A. De traditionele godsdiensten 1. Inleiding De mens is in alle tijden en culturen op zoek geweest naar de zin van het bestaan. Iedere cultuur ontwierp een idee over hoe het Absolute eruit zou kunnen zien. Verhalen werden doorverteld, liederen werden gezongen, symbolen en rituelen werden een uitdrukking van het geloof. Enkele ontwerpen groeiden uit tot grote wereldgodsdiensten die zich over de wereld verspreidden. In de studie in de godgeleerdheid en de godsdienstwetenschappen bestudeer je voornamelijk de vijf grote wereldgodsdiensten: in het bijzonder het christendom, maar ook het jodendom, de islam, het hindoeïsme en het boeddhisme. Dit overzicht biedt meer concrete informatie over deze traditionele godsdiensten. 2. Jodendom a. Ontstaan Het jodendom is ontstaan in het Nabije-oosten, temidden van verscheidene andere culturen en geloofsovertuigingen. Israël was een gebied tussen grootmachten (Egypte, Babylonië, …) en werd meermaals overheerst door andere landen. Opmerkelijk is dat het joodse volk, omgeven door volkeren die polytheïstische godsdiensten aanhingen (dit wil zeggen volkeren die meerdere goden vereerden) toch altijd bleef vasthouden aan de ene God die ze weergaven als JHWH. b. Godsvoorstelling De joden interpreteren hun geschiedenis als een heilsgeschiedenis, dit wil zeggen een geschiedenis naar Gods plan. God heeft het joodse volk uitverkoren en treedt bevrijdend op doorheen de geschiedenis van dit volk: God heeft een verbond gesloten met Abraham en Mozes, heeft het joodse volk uit de slavernij in Egypte bevrijd en heeft het een land toegewezen. God wordt in het jodendom voorgesteld als een 'ethisch geïnspireerde God'. Hij openbaarde de Tora (Wet) waarin de leefregels voor het joodse volk staan. Als men deze geboden en verboden in acht neemt, houdt men zich aan Gods wet. Centraal in de wet staan de tien geboden die na de bevrijding uit Egypte aan Mozes geopenbaard werden. Overigens staan in het boek Leviticus een groot aantal reinheidsvoorschriften waarbij onreinheden zoals o.a. bloed, niet koosjer eten, varkens, enz… vermeden moeten worden. In de eerste bachelor bestudeer je het geloof, de rituelen, de gewoonten, de heilige wetten en andere aspecten van het jodendom in de cursus Inleiding wereldgodsdiensten . In de masteropleidingen (tweede licentie of de master in de gespecialiseerde studies in de godgeleerdheid en de godsdienstwetenschappen) volg je de cursus judaism waar het jodendom meer in detail bestudeerd wordt. c. Heilig boek Het Heilig boek van de joden, de TeNaK, bestaat uit drie delen. De Tora (Wet) omvat de vijf oudste boeken die handelen over de wet van God. De boeken beschrijven het verbond van God met het joodse volk en de afkondiging van de wet op de berg Sinaï met Mozes. Van latere datum zijn de Profeten (Nevi'im) waarin profeten als Jesaja, Jeremia en Ezechiël optreden. Het laatste deel omvat de Geschriften (Ketuvim) waarin o.a. de Psalmen, het boek Job, Prediker en andere staan. Het Oude Testament van de christelijke bijbel komt in grote lijnen overeen met de TeNaK of Hebreeuwse bijbel. d. Een tekst uit de TeNaK "Onderhoud de sabbat: die moet heilig voor u zijn, zoals de Heer uw God heeft geboden. Zes dagen kunt u werken en al uw arbeid verrichten, maar de zevende dag is de sabbat voor de Heer uw God" (Dt 5, 12-14a). e. De holocaust In de eerste eeuwen van het christendom heeft de kerk ontegensprekelijk fouten begaan ten aanzien van joden. Verscheidene anti-joodse theologische ideeën resulteerden in een verachting en vervolging van joden. Men ontnam joden het recht om jood te zijn en beoogde een bekering. Een direct verband suggereren tussen het anti-judaïsme (= jodenhaat) van de eerste eeuwen van het christendom met de holocaust tijdens de Tweede Wereldoorlog is echter onjuist. Tijdens de holocaust werden onder de nazi's niet alleen joden, maar - minder massaal - ook zigeuners, Polen, Russen en mensen met een handicap vermoord. Dit toont aan dat de haat tijdens de holocaust niet uitsluitend te vinden is in de lange geschiedenis van traditionele jodenhaat. Het christendom is met zijn anti-judaïsme geen voldoende voorwaarde om de radicale vernietigingsacties van de holocaust te verklaren. Enerzijds mag men de holocaust niet exclusief en rechtstreeks verstaan vanuit de historische christelijke jodenhaat, maar anderzijds is de holocaust niet te begrijpen zonder het anti-judaïsme van het christendom te kennen. f. Post-holocaust theologie Prangende theologische vragen na de holocaust waren onder andere de volgende: Waarom liet God de holocaust toe bij het "uitverkoren volk"? Hoe moeten we God na de holocaust zien? Welke rol speelde het christendom in de holocaust? Hoe gaat het christendom met de gebeurtenis van de holocaust om? Hoe verhoudt het christendom zich ten opzichte van het jodendom na de holocaust? Hoe moeten joden en christenen na de holocaust met elkaar dialogeren? Deze vragen maken deel uit van de post-holocaust theologie. Verscheidene theologen zochten een antwoord op de vraag waar God was tijdens de gruwelijke uitroeiing van de joden. Sommige theologen besluiten dat de holocaust deel uitmaakt van de wil van God. God leidt de geschiedenis van de mens en ook de holocaust moet in deze geschiedenis een betekenis hebben. God laat kwaad toe om een beslissende wending in de geschiedenis te realiseren die op langere termijn alleen maar goede gevolgen heeft. Andere theologen besluiten dat God zoals hij in de joods-christelijke traditie verstaan wordt de holocaust niet zou toelaten. Dat de holocaust gebeurde, is een feit. Hun conclusie luidt dan ook dat God zoals hij gezien wordt in de joods-christelijke traditie niet kan bestaan. Er zijn ook theologen die stellen dat God groter is dan het kwaad. Wij als mens moeten beseffen dat we niet op God moeten roepen als alles verkeerd gaat, maar dat God op ons roept! In Auschwitz roept God ons om onze verantwoordelijkheid op te nemen en Hitler geen overwinning te geven. We moeten mensen in hun anders-zijn respecteren en allerhande vormen van racisme en discriminatie vermijden. De post-holocaust theologie is een erg belangrijk onderdeel in de interreligieuze dialoog tussen het jodendom en het christendom. Hoe moeten beide godsdiensten met elkaar omgaan na de spanningen en gruweldaden uit het verleden? Deze problematiek komt aan bod in het college Christendom en jodendom. 3. Christendom a. Oorsprong De benaming christendom is afgeleid van Jezus Christus. Jezus werd geboren in Bethlehem in Judea, vermoedelijk tussen 6 en 4 voor Christus als zoon van een vroom joods echtpaar, Maria en Jozef. Hij groeide op in Nazareth in Galilea, bleef onbekend tot zijn dertigste jaar en trad dan openbaar op om zijn opvattingen publiekelijk te maken. Informatie over Jezus' kindertijd vinden we daarom bijna niet (slechts in de kindheidsevangelies van Matteüs en Lucas vinden we - vermoedelijk niet historische - informatie over zijn kindertijd). Alle bijbelse en buitenbijbelse bronnen die over Jezus handelen, betreffen de periode waarin hij openbaar optrad. Jezus trok rond met een groep volgelingen om te preken, te onderwijzen en om zieken te helpen. Hij kondigde de komst van Gods rijk aan en spoorde de mensen aan om berouw te tonen voor hun zonden. Zijn leer botste met overtuigingen van gezaghebbende politieke leiders die Jezus als bedreiging ervoeren. Na één jaar (volgens de synoptische evangeliën) of na drie jaar (volgens het evangelie van Johannes) beëindigde men Jezus' optreden: hij werd veroordeeld en gekruisigd. Na zijn dood waren het de apostelen die zijn leer verder verkondigden. Vanaf de apostelen en in de tijd van de vroege kerk groeide Jezus' leer uit tot een godsdienst met rituelen en symbolen. Jezus' verkondiging groeit uit tot het christendom, een godsdienst die zich wereldwijd zou verspreiden. b. Heilig boek De christelijke bijbel omvat het Oude en het Nieuwe Testament. Het Nieuwe Testament handelt voornamelijk over Jezus (de evangeliën van Matteüs, Marcus, Lucas en Johannes), de verrijzenis (Handelingen), de vroege kerkgemeenschappen (de brieven van Paulus) en het komende Rijk (Apocalyps). De volgorde van de boeken in het Nieuwe Testament weerspiegelt de chronologie van hun ontstaan niet. De oudste nieuwtestamentische geschriften zijn de brieven van Paulus waarvan de oudste brief in 50 geschreven is. Het Oude Testament van de christenen komt in grote lijnen overeen met de Tenak van de joden omdat het christendom binnen de joodse context vorm gekregen heeft. c. Een fragment uit de bijbel "In het begin was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. Dit was in het begin bij God. Alles is door Hem geworden en zonder Hem is niets geworden van wat geworden is" (Joh 1,1-3). d. Godsvoorstelling In het christendom is er één God die als een drie-eenheid aanzien wordt. God is de Vader die liefde geeft (deze visie ontstond door het exemplarische gebed van Jezus tot de Vader), de Zoon die liefde ontvangt en de Heilige Geest die deze twee met elkaar verbindt. Jezus wordt beschouwd als de incarnatie van God in menselijk gedaante. Hij verbindt het menselijke met het Goddelijke. Deze trinitaire godsvisie wordt onder andere bestudeerd in het vak systematische theologie in het onderdeel Dogmatische theologie: christologie en triniteit . Dit godsbeeld is het resultaat van concilies waar men debatteerde over de goddelijkheid en de menselijkheid van Jezus (over zijn twee naturen), over de Heilige Geest en andere aspecten van het christelijk geloof. In het hedendaagse lied: "If God had a name" stelt Joanna Osborn zich vragen over God. Hoe moeten we ons God voorstellen? Is hij misschien iemand onder ons? Is hij misschien de vreemde die we ontmoeten op de bus? Hoe zou God eruit zien als hij een gezicht zou hebben? ONE OF US EEN VAN ONS If God had a name, what would it be? And would you call it to his face if you were faced with Him in all His glory? What would you ask if you had just one question? Als God een naam had, hoe zou die zijn? En zou je Hem zo aanspreken Als je tegenover Hem in al Zijn glorie zou staan Wat zou je vragen als je één vraag mocht stellen And yeah, yeah, God is great. Yeah, yeah, God is good. Yeah, yeah, yeah, yeah, yeah. What if god was one of us, just a slob like one of us, just a stranger on the bus trying to make his way home? En yeah, yeah God is groot En yeah, yeach God is goed Yeah, yeah, yeah, yeah, yeah. Wat als God één van ons was Gewoon een sukkel als wij Gewoon een vreemde op de bus Die tracht thuis te raken If God had a face what would it look like? And would you want to see if seeing meant that you would have to believe in things like heaven and in Jesus and the saints and all the prophets? Als God een gezicht had, hoe zou dat eruit zien En zou je het willen zien Als dat zou betekenen dat je ook moet geloven In dingen zoals de hemel en Jezus en de heiligen En alle profeten? And yeah, yeah, God is great. Yeah, yeah, God is good. Yeah, yeah, yeah, yeah, yeah. What if god was one of us, just a slob like one of us, just a stranger on the bus trying to make his way home? Just trying to make his way home, En yeah, yeach God is groot En yeah, yeach God is goed Yeah, yeah, yeah, yeah, yeah. Wat als God één van ons was Gewoon een sukkel als wij Gewoon een vreemde op de bus Die tracht thuis te raken Iemand die gewoon tracht thuis te raken back up to heaven all alone. Nobody calling on the phone, 'cept for the Pope maybe in Rome. Yeah, yeah, God is great. Yeah, yeah, God is good. Yeah, yeah, yeah, yeah, yeah. What if god was one of us, just a slob like one of us, just a stranger on the bus trying to make his way home just trying to make his way home, just like a holy rolling stone? Back up to heaven all alone, just trying to make his way home. Nobody calling on the phone, 'cept for the Pope maybe in Rome. Terug naar de hemel helemaal alleen Niemand die Hem opbelt Behalve de paus uit Rome misschien En yeah, yeach God is groot En yeah, yeach God is goed Yeah, yeah, yeah, yeah, yeah Wat als God één van ons was Gewoon een sukkel als wij Gewoon een vreemde op de bus Die tracht thuis te raken Iemand die gewoon tracht thuis te raken Zoals een heilige Rolling Stone Terug naar de hemel helemaal alleen Gewoon tracht thuis te raken Niemand die Hem opbelt Behalve de paus uit Rome misschien. e. Ons cultureel erfgoed Hoewel het christendom in ons post-moderne tijdperk niet meer dé religie bij uitstek is, zijn er in onze huidige cultuur verscheidene elementen vanuit bijbelse traditie aanwezig. Kerkgebouwen, kapelletjes, kunstwerken, rituelen zoals het doopsel, de eerste communie, het vormsel, het kerkelijk huwelijk en de uitvaart geven blijk van ons christelijk erfgoed. In het alledaagse leven neemt religie bij vele mensen een minder evidente plaats in, maar bij diepte(bijvoorbeeld een geboorte van een kind) en grenservaringen (bijvoorbeeld het overlijden van een dierbaar iemand) beroepen vele mensen zich nog steeds op bijbelse rituelen. 4. Islam a. Ontstaan De islam is ontstaan in Mekka, temidden van vele Arabische stammen en temidden van joden en christenen die een belangrijke invloed hadden op het ontstaan van de islam. De belangrijkste figuur en stichter van de islam is Mohammed. Het woord islam is niet gegeven naar een stichter zoals het boeddhisme zijn naam ontleent aan Gotama Buddha of het christendom genoemd is naar Jezus Christus. Het Arabisch woord islam is afgeleid van de Arabische wortel S-L-M en betekent zich onderwerpen aan Allah, de enige God. Een moslim, afgeleid van het voorzetsel mu + de wortel S-L-M , betekent diegene die zich onderwerpt aan de Allah. b. Heilig boek Het heilig boek van de islam is de koran. De koran bestaat uit lofzangen die door Mohammed in Medina en Mekka tussen 610 en 632 na Christus zijn neergeschreven. De koran schijnt volgens wetenschappelijk onderzoek pas na de dood van Mohammed voltooid te zijn. Het heilig boek vertoont vele referenties naar personen uit de joodse en de christelijke godsdienst. Abraham, Mozes, David, Jezus et cetera zijn belangrijke profeten voor de islam. Daarom beschouwen de moslims naast de koran ook de thora, het boek Psalmen en het Nieuwe Testament als heilige boeken die de boodschap van Allah bevatten. Volgens fundamentalisten hebben deze boeken in de loop van de eeuwen aanpassingen ondergaan en zijn ze niet meer zuiver het woord van Allah. Volgens hen is alleen de koran het zuivere geloofsboek van de moslims. c. Een soera (vers) uit de koran "Zeg: Wij geloven in Allah en wat tot ons is geopenbaard en wat is gesproken tot Abraham, Ismaël, Izaak en Jacob en de stamvaders, en aan wat gezegd werd tot Mozes en Jezus, en aan wat gebracht werd tot de profeten vanwege hun Heer, zonder dat wij onderscheid maken tussen een van hen, en terwijl wij Hem overgegeven zijn" (uit soera 2). d. Godsvoorstelling De islam beleidt één God Allah en Mohammed is zijn eindprofeet. Vermits Allah de koran aan Mohammed dicteerde, moet de koran heel letterlijk opgevat worden om het woord van Allah te volgen. God moet nadrukkelijk vereerd worden door middel van rituele gebeden. De mens wordt beoordeeld op zijn daden en bij de dood volgt er een laatste oordeel en een opstanding uit de dood. e. Geloof De geloofsartikels van de islam zijn : geloof in één God geloof in engelen als dienaren van Allah geloof in de heilige boeken als woord van Allah geloof in de profeten waarvan Mohammed de laatste was geloof in het leven na de dood en het Laatste Oordeel geloof in predestinatie; goddelijke voorbestemming hoewel de mens ook een vrije wil heeft. Voorbestemdheid en vrije wil vormen een complexe materie binnen de islam. f. Gebed Het gebed in de islam vindt vijf keer per dag plaats op geregelde tijdstippen. Deze tijdstippen zijn: de vroege ochtend (Fajr), de middag (Zuhr), het midden van de namiddag (Asr), bij zonsondergang (Magrib) en in de late nacht (Isha). Het ritme van de gebeden bepaalt het ritme van de dag. Er bestaan diverse websites waarin men de gebedstijden voor alle landen en woonplaatsen kan opvragen. Bekijk bijvoorbeeld de gebedstijden voor Leuven, België. Moslims kunnen bijna overal bidden: op kantoor, op de universiteit, thuis, in de moskee,… Het gebed wordt bij voorkeur in groep gebeden. De sociale implicatie van het gebed is de fundamentele gelijkheid van alle mensen wanneer zij voor het aangezicht van God staan. g. Het reciteren van de koran De islam kent een verbod op het maken van beelden. Waarschijnlijk is dit de reden dat de kunst van de Arabische kalligrafie en de kunst van het reciteren van koranteksten zo'n belangrijke plaats in de islam inneemt. Bij het reciteren van teksten uit de koran dient men de regels van de voordracht in acht te nemen. Er bestaan wedstrijden recitatie op nationaal en internationaal niveau om voornamelijk jongeren te stimuleren zich te bekwamen in deze kunst. In de kunst van het reciteren bestaan er beroemdheden die erg populair zijn onder de moslims. Op het internet kan je luisteren naar koranrecitatie (de titels in het blauw zijn aanklikbaar). 5. Hindoeïsme a. Ontstaan Het hindoeïsme heeft in tegenstelling tot de vier andere wereldgodsdiensten geen Schepper. Het is vanaf 1500 voor Christus gegroeid uit plaatselijke religies van het Indogermaans volk dat India binnenviel. Deze Ariërs waren bekend met de religies van de oude Grieken, Romeinen en Germanen. Ze kenden een kastensysteem met drie kasten. Onder de goden speelde de moedergodin een belangrijke rol. Het kastensysteem en de moedergod vinden we in het hindoeïsme terug. Het kastensysteem is een allesomvattend systeem dat maatschappelijke zaken zoals beroep, huwelijk, omgang met mensen vastlegt. De bovenste klasse is die van de priesters of de Brahmanen, de onderste kaste noemt men deze van de onaanraakbaren. Officieel is het kastensysteem in India afgeschaft, maar in praktijk bestaat het nog. b. Godsvoorstelling Vanaf ca. 1200 voor Christus staan drie goden centraal: Brahma, Sjiva en Visnu. Brahma is de schepper die afgebeeld wordt met vier hoofden die een getuigenis zijn van zijn grote kennis. Hoewel Brahma een prominente functie heeft, wordt deze God opvallend weinig vereerd en staat er in gans India slechts één tempel die aan Brahma is gewijd, in Pushkar. Sjiva is de vernietiger die heerst over leven en dood in de wereld. Visnu is de beschermer die vrede en orde in de wereld herstelt. Hij komt voor in verschillende gedaanten waarvan Rama en Krisjna de meest geliefde zijn. Het blijkt duidelijk dat het hindoeïsme een complexe godsvoorstelling geeft. Onder invloed van de islam en het christendom is er een neiging om alle goden als element van de ene absoluut opgevatte god Brahma te beschouwen. In die zin zou het hindoeïsme een monotheïstische godsdienst zijn waarbij de vele goden slechts verschillende facetten van de ene ware God weerspiegelen. Hindoes gaan niet op een bepaalde dag in de week naar de tempel om gezamelijk te bidden en de goden te vereren. De tempels zijn altijd open voor de gelovigen, maar worden weinig bezocht. Slechts op religieuze feestdagen is er een massaal bezoek aan de tempel. Het gewone dagelijkse ritueel wordt thuis uitgevoerd op een willekeurig tijdstip. Alle hindoes hebben een beeld(je) van een godheid thuis. De hindoe gelooft erin dat de ziel van de godheid in het beeldje zit. Offers zijn dan ook bedoeld als voedsel voor de godheid. Deze nuttigt op abstracte wijze het geofferde voedsel. Het materiële voedsel dat overblijft, wordt na de offergave aan de armen of de dieren gegeven. Overigens wordt de godheid behandeld alsof hij een menselijk wezen was. 's Ochtends wordt hij met muziek gewekt, hij wordt voorgelezen, gewassen, aangekleed, versierd, gevoed, et cetera. c. Heilig boek De oudste heilige schriften: de veda's (heilige wetten) dateren van iets voor 1200 voor Christus en zijn onderverdeeld in vier boeken waarvan de Rig Veda de oudste is. De kern bestaat uit een aantal gebeden en een beschrijving van de rituelen die door de priesters nauwgezet moeten worden uitgevoerd. De Ayur Veda bevat de tekst van leven en gezondheid waarop de Ayurvedische wetenschap in India gebaseerd is. Het principe van deze wetenschap is dat lichaam en geest in verhouding tot elkaar moeten staan en bij ziekte de harmonie door middel van kruiden hersteld moet worden. Vanaf 1200 voor Christus ontstaan er nieuwe filosofische geschriften, de Upanishaden. De Upanishaden zijn een schriftelijke neerslag van filosofische denkers (guru's of leraars genoemd) die zich bezig hielden met filosofische problemen over leven en dood, het goddelijke, het hiernamaals enzovoort. De belangrijkste gedachte is de idee dat het goddelijke alles en iedereen doordringt, in alles en iedereen aanwezig is. Dit goddelijke wordt Brahman genoemd. Omstreeks 500 na Christus ontstaat de Bhagavad gita, een populair epos over de strijd van Krishna, een gedaante van Visnu. d. Fragment uit een Heilig boek "In overeenstemming met zijn handelwijze, in overeenstemming met zijn gedrag, zo wordt iemand. Die goed doet, wordt goed. Die slecht doet, wordt slecht ..." (uit de Rig Veda). 6. Boeddhisme a. Ontstaan Het boeddhisme is ontstaan als hervorming van het hindoeïsme. Het complexe godensysteem, de heilige boeken en het kastensysteem zijn in het boeddhisme niet aanwezig. Het nirvana of de eindbestemming in de kringloop der wedergeboorten kan op eigen krachten doorbroken worden zonder genade van een God of goden. Hierdoor wordt het boeddhisme vaak niet beschouwd als een godsdienst, maar als een religie. In tegenstelling tot het hindoeïsme, ligt er aan de basis van het boeddhisme een stichter: Siddharta Gautama. Meer dan 2600 jaar geleden werd hij geboren. Hij groeide in een paleis in rijkdom en afgezonderd van de wereld op. Van ouderdom, ziektes, lijden, sterfte enzovoort werd hij afgeschermd. De overlevering vermeldt dat Gautama op enkele uitstappen achtereenvolgens een oude man, een zieke, een dode en een asceet tegenkwam. Deze ervaringen deden hem nadenken over de aard van het leven. Op 29jarige leeftijd besloot Gautama zich terug te trekken en zijn lichaam te onderwerpen aan zware beproevingen. Na zes jaar strenge ascese was zijn lichaam totaal uitgeput. Hij begon te mediteren en bereikte na een periode van 49 dagen eenzame meditatie de verlichting: zo werd hij de Boeddha, wat 'de ontwaakte' of 'de verlichte' betekent. Hij verkondigde zijn leer mondeling aan monniken. b. Leer Boeddha ontdekte dat er vier dingen in het leven als een paal boven water staan. Deze vier elementen worden de vier edele waarheden genoemd. Het leven is een lijdensweg: "Alles is lijden". Dit impliceert dat lijden verder reikt dan wat wij als lijden aanduiden zoals dood, ouderdom, ziekte, aftakeling et cetera. De uitspraak "alles is lijden" wijst op het inzicht dat alles vergankelijk, tijdelijk is. De oorzaak van ons lijden is de begeerte waaraan we moeilijk kunnen verzaken en waardoor de mens aan de vergankelijke wereld gehecht is. Door middel van de vijf zintuigen kleeft de mens aan de vergankelijke werkelijkheden. Dit is de oorzaak van alle lijden. Iedereen kan en moet dit verlangen overwinnen. Hiervoor moet de begeerte naar het vasthouden aan wereldse dingen overwonnen worden, maar vooral de ik-waan dient uitgeroeid te worden. De belangrijkste lijdensoorzaak is het illusoire ik-bewustzijn. De uitschakeling van dit illusioire ik-bewustzijn is de voorwaarde tot het hoogste geluk. Het middel daartoe is het achtvoudige pad waarop Boeddha wees. Het achtvoudige pad geeft een richtlijn voor het leven: (1) juist zien (2) juist denken (3) juist spreken (niet liegen) (4) juist handelen (niet stelen, niet doden) (5) juist levensonderhoud (6) juiste inspanning (wilskracht, inspanning) (7) juist bewustzijn (kennen van drijfveren) (8) juiste concentratie/meditatie. Centraal staat de filosofie dat het bestaan vergankelijk en illusoir is. Hierdoor moeten mensen loskomen van de materiële wereld en geestelijk het nirvana proberen te bereiken. Wie het nirvana bereikt, beleeft enerzijds een toestand van volheid en anderzijds ook van volledige leegte. c. Heilig boek Het boeddhisme is een 'godsdienst' zonder geopenbaarde boeken. Boeddha verkondigde zijn leer mondeling aan monniken. In een latere tijd werden zijn inzichten neergeschreven en in kloosters bewaard. Vele van de teksten zijn echter verloren gegaan, waardoor een studie naar de oorspronkelijke leer erg moeilijk is. d. Een fragment uit een boeddhistisch schrift "En dit is de edele waarheid van het opheffen van het leed: het is het opheffen van de begeerte, zodat er geen hartstocht meer is. En dit is de edele waarheid van de weg die leidt naar het opheffen van het leed. Het is het edele achtvoudige pad" (uit de Theravada, Boeddha's preek te Benares). e. Enkele boeddhistische passages Umon, Zenmeester in de 10e eeuw, vatte Zen als volgt samen: Als je loopt, loop dan. Als je zit, zit dan en wiebel vooral niet. Uitspraak van Boeddha: Alles berust op de geest, wordt geleid door de geest, wordt gevormd door de geest. Als je spreekt en handelt met een verontreinigde geest, dan zal lijden je volgen, zoals de wielen van een ossewagen de stappen van de os volgen. Alles berust op de geest, wordt geleid door de geest. Als je met een zuivere geest spreekt en handelt, dan zal geluk je volgen, zoals een schaduw zich aan een vorm hecht. Tekst van een groot Japans Zenmeester, 1200-1254 De Boeddha-weg bestuderen is het zelf bestuderen. Het zelf bestuderen is het zelf vergeten. Het zelf vergeten is verlicht worden door de tienduizend dharma's is het verwijderen van de barrières tussen zichzelf en anderen. B. Nieuwe religieuze bewegingen 1. Wicca a. Wat is Wicca? Wicca is een ervaringsgodsdienst wat impliceert dat deze beweging geen dogma's (of leerstellingen) kent zoals vele andere religieuze bewegingen. Er is geen openbaring geweest waardoor er geen enkel onfeilbaar wiccageschrift bestaat dat de rechte leer verkondigt. Een gevolg hiervan is dat wicca's, naast een aantal gemeenschappelijke overtuigingen, verschillende opvattingen hebben. Het woord wicca en het engelse woord witch gaan terug op het Oud-Engelse wicce (heks) en wicca (tovenaar). Deze woorden stammen af van het Indo-Europese weik dat 'waarzeggerij' of 'toverij' betekent. De natuurreligie wicca boekt de laatste jaren zeer veel succes over de ganse wereld omdat deze beweging op diverse behoeften van de hedendaagse mens inspeelt: Wicca speelt in op de individualiseringstendens zoals we deze aantreffen in onze maatschappij: de mens mag zelf op moreel niveau bepalen wat kan en mag en wordt niet verstikt door dogma's of door een autoritaire macht. Wicca speelt in op het milieubewustzijn: de natuur wordt als goddelijk ervaren en mag daarom niet gemanipuleerd worden. Respect voor de natuur is een basisprincipe. Wicca speelt ook in op de spirituele, emotionele en verbeeldingrijke behoefte van de mens. Het is een tegenbeweging die de intensiteit van magische ervaringen en rituelen verbindt aan het verhevene van een religie zonder de eis om bepaalde opvattingen van een autoriteit over te nemen. Wicca werd voornamelijk populair in de jaren 50-60 door het opkomende feminisme. Bij aanvang is hekserij dan ook een protest tegen de dominante mannenwereld, maar na enige tijd komt er een betekenisverschuiving: hekserij staat voor kennis, macht, kracht, wijsheid, sterkte en onafhankelijkheid. Het belang van de vrouw blijkt voornamelijk op vlak van het goddelijke: er wordt zowel een god als een godin vereerd. b. Wat is wicca niet? De term hekserij kan allerlei associaties losmaken in verband met satanisme en duistere praktijken. De bewering dat hedendaagse heksen satan aanbidden is fout. De ethiek van het satanisme en deze van wicca zijn immers niet verenigbaar met elkaar: principes zoals wraak en het recht van de sterkste zijn wezensvreemd voor een wicca. c. Ethiek Wicca's volgen één leefregel die vanuit de rede vorm krijgt: "Doe wat je wilt, mits het geen ander schaadt". Het doen wat je wilt, betekent je ware wil volgen en betekent geenszins dat je willekeurig mag handelen. Wanneer je de rede volgt, kom je onoverkomelijk in contact met dilemma's. Het opnemen van je verantwoordelijkheid is dan het belangrijkste principe om een keuze te maken die goed is voor jezelf en je medemens. De idee dat keuzes maken voor ieder mens even moeilijk is en iedereen verantwoordelijk is voor zijn daden, stelt alle mensen fundamenteel gelijk. d. Godsbeeld Moderne heksen hebben een "duo-theïstisch" godsbeeld: ze vereren zowel een god als een godin. Dit polariteitsprincipe of principe van tweeledigheid is specifiek voor de wicca: het houdt in dat er een soort twee-eenheid bestaat tussen het mannelijke en het vrouwelijke aspect waardoor er een harmonie heerst. Deze polariteit weerspiegelt zich op verschillende gebieden in de natuur (voorbeelden: opbouwende en vernietigende krachten, licht en donker, warm en koud), in de mens (man en vrouw) en ook op goddelijk vlak (god en godin). Het polariteitsprincipe impliceert dat het mannelijke en het vrouwelijke, de god en de godin gelijkwaardig zijn. Deze goden worden beschouwd als echte, absolute wezens met wie contact kan worden gezocht via verschillende methoden. Zowel de materiële als de immateriële wereld worden door de wicca als goddelijk beschouwd. De onzichtbare wereld wordt bereikbaar door training van de geest om op deze manier zichzelf te verbinden met de god en de godin. Training bestaat uit meditatie, concentratie, ontspanning en visualisatie. Pas nadat men deze vaardigheden onder de knie heeft, kan men proberen de immateriële wereld te bereiken. e. Magie In wicca is een centraal begrip magie: dit is de wetenschap van het veranderen van de wereld overeenkomstig de wil. Het element van de wil is erg belangrijk omdat magie enorm veel energie vraagt. De menselijke geest is bron van alle magie. Het is een techniek die een wicca inschakelt als hij iets voor mekaar wil krijgen. Wicca-magie is aarde-gericht en beoogt goede dingen voor de wereld, de natuur en de mens. De resultaten van magie komen niet met een bliksemflits tot stand, maar wel via de normale wegen van het leven die ook als toeval gezien kunnen worden.