit specifieke geval het comité van de regio’s. Die zijn in staat om de omzetting van Europese richtlijnen in goede banen te leiden. - - Fatma Phelivan (Sp.a): Inpikkend op de vorige sprekers formuleert mevrouw Fatma Pehlivan de vraag of er in de hele problematiek van de opstelling en omzetting van Europese richtlijnen ook geen taak zou kunnen weggelegd zijn voor het Comité van de Regio’s. In principe staat deze instantie immers tamelijk dicht bij vele van de betrokken entiteiten. 8) 01-07-2010 Partijen: NV-A, VL-D & S.PA Onderwerp: Interpellatie van de heer Kris Van Dijck (NV-A) tot de heer Pascal Smet Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over de ongekwalificeerde uitstroom in het secundair onderwijs De term Euro of Europa komt in de gehele tekst 28 keer voor. Veelal wordt hierbij verwezen naar Europese cijfers. Cijfers dienen als norm waar naar moet worden toegewerkt. Europa wordt in dit geval door de N-VA alsmede de VL-D positief gebruikt. Kris Van Dijck is lid van de NVA, De Nieuw Vlaamse Alliantie. In zijn vraag aan Pascal Smet komt hij inderdaad aan met Europese cijfers, getuige dit citaat: Minister, u stelde dat er een verschil is tussen de Europese en de Vlaamse cijfers. ‘Hoe kunnen de verschillen verklaard worden? Uit dit citaat gebruikt de NV-A Europa als graadmeter. Cijfers uit het onderwijs worden neergelegd naast de Europese cijfers. Marleen Vanderpoorten (Open VLD) gaat door in dit debat en stelt aan minister Smet eveneens de vraag: Wordt met dit ontbreken van kwalificaties in alle Europese landen hetzelfde bedoeld? Het is me niet helemaal duidelijk wanneer iemand al dan niet kwalificaties heeft. Bestaan er definities? Minister Smet is als minister van Onderwijs, jeugd, Gelijke Kansen en Brussel namens de S.pa. Hij noemt Europa veelvuldig in het debat. Hieronder een aantal voorbeelden, dat het belang van Europa voor het onderwijs in Vlaanderen duidelijk laat zien: - ‘Er is een verschil tussen de Europese en de Vlaamse cijfers. Samengevat, komt het erop neer dat het aantal ‘early school leavers’, zoals de vroegtijdige uitstroom daar wordt genoemd, in de Europese cijfers wordt onderschat. - ‘Het is belangrijk om weten dat het bij de Europese cijfers gaat om een steekproef, een enquête. Daar is in ieder geval een foutenmarge tot 2 percent voor wat betreft de Europese cijfers voor Vlaanderen. De cijfers die wij in Vlaanderen gebruiken en die ook het steunpunt gebruikt, hebben wij uit een raadpleging van de databanken’. - Het Europese gemiddelde van de 27 landen daalt van 15,5 in 2005 naar 14,9 percent in 2008. Als je echter naar de vijftien EU-kernlanden kijkt, zie je een daling van 17,1 naar 16,7 percent. Vlaanderen wordt met andere woorden in Europees verband als een heel goed voorbeeld beschouwd. We zitten op 8,5 percent. Nog niet zo lang geleden heeft de Europese Raad van Europese regeringsleiders en staatshoofden in het kader van de Europa 2020-strategie een doelstelling bepaald van 10 percent ‘early school leavers’. In Europese termen zitten wij daar met 1,5 percent onder. Maar wij weten – en wij zijn daarover eerlijk, wat ons siert – dat wij op basis van onze juiste cijfers uit de databanken hoger zitten. Interpretatie Toch lijkt er wel enigszins een verschil te zitten tot het Europees graadmeter gebruik tussen enerzijds de NV-A en VL-D en anderzijds de SP.A. De eerste twee genoemden houdt veel meer vast aan de Europese cijfers als basis dan de SP.A dat doet. Laatstgenoemde lijkt juist veel meer waarde te 53 hechten aan de regionale Vlaamse cijfers. Wellicht heeft de partij angst dat deze te veel worden ondergesneeuwd onder het geweld van de Europese cijfers. In ieder geval laat de partij, in dit geval de minister zien dat Europese cijfers zich niet zo rooskleurig zijn als men van andere partijen zich voordoen. In ieder geval loopt Vlaanderen niet achter wat betreft de Europese graadmeter cijfers. Vast lijkt te staan dat vooral de NV-A minder de nadruk legt op de Vlaamse regionale cijfers in dit debat. In ieder geval kijkt de partij veel sterker naar hoe de cijfers er in ieder geval uit zou moeten zien. De eerste keer dat er een antwoord wordt gegeven op het gebruik van Europese cijfers vanuit een Vlaams perspectief. Voor hele debat zie onderstaande link http://www.vlaamsparlement.be/Proteus5/showVIVerslag.action?id=596578 9) 27-05-2010 Partijen: SP-A NV-A Onderwerp: De problematische intrede van jonge afgestudeerden op de arbeidsmarkt en de dalende werkzaamheidsgraad van jongeren. Interpellatie van de heer Filip Watteeuw (Groen) tot de heer Philippe Muyters (NV-A), Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport Interpretatie Net afgestudeerden hebben veel moeite met het vinden van een baan. Mede door de economische crisis wordt veelal bezuinigd op deze banen en sneuvelen deze als eerste. Daarnaast zijn er veel verschillen per regio. Vooral schoolverlaters uit Antwerpen of Limburg worden zwaar getroffen in vergelijking met andere Vlaamse regio’s. Er wordt gepoogd dit tegen te gaan door ondermeer werkateliers in het leven te roepen. Maar is dit voldoende? In het debat wordt tweemaal Europa aangehaald. In eerste instantie door Bart van Malderen van de Sp.a. Ook Vlaams minister Philippe Muyters (NVA) maakt een verwijzing naar Europa. In eerste instantie is het Bart van Malderen die stelling neemt ten opzichte van Ivan Sabbe (Lijst Dedecker). Die is van mening dat parlementsleden een stage moet gaan lopen bij bedrijven en zo achter de ware problemen van de instellingen te komen. Balt van Malderen trekt vel van leer tegen Sabbe. Ik heb daarnet het woord karikatuur gebruikt, maar het begint op den duur een beetje lachwekkend te worden om een zeer ingewikkelde problematiek waar men in heel Europa mee worstelt, af te doen met te zeggen: men kan er al 39.000 invullen. Ik laat dat voor uw rekening. Het siert u niet. Philippe Muyters reageert op de verschillende vragen en stelt ten eerste dat de 1000 werkateliers nog niet voldoende is. Tevens wil men extra investeringen doen in de gebieden Gent en Antwerpen, maar…‘Soms is het frustrerend dat voor er een goed idee kan worden uitgewerkt, allerlei regeltjes gevolgd moeten worden. Vandaag, 27 mei, komt dat voorstel voor op de Thematische Commissie van het Europees Sociaal Fonds (ESF). Als dit vandaag wordt goedgekeurd, waar ik van uitga, dan mogen wij dit vanaf 1 juni openstellen’. Het is niet geheel duidelijk of die regeltjes worden opgelegd door Europa of dat dit nationaal beleid is. In ieder geval dient Vlaanderen wel de regels van het ESF te volgen en het lijkt er op dat Muyters van de N-Va niet heel content is met het feit dat deze regelgeving er voor zorgt dat men niet direct een goed plan kan opstellen. Bart van Malderen trekt het probleem in de bredere context door te stellen dat de jeugdwerkloosheid in heel Europa geldt. Kennelijk ziet hij (en zijn partij) het niet als een probleem voor Vlaanderen, maar ook voor heel Europa. Europa wordt desondanks niet vaak gebruikt. De manier waarop heeft alle schijn van de Europese regels die desondanks moeten worden nageleefd. Zo wordt door de NV-A verwezen naar de Europese Commissie. De SP-A gebruikt Europa om te laten zien dat iets wat lokaals of regionaal speelt ook geldt voor heel Europa. Een situatie wordt dus gegeneraliseerd. Kortom het sneuvelen van banen etc wordt doorgetrokken naar heel Europa. Iedereen heeft daar last van. Europa wordt hier gesteld als iets van ons allen en wat voor iedereen geldt. Voor hele debat zie onderstaande link http://www.vlaamsparlement.be/Proteus5/showVIVerslag.action?id=590402 54 4.5 Europagebruik in Vlaanderen: Milieu Periode 1995/1996 10/11) Deel 1 17-10-1995 Partijen: Vlaams Belang, SP.a en VL&D Onderwerp: Interpellatie van de heer Filip Dewinter (Vlaams Belang) tot de heer Eddy Baldewijns (Sp.a), Vlaams minister van Openbare Werken, Vervoer en Ruimtelijke Ordening, over de plannen van de Vlaamse regering in verband met de luchthaven van Deurne. Tevens vanaf de tribune doet Ward Beysen namens de VL&D mee aan dit debat. http://www.vlaamsparlement.be/Proteus5/showVIVerslag.action?id=256130 Deel 2 debat 17-10-1995 Partijen: VL&D, SP.A en Vlaams Belang. Onderwerp: Regionaal Luchthavenbeleid Interpellatie van de heer Ward Beysen (VLD) tot de heer Eddy Baldewijns (SP.A), Vlaams minister van Openbare Werken, Vervoer en Ruimtelijke Ordening, over het regionaal luchthavenbeleid (17-101995) Ward Beysen verwijst met enige regelmaat in dit debat naar Europa. Hieronder zijn enkele voorbeelden uitgelicht. Tevens ook een verwijzing naar Europa van Filip Dewinter van het Vlaams Blok. De trafieken op de Europese regionale luchthavens bloeien dus meer dan ooit. Men verwacht een jaarlijks groeiritme van 6,5 percent. Onze Europese partners spelen daar op gepaste wijze op in. Alleen hier in Vlaanderen gaat de regering op onbegrijpelijke wijze tegen de heersende trends in. Interpretatie Plannen zijn gemaakt om de luchthaven Antwerpen te sluiten en met het geld dat daarvoor vrijkomt de luchthaven van Oostende uit te breiden. Dit levert vanuit de oppositie veel kritiek op, ondermeer vanuit het Vlaams Belang dat zegt dat België juist baat heeft bij een goed opererende luchthaven als Antwerpen. De term Europa wordt in dit geval ook meerdere malen gebruikt. Opvallend dat Europa bij het aspect milieu in positievere zin wordt gebruik door het Vlaams belang dan dat dat bij het aspect onderwijs was. Filip Dewinter (Vlaams Blok): Het bedrijfsresultaat bedroeg een verrassende 5,5 miljoen frank. Het passagiersaantal te Antwerpen steeg tot 252.908 personen, waardoor de erkenning als Europese regionale luchthaven zonder meer kon volgen. Europa dient hier dus als maatstaf. Cijfers kunnen aangeven of een luchthaven kan worden bestempeld als een Europees regionale luchthaven, of dat het opereert alleen op regionale schaal. Als het een Europees regionale luchthaven betreft, dan zou een sluiting wellicht niet verstandig zijn. Een sterke Europese luchthaven is goed voor de regio, daarom ziet Vlaams Belang ook geen heil in het sluiten van het vliegveld Deurne. Europa wordt in dit debat zeker niet in een negatief daglicht geplaatst. De regio moet door middel van de luchthaven groeien binnen Europa en daar een belangrijke rol van betekenis spelen. In veel gevallen worden voorbeelden gegeven van Europese partners die wel weten hoe zij op de jaarlijkse groei die een luchthaven kan brengen. Zowel de VLD als het Vlaams Blok stelt het belang van de regio voorop door te verwijzen naar Europese voorbeelden. 55 Dit staat in schril contrast met al onze buurlanden, waar de regionale luchthavens overal verder groeien en worden uitgebreid in het licht van het actuele Europese mobiliteitsvraagstuk. Ook de VL.D is geen voorstander van het sluiten van de luchthaven. Ook volgens deze partij heeft dit gevolgen voor de regio. Om hun mening kracht bij te zetten wordt ook het gebruik van Europa niet geschuwd. In dat verband is het niet zonder belang aan te stippen dat de ERA, de Europese Regionale Luchtvaartvereniging, er bij de Europese Commissie en de regeringen van de lidstaten, op aandringt het groeiende belang van deze luchtvaarttrafieken te onderkennen. Voor debatten 11 en 12 zie onderstaande link http://www.vlaamsparlement.be/Proteus5/showVIVerslag.action?id=256129 12) 05-10-1995 Partijen: Groenen, CD &V Onderwerp Maatregelen inzake de hoge ozonconcentraties Interpellatie van de heer Johan Malcorps (Groen) tot mevrouw W. Demeester -De Meyer, Vlaams minister van Financiën, Begroting en Gezondheidsbeleid Interpretatie In 1995 was het thema milieu vooral toegespitst op het gat in de ozonlaag. Deze zou wel of niet groter worden, iets wat ook in Vlaanderen veel discussie opwekte. De groene partij pleit in Vlaanderen al jaren voor een beter milieubeleid en haalt de Europese regels aan voor het instellen van een minimale ozonconcentratie waaraan de mens bloot mag worden gesteld. De Groene partij lijkt vanzelfsprekend de partij die zich op Milieuzaken het meest laat horen. De vraag is echter hoe Europa bij deze partij dan wordt gebruikt. Het lijkt er in ieder geval sterk op dat de Groenen op gebied van Milieu graag gemeenschappelijke Europese regelgeving ziet plaatsvinden, die het milieubeleid verbeterd. Ondermeer wordt verwezen naar het Europees Parlement dat toentertijd sterk adviseerde op het terugdringen van de ozonconcentraties: Om al die redenen drong in juli het Europees Parlement met een motie aan op informatie voor de mensen vanaf ozonconcentraties van 120 microgram per kubieke meter. Met waarschuwen van de bevolking en het nemen van actieve preventieve maatregelen wil het Europees Parlement beginnen vanaf 180 microgram ozon per kubieke meter. Dit is Europees en Belgisch zo bepaald. Echter lijkt de partij ook sterk naar zichzelf en de regio te kijken wil men komen tot een beter ozonbeleid. Het idee van een betere wereld begint bij jezelf blijkt wel uit de plannen van de Bond Beter Leefmilieu dat de gedurende de hele zomer (1995) snelheidsbeperkingen wilde opleggen. Dat plan moet weer naar Europees niveau worden getrokken. Europa zou in dit geval moeten kijken naar de voorbeelden van Vlaanderen. Als men dit ook op Europees vlak zou kunnen bekomen, zou men wel degelijk het ozongevaar terugdringen. De CD&V ziet juist heel sterk het belang van Europa bij kwesties als deze. Vandenbriesche en Demeester-Meyer laten in hun betoog zien dat de maatregelen wat betreft de ozonlaag alleen maar effectief zijn op vijfhonderd kilometer bij lage windsnelheid. Maar eveneens moeten initiatieven vanuit Vlaanderen zelf worden genomen. Dat wil zeggen dat niet moet worden gewacht op Europa zelf. Het probleem moet dus op een Europees niveau worden aangepakt. Vanuit een Vlaamse en federale bekommernis en in overleg met de Europese maatregelen moeten we tot een gemeenschappelijk plan kunnen komen. We moeten niet wachten tot Europa met richtlijnen en maatregelen voor de dag komt. 56 Kortom staan beide partijen zeker niet negatief tegenover Europa en is Europa ook zeker nodig in de plannen. Maar het beste is om vanuit de regio zelf het goede voorbeeld te nemen. Voor hele debat zie onderstaande link http://www.vlaamsparlement.be/Proteus5/showVIVerslag.action?id=256124 Milieu Periode 2002/2003 13) 02-10-2003 Partijen: SP.a Onderwerp: De onenigheid inzake milieuhandhaving tussen Milieu-inspectie en parket De vragen van Marleen Van den Eynde van het Vlaams Belang hebben vooral betrekking op het milieuhandhavingsbeleid en het vereenvoudigen van. Minister Sannen van het Sp.a reageert hierop en gebruikt vervolgens ook Europa in zijn weerwoord. Hij benadrukt dat Vlaanderen hierin zeker niet alles bepaald, maar juist ook door Europa wordt aangesproken. Hierin merkt de bewindsman enige tegenwerking op. We moeten echter nogmaals een onderscheid maken tussen administratieve vereenvoudiging, leesbaarheid, codificering en de complexiteit van de milieureglementering die voor een groot deel niet alleen door ons maar ook door Europa wordt bepaald. Interpretatie Wat hier opvalt, is dat de SP.a het liefst wel over zou gaan tot een vereenvoudiging van de milieuregeling, maar dat zij van bovenaf een beetje worden tegengewerkt door Europa. Europa wordt nu gebruikt om een regel eigenlijk niet door te drukken. Maar tussen de regels door wordt dit wel gewenst. Opnieuw een voorbeeld waarin de SP.a duidelijk laat zien dat Europa voor een regio ook wel eens belemmerend kan werken. Sp.a liet in voorgaande debatten al zien dat het eerder naar prestaties in de eigen regio kijkt, maar in dit geval zet het Europa zelfs in een beetje negatieve context. Ze spreken de Europese regels dan wel niet tegen, maar lijkt wel te suggereren dat Vlaanderen in deze kwestie wellicht beter af is zonder Europa. Vlaanderen ligt op dit onderwerp ook enigszins voor op Europa doordat zij grotere stappen maken op basis van convenants en andere afspraken. Europa benadert de problematiek nog altijd heel sterk vanuit reglementering terwijl Vlaanderen vaak via convenants en andere afspraken stappen vooruit zet. Voor hele debat zie onderstaande link http://www.vlaamsparlement.be/Proteus5/showVIVerslag.action?id=347799 14) 19-03-2003 Partijen: CD&V, VLD, SP.a, Vlaams Belang Onderwerp: Het Sociaal-Economisch Rapport Vlaanderen 2003 en de oproep van vier Vlaamse topindustriëlen betreffende de waardering van de industrie in Vlaanderen Interpretatie De uitbreiding van Europa tegenover de industrie van Vlaanderen. Een heikel onderwerp aangezien geen van de betrokken partijen wil zien gebeuren dat het slecht gaat met de Vlaamse industrie. 57 Daarom wordt de vraag gesteld moet Vlaanderen zich sterk houden aan Europese afspraken of moet de regio juist zichzelf sterker maken en zo Europa laten meeprofiteren? Erik van Rompuy (CD &V) - De heer Dieusart heeft het over de moeilijkheden van de chemische nijverheid om te investeren. De milieuheffingen in Vlaanderen zijn bijna even hoog als de heffingen voor al hun andere Europese vestigingen samen. De heer William heeft het over de dure elektriciteit en de heer Leysen zegt dat hij probeert te investeren, maar dat hij al 6 jaar wacht om resultaten te kunnen zien van de bodemsanering van de terreinen van Unicore. Hij is dus nog niet aan de eerste spadesteek toe. De VLD in de vorm van Patrick Dewael lijkt in dit debat de grootste Europese voorstander. In ieder geval kan gesteld worden dat zij Europa in deze casus het meest gebruiken. Opvallend echter is dat er ook vanuit de VLD kritisch wordt gekeken naar Europa. Zo laat Patrick Dewael weten: Het is heel belangrijk dat we ook meer proactief gaan wegen op de Europese besluitvorming. We mogen niet minder doen dan Europa ons vraagt, maar we moeten ook niet meer doen. Hieruit proeft men toch enige sceptisch richting Europa toe. Echter worden de regels wel gerespecteerd. Wel denk ik dat we het over de partijgrenzen heen eens moeten worden over het feit dat we de Europese richtlijnen moeten uitvoeren. Vooral als het gaat om regelgeving. Het Vlaams Belang staat ook niet vijandig ten opzichte van Europa. Wel blijft de partij hameren op de gevolgen voor de regio Vlaanderen. Zij verwijzen ook het meest naar hun eigen regio. We moeten erover waken dat de braindrain niet in één richting verloopt. Als de opgedane kennis terugkomt naar Europa, dan is dat een gezonde situatie. Ook de SP.A heeft de neiging om Vlaanderen in de context van Europa te zien. Echter lijkt het in dit geval wel de angst te bestaan dat Vlaanderen niet opgewassen is tegen een uitbreidend Europa We leven in een Europa dat naar het oosten gaat uitbreiden en waarin de positie van Vlaanderen fundamenteel gewijzigd zal worden. Voor hele debat zie onderstaande link http://www.vlaamsparlement.be/Proteus5/showVIVerslag.action?id=338975 15) 16-11-2002 Partijen: CD&V, Groen, Vlaams Belang & Sp.a Onderwerp: De uitbreiding van de Europese Unie en de hervorming van het Europees landbouwbeleid Interpretatie: Europa wordt nu in het licht gehouden tegenover een mogelijke uitbreiding. Daarentegen wordt ook gedebatteerd wat de gevolgen zijn voor de hervorming van het Europees landbouwbeleid. De CD&V heeft een pro-Europese houding en laat dat in dit debat ook blijken. Echter houden zij wel een slag om de arm. Zo vinden zij dat Europa altijd moet staan voor subsidiariteit en moeten zij wel inzien dat Europa op de wereldmarkt een kleine rol speelt in vergelijking met andere werelddelen. Erik Matthijs (CD&V) - We zijn absoluut voor de uitbreiding van de Europese Unie. Dat is een christendemocratisch project. Laat dat duidelijk zijn. 58 Landbouw is de meest gereguleerde sector in Europa. Niet minder dan 50 percent van het reglementerend instrumentarium van geheel Europa betreft regeltjes en reglementen die betrekking hebben op de landbouw zelf. Zou daarom Europa zich niet moeten bezinnen om inzake landbouw een gedeelte van de bevoegdheden opnieuw over te hevelen naar de lidstaten en de regio's? Zou Europa dus niet in sterkere mate het principe van de subsidiariteit moeten toepassen? Het Vlaams belang doet als grootste tegenstander van Europa zijn reputatie eer aan. Tevens zijn zij van mening dat België en Vlaanderen een minimale rol spelen in Europa. De enige reden waarin zij Europa als voordeel zien is als het helpt voor het vergroten van de macht en identiteit van de regio’s. Frans Wymeersch (Vlaams Belang) - De heer Verhofstadt doet een consensusvoorstel om 1,25 percent te nemen. Niemand luistert echter, want wie is de heer Verhofstadt in Europa?. Zo heeft de heer Balkenende uit Nederland in twee maanden tijd meer Europees krediet opgebouwd dan onze heer Verhofstadt in drie jaar. Hoe zou dat komen? De kandidaat-lidstaten krijgen dan ook een lege doos van Europa, hen geschonken door de grote heren aan wie wij ons wagonnetje hebben vast gehangen Hij zei dat de Europese uitbreiding de nieuwe lidstaten moet helpen in de versteviging van hun eigen identiteit en dat ze de toetreding tot Europa willen aangrijpen om hun eigen identiteit en sterkte uit te bouwen en te onderstrepen. Eveneens laat ook de Sp.a van zich horen. Die sluit zich graag aan bij de CD&V en laat ook duidelijk merken waarom zij voor een groter Europa zijn. Hun politieke standpunt komt hierbij sterk naar voren. Jacky Maes (Sp.a) - We zijn voor een groter Europa, op voorwaarde dat het ook een socialer Europa wordt en iedereen erop vooruitgaat. Het Vlaams belang benadrukt weer eens de toegevoegde waarde van Europa voor de nationale en regionale identiteit. Echter zijn zij van mening dat Europa weinig oplevert. Zie bijvoorbeeld de opmerking dat Europa niet meer dan een lege doos aan het einde aanbiedt. Sp.a komt net als de CD&V positief uit de hoek over Europa. Echter beide partijen komen niet aanzetten in een uitgebreide jubelstemming. Beide hebben hun eigen reden om een slag om de arm te houden. De CD&V vindt Europa op internationaal niveau een marginale rol speelt. En de Sp.a vindt dat Europa juist socialer moet. Voor hele debat zie onderstaande link http://www.vlaamsparlement.be/Proteus5/showVIVerslag.action?id=329334 59 Milieu Periode 2010/2011 16) 24-02-2011 Partijen: Sp.a & Groen Onderwerp: Engagementen Vlaamse regering in kader Europees energiepakket 20-20-20 Hermes Sanctorum (Groen) tot mevrouw Freya Van den Bossche (s.pa) Interpretatie: De Groene Partij is binnen de thesis nog niet of nauwelijks behandeld. Toch is het interessant om te weten hoe zij tegenover Europa aankijken als het gaat om hun paradepaardje: milieu & energie. In ieder geval nemen zij het initiatief in dit debat in de vorm van Hermes Sanctorum. In ieder geval nemen zij Europa zeer zeker serieus als het gaat om Europese instanties als de Europese Raad. Echter lijkt het erop dat hetgeen wat in Europa gebeurt niet direct zijn weerslag heeft op wat wat in Vlaanderen gebeurt. Kort gezegd Vlaanderen loopt achter als het gaat om het energiebeleid. U baseert zich daarvoor op heel wat studies, waaronder die van het Öko-Institut, gemaakt in opdracht van de Europese groenen. Wat opvalt, is dat de partij opvallend vaak refereert naar Europese instanties en het belang daarvan ook lijkt te onderkennen. Echter wordt de nadruk steeds gelegd dat hetgeen wat er gebeurt te weinig is om bepaalde doelstellingen te gebruiken. Vanuit Europese als vanuit Vlaamse kant. Het lijkt erop dat Europa door de Groenen vooral als wisselwerking tussen regio en gemeenschap moet worden beschouwd. Aan beide kanten moet er hard aan worden getrokken willen zij beoogde doelen realiseren. Europa is dus van belang, maar indien wel er een actieve rol door zowel Europa als Vlaanderen wordt gespeeld. Binnenkort vindt er opnieuw een formele Europese Raad van energieministers plaats. Natuurlijk zal België daar ook een standpunt innemen. Minister, dat is allemaal positief, maar de standpuntbepaling gebeurt in de eerste plaats in de Europese raad van energieministers en de voorbereidende vergaderingen. In Vlaanderen hebben we nog heel wat werk te leveren op het vlak van energiebesparing en hernieuwbare energie. Op Europees niveau wordt er natuurlijk druk over gediscussieerd, maar op Vlaams niveau hebben we eigenlijk onvoldoende zicht op wat we daar nu precies mee gaan doen. Ik lees af en toe ook wel eens een Europees rapport over de stand van zaken rond energiebesparing. We zijn er nog lang niet – onder meer ook in Vlaanderen De Sp.a is ook vertegenwoordigd in deze kwestie. Het lijkt er sterk op dat de partij zeker Europa graag gebruikt om hun doelstellingen te behalen. Zij zien Europa zelfs als hun motivatie om het Europees energiepakket tot een goed einde te brengen. Europa dient hier als leidraad waarbij de regels moeten worden opgevolgd. - Voorzitter, dames en heren, het is inderdaad de bedoeling om een gedragen Europese strategie te ontwikkelen zodat Europa tegen 2050 onafhankelijk kan worden gemaakt van fossiele en nucleaire energie. - Binnen de globale Europese strategie zou het voor individuele lidstaten natuurlijk gemakkelijker zijn als de strategie duidelijk is om een duidelijk en voldoende groot aandeel hernieuwbare energie te bereiken. - Het percentage hernieuwbare energie dat Vlaanderen wil en moet bereiken tegen 2020 om te voldoen aan de Europese richtlijn, wordt vastgelegd in overleg met de federale overheid en de andere gewesten. U weet dat een nationaal actieplan is ingediend, maar de hoogte van de Vlaamse doelstelling zal mee bepalen welke exacte bijkomende maatregelen nodig zijn. Hieruit blijkt duidelijk dat de te ontwikkelen strategie vanuit Europa essentieel is om de doelstellingen te behalen. In dit geval het onafhankelijk worden van fossiele en nucleaire energie. 60 Voor hele debat zie onderstaande link http://www.vlaamsparlement.be/Proteus5/showVIVerslag.action?id=618749 17) 16-11-2010 Partijen: NV-A, CD&V Onderwerp: de negatieve effecten van de Europese keuze voor biobrandstoffen op het milieu Wilfried Vandaele (NVA) tot mevrouw Joke Schauvliege (CD&V), Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur. Als het gaat om betrekking tot milieu, en in dit geval de Europese keuze voor biobrandstoffen, laat de NV-A zich negatief uit ten opzichte van Europa. De partij verwijst regelmatig naar Europese maatregelen, die wel de leidraad vormen voor beleid. Maar in dit geval hebben de maatregelen van Europa juist een negatief gevolg voor het milieu. Zo blijken er ondermeer ongewenste sociale effecten op te treden. Als het interessanter wordt om gewassen te kweken voor biobrandstof in plaats van voedselvoorziening, zal het laatstgenoemde op nog meer plaatsen in de wereld in het gedrang komen. - Uit de pas verschenen studie ‘Anticipated Indirect Land Use Change Associated with Expanded Use of Biofuels in the EU’ van het Institute for European Environmental Policy (IEEP) blijkt dat de keuze voor biobrandstoffen die Europa maakt, het leefmilieu eerder negatief dan positief zal beïnvloeden. - De Europese maatregel om de opwarming van de aarde te verminderen, zal dus een omgekeerd effect hebben. Kort gezegd heerst er bij de NV-A geen hosanna sfeer als het gaat om Europa en zijn beleid. Het lijkt er op dat Europa volgens de partij geen goede keuzes maakt. Keuzes die zelfs schadelijk zijn voor het milieu. Toch wordt er niet direct afstand genomen van Europa. Eerder op het gevoerde beleid. Juist door te stellen dat er veel moet worden veranderd aan het Europese beleid, lijkt Wilfried Vandaele wel Europa te erkennen. -Dat geldt niet alleen voor Europa, maar ook voor Vlaanderen en voor België. Het moet een voortdurende zorg zijn dat u als beleidsmakers de vinger aan de pols houdt en kort op de bal speelt… De regels van Europa moeten dus niet klakkeloos over worden genomen. Juist door continu scherp te zijn, moet er vanuit Europa een beleid komen dat goed is voor iedereen. Voor hele debat zie onderstaande link http://www.vlaamsparlement.be/Proteus5/showVIVerslag.action?id=605953 18) 05-10-2010 Partijen: CD&V, Sp.a Onderwerp: Invasieve Exoten Het onderwerp invasieve exoten leefde sterk de afgelopen jaren binnen het Vlaamse Parlement. Vanuit alle hoeken en standen werd geprobeerd de toename ervan een halt toe te roepen. Ondermeer Bart Martens stelde dit onderwerp aan de kaak, en schroomde daarbij niet Europa te gebruiken Interpretatie De Sp.a haalt in dit debat onder leiding van Bart Martens regelmatig Europa naar voren. Europa lijkt de gemeenschap die er voor moet zorgen dat er paal en perk wordt gesteld als het gaat om de exotische diersoorten in een vreemde omgeving tegen te gaan. Bart Martens verwijst regelmatig naar Europese projecten, die hierbij van pas kunnen komen. 61 Het wordt mee gefinancierd door de Europese Commissie in het kader van het LIFE+-programma en door de regionale administraties belast met milieubeheer. Voor Vlaanderen is het Agentschap voor Natuur en Bos als partner betrokken. Verder zijn mijn diensten momenteel actief in twee door Europa gesubsidieerde projecten Verder zijn mijn diensten momenteel actief in twee door Europa gesubsidieerde projecten. Een federale bevoegdheid, maar zou ook Europees kunnen worden aangepakt. Die zaken kunnen we nu tijdens het voorzitterschap op de agenda van Europa zetten, mochten ze er nog niet op staan. De Sp.a ontpopt zich langzamerhand als de grootste pro-Europa partij binnen het Vlaamse milieu debat. Ook hier lijkt het erop dat Europa de oplossing is voor de problemen. Ze verwijzen naar projecten, die het antwoord zouden kunnen zijn. Anderzijds valt op dat ze eerder naar België als gebied verwijzen dan naar Vlaanderen. Over het algemeen wordt de vergelijking getrokken met andere Europese landen. De Sp.a lijkt daarmee de gelijkwaardigheid van de Europese lidstaten te waarborgen. Wat een probleem in België is, is ook een probleem voor Europa. En vice versa. In dit geval is er een bedreiging voor de biodiversiteit en voor ecologisch waardevolle gebieden. Deze soorten zijn over het algemeen erg problematisch in België en in andere Europese landen, en zijn goed gedocumenteerd in de wetenschappelijke literatuur. Voor hele debat zie onderstaande link http://docs.vlaamsparlement.be/docs/handelingen_commissies/2010-2011/c0m008lee105102010.pdf 62 4.6 Samenvatting Gebruik Europa Vlaanderen De Vlaamse inhoudanalyse is verdeeld in twee subcategorieën. Het eerste gedeelte had betrekking op het onderwerp onderwijs, terwijl het tweede gedeelte het onderwerp milieu aansneed. Via onderstaande tabellen is een overzicht weergegeven van het Europa-gebruik per politieke partij per debat per jaartal. De eerste tabel geeft een samenvatting weer van de inhoudsanalyse van de onderwijsdebatten en het tweede tabel geeft een overzicht van de milieudebatten weer. In deze tabellen komt het gebruik van Europa naar voren in het licht van de weergegeven jaartallen en tijdsperken. Gekeken is in hoeverre het gebruik van Europa per politieke partij afwijkt van de standpunten enkele tijdsperken daarvoor. In sommige zaken komen politieke partijen minder aanbod dan in andere gevallen. Dit is een gevolg van de steekproef in de inhoudsanalyse. Onderaan van deze samenvatting zal uiteindelijk een tabel komen die het Europa gebruik van de politieke partijen in zijn algemeenheid schetst en laat zien welke verschillen de partijen hebben Tabel 6: Europagebruik Onderwijs per tijdsperk Debat nr. Jaartal Onderwerp: Onderwijs Partij(en) Europa-gebruik 1 1996 VLD 2 1996 Onderwijs: Onderwijstaal studenten Onderwijs: Toekomst Vlaamse scholen 3 1996 Onderwijs: Aanleren tweede taal kleuters Vlaams Blok 4 2002 Onderwijs: onderzoeksontwikkelingsgebied Vlaanderen en Europa N-VA, VLD 5 2003 CD&V/ N-VA 6 2003 Onderwijs: 1)Verdediging Vlaamse Eisen bij EU 2) Vergroten kennis Nederlands op ambassades Onderwijs: Studieduur tertiaire onderwijs VLD: Europa bekeken vanuit eigen regionale prestaties Vlaams Blok: Europese afwijzing. Europa heeft negatieve invloed op regionale identiteit Vlaams Blok: Europa als vergelijkingsmateriaal. Geen afwijzing, maar benadrukking regio N-VA: Refereren aan Europese afspraken, importantie afspraken erkennen. Europa als norm waarna naar toe moet worden gewerkt VLD: Regels Europa moeten daadwerkelijk worden opgevolgd CD&V: Europa positief N-VA: Europa gebruiken voor vertegenwoordiging Vlaamse waarden. Vlaamse afvaardiging op hoogste niveau wenselijk 7 2010 Onderwijs: Vlaamse inbreng Eu-voorzitterschap CD&V/ S.pa Vlaams Blok VLD N-VA/ VLD/ VLD: Europa als norm waarnaar toe moet worden gewerkt. Soms twijfel over standaarden Europa niet alles klakkeloos overnemen CD&V: Europa wenselijk, maar niet te nadrukkelijk aanwezig. Europa als beheer en beleidscyclus. N-VA: Zeer pro Europa, Europa zeer belangrijk 63 8 2010 Onderwijs: Ongekwalificeerde uitstroom secundair onderwijs N-VA/ VLD/ S.pa 9 2010 Onderwijs: intreding arbeidsmarkt jong afgestudeerden Sp-a/ N-VA voor meer autonomie regio. VLD: Nauwe betrokkenheid bij totstandkoming Europese regels Sp.a: Europese instanties van belang comité van regio’s. Partij ziet de regio als een sterk punt van Europa N-VA: Europese cijfers als graadmeter, worden naast Vlaamse cijfers neergelegd. VLD: Kritisch onduidelijk gemeenschappelijke cijfers Europa. Europese cijfers wel graadmeter S.pa: Europa van belang onderwijs Vlaanderen. Regionale inslag. Vlaamse cijfers belangrijker dan Europese N-VA: Verwijzing naar Europese regels, die opgevolgd dienen te worden. Sp-a: Trekt regionaal verschijnsel naar Europees verband. Wat speelt in de regio, speelt ook in Europa. 4.6.2 Analyse Onderwijsdebatten: In bovenstaande tabel staan zowel de onderwijsdebatten alsmede het Europagebruik door de verschillende politieke partijen aangegeven. In de steekproef zijn alle politieke partijen naar voren gekomen, die een ieder Europa op een eigen manier gebruiken. Verder staan de jaartallen op chronologische volgorde. Hieronder een algemene typering van het Europagebruik per partij over onderwijs: VLD: De VLD laat een pro-Europa houding in de debatten merken, maar door de jaren heen houden zij wel een kritische inslag. Veelal probeert de partij het belang van de regio niet te laten ondersneeuwen als het gaat om onderwijs. De kritische benadering richting Europa vertaalt zich ondermeer in het feit dat de partij een nauwe betrokkenheid wil bij de totstandkoming van Europese regelgeving. In andere gevallen stellen zij de Europese graadmeter (Europese cijfers) op de proef. Dat kan zijn bijvoorbeeld dat de cijfers niet overeenkomen met regionale cijfers. De partij lijkt het liefst vanuit de regio zelf te willen werken naar een goed Europees Onderwijs beleid. Niet alle Europese regels moeten de regio laten ondersneeuwen en niet alle regels moeten klakkeloos worden overgenomen. Vooral kijken wat goed is voor Vlaanderen en van daaruit werken aan Europees beleid. Vlaams Blok: In de onderwijsdebatten komt het Vlaams Blok (nu het Vlaams Belang geheten) tweemaal naar voren. Dit is in de beginperiode van de inhoudsanalyse, namelijk rond 1995. In het geval van het Vlaams Blok komt in het ene geval een Europese afwijzing naar voren. Namelijk dat 64 Europa een negatieve invloed heeft op de regionale identiteit van Vlaanderen. Europa is een gevaar voor de regio en dat laten zij in dit debat (nr. 1) duidelijk merken. In het tweede debat waarin het Vlaams Blok betrokken is wordt niet zozeer als Europa als gevaar besproken. Juist worden Europese cijfers als graadmeter aangehaald, echter behoudt de partij wel een sterke regionale blik. N-VA: Als het gaat om onderwijs komt de N-VA als meest pro-Europa naar voren. In elk debat haalt de partij het belang van Europa, dan wel Europese regels aan, die opgevolgd dienen te worden. Wel moet voorop staan dat Vlaamse normen en waarden op het hoogste Europese niveau wel vertegenwoordigd dient te worden. De partij lijkt te willen dat Vlaanderen op het hoogste Europese niveau serieus wordt genomen. Opvallend is dat de partij, als het gaat om onderwijs, een minder kritische houding ten opzichte van Europa heeft dan bijvoorbeeld de VLD. Overigens houdt de N-VA door de jaren heen dezelfde pro-Europese houding. In de midden jaren negentig kwamen zij nog niet voor in het debat. Pas vanaf de oprichting van de partij konden zij een rol spelen. Vandaar dat de eerste vernoeming van de N-VA in een politiek debat pas aan het begin van dit millennium voorkwam. CD&V: Ook het CD&V kwam tweemaal voor in de inhoudsanalyse van het onderwijsdebat. De houding van deze partij omtrent Europa kan als matig positief worden beschreven. In zekere mate is Europa wel wenselijk, maar vooralsnog moet het ook weer niet te nadrukkelijk naar voren komen. Europa moet dienen als een beheerinstantie, echter zal de partij liever niet zien dat er ook beleid vanuit Europa naar voren komt. Verder valt op dat de mate waarop CD&V Europa in het debat gebruikt afwijkt ten opzichte van de andere partijen. Het lijkt er enigszins op dat Europa voor de partij minder van belang is. Sp.A: Ook deze partij kwam minder frequent voor in de onderwijsdebatten ten opzichte van een VLD of N-VA. Desondanks valt bij de Sp.A wel degelijk een pro-Europa houding waar te nemen. Wat opvalt, is dat de Sp.A juist in hun gevallen met een Europese instantie naar voren komen. Daaruit valt op te maken dat zij het belang van Europa wel degelijk hoog inschatten. Vooral het comité van de regio speelt een voorname rol van de partij. De Sp.A is van mening dat de regio in zijn algemeenheid belangrijk is voor Europa. Vandaar ook dat de partij in de debatten ook juist kijkt naar de prestaties van Vlaanderen zelf. Als Vlaanderen het goed doet is dat ook weer van belang voor Europa. Tabel 7: Europagebruik Milieu per tijdsperk Debat nr. Jaartal Onderwerp: Milieu Partij(en) Europa-gebruik Vlaams Belang: Europa als maatstaf. Europese cijfers geven norm aan. Een sterke Europese luchthaven is goed voor Vlaanderen. VLD: Gebruikt veelal Europese voorbeelden. Juist voor het belang van de regio. Groenen: Ziet graag Europese regelgeving op gebied van milieu verwijzing naar Europees Parlement. Europa moet kijken naar Vlaanderen als voorbeeld CD&V: Europa zeker van belang, maar ziet ook graag zelfinitiatief. Niet wachten op Europa, maar voortouw nemen als 10 1995 Milieu: Plannen Vlaamse regering luchthaven Deurne Vlaams Belang 11 1995 Milieu: Plannen Vlaamse regering luchthaven Deurne VLD 12 1995 Milieu: Hoge ozonconcentraties Groenen/CD&V 65 13 1995 Milieu: Milieuhandhaving milieuparket Sp.a 14 2003 Milieu: Waardering industrie Vlaanderen CD&V/Sp.a/VLD/Vlaams Belang 15 2003 Milieu: Hervorming Europees landbouwbeleid CD&V/Groen/Vlaams Belang/Sp.a 16 2002 Milieu: Europees energiepakket 2020-20 Sp.a/Groenen regio. Sp.a: Europa enigszins negatief. Europa werkt belemmerend. Regelgeving is goed, maar initiatief vanuit regio wordt niet gestimuleerd. VLD: Pleit voor kritische blik op Europees beleid, echter wel respectering Europese regels Vlaams Belang: minder negatief t.o.v. Europa, zolang het de regio maar niet schaadt en Vlaanderen juist profijt heeft van Europa. S.pa: Meer acceptatiehouding t.o.v. Europa breidt zich uit en Vlaanderen moet mee veranderen. CD&V: Regio Vlaanderen acteert op hetzelfde niveau als de rest van Europese industrie CD&V: Pro-Europa. Maar ook kritisch aangaan kleine rol Europa op internationaal toneel. Europa moet ook meer staan voor subsidiariteit. Vlaams Belang: Negatief Europa gebruik. Ook speelt België en Vlaanderen een (te) kleine rol in Europa. Europa als gevaar voor regionale identiteit. S.pa: Sluit zich aan bij CD&V, tevens ook voor uitbreiding. Wel slag om de arm, aangezien Europa socialer moet. Groen: Verwijzing naar Europese instanties (Europese raad). Vlaanderen loopt achter bij Europa, moet Europa meer achterna. Europa is de norm. Maar ook Vlaanderen wisselwerking Europa en Vlaanderen Sp.a: Europa gebruiken voor halen doelstellingen. Leidraad van regels 66 17 2011 Milieu: Negatieve effecten Europese keuze biobrandstof N-VA 18 2010 Milieu: Exoten S.pa Invasieve N-VA: Voor het eerst negatief Europa gebruik. Europees beleid als voorbeeld van slechte resultaten. Kritisch op Europa. Sp.a: Partij is pro Europa in milieudebat. Benadrukking wisselwerking Europa en regio. Probleem voor regio is probleem voor Europa en vice versa. 4.6.2 Analyse Milieudebatten In de onderwijsdebatten kwam de N-VA het duidelijkst naar voren als de grootste Europa-activist van de betrokken partijen. Vlaams Blok/Belang was het negatiefst en partijen als VLD en SP.A stonden niet afwijzend ten opzichte van Europa, maar bleven kritisch. Hieronder volgt een samenvatting van de milieudebatten per politieke partij. Na de hand volgt een algehele onderwijssamenvatting, die het verschil per partij per onderwerp behandelt. VLD: Als het gaat om milieu, komt de VLD in de inhoudsanalyse tweemaal naar voren. Dit is in mindere mate als bij de onderwijsdebatten. In dit geval staat de partij opnieuw niet afwijzend tegenover Europa, maar blijft het wel kritisch. Echter wordt Europa zeker gerespecteerd. Kijk bijvoorbeeld naar debat 11 en 14. In eerstgenoemd debat vooral komt de partij met tal van Europese voorbeelden. Echter is de VLD van mening dat vooral de regio baat moet hebben bij Europees beleid. Vlaams Blok: Net als bij de onderwijsdebatten een wisselend Europagebruik. Tweemaal wordt Europa negatief afgeschilderd door de partij in een ander geval is het wat gematigder zolang het de regio maar niet schaadt. In een enkel geval komt Europa zowaar positief uit de bus en is de partij van mening dat wat goed voor Europa goed voor Vlaanderen is. Dit vond plaats in 1995, ten tijde dat partij aangaande onderwijs juist negatief stond tegenover Europa. N-VA: Ook de N-VA komt minder aan het woord bij de milieudebatten in vergelijking met de onderwijsdebatten. Slechts eenmaal voegen zij zich in een milieudebat in de steekproef. Opvallend is dat in vergelijking bij onderwijs, er nu een kritische houding op Europa volgt. Of dat te maken heeft met het onderwerp, tijdgeest of dat het puur op toeval is gebaseerd is onduidelijk. In ieder geval is de partij kritisch op Europees beleid en wordt dat als voorbeeld aangedragen. Overigens blijkt wel uit dat debat dat Europa wordt geaccepteerd. Echter iets meer kritiek was volgens de partij wel op zijn plaats. CD&V: De partij komt nu vaker aan bod dat tijdens het onderwerp onderwijs. Wellicht dat milieu een belangrijker thema voor de partij is dan onderwijs. In ieder geval komt Europa in dit geval wel vaker aan bod. Wat opvalt, is ook dit keer de regionale inslag van de partij als het gaat om Europa. In zowel de midden jaren negentig als begin jaren nul, is er zeker een pro-Europa houding waar te nemen, maar pleit de partij juist voor meer inbreng van de regio. Zelfinitiatief van Vlaanderen is van belang. De regio moet niet wachten tot Europa het voortouw neemt. In ieder geval dient de regio en Europa zich aan elkaar te kunnen optrekken. SP.a: De S.pa blijft pro-Europa. Echter vooral de laatste jaren, en in het derde tijdslot van de debatten is het niet alleen een norm waarnaar toe moet worden gewerkt, maar is het vooral een wisselwerking tussen regio en Europa. Dat terwijl in 2002 nog werd gesproken dat Europese regels als leidraad dienen te worden gebruikt. Belangrijk voor de partij is dat zij Europa zien vanuit een sociaal standpunt. Europa moet socialer en de partij streeft daarnaar toe. 67 Groenen: De partij moet bij hun paradepaardje juist van zich doen laten spreken. Wat opvalt, is dat als het gaat om milieu de groenen wellicht de grootste pro-Europa partij zijn. Zij willen juist dat vanuit het opvolgen van goed Europees beleid de problemen met milieu en natuur worden aangepakt in zowel Vlaanderen als Europa zelf. 68 4.7 Slotconclusie Vlaanderen Hierboven ziet u in tabel 6 en 7 het resultaat van de inhoudsanalyse van het Europagebruik binnen de debatten van het Vlaams Parlement. Zij zijn ook onderverdeeld per politieke partij. In dit geval zijn er twee tabellen weergegeven die afzonderlijk van de onderwerpen onderwijs en milieu het resultaat geven van het Europagebruik. Op basis hiervan kan een kleine algehele typering van het Europagebruik per partij worden gepresenteerd. De meningen van de partijen zijn zeker niet altijd consequent. Zo kan het ene onderwerp een reden voor een partij zijn om Europa wel of niet aan te halen. Voor de andere partij is een bepaald onderwerp bij voorbaat een reden om zich wel of niet in het debat te mengen. Daarnaast kan het aspect tijdsgeest ook een rol spelen. De politieke situatie kan midden jaren negentig een andere invloed op het Europagebruik hebben gehad dan hedendaags. Tevens kan de positie van een partij binnen het Parlement ook een rol spelen. Is een partij bijvoorbeeld regeringsdeelnemer kan er worden gekozen voor een kabinetsopinie, die wellicht haaks staat op het partijprogramma. De posities van de partijen per regeringsperiode zijn in het begin van deze inhoudsanalyse al weergegeven. Ook in het begin van de inhoudsanalyse stond een beschrijving van het Europa van Antonisch, waarin hij enkele zienswijzen over Europa in zijn dissertatie presenteerde. Deze was gebaseerd op zijn veldonderzoek onder Europese inwoners. De casus in de inhoudsanalyse zijn politieke partijen van een regio (in dit geval Vlaanderen en Schotland). Doordat zij andere standpunten op nahouden dan een gemiddeld individueel persoon, die tevens gerelateerd zijn aan tijd en onderwerp, was het niet uit te sluiten dat de verschillende wijze van Europagebruik die Antonsich aangaf, zouden worden gewijzigd of genuanceerd. In deze slotconclusie is geprobeerd aan de hand van de analyse van de politieke debatten deze ‘’nieuwe’’ Europa-visies weer te geven in een tabel. In eerste instantie volgt een algehele typering per partij over het Europa gebruik van beide onderwerpen, zowel onderwijs als milieu. Aan de hand daarvan zullen de visies van Antonsich worden voorzien van definities die passen bij de regio Vlaanderen. 4.7.1 Partijen en Europa-gebruik Sp.a: Een van de grootste voorstanders van Europa. Vooral als het gaat om sociale standpunten, als mensenrechten en milieu dient Europa het voortouw te nemen. In de debatten komt dit ook naar voren. Ze verwijzen regelmatig naar Europese cijfers en veelal komt Europa als norm naar voren. Een norm waarna naar toe moet worden gewerkt. Echter laat de Sp.a ook enkele kritische geluiden richting Europa horen. Zeker als Vlaanderen in het geding komt, wil men de Europese cijfers wel eens ondergeschikt maken aan de Vlaamse cijfers het debat van 01-07-2010 is hiervan een voorbeeld. Overigens trekt de partij wel vaker de vergelijking tussen de regio Vlaanderen en Europa in het geheel. Wat geldt voor de regio, geldt ook voor Europa. Europa is dus een geheel. Om te komen tot goede resultaten moet enerzijds goed het beleid worden uitgevoerd wat Europa de regio’s of lidstaten oplegt. Anderzijds als de resultaten Europees niet goed zijn hoeft dan ook niet direct te betekenen dat dit ook geldt voor de resultaten in Vlaanderen. Soms presteert de regio dan beter en die nuances wil de partij dan wel benadrukken. Een voorbeeld is het debat over milieu van 02-10-2002 waarin de partij niet onder stoelen of banken schuift dat Europa zo nu en dan belemmerend werkt. Tijdsslotverandering Europa Onderwijs: Blijft altijd een regionale toon houden aangaande Europa. Europa blijft positief, maar regionaal oogpunt mag zeker niet verloren gaan. Partij laat ook duidelijk merken dat regio’s voor Europa zelf ook heel belangrijk zijn. Tijdsslotverandering Europa Milieu: Door de jaren heen neemt de S.pa een socialere houding aan wat betreft Europa. Waar het eerst de regio en Europa moesten samenwerken om te komen tot resultaten, laat de partij meer zijn sociale standpunten horen en geeft op die wijze indirecte kritiek op Europa aangezien zij streven naar een socialer Europa. 69 VLD: In de steekproef neemt ook de VLD voornamelijk een passieve houding aan aangaande Europa. In alle zaken komt naar voren dat de partij voornamelijk verwijst naar Europese regels of instanties. Echter heeft de partij van oudsher een confederalistische houding. In dit geval mag de regio dan niet worden ondergesneeuwd door Europa. Echter de enige keer in de steekproef dat zij dat laten blijken is midden jaren negentig. Toentertijd probeerde de VLD de onderwijstaal op scholen en universiteiten zijn Vlaamse identiteit te behouden. Echter werd Europa hier niet als gevaar gezien, maar juist als norm. In 2003 volgde zelfs enige kritiek op Europa. De norm die zij hanteerden voor onderwijsbeleid strookte niet met dat in Vlaanderen. Verder valt op dat als het gaat om onderwijs de VLD vaker aan bod komt wat betreft Europa in vergelijking met het onderwerp Milieu. Tijdsslotverandering Europagebruik onderwijs: De VLD heeft een wisselend gebruik van Europa door de jaren heen voor onderwijszaken. In het midden van de jaren negentig sloeg de partij nog een typisch regionale toon aan door te verwijzen naar regionale prestaties. Dit veranderde enigszins aan het begin van deze eeuw door een passieve houding ten opzichte van Europa aan te nemen door te stellen dat de regels van Europa opgevolgd dienen te worden. Pas in de debatten van de laatste jaren volgt weer een meer kritisch geluid t.o.v. Europa. De partij wil nauw betrokken zijn bij de totstandkoming van Europese regels en neemt zeker niet alles klakkeloos over wat Europa de regio voorschrijft. Desondanks wordt Europa nog altijd als graadmeter gezien. Tijdsslotverandering Europa Milieu: Komt tweemaal aan bod. In eerste instantie is de VLD gematigd positief over Europa, maar spreekt het vooral in belang van de regio Vlaanderen zelf. Het respect voor Europa blijft in de jaren daarna, maar de partij oefent wel meer kritiek uit op het Europees beleid en de regels die erbij komen kijken. Vooral in het tweede tijdsslot is dat het geval. Desondanks valt geen totale Europese afwijzing waar te nemen door de partij. N-VA: Lijkt op de grootste Europa liefhebber in het gezelschap. Dat bleek ook wel uit de analyse vooraf waarin de partij aangaf Europese eenwording hoog op de agenda te hebben staan. De partij verwijst ook regelmatig naar Europese regels en cijfers en houdt daar aan vast. Vooral als het gaat om onderwijs komt de partij veel aan bod als Europa er bij wordt betrokken. De steekproef liet echt weinig betrokkenheid van de N-VA zien als het gaat om milieu. Als het gebeurde schemerde de N-VA door dat er veel zaken daarin toch via Europa moet worden geregeld. De Europese betrokkenheid kan hun niet groot genoeg zijn. De partij lijkt van mening te zijn dat de regio de bevelen vanuit Europa moet opvolgen. Alleen zo komt zowel de regio als Europa verder. Echter de partij kan zo nu en dan wel kritisch zijn op gevoerd beleid van Europa. Tijdsslotverandering Europa Onderwijs: Door de jaren heen laat de partij een constante pro-Europa houding zien. Europa is de norm waarnaar toe moet worden geleefd. Enkel de laatste jaren legt de partij ook zo nu en dan de Europese cijfers naast de regionale Vlaamse cijfers. Desondanks houdt de partij Europa bij onderwijs stevig in het vizier. Tijdsslotverandering Europa Milieu: Verandering t.o.v. Europa was niet waar te nemen omdat de N-VA slechts eenmaal in de steekproef naar voren kwam. Opvallend is, in vergelijking met de onderwijsdebatten, is direct de negatieve toon (2010) die de partij aanslaat. CD&V: Eveneens niet anti-Europa, maar bekijkt zaken graag vanuit regionaal perspectief. Veelal spreekt het zijn woordje mee in milieudebatten. De CD&V ziet zeker het belang van Europa bij de batten (zie bijvoorbeeld het debat over de ozonlaag (Milieu, 3). Echter wil de partij dat daarbij ook initiatieven vanuit Vlaanderen zelf wordt genomen. Juist door jezelf op de voorgrond te laten treden kan je binnen Europa een voornamere rol spelen. Vlaanderen moet zich dus actief opstellen en niet afwachten tot Europa met regels komt aanzetten. Toch valt op dat Europa nooit echt negatief wordt gebruikt (bijvoorbeeld Onderwijs, nr.5). Wel lijkt de partij Europa niet als groots einddoel te zien. Europa speelt op het wereldtoneel namelijk een te kleine rol vindt de CD&V. 70 Tijdsslotverandering Europa Onderwijs: De CD&V komt alleen in het tijdsslot 2002-2003 aan bod. De partij is hier tweemaal kritisch ten opzichte van Europa dat zij of te nadrukkelijk aanwezig zijn of Europa wordt als iets positiefs ervaren. Desondanks komt de CD&V als het gaat om Europa en onderwijs niet veel aan bod. Tijdsslotverandering Europa Milieu: Het CD&V blijft continu een regionale toon voeren in de debatten over milieu en Europa. De debatten in het begin van de jaren negentig zijn meer regionaal van aard, terwijl enkele jaren later in het tweede tijdsslot een meer kritische houding is waar te nemen. Vlaams Belang: Zeker in het midden van de jaren negentig sprak de partij zich regelmatig uit tegen Europa. Enkele jaren later zijn zij echter wat genuanceerder. Toch zien zij een marginale rol voor zowel Vlaanderen als België binnen Europa. Het enige waarin Europa door de partij wordt gebruikt is wanneer aandacht wordt besteed aan de instandhouding van de regionale identiteit van Vlaanderen en of België (Milieu, 3). Daarvoor komt de partij Europa goed van pas. Echter als het om Europa gaat komen Europese instellingen bij het Vlaams Belang bij milieu vaker aan bod dan bij onderwijs. In ieder geval wordt er minder sceptisch over gesproken. Bij milieuzaken komt de partij regelmatig aanzetten met Europese cijfers. Het lijkt erop dat de partij inziet dat zaken op milieugebied wellicht het best toch Europees kan worden besloten en dat voor onderwijs een veel meer afwachtende houding geldt. Tijdsslotverandering Europa Onderwijs: De partij komt in de steekproef enkel en alleen in het midden van de jaren negentig aan bod wat betreft Europa en onderwijs. Hierin duidt de partij zich sterk gevarieerd. In eerste instantie is er sprake van Europese afwijzing. In het andere geval juist van enige vorm van toenadering, mits de belangen van de regio niet uit het oog worden verloren. Tijdsslotverandering Europa Milieu: Als het gaat om milieu en Europa is bij het Vlaams Belang wel degelijk een duidelijke verandering van hun houding t.o.v. waar te nemen. Aanvankelijk dachten zij midden jaren negentig veel gematigd positiever aangezien Europa goed was voor de regio. Europa gold bij de partij voor milieuzaken in enkele debatten zelfs als maatstaf. Enkele jaren later zette de partij een positieve en een negatieve toon voor Europa en milieu. Constant bleef wel dat de partij veelal de regio Vlaanderen als uitgangspunt nam. In eerste instantie bleef het gematigd positief zolang het de regio niet schaadde. In hetzelfde tijdsslot kwam in een keer een omslagpunt en was Europa een gevaar omdat het de regionale identiteit van Vlaanderen schaadde. In het begin van deze inhoudsanalyse is vaak de vergelijking aangehaald met Marco Antonsich. In zijn betoog over het gebruik van Europa kwamen enkele wijzen naar voren waarop naar Europa wordt aangekeken. Dit waren Europa functioneel en cultureel. Laatstgenoemde werd weer verder gecategoriseerd tot nationalisme en transnationalisme. Eerstgenoemde bekijken Europa als natiestaat en bekritiseren Europa voor het feit dat zij de gebreken vertonen, die doorgaans wel bij een natiestaat behoren (Antonsich, p.293). de transnationalisten hebben doorgaans minder kritiek en beschouwen Europa als model voor universele waarden, normen, bescherming van mensenrechten en als de kampioen van internationaal recht. Dit zijn kenmerken en labels die niet eenvoudig matchen met partijstandpunten. Het Europagebruik van de politieke partijen komt op een andere wijze naar voren. De labels van Antonsich geven meer een algemene typering aan van de partijen ten opzichte van Europa. Echter het gebruik van Europa is weer een ander verhaal. Hieronder volgt een nieuwe indeling op basis van de inhoudsanalyse. Partijen zijn niet gebonden aan een label. In sommige debatten vertonen zij soms een wisselend beeld. 71 Tabel 8: Europagebruik politieke partijen Vlaanderen Europa als norm waar Passieve rol aangaande Transnationaal naar toe moet worden Europa. Opvolgen gewerkt regels Europa bekeken Actieve rol. Enige Transnationaal vanuit eigen regionale kritische benadering prestaties richting Europa. Regio heeft zelf ook invloed op eigen prestaties Europa als negatief en Weinig tot geen Nationaal gevaar voor regionale affiniteit met Europa. identiteit. Europa is voornamelijk gevaar voor eigen staat, regio en wordt in regelmaat in negatieve context afgeschilderd Sp.a, N-VA VLD, CD&V, Sp.a, Vlaams Belang Vlaams Belang De steekproef in Vlaanderen laat een genuanceerd verschil zien tussen het gebruik van Europa door de politieke partijen bij de onderwerpen onderwijs en milieu. In de inleiding is geprobeerd deze onder te verdelen in een drietal lagen: Europa als norm: Hierin vertonen partijen weinig kritiek aan Europa en worden veelal voorbeelden aangehaald van geslaagde Europese projecten of instellingen. Het opvolgen van de regels is de doelstelling. Alleen op die manier kan de regio zijn prestaties verbeteren. Uit de Vlaamse inhoudsanalyse kwam naar voren dat de partijen bij het onderwerp milieu vaker voor ‘Europa als norm kiezen’ dan bij onderwijs. Wellicht is milieu een onderwerp wat een Europese benadering en regelgeving vraagt. Europa tegenover regio: Hierin is een kritischer geluid te horen tegenover Europa. Europa wordt wel degelijk gerespecteerd, maar niet alles wordt klakkeloos overgenomen of als norm gezien. Partijen kijken hier naar de gevolgen voor een regio en vinden dat regio’s ook een actieve rol moeten spelen voor de totstandkoming van bijvoorbeeld Europees beleid. Een goed presterende regio beïnvloedt Europa en vice versa. Vandaar dat partijen veel kritisch zijn op Europees beleid. Europa als gevaar voor regionale identiteit Europa wordt hierin negatief afgeschilderd en geldt als gevaar voor Europese identiteit en normen en waarden. Europa sneeuwt de regio te sterk onder en regio moet van eigen kracht uitgaan. Zoals eerder aangegeven vertonen partijen een wisselend Europagebruik. Slechts eenmaal werd Europa als negatief afgeschilderd. Dit was in het eerste tijdslot (1995-1996) en bleek het Vlaams Belang de schuldige. Opvallend is dat de partij niet alleen Eurosceptisch is, maar soms ook meer transnationale trekjes vertoont. In de meeste gevallen kiezen de partijen voor een actieve, kritische pro-Europa houding. Ze kijken in die gevallen vaak naar regionale prestaties en willen actief betrokken zijn bij het Europees beleid. Die moet zo uitvallen dat het de regio niet schaadt. Wat goed is voor Vlaanderen is goed voor Europa. Europa is opgebouwd uit die regio’s en opereert het beste als deze regio’s goede prestaties op gebied van onderwijs als milieu afleveren. 72 4.8 Inleiding inhoudsanalyse Schotland De documenten, debatten en verslagen van het Schotse Parlement gaan terug tot 2000. In tegenstelling tot Vlaanderen waar de verslagen vanaf 1995 worden gepubliceerd. Het gebruik van Europa zal nu over 10 jaar worden geanalyseerd. Daarbij behoren de onderwerpen onderijs, milieu en sociale zekerheid. Er wordt een steekproef gehouden waarbij elk onderwerp per jaartal drie keer aan bod zal komen. De jaartallen die worden meegenomen zijn 2000/2001, 2005/2006 en 2010/2011. 4.8.1 Europagebruik Schotland: Onderwijs Onderwijs 2000/2001 1) 09-05-2001 Onderwerp: De wijze waarop Schotland zich zal laten vertegenwoordigen tijdens Europees Onderwijs Ministers Top. Partijen: SNP, Labour In dit debat wordt aandacht gevraagd door Michael Russel van de SNP (Scottish National Party). Hij wil van de minister van onderwijs en jonge mensen (Cathy Jamieson) weten hoe Schotland zich zal representeren tijdens de Europese Onderwijs Ministers top in Bratislava. Zij antwoordt hierop dat alle delen van Groot-Brittannië zal worden vertegenwoordigd tijdens de meeting. Hierop reageert Michael Russel door te stellen dat Schotland een ander educatiesysteem heeft. Daarbij wijst hij op de aanwezigheid van een delegatie van het parlement in Bremen. Zij kijken naar de ervaring Schotland als het gaat om het feit dat Glasgow Europese hoofdstad van cultuur is. Wellicht kan de minister dan naar Europa te gaan om te leren over educatie, in plaats dat zij uitgelegd krijgt hoe het onderwijs in elkaar zou moeten steken? Jamieson reageert vervolgens door te stellen dat de SNP weer in zijn gebruikelijke gewoonte valt door te scoren op het onderwijs. De Schotse afvaardiging zal ook in de toekomst nadrukkelijk aanwezig blijven. Labour bemoeit zich via Irene Oldfather in het debat. Zij is van mening dat de rol van jonge kinderen centraal staat op de Europese agenda. Vele schoolkinderen hebben deze dag immers ook Europa dag gevierd. Door hun erbij te betrekken kan het Schotse Parlement een belangrijke rol spelen bij het promoten van Schotland in Europa en het promoten van Europa in Schotland. Interpretatie SNP De SNP benadrukt in dit geval sterk het verschil tussen Schotland en Groot-Brittannië door in te gaan op het verschil in onderwijs van de regio’s. De SNP is van mening dat zij niet door Europa moet worden overlopen wat betreft regels en wil graag een stevige vinger in de pap houden. Daarom moet bij dergelijke tops de afvaardiging van Schotland dusdanig zijn dat de regio zijn eigen unieke kansen en mogelijkheden kan behouden en niet als onderdeel van Groot-Brittannië door Europa wordt beschouwd. Uit onderstaande citaat blijkt duidelijk dan Schotland zelf moet profiteren van Europa en niet de mening of regels via een andere partij krijgt opgelegd. ‘Would the minister not find it appropriate to go to Europe to talk and learn about education, rather than be spoken for’? Labour Labour gebruikt Europa in dit geval als het bindmiddel om Schotland te promoten. Hiervoor kan onderwijs een belangrijke rol spelen. In dit debat blijkt dat Europa dan ook gebruikt moet worden om Schotland meer op de kaart te zetten in Europa. Het belang van de regio komt hierbij sterk naar voren, maar ook andersom speelt het belang van Europa een grote rol. 73 Voor hele debat zie onderstaande link http://www.scottish.parliament.uk/Apps2/Business/ORSearch/ReportView.aspx?r=4377&i=30750&c =774977&s=europe education 2) 23-11-2000 Onderwerp: De rol van onderwijs bij duurzame ontwikkeling Partijen: Labour Dit debat behandelt het zogenaamde milieu onderwijs. De vraag van Kenneth Macintosh is of de minister van educatie, Europa en buitenlandse zaken de duurzame ontwikkeling groep van ministers gaat bijwonen. Volgens een afgevaardigde van de minister heeft de minister al verklaart dat onderwijs een belangrijke rol speelt in duurzame ontwikkeling. Hij zal de discussie bijwonen indien er zaken worden behandeld die behoren tot zijn portfolio. Macintosh vindt hat jammer dat de minister geen vast onderdeel van de groep uitmaakt. Educatie wordt volgens hem als een perifeer onderdeel behandeld op scholen. Daar is de minister het niet mee eens. In Europa spant Schotland de kroon als het gaat om de aandacht aan duurzame ontwikkeling in het onderwijs. Labour komt hier twee maal aan bod. In eerste instantie via Kenneth Macintosh en vervolgens via minister Allan Wilson, minister van Educatie. Laatstgenoemde is degene die ook werkelijk een vergelijking trekt met Europa. Wilson stelt dat Schotland het in Europa juist als beste uit de school komt als het gaat om duurzame ontwikkeling in het onderwijs. Europa wordt hierbij wel als een belangrijk instituut beschouwd. Men streeft ernaar om binnen Europa goed voor de dag te komen. Als je het goed doet binnen Europa, presteer je ook goed binnen je eigen regio. Aan Europa wil men zich optrekken. Men kijkt dan ook naar de prestaties van andere landen of regio’s binnen Europa. Voor het hele debat zie onderstaande link http://www.scottish.parliament.uk/Apps2/Business/ORSearch/ReportView.aspx?r=4268&i=28654&c =737453&s=Europe Education 3) 24-02-2000 Onderwerp: Fysieke straffen binnen Schots onderwijs Partijen: Liberaal Democraten, SNP, Labour, Conservatieven, In dit debat wordt gedebatteerd over fysieke straffen op kinderen. Hoever kan het gaan? Welke rol speelt onderwijs in dit geheel? En hoe wordt tevens Europa erbij betrokken? Interpretatie De Liberaal Democraten onder aanvoering van Jim Wallace is de eerste die Europa bij dit onderwerp gebruikt in dit debat. Hij bekijkt in hoeverre de Britse wetgeving overeenkomt met de Europese wetgeving. Hij geeft een voorbeeld van een Europese zaak, waarin uiteindelijk Groot-Brittannië als eindverantwoordelijke wordt gesteld. Hierin verwijst hij met enige regelmaat naar Europese instanties zoals het Europese Hof van mensenrechten. ‘There has also been the English case of a v the United Kingdom in the European Court of Human Rights. That case concerned a child who had been severely beaten by his stepfather. The stepfather was acquitted by an English court, but the European Court of Human Rights found that the UK was responsible for failing to take measures to protect the child against punishment whose severity breached article 3 of the European convention on human rights’. 74 In instantie is niet duidelijk in hoeverre hij waarde hecht aan deze Europese instanties. Dit wordt verderop wel duidelijk. Zeker als hij stelt dat Schotland op bepaalde hoogte moet kunnen voldoen aan deze Europese wetgeving. Kortom, het lijkt er in deze zaak op dat Europa en zijn wetgeving een doel is om na te streven binnen Schotland. However, to ensure that Scottish law conforms to article 3 of the European convention on human rights, we propose as a minimum that the law should make it clear that physical punishment of children which constitutes "inhuman or degrading treatment" can never be considered "reasonable chastisement". Nicola Sturgeon voert namens de SNP het word. Zij speelt handig in om de woorden van haar voorganger Jim Wallace van de Liberaal Democraten. Sturgeon gaat zelfs een stap verder en zegt dat er onmiddellijk een verandering plaats moet vinden. Anders kunnen de Schotse kinderen niet de bescherming genieten wat de Europese conventie van mensenrechten eist en verdient. ‘ As it stands, Scots law does not afford children the protection that the European convention on human rights demands and which children at the beginning of the 21 option’. st century deserve. That is why no change is not an Kortom, zij hecht nog meer waarde aan de Europese instanties en legt veel meer de nadruk op het feit dat Schotland daar veel meer naar toe moet werken. Schotland moet op een lijn komen met de andere Europese landen. Europa is duidelijk het hoogste doel dat wordt nagestreefd. De SNP doet dat in veel sterkere mate dan de Liberaal Democraten dat doen. In ieder geval leggen zij er veel meer de nadruk op, zeker in dit debat. Even later neemt ook Irene McGugan het woord van de SNP, die de vergelijking trekt met 8 andere Europese landen, waar fysieke straffen voor kinderen inmiddels is uitgebannen volgens hun wetgeving. Dat zijn belangrijke voorbeelden voor Schotland, waar lering uitgetrokken moet worden. Vooral de Zweden laten zien hoe het beste kan worden omgegaan met opvoeding. Hieruit blijkt ook de houding ten opzichte van Europa. Door goede voorbeelden aan te geven, wordt Europa zo in een goed daglicht gebracht. ‘Many organisations and individuals in Scotland advocate a complete and explicit ban on physical punishment by parents. That view should not be dismissed. Such a ban would bring Scotland into line with many other European countries, and I am glad that the Executive has chosen to consult on that point’. Labour sluit zich graag aan bij de SNP. De partij wil zich ook dolgraag aansluiten bij de Europese regels en daarvoor is verandering nodig. Nicola Sturgeon was absolutely right—the status quo is not an option. We have to do something to bring our proceedings into line with the requirements of the European convention on human rights. We have to change our laws. Tenslotte laten ook de conservatieven (Brian Monteith) zich horen in dit debat. Simpel gesteld zijn ook zij van mening dat er het nodige dient te worden veranderd binnen de Schotse wetgeving. Common sense is required in its application by parents, not the obsessive nannying of the Scottish Executive—I do not mean that gratuitously—or of the European courts. ‘I take cognisance of the examples that have been given. This debate is needed, as is change, not because of the European convention on human rights but because, in some instances, the law appears not to have been working well—irrespective of the ECHR’. Echter er is wel een groot verschil blijkt uit deze 2 bovenstaande citaten. De Conservatieven zijn niet van mening dat Europa hiervoor gebruikt moet worden. De wetgeving moet vooral veranderen juist voor de Schotse kinderen en hun ouders, niet omdat dat In Europa zo nodig afgesproken is. Europa wordt hier een beetje neergezet als een te betuttelende organisatie. Verandering moet juist vanuit Schotland plaatsvinden, niet door regels die van hogerop zijn afgesteld 75 Voor het hele debat zie onderstaande link http://www.theyworkforyou.com/sp/?id=2000-02-24.109.0&s=education+care+europe+2000-0101..2001-12-28+section%3Ascotland#g135.0 Periode Onderwijs 2005/2006 4) 28-02-2006 Onderwerp: Prioriteiten Schotse afgevaardigde in Europese Unie Partijen: Labour (Tom McBabe), Conservatieven (Phil McGalie) Debat waarin drie partijen hun mening geven over de afvaardiging van Schotland bij de Europese Unie en de bijbehorende prioriteiten. Tevens wordt ook een kleine blik op het onderwijs geworpen. Interpretatie Ook de conservatieven laten hun stem horen wat betreft Europa en het onderwijs. Voormalig parlementslid Phil Gallie vraagt minister McBabe of het geen verstandig idee is om bij de hogere onderwijs instituties ook hoofdvestigingen te realiseren? En of Schotland daarbij geen uitstekende locatie zal zijn? ‘It would need a base from which to see oversee activities throughout Europe’. Labour laat in dit geval weer duidelijk zien dat Europa’s wil wel een soort van wet is. De conservatieven laten duidelijk merken dat Europa niet nodig is en dat de focus op de regio zelf moet zijn. Voor het hele debat, zie bijlage nummer 4 http://www.scottish.parliament.uk/Apps2/Business/ORSearch/ReportView.aspx?r=1267&i=5611&c= 222463&s=europe education 5) 03-03-2005 Onderwerp: Verzet Constitutionele gedrag Europa Partijen: Labour (Irene Oldfather, Elaine Smith & Tom McBabe) Namens Labour vraagt Elaine Smith aan de minister of hij zich bewust is van het feit dat leden van Labour en de handelsunie zich verzetten tegen het constitutionele EU verdrag dat Europa in de verkeerde richting doet begeven. Namelijk de richting van vrije-markt economieën, verdere privatisatie van publieke diensten en minder verantwoordelijkheid voor het electoraat. Dit maakt het makkelijker voor de EU om zaken als gezondheid en onderwijs over te nemen en dit kan het einde betekenen van publiekgedeelde bezittingen als gezondheid- en onderwijssystemen. De minister McBabe is zich daarvan bewust, maar vele leden van Labour en de Unie beschouwt de EU als een bolwerk die de huidige condities en omstandigheden verbetert. Vooral op gebied van sociale cohesie en de voordelen die de EU naar Schotland heeft gebracht. Zoals bij elke instantie zijn er verschillende ideeën en opvattingen, maar het feit blijft bestaan dat de Unie veel voordelen naar de gewone hardwerkende families in Schotland heeft gebracht. Interpretatie Labour positioneert zich hier aan de ene kant als pro-Europa, maar laat ook zien dat er stromingen zijn, die de pro-Europa instelling willen afvlakken. 76 Elaine Smith: ‘is the minister aware that many people in Labour….moving Europe in de wrong direction by binding us to free-market economics, further privatization of public services..?’ Bovenstaand citaat laat een wat gespleten partij zien. Als het gaat om onderwijs wil de regering de Europese regels graag opvolgen. De regering komt als een partij met een mening naar buiten. Het feit dat dit debat wordt aangedragen, laat wel zien dat er misschien een wat genuanceerder beeld moet worden geschept over Europa. Echter minister Tom McBabe, eveneens van Labour doet er alles aan om de partij als een pro-Europa partij naar buiten te laten gaan: ‘We think that the new constitution promotes the kind of Europe that we are comfortable with..’ Voor het hele debat zie onderstaande link http://www.scottish.parliament.uk/Apps2/Business/ORSearch/ReportView.aspx?r=4567&i=34639&c =842781&s=europe education 6) 02-06-2005 Onderwerp: Lessen van ontmoetingen in Brussel met mede ministers van onderwijs Partijen: Labour (Peter Peacock), Conservatieven (Gallie) De minister van Onderwijs, Europa en Buitenlandse Zaken, Peter Peacock (Labour) moet antwoord geven op de vraag van Michael McMahon (eveneens Labour) hoe hij de topmeeting met buitenlandse onderwijsministers in Brussel heeft ervaren. Hij antwoordt hierop dat hij ideeën heeft uitgewisseld met afgevaardigden van ondermeer Finland, Zweden, Nederland en de Vlaamse gemeenschap. Hierop kwam ook aan de orde hoe zij van elkaar konden leren. Het is volgens McMahon handig om benaderingen van de verschillende landen en regio’s met elkaar te vergelijken. Toch wil McMahon weten wat de EU juist van Schotland kan leren? Er blijkt vanuit andere landen veel interesse in Schotland te zijn op bijvoorbeeld het gebied van zelfevaluatie, leraarregistratie, en het zogenaamde enterprise educatie. Schotland is wereldleidend op het gebied van publiekprivate benaderingen. Kortom er zijn vele zaken die wij als Schotland kunnen leren en zo een bijdrage kunnen leveren aan een beter Europees begrijp van educatie. Phil Gallie is kritisch over Europa als het gaat om de Europese constitutie. Er is teveel sprake van dwang, regulatie en afpersing. Is de minister het daarmee eens? Peacock is het daar niet mee eens. Hij is een groot voorstander van een sterk Europa. Sinds de oorlog profiteren wij van de geboden veiligheid, vrede en samenwerking. Die zijn niet alleen belangrijk voor Schotland, maar voor heel Europa. Hoewel er nog enige hervormingen nodig zijn in Europa. De educatiemeeting heeft dat laten zien. Interpretatie Europa wordt door Labour opnieuw in een positief daglicht geplaatst. In eerste instantie door het leren van elkaars beleid aangaande onderwijs in Europa. Door met elkaar samen te werken kan men juist veel informatie opdoen. Daarvoor biedt Europa de nodige uitkomst. Maar het werkt ook andersom. Juist doordat Schotland het goed doet op bepaalde vlakken van educatie, komt er vanuit Europa interesse. Sommige landen tonen interesse. Hierdoor maakt Schotland Europa ook sterker. Labour lijkt hiermee aan te tonen dat een sterk Europa ook bij jezelf begint. Onderstaand citaat laat dit ook duidelijk zien. ‘there are many things we can learn: equally there are many things we can contribute to a wider European understanding of education’. 77 ‘Im a strong supporter of a strong Europe….’ De conservatieven hebben weinig met Europa en Europese regelgeving en in het educatie debat komt dit weer sterk naar voren. Europa zit er veel te dik bovenop als het gaat om regelgeving. Als het gaat om samenwerken zijn de conservatieven veel positiever, maar over het algemeen geeft Europa een nare nasmaak in de mond. ‘Everything about the European constitution is all that is bad: Compulsion, regulation and enforcement?’ Voor het hele debat zie onderstaande link http://www.scottish.parliament.uk/Apps2/Business/ORSearch/ReportView.aspx?r=4588&i=35167&c =849586&s=europe education Periode Onderwijs 2010/2011 7) 09-03-2011 Partijen: Conservatieven (Philip Hollobone, David Mundell, Peter Bone) Onderwerp: Fondsen Hoger Onderwijs Het verslag van dit debat komt uit een raadsvergadering van het Britse Parlement. De vraag die door Phillip Hollobone wordt gesteld is: Klopt het dat Engelse studenten, die in Schotland studeren, kunnen worden gediscrimineerd ten faveure van Schotse of EU studenten? David Mundell, Secretary of State heeft geen direct antwoord op de vraag. Wel is het een feit dat het educatiesysteem in Schotland gedecentraliseerd is en het is aan de Schotse overheid om te bepalen hoe de fondsen voor studenten worden vastgesteld. Het feit dat 75 miljoen pond is gespendeerd voor de studenten uit de EU in Schotland wordt onderdeel van discussie in de aankomende Schotse verkiezingen. Hieruit blijkt duidelijk dat het Schotse educatiesysteem een van de zaken is, die zijn gedecentraliseerd richting Schotland. De Britse overheid lijkt uit dit debat weinig in hebben te brengen als het gaat om onderwijs in Schotland. Ook blijkt dat de Schotten wellicht sterk de toenadering zoeken naar de EU door veel geld beschikbaar te stellen voor studenten uit de EU in Schotland. Interpretatie: In voorgaande debatten lieten de conservatieven tot dusver zichzelf zien als een enigszins anti-Europa partij. Te veel regels/bemoeienis stonden eigenlijk synoniem aan Europa. In dit debat komt die nadrukkelijke afwijzing niet naar voren. Wel komt sterk naar voren het verschil van Europa voor de Brit en de Schot. Dat lijkt wel uit de vraagstelling of er sprake is van discriminatie. In our United Kingdom, is it right that students from England studying in Scotland can be discriminated against in favour of students from Scotland or from other countries in the European Union? Hier lijkt de vraag te worden opgeroepen of Schotland niet veel slechter af is als zelfstandige binnen de EU. De conservatieven willen al van oudsher niets weten van een afscheiding van Groot-Brittannië. De partij zal dan ook niet nalaten elk nadeel in een debat hiervan op te noemen. Voor het hele debat zie onderstaande link http://www.scotland.gov.uk/Resource/Doc/315348/0100294.pdf 78 8) 16-03-2011 Onderwerp: Financiering Hoger Onderwijs Partij: SNP In het document volgt een statement van Michael Russel SNP over de financiering van het hoger onderwijs Hij pleit ondermeer voor de instandhouding van het huidige beleid en wil zich daarmee onderscheiden van Groot-Brittannië. Juist door veel geld te steken in het hoger onderwijs. Ook de studenten uit de Europese Unie komen in het statement aan bod. Echter draait de Schotse belastingbetaler te veel op voor deze studenten. Russel zoekt mogelijkheden om dit het bedrag dat hierin wordt geïnvesteerd wordt gereduceerd. Dit moet gebeuren binnen de Europese wet. Interpretatie De SNP zou Schotland het liefst onafhankelijk zien worden van Groot-Brittannië en wil daarvoor graag toenadering zoeken tot de EU. Daarom wordt in de meeste debatten altijd gedweept met Europa. Ook in dit geval blijkt duidelijk dat zij Europese wetgeving zeer respecteren en dat deze leidend zouden moeten zijn voor beleid binnen Schotland en/of (nu nog Groot-Brittannië). Echter laat Michael Russel in dit debat ook merken eerst zijn twijfels te hebben gehad over Europa in verband met de kosten voor de belastingbetaler. ‘I have long had concerns about the subsidy that we pay for the European Union students’…. So I also intend to search further within the boundaries of the European law’. Europa blijft dus altijd leidend. Zelfs als de grenzen beperkt zijn wordt er verder onderzocht binnen de grenzen van de Europese wet. De SNP is van mening dat men zich koste wat kost aan deze afspraken moet houden. Daarnaast dient Europa ook als goede basis voor samenwerking met andere lidstaten. ‘to forge stronger links between Scottish academics and students across Europe and beyond’. Voor het hele debat zie onderstaande link http://www.scottish.parliament.uk/Apps2/Business/ORSearch/ReportView.aspx?r=6178&i=55872&c =1188438&s=education Europe 9) 2011 (exacte datum ontbreekt) Partijen: SNP Onderwerp: verlies talenkennis Eveneens een vraag van de SNP, dit keer van Christopher Harvie. De Eu commissie heeft uitgerekend dat 11% van de kleine of medium bedrijven contracten verliezen omdat er een gebrek is aan taalkennis. Daarom de vraag of binnen het Schotse onderwijsbeleid de prioriteit voortaan ligt bij moderne talen en culturele of regionale studies? De reactie van Angela Constance: Interessante kwestie. Het is noodzakelijk om een nationaal actieplan te hebben. Op dit moment hebben we een plan voor de wetenschap op dit moment. Het punt van moderne talen is nog in de maak. 79 Interpretatie De SNP is bezorgt vanwege een Europees onderzoek aangaande dat bedrijven steeds meer netwerken verliezen door een gebrek aan talenkennis. Europa wordt dit keer alleen gebruikt bij het aanhalen van een onderzoek. Het feit dat dit onderzoek wordt gebruikt zegt wel iets over de partij t.o.v. Europa. Dit onderzoek kan wel als leidend worden bepaald volgens de partij. Zeker als je het ook gaat gebruiken binnen een debat. Voor het hele debat zie onderstaande link http://www.scottish.parliament.uk/Apps2/Business/ORSearch/ReportView.aspx?r=6178&i=5 5872&c=1188438&s=education Europe 80 4.9 Europagebruik Schotland: Milieu Periode 2000/2001 10) 27-09-2000 Onderwerp: Genetisch gemodificeerd voedsel Partijen: Labour, SNP Het eerst behandelde debat gaat over het genetisch gemodificeerd voedsel. Een vraag van de liberale Nora Radcliffe is of de minister (Sarah Boyack, Labour) blij is met het huidige EU beleid of zouden Schotse ministers meer flexibiliteit moeten hebben. En zouden lidstaten een algemeen verbod moeten forceren op de verbouwing van GM gewassen? Boyack: Het is belangrijk dat we samenwerken met Europa en dat er een raamwerk is waar alle lidstaten zich aan moeten houden. Als het gaat om milieu in Europa zou ik niet willen dat mensen door een minder rigoureus proces gaan voor het vragen van toestemming als dat in Schotland geldt. Het Europees niveau is belangrijk. Tevens zijn bij het debat twee professoren van ACRE aanwezig. Interpretatie Labour: De partij laat in het debat merken dat als het gaat om milieukundige vraagstukken, de Europese regels zeer zeker in acht worden genomen. -‘It is critical that I emphasise the extent to which our scope for action is constrained by European lagislation..this has not a Scottish-or even a British, but has an international dimension. - European regulatory framework is important to safeguard consumer choice -..Bound by European rules and regulations on this matter Labour verwijst dus bijna bij elke zaak naar Europese regelgeving. Maar dit gebeurt vanuit de minister. Wat in een voorgaand debat al duidelijk was geworden, is dat Labour soms ook met tegenstromingen te maken krijgt. Niet zozeer dat er anti-Europese gevoelens ontstaan, maar meer hoe Schotland bijvoorbeeld de Europese richting enigszins een bepaalde sturing kan geven. Er wordt in dit geval meer vanuit Schotse perspectieven gedacht. In debat doet Des McNulty dat. De SNP hecht ook waarde aan Europese regelgeving, maar wil dat Schotland als het kan met een duidelijke opinie binnen Europa naar voren komt. In dit geval is het zelfs de vraag of het mogelijk is een afwijkende mening te vormen (Mr MacAshill). ‘Is there a distincive Scottish perspective?’ Schotland moet een voorname rol spelen in Europa en dit is voor de SNP de manier op dit te realiseren. Zorgen dat je binnen Europa met een duidelijk Schotse mening komt. Deze kan afwijken van de doorgaande lijn, mits daar ruimte voor is. Voor het hele debat zie onderstaande link http://www.scottish.parliament.uk/Apps2/Business/ORSearch/ReportView.aspx?r=3988&i=25819&c =669642&s=Europe Environment 81 11) 20-11-2001. Onderwerp: Watermilieu en de Water Services Scotland Bill Partijen: Labour, Liberalen Allan Wilson (afgevaardigde minister van milieu)Met het water framework richtlijn gaat het erom dat Schotland geen zaken moet aanpakken, waarbij het geïsoleerd van Europa te werk gaat. Elke Schotse norm dat afwijkt van de Europese norm, riskeert zo dat onze watergebruikers er nadelen van ondervinden in tegenstelling tot de concurrenten ergens anders in Europa. Interpretatie Labour: Op dit moment heeft Labour het voor het zeggen in Schotland als het gaat om regeringsbeleid. Zij hebben in dit geval ook sterk de neiging mee te gaan met Europa wat betreft regelgeving. In geen geval wordt geprobeerd Schotland tegen de stroom in te laten zwemmen. ‘That would set Scotland apart from the rest from the European Union’. I believe that doings things isolated from the European Union, would not be helpful. Duidelijk is dat de Labour Europa vooral zien als iets dat je samen doet. De samenwerking moet Schotland verder helpen en daarbij past geen tegendraads beleid. Liberaal Democraten: De Liberaal Democraten staan hier toch wat anders in. Volgens Nora Radcliffe moet er juist ruimte zijn om een onafhankelijke mening binnen Europa te hebben. ‘It marked a new departure for Europe’ De partij gebruikt Europa meer als een flexibele organisatie. Dat betekent dat zaken in ieder lidstaat gewoon anders kunnen liggen, dan dat er een gezamenlijk standpunt is. Voor verdere informatie zie hele debat onderstaande link http://www.scottish.parliament.uk/Apps2/Business/ORSearch/ReportView.aspx?r=4060&i=26181&c =682101&s=Europe environment 12) 22-06-2000 Onderwerp: Petrol en Diesel prijzen Partijen: SNP, Conservatieven, Labour Kenny Macaskill van de SNP opent het debat over de brandstofprijzen. Deze zijn onder het Labour bewind alleen maar gestegen. Onder Labour is het zelfs harder gestegen. MacAskill gebruikt als eerste binnen het debat de term Europa of Euro. Hij vindt dat de hoge prijzen voornamelijk worden betaald door de Schotten. Schotland heeft de hoogste benzineprijs in Europa, zo niet de gehele ontwikkelde wereld. Daarnaast is het de grootste leverancier binnen de Europese Unie. Er moet actie worden ondernomen en de afgevaardigde moet opstaan voor Schotland. Murray Tosh (Conservatieven) halt eveneens Europa aan als het gaat om het brandstofbeleid van Labour. Toen zij in 1997 aan de macht kwamen, warden de brandstofprijzen vergelijkbaar met andere Europese landen. Hedendaags zijn ze significant hoger, wat zorgt voor moeilijkheden. Labour reageert met hulp van Europa in de vorm van Allan Wilson. 82 Interpretatie: Kenny Macaskill van de SNP gebruikt Europa in eerste instantie als vergelijkingsmateriaal. Maar in dit geval is het een negatieve norm waarnaar is toegewerkt. Namelijk dat Schotland de hoogste brandstofprijzen van Europa bezit. Dus ook als er sprake is van een negatief record wordt gebruik gemaakt van Europa. Uit onderstaande citaten blijkt dat ook. Tevens wordt Europa gebruikt als vorm van competitie. In dit geval wil Schotland als beste uit de bus komen als het gaat om de prijzen van brandstof. - and when Scotland is the major oil producer in the European Union, we have the highest petrol prices in Europe if not the developed world. Thirdly, we must freeze fuel duty until we have a level playing field with our European competitors. De SNP haalt ook in deze zaak de banden en vergelijking met Europa aan om hun standpunten te benadrukken. De conservatieven doen in dit debat eigenlijk precies hetzelfde. Alleen is van deze partij bekend dat zij minder positief tegenover Europa staan dan dat de SNP dat doet. In ieder geval trekken zij de vergelijking met Europa een aantal jaren geleden in de vorm van Murray Tosh. When Labour came to power in 1997, fuel prices in this country were broadly comparable with those in other European countries Opvallend hier is dat Europa nu wordt gebruikt om een andere partij een sneer te geven. In dit geval komt de conservatieven het begrip Europa ook wel goed uit. Voor het hele debat zie onderstaande link http://www.theyworkforyou.com/sp/?id=2000-06-22.637.0&s=Europe+environment+2000-0101..2001-12-28#g668.0 Periode Milieu 2005/2006 13) 08-06-2006 Onderwerp: Klimaatsverandering Partijen: SNP, Liberaal Democraten, Labour, Schotland is zich zeer bewust van de gevolgen van klimaatsverandering, maar veel minder duidelijk wat er aan gedaan kan worden. In dit debat komt dit regelmatig door verschillende partijen aan de orde waarin ook op verschillende wijzen gebruik wordt gemaakt van Europa. Interpretatie Liberaal Democraten gebruiken Europa in hun geval als vergelijkingsmateriaal door te stellen dat het Schots record beter is dan van 13 van de 15 Europese lidstaten dat voor het Kyotoverdrag heeft getekend. Echter vindt de partij dat er meer moet worden gedaan om Schotland te transformeren in een duurzame economie. Our record is better than that of 13 of the 15 European Union member states that signed up to the EU Kyoto target and it is a positive base on which to build. Ook de SNP benadrukt zijn zorgen omtrent het klimaatsverandering. Zij zien het als de grootste bedreiging voor de 21ste eeuw. Europa wordt in dit geval aangehaald om zijn leiderscapaciteiten aan te spreken. Dit moet ook worden gedaan vanuit de Schotse regering. Hieruit blijkt wel het belang dat de partij aan Europa hecht. Juist Europa kan helpen in ieder een grote rol spelen, maar moet het wel de verantwoording nemen. Net zoals Schotland dat moet doen. Tevens haalt de partij ook andere 83 Europese instanties aan om het verschil tussen bijvoorbeeld Europese en Schotse emissies aan te geven. Het verschil met Labour lijkt dat de SNP heel sterk wil dat Schotland een sterke mening binnen Europa naar voren schuift. Deze mag afwijken van de algemene opinie. Further, all parties must agree that human activity is contributing hugely to global warming and that it is the duty of the Parliament to show leadership to Scotland, the rest of Europe and the planet. Ook Labour haalt juist de term leiderschap aan om de noodzaak te laten zien van nieuwe ontwikkelingen. Leiderschap dat niet alleen vanuit Europa moet komen, maar ook op andere niveaus, het Schotse en Britse. How can we persuade people to love wind farms more and to put up with pylons? What about our love affair with the four-by-four or our demands for out-of-season vegetables? We need leadership and persuasion at all political levels—local, Scottish, UK and European. 14) 05-06-2006 Onderwerp: Gebruik strychnine voor molcontrole. Partijen: Labour Vraag aan staatssecretaris van milieu of zij het gebruik van strychnine wil verbieden. Dat is een middel dat mollen laat sterven en wat gebruikt wordt door melkveehouders Interpretatie Anne McGuire reageert hierop en gebruikt ook Europa in haar antwoord. Labour is op dit moment de regeringspartij. Zij stelt dat het Britse Parlement geen verbod heeft uitgeschreven hiervoor. Het middel staat onder controle van de BPD (Biocidal Products Directive). This Biocidal Products Directive aims to harmonise controls for marketing and use of biocidal products across Europe, while ensuring a high level of protection for human health and the environment The HSE has received an application for the 'essential use' of strychnine to control moles from the British Pest Control Association (BPCA) and will forward this to the European Commission for consideration. Wat Labour hiermee wil aangeven is dat de bedrijven Europees worden geregeld en dat Schotland hiermee geen verantwoording treft. De Europese regelgeving voorziet in de controle op de juiste en meest duurzame manier Voor het hele debat zie onderstaande link http://www.theyworkforyou.com/wrans/?id=2006-0605e.72732.h&s=environment+Europe#g72732.r0 15) 12-12-2006 Onderwerp: Klimaatsverandering Partijen: Labour Aan Douglas Alexander (Secretary of State, Department for Transport; Paisley and Renfrewshire South, Labour) wordt gevraagd hoe zijn debat was met de secretary of state Environment, Food and Rural issues over klimaatverandering zaken die Schotland aangaan. Interpretatie Partijgenoot Ann McKechin van Labour wijst op de uitspraak van de Secretary of State deze week dat klimaatverandering een grote uitdaging is die zowel in Groot-Brittannië als internationaal een grote rol 84 speelt. De vraag is: Is hij het ermee eens dat hiervoor veel contact moet worden gezocht met de Europese Unie of sluit hij zich meer aan bij de Conservatieven, die zich ten opzicht van de EU zich afstandelijk gedragen en de ophaalbrug naar de EU omhoog trekken. Ze haalt ook de SNP aan. Mochten zij de leiding hebben in Schotland, zou de regio een belangrijke integrale rol opeisen binnen Groot-Brittannië. Om vervolgens een leidende rol te spelen binnen de discussie over klimaatsverandering in Europa. Douglas Alexander is dezelfde mening toegedaan als McKechlin. De Europese Unie kan een significante bijdrage leveren om klimaatsverandering tegen te gaan. Daarom is het onverenigbaar dat de principiële oppositie partij zijn tijd verdoet door zichzelf te ontwarren van principiële partij binnen de EU. Daarnaast is een van de belangrijkste oppositiepartijen in het Schotse parlement zo in de war dat het zowel onafhankelijkheid binnen Europa ondersteunt, maar zich juist wil afscheiden van de unie dat meer succesvol dan welke ook in de afgelopen 300 jaar, Groot-Brittannië. Gentleman's party would prejudice the ability to get the outcome that is in the interests of Scottish fishermen. The nationalists simply cannot answer the question of how they would get into the European Union after independence, given their position on the common fisheries policy. That would leave Scottish fishermen high and dry. Voor het hele debat zie onderstaande link http://www.theyworkforyou.com/debates/?id=20061212b.703.3&s=Europe+environment+2005-01-01..2006-12-28#g703.6 Periode Milieu 2010/2011 16) 09-12-2010 Onderwerp: River Basin Management Plans Partijen: Groenen, SNP Het onderwerp heeft betrekking op de financiële hulp die boeren krijgen voor milieukundige verbeteringen. Deze worden beschikbaar gesteld door het ‘Scotland rural development programme’. Hierbij behoren ook maatregelen om water- en biodiversiteitkwaliteit te verbeteren. Robin Harper van de Groenen in Schotland vraagt aan de minister van Milieu (Roseanna Cunningham) of zij zich bewust is van het feit dat Schotland een van de eerste landen was in Europa dat in 2003 het Europees waterbeleid dat systeem volgde, maar zeven jaar later nog niet veel progressie heeft geboekt? Is de minister er het mee eens dat Schotland zo als een van de laatste landen in Europa zijn eigen wet volgt? Cunningham ziet het niet zo negatief. Schotland doet een aantal zaken om te helpen. Zij maakt in haar antwoord verder geen gebruik van Europa. Interpretatie De Groenen zijn tot dusver nog niet uit de steekproef gekomen in het Schotse debat. Echter als het op milieu aankomt, hebben ook zij de neiging aan te sturen op strakke regie vanuit de EU. ‘Scotland was one of the first countries in Europe to incorporate the European water directive in that way’ ‘Does the minister agree that, at this rate, we are in danger of being one of the last countries in Europe to put our act into action’. Wat deze citaten duidelijk laat zien is dat de Groenen duidelijk een soort van aanvoerder van Europa wil worden als het gaat om deze kwestie. De partij was blij dat Schotland als eerste in Europa actie ondernam, maar baalt ervan dat het de laatste is in Europa die nu actie onderneemt. Europa speelt een belangrijke rol bij de Groenen en wordt voornamelijk gebruikt als norm waar naar toe moet worden geleefd. De regels van Europa moeten leidend zijn in dit geval. 85 http://www.scottish.parliament.uk/Apps2/Business/ORSearch/ReportView.aspx?r=6026&i=54083&c =1163106&s=Europe Environment 17) 13-05-2010 Onderwerp: Genetisch gemodificeerd voedsel Partijen: SNP, Labour Ron Gibson van de SNP wil van de minister van Milieu weten welke discussies er waren in de topmeeting met de EU-ministers van milieu en of ook de labels van genetisch gemodificeerde inhoud van voedselproducten werd besproken? Schotland was volgens de minister inderdaad vertegenwoordigd op dat congres, maar dat onderwerp werd niet besproken. Gibson: Het Europese ministerie van milieu heeft duidelijk voor een dergelijke constructie gestemd. Is de minister zich daarvan bewust? Kan de Schotse overheid de winkelaars helpen bij het profiteren van de algemene wens binnen Europa om de consumenten een duidelijk beeld te geven van genetisch gemodificeerde producten in dierenvoedsel, dat wordt gebruikt om voedsel te produceren voor menselijke consumptie? Cunningham: De EU is op dit moment betrokken bij een debat over de regulatie van GM in het EU gebied. Schotland is voorstander van een transparant beleid als het gaat om voedsellabelling en de Schotten hebben het recht om te weten wat zij kopen. Volgens het Europees Parlement is het echter onmogelijk op GM producten in voedsel als vlees, melk en eieren van dieren te ontdekken. Daarvoor is sprake van technische moeilijkheden. Daarom suggereert het Europees Parlement iets anders. Interpretatie De SNP volgt de Europese regelgeving duidelijk op de voet en lijkt ook te willen dat deze wordt nagestreefd door de Schotten. Vandaar ook de vraag aan de minister of zij op de hoogte is van besluiten die worden genomen op Europees niveau: ‘Is the minister aware of that? Can the Scottish government help the Scottish shoppers to benefit from the widespread wish in Europe to allow consumers a clear view of the GM…’ De SNP komt niet voor niets met deze regel op de proppen. Volgens hen profiteert iedereen binnen Schotland van deze nieuwe wet, dat Europa heeft uitgevonden. Daarom moet de overheid ingrijpen zodat dit ook daadwerkelijk kan plaatsvinden. Voor het hele debat zie onderstaande link http://www.scottish.parliament.uk/Apps2/Business/ORSearch/ReportView.aspx?r=5572&i=49792&c =1080843&s=Europe Environment 18) 19-01-2010 Onderwerp: Luchtkwaliteitsstrategie Partijen: Labour/ Groenen Dit debat heeft betrekking op de statement van de Schotse minister van transport en milieu. Zij heeft het over de negatieve gevolgen van luchtvervuiling op de gezondheid. 86 Interpretatie Ondermeer is astma een gevolg van een te hoge vervuilingconcentratie van de lucht. Daarom is het ‘Air Quality Strategy for England, Wales, Scotland and Northern Ireland’ in het leven geroepen. Volgens haar (Sarah Boyack, Labour) levert dit een aanzienlijke verbetering op voor de luchtkwaliteit en een significante reductie van de vervuiling. Luchtvervuiling is niet grensgebonden. Daarom moeten de problemen, die met lichtvervuiling te maken hebben, worden neergehaald op nationaal en Europees niveau. Robin Harper van de Groenen reageert hierop. Hij maakt, in tegenstelling tot de andere debaters, het meeste gebruik van Europa. Volgens hem verwelkomt de Groenen het rapport. Ondanks dat Europa veel problemen oplevert, zorgt het volgens hem ook voor veel milieukundige oplossingen. Zal de minister ook actief meedoen aan het idee om een Europese autovrije dag te realiseren? Boyack: Er zijn veel dingen die Schotland kan doen om de Europese richtlijnen te implementeren. Wat betreft luchtvervuiling moeten we een groot onderdeel uitmaken in Europa. De rest van de debaters maakt geen gebruik van Europa. http://www.scottish.parliament.uk/Apps2/Business/ORSearch/ReportView.aspx?r=4203&i=27309&c =715305&s=Europe Environment 87 4.10 Samenvatting Europagebruik Schotland Ook de regio Schotland is meegenomen in de inhoudsanalyse. Ook hierbij per onderwerp (Onderwijs en milieu) negen debatten verdeeld over drie jaartallen. Zoals eerder vermeld gaat deze jaartelling minder ver terug dan Vlaanderen aangezien het Schotse Parlement pas eind jaren negentig werd gerealiseerd. Daarom is er gekozen voor de tijdsperken 2000-2001, 2005-2006 en 2010-2011. Geprobeerd is om alle partijen in de steekproef naar voren te laten komen. Voor een verdere inleiding en verklaring van de inhoudsanalyse zie begin inhoudsanalyse onder het kopje methodologie. Tabel 9: Onderwijsdebatten Schotland Debat nr. Jaartal Onderwerp Partij(en) Europa-gebruik SNP: Regio moet voorname rol spelen in Europa, Europa mag niet ondersneeuwen. Ook niet door andere partijen of naties Labour: Europa als bindmiddel voor promotie Schotland Labour: Europese regels belangrijk. Europa als vergelijkingsmateriaal, benadrukking dat Schotland binnen Europa goed presteert Liberaal democraten: Europese wetgeving als norm SNP: Dringendere Europese urgentie. Schotland moet er direct aan voldoen. Ook vergelijking met andere Europese landen, die goede Europese voorbeeld geven Labour: Ziet ook graag snelle Europese aansluiting. Niet zo fanatiek als SNP. Conservatieven: Europa betuttelend. Niet veranderen voor Europa, maar juist voor Schotland Labour: Europa’s wil is wet. Conservatieven: Europa minder belangrijk, focus moet op regio (Schotland) zelf. Labour: Pro-Europa houding, maar wordt soms afgevlakt door stromingen. Echter wel een Europa waar partij zich goed bij voelt. Labour: Leren van 1 2001 Onderwijs: Vertegenwoordiging Schotland Europese ministerstop SNP/ Labour 2 2000 Onderwijs: Rol onderwijs duurzame ontwikkeling Labour 3 2000 Onderwijs: Fysieke straffen Schots onderwijs Liberaal democraten, SNP, Labour, Conservatieven 4 2006 Onderwijs: prioriteiten Schotse afgevaardigden in EU Labour, Conservatieven 5 2005 Onderwijs: Verzet constitutioneel verdrag Europa Labour 6 2005 Onderwijs: Labour, conservatieven 88 Ontmoeting Europese ministers van onderwijs 7 2011 Onderwijs: Conservatieven 8 2011 Onderwijs: Financiering Hoger Onderwijs SNP 9 2011 Onderwijs: Verlies talenkennis SNP elkaar in Europa is goede zaak. Maar Schotland wekt interesse Europa als regio het goed doet. Wisselwerking Conservatieven: Europese regelgeving te belemmerend, samenwerken ok, regelgeving nee. Conservatieven: Haalt Europese Unie aan om verschil voor zowel Schotland als GrootBrittannië aan te geven. Als Brit beter af dan als Schot. SNP: Respectering Europese wetgeving. Wetgeving is leidend. Echter twijfel i.v.m. kosten belastingbetaler. Europa als samenwerking met andere lidstaten SNP: Aanhalen Europees onderzoek. 4.10.1 Analyse Onderwijsdebatten Schotland SNP: The Scottish National Party komt in de analyse als sterk pro-Europa naar voren. Dit is geen verassing te noemen aangezien de partij in zijn partijprogramma al regelmatig aangeeft graag op het allerhoogste niveau met Schotland actief te willen zijn. In de steekproef onderwijs komt de partij viermaal naar voren en in elk debat komt dat ook naar voren. In vergelijking met andere partijen is de urgentie ook groter om aan te sluiten bij Europa. Opvallend is ook dat de partij wil dat Schotland met een sterke onafhankelijke mening naar voren treed in Europa. De partij ziet waarschijnlijk dat als voornaamste manier om op te vallen en door de rest van de lidstaten serieus te worden genomen. Labour: De partij komt in de onderwijsdebatten ook sterk pro-Europees naar voren, maar in dit geval is de urgentie als die bij de SNP minder. Liever ziet de partij ook een wisselwerking tussen de regio Schotland en Europa. Prestaties die regionaal scoren, wekken nu eenmaal ook Europese interesse. Echter valt in deze debatten geen kritisch geluid te horen ten aanzien van Europa. Alleen vanuit de partij zelf wordt soms de pro-Europa stemming wat afgevlakt (zie debat 5 als voorbeeld). Verder gebruikt Labour Europa voornamelijk als vergelijkingsmateriaal wat als norm moet dienen voor onderwijsprestaties. De partij neemt geen afwijkende Europese mening aan aangezien zij regeringsdeelnemers zijn en Europa daarom niet in een kwaad daglicht willen stellen. Liberaal Democraten: Komt in de onderwijsdebatten slechts eenmaal naar voren. Speelt bij milieu een grotere rol. Opvallend is de partij niet in dit debat (nr. 3). De partij praat eigenlijk mee met Labour en de SNP en ziet Europa ook als norm, zonder enige verdere verdieping. Kan zijn dat het onderwerp onderwijs en Europa minder van belang is voor de partij. Of is Europa nauwelijks een thema. Conservatieven: De grootste anti-Europa partij als het gaat om Schotse aangelegenheden. Als Brit is de partij ten aanzien van Europa flexibeler. De partij is voor de instandhouding van Groot-Brittannië en wil daarom niet dat Schotland als apart lidstaat wordt behandeld in Europa. Namens GrootBrittannië doet Schotland het verder namelijk uitstekend. De partij vindt Europa bijvoorbeeld betuttelend en remmend. Ze zien Europa wel als optie voor samenwerking, maar wil weinig weten van 89 Europese regelgeving verder. Het verschil voor een Brit en een Schot op gebied van Europa komt in debat 7 sterk naar voren. Als Brit werkt Europa volgens de partij beter in je voordeel dan als Schot. 4.10.2 Analyse Milieudebatten Schotland Milieu blijkt ook in de Schotse regio een gevoelig thema. Net als bij Vlaanderen geven partijen daarbij de voorkeur aan een strak Europees beleid. Echter blijkt, net als bij Vlaanderen, toch enige nuances tussen de partijen te zitten aangaande het Europa-gebruik. In de onderstaande tabel volgt een weergave van het Schotse milieudebat door de jaren heen. Tabel 10: Milieudebatten Schotland Debat nr. Jaartal Onderwerp Partij(en) Europa-gebruik Labour: Verwijzing naar Europese regelgeving. SNP: Ook Europese regelgeving, maar Schotland moet hierin met duidelijke mening naar voren komen. Die kan afwijken van normale lijn Labour: Meegaan met Europees beleid. Regeringsdeelname, dus niet tegen stroom in zwemmen. Liberaal Democraten: Afwijkende mening is juist mogelijk binnen Europa. Ruimte moet er zijn. 10 2000 Milieu: Genetisch gemodificeerd voedsel Labour/ SNP 11 2001 Milieu: Watermilieu & Water Services Scotland Bill Labour, Democraten 12 13 2006 14 2006 Milieu: Milieu: Klimaatsverandering Milieu: Molbestrijding strychnine Liberaal SNP, Labour, Liberaal Democraten Labour SNP: Wil leiderschap vanuit Europa en Schotland. Wil juist dat Schotland met sterk onafhankelijke mening komt. Vergelijkt prestaties Schotland en Europa. Labour: Pleit eveneens voor Europees leiderschap, maar ook Schots, Brits en lokaal. Liberaal Democraten: Europa als vergelijkingsmateriaal om goede prestaties Schotland te laten zien. Echter vanuit regio moet meer worden gedaan voor ontwikkeling. Labour: partij laat zien dat zaken Europees zijn geregeld en verantwoording vindt ook plaats op Europees niveau. 90 15 2006 Milieu: Klimaatsbestrijding Labour 16 2010 Milieu: River Basin Management Plans Groenen 17 2010 Milieu: Genetisch gemodificeerd voedsel SNP 18 2010 Milieu: Luchtkwaliteit strategie Labour/Groenen Labour: Partij wil niet afwijken van EU standpunten aangaande klimaatsverandering, omdat EU significante bijdrage kan leveren voor oplossing probleem. Groen: Strakke regie EU. Schotland moet leiding nemen in Europees debat. Europa leidend en als norm waar naar toe moet worden geleefd SNP: Wil overduidelijk dat Europese regels worden nageleefd. Iedereen in Schotland profiteert daarvan Labour: problemen luchtvervuiling op nationaal en Europees niveau neerhalen. Groenen: Europa zorgt voor problemen maar ook voor milieukundige oplossingen Samenvatting Milieudebatten Schotland per politieke partij SNP: Opnieuw een pro-Europa lijn te bespeuren en ditmaal een nog grotere drang voor onderscheiding op het hoge Europese niveau. Debat 10 en 13 zijn daar voorbeelden van. Voor de SNP lijkt het niet uit te maken welk onderwerp wordt aangesneden, Europa krijgt vaak een prominente rol in het debat. Voornamelijk in de zin dat Schotland zich dient te onderscheiden op het hoogste vlak en daarmee de lijn van Europa zo nu en dan wil verbeteren. Labour: Blijft ook bij milieu verwijzen naar Europese regels. Ook nu voorziet de partij daarbij een rol weggelegd voor Schotland zelf. De problemen als klimaatverandering etc kunnen ook eerst worden opgelost op regionaal niveau om daarmee als voorbeeld te kunnen dienen voor Europa. Toch wil de partij, in vergelijking met de SNP, niet afwijken van Europees beleid. Vanwege regeringsdeelname in het begin van de jaren 0, zwemt de partij niet tegen de stroom in. Opvallend omdat de SNP in hun laatste twee regeringsdeelnames daar wel voor pleit. Of de SNP dat ook werkelijk doet is nog de vraag. Liberaal Democraten: Wijkt juist niet veel af van bovenstaande partijen. Net als de SNP, vond de partij in 2001 dat een afwijkende mening best mogelijk was in het Europese bestel. Daarnaast waait de partij ook gerust met Labour mee en vindt dat Schotland eveneens goede prestaties dient te leveren voor een sterker Europa. Conservatieven: In het onderwijs debat werd Europa negatief afgeschilderd. Veelal als betuttelend of afremmend. In deze steekproef kwamen de conservatieven niet naar voren bij het onderwerp milieu. Waarschijnlijk had de partij wellicht wat in te mengen in dit debat (en de voorgaande), maar vond het niet noodzakelijk om Europa daarvoor te gebruiken. Groenen: Maar de conservatieven wordt in dit geval vervangen door de Groenen, die wel degelijk bij hun stokpaardje milieu, Europa gebruikten. En de vergelijking met de Vlaamse variant is dan snel gemaakt. Ook in Vlaanderen pleitten de Groenen voor een strakke Europese regelgeving voor het 91 beheer van milieuproblemen. In Schotland is dat niet anders. Europa is leidend en dient als norm waar naar toe dient te worden gewerkt. 4.11 Slotconclusie Europagebruik Schotland In het bovenstaande verslag is geprobeerd zoveel mogelijk het gebruik van Europa te betrekken op de belangrijkste Schotse partijen. In dit geval gaat het om de Schotse Labour partij, de Conservatieven en de SNP. Echter ook de Groenen en de Liberalen komen aan bod. De wijze waarop Europa wordt gebruikt kan ook worden gekoppeld aan de indeling die in Vlaanderen is gemaakt. Echter de reden hierachter heeft voornamelijk te maken met de politieke situatie in Schotland en Groot-Brittannië. Europa wordt duidelijker gebruikt voor eventuele afscheiding of instandhouding van Groot-Brittannië, dan dat bij Vlaanderen gebeurt. Daar wordt in dat geval meer gesproken over federalisme en confederalisme. In dit geval is het gebruik van Europa te verdelen in: - Opvolgen Europese regels (om uiteindelijk als volledig lidstaat te worden behandeld) Opvolgen Europese regels (om uiteindelijk meer zeggenschap te krijgen binnen Europa) Opvolgen regionale/landelijke regels (voornamelijk voor de instandhouding van GrootBrittannië) Het verschil zit hem meer in hoeverre Europa kan worden gebruikt om te komen tot de politieke situatie die de politieke partij wenst. Dit kan zijn onafhankelijkheid, unionisme of devolutie. Hiervoor verwijs ik u naar het theoretisch kader. Tabel 11: Schotland en gebruik Europa Europa is de norm, Passieve rol aangaande regio volgt Europa Europa. Opvolgen regels. Komen tot volledig lidmaatschap binnen Europa en afscheiding van GrootBrittannië Europa is de norm, Actieve rol. Veel regio volgt Europa verwijzen naar Europa met als doel meer zeggenschap te krijgen over bepaalde zaken. Echter regio mag niet worden ondergesneeuwd. Euroscepticisme Weinig tot geen affiniteit met Europa. Europa is voor regio minder van belang en moet voornamelijk vertegenwoordigd worden door lidstaat Groot-Brittannië Transnationaal SNP Transnationaal Labour, Liberaal Democraten, Groenen Nationaal Conservatieven Labour Partij In het debat komt hun pro-Europa houding sterk naar voren. Veelal wordt verwezen naar debatten of bijeenkomsten die in het kader van Europa hebben plaatsgevonden. Een voorbeeld is het debat op 2 juni in 2005, waar de minister van Onderwijs en Buitenlandse Zaken Peacock aan partijgenoot McMahon (allen van Labour) vraagt hoe de bijeenkomst met de buitenlandse onderwijsministers is verlopen. Vooral de vraag wat de EU van Schotland kan leren springt in het oog. Hierin valt naast de pro-Europse houding ook hun wens om het nationale beleid te integreren in Europa op. De Schotse arbeidspartij ziet de EU dan ook als een zeer belangrijk orgaan, waar vaak naar kan worden 92 doorverwezen als het gaat om regelgeving. Maar dan moet die regelgeving wel zijn aangepast aan de maatstaven van de Schotse partij. Daarnaast blijkt uit de debatten dat het belang van Schotland ook absoluut niet mag worden ondergesneeuwd in Europa. Dit bewijst het debat tussen de twee partijleden in 2005. Er lijkt geen onderscheid te zijn in het belang van Europa als de twee subonderwerpen onder de loep worden genomen bij de Labourpartij. Ook als het gaat om milieu komt de integratie binnen Europa sterk aan de orde. Een vraag van liberaal Nora Radcliffe of minister Sarah Boyack van Labour content is met het huidige EU beleid als het gaat om genetisch gemodificeerd voedsel, wordt beantwoord met een typerende pro-Europa statement. ‘Het is belangrijk dat we samenwerken met Europa en dat er een raamwerk is waar alle lidstaten zich aan moeten houden. Als het gaat om milieu in Europa zou ik niet willen dat mensen door een minder rigoureus proces gaan voor het vragen van toestemming als dat in Schotland geldt. Het Europees niveau is belangrijk’. Tijdsslotverandering Europa Onderwijs: Weinig tot geen verandering waar te nemen in de houding van Labour ten opzichte van Europa. Net als de SNP (alleen iets minder fanatiek) willen zij dat Schotland zich aansluit bij de EU. Wat ook in elk debat door de jaren heen naar voren komt is dat Schotland en Europa een wisselwerking moeten vormen als het gaat om prestaties. Tijdsslotverandering Europa Milieu: De Labour is bij de milieudebatten constant pro-Europa. Niet in tegenstelling tot de SNP dat zij binnen Europa tegen de stroom inzwemmen, maar stelt zich in elk debat juist passief op. Europese regelgeving is de norm en daar moet Schotland naar toe. De Conservatieven Gebruiken Europa voornamelijk negatief (voorbeeld onderwijs nummer 3). Als het gaat om onderwijs heeft Europa volgens de conservatieven een negatieve bijklank, soms betuttelend. Verandering moet vanuit Schotland plaatsvinden en niet vanuit Europa. En als Europa wordt gebruikt als vergelijkingsmateriaal, is dat voornamelijk om iets negatiefs aan te geven. Zo is er de vergelijking van brandstofprijzen van enkele jaren leden er voor nodig om een andere partij (in dit geval Labour) in een kwaad daglicht te zetten. De partij is de grootste unionistische partij in Schotland. Dat wil dus zeggen dat Schotland vooral bij Groot-Brittannië moet blijven en ook Europese zaken dienen zoveel mogelijk vanuit Londen te worden geregeld. Wellicht dat de partij Europa meer als gevaar ziet omdat andere partijen het meer gebruiken voor meer zeggenschap of onafhankelijk van en voor Schotland. Dan valt te verklaren dat de partij in de steekproeven afstand van Europa en veelal verwijst naar zaken die intern in Schotland of Groot-Brittannië leven. Tijdsslotverandering Europa Onderwijs: In elk tijdsslot valt op dat de Conservatieven Schotland gebruiken om hun afwijzing jegens Europa aan te geven. Zij geven bijna in elk debat de verhoudingen weer tussen het leven in Europa en het leven in Schotland of Groot-Brittannië. Dit houden zij al enkele vol. Tijdsslotverandering Europa Milieu: Partij kwam in steekproef niet naar voren dus geen verandering aan te wijzen. Scottish National Party Uit de inhoudsanalyse blijkt de pro-Europa houding van de SNP sterk. De partij streeft naar volledig lidmaatschap in de Europese Unie en wil daarom ook graag de Europese instanties als de EC, de Eu etc allemaal erkennen. Ook Europees vergelijkingsmateriaal wordt regelmatig van stal gehaald om het belang van Europa te laten inzien. De SNP is het meest extreem als het gaat om het nastreven van onafhankelijkheid in Schotland. De wijze waarop Europa wordt gebruikt maakt dat ook duidelijk. De partij heeft in zijn verkiezingsprogramma etc al aangegeven dat Europa de snelste weg is naar onafhankelijkheid. Pas als Schotland als volwaardig lid wordt beschouwd binnen Europa is onafhankelijk niet ver. Vandaar dat ook in de debatten en de steekproef een nogal passieve houding naar voren komt aangaande Europa. Regels, cijfers etc zijn er om na te streven. Voor de SNP gaat devolutie nog niet ver genoeg. De partij wil koste wat het kost onafhankelijkheid nastreven. Opvalt dat er binnen de steekproef dan ook weinig tot geen kritische noot richting Europa waar te nemen valt. De partij streeft zelfs een sterk en onafhankelijk denkend Schotland binnen de Europese velden. 93 Tijdsslotverandering Europa Onderwijs: Door de jaren heen komt de pro-Europa houding van de SNP nagenoeg altijd naar voren. Echter lijkt het erop dat vanaf het begin van het Schotse Parlement de SNP in zijn debatten vaker hun drang naar Schotland als lidstaat van Europa lieten blijken dan dat gebeurde in de debatten in het tweede of het derde tijdsslot. Daarin bleef de partij desondanks positief over Europa, maar eerder in de trant dat Europa bijvoorbeeld de norm is. Tijdsslotverandering Europa Milieu: Continu pro-Europa. Vooral in het begin pleitte de SNP voor een sterk onafhankelijk Schotland met eigen ideeën binnen de EU. Naar mate de jaren vorderen neemt deze toon ietwat af. De Groenen Kwam in de steekproef slechts eenmaal aan bod. Toevalligerwijs toen het aankwam op een milieukundig thema. Daarbij willen de groenen dat besluiten over milieu en natuur voornamelijk Europees worden geregeld. Alleen zo kan gemeenschappelijk met andere lidstaten worden gestreefd naar bijvoorbeeld klimaatdoelstellingen. De standpunten over Europa komen dus daadwerkelijk overeen. De partij heeft van oudsher veel op met Europa. Liberaal Democraten Kwam in de steekproef ook niet veel naar voren. Toch verwijst de partij in de gevallen dat zij wel aan het woord kwamen met enige regelmaat naar Europa (bijvoorbeeld Onderwijs, nr3). De partij hamert er in sommige gevallen op dat Schotland de Europese normen en waarden wel dient te halen en zo snel mogelijk op gelijke hoogte moet komen. De Liberaal Democraten hebben echter geen onafhankelijkheidskwestie in het achterhoofd, maar streeft wel hogere mate van devolutie na. Dat wil zeggen dat de partij graag ziet dat meer zaken door Schotland zelf kan worden behartigd in plaats dat Groot-Brittannië dat doet. Tijdsslotverandering Europa Onderwijs: Geen verandering waargenomen aangezien de partij in de steekproef slechts eenmaal naar voren kwam. Europa is de norm volgens de partij. Tijdsslotverandering Europa Milieu: In het begin voer de partij meer mee op toon SNP. Afwijkende mening Europa mag. In het tweede tijdsslot eveneens pro-Europa, maar meer afgezwakte vorm. 94 4.12 Samenvatting gebruik Europa Vlaanderen en Schotland Er lijkt dus wel degelijk een verschil te zitten in de manier waarop Europa wordt bestudeerd door de Europese burgers (bottom-up door Antonsich onderzocht) en de wijze waarop binnen regionale debatten Europa wordt gebruikt. Hoewel de steekproef uitwees dat er ook raakvlakken aan te wijzen zijn, kijk vooral naar de manier waarop Europa als transnationale of nationale instantie wordt beschouwd door de politiek, lijkt het er sterk op dat elke regio op een eigen manier Europa gebruikt. Dit kan allerlei oorzaken hebben. Elke regio is er een apart met een eigen geschiedenis, normen en waarden, afstand tot Europa en politieke betrokkenheid. Ook de reden waarop Europa op een bepaalde manier kan worden gebruikt kan verschillen aan de hand van de stadpunten van de partij aangaande Europa of de eigen regio. Voor Schotland en Vlaanderen is gekozen omdat het twee sterke regio’s zijn, die ieder op een eigen manier hun weg richting Europa proberen uit te zoeken. Echter elk wel voor verschillende doeleinden. Toch hebben beide regio’s wel degelijk een belangrijke overeenkomst: Het zijn regio’s, en zij worden in veel gevallen vertegenwoordigd door de federale staat. In dit geval België en Groot-Brittannië. Beiden verschillen echter ook in sterkte. Waar Vlaanderen veel meer de mogelijkheid heeft om als regio naar buiten te treden en plaats te nemen binnen Europese instanties (zie bijlage, interview Axel Buyse), wordt Schotland daar toch op allerlei manieren tegengewerkt. Hierin zit ook het verschil dat Vlaanderen over veel zaken veel zeggenschap heeft en daardoor minder extreme standpunten op nahoudt dan dat Schotland dat doet, waar door sommige partijen nog steeds sterke strijd wordt geleverd voor meer zeggenschap en zelfs onafhankelijkheid. In Vlaanderen lijkt een mindere mate van urgentie te zijn voor een vijandige houding ten opzichte van de federale. Dit in tegenstelling tot Schotland. Vlaanderen is verder centraal gelegen en heeft met Brussel en zijn vele Europese instanties, direct toegang tot Europa (ook met een eigen Vlaamse ambassade). Schotland daarentegen moet het doen met een lobbyorganisatie in Brussel en vindt met enige regelmaat nog steeds Groot-Brittannië op zijn pad als het gaat om vertegenwoordiging van binnenlandse zaken. Hieronder volgt eerst een beschrijving tussen het verschil van beide thema’s onderwijs en milieu. Vervolgens in de samenvatting volgt een beschrijving wat het verschil in Europa-gebruik is tussen beide regio’s. Onderwijs en Milieu De onderwerpen die voor de inhoudsanalyse zijn geselecteerd, zijn beide thema’s die zowel de regio’s als Europa aangaan. In beide regio’s valt op dat de politieke partijen bij milieukwesties toch vaker naar Europa verwijzen dan dat bij onderwijskwesties het geval is. De politiek aldaar voorziet waarschijnlijk de noodzaak om gemeenschappelijk op te treden tegen zaken als milieuschade, aantasting ozonlaag of opwarming aarde. Voor onderwijs daarentegen kijken regio’s in sommige gevallen vaker intern. Zij zijn van mening dat sommige zaken beter eerst een regionale aanpak verdienen, alvorens over te gaan naar Europa. Regels vanuit Europa worden niet klakkeloos overgenomen of worden niet altijd als norm gehanteerd. Hierin tonen politieke partijen soms een passieve houding ten opzichte van Europa (waarin veel verwezen wordt naar regels en instanties) en een actieve houding (hierin wordt ook veel verwezen naar Europese regels en instanties, maar tegelijkertijd wordt de nadruk gelegd op regionale problemen). Bij laatstgenoemde lijkt een soort van wisselwerking te gelden: Een beter Europa begint bij jezelf. Wanneer een regio in staat is goede prestaties en cijfers neer te zetten voor welk onderwerp dan ook, heeft dat volgens de politieke partijen ook een positief effect op Europa zelf. Die politieke partijen zien in dat niet elke regio of lidstaat in Europa hetzelfde is. Dat elke regio andere idealen heeft en sommigen ook betere potenties hebben om idealen beter na te streven. Sommigen regio’s hebben andere preferenties dan anderen. Europa is in hun ogen waarschijnlijk niet altijd een, door de aanwezigheid van veel verschillende lidstaten met allemaal eigen belangen. Tenslotte geldt voor zowel onderwijs als milieu dat de politieke partijen in beide regio’s een afstandelijke houding innemen ten opzichte van Europa. Waar de Schotten dat doen in de vorm van de Conservatieven, treedt het Vlaams belang in Vlaanderen op als de grootste Euroscepticisten. Echter lijkt dat in beide gevallen eerder te gebeuren bij het thema onderwijs dan dat bij milieu gebeurt. 95 4.12.1 Regionaal Europagebruik beide regio’s verschil en overeenkomsten Binnen de steekproef kwamen in beide regio’s sommigen partijen vaker aan het woord dan anderen. Dat kan gebaseerd zijn op toeval, maar ook op het feit dat sommige partijen minder de behoefte hebben om Europa te gebruiken binnen het debat of het bijbehorend thema. Er is namelijk op de websites van zowel het Schotse als het Vlaamse Parlement gezocht naar debatten dat het thema behelst maar waarin ook daadwerkelijk Europa wordt gebruikt. Daarbij kwamen sommigen politieke partijen vaker aan bod dan anderen. Dit hoeft niet daadwerkelijk te zeggen dat de partijen geen binding hebben met Europa. Soms kan het thema of het specifieke debat voor die partij geen aanleiding geven om Europa te gebruiken en komt dat pas bij andere thema’s naar voren. Op het oog is er wel een essentieel verschil tussen de beide regio’s aan te wijzen als het gaat om het Europagebruik door de jaren heen. Wat opvalt, is het verschil in consistentie tussen beide regio’s. Waar de Schotse regionale politieke partijen weinig variërend zijn in hun Europagebruik (door de jaren heen is duidelijk af te lezen hoezeer de SNP hun toenadering tot Europa zoekt en de Liberaal Democraten Europa als gevaar voor het uiteenvallen van Groot-Brittannië beschouwen), opereren de Vlaamse regionale partijen op een grotere bandbreedte. Zo gebruiken partijen als de S.pa en CD&V Europa zowel actief als passief en is het Vlaams Belang niet altijd fel anti-Europa. Een verklaring voor dit verschil kan hem zitten in het feit dat Vlaanderen als regio inmiddels al een stuk verder ingeburgerd is binnen het Europese bestel en daardoor meer ruimte heeft om alle vlakken van het Europese zijde te analyseren en hierdoor eventueel met afwijkende verklaringen kan komen. Schotland daarentegen is nog volop bezig met het proces richting een eventuele afscheiding van Groot-Brittannië en heeft wellicht wat minder kennis van de gevolgen van Europa voor een regio dan Vlaanderen dat heeft. Europa als gevaar Interessant is om te kijken welke partijen in de steekproef het vaakst naar voren kwamen. In Schotland gebeurde dat aan de hand van Labour. In Vlaanderen raakten eigenlijk bijna elke partij aan de praat als het ging om Europa. Beide regio’s hadden ook tegenstellingen over hun gebruik van Europa tussen de partijen onderling. Dat wil zeggen in zowel Vlaanderen als Schotland was een partij die zich afscheidde van de rest en veelal Europa negatief benaderde. In Vlaanderen gebeurde dat door het Vlaams Belang en in Schotland door de Conservatieven. Beide partijen hebben of hadden daarvoor zo hun eigen redenen. Het Vlaams Belang staat afstandelijk tegenover Europa, omdat zij Europa puur als gevaar zien voor het opleggen van regels en beleid. Er is enige angst dat Vlaanderen door Europa wordt ondergesneeuwd. Echter viel op dat een partijlid Europa ook juist aanhaalde omdat het hielp bij het ontwikkelen of versterken van een Vlaamse identiteit. Daarnaast staan zij sterk tegenover uitbreiding van de EU en is bang dat regio’s of lidstaten te weinig ruimte krijgen om eigen beleid te voeren. De conservatieven daarentegen keurt Europa in de steekproef ook regelmatig af. Hierbij ligt wel een andere reden te grondslag als bij Vlaanderen. Namelijk de angst voor het uiteenvallen van Groot-Brittannië. Juist de meeste Schotse politieke partijen focussen zich op Europa om te komen tot meer zelfbevoegdheid of onafhankelijkheid. De Conservatieven zien op hun manier Europa als gevaar omdat het te instandhouding van Groot-Brittannië als lidstaat bedreigt. Echter wil dit niet zeggen dat beide partijen altijd anti-Europa zijn. Het Vlaams belang lijkt zeker waarde te hechten aan Europa als het gaat om regelgeving voor milieu, terwijl de Conservatieven gewoon liever zien dat GrootBrittannië Schotland vertegenwoordigd op de EU. 96 Tabel 12: Europa als Gevaar Reden Euroscepticisme Europa als Gevaar Vlaanderen Schotland Europa is bedreiging voor identiteit lidstaat en regio. Europa geeft weinig ruimte voor ontwikkeling Europa vormt gevaar voor afbrokkeling eenheid Groot-Brittannië Partijen Vlaams Belang Conservatieven Europa actief Er zijn dus ook sommige nuances om Europa toe te juichen in beide regio’s. Het grootste verschil tussen beide lijkt hem echt te zitten in de wijze waarop de regio op dit moment binnen Europa wordt vertegenwoordigd. Vlaanderen heeft met een eigen regionaal departement al flink wat in de melk te brokkelen in Europa, terwijl Schotland het moet doen met een lobbykantoor. Daarom lijkt het erop dat dat de politieke partijen in Schotland eensgezindert zijn in het gebruik van Europa dan dat in Vlaanderen het geval is. De Schotten zijn bijvoorbeeld voor meer devolutie of onafhankelijk en de meeste partijen willen daar maar al te graag Europa er voor gebruiken. In Vlaanderen vindt je bij de pro-Europa partijen soms toch enkele kritische geluiden. Het feit dat Vlaanderen goed vertegenwoordigd is binnen Brussel, geeft de politieke partijen meer de mogelijkheid ook intern te kijken. Omdat Vlaanderen (bijna) als volwaardige lidstaat wordt beschouwd ontstaat er ook meer discussie tussen de partijen onderling over hoe om te gaan met Europese regels. Sommige partijen als Sp.a en CD&V zijn niet van mening dat alle zaken Europees geregeld moeten worden en pleiten soms ook voor een regionale benadering voor thema’s. Niet alles wordt klakkeloos overgenomen. Ze willen als Vlaanderen juist sterk voor de dag komen in Europa en hebben zo hun eigen manieren om dit te bereiken. Kort gezegd komt het er op neer dat in Vlaanderen meerdere nuances te vinden zijn over het Europa-gebruik dan dat in Schotland het geval is. Wellicht als Schotland in het referendum voor onafhankelijkheid kiest, en daarbij als volwaardig lid van de EU wordt behandeld, ook te maken krijgt met een veranderend Europa houding tussen de politieke partijen onderling. Tabel 13: Europa Actief Europa Actief Vlaanderen Schotland Reden pro-Europa houding en regio Partijen Europa kritisch benaderen omdat het niet ten koste van de regio moet gaan Europa kritisch benaderen omdat het niet ten koste van de regio moet gaan N-VA, VLD, CD&V SNP, Labour, Democraten Liberaal- Europa passief In tegenstelling tot de partijen die Europa actief benaderen, hebben enkele van deze partijen ook de neiging zo nu en dan door te slaan aangaande Europa. Hun kritische houding sijpelt dan weg en wat overblijft, is een houding die Europa vooropstelt om de regio te ontwikkelen. In de debatten volgt ook een vrij passieve Europa-houding, waarin Europa de norm is en enige vorm van kritiek ontbreekt. Partijen kunnen daar verschillende redenen voor ten grondslag hebben. In Vlaanderen is de N-VA erop uit om Vlaanderen nog dichter bij Europa te brengen ondanks de grote mate van autonomie die de regio nu al heeft. Om serieus te worden genomen door Europa wil de partij dat Vlaanderen de regels Europese regels opvolgt en deze ook als norm beschouwt. In Schotland zijn twee partijen die zo nu en 97 dan Europa passief gebruiken. Labour vaart graag met de stroom mee van Europese regels en ziet eveneens dat Schotland meer autonomie krijgt en zo enigszins loskomt van Groot-Brittannië. De SNP gaat hierin nog een stap verder en wil graag volledige onafhankelijkheid. Daarin geldt ook volledige toenadering tot Europa en zelfs de mogelijkheid zichzelf als regio binnen Europa een afwijkende koers te laten aannemen. Tabel 14: Europa Passief Europa Passief Vlaanderen Schotland Reden pro-Europa houding Partijen Europa wordt gebruikt om Vlaanderen te ontwikkelen Europeaniseren Europa wordt gebruikt om Schotland onafhankelijk te krijgen van GrootBrittannië, dan wel te Europeaniseren. N-VA SNP, Labour 98 5. Politieke Institutionele inbedding Vlaanderen en Schotland Vlaanderen heeft als regio een lang proces doorgemaakt om te komen tot de huidige situatie van de regio binnen het federale België. In pre-Napoleonaanse tijden, bestond de territoriums van het huidige België uit typische opeenhopingen van steden en provincies, elke met zijn eigen status en privileges, die op verschillende wijzen waren gelinkt aan de keizerlijke orde. De nieuwe Belgische staat werd opgericht aan de hand van de Franse overheersing. Met de jaren groeiden vanuit de Vlaamse samenleving tegengeluiden. In de regio ontstond een geïntegreerde territoriale linguïstische beweging, die nationale of seminationale claims maakten op hun taalgebied. Europa heeft uiteindelijk een meer dramatisch effect op België had dan in bijvoorbeeld Schotland, omdat de devolutie daar overal plaatsvond en niet in bepaalde gebieden (zoals Schotland of Wales in Groot-Brittannië). Er vond een radicale devolutie opwaarts plaats richting Europa en benedenwaarts richting de regio’s of gemeenschappen. De centrale staat werd gestaagd geleegd van zijn competenties (Keating, p.82, 1999). België zet zich als land steevast in voor Europese integratie. Binnen de publieke opinie werd deze mening ook gedeeld. Europa was de enige weg waarop België nog een rol van betekenis kon spelen op wereldniveau. Echter kreeg Europa in België, maar ook de regio’s Vlaanderen en Wallonië steeds vaker een negatieve bijklank (van Loo, 2011, p.15). Toch is de Belgische bevolking als geheel, afgaande op de Eurobarometergegevens, een Europositieve bevolking. Het vertrouwen in de EU ligt gemiddeld hoger dan in andere EU landen. In tegenstelling tot Schotland is er geen onderzoek wat zicht richt op de betrokkenheid van de Belgische/Vlaamse bevolking. Echter onderzoek van Dewachter laat weer zien dat bijvoorbeeld de inwoners van Vlaanderen sceptischer zijn dan de Nederlandse inwoners. Dit geeft aan dat er in de mate van Europese betrokkenheid enkele gradaties zijn te bespeuren (van Loo, 2011, p.18). Als het gaat om de betrokkenheid van regio’s bij Europa, kan er sprake zijn van een tweestrijd. Door de regionale emoties en sentimenten van bijvoorbeeld Vlaanderen kan aan de ene kant een sterke anti-Europese attitude hebben vanwege de angst dat het regionale karakter wordt geannexeerd. Anderzijds kan er juist een Eurofiele koers ontstaan doordat Vlaanderen zich bijvoorbeeld afzet tegen het nationale beleid. Van Loo heeft al een poging gedaan door een aantal regionale Vlaamse partijen onder de loep te nemen. Wat hem opvalt voordat hij aan het onderzoek begon was dat in de partijprogramma’s van bijvoorbeeld de N-Va en het Vlaams Belang valt op dat er gemiddeld meer Europese codes voorkomen, dan bij andere politieke bewegingen. De NVA scoort hierbij weer ver boven het Belgische gemiddelde. Het lijkt er sterk op dat de Belgische regionale partijen meer aandacht aan Europa schenken dan gemiddeld. Binnen de regionale en nationale verkiezingen wordt het thema Europa dus wel meer uitgespeeld. In de verschillende partijprogramma’s wordt meer aandacht aan de nationale/regionale context tegenover de EU besteedt dan andere Belgische politieke bewegingen (van Loo, 2011, p.72). Echter belangrijk om te melden is dat het proces van Vlaanderen om te komen tot de sterke regio dat het nu is verschilt met hoe Schotland te werk is gegaan. Uit vorige alinea blijkt al dat de regio al enkele decennia, zelfs eeuwen, aanschopt tegen de Belgische staat. Een staat die van nature aan alle flanken werd verdeeld tussen enerzijds het Nederlandstalig gedeelte en anderzijds de Franstaligen. De regio Vlaanderen ervoer dat de regio met al zijn sentimenten, en economische krachten meer de mogelijkheid zou moeten hebben om op eigen benen te staan. Omdat België zoals vermeld een staat was en is dat niet door eenheid werd gevormd, was het mogelijk om voor de regio het proces van confederalisme sneller toe te passen. Het proces van regionalisering in Vlaanderen is wellicht terug te voeren naar het jaartal 1830, het jaar dat België officieel onafhankelijk was (Zolberg, 1974, p.189). Vanaf dat moment weigerden Vlaamse autoriteiten orders aan te nemen van de nieuwe Belgische overheid in Brussel. Hoewel deze protesten in de kiem werden gesmoord, bleven groeperingen zich verzetten tegen de Brusselse overheid. De Franstaligen kregen desondanks de overhand binnen België en zij toonden weinig respect voor het Vlaamse gedeelte van de bevolking. Frans werd de officiële taal en al het onderwijs in de Vlaamse taal werden vanaf dien verboden. Wallonië bleek een vele malen populairdere regio voor zowel economische ontwikkeling. In 1834 werden alle mensen met een eventuele Vlaamse achtergrond dan wel een pro-Vlaamse houding vervolgd en tevens werden hun huizen verbrand. In 99 Vlaanderen, dat tot dat moment een welvarende regio binnen Europa was, werd niet meer beschouwd als regio waarin geïnvesteerd kon worden. Wallonië daarentegen deed het op dat gebied beter. 80% van het Belgische GDP werd in Wallonië geïnvesteerd. Dit leidde tot grote armoede in Vlaanderen, waarna ruim 300.000 Vlamingen genoodzaakt werden te verhuizen naar Wallonië om daar in de zware industrie te werken (Segers, 2001, p.324). Al deze ontwikkelingen lagen allemaal ten grondslag aan de opleving van Vlamingen die zich tegen de Franstaligen verzetten. In 1878 mocht voor officiële doeleinden weer het Nederlands worden gebruikt in Vlaanderen, hoewel het Frans de officiële taal bleef. Later volgden nog enkele andere mijlpalen zoals tot 1919 toen het Vlaams officieel erkend werd als taal en 1930 toen de eerste Vlaamse universiteit werd geopend. De Vlaamse groei van identiteit kreeg een extra stimulans door ondermeer de Eerste Wereldoorlog. Op Vlaams grondgebied werd menig veldslag uitgevochten. Littekens zijn nog steeds in hedendaagse landschap van Vlaanderen op te merken. Juist tussen de twee wereldoorlogen in groeide het aantal rechtse, dan wel nationaalsocialistische partijen in België (Niesen, 1980, p.80). De Vlamingen gooiden dit vooral op hun gevoel van discriminatie door de Walen jegens de Vlamingen. Sommigen van deze partijen kozen voor collaboratie met het Duitse naziregime ten tijde van de Tweede Wereldoorlog. Echter vele Vlamingen raakten ook betrokken bij het verzet, waarbij lokale organisaties als de Kempische Legioen en de Witte Brigade werden verraden. Langzaam maar zeker kreeg de Vlaamse regio meer vorm. Zeker toen de verschillen tussen de Nederlands- en Franstaligen na de Tweede Wereldoorlog zich steeds meer openbaarden. Vanaf de jaren 50 van de vorige eeuw vonden er steeds meer staatshervormingen plaats, die langzaam België in een confederale staat veranderden (Happaerts, 2012, p.443). Dit resulteerde uiteindelijk in de oprichting van een Vlaams Parlement en overheid. Hieronder een klein schema hoe dit proces langzaam vorm heeft gekregen (Knack.be, 2013) 1970: Eerste staatshervorming: Hierin werden drie culturele gemeenschappen gecreëerd: De Nederlandse, de Franse en de Duitse. Deze gemeenschappen waren verantwoordelijk voor alle culturele zaken. Zij namen de controle over van het gebruik van de gemeenschapstaal. Deze oprichting volgde na een Vlaamse eis voor culturele autonomie. 1980: Tweede Staatshervorming: De Culturele gemeenschappen werden officiële gemeenschappen, die de autonomie van de culturele gemeenschappen overnamen. Zij werden nu verantwoordelijk voor de persoons- gerelateerde zaken als gezondheidszorg en jeugdbeleid. Vanaf dit moment werden deze gemeenschappen aangeduid als Vlaamse, Franse en Duitssprekende gemeenschap. In 1980 werden tevens twee regio’s opgericht. De Vlaamse regio en de Waalse regio. In Vlaanderen werd echter besloten om onmiddellijk de instituties van de gemeenschap samen te smelten. 1988-1989: Derde Staatshervorming: Hier werd de Brussel-Hoofdstedelijk gewest regio opgericht met zijn eigen regionale instituties. Tevens werd het thema onderwijs eveneens getransfereerd vanaf de Belgische overheid naar de regionale overheden. 1993: Vierde Staatshervorming Onder Minister Jean-Luc Dehaene werd België definitief omgebouwd tot een federale staat. België bestond volgens de constitutie was België nu een federale staat dat bestaat uit gemeenschappen en regio’s. Tevens kregen de regio’s nog meer bevoegdheden. Hun bronnen namen toe en zij kregen meer fiscale verantwoordelijkheid. Ook zeer belangrijk was de directe verkiezingen die in de regio’s werden uitgeschreven voor de parlementen. De eerste verkiezingen vonden plaats in 1995. 2001: Vijfde Staatshervorming Hierin speelde het Lambermont Akkoord een grote rol. Nog meer machten werden toegeschreven aan de regio’s. Speciale aandacht ging nu uit naar landbouw, visserij, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking. De regio’s werden verantwoordelijk voor 12 regionale belastingstelsels en de lokale alsmede provinciale overheid werd een zaak voor de regio’s zelf. 100 5.1 Verschil Vlaanderen met Schotse regionale ontwikkeling Het toekennen van meer autonomie aan een regio vanuit een federale staat heeft in België een lang proces ondergaan. Vanaf het midden van de vorige eeuw is langzaam maar zeker toegewerkt naar een Vlaanderen zoals deze nu is met tevens een belangrijk aandeel in het Europese bestel. Schotland is nog niet zover. In Europa bestaat hun regionale ambassade uit een lobbykantoor. Toch beschikt de regio dus over genoeg sub nationale krachten om zichzelf als regio nog steeds te voorzien. Schotland gaat zelfs een stap verder dan Vlaanderen en schrijft voor 2014 zelfs een referendum uit waarin de bevolking zich mag uitspreken voor een eventuele afscheiding van Groot-Brittannië (Deacon, 2004, p.27). In Vlaanderen is een dergelijk referendum nog niet aan de orde. Desondanks zijn er vanaf het begin van deze eeuw steeds meer geluiden die roepen om Vlaanderen zich totaal los te wrikken van België. Het Schotse Parlement ontstond eind vorige eeuw. Echter kan wel gesteld worden dat Schotland niet zoals Vlaanderen zichzelf op geleidelijke wijze steeds meer macht toe-eigende. Hoewel er genoeg plannen, politieke ideeën en partijen waren die graag meer autonomie voor Schotland wilden zien, kwam dit proces, ondermeer door een afwijzing van een referendum in de jaren 70, moeizaam van de grond. In de jaren negentig konden de Schotse nationalisten dan toch juichen. Vanuit het niets had Schotland ineens de bevoegdheid over verschillende regionale zaken als onderwijs, landbouw en visserij. Hoewel Groot-Brittannië op dit moment over belangrijke zaken als defensie nog steeds de touwtjes in handen heeft, is ook voor Schotland het regionale proces begonnen. Protestgeluiden tegenover Westminster zijn er altijd wel geweest, maar dit heeft nooit geleid tot daadwerkelijke toe-eigening van meer autonomie. Toen dit na de Scotland Devolution Act toch werd gerealiseerd, kreeg Schotland vanuit het niets ineens de verantwoordelijkheid over meer bevoegdheden (Deacon, 2004, p.32). Toch heeft Vlaanderen als regio inmiddels meer in de melk te brokkelen in België en Europa dan Schotland dat heeft in Groot-Brittannië en Europa. Vandaar dat in de Masterthesis meer aandacht gaat naar de politieke institutionele inbedding van Vlaanderen. Tevens gebeurt dit aan de hand van een interview met Axel Buyse, die Vlaams vertegenwoordiger is van Vlaanderen bij de Europese Unie. Schotland heeft voor zichzelf nog geen definitieve plek binnen de Europese Unie kunnen bemachtigen aangezien Groot-Brittannië over de meeste zaken nog het hoogste woord voert. Tevens heeft Schotland geen officiële regionale Ambassade in Europa (echter wel lobbykantoren) en wordt het door de EU nog niet serieus genoeg genomen om een belangrijke rol te spelen. Wellicht dat het referendum volgend jaar in Schotland daarin verandering kan brengen. Uiteindelijk is daarom besloten om dieper in te gaan op de politieke institutionele inbedding van Vlaanderen in België en Europa. In België heeft elk bestuursniveau de bevoegdheid om verdragen te sluiten, die betrekking hebben op de capaciteiten waarover zij beschikken binnen het Belgische staatsbestel. Ook de regio Vlaanderen heeft die optie. Dit gebeurt volgens het Latijnse beginsel ‘in foro interno, in foro externo’. Directeur Axel Buyse, vertegenwoordiger van de Vlaamse ambassade in Brussel, vertaald dit als volgt: ‘Alle componenten die de Belgische staat (de federale staat en de deelstaten) binnenshuis heeft, hebben ze automatisch foro externo. Op het vlak van buitenlands beleid geldt dat alle bevoegdheden die Vlaanderen intern heeft, worden ook buiten Vlaanderen uitgeoefend. Daar is heel het systeem van buitenlandse vertegenwoordigingen van Vlaanderen ook op opgebouwd. En ook het recht voor zijn eigen bevoegdheden internationaal (internationale verdragen) af te sluiten. Deze verdragen zijn het gevolg van verschillende staatshervormingen, waarvan het Sint-Michielsakkoord uit 1992 een belangrijke plek heeft ingenomen in de totstandkoming van deze verdragen. Vanaf dat moment werd België officieel een federale staat. Officieel is het Sint-Michielsakkoord de vierde staatshervorming. Naast het feit dat België een officiële staat werd, kwam er ook een nieuwe versie van de Grondwet. Vier partijen uit de Regering Dehaene I tekenden voor dit akkoord: Christendemocraten CVP, PSC, SP en PS. Tevens kwam er ook steun vanuit de Volksunie partij en de Groenen (Agalev en Ecolo). (Vlaamsparlement.be, 2013) 101 5.1.1 Constitutieve autonomie Deze term wordt over het algemeen gebruikt om de bevoegdheden van de gemeenschappen en gewesten aan te geven. In het theoretisch kader kwam al naar voren dat staten enkele vormen van staatshervorming kunnen hanteren. In het geval van België is deze centrifugaal (Buyse, 2013). Dat betekent dat de unitaire staat voor een gedeelte bepaalde bevoegdheden aan de deelgebieden heeft afgestaan. Constitutionele regels zijn geregeld in federale normen zoals daar bijvoorbeeld de Belgische grondwet. Naast de centrifugale staat bestaat er ook de centripetale staat. Voorbeelden hiervan zijn de Verenigde Staten of Duitsland. Hier hebben de deelstaten een ieder een eigen grondwet waarin de instellingen van de deelstaat worden bepaald. Sinds 1993 bezitten zowel het Vlaams Gewest als het Waals gewest enige vorm van constitutieve autonomie (Happaerts, 2012 p.442). Ook de Duitstalige Gemeenschap en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest mogen sedert 2012 door toedoen van het Vlinderakkoord meer bevoegdheden op hun conto schrijven. In dat jaar werd het autonomiepakket van zowel Vlaanderen als Wallonië uitgebreid. Instellingen van de deelstaten worden nu gedeeltelijk zelf geregeld zoals de verkiezing en samenstelling en werking van het parlement. Daarnaast hebben zij ook de optie om te komen tot de volgende maatregelen (Vlaamsparlement.be, 2013): - Wijziging van de kieskringen en hun hoofdplaats Wijzigen aantal parlementsleden De werking van de regering en de verhouding tot het parlement Aangelegenheden met betrekking tot de werking van het parlement. Overigens moeten deze bevoegdheden gebeuren bij wat een bijzonder decreet wordt genoemd. Daarmee wordt een bijzondere meerderheid bedoeld van 2/3 van de uitgebrachte stemmen, die voor het decreet stemmen. Op voorwaarde dat de meerderheid van de leden ook aanwezig zijn. De Vlaams overheid beschikt verder over de bevoegdheid om eigen diplomaten uit te zenden. Dit valt onder de term ius legationis. Een belangrijke vraag die oproept is waarom Vlaanderen zo nodig moest overgaan tot een vertegenwoordiging van de regio binnen de EU? Eigenlijk is dit het gevolg van de overeenkomsten tussen de verschillende niveaus waaruit België is opgebouwd. Na het verdrag van Maastricht werd besloten dat ook regionale ministers onder bepaalde omstandigheden intern in bepaalde lidstaten, die lidstaat ook vertegenwoordigen binnen de raad van ministers (Buyse, 2013). Dit gebeurde onder Duitse druk, maar ook Vlaanderen hielp hier aan mee. Volgens Vlaamse EU ambassadeur Axel Buyse: ‘België heeft daar het meest gebruik van gemaakt, voornamelijk onder druk altijd van Vlaanderen, omdat dat nu eenmaal het landsdeel is dat het hardst aan de kar duwt’’. De reden voor de Vlaamse vertegenwoordiging op EU niveau ligt dus aan het feit dat het een regio is dat grote ambities heeft op het vlak van autonomie. Dit is zeer zeker geen nieuw verschijnsel, maar spel dat al enkele decennia van kracht is. De regio is met zijn eigen ambassade inmiddels een eind op weg zijn autonomie-wensen enigszins te vervullen. Desondanks blijft de Vlaamse overheid niet stilzitten. De wens is nog steeds aanwezig voor meer homogene bevoegdheden (Buyse, 2013). De positie van Vlaanderen binnen de Belgische federale overheid is uniek te noemen. Het verschil tussen de Duitse Lander of Schotland zit hem in het feit dat de andere twee meer opereren als lobbykantoren. Vlaanderen is echter meer ‘fully embedded’ in de Belgische vertegenwoordiging. Ook Vlaanderen heeft naar Europa de beschikking voer ambtenaren. De Europese Commissie heeft in feite niets te zeggen over interne organisaties van een lidstaat. Vlaanderen is zodoende bevoegd voor alle materie, die Europa de plicht geeft de regio te behandelen als een lidstaat. In principe geldt dit ook voor regio’s als Catalonië en Schotland. Echter doordat beiden nog niet voldoende zijn doorgevlochten binnen het Europees landschap (Vlaanderen heeft bijvoorbeeld een rechter binnen het hof van Straatsburg aangesteld) krijgen zij niet de mogelijkheid tot technische gesprekken met de Europese Commissie. Daarin kan verandering komen, afwachtende het referendum dat in 2014 in Schotland plaatsvindt. 102 Onderwijs en milieu Vlaanderen en Europa In de masterthesis komen twee thema’s aan bod, die verdere verdieping van het Europagebruik binnen de Vlaamse en Schotse politiek moeten duiden. Onderwijs is een voorbeeld van een sector waarin Europa een minder sterke greep heeft als bijvoorbeeld milieu. Desondanks vinden er nog veel pogingen plaats om vanuit Europa op een dergelijk thema de macht meer te centraliseren. Hierin probeert Europa via allerlei mechanismen meer macht te krijgen op wat er in de lidstaten gebeurt. Een voorbeeld is het Economic Government Systeem dat een duidelijke invloed heeft op het Vlaamse budget (Buyse, 2013). Hierin moeten lidstaten openheid van zaken geven aangaande de Europa 2020 strategie. Buyse: ‘En die slaat voor een groot gedeelte terug op Vlaamse bevoegdheden als onderwijs voor beroepsvorming, werkloosheidstoestanden, activeringsbeleid, armoedebestrijding, welzijnstoestanden. Noem maar op. En daarin speelt onderwijs wel een belangrijke rol.’’ De bevoegdheden van Vlaanderen voor onderwijs zijn echter onverminderd groot, maar Europa gaat desondanks een steeds grotere rol spelen. Vanuit Vlaanderen moe volgens Buyse dus een adequaat antwoord komen: Vooral om in een volgende fase een deel van onze bevoegdheden niet direct weer te zien wegsijpelen. Nu sijpelen ze sowieso weg. Een deel gaat over naar het Europese niveau. Maar in de hoofdstroom van de Vlaamse politiek is dat op zichzelf best aanvaardbaar. Op voorwaarde dat Vlaanderen telkens meer en meer inzicht en actieve rol te spelen krijgt in die wisselwerking tussen het Europese – en het lidstaatsniveau. Dat is de filosofie daarachter’ (Buyse, 2013).Leefmilieu is een thema dat veel meer in Europese handen ligt en is er veel meer sprake van strijd onderling tussen Vlaanderen en Wallonië. Wisselwerking Federale overheid en regio’s De scheidslijn waarin zaken een regionale dan wel federale aangelegenheid is duidelijk te trekken. Deze zijn gebaseerd op de grondwettelijke afspraken, die zijn vastgelegd ten tijden van de hervormingen. In principe liggen de bevoegdheden formeel gezien bij de federale overheid. In dat geval werkt Vlaanderen ook vaak genoeg via deze federale overheid. Axel Buyse daarover: ‘Ik ben zelf ook een Vlaamse ambtenaar maar ook Belgisch diplomaat. Ik kan bij uitkomst een Vlaamse pet opzetten en dan weer eens een Belgische hoed. Dat is een heel pragmatische benadering. In de meeste gevallen is het België dat als lidstaat Europees opereert. Vlaanderen is zodoende verplicht rekening te houden met de federale overheid. Volgens Axel Buyse zijn er weinig tot geen botsende belangen tussen Vlaanderen en de federale overheid en/of Wallonië. Desondanks zijn er wel verschillen in opvatting. Zo zijn er verschillen in onderwijsprestaties tussen het beter presterende Vlaanderen dan Wallonië (op basis van internationale ratings). Hoewel Wallonië daar veel geld in steekt. In dat geval kiest de federale overheid volgens Buyse voor ‘de grootste gemene deler’ (Buyse, 2013). Bij een thema als milieu zijn er echter vaker botsende belangen. Doordat onderwijs minder in Europese handen is dan milieu konden de regio’s daar vaker hun specifieke klemtoon op leggen. Bij leefmilieu is dat anders. Volgens Buyse ‘kleddert’ dat soms behoorlijk. Verschillen in politieke cultuur en vooral economische ontwikkeling van de twee landsdelen liggen daaraan ten grondslag. Zo is CO2 een thema en richtlijn dat voor Wallonië eenvoudiger te realiseren is dan Vlaanderen vanwege de uitgestrekte beboste gebieden in de Franstalige kant en de zware industrie in het Nederlandstalig gedeelte (staalfabrieken in buurt van Gent zijn een der grootste van Europa en tevens na Houston wereldwijd grootste aandeel petrochemische bedrijven). Voor Vlaanderen ligt het lastiger om EU cijfers op dat gebied na te streven en zal de regio volgens Buyse ‘eerder op de rem staan’. Ook op gebied van genetische manipulatie lijkt er een wereld van verschil tussen Wallonië en Vlaanderen en ook dat heeft in het verleden tot enige controverse geleid doordat een regio binnen Europa zijn eigen regionale verse doordrukte. 5.1.2 Positie Vlaanderen binnen Europa Binnen Europa zijn er volgens Buyse weinig andere regio’s die zich aan Vlaanderen kunnen meten. En de regio wordt bijna zo goed als volwaardig gezien. Vlaanderen wordt wel degelijk serieus genomen hoewel het in den beginne kampte met enkele imagoproblemen, waaraan verschillende redenen ten 103 grondslag lagen. Een belangrijke generieke reden is de neiging naar stabiliteit door het hele Europese systeem (Buyse, 2013). In Europa is dat heel sterk en er is enige moeite om dat Europees goed te stroomlijnen. Volgens Buyse: ‘Men heeft moeite dat Europees te coördineren. Het is een heksenketel. Het gaat van kwaad tot erger op dat vlak’. Europa heeft veel kritiek op de ingewikkelde Belgische structuren die er bestaan, maar meestal worden Europese ambtenaren door Buyse die met dergelijke standpunten bij hem aankomen direct de deur gewezen. ‘Leeg eerst eens voor uw eigen deur’. Die Europese instellingen zijn zo mogelijk nog ingewikkelder dan de Belgische. Dat verklaart ook waarom het hele systeem erop gericht is er zo weinig mogelijk nieuwe spelers bij te krijgen. Vlaanderen vraagt zich af waarom landen met aanzienlijk minder inwoners dan Vlaanderen (Slovenië, Malta, IJsland ieder ongeveer 600.000 inwoners) wel het recht hebben op volwaardig lidmaatschap bij de EU en de Belgische regio met ruim 7.000.000 inwoners dat niet heeft. Dit is volgens Buyse echter al alleen puur op basis van inwoneraantal. Andersom kan die vraag ook worden gesteld voor regio’s als Catalonië en Vlaanderen. Welk recht heeft het Europees bestuur hun af te wijzen? Deze doctrine wordt echter wel toegepast en volgens Buyse klopt deze helaas niet. ‘Het gevolg is ook dat in de discipline een zeer kosmopolitische politieke cultuur hebt, die gericht is op Europese integratie en zij zien ook heel gemakkelijk elke inbreng die dat beeld nog extra vertroebeld en zien t als een bedreiging. Dat is ook een generieke reden waarom Vlaanderen een niet zo’n opperbest imago heeft in dat verband. Net zoals de Catalanen en de Schotten dat hebben’. Daarnaast zijn er nog andere reden voor het imagoprobleem. Zo zijn er mensen die eerder baat hebben bij een verder bestaan van België op basis van subjectieve en emotionele redenen. Daarnaast zijn er ook economische redenen. Meer Vlaamse autonomie, laat staan zelfstandigheid of onafhankelijkheid, is abject in de ogen van die mensen. In Wallonië bijvoorbeeld leeft er volgens Buyse een verkeerd beeld van de Vlamingen. Zij worden daar getypeerd als ‘egoïsten en nationalisten (wat in de ogen van de Walen een slechte zaak is). Op een aantal vlakken werkt Vlaanderen ook samen met een aantal regio’s. Dit gebeurt betrekkelijk weinig met het comité van de regio’s aangezien daar teveel zwakke en sterke regio’s door elkaar leven. Samenwerkingen vinden meestal plaats op basis van raadplegingen omtrent landbouwontwikkelingen, visserij en onderwijszaken. Voorbeelden van die regio’s zijn Schotland, Catalonië, Baskenland, Nordrhein-Westfalen en Beieren. Spanje en Schotland hebben weer baat bij de wijze waarop Europese instellingen aankijken tegen nieuwe regio’s. Dat probeert Vlaanderen te monitoren. 104 Conclusie en discussie De hoofdvraag in deze masterscriptie luidde: Hoe gebruiken de regio’s Vlaanderen en Schotland ´Europa´ binnen´ het politieke debat en welke redenen liggen daar aan ten grondslag? De vraag kwam voort uit de nog betrekkelijk weinig onderzoeken, die over dit onderwerp waren gehouden. Hoewel er genoeg literatuur is over de relatie tussen Europa en de regio en de manier waarop burgers naar Europa kijken, is dit nog niet (tot zover dit kan worden ingeschat) gespecificeerd op het politieke regionale debat. De deelvragen zijn: - Op welke manieren analyseren wetenschappers de denkbeelden Europa en hoe vertaalt zich dat naar het Europagebruik in de regio’s Vlaanderen en Schotland? Welke verschillen en overeenkomsten zijn er tussen beide regio’s als het gaat om het ´Europagebruik´? Hoe wordt er door de regionale politieke partijen naar Europa aangekeken en welke invloed heeft dat op het ´Europagebruik´ Hoe heeft het ´Europagebruik´ door de jaren heen in de politieke debatten ontwikkeld? Het onderzoek heeft zich met name gespecificeerd op de wijze waarop Europa in de politieke debatten naar voren is gekomen in de desbetreffende regio’s. Hierbij zijn de thema’s onderwijs en milieu gebruikt. Zowel onderwijs als milieu zijn thema’s waarover de regio’s hun eigen verantwoording hebben en waardoor zij zich op deze manier iets vrijer over Europa kunnen uitspreken. Daarnaast zijn het thema’s waarin Europa regelmatig aan te pas kwam. In het onderzoek kwam naar voren dat regio’s, afhankelijk van hun positie binnen de federale overheid, een ieder een eigen achterliggende gedachten hebben om toenadering tot Europa te zoeken. Beelden van Europa Het gebruik van Europa manifesteert zich op verschillende manieren. Om het Europagebruik binnen regio’s te analyseren, is het in eerste instantie een evidente taak om de beeldvorming bij Europa in kaart te brengen. De wijze waarop er beelden van Europa ontstaan, kan voor een grote mate het gebruik hiervan in de regionale politieke debatten verklaren. Wetenschappers hebben door de jaren heen verschillende tabellen en schema’s over beeldvorming van Europa gecreëerd. Om dit beeld te schetsen zijn verschillende onderzoeken gedaan, die kunnen worden onderverdeeld in zowel een kwantitatief alsmede een kwalitatief onderzoek. Van beide onderzoeken zijn binnen de wetenschappelijke wereld een frequente hoeveelheid te vinden. Het verschil tussen beide onderzoeken zit hem in dat de kwantitatieve onderzoeken zich meer focussen op de support voor Europa in plaats van de betrokkenheid dat meer toebehoort aan de kwalitatieve onderzoeken. Opvallend is dat de onderzoeken een institutioneel karakter hebben. Dat wil in dit geval zeggen dat hierbij vooral gekeken wordt hoe wetenschappers en elites Europa bestuderen (voorbeelden van Pichler, Paasi etc.). Marco Antonsich heeft hieruit drie institutionele perspectieven gedefinieerd (Antonsich, 2007, p.412). Hoewel deze niet direct als de algemene institutionele perspectieven gelden. Ook wetenschappers als Paasi hebben pogingen gedaan dit te verwoorden. Desondanks verdient Marco Antonsich zijn schema de voorkeur voor, omdat deze een goede leidraad bleek te zijn om het Europagebruik in de regio’s te onderzoeken. 105 Tabel 15: Europa Institutioneel Inter governmentalisme: Neo functionalisme: Post modernisme: Beschouwt de EU voornamelijk als een internationaal regime of als een geïnstitutionaliseerde nauwe samenwerking tussen de lidstaten. Hierin wordt de staat beschouwd als een superstaat. Deze wordt getriggerd door het intrinsieke functioneren van de modernisatie en globalisatie in het algemeen Bij het tegenovergestelde van bovenstaande perspectieven. Deze worden bekritiseerd dat zij teveel blijven hangen in zogenaamde ‘territorial trap’. Dat is de benadering van de EU als moderne staat ondanks dat zaken als exclusieve territorialiteit en hiërarchische machtsstructuur, niet langer deel uitmaken van de EU. Vandaar het postmodernisme. Bron: Antonsich, 2007, p.412 Europagebruik en regionale strategieën Vlaanderen en Schotland Europa is een evident thema in de regionale politiek van zowel Vlaanderen als Schotland. De wijze waarop het wordt gebruikt vertoont zowel overeenkomsten als verschillen. De overeenkomsten zijn eerder te ontdekken in zijn algemeenheid. Europa wordt door politieke partijen zowel in een positieve als een negatieve context gebruikt. Het gebruik van Europa heeft veel te maken met de regionale strategie, die de regionale politieke partijen voor hun regio hebben uitgestippeld. Dit zegt echter niet dat beide regio’s streven naar enkel en alleen onafhankelijkheid. Wel kan het betekenen dat een groot deel van de politieke partijen in de regio’s een voorstander is van een intensieve samenwerking met bijvoorbeeld de Europese Unie. De reden voor hun toenadering tot de EU ligt verschillend. Hoewel beide regio’s partijen hebben (Vlaanderen: Vlaams Belang, Schotland: SNP) die het liefst hun regio zien uitgroeien tot een soevereine staat, lopen de politieke motieven hiervoor van de regio’s onderling uiteen. Gebleken is dat de geluiden voor een onafhankelijk Schotland groter is dan de roep om een onafhankelijk Vlaanderen. Laatstgenoemde lijkt er meer op uit om de regio te Europeaniseren. Desondanks gebruiken de regio’s daarbij wel een zelfde soort strategie. En dat is te trachten een significante rol in de EU te spelen. Vooralsnog gaat Vlaanderen dat beter af dan Schotland. Vlaanderen heeft inmiddels een eigen afvaardiging bij de Europese Unie, terwijl Schotland nog altijd vertegenwoordigd wordt door Groot-Brittannië voor de belangrijkste zaken als defensie en buitenlands beleid. De poging om ook Schotland een eigen regionale ambassade te laten bemannen, verzand tot nu toe in de oprichting van een lobbykantoor, die door de Europese Unie (nog) niet serieus wordt genomen. Hoewel Schotland en Vlaanderen als een regering trachtten naar buiten te komen en zo ook een uniforme regionale strategie uitstippelen (Schotland met devolutie en streven naar onafhankelijkheid en Vlaanderen met confederalisme met streven naar Europeanisatie van de regio), worden er binnen de regio’s ook regelmatig hevige debatten gevoerd over de toekomst van de regio. In de inhoudsanalyse is ondermeer gebleken dat Europa daar te pas en te onpas voor wordt gebruikt. Maar partijen onderling hebben verschillende visies over de toekomst van hun regio. Zij hanteren een strategie die soms overeenkomt met de andere partijen en soms dusdanig verschillen. Maar rest de vraag hoe Europa hierbij gebruikt wordt? Zeker als bekend is dat bij de partijen die streven naar onafhankelijkheid, devolutie of federalisme, Europa hoog in het vaandel staan. Om te weten hoe vanuit regio’s naar Europa wordt gekeken, is er in deze masterscriptie onderzoek naar het gebruik van Europa in de regionale politieke debatten van Vlaanderen en Schotland. Uitkomsten Europagebruik Europa is door de jaren heen veelvuldig bestudeerd en wetenschappers hebben aandacht geschonken aan hoe de wetenschap, Europa kan benaderen (zie tabel 15 van Marco Antonsich in de conclusie). Maar de meningen, visies en analyses van de elites is een kant van de medaille. Eveneens van belang is hoe de burgers en inwoners van Europa zelf de identiteit van Europa creëren. Om hier een beeld van te krijgen is een bottom-up benadering nodig, dat het algehele beeld van Europa beter complementeert. Marco Antonsich heeft hierin uitgebreid onderzoek gedaan door de inwoners van verschillende regio’s 106 in Europa als respondenten te gebruiken in zijn onderzoek naar de betekenis en identiteit van Europa. Hieruit zijn eveneens nieuwe evidente onderscheidingen te maken, waaruit het beeld van Europa op verschillende manieren wordt gemanifesteerd (Antonisch, 2007, 392): Tabel 16: Bottom-up onderzoek denkbeelden Europa Europa cultureel/nationaal: Europa wordt hetzelfde benaderd als een natiestaat wordt benaderd. Denk hierbij aan gemeenschappelijke normen en waarden, taal, cultuur, politieke instituties. Europa dient als voorbeeld voor de rest van de wereld als het gaat Europa cultureel/transnationaal: om bijvoorbeeld de bescherming van mensenrechten, het zorgen voor vrede etc. Europa functioneel: Hierbij ligt de focus op de voordelen van de burgers. Voorbeelden zijn het vrije verkeer van goederen, dezelfde valuta. Bron: Antonsich, 2007, p.392 Echter de inhoudsanalyse liet een uitkomst zien, die niet geheel strookten met bovenstaande aspecten. Hoewel de regionale partijen Europa wel kunnen benaderen op een nationale, transnationale of functionele manier, spelen er in de regio’s ook andere belangen die de beelden over Europa doen veranderen. Desondanks blijft het schema door Antonsich geschetst zeker significant, aangezien er ook ruimte wordt overgelaten om Europa in een negatieve context te plaatsen. Dit is een gegeven dat zich ook bij de regionale politieke partijen in beide regio´s voordoet. Maar ondermeer door de regionale belangen en de regionale doelstellingen wordt het schema over het specifieke Europagebruik in beide regio´s genuanceerd tot het onderstaande model. Hierin is meer rekening gehouden met het feit dat regionale politieke partijen Europa negatief benaderen, voor wat voor reden dan ook. Tabel 17: Europagebruik na inhoudsanalyse Europa is een bedreiging voor de regionale identiteit (Vlaams Europa als gevaar: Belang) of een bedreiging voor het uiteenvallen van GrootBrittannië (Conservatieven). Europa’s wil is wet. De regels moeten door de lidstaten en regio’s Europa passief: worden opgevolgd omdat alleen zo de regio wordt geholpen (N-VA bij het Europeaniseren van Vlaanderen) of de regio zich juist kan afscheiden van de federale staat (SNP, iets mindere mate Labour). Het is een wisselwerking tussen zowel Europa als de regio’s. Niet Europa actief: alles wordt overgenomen maar zo nu en dan juist de focus op de regio gelegd om het goede voorbeeld te geven voor de rest van Europa (Labour, VLD, CD&V, Liberaal Democraten). Echter binnen deze categorieën zit ook weer enkele nuances. Deze hebben voornamelijk als oorzaak dat er enkele essentiële verschillen tussen beide regio’s zijn. Zo is Schotland nog in sterke mate bezig zichzelf een weg te vinden naar Europa en willen zij dan of onafhankelijkheid binnen Europa zijn, of volledige afscheiding of juist dat de regio voortaan nog altijd door Groot-Brittannië in Europa wordt afgevaardigd. In Vlaanderen ligt deze situatie anders. Daar is het niet de vraag hoe de weg naar Europa kan worden ingezet, maar hoe kan Europa het beste worden gebruikt voor de regio? Hoewel Schotse partijen daar eveneens mee bezig zijn, zijn de Vlamingen al in een verder stadium. Hierin ligt ook een duidelijk verschil tussen de weg die Vlaanderen aflegt richting de Europese Unie en de manier waarop Schotland zich laat vertegenwoordigen. Het verschil is wellicht het beste aan te wijzen op basis van de historie. Vlaanderen heeft als regio zich langzaam maar zeker opgewerkt naar de status die het als regio binnen de Belgische federale overheid heeft. Vanaf de jaren zeventig heeft Vlaanderen zichzelf steeds meer rechten weten te verwerven. Om de tien jaar werden zij voorzien van een pakket nieuwe verantwoordelijkheden. De regio heeft in principe alle tijd gehad zichzelf te positioneren ten opzichte van de federale overheid en de Europese Unie. In Schotland daarentegen is het proces van het krijgen van meer bevoegdheden minder geleidelijk gegaan. Jarenlang vocht de regio voor meer autonomie, maar Londen bleef de grootste zeggenschap over de regio behouden. Totdat een referendum plotsklap een einde maakte aan deze situatie. Vanuit het niets bezat Schotland meer verantwoordelijkheden en kreeg het de beschikking over een eigen Regionaal Schots Parlement. Dit proces vond plaats aan het einde van de vorige eeuw. Op dat moment was Vlaanderen inmiddels een stuk verder dan de Schotten 107 en konden zij een eigen afvaardiging in Europa de Vlaamse zaken vertegenwoordigen. Dit is een situatie die Schotland tot nu toe nog niet heeft bereikt, aangezien de regio nog altijd binnen Europa zich laat vertegenwoordigen door Groot-Brittannië. Een regionale ambassade heeft Schotland niet officieel in Brussel (hoewel er sprake is van een zogenaamd lobbykantoor). Vlaanderen laat zich wel als regio op het hoogste orgaan vertegenwoordigen via een regionale ambassade. Om die reden ook is een interview gehouden met Axel Buyse, de Vlaams vertegenwoordiger bij de Europese Unie. Het Europagebruik lijkt dus sterk af te hangen van de geografische locatie. Vlaanderen heeft bijvoorbeeld het voordeel om voor een groot gedeelte gepositioneerd te zijn in Brussel, waardoor de weg naar Europese instanties wellicht wat soepel kan verlopen dan dit voor Schotland het geval kan zijn. Wat duidelijk uit de analyse naar voren kwam is het feit dat in beide regio´s een partij opereert dat geen heil ziet in Europese samenwerking of toenadering. Beiden hebben hiervoor hun eigen redenen. Zo is in Vlaanderen het Vlaams belang sceptisch tegenover Europa omdat dit de Vlaamse identiteit zou aantasten. In Schotland zetten de Conservatieven zich af tegenover Europa uit angst voor de ineenstorting van Groot Brittannië. Opvallend is dat beide regio´s inmiddels een regering hebben waarvan de grootste partij ook bekend staat als het meest pro Europees. Uit de inhoudsanalyse bleek in Vlaanderen de N/VA het vaakst Europa positief te benaderen en in Schotland gold dat voor de SNP. In dit geval is positief niet het meest passende woord. Het herbergt meer een passieve benadering van Europa waarin kritiek op Europees beleid regelmatig ontbreekt. Europa ´s wil is wet en de regionale regering moet hierin gewoon mee. Uiteindelijk is volgens deze partijen Europa goed voor de regio. Wat goed is voor de regio, hangt vervolgens weer af van de toekomstvisies die partijen voor hun regio hebben. Zo is de N-VA van mening dat de regio Vlaanderen baat heeft bij een Europeanisatie van de regio. De SNP denkt dat de regio Schotland het meest gebaat is bij een afscheiding van GrootBrittannië. Dit is een duidelijk voorbeeld waarbij twee partijen Europa nagenoeg hetzelfde benaderen (positief/passief) maar met wel twee verschillende doeleinden. Onder het ‘Europa actief’ volgt vervolgens de partijen die Europa veel actiever benaderen en het meer zien als een samenspel tussen enerzijds Europa en anderzijds de regionale regering. Deze partijen staan niet negatief tegenover Europa, maar gaan minder met de stroom van Europa mee. Zij kijken kritisch naar het gevoerde Europese beleid en zijn vaak van mening dat regionale zaken de voorkeur verdienen boven Europese zaken. Echter wat goed is voor de regio, is ook weer goed voor Europa. Europa heeft namelijk baat bij een sterke regio. Zo vindt er een wisselwerking plaats tussen twee overheden met als doel elkaar sterker te maken. Ook zijn er verschillen waar te nemen tussen het gebruik van Europa op basis van de twee subthema´s. Echter het sterkst naar voren komt het feit dat milieu een thema is waarin minder kritiek voorkomt richting Europees beleid. Partijen lijken hier meer overeenkomstig van mening dat een uniform beleid bijdraagt aan de oplossing van milieuproblemen. Bij onderwijs ligt dit anders. Partijen kiezen hiervoor niet altijd de weg via Europa. Evolutie Europagebruik Tevens is gekeken naar de evolutie van het Europagebruik door de politieke partijen door de jaren heen. Deze is wellicht in een oogopslag aan te duiden. In Vlaanderen fluctueert het Europagebruik door de politieke partijen. Zo kan het Vlaams Belang in een respectievelijk tijdperk Europa als gevaar zien, terwijl het andere moment zij een . Dit is natuurlijk ook afhankelijk van het thema, dan wel het specifieke debat. In Schotland, zo is het uit het onderzoek gebleken, ligt de wijze van hoe Europa wordt gebruikt echter wat vaster. Partijen fluctueren minder, hoewel Labour zo nu en dan schommelt tussen Europa actief en passief. In het theoretisch kader is aangegeven welke strategieën regio’s er op na houden om hun regio’s verder te helpen en waar zij uiteindelijk naar streven. Ondermeer unionisme, autonomie, devolutie en onafhankelijkheid kwamen hierbij aan de oppervlakte. Hierin worden ook de verschillen tussen Vlaanderen en Schotland blootgelegd. In Schotland streven partijen dan wel onafhankelijkheid, dan wel meer Europees zeggenschap dan wel unionisme na. Hoewel in 2014 een referendum wordt gehouden over een eventuele afsplitsing van het Verenigd Koninkrijk, heeft Schotland nog weinig tot geen zeggenschap in Europa als het gaat om zaken als defensie en buitenlandse handel. Dit wordt nog altijd geregeld vanuit Groot-Brittannië. In Vlaanderen zijn ze al een stuk verder met een langzame opbouw naar meer autonomie tot aan de regio die ze nu zijn met een eigen regionale ambassade bij de EU. Kritiek op Europa komt daar vaker voor, omdat zij vaak genoeg 108 met Europa in aanraking komen en minder worden afgevaardigd door de federale Belgische overheid dan Schotland dat heeft met Groot-Brittannië. Omdat Europa voor de Schotten een nog enigszins nieuw concept is waarin zij nog onvoldoende zijn doorgevlochten, plus het feit dat de Schotten vanuit het niets ineens te maken kregen met meer autonomie (devolutie 1997) (Vlaanderen is vanaf de jaren zeventig langzaam via staatshervormingen toegewerkt naar een confederale overheid), kan wellicht worden gesteld dat de Schotten Europa nog meer zien als de manier om eventuele afscheiding te bewerkstelligen. Regio’s laten in Europa in ieder geval steeds meer van zich doen spreken. Vlaanderen is een voorbeeld dat al een belangrijk woordje meespreekt in het belangrijke Europese orgaan. Ook de Schotten zijn, ondanks hun nog beperkte aanwezigheid in Brussel, hard aan de weg aan het timmeren om de regio in de toekomst sterk te presenteren op de belangrijkste thema’s. Op de aspecten waarom de Schotten nu autonomie beschikken, wordt Europa in ieder geval frequent gebruikt. Wellicht om aan te tonen dat Europa voor de Schotten belangrijk is en zo willen laten zien dat zij goed om kunnen gaan met deze verantwoordelijkheid voor de thema’s milieu en onderwijs. Vlaanderen wil juist nog belangrijker worden binnen Europa. Zij opereren op hoog niveau en werken nauw samen met volledige lidstaten op vele gebieden. In elk geval kan gesteld worden dat Europa een evident onderdeel is binnen het regionaal politieke debat in de breedste zin van het woord. Politieke partijen gebruiken de term ‘Europa’ of aanverwanten hiervan in een groot percentage van alle regionale debatten. En zelfs als deze debatten worden afgebakend tot twee thema’s, blijkt het aandeel Europagebruik nog onverminderd groot. Het geeft aan dat sommigen partijen Europa hoe dan ook als maatstaf gebruiken voor hun eigen regio. Door met regelmaat naar Europa te verwijzen (in welke vorm dan ook), laat bijna elke regionale politieke partij in zowel Schotland als Vlaanderen zien, dat zij niet om Europa heen kunnen. Europa heeft zich door de jaren heen duidelijk genesteld binnen het regionale politieke landschap en lijkt hier moeilijk weg te slaan. 109 Discussie De Europese Unie breidt zich langzaam maar zeker uit. De laatste jaren zoeken meer Oostbloklanden hun heil in vorm van Europese samenwerking. Zij zullen ongetwijfeld een toegevoegde waarde hebben. Echter lijkt het erop dat de lidstaten in Europa vaker en meer serieus worden genomen dan de sterke regio’s, die het continent rijk is. Hoewel de opkomst van de regio in Europa al een lange tijd gaande is en enkele regio’s op gelijke voet met de overige EU leden mogen onderhandelen, worden nog zeer zeker niet alle sterke entiteiten toegelaten. In Europa zijn sommige regio’s zich aan het opwerken tot belangrijke samenwerkingseenheden. Zo is een regio als Vlaanderen actief in het hoogste Europese orgaan en heeft het een eigen Europese regionale ambassade. Vlaanderen werkt enkel en alleen samen met andere lidstaten en maakt eigenlijk geen gebruik van het Europa van de regio’s. Vlaanderen eist daarentegen in Europa dat zij als regio serieus worden genomen en baseert zich hiermee op de Leerwaarts-doctrine die Europa verplicht elke regio voor vol moet aanzien (Buyse, 2013). Met de aanwezigheid van Vlaanderen in het Europees Parlement bestaat de mogelijkheid dat er een trend wordt gezet, indien andere regio’s die streven naar meer autonomie of onafhankelijkheid voornemens zijn hetzelfde pad als Vlaanderen hierin te bewandelen. Schotland is een regio dat inmiddels sterke toenadering zoekt tot Europa en ook een regio als Catalonië ziet zichzelf sterk genoeg om los van de Spaanse regering zaken te doen in Europa. Laatstgenoemde lijkt echter niet te zitten wachten op de toestroom van meer regio’s op het hoge Europese niveau. Nauwgezet wordt het referendum in Schotland gevolgd waar in 2014 wordt gestemd voor of tegen volledige onafhankelijkheid. De reden dat Europa de andere regio’s tot nu met de rug aankijken, ligt wellicht in de angst dat meer spelers op de markt het Europese geheel zwakker wordt. Meer verschillende eisen van verschillende spelers brengt de continuïteit van een gevormd beleid in gevaar. Maar de regio’s afhouden is wellicht het onhandigste wat je kunt doen als het gaat om sterke samenwerking. Europa snijdt zichzelf hiermee in de vingers. Juist de regio’s zoeken erkenning in Europa en zijn daartoe bereid ver te gaan. Zo gebruikt Vlaanderen Europa juist om de regio voornamelijk te Europeaniseren. Een situatie waarin zowel Vlaanderen als Europa profijt kunnen hebben, aangezien beiden zo het beste uit elkaar kan proberen te halen. Daarnaast is Schotland weer een voorbeeld dat bereid is ver te gaan om zichzelf een belangrijke positie binnen Europa te verwezenlijken. Ze laten in de debatten al zien dat zij het Europees beleid meer dan serieus nemen en zullen dit hoogstwaarschijnlijk als leidraad gaan zien voor de vorming van nationaal Schots beleid. Europa werkt dus door naar Schotland en indien zij door middel van samenwerking met ook andere regio’s en lidstaten kunnen opwerken tot een sterke Europese speler zal dit alleen maar een aanwinst zijn voor de Europese Unie. 110 English Overview Nowadays Europe is a main item in the national political debates. The way politicians are using the term of ‘Europe’ varies. The reason for this diversity has a lot to do with the way Europe is considered by politician, elite, citizen and scientist. But Europe is not only an item in the national debates. In the meantime ‘Europe’ has also found its way at the regional level. And even in the regions Europe is still ensuring a diverse level of debate in case the term is being used in a positive or a negative way. The main focus in this master thesis is the way Europe has been used at the regional level. In this case I exclusively focused the attention to Scotland and Flanders and tried to explain how Europe has been used over the last decades and what the main reasons are for this way using Europe by the political parties. The regions that have been chosen have a lot of connections with Europe or the European Union. To discover the ‘using of Europe’ in the political arena of the regions Flanders and Scotland, I had to focus on two political themes in which both regions have an important influence. Those themes are Education and Environment. Both aspects of the political debates have been devolved from the central government to the respective regions. But how does Europe influence the political debate about those themes? How is the way of using Europe evolved through the years and what are important visions of scientists on how we can look to Europe? And how do the relations between Europe and the regions influence the regional debate? Marco Antonisch is a political geographic scientist who made a couple of schemes on how people are considering Europe. He focused on the citizens in Europe (a bottom-up approach) rather than the meanings and visions of elites or scientists (top-down approach). Antonsich came to the conclusion that there are three main ways on how Europe citizens look at Europe: - Cultural/National (Europe considered as a nation-state) Cultural/Transnational (Europe as an example of human rights, peace etc) Functionality (Europe as a convenient machine for the citizen) Functionality can be grouped in Europe as a social or a personal machine while the cultural Europe (both national and transnational) can be considered as an overseas phenomenon. Besides, those categories can be deepened in talking about Europe in a positive or a negative way. After the question on how Europe is analysed by the citizens and how it can probably influence the political debate, it is still evident to explain the relation between Europe and the regions. The region is making a progress in Europe since the seventies. In the last decades there is cooperation between Europe and the different regional in the member states of the EU. Those regions have access to several channels in Europe, which are capable of influencing the EU policy. There are a couple of examples of those channels and the most important are probably the comity of the regions and the regional offices. Not every region has the same voice inside those channels. Some of them are still represented by the central government. There is a casual connection between the way a nation is regionalised and the main influence the region can have on EU-policy in those channels. The strong regions are having elected regional governments and are recognized by their federal government. The strong regions like Flanders have the possibility of making work of their responsibilities. But it is not only the regions that are reaching to Europe. Also Europe is reaching into the regions. The main way to settle down in a region is by a political debate. Due to the way the regional political parties are looking at Europe, it influences the political debate in that way. It is a way of Multi-levelgovernance, which is not only an aspect to describe the relations between the several government levels but also how Europe is deepening into de political debates. And those political debates are a main catalyst of how regions are approaching Europe. The several regional political parties are in the first instance concerned about their own region. In their political party programme they are writing down their regional strategy. That describes the achievement goals of the region for that political party. The main question is: How do they use Europe in this case? 111 There are some important regional strategies proposed by regional political parties: - Searching for independence Devolution Autonomy Federalism There are in fact differences between the two regions about their regional strategies and how they use Europe in this case. In Flanders, most of the parties are searching for more autonomy and are trying to make the region European to make some better connections between the EU and Flanders. Flanders is already an important role-player in the EU, by having his own regional embassy in Brussels. Scotland in that case, is still represented by Great Britain for main issues like defence and external affairs. The content analysis showed a little different result instead of the scheme made by Marco Antonsich in his research on the feeling and images by the European citizen. The reason for this tint is the fact that I did investigate the ‘Using’ of Europe in political regional debates instead of researching the citizens of Europe. So the outcome must be placed in a different context: - Europe as a danger: Europe is a threat for the regional identity (Vlaams Belang) or is a threat for the collapse of Great Britain (Conservatives) Europe passive: Europe is the boss: Their rules have to be followed up because that’s the only way to improve the region (N-VA and the Europeanization of Belgium) or the region has the possibility of dividing from the federal state (SNP, and less Labour) Europe active: The relation between the region and Europe is reciprocity. Not all of the rules of Europe have been followed up. But sometimes the focus is on the own region instead of Europe so they can be a good example for the rest of Europe (Labour, VLD, CD&V, Liberal Democrats). But between the different regional parties there is also a difference in the question on what is good for the region? For example, both the SNP and the N-VA have a European passive way of thinking. But their regional strategy is slightly different. The SNP would like to divide Scotland from Great Britain and in that case they are searching their way through Europe. Their target is to make sure Scotland plays an important task in the EU policy. The N-VA are also facing Flanders in the EU, but not by dividing Flanders from Belgium, but by making sure Flanders is more European orientated. In their opinion this only has positive effects for Flanders and Belgium. The regional political parties who are involved with ‘Europe active’ are approaching the relation between the region and Europe. They don’t follow the rules exactly but have a critical way of approaching the EU policy. In their opinion the regional cases must be preferred instead of the European cases. But what’s good for the region is good for Europe. Europe has the advantage of being a strong region. That’s how the exchange between Europe and the regions takes place. So in both regions there is a political party that doesn’t see any solution in Europe. They don’t approach Europe for any co-operation. At this moment (2014) both regions do have a government that is European minded. 112 Reflectie Er ging een lange tijd over heen voordat ik deze mastersciptie over het Europagebruik in regio’s heb kunnen afronden. Na een welvarende start is er in de loop der tijd helaas de klad ingekomen. Desondanks probeer ik middels deze reflectie terug te kijken naar de positieve en negatieve aspecten binnen het kader van mijn masterthesis. Want al met al is er toch een eindresultaat uitgekomen. Het zoeken van een geschikt onderwerp verliep niet zonder slag of stoot. Wel lag mijn interesse bij het onderwerp regionale identiteit. Vandaar dat ik een afspraak maakte met Kees Terlouw om te brainstormen over een geschikt afstudeeronderwerp. Na verloop van tijd kwamen we tot de conclusie dat tijdens het gesprek de term ´Europa´ vaak viel. Europa word in verschillende contexten gebruikt en is binnen de nationale politiek een hot item. Om Europagebruik te linken aan regio´s, is er voor gekozen om onderzoek te doen naar Europagebruik in regionale debatten. Met name de vraag was hoe regio´s en Europa in relatie tot elkaar staan en vooral hoe Europa wordt gebruikt in regionale debatten. Om dit onderwerp af te bakenen kon het beste twee regio´s met elkaar worden vergeleken. Regio´s waarvan bekend was dat zij over een sterke regionale identiteit beschikten en die op een bepaalde manier een bijzondere relatie onderhielden met hun centrale overheid. De keuze viel daarom op Vlaanderen en Schotland. Om te onderzoeken hoe het Europagebruik zich evolueerde in die regio´s moesten de politieke debatten onder de loep worden genomen. Van hier uit was het bij voorbaat handig om ook niet alle debatten waar de term Europa viel te analyseren, maar juist om ook dit aspect af te bakenen in termen van onderwerp en tijd. Als het gaat om tijd kon door middel van de websites van de Vlaamse en Schotse parlementen al worden nagegaan dat het archief van de debatten terugliep tot medio 1995. Op basis hiervan kon voor beide regio´s drie tijdssloten worden gecreëerd. Wat betreft het onderwerp is er gekozen voor de zaken milieu en onderwijs. Beide thema´s worden Europees geregeld, maar zowel Vlaanderen als Schotland hebben de bevoegdheden om bij beide aspecten hun eigen beleid te creëren, hoewel Europa over hun schouders meekijkt. Het theoretisch kader was wellicht persoonlijk het lastigste aspect van de masterthesis. Mede omdat het zoeken naar goede en betrouwbare informatie in eerste instantie ontbrak. Omdat in het begin nog niet helemaal duidelijk was waar ik naar toe wilde met het onderwerp, zat het theoretisch kader te veel als los zand aan elkaar. Maar naar verloop van tijd kreeg ik hier toch meer handigheid in. Na veel wikken en wegen, en vooral veel wegstrepen, werd het beeld duidelijk wat er in het theoretisch kader moest overblijven. De gesprekken met Kees Terlouw hebben hierbij goed geholpen. Een ander gedeelte van mijn afstudeeronderzoek, waarmee ik veel moeite had, was mijn schrijfwijze. (Te) vaak werd ik terechtgewezen op spellingfouten, dan wel ander taalgebruik. Zinnen klopten hierdoor vaak niet meer. In eerste instantie kwam dat ook door de hoeveelheid informatie die ik had. Deze was nog niet goed afgebakend, waardoor tekstdelen vaak rommelig oogden en weinig structuur bezaten. Daarnaast ben ik ook tot de conclusie gekomen dat ik weinig rust bezit om geconcentreerd aan bepaalde onderdelen van mijn masterscriptie te werken. Niet dat ik het niet goed wil doen, zeer zeker niet. Maar door bepaalde tijdsdruk die ik mijzelf opleg, heb ik de neiging om geproduceerde teksten niet goed na te kijken. Ik heb geleerd dat dit heel veel taal- en stijlfouten kan schelen. Inhoudelijk gezien heeft de masterscriptie mij zeer zeker meer stof tot nadenken gegeven. Het meeste kijk ik op van hoe Europa in sterke mate niet alleen in de nationale politiek een rol speelt, maar dus ook op regionaal niveau regelmatig wordt gebruikt. Het uitvoeren van de inhoudsanalyse heeft dat in ieder geval uitgewezen. Omdat Europa, in welke vorm dan ook, binnen de regionale debatten zo vaak voorkomt, was het bij voorbaat zeer raadzaam het onderwerp af te bakenen. Achteraf is het bijzonder handig geweest om vooral te focussen om twee subthema’s, onderwijs en milieu. Overigens kwam ik er achter dat het zoeken op de websites van de regionale parlementen geen eenvoudige taak bleek. Dit kwam vooral dat elk debat en vergadering staat vermeld. Als de term Europa wordt ingevoerd, komen tevens vele resultaten op het scherm. Om de evolutie van het Europa gebruik te onderzoeken heb ik dan ook opgestoken om naast te werken met de subthema’s, ook op basis van tijdssloten een selectie te maken. Via de steekproef heb ik geprobeerd zoveel mogelijke politieke partijen de revue laten 113 passeren. Echter soms kwam ik tot de conclusie dat sommige partijen als het gaat om beide thema’s minder refereren aan Europa. Hoewel ik de neiging heb gehad om desondanks door te zoeken naar resultaten waarin zij wel aan het woord kwamen in het debat, kwam ik tot de conclusie dat dit de steekproef niet ten goede kwam. Al met al ben ik wisselend te spreke over mijn discipline. Er is een tijdperk geweest waarin het, wegens omstandigheden, slecht gesteld was met mijn focus en concentratie. Een wake-up call zorgde ervoor dat ik tot de conclusie kwam dat alleen doorgaan geen zin had. Ik moest weer contact zoeken met Kees Terlouw, die mij gelukkig weer op het goede spoor bracht met gerichte adviezen. Vooral door deadlines te stellen, kon ik voor mijzelf weer een helder schema maken, die mij tot dit resultaat heeft doen leiden. Door op regelmatige basis weer met elkaar af te spreken kon ik mijn zelfvertrouwen weer opvijzelen. Het bracht weer structuur in mijn dagelijks bestaan en een mooi doel om naar uit te kijken, afstuderen. 114 Literatuurlijst Agnew, J. (1994): The territorial trap: the geographical assumptions of international relations Theory. Maxwell Graduates school of Citizenship and Public Affairs, Syracuse University Albrechts, L., Healy, P. & K.R. Kunzmann (2003): Strategic Spatial Planning and Regional Governance in Europe. Journal of the American Planning Organization, Maart 2003. Antonsich, M. (1997): Territory and Identity in the Age of Globalization: The Case of Western Europe. School of geography, University of Birmingham. Antonsich, M. (2008): EUropean attachment and meanings of EUrope. A qualitative study in the EU15, Political Geography, 27(6), 691-710 Benz, A. (2000): Two types of multi‐level governance: Intergovernmental relations in German and EU regional policy. Regional & Federal Studies, 10:3, 21-44 Beyers, J. & P. Bursens (2008): How Europe shapes the nature of the Belgian Federation. Differentiated EU impact triggers both cooperation and decentralization. ISL Working Paper. Bialasiewicz, L. e.a (2009): Interventions in the new political geographies of the European ‘neighbourhood’. Political Geography, 28 (2). Borzel, T. (1999): Towards Convergance in Europe?: Institutional Adaptation to Europeanization in Germany and Spain. Journal of Common Market Studies, vol 37, no-4. Brown, A. (1999): A new Parliament and Scotland’s Future. Questions and Answers on a Scottish Parliament. The Playfair Library, University of Edinburgh. Bruter, M. (2003): "On what citizens mean by feeling 'European': Perceptions of news, symbols and borderless-ness." Journal of Ethnic and Migration Studies 30(1): 21-39. Dardanelli, P. (2010): The European Dimension in Flanders’ Quest for Autonomy. Centre for Federal Studies, School of Politics & IR. University of Kent. Dardealli,C. (2004) Europeanisation: Solution or Problem? European Integration, Online Papers. Vol.8 No. 16. Deacon, R. (2004): Devolution in Britain Today. Second Edition. Manchester University Press. Deschouwer, K. (2003): Political Parties in Multi-Layerd Systems. European Urban and Regional Studies 10(3): 213–226 Erk, J. (2005): From Vlaams Blok to Vlaams Belang: The Belgian Far-Right Renams itselfs. West European Politics. Vol.3, no.5. p.493-502. Habernas, J. & J. Derrida (2003): February 15, or what binds Europeans Together: A Plea for a Common Foreign Policy, Beginning in the core of Europe. Giordano, B. & E. Roller (2002): Catalonia and ‘the idea of Europe’. Competiting Strategies and discourses within Catalan Party Politics. European Urban and Regional Studies. April 2002, vol 9, no.2 pp99-113. Happaerts, S., Schunz, S. & H. Bruyninckx (2012): Federalism and intergovernmental relations: The multilevel politics of climate change policy in Belgium. Journal of contemporary European studies. December, Leuven. Harvie, Christopher (1994), The Rise of Regional Europe, London: Routledge Hooghe, L. & G. Marks (1996): European Integration & Democratic Competition. University of Carolina- Chapity Hill Hooghe, L. & G. Marks (1996): Europe with the Regions: Channels of Representation in the European Union. The Journal of Federalism, 26:1. Hooghe, L. & G. Marks (2004): Does Identity or Economic Rationality Drive Public Opinion on European Integration. PSOnline: Political Science and Politics, July. Hopkin, J. (2003): Political Decentralisation, Electoral Change and Party Organisational Adaptation: a framework for analysis. European Urban and Regional Studies Hepburn, E. (2007): The New politics of Autonomy. Territorial Strategies and the uses of European Integration by political parties in Scotland, Bavaria and Sardinia 1979-2005. Florence, European University Institute. Jeffery, C. (2000): Sub-National Mobilization and European Integration: Does it Makes any Difference? Journal of Common Market Studies, Vol 38-no1. 115 John, P. (1994): The Europeanisation of Sub-national Governance. Urban Studies, Vol. 37, No. 5–6, 877–894, 2000. Juliana, E. (2012): The Historic Hurdles to Catalonic Independence. The Guardian. Beschikbaar op World Wide Web: < http://www.guardian.co.uk/commentisfree/2012/nov/20/historic-hurdlesto-catalonian-independence Kastoryano, R. (2003): Transnational Participation And Citizenship: Immigrants in the European Union. National Centre for Scientific Research, Paris Keating, M. (1997): The Inventions of Regions: political restructuring and territorial government in Western Europe. Environment and planning: Government and policy, nr 15. P.383-398. Keating, M. (1998): The New Regionalism in Western Europe: Territorial restructuring and political change. Elgar. Aberdeen Keating, M. (1999): Regions in the European Union: Regions and International affairs, motives, opportunities and strategies. Regional & Federal Studies. Knack.be (2012): Alle Belgische Staatshervormingen op een rijtje. Verkrijgbaar op het World Wide Web: <http://www.knack.be/nieuws/belgie/alle-staatshervormingen-op-een-rijtje/article4000144864857.htm> Ladrech, R. (2002): Europeanization and Political Parties: Towards a Framework for Analysis. Party Politics, 8: 389. Mair, P. (2000): The Limited Impact of Europe on National Party Systems. Europeanised Politics? Nuffield College, Oxford. Marks, G, Wilson C. & Ray. J (2002a): National Political Parties and European Integration. American Journal of Political Science. Vol 46, nr.3 p.585-594. Marks, G., Heasly, R. & Heather A.D. Mbaye (2002b): What Do Subnational Offices Think They Are Doing in Brussels?, Regional & Federal Studies, 12:3, 1-23, Nagel, K.J. (2004): Transcending the National/Asserting the National: How Stateless Nations like Scotland, Wales and Catalonia react to European Integration. Australian Journal of Politics and History, vol.50, n.1 pp.57-74 Nielsen, F. (1980): The Flemish movement in Belgium after World War II: A dynamic analysis. American Sociological Review 1980, vol. 95 February (pp76-94). Nieuw-Vlaamse Alliantie (2013): Website N-VA. Beschikbaar op het World Wide Web: < http://www.n-va.be/> Oner, S. (2001): Relations between the EU and sub-regions and their impact on the European NationState. DRC Summerschool.eu. Paasi, A. (2001): Europe as a Social Process and Discourse± Considerations of Place, Boundaries and Identity. European Urban and Regional Studies, 2001 7. Pichler, F. (2008): European Identities from Below: Meanings of Identification with Europe. University of Surrey, Guildford, UK. Sp.a Brandend Actueel (2013): Website Sp.a. Beschikbaar op het World Wide Web: < http://www.s-pa.be/> Schots Parlement (2013): Overzicht debatten beschikbaar op website Schots Parlement. Beschikbaar op World Wide Web < http://www.scottish.parliament.uk/index.aspx> Scott, J. & H. van Houtum (2009): Reflections of the EU territoriality and the ‘bordering’ of Europe. Political Geography, Volume 28, Issue 5, June 2009, Pg. 271–273 Scottish Conservatives (2013): Website Schotse conservatieven: Beschikbaar op het World Wide Web: < http://www.scottishconservatives.com/> Scottish Labour (2013): Website van de Schotse Labour partij. Beschikbaar op het World Wide Web: < http://www.scottishlabour.org.uk/> Scottish Liberal Democrats (2013): Website Schotse Liberaal Democraten. Beschikbaar op World Wide Web: < http://www.scotlibdems.org.uk/> Segers, Y. (2001): Oysters and rye bread: Polarising Living Standards in Flanders, 1800-1860: Center for Economic Studies, Workshop in Quantitative Economic History, K.U. Leuven SNP (2013): Together we can make Scotland Better. Website SNP: Beschikbaar op het World Wide Web: < http://www.snp.org/> Swenden, W. (2006): Federalism and Regionalism in Western Europe A Comparative and Thematic 116 Analysis. University of Edinburgh, PALGRAVE MACMILLAN. Taggart, P. (1998): A Touchstone of dissent: Euroscepticism in contemporary Western Europe party systems. European Journal of Political Research. Nr 33, p.363-388. Tallberg, J. (2002): Paths to Compliance: Enforcement, Management, and the European Union. International Organization, 56(3) Summer: 609-643. Telo, M. (2006): Introduction: Globalization, New Regionalism and the Role of the European Union. Beschikbaar op het World Wide Web: http://www.ashgate.com/pdf/SamplePages/European_Union_and_New_Regionalism_2nd_Intr o.pdf> Theyworkforyou (2013): Keeping Tabs on the Uk’s Parliaments & Assemblies. Beschikbaar op het World Wide Web: http://www.theyworkforyou.com/scotland/ Toubeau, S. (2010): The Accomodation of Nationalism Regional Nationalist Parties and Territorial Restructuring in Great Britain, Spain and Belgium. European University Institute. Department of Political and Social Science. Florence Verkiezingsprogramma Vlaams Belang (2007): Toekomstplan voor Vlaanderen. Beschikbaar op het World Wide Web: < http://www.vlaamsbelang.be/files/verkiezingsprogramma2007.pdf Vlaams Belang (2013): Website Vlaams belang. Beschikbaar op World Wide Web: < http://www.vlaamsbelang.org/> Vlaamse Liberalen en Democraten (2013): Website open VLD. Beschikbaar op het World Wide Web: < http://www.openvld.be/> Vlaams Parlement (2013): Overzicht debatten beschikbaar op website Vlaams parlement. Beschikbaar op World Wide Web < http://www.vlaamsparlement.be/vp/index.html> De Winter, L., M. Swyndegouw & P. Dumont (2006): Party system(s) and electorial behaviour in Belgium: From stability to Balkanisation. West European Politics, Nov 2006. Zolberg, R. (1974): The making of Flemings and Walloons: The Journal of Interdisciplinary History, Vol. 5, No.2. pp. 179-235). 117 BIJLAGEN Interview Axel Buyse Vertegenwoordiger Vlaanderen EU Inleiding: Uitleg scriptie en dank voor de ontvangst 1) Wat is het belang van een vertegenwoordiging van Vlaanderen binnen de EU? Het belang kan onmogelijk overschat worden denk ik. Het is van wezenlijk belang. En dat is al jaren geleden heel duidelijk gesteld. Vlaanderen heeft de belangrijkste bevoegdheden, die het op dit moment uitoefent, gekregen bij een van de vorige staatshervormingen. Voornamelijk die van 1993, die van België definitief een federaal land gemaakt heeft. Toen hebben de toenmalige Vlaamse bewindslieden heel duidelijk gesteld dat, wilde men de autonomie, die men verkregen had binnen het Belgische staatsbestel ook niet meteen zien wegsijpelen, via de groeiende invloed van Europa, er maatregelen genomen moesten worden. Men heeft vanaf het begin heel duidelijk het verband gezien tussen autonomie binnen België, en daaraan gekoppeld activiteiten op het Europese forum. Dat heeft in 1994 geleid tot een samenwerkingsakkoord onder Vlaamse druk. Een soort intern Belgische verdragen. Dat zijn overeenkomsten tussen de verschillende entiteiten waaruit België is opgebouwd. De federale overheid, de deelstaten in zijn verscheiden, bekend systeem. Officieel heet dat betreffende de vertegenwoordiging van het koninkrijk België binnen de raad van de Europese Unie. Dat kwam tamelijk kort na het Verdrag van Maastricht, waarin onder Duitse druk, maar met Belgische steun voornamelijk, gestipuleerd was dat voortaan regionale ministers ook de mogelijkheid kregen om in bepaalde omstandigheden intern in bepaalde lidstaten, die lidstaat de vertegenwoordigen binnen de raad van ministers. Duitsland heeft daar betrekkelijk weinig gebruik van gemaakt, maar een aantal anderen federale en gedecentraliseerde landen hebben daar wel gebruik van gemaakt. En België is dat op de meest consequente wijze gebruikt, voornamelijk onder druk altijd van Vlaanderen, omdat dat nu eenmaal het landsdeel is dat het hardst aan de kar duwt. En de grootste ambities heeft op het vlak van autonomie. Dat is altijd zo geweest. En zo ver ik het kan zien, zal dat altijd zo blijven. Intussen zijn we met een herziening bezig van datzelfde samenwerkingsakkoord omdat zo nauw mogelijk aan te passen aan de schuivende institutionele realiteiten in België. We zijn nu met een nieuwe staatshervorming bezig dat daarop anticipeert. Aan de andere kant aan te passen aan het verdrag van Lissabon. En wat dat allemaal betekent op het vlak van regionale componenten binnen een aantal lidstaten. Het principe van onze vertegenwoordiging hier is gebaseerd op een algemeen principe dat de basis is gaan vormen van het Belgisch buitenlands beleid. Dat is ook het resultaat van de grondwetsherziening van 93/94. Dat principe wordt meestal derhalve vertolkt met een Latijns gezegde: ‘foro interno, foro externo’. Alles wat de componenten van de Belgische staat (de federale staat en de deelstaten) binnenshuis heeft, die hebben ze automatisch foro externo. Op het vlak van buitenlands beleid. Alle bevoegdheden die Vlaanderen heeft intern, oefent Vlaanderen buitengaand uit. Daar is heel het systeem van buitenlandse vertegenwoordigingen van Vlaanderen ook op opgebouwd. En ook het recht voor zijn eigen bevoegdheden internationaal (internationale verdragen) af te sluiten. Tot zover zijn we daar tevreden over. Maar het is duidelijk dat ze aan Vlaamse kant niet stil gaan zitten op het feit wat we nu hebben. De wens om meer homogene bevoegdheden te krijgen is zeer groot. Het bestaan van onze afdeling bestaat uit een kleine 25 Vlaamse ambtenaren is op hetzelfde systeem gebaseerd. Met dien verstande dat we ook een bilaterale vertegenwoordiging hebben in Den Haag. Bilateraal is dat systeem makkelijk in de realiteit om te zetten. Er is weinig mogelijkheid tot een conflict tussen de Belgische ambassadeur en de Vlaamse vertegenwoordiger daar. Die staat voor de Vlaamse bevoegdheden. 2) Welke rol speelt Europa binnen de thema’s onderwijs als milieu/natuur in Vlaanderen? En/of hoe werkt Europa door binnen deze thema’s? 3) Hoe verdedigt Vlaanderen binnen Europa zijn regionale onderwijszaken in Europa? (Met het oog op versterkte Europese samenwerking inzake schoolonderwijs, over de ongekwalificeerde uitstroom in het secundair onderwijs) 4) Hoe verdedigt Vlaanderen binnen Europa zijn milieu/natuur zaken Europa (over de engagementen die de 118 Vlaamse Regering wil aangaan in het kader van het Europese energiepakket, over de uitbreiding van de Europese Unie en de hervorming van het Europees landbouwbeleid)? Vanzelfsprekend. Onderwijs is net een van die sectoren waarin gezien de beperkte wetgevende bevoegdheden van Europa, die Europese greep iets minder naar voren komt. Hoewel wat wij de voorbije jaren hebben meegemaakt de financiële crisis is uitgebroken, is de reactie veel consistente pogingen vanuit de EC, maar ook gedragen door de Europese raad om eenvoudig gezegd een centralisatie politiek door te voeren. Waarbij de Europese instanties een steeds grotere grip krijgen op wat er in de lidstaten gebeurt. Dat vindt plaats via een hele reeks mechanismen. Een belangrijke voor ons is het hele economic government systeem. Die hebben invloed op het Vlaamse budget. Ten aanzien van de EU moeten de lidstaten hun boeken openen en laten zien of ze vorderingen boeken op het vlak van de uitvoering van de Europa 2020 strategie. En die slaat voor een groot gedeelte terug op Vlaamse bevoegdheden. Onderwijs voor beroepsvorming, werkloosheidstoestanden, activeringsbeleid, armoedebestrijding, welzijnstoestanden. Noem maar op. En daarin speelt onderwijs wel een belangrijke rol. Dus het is in samenhang met al die factoren dat Europa steeds belangrijker wordt. En dat daar dus een adequaat antwoord op moet komen vanuit Vlaanderen. Vooral om in een volgende fase een deel van onze bevoegdheden niet direct weer te zien wegsijpelen. Nu sijpelen ze sowieso weg. Een deel gaat over naar het Europese niveau. Maar in de hoofdstroom van de Vlaamse politiek is dat op zichzelf best aanvaardbaar. Op voorwaarde dat Vlaanderen telkens meer en meer inzicht en actieve rol te spelen krijgt in die wisselwerking tussen het Europese – en het lidstaatsniveau. Dat is de filosofie daarachter. Wij willen er echt iets over te zeggen hebben en geïnformeerd zijn. Een concreet voorbeeld in welke richting dat gaat. De jongste Europese raad van november ging over het meerjarig financieel kader, het meerjarenbudget van de Europese Unie. En voor het eerst heb ik zelf zitting gehad in de officiële Belgische delegatie tijdens de Europese Raad. Dat is best complex. Om te beginnen hebben wij binnen de Belgische vertegenwoordiging een vrij unieke positie. De Duitse Lander bijvoorbeeld of Schotland hebben hier ook vertegenwoordigingen maar dat zijn meer lobbykantoren. Maar wij zijn als het ware ‘’ fully embedded’ in de Belgische vertegenwoordiging. Wij hebben net hetzelfde statuut naar de Europese ambtenarij toe als federale diplomaten. Ik ben zelf ook een Vlaamse ambtenaar maar ook Belgisch diplomaat. Ik kan bij uitkomst een Vlaamse pet opzetten en dan weer eens een Belgische hoed. Dat is een heel pragmatische benadering. Dat is zeer handig, want wat je nu ziet bijvoorbeeld bij Schotland dat aanstuurt op een referendum. Nu wordt het voor Schotland en ook voor Catalonië bijzonder moeilijk gemaakt om nog langer technische gesprekken te hebben met de Europese Commissie. Men heeft nu een soort van schrik gekregen om zich te branden aan die zaak. Wij als Vlaanderen kunnen dat omzeilen op twee manieren. Ten eerste door enerzijds als Belgische en dan weer als Vlaamse afvaardiging te opereren. Aan de andere kant door volop gebruik te maken van een doctrine die ontwikkeld is op basis van het Verdrag van Lissabon. Ondermeer door een rechter in het hof van Straatsburg te plaatsen. Hij heeft haarfijn aangetoond dat de Europese Commissie gewoon niet te oordelen heeft over de interne organisaties van een lidstaat. Wat betekent dat als Vlaanderen volledig bevoegd is voor alle materie, de Europese instellingen verplicht zijn te luisteren en die regio voor die materie als een lidstaat te behandelen. Wij kunnen de Schotse situatie vermijden door die strategie binnen de Belgische structuur volkomen legaal en verantwoord, uit te voeren. Aan de andere kant via het Vleva als regio gebruik maken van de mogelijkheden die daar open liggen. 5) Kunt u benoemen wanneer thema’s als onderwijs en milieu een Vlaamse aangelegenheid is of toch een nationale aangelegenheid? Ook daar kan je de lijn duidelijk trekken. Uitgangspunt van onze werking is altijd de grondwettelijke afspraken die vastliggen in de grondwet en zoals die zijn vastgelegd in de staatshervormingen. En uitkomsten van afspraken die zijn gemaakt op regeringsniveau. Wat betekent dat in de praktijk? Natuurlijk zijn er zaken die van het allergrootste belang zijn voor Vlaanderen, maar de bevoegdheden 119 liggen formeel bij de federale overheid. Goed dan werken wij via de federale overheid. Maar in onderling overleg in de meeste gevallen. Aangezien het in de meeste gevallen lidstaat België is dat Europees opereert, zijn wij verplicht om rekening te houden met de federale overheid. Intern is er dus heel veel sprake van coördinatie. Dat wordt dan geformaliseerd op het federale ministerie van Buitenlandse Zaken. Dat is een soort van clearinghouse van Belgische standpunten op Europees vlak. Dat houdt de zaak in evenwicht. In heel veel gevallen zijn er ook geen botsende belangen tussen de Vlamingen en de federalen en ook weinig tussen het Vlaamse en het Waalse belang. Dat gaat aardig mee. Er zijn natuurlijk wel aantal verschillen in opvatting. Op gebied van onderwijs presteert het Vlaamse onderwijs beter dan het Franstalige onderwijs. Een van de grote problemen van de Franstalige kant. Ze stoppen veel geld in hun onderwijs, maar de resultaten zijn benedenmaats. Dan heb ik het over onderzoeken. Dus geen persoonlijke mening, maar de ratings internationaal. Op dat vlak hebben wij vaak een andere opinie. Dan komt het er eigenlijk op aan om de grootste gemene deler te vinden tussen de 2 als je naar Europa toe gaat. Dat is een kwestie van veel water bij de wijn doen, masseren, of soms twee verschillende visies te durven geven op zo’n kwestie. Aangezien het daar niet gaat om wetgevende bevoegdheden bij Europese instellingen, valt dat in de praktijk nogal mee. De praktische uitwerking wordt dan toch over gelaten aan de lidstaten zelf. In dit geval Franstalig en Vlaanderen apart. Iedereen kan uiteindelijk zijn eigen specifieke klemtonen alsnog plaatsen. Leefmilieu is toch een andere zaak, omdat de daar de wetgevende en regelgevende invloed van Europa veel sterker is. Daar tref je wel eens botsende meningen. Soms kleddert dat behoorlijk. Dat heeft weer voor een groot gedeelte te maken met verschillen in politieke cultuur aan de ene kant. En met name verschillen in economische ontwikkeling van de twee landsdelen. Als het gaat over co2, dat is voor Wallonië tien keer makkelijker dan voor Vlaanderen. Om te beginnen hebben zij uitgestrekte beboste gebieden en hebben nauwelijks nog zware industrie. De laatste brokstukken zijn nu stervende. Wij in Vlaanderen hebben een van de grootste staalfabrieken in West-Europa in de buurt van Gent. En verder het grootste cluster aan petrochemische bedrijven na Houston. Door onze geografische ligging zijn wij een kruispunt in beide richtingen. Zowel voor Noord-Zuid Europa als voor Oost-West. Het ligt bij ons gewoon lastiger om de streefcijfers van het klimaatbeleid van de Eu in praktijk om te zetten. En daarin zal Vlaanderen eerder op de rem staan. Niet zeggen ‘tegen’, want wij willen ook wel de CO2 uitstoot beperken, maar wij willen wel wat trager gaan dan het idealistischere Wallonië. Die bevinden zich in een lekkere positie. België heeft in dit geheel nauwelijks nog bevoegdheden, maar moet zich dus schikken naar de grootste gemene deler tussen de twee. Een ander voorbeeld uit de leefmilieu sector, waarbij het tot een botsing is gekomen ging over genetisch gemanipuleerde organismen. De EC wou af van uitzonderingen tot het toestaan van experimenten met genetisch gemanipuleerde maissoorten. Uitzonderingen, die aanvankelijk waren toegestaan aan Oostenrijk en aan Hongarije. De commissie zocht steun in de raad. Krijgt vervolgens steun vanuit Vlaanderen. In Wallonië heerst naar Frans model een absoluut taboe op alles wat genetische manipulatie betreft. Dat heeft ook te maken met verschil structuur van de landbouw. Wallonië heeft nog echt een extensieve landbouw en Vlaanderen een intensieve structuur. Het nettoresultaat was dat de Waalse minister op dat ogenblik in de Raad Leefmilieu België moest vertegenwoordigen, de regionale minister in welke raad dan ook vertegenwoordigt altijd het Belgische standpunt. Is die er niet, dan is die er ook niet en moet de betreffende minister zich onthouden. Wat was het incident, de Waalse minister vond dat hij door het verloop van de discussie bij die discussie toch een standpunt in moest nemen. En hij nam het basisstandpunt in tegen de commissie. Dat was een groot incident. Dit ondermijnt het mechanisme. Als iemand zo’n stap zet, zijn eigen regionale visie doordrukt, dan zal de Vlaamse minister ook geneigd zijn voor zichzelf te kiezen. Op die manier verkruimelt die samenwerkingsverband. De taken van onze vertegenwoordiging is om dit soort zaken te vermijden of in ieder geval escalatie te voorkomen. 11) Als het gaat om onderwijs en milieu, werkt Vlaanderen hierin ook samen met andere regio’s in Europa? 120 Dat is een tweeslachtig antwoord. Wij functioneren op de eerste plaats als onderdeel van de permanente Belgische vertegenwoordiging. Daar ligt onze sterkte. Onze attachés en ik ook hebben op de eerste plaats contacten met vertegenwoordigers, diplomaten van de andere lidstaten, die zitten op ons zelfde niveau. Er zijn betrekkelijk weinig andere regio’s die zich wat dat betreft aan ons kunnen meten. Dat is gewoon een vaststelling. Voor Spanje bijvoorbeeld met al zijn autonome gebieden. Daar zitten twee regionale attachés in de Spaanse permanente vertegenwoordiging. De enige bevoegdheid die, die mensen hebben is het screenen van de (mail)post en het doorsturen van de mail die van belang zijn voor de autonome regio’s. Die Italianen hebben ook zo’n verbindingsstructuur en daar laat ons zeggen zorgt voor doorstroming van informatie voor regionaal beleid, naar de autonome provincies van Italië. Meestal is daar een beperkt aantal bevoegdheden voor. De Schotse minister van visserij duikt meestal op als het visserijraad is. En zo nu en dan mag hij achter of naast de Britse minister van visserij plaatsnemen in de Europese Raad. Bij de Spanjaarden is het optreden van regionale ministers beperkt tot ministers, die verantwoordelijk zijn voor werkgelegenheid en welzijn. Die mogen wel eens het woord voeren naast het centrale gezag. Maar dit is allemaal zeer beperkt. De Duitse Lander, coördineren de Europese standpunten voornamelijk in Berlijn, voordat die hier worden doorgegeven. Op operationeel vlak zijn wij daar niet heel erg bij gebaat. Mijn collega’s die hier werken, zitten bijvoorbeeld in de raadswerkgroepen leefmilieu of energie. Die zitten in die raadsgroepen en ontmoeten daar geen collega’s van andere regio’s, maar juist van andere lidstaten. Dat is een niveau. Op een ander niveau werken wij wel samen met een aantal regio’s. We hebben een lijstje van voorkeurregio’s. Je moet je ergens op richten natuurlijk. Maar we werken betrekkelijk weinig samen met het officiële comité van de regio’s, want dat is zo’n hutsepot van sterke en zwakke regio’s, grote steden etc. Daar kunnen we eerlijk gezegd vrij weinig mee. Dus als wij met andere regio’s samenwerken is dat voornamelijk in de voorbereidende fase, gesprekken die wij op voorhand met hun voeren, en soms laten wij hun meedelen om deel uit te maken van het establishment in de weelde die wij hebben om elkaar raad te plegen omtrent landbouwontwikkelingen, visserij toestanden, onderwijszaken ook in bepaalde omstandigheden. Zeker als het gaat om regio’s met afwijkend taalgebruik. Maar ook voor verdediging van regionale belangen. Welke regio’s zijn dat? Dat zijn regio’s die door de bank met Vlaanderen versterkte vormen van bilaterale samenwerking heeft. Dat rijtje is vrij eenvoudig, dat is Schotland, Catalonië, Baskenland, Nordrhein-Westfalen (Duitse regio’s zijn sowieso sterk), Baden-Wurttemberg, Beieren. En ook een paar autonome regio’s in Italië. We hebben toch baat bij die samenwerking, omdat het soms ook helpt om onze eigen ideeën in te brengen. Die via-via zo goed terecht kunnen komen, omdat ze rechtstreeks niet werken. Nordrhein-Westfalen is een regio die al veel inwoners heeft en dichtbij Berlijn staat. Wat we bijvoorbeeld ook doen op die manier is nauwgezet op informele wijze monitoren op welke wijze de Europese instellingen omgaan met de ontwikkelingen in Spanje en het Verenigd Koningrijk. Dat is voor ons ook natuurlijk van strategisch belang. Als je ziet dat de Schotten nu geboycot worden door de Europese instellingen. En hoe sterk wij ons aan de huidige situatie moeten houden. Daaruit kunnen wij alleen maar lering trekken. Wij proberen hun ook te adviseren hoe zij bepaalde zaken zouden kunnen aanpakken. Wanneer zij de deur op hun neus krijgen. De Europese instellingen zijn hun namelijk verplicht om voor vol aan te nemen (op basis van de Leerwaarts-doctrine). Wordt Vlaanderen voor vol aangezien in Europa? Of merkt u nog steeds zo nu en dan het als regio wordt behandeld? Ja uiteraard. Vlaanderen kampt ten eerste met een imagoprobleem bij Europese instellingen. Dat heeft vele redenen. Naast een generieke reden zijn er ook specifieke redenen. De generieke reden is dat het hele Europese systeem, dat is bijna een soort wetmatigheid op de fysica, neigt naar stabiliteit. Dat is het eigene aan het internationale bestel in zijn totaliteit. Maar hier Europa zien we dat heel sterk. Men heeft moeite dat Europees te coördineren. Het is een heksenketel. Het gaat van kwaad naar erger op dat vlak. Het is een zooitje. Als zo’n Eurocraat bij mij langskomt, beleefdheidshalve een Europese ambtenaar genoemd natuurlijk, en begint te zaniken over de ingewikkelde Belgische structuren, heb ik een heel gemakkelijk verhaal klaar. ‘Leeg eerst eens voor uw eigen deur’. Want die Europese instellingen zijn zo mogelijk nog veel ingewikkelder dan de Belgische. Maar goed dat verklaart dat het hele systeem gericht is op een beperking van het aantal nieuwe spelers. Kroatië komt er nog bij, terwijl op welk natuurrecht, hebben Slovenië en Kroatië wel het recht en straks Malta en IJsland (met zijn 121 600.000 inwoners) om volwaardig lid te worden van de EU en zal Vlaanderen met zijn 7.000.000 inwoners dat niet hebben. Strikt genomen, puur op basis van de burgers… Stel dat de burgers van Schotland of Catalonië onafhankelijk willen worden, welk recht heeft het Europese bestuur dan om hun af te wijzen? Ergens klopt er iets niet in die doctrine. In elk geval wordt het wel toegepast. Het gevolg is ook dat in de discipline een zeer kosmopolitische politieke cultuur hebt, die gericht is op Europese integratie en zij zien ook heel gemakkelijk elke inbreng die dat beeld nog extra vertroebeld en zien t als een bedreiging. Dat is ook een generieke reden waarom Vlaanderen een niet zo’n opperbest imago heeft in dat verband. Net zoals de Catalanen en de Schotten dat hebben. Er zijn ook een aantal specifieke redenen. Zo zijn de Europese instellingen hier gelegen in Vlaanderen, waardoor je een legertje mensen krijgt die onder normale omstandigheden geen boodschap hebben aan Belgische politiek. Die vinden dat allemaal Byzantijns gedoe. Maar als ze worden aangesproken op politiek, vaak terugvallen op informatie die aangeleverd wordt vanuit de Franstalige media. Die hebben omwille van hun taal een groter bereik. En die toch wel een gekleurde kijk hebben op de Belgische ontwikkelingen. En die Franstalige publieke opinie zien in Vlaanderen een potentiële scheurpartij heel Vlaanderen is in hun ogen een nationalistisch nest en dat speelt natuurlijk door. Het is een bedreiging voor hun positie. Zij hebben baat bij een verder bestaan van België. Op basis van sentimentele en subjectieve gronden. Maar ook economische redenen spelen een rol. Alles wat neigt naar een grotere Vlaamse autonomie, laat staan zelfstandigheid of onafhankelijkheid, is in hun ogen abject geworden. Dat is des duivels. Voorop staan, ik ben geen Vlaamse propagandist, ik probeer als historicus een objectieve kijk op de zaak te geven. Je merkt bij de Waalse Europese instellingen dat er toch hele verdraaide ideeën leven over wat er in Vlaanderen aan de hand is. Vlaanderen als een oord, waar nationalisten de vlag zwaaien. In die context is nationalisme per definitie slecht. Vlaanderen als een verzameling van egoïsten, die niks meer te maken willen hebben met hun solidariteit. Dat soort discours wat allemaal plaatsvindt, speelt allemaal door naar het Europees milieu. Daar wordt dat weer gekoppeld aan wat er Europees allemaal aan de hand is. Resultaat, een belangrijke denktank hier, die gaf vorige zomer een notitie uit over de geostrategische ontwikkelingen, waarin Duitsland en belangrijke bondgenoten waaronder Vlaanderen de toekomst zouden bepalen. Dus België werd niet genoemd, maar wel Vlaanderen als bondgenoot. Wallonië werd berekend onder de groep, die streefde naar behouden van maximale solidariteit. Wij worden dus als vol aangezien, maar hebben dus een slechte reputatie bij een niet onbelangrijk deel van de Europese gemeenschap, die in Brussel woont. Dat heeft ook te maken met een aantal concrete ervaringen die ze hebben. Ze vestigen zich in de Vlaamse rand van Brussel. Melden zich aan in het Frans (een van de landstalen van België) en krijgen daar te horen dat zij niet in het Frans bediend zullen worden. Zij krijgen daar de bevestiging van de kleinzerigheid van de Vlamingen. Vlaanderen speelt daar niet handig op in. Die taalcorrectheid is bedoeld om de Vlaamse rand overwegend zijn Vlaamse karakter behoudt. Bedoeld om de Belgen een prikkel te geven zich aan te passen aan de streektaal, maar niet om de Europeanen dwars te zitten. Maar wat kan je doen aan die vooropgestelde meningen? De Vlaamse regering heeft geprobeerd de quasi monopolie van de Franstalige pers bij dit soort mensen te doorbreken. Door aan de ene kant onze Wereldomroep meer te laten concentreren op niet Nederlandstalige expats etc. het Belgische nieuws wordt op zo’n objectief mogelijke wijze vertaald naar die groep. De omroepen proberen een gedifferentieerde kijk op België te geven. Daarnaast hebben we een tijdschrift, geven we voorlichting aan journalisten en studenten etc. Zoeken ook de Franse pers op. Heb laatst een lang interview met een Franse radiozender gehad: Europe 1. We hebben ook een Vlaamse Club, een society naar Engels model. Beetje elitair. Wij geven ambassadeurs en permanente vertegenwoordigers bij de EU geven wij de mogelijkheid om een initiatie cursus Nederlands te volgen. 14) Welke invloed heeft het Europa-debat binnen de Vlaamse politiek op de relatie tussen Europa en Vlaanderen? Het heeft zeker invloed. Traditioneel was België een van de landen waar het euroscepticisme het zwakst was. Dat heeft te maken met de aanwezigheid van de instellingen vaak. Het besef dat die instellingen ook een hoge economische waarde betekenden. We willen profiteren van het consumptiegedrag van de toch al niet slecht betaalde mensen die bij de Europese instellingen werken. 122 Het heeft ook te maken met de eigenaardigheid van de Belgische staat als dusdanig. Het ontbreken van een echte natiebesef in veel omstandigheden. Het besef dat België wellicht een tijdelijke constructie zou kunnen zijn (hoewel al paar honderd jaar). In België heb je om evidente redenen, en zeker in Vlaanderen, niet die sterke identificatie van burgers met hun land. Dat oranjegevoel wat in Nederland zo nu en dan eens losbreekt, kennen wij eigenlijk. Alleen in zeer uitzonderlijke omstandigheden, duikt er iets min of meer gelijkaardig op. Maar dat is zeer conjunctureel gebonden, het zakt weer heel snel weg. Bijvoorbeeld dat de nationale voetbalploeg het goed doet. Of toen de koning plotseling stierf. Hoe kwam dat? Het leek mij een soort collectieve reactie van verlies. Met Boudewijn verdween een oude vertrouwde tijd. Vooral bij Franstalige leefde dat heel erg. Die hebben nog heel erg dat nostalgische oude Belgische gevoel, wat heel erg Franstalig georiënteerd was. Ik dwaal af… oh ja het Europa debat… Om al die redenen hebben we weinig Euroscepticisme in dit land. Europa werd effectief gezien lange tijd als reddingsboei als België uiteenspat. Dat kon niet zoveel kwaad, want we zitten toch in Europa. De laatste jaren merk ik toch een groeiend euroscepticisme. Dat is het jet eerste opgedoken bij uiterstrechts. De winter en consorten, die vanuit een 19de eeuws soevereiniteitsdenken zich afzetten tegen de greep van Europa. Geleidelijk aan met de crisis van de voorbije jaren en het debat van Noord naar Zuid (speelt ook in België). Jaarlijks gaat 14 a 15 miljard euro vanuit Vlaanderen naar Wallonië. Dat is veel meer verhoudingsgewijs dan dat er naar Europa gaat. Het is ook veel meer dan dat Nederland afdraagt bijvoorbeeld aan de EU. Daar gaat het debat ook over. Door heel dat debat van NoordEuropa, nettobetalers versus netto-ontvangers, is ook bij een breder deel van de publieke opinie (breder dan radicaal rechts) het gevoel dat er iets aan het mislopen is in Europa. Een Nederlander heeft als het ware als ijsbreker gewerkt, Derk-Jan Eppink. Een vriend van mij. Was jaren lang redacteur van de NRC, correspondent in Afrika, Polen (in de overgangsjaren) van oorsprong PVDA en dan de conservatieve vleugel. Geleidelijk naar rechts geschoven VLD. Kwam toen terecht bij de krant waar ik toen werkte. Ontpopt als de horzel in de dijen van Guy Verhofstadt toen die nog federaal premier was. Kwam toen te werken bij Bolkestein te werken (Bolkestein als Eurocommissaris) en is bij de vorige Europese verkiezingen als Nederlander gekozen op een Vlaamse lijst. Dat is wel een hele populistische, die weer is opgeslokt door de groeiende N-VA. Hij zit daar in de fractie en maakt deel uit samen met de Britse conservatieven. Maar hij heeft als het ware toch een lans gebroken voor een afstandelijkheid ten aanzien van het Europese discours. In de laatste ontwikkelingen is, speelt zich eerder in Wallonië af dan Vlaanderen, een soort van dissidentie aan de linkerzijde van het gedwee Belgische pro-Europa-discours. Het is vaak gedwee geweest, soms ten detrimente van de eigen belangen toe. Dat is weer een linkse vorm van Eurosceptismen dat zich de kop heeft opgestoken, precies omwille van het aangehouden besparingsklimaat en van die sterke centralisatie van bevoegdheden in Europa, vaak ten nadelen van de lidstaten. De Franstalig socialisten, want er zijn geen landelijke partijen meer, hebben veel stemmen gehad, de huidige burgemeester van Charleroi (Paul Magnette) is de voorzitter van de partij, jonge kerel nog. Zij hebben zich afgekeerd van het besparingsdiscours en zijn gaan pleiten voor vertraging op dat gebied. Ze vinden dat de economische groei nu naar de knoppen worden geholpen. Er zijn ook invloedrijke economen die datzelfde discours hanteren. Dat druppelt via de vakbonden door naar Vlaanderen (die zijn overigens nog wel landelijk georganiseerd) wat die kritiek zo langzaam overhand toe begint te nemen. In zijn geheel is Vlaanderen en België nog een van de meest trouwe leerlingen in zijn klas. 15) In welke context wordt Europa gebruikt in de politieke debatten? Is er verschil in toon tussen de politieke partijen vindt u? Het Traditionele discours van de Vlaams nationalisten voordat ze eigenlijk konden uitgroeien tot een momenteel de meest invloedrijke partij in Vlaanderen. Is altijd zeer pro-Europees geweest. Daarin staat ondermeer het Europa van de regio’s achter. De naam dankt zich aan die Europese constructie, volgens hen kregen die lidstaten steeds minder en minder te betekenen. Uiteindelijk zich omvormen in een federatie, waarin die lidstaten niet langer de leidende rol zal gaan spelen, maar de sterke regio’s als Vlaanderen die taken kunnen overnemen. Wat zeker wat België betreft, kan België in dat Europees bestel zonder al te veel problemen wegsijpelt. Slowly fade away. Wellicht een beetje naïeve gedachte. Het gevolg was dat die Vlaams nationalistische beweging, die al lange tijd geworteld zat in de samenleving (ook al was het lange tijd een invloedrijke minderheidsgroep) sinds het opkomen van 123 radicaal rechts, meer eurosceptisch te worden. De officiële doctrine van de Vlaamse overheid, waarin de N-Va ook belangrijke inbreng heeft, en van de andere partijen is nog altijd zeer pro-Europees. Niet vanuit het idee van het wegsijpelen van België, daar wagen de traditionele partijen zich niet aan. Maar ook zij hebben dat idee wel. Zij vinden dat zij Europa nodig hebben om Vlaanderen te Europeaniseren, in die zin dat er een Copernicaanse revolutie ontstaat. Dat wil zeggen dat de federale staat ondergeschikt raakt aan de zon (en dat zijn de regio’s). We zetten in op Vlaanderen als belangrijkste beleidsniveau en daarnaast het tweede belangrijkste beleidsniveau Europa. Die twee moeten maximaal op elkaar ingespeeld zijn. Dat is nog altijd de officiële doctrine en ook binnen Vlaanderen wat er over t algemeen binnen de publieke opinie leeft. En het streven naar volledige onafhankelijkheid? Het Vlaams belang doet dat. Maar die verdwijnen langzaam van het toneel. De partijen met meer nationalistische overwegingen doen het beter in de peilingen, dan die met de meer racistische overwegingen. Je zit toch wat beter bij een partij die wat rationalistischer gezind is maar niet de ballast heeft van dat racisme. In de statuten van de NVA staat ook dat zij naar een onafhankelijk Vlaanderen streeft, maar in de praktijk is de partij gedwongen geworden om wat meer na te denken over de consequenties daarvan en op t ogenblik gaat de partij voor t confederalisme. In het verleden hebben ook de liberalen en de Christendemocraten daarvoor uitgesproken. Dat is ook een bunker-begrip he. Wat stop je erin? Volgens de NV-A is een confederatie echt een statenbond. En waarbij België alleen nog een lege roes is, die behouden blijft om allerlei internationaal rechterlijke problemen te voorkomen. Bij CD&V betekent het eigenlijk een doorgedreven federaal model. Wat bedoelen zij met dit geval met een federaal model? Nou, die hebben wij op dit moment. Maar het grote probleem met het Belgische staatsmodel zoals beleefd wordt in Vlaanderen is het gebrek aan homogene bevoegdheidspakketten. Alles is veel te veel. Zo hebben wij nooit volledige bevoegdheidspakketten voor de gezondheidszorg. Vlaanderen is verantwoordelijk voor preventieve gezondheidszorg en binnenkort ook verantwoordelijk voor de controle voor ziekenhuizen en andere gezondheidsinstellingen. Maar de federale overheid blijft verantwoordelijk de harde curatieve geneeskunde. Het is heel moeilijk dan een beleid op te bouwen he. Geen homogene bevoegdheden betekent een slecht bestuurd. Dat is de grootste frustratie wat Vlaanderen betreft. Eigenlijk is de belangrijkste drijfveer in mijn ogen achter de groeiende oproep voor autonomie of zelfstandigheid en die enorme groei van de partij van Bart de Wever, veel minder nationalisme zoals men dat gewoonlijk ziet. Dan wel een roep om beter bestuur!! Efficiënter bestuur. Want België heeft nooit een perfecte constructie gehad in de ogen van Vlaanderen omdat het lange tijd een discriminatiemachine was. De Vlamingen zijn er geleidelijk in geslaagd zich te emanciperen en het belang van een getal te laten werken en zich zo binnen de Belgische structuren op te werken. Maar hierop heeft men vanuit Franstalige kant uit schrik voor discriminatie allerlei mechanismen ingebouwd, die de macht van dat getal blokkeren. Dus in die zin is België geen officiële democratie. Volgens die lezing althans. Heel concreet voorbeeld. Als het daadwerkelijk spannend wordt binnen de federale regering. Er moeten belangrijke beslissingen worden genomen. Verleden jaar was er een duidelijke Vlaamse meerderheid, 60/65% van de bevolking, navenant vertegenwoordigd binnen het parlement, alle partijen van de Vlaamse kant (wellicht niet de groenen) waren voorstander van het stemmen van een wet, die het kiesarrondissement Brussel-Halle-Hilvoorde dat zat als een tang op een varken op de structuur die sinds jaren 80 waren gegroeid. Van Vlaamse kant wou men er vanaf want het betekende dat Franstalige Brusselse partijen tot tegen Antwerpen toe hun eigen wensen naar voren konden schuiven bij verkiezingen. Die meerderheid van Vlaamse kant uit zich in de commissie. Daar komt men tot de stelling alle Vlaamse partijen zijn voor de splitsing van dat kiesarrondissement. Alle Franstaligen gaan naar buiten. En trekken aan de alarmbel, in het Belgisch constitutioneel recht is dat een ultieme noodgreep, om wanneer 1 van de 2 zich in haar vitale belangen bedreigt voelt, aan de alarmbel kan trekken. Dat kan er geen wetgeving voer dat onderwerp gemaakt worden. Dat werkt heel remmend en heel frustrerend. Dat is de basis van het Belgische dilemma. Het is normaal dat minderheden bescherming zoeken. Maar je zit wel met het evenwicht en legitieme rechten van de minderheid om zich te beschermen en aan de andere kant de legitieme recht van de meerderheid om 124 bij tijd terstond hun meerheidsrecht te laten fungeren. Als die twee niet meer in evenwicht zijn, als een minderheid niet meer over een onderwerp wil praten, dan komt België in gevaar. 16) Wat is de verbondenheid tussen Vlaanderen en Europa? (Is er onder bevolking/politiek sprake van een Europees ‘wij’ gevoel)? En waar blijkt dit uit? Dat is zeer conjunctuur gebonden. Er bestaat ongetwijfeld, ondermeer door de aanwezigheid van Europese structuren en dat Herman van Rompuy op dit ogenblik voorzitter is van de Raad, een iets grotere identificatie van Belgen/Vlamingen met Europa zijn dan Nederlanders met Europa bijvoorbeeld. Omwille van de geografische positie van Vlaanderen als kruispunt van Noord-ZuidOost-West beseffen Vlamingen zich zeer goed de voordelen die Europa kan bieden. Vlamingen beseffen ook bijzonder goed hoe gevoelig hun economie is. De economie van Vlaanderen is een van de meest gevoelige economieën volgens gegevens van internationale organisaties van het hele wereld bestel. In Vlaanderen leeft het besef dat wij met de buitenwereld moeten leven en in de eerste plaats met Europa zeer sterk. Wat in Vlaanderen ook heel diep in het collectieve geheugen (wellicht wazig begrip) naast de herinnering van discriminatie van hun ouders en grootouders in het Belgisch bestel, ook zeker ook de herinnering aan de oorlogen. Vlaanderen was het slachtveld van Europa eeuwenlang. Dat is sinds de tachttigjarige oorlog, de Franse revolutie, de Wereldoorlogen. Dat zit heel diep ingeprent, de zwakheid. Er is geen enkele Vlaming die zichzelf tot een van de sterkere mogendheden zal rekenen, daar zetelt toch zeker wel een Europees gevoel. Daar ben ik van overtuigd. Voor de rest Vlaming/Belg, dat varieert. Hangt Samen met omstandigheden. Dat zie je soms bij peilingen he. Bij de ene peiling hangt het ook af op de manier waarop de vraag gesteld wordt, zal men zich op de eerste plaats als Vlaming identificeren en op de tweede plaats als Belg. Een minderheid zal zich helemaal niet identificeren. Op andere moment zegt men weer dat ze Limburger zijn. Regionale identificaties bestaan ook en zelfs ook lokale. Ik ben Gentenaar, ik ben Antwerpenaar. Het is lastig om te traceren dat een Vlaming zich eerder Europeaan voelt dan een Belg dat zou doen. Zolang Europa en wazig ideaal bleef zal elke Vlaming wel met Europa geïdentificeerd willen worden. Maar zolang die greep van Europa op de soevereiniteit van Vlaanderen groter wordt, wordt dat wat discutabeler. Maar iedereen ziet het belang van Europa. De een zal zeggen als federatie, de ander als een confederatie met een onafhankelijk Vlaanderen. Dat is de hardere groep binnen het nationalistische kamp. 125 Interview Jan Buysse VLEVA Wat is Vleva? Wij zijn een vijf, zestal jaren geleden opgericht. Ik zelf sta nu een jaar aan het roer van Vleva. Wat is Vleva? Laat ik eerst beginnen hoe we vanuit Vlaanderen georganiseerd zijn in Europa. We hebben een permanente vertegenwoordiging van België bij de EU. Dit wordt geleid door het federale ministerie van Buitenlandse Zaken. Maar ook de regio’s zijn hier vertegenwoordigd. Zo ook Vlaanderen. Axel Buyse is de Vlaamse vertegenwoordiger daar. Daarnaast een formele ambassade bij de Europese Unie. Vlaanderen is daarbij een unicum. Andere regio’s, als Schotland zijn niet zo doorgedrukt met een expliciete vertegenwoordiger. Dat is het formele gegeven. Een vijf-zestal jaren geleden is door de Vlaamse regering gevraagd aan midden organisaties en lokale overheden: Zijn jullie voldoende betrokken bij de Europese Unie en regelgeving? Maar wat bleek, Vlaanderen was daarop niet voldoende georganiseerd. De informatiedoorstroming naar beneden toe, dat was een manco. En zo is Vleva uiteindelijk opgericht. Het is een apart model en we zijn ook wel beetje een unicum binnen Brussel. We zijn een pps, een publiek-private samenwerking. Het manco zat hem er in dat de Vlaamse overheid wel betrokken was, maar de informatiedoorstroming naar de private sector mank liep. Vanuit die twee poten (de publieke en private poot) hebben we de handen in elkaar gestoken. Want vele organisaties kampten wel met dat probleem, van we worden te weinig geïnformeerd. Aan wat voor informatie hadden zij specifiek behoefte aan? Het gebrek aan kennis over wat voor initiatieven binnen Europa namens Vlaanderen op tafel worden gelegd en wat wordt er voorgelegd bij het Europees Parlement. En ook tijdens besprekingen wat is het standpunt van Vlaanderen die wordt ingenomen. Hoe evolueert het dossier? Wat zijn de bedoelingen als wij willen lobbyen? Hoe moeten we dat doen bij wie kunnen we dat doen, op welk moment moeten we dat doen? Aan die informatiedoorstroming helpen wij. Wij zelf zijn opzicht geen lobbyorganisatie. Dus wij nemen niet de plaats in van die permanente vertegenwoordiging. In die officiële belangenbehartiging komen wij niet tussen. Wij nemen ook niet de plaats in van die officiële instanties, die moeten hun eigen standpunten hebben. Wij zorgen ervoor dat die instanties in de ideale posities zitten en ideaal worden geïnformeerd. Wij lobbyen niet. Dit geldt voor gemeentes, sociale instanties, social-profits, daar zitten werkgeversorganisaties, boerenbond, landbouworganisaties, de havens, vertegenwoordigers van de universiteiten, het spoor, onderwijskoepels, gezinsbond, noem maar op. Veelal vertegenwoordigd in het maatschappelijk middenveld. In scriptie, drie aspecten Al die drie bedienen wij. Maar ik weet niet van allen hun inhoudelijke standpunten, daar ligt onze taak ook niet. Hoe werken wij concreet? Wij monitoren het actuele Europese beleid op een dagelijks niveau via onze website. Daar kan je door je gratis te registreren en aanvinken voor de jouw belangrijke thema’s gestructureerd geïnformeerd worden. Vleva wordt gebruikt om mensen wakker te schudden. Volgens ons is dit voor jullie van belang. Volg dit, volg dat. En daarom organiseren wij sessies, 70 ongeveer per jaar. Als mensen naar die sessies gaan, kunnen zij dat voor zichzelf bepalen wat belangrijk voor hen is en wat hun niet raakt. En zo komen ze er ook achter wie er voor hen met hun zaken in Europa bezig zijn. Wie in Vlaanderen kunnen zij daarvoor raadplegen. Vleva werkt ook enigszins pedagogisch. Verder wie is er in de commissie mee bezig, wie is er in de BV mee bezig. Wij zorgen gewoon puur voor de level information, en wat zij er mee doen is hun zaak. Soms vinden we het wel jammer dat die organisaties geen tijd of geen zin hebben. We hebben daarvoor geen stok achter de hand. 126 Merkt u dat de organisaties profijt van jullie instelling hebben en krijgen jullie daar ook feedback over? Absoluut, ik werk ook met een goed team. Het is heel belangrijk om goede relaties te hebben, zowel met de overheid als met de leden. Via die goede relaties en het bijbehorende vertrouwen krijgen we ook alle goede informatie. In het begin was er wel enige wantrouwen voor ons omdat we een structuur waren die tussen hun en Europa was ingezet. Het gevoel dat we indringers waren. Dat beeld is wel weg. Men gebruikt ons nu ook echt om zelf geïnformeerd te worden en ons te kunnen gebruiken om stakeholders tijdig te constitueren. We gebruiken het middenveld erbij en maken gebruik van hun expertise. En we houden ze erbij betrokken om te voorkomen dat er geen beslissingen worden genomen echter hun rug. Vanuit die filosofie is er sprake van een goed partnerschap. En krijgen we ook positieve feedback absoluut. Maar het kan beter uiteraard, alles kan beter. Wij proberen ons altijd opnieuw uit te vinden. Soms komt het voor dat niet iedereen de juiste informatie krijgt terwijl zij dat in principe wel nodig hebben. We proberen het zoveel mogelijk open te breken, maar passen op dat het niet overslaat op stalken. Maar wat Europa betreft, zij bieden al zelf heel veel informatie. Wij functioneren dan ook als filter en screener om de juiste en goede informatie door te geven. We balanceren, de kans is namelijk ook aanwezig dat je een overkill aan informatie krijgt. Ook balans tussen het beleid waarmee Europa werkt en de subsidies die worden uitgegeven. We hebben een eigen subsidiewijzer. Voor diverse Europese programma’s hebben wij ook diverse contactpunten. Sommige projecten komen voor verschillende programma’s in aanmerking. Vleva zorgt ervoor dat mensen ook weten voor welk programma hun project in aanmerking komt, dan weten zij bij welk contactpunt zij moeten zijn. De belangen tussen enerzijds Vlaanderen en anderzijds België als vertegenwoordiging in Europa botsen wel eens. Hoe ziet dit eruit? Dat is een feit. Zonder aan politiek te doen, in het land als het onze krijg je vaker te maken met dat de ene helft zus denkt en de ander zo. Dat vertaalt zich bij ons op het interne beleid zeker, maar ook op het Europese beleid. Ik ben geen specialist, en weet niet zo zeer hoe het zuiden in dit geval de politiek en Europa ziet. Er zit echter wel een verschil in opvattingen als ik het zo mag zeggen met het noorden van het land. In sommige dossiers staan men soms wel lijnrecht tegenover elkaar. Voorbeeld het cohesiebeleid, landbouwbeleid. Waar voel je de spanning het meest? Daar waar de centen zijn. Die tegenstellingen zijn er. Er is nu een complex marktwerkend systeem in de wereld geroepen om deze interne tegenstellingen niet continu naar buiten worden gebracht. Er is een samenwerkingsakkoord tussen de federale overheid en de Gewesten. Dat gaat over welke regio welk overheidsbeleid op welke schaal mag vertegenwoordigen. Er worden tourbeurten afgesproken enzovoort. Enzovoort. En als er geen akkoord ontstaat, wordt altijd het Belgisch standpunt in acht genomen. Dan kan het voorkomen dat de Belgische minister het Belgisch standpunt moet vertegenwoordigen, maar deze kan dan afwijken van het Vlaamse standpunt. In theorie moet hij dat doen. Waarom is het van belang dat Vlaanderen als eigen regio naar buiten treedt? Dat komt voort uit het verdrag van Maastricht en het daarop volgende voorzitterschap in 2001. In Europese onderhandelingen willen wij ons ook effectief kunnen mengen. Dat is ook logisch, maar je zit er nooit helemaal voor jezelf in, aangezien je altijd voor de Belgische aanpak moet gaan. Als het gaat om toerisme of cultureel heeft België over Vlaanderen veel minder te zeggen. Wij willen in Europese onderhandelingen ons ook effectief zo kunnen mengen. Omwille van die complexiteit zit je toch niet helemaal voor jezelf, omdat nog altijd de Belgische logica meespeelt. Je kunt als minister wel het woord nemen, maar dan moet je toch weer het Belgische standpunt innemen. In die zin is het systeem niet helemaal waterdicht. Er zijn bepaalde partijen die daar verandering in willen brengen. Het systeem zal sowieso evalueren. Maar anderzijds is het ook niet ideaal dat je ineens twee standpunten naar voren brengt die lineair recht tegenover elkaar staan. Dat komt naar Europa toe ook vreemd over. Dus je hebt gelijk. Het is wat dubbel. Als België als federale overheid wil participeren, 127 moeten ze wel de verantwoordelijkheid nemen. Maar het werkt ook niet als we deze standpunten nemen als de federale overheid. Dan heeft de functie als Vlaanderen geen zin. Het is nu niet optimaal, maar wel werkbaar. Werkt Vlaanderen als geheel? Heeft het een eigen identiteit? Onder mijn gegeven, sowieso onder het voorbehoud dat we te weinig met Europa bezig zijn, dat kan nog beter en wat identiteit betreft het leeft nog te weinig bij de mensen. Aan alle slechte kanten zitten ook goede kanten. Maar tegenwoordig kan je de krant niet openslaan of er wordt over Europa of de crisis gesproken. In ieder geval weten de meeste mensen zo onderhand wat Europa daardoor een beetje inhoudt. Maar heeft Vlaanderen een identiteit? Goed ik denk nog niet dat we er helemaal zijn. Ik denk wel dat we, in tegenstelling tot het Nederlands, eh een kritische reflex hebben naar Europa. Dat wil helaas ook weleens doorslaan naar een verwijtende reflex. Ik spreek dan niet over de Nederlander, maar hier in België zijn een aantal partijen, of juist een, die de toon juist heel erg scherp zetten. Europa kan zich op dat vlak ook heel moeilijk verdedigen. Toch word er veel meer expliciet gedebatteerd over Europa. Wij staan opzich ook wel in Vlaanderen positief tegenover Europa, maar het is eerder zo dat we te weinig vanuit een echte overtuiging werken van ‘Ja voor grensoverschrijdende problemen, hebben wij gewoon Europa nodig’. Er is gewoon te weinig overtuiging. Europa blijft eigenlijk ook gewoon een ver-van-je-bed-show. Zal je ooit kunnen bereiken dat een gemiddelde inwoner van Vlaanderen zich ooit ook Europeaan gaat voelen? Een hele goede vraag, maar ik ben er net geen expert in. De vraag is bij welke identiteit de mensen zich het gemakkelijkst zullen aansluiten? Ik denk dat de Vlaamse identiteit altijd zal primeren boven de Europese identiteit. Voor de een is het weer Belg, de ander Vlaming. De een vindt dat weer evident de ander weer niet. Alleen de toon voor een Europese identiteit is op dit moment wel negatief. De manier waarop de Europese identiteit wordt ingevuld, staat denk ik op een laag pitje. De angst bestaat dat de Europese identiteit de zogenaamde Vlaamse of andere regionale identiteit overspoelt. Heeft ook te maken met solidariteit. Voor jezelf kunnen zorgen etc. Het is een groot spanningsveld. Het zijn moeilijke tijden nu. De crisistijden, maken de mensen ook een beetje bang en onzeker. Men geeft elkaar de schuld van zaken die niet goed gaan. Het is een periode denk ik waarop de mensen heel sterk op zichzelf terugplooien. Als je kijkt naar identiteit is datgene wat het meest dichtbij staat, wat het laagst hangt, datgene is waarmee men zichzelf identificeert. De Europese identiteit ligt dan toch te ver van hun bed. Waarom heeft Vlaanderen Europa nodig? En waarom heeft Europa Vlaanderen nodig? Zonder in de detail te treden ben ik ervan overtuigd dat beide elkaar absoluut heel hard nodig hebben. Om binnen dat Europese gegeven ons mannetje te staan ten aanzien van een aantal grotere landen en al die belangen te behartigen van die groepen hebben wij de Europese Commissie en het Europees Parlement nodig. Vooral om niet te worden overschaduwd net als andere kleinere landen. Ik ben er dus van overtuigd dat Europa belangrijk voor ons is, maar ook belangrijker en belangrijker wordt. De wereld is plat. Door toedoen van de sociale media, maar tegelijkertijd is het belangrijk om een soort stevig raamwerk te hebben dat Europa is. Het zorgt ervoor ook dat we niet onderling een stevig concurrentieduel gaan uitvechten met grotere en machtigere landen, die juist binnen Europa veel in de melk te brokkelen hebben. En omgekeerd, waarom heeft Europa Vlaanderen nodig? Ik denk dat Europa weinig behoefte heeft aan egoïstische en zelfregulerende landen of regio’s, maar juist regio’s wil die het ook goed voor hebben met Europa. Want dat eerste is juist een rem op integratie. Er is wel sprake van vormen van nationalisme. Dat is een gegeven en Europa moet daar mee omgaan, want het is een uitdaging. Al die debatten die erover worden gehouden zijn in mijn ogen een goede zaak. Het houdt namelijk Europa 128 scherp. De meerwaarde van Europa mag ook niet zo evident zijn dat ze het nalaten om duidelijk te communiceren met de mensen. Het mag niet verzanden in bepaalde vormen van arrogantie van ‘ja, Europa is belangrijk, natuurlijk, dat behoeft helemaal geen uitleg’. Dat zal altijd uitgelegd moeten worden om dat draagvlak constant te houden. Daarom is het belang van die regio’s als Vlaanderen ook zo groot. Het weerhoudt hun ervan in een bepaalde zelfgenoegzaamheid te treden. Dat Europa wordt bestuurd vanuit een ivoren toren. Daarom is VLEVA ook zo van belang om de communicatie vanuit Europa te vertalen op een lager niveau en weer terug. Sowieso zal Europa nooit voor alles bevoegd worden. Het zal tijd een samenspel zijn. Belangrijk is dan ook dat ze op gelijke voet staan met die lidstaten. Verder heeft Vlaanderen Europa ook hard nodig om impopulaire maatregelen te treffen. Doet Vlaanderen het goed als het gaat om binnenhalen van subsidies? Of moeten daar nog verbeteringen plaatsvinden? Wordt Vlaanderen goed genoeg gehoord in Europa? Het is een gemengd verhaal? Sommige sectoren en actoren zijn bijzonder actief. Een voorbeeld in het kaderprogramma is dat de academische wereld heel actief is. Met al onze beperkingen die we hebben en vergeleken met al die grotere Europese landen, kunnen we redelijk wat middelen binnen halen. Maar je ziet tegelijkertijd, en dat is een Europees gegeven, dat de bedrijvigheid wat tegenvalt. Dat moet zeker nog een tandje worden aangeschroefd. Dus in het algemeen een gemengd verhaal. In sommige gevallen wel, in sommige gevallen te weinig. Kan t verbeterd worden? Uiteraard.. Wat dan? Vooral op strategisch niveau. Als het gaat om de pro-actie, de nieuwe financieringsmiddelen die Europa te ronde gaan, daar valt zeker nog terreinwinst te boeken. Er worden steeds nieuwe Europese programma’s gemaakt of aangepast. Nederland is wat dat betreft veel pro-actiever en veel zakelijker. Werken jullie dan ook samen om die achterstand wat in te halen? We doen dat wel ja. Maar ook daarin is het weer een gemengd verhaal. In sommige stappen gaan we sterk in mee, anderen blijven daarachter. Het is lastig om de mensen te triggeren om eens over het muurtje heen te kijken hoe anderen het doen. Wat maakt Europa voor u tot een geheel? Wat zijn de gemeenschappelijke normen en waarden, zeker omdat je veel verschillende regio’s en lidstaten hebt? In mijn ogen blijft de basis van Europa de economische samenwerking. Bent u tevreden hoe Vleva op dit moment functioneert tussen Europa en dat middenveld in Vlaanderen? Ook als je kijkt naar het binnenhalen van subsidies? Ik ben redelijk tevreden. Maar op de lange termijn is er zeker nog werk aan de winkel. We zijn niet in de positie dat Vlaanderen steen en been moet klagen dat zij niet gehoord worden of niet aan zijn trekken komt. Met de moeilijkheden van ons eigen land hebben we veel troeven in handen en kunnen wij ons effectief laten horen. Maar dat kan nog beter. Ik denk dat er nog ruimte is om onze acties te stroomlijnen en Vlaanderen als een blok te laten opereren. Als België zijne is het lastig met de verschillende groeperingen, maar als Vlaanderen vind ik niet dat we het heel slecht doen. Voor een klein land komen we wel degelijk goed aan de bak. In Europa worden wij niet van de kaart gespeeld en dat is daarbij denk ik weer het nut Europa. Waarom doet Vlaanderen het goed? Waar het onderscheidt het zich in? Ik denk dat wij met Vlaanderen een unieke sleutel hebben. Wij zijn nauw betrokken met wat er in Europa gebeurd. Komt ook omdat we heel dichtbij zitten. Maar dat kan ook weer een illusie opwekken. Juist omdat het zo dichtbij is, zien wij ze vaak ook niet staan. Een voorbeeld is bij raadsvergaderingen. Als buitenlandse ministers daar aan meedoen, wordt daar een heel programma aan vastgemaakt. Dan worden zij in contact gebracht met andere ministers van Europese instellingen, 129 bezoekje hier en daar etc. Zij komen met het vliegtuig en kunnen niet meer terug. Voor Vlaamse of Belgische ministers is dat anders. Die kunnen een kwartier voor aanvang nog worden weggeroepen bij wijzen van spreken. En laten zich dan vervangen. Maar het blijft desondanks een hele belangrijke troef die nabijheid. Gebruiken we die voldoende? Nog niet. We zijn wel betrokken via diverse netwerken en hebben wellicht een streepje voor in Europa. Maar zaak is om ze nog beter te gebruiken. We hebben veel instrumenten, maar moeten ze dus nog beter gebruiken. Wat maakt Vlaanderen nog meer uniek binnen Europa? Waar onderscheiden zij zich in? Ik vind omwille van onze moeilijke structuur, dat we goed in staat zijn om consensus te sluiten. Dat zit ingebakken in onze cultuur. Dat vind ik een behoorlijk positief punt van Vlaanderen en wellicht ook van België zelf. Over elke beslissing die we nemen dat we die eigenlijk in consensus moeten doen. Dat is onze vorm van het Nederlandse poldermodel. Er wordt zeg maar altijd water bij de wijn gedaan. Daarin hebben wij in Herman van Rompuy een goede. Wat met name aan hem wordt gewaardeerd is dat hij heel erg consensus gericht is. Ik kreeg vroeger vaker te horen dat Belgen en Vlamingen in die zin altijd een sterke reputatie hebben. Belgen zijn natuurlijker geneigd te luisteren. Maar anderzijds kan dat soms nadelig zijn. Op een bepaald moment moet gewoon een knoop worden doorgehakt. Wij leggen ons wat gemakkelijker neer bij weerstand. In Nederland geldt, en dat bewonder ik ook dikwijls, een no-nonsens mentaliteit. Een directe stijl waarin ze binnen Europa ook weleens botsen. Zo van ‘zo is het, bam’. Ze laten hun standpunten gelden, terwijl Vlamingen veel minder het achterste van hun tong laten zien. Dat is dan weer het verwijt aan de Vlamingen of Belgen. ‘Zeg nou eens wat je denkt’. Dat maakt Europa ook interessant wellicht? De verschillende culturen die eruit voortkomen? Ja absoluut. Italianen spreken weer met veel meer emotie in hun stem. Misschien is er binnen België wel een verschil in stijl als het daarom gaat. Dat ze in het noorden nog wat directer zijn dan in het zuiden. Maar al met al niet zo extreem als Nederlanders dat hebben. Welke invloed heeft het Europa-debat binnen de Vlaamse politiek op de regionale identiteit? Strikt genomen, het heeft wel zijn invloed in die zin dat als politici en het Parlement sterk bezig zijn met Europa. Dan stuurt het ons als VLEVA ook mee. En andersom is het voor ons ook een uitdaging om hun mee te krijgen. En op dit moment is wat het Vlaamse Parlement betreft te weinig politici met Europa bezig. Op dit moment zijn de lokale verkiezingen bezig (oktober 2012, red.) en die politici zijn juist veel meer bezig met lokale problematiek. En Europa is dan te vaag en te veraf om dat concreet te maken. Het is voor ons een moeilijkheid om de zaken goed te vertalen. Maar het is absoluut een uitdaging. Als Europa sterk gaat leven binnen een Parlement, gaat dat ook invloed hebben op de regering. Als het meer gaat leven komt de neiging dat de betrokkenheid bij de besluitvorming groeit. Welke standpunt dragen zij op bepaalde zaken naar buiten? Kijk, dat gebeurt nu te weinig. Hoe proberen jullie dat warm te maken? We hebben veel contact. Maar het is een heel moeilijk bereikbaar publiek. De afstand tussen het Parlement en Vleva, waar het meeste wordt georganiseerd, is te groot. Dus wat doen we nu als we Vlaamse Parlementairen willen betrekken, is naar het Parlement gaan en manieren en methoden zoeken om hun echt erbij te gaan betrekken. Je moet dus debatten gaan organiseren en vermijden dat je een soort exposé gaat geven. Daar houden zij niet echt van. Je moet je sterk aanpassen aan hoe zij redeneren. Zij willen weten: what’s in it for me? Maar het is wel een directe stijl. Ze houden niet van abstracte discussies over Europa. Het moet echt gaan over concrete zaken. Een aantal jaren geleden hadden we een zaak over het Eurovignet. Toen hadden we ook een belangrijke discussie wat moeten we ermee doen. Ook wat betreft Wallonië, en gesprekken met Nederland. De zaal zat toen afgeladen vol en er zaten ongelofelijk veel Parlementairen. Dat leefde schijnbaar heel erg. Men wilde toen echt weten wat Europa toen te bieden had. En daar zit ook vaak onze focus. Wat leeft er binnen het 130 parlement bijvoorbeeld? Als je daar een match kan vinden zit je goed. Maar als die match er niet is, leeft dat gewoon niet bij hen. Dan ga je ze niet warm krijgen. Hoe zit dat met de verschillende partijen? Die gebruiken Europa vaak op verschillende manieren? Goed dat je dat zegt. In de huidige crisis is er veel discussie tussen de partijen onderling. De SP, die ook premier Di Rupo levert, is redelijk Eurominded. Maar je ziet wel breekpunten als het gaat om Europolitieke spelpunten. Je hebt partijen die meer investeringen wil doen. Dat zie je in Frankrijk nu ook opkomen met Hollande. De zogenaamde groeiagenda. Besparingen, maar toch niet al te rigoureus. De Liberalen anderzijds zijn juist van meer besparingen en zijn daarom ook sterk voorstander van het Europese verhaal. Het Europa waarop dit moment sterk wordt bezuinigd. Dus Europa wordt wel degelijk gebruikt in de debatten. Of wel om het af te branden, zo van ‘kijk eens wat er nu gebeurt’, dan wel om men zich er achter te verschuilen. Er is wel een verschil tussen het Generale Parlement en het Vlaamse Parlement. Maar toch hebben alle twee als het gaat om structurele aandacht van Europa nog wel een manco. Maar het gaat meestal altijd om de keuze die ze maken: ‘besparingen of juist uitgaven’. Plots speelt Europa weer een rol. Wordt Europa ook gebruikt bij een eventuele afsplitsing van Vlaanderen? Dat speelt inderdaad zo. Het wordt gebruikt juist als argument. Europa wordt dus gebruikt om impopulaire maatregelen te nemen. Maar er is een partij die het nog verder doortrekt. Volgens hen is het algemene beleidsniveau een sta in de weg. De een zegt meer Europa dan leeft Vlaanderen meer. De ander zegt minder Europa dan leeft Vlaanderen meer, Is er verandering in het politieke debat aangaande Europa door de jaren heen? Is er een verandering van toon? Dat hangt er soms van af. Juist gaat het er om welk debat er op dat moment speelt. Dat kan voor de ene partij juist een reden zijn om Europa erbij te halen bijvoorbeeld. Het wordt dan gebruikt of misbruikt. Maar een feit is wel dat mensen tegenwoordig meer met Europa om de oren worden geslagen dan vroeger. Vroeger kwam het minder aan bod, maar tegenwoordig zijn mensen als Barosso of van Rompuy toch wat bekender. Europa schalt veel meer over de tong dan vroeger, komt mede ook door de huidige crisissituatie. Maar verschil tussen positief en negatief kan ik in de loop der tijd niet waarnemen. Wij van Vleva hebben ook die discussie. Moeten we reclame maken voor Europa of puur sec informeren over Europa. Ik ben overtuigd van de laatste optie. Als je het op een eerlijke manier doet is dat tegelijkertijd ook een vorm van promotie. Maar toch is indirect de boodschap dat Europa wel belangrijk toch van kracht. Aangezien we ook enigszins pedagogisch te werk gaan. We zorgen in ieder geval ervoor dat het niet onder belicht raakt. 131 Welk middenveld staat open voor Europa? Dat hangt ook af hoe concreet ze georganiseerd zijn. Veel hangt ook gewoon af van de mensen zelf. De mensen die de organisaties leiden. Wat hun drijft en wat hun prioriteiten zijn. Maar anderzijds is het ook de vraag wat de impact van Europa heeft op een bepaald beleidsstuk. Een organisatie als landbouw en de Boerenbond is bijzonder georganiseerd op Europa. Maar bijvoorbeeld energie laat het weer door ons Vleva oppakken. Puur omdat het minder op hun radar staat. De nuance ligt weer bij onderwijs daar zien we dat onze leden sterk met Europa bezig is, ook al is de Europese bevoegdheid er niet zo heel erg. Maar ze zijn ook erg geïnteresseerd hoe andere regio’s omgaan met onderwijs etc. Met welke zaken houden zij zich bezig? Met welke nieuwe ideeën en projecten? Puur voor de samenwerking en het leren van elkaar. En uitwisselingen van ervaringen. Zo zie je dat je vaak op verschillende niveaus werkt in Europa. Op beleidsmatige, maar ook het proces van leren van elkaar. 132