Homerus, Odyssee , th, 471 – 498

advertisement
Kh:rux d j ejgguvqen h\lqen a[gwn ejrivhron ajoidovn,
Dhmovdokon, laoi:si tetimevnon`
Er kwam een heraut van nabij terwijl hij een trouwe zanger meenam/
met een trouwe zanger,
Demodocus, geëerd bij de mensen;
Ken je het verschil tussen een ajoidoV en een rJayw/doV?
Een ajoidoV improviseert ; er ontstaat in feite telkens een nieuwe tekst.
Een rJayw/doV draagt een uit het hoofd geleerde tekst voor.
laoV = enkelvoud: krijgsvolk
Meervoud: mannen , mensen, (manschappen)
ei|se d j a[r j aujto;n
mevssw/ daitumovnwn, pro;V kivona makro;n ejreivsaV.
hij deed hem zitten in het midden van de gasten, nadat hij
hem had doen plaatsnemen tegen een lange zuil.
eiJse , ejreisaV : zgn. verhalende aoristus.
De aoristus geeft slechts de handeling als zodanig weer
en laat de duur of resultaat ervan buiten beschouwing
oJ kiwn : typisch Homerisch/dichterlijk woord i.p.v. hJ sthlh
daitumwn, -ovnoV : afgeleid van hJ daiV, daitoV = maaltijd
Dus een gast = iemand die bij de maaltijd wordt uitgenodigd
Dh; tovte khvruka prosevfh poluvmhtiV jOdusseuvV,
nwvtou ajpoprotamwvn,
Op dat moment sprak de schrandere Odysseus tot de heraut,
nadat hij een stuk van de rug had afgesneden,
polu – mhtiV lett.: veel – wijsheid
(Metis was de eerste vrouw van Zeus en de moeder van Athene!
Raadpleeg je mythologieboek!)
ajpo-pro-tamnw : een werkwoord met twee voorvoegsels!
Thematische aoristus 1e pers. ev: ajpoproetamon
ejpi; de; plei:on ejlevleipto,
ajrgiovdontoV uJovV, qalerh; d j h\n ajmfi;V ajloifhv`
en daaraan was een groter/grootste deel overgebleven,
van een everzwijn met glimmende tanden
en overvloedig was aan beide zijden het vet:
ajrgiodwn : mooi epitheton, natuurlijk samengesteld uit
ajrgoV of ajrghV = wit
en ojdwn, ojdontoV = tand
oJ uJV, uJoV : niet te verwarren met : oJ uiJoV = zoon
“Kh:rux, th: dhv, tou:to povre krevaV, o[fra favgh/si,
Dhmodovkw/, kaiv min prosptuvxomai, ajcnuvmenovV per`
‘Heraut, daar dan, geef dit stuk vlees, opdat hij ervan eet, aan Demodocus,
en ik zal hem een verzoek doen/hulde brengen, ook al ben ik bedroefd;
N.B. kijk bij het opzoeken van woorden ook naar het geslacht!
Het is to kreaV ; omdat Homerus geen lidwoorden kent, ben je
(te) snel geneigd kreaV als acc. mv. F. te zien.
ejsqiw, ejfagon = eten ; De stam fag- zie je onder meer terug
bij de Lwtofagoi , de Lotus-eters en in
sarkophaag (letterlijk: vlees- eter)
per achter een participium = ‘hoewel …’
pa:si ga;r ajnqrwvpoisin ejpicqonivoisin ajoidoi;
timh:V e[mmoroiv eijsi kai; aijdou:V, ou{nek j a[ra sfevaV
oi[maV Mou:s j ejdivdaxe, fivlhse de; fu:lon ajoidw:n. ”
want in de ogen van/bij alle mensen die op aarde leven, hebben
zangers
deel aan eer en respect, omdat de Muze hun liederen heeft geleerd,
en zij is het geslacht der zangers gaan liefhebben/
zij bemint het geslacht der zangers.’
Het begrip aijdwV valt op twee manieren te omschrijven:
aijdwV t.o.v. anderen: eerbied, achting, ontzag
aijdwV t.o.v. jezelf: schaamte, zelfrespect
Hier wordt dus de eerste betekenis gebruikt: een zanger stond
vroeger in hoog aanzien bij anderen.
ouJneka = eJneka (meestal een voorzetsel achter (!) een genit.,
maar hier een voegwoord)
(wegens → vanwege → vanwege het feit dat = omdat )
ouJneka : metrische verlenging (H.T. 31)
’WV a[r j e[fh, kh:rux de; fevrwn ejn cersi;n e[qhken
h{rw/ Dhmodovkw/` oJ d j ejdevxato, cai:re de; qumw:/.
Zo sprak hij, en de heraut nam het (fevrwn) en
legde het in de handen voor/van de held Demodocus;
hij nam het aan, en verheugde zich in zijn hart.
wJV: tip: als iemand net aan het woord is geweest
betekent dit altijd (terugverwijzend): zo (sprak hij)
Kijk bijv. bij boek d, 127: wjV eijpwn ….
caire : geen imperativus, want dan zou het in de directe rede staan!
Dus caire = ejcaire!
qumw/ of kata qumon : intussen wel een bekende Homerische uitdrukking
OiJ d j ejp j ojneivaq j eJtoi:ma prokeivmena cei:raV i[allon.
Zij strekten hun handen uit naar de lekkernijen die gereed voorgezet waren.
oiJ de en (vorige dia) oJ de : lidwoord als persoonlijk vnw.
En zij ……. / en hij ……
eJtoimoV en prokeimenoV : enigszins dubbelop, maar dat is eigen
aan dichterlijke taal
(of kun je eten ook niet – gereed aan een gast voorzetten?)
Aujta;r ejpei; povsioV kai; ejdhtuvoV ejx e[ron e{nto,
dh; tovte Dhmovdokon prosevfh poluvmhtiV jOdusseuvV`
Maar toen zij hun verlangen naar drinken en eten hadden gestild,
toen dan/op dat moment sprak de schrandere Odysseus tot Demodocus:
posioV / ejdhtuoV : genit. objectivus bij ejroV
Het werkwoord ejraw heeft ook een genit. als aanvulling
prosevfh poluvmhtiV jOdusseuvV : tweede helft van het vers
wordt weer gevuld met een vaste formule
“Dhmovdok j, e[xoca dhv se brotw:n aijnivzom j aJpavntwn`
h] sev ge Mou:s j ejdivdaxe, Dio;V pavi>V, h] sev g j
jApovllwn.
‘Demodocus, in het bijzonder jou prijs ik van alle stervelingen;
of de Muze heeft jou onderricht, de dochter van Zeus,
of Apollo (heeft) jou (onderricht).
Let op : DioV , Dia met een hoofdletter zijn de genitivus en
accusativus van ZeuV (en niet dioV (stralend) of
dia (+ acc) : door)
(als Dia aan het begin van een zin staat,
wordt het natuurlijk ietsje lastiger)
De Muzen werden wel voorgesteld als dochters van Zeus,
Later werden ze ook met Apollo geassocieerd.
Livhn ga;r kata; kovsmon jAcaiw:n oi\ton ajeivdeiV,
o{ss j e[rxan t j e[paqovn te kai; o{ss j ejmovghsan jAcaioiv,
w{V tev pou h] aujto;V parew;n h] a[llou ajkouvsaV.
Want precies in de juiste volgorde bezing jij het lot van de Grieken,
alwat ze hebben verricht en ondergaan en alwat de Grieken hebben
geleden, alsof jij, denk ik, of zelf aanwezig was of het van een ander
hebt gehoord.
De Achaiers waren oorspronkelijk eigenlijk één van de
(Indo-Germaanse) stammen die Griekenland rond 2000 voor
Chr. vanuit het Noorden binnentrokken ; na onderwerping
vond vermenging met de oorspronkelijke bewoners plaats.
oJssa = oJsa alwat, alles wat
(alsof er als antecedent panta staat)
par- ewn = par-wn
De twee participia congrueren met het onderwerp,
i.c. de jij-persoon in ajeideiV !
jAll j a[ge dh;, metavbhqi kai; i{ppou kovsmon a[eison
douratevou, to;n jEpeio;V ejpoivhsen su;n jAqhvnh/,
Maar komaan, verander van onderwerp en bezing de vervaardiging van het
Houten Paard,
dat Epeios heeft gemaakt met behulp van Athene,
bhqi : imperativus enkelv.
gewoon volgens de basisgrammatica van de stamaoristus!
dourateoV afgeleid van het woord
to doru, douratoV , gewoonlijk te vertalen
met speer, lans.
Het betekent oorspronkelijk stam !
Athene, Epeios en Agamemnon
o{n pot j ejV ajkrovpolin dovlon h[gage di:oV jOdusseu;V,
ajndrw:n ejmplhvsaV, oi} “Ilion ejxalavpaxan.
dat eens de edelgeboren Odysseus als list binnen de burcht heeft geleid,
na hem gevuld te hebben met mannen, die Troje hebben verwoest.
ajkro – poliV : letterlijk: hoogste - stad, bovenstad
jIlion : één van de benamingen van Troje
Troje en Ilion gaan terug op de namen van de
voorvaderen van Aeneas, vroegere koningen van Troje.
In de Ilias, boek 20, regel 215 t/ m 241 beschrijft Aeneas
tegenover Achilles zijn hele afkomst.
Ai[ ken dhv moi tau:ta kata; moi:ran katalevxh/V,
aujtivk j ejgw; pa:sin muqhvsomai ajnqrwvpoisin,
wJV a[ra toi provfrwn qeo;V w[pase qevspin ajoidhvn. ”
Als jij mij deze dingen naar behoren zult vertellen,
dan zal ik meteen aan alle mensen zeggen,
hoe een vriendelijke god jou blijkbaar het goddelijke gezang
heeft verleend.
ke(n) = ajn ; + coniunctivus = a) ?? Futuralis
b) ?? Generalis/iterativus
toi = soi (zie H.T. 29)
Download