Ookjij kan meebeslissen - Docentenhandleiding Ookjij kan Meebeslissen Een programma over politiek en staatsinrichting Ookjij kan meebeslissen 1 2 Ookjij kan meebeslissen Ookjij kan Meebeslissen Docentenhandleiding Een programma over politiek en staatsinrichting Ookjij kan meebeslissen 3 4 Ookjij kan meebeslissen Ookjij kan meebeslissen - Docentenhandleiding Inhoudsopgave 1: Verantwoording 6 2: Programma voorbereiding 10 3: Lesinstructies per hoofdstuk 14 Werkbladen 1: Politieke thema’s 40 2: Kaart van Nederland 41 3: De regering 42 4: Standpunten van politieke partijen in de Tweede Kamer 43 5: De Tweede Kamer 44 6: Belastingen 45 7: De Gemeente 47 8: De Provincie 50 9: De Europese Unie 51 10: Europese thema’s 52 Bijlagen 1: Politieke onderwerpen 54 2: Welke politieke partijen zitten in de Tweede Kamer? 56 3: Standpunten van politieke partijen in de Tweede Kamer 65 4: Verklarende woordenlijst 76 5: Certificaat van deelname 83 6: Politiek in Nederland Ookjij kan meebeslissen 5 Hoofdstuk 1: Verantwoording Aanleiding voor dit project De Stichting Ookjij.nl, Stichting ZetNet en het Instituut voor Publiek en Politiek willen gezamenlijk aan mensen met een verstandelijke beperking informatie verstrekken over politiek en staatsinrichting. De initiatiefnemers zijn van mening dat deze mensen recht hebben op deze informatie. Zij hopen te bevorderen dat deze mensen zich een politieke mening vormen en gaan stemmen. Meer dan 60.000 mensen uit de doelgroep hebben stemrecht. Toch maken te weinig van hen gebruik van dit recht. De doelgroep heeft een informatie achterstand. Het is gewenst dat ook zij zich bewust worden van het begrip democratie en democratische rechten. De titel van het project ‘Ookjij kan meebeslissen’ maakt duidelijk dat ook mensen met een verstandelijke beperking rechten hebben en mogen meeslissen. Er is ook een gebrek aan kennis en vaardigheden bij ouders, begeleiders en politici op dit gebied, met name in het betrekken van de doelgroep. De bewustwording van politici ten aanzien van de doelgroep moet bevorderd worden. Er is nauwelijks toegankelijk informatie en lesmateriaal beschikbaar, waardoor de doelgroep zich niet zelfstandig kan informeren over dit onderwerp. Hiertoe is het internet programma ‘Ookjij kan meebeslissen’ ontwikkeld. Dit is te vinden op www.ookjij.nl. Het lespakket is bedoeld om samen met de doelgroep de informatie van het internetprogramma verder te verdiepen. 6 Ookjij kan meebeslissen Ookjij kan meebeslissen - Docentenhandleiding 1.2. Doelgroep De internetsite en het lesprogramma ‘Ookjij kan meebeslissen’ is op basis van praktijkervaringen ontwikkeld voor mensen met een lichte of matige verstandelijke handicap. 1.3. Doelstelling • De doelgroep informatie verstrekken, waardoor deze in staat is om als stemgerechtigde burgers zelfstandig te stemmen tijdens de verkiezingen van de gemeenteraad, de Provinciale Staten, de Tweede Kamer en het Europees Parlement. • Ook voor mensen uit de doelgroep die geen stemrecht hebben is het belangrijk om een mening te vormen, om beter op te kunnen komen voor hun rechten. 1.4. Inhoud van het lespakket ‘Ookjij kan meebeslissen’ bevat de volgende onderdelen: Voor de educatief werker: • Stappenplan als programmavoorbereiding • Lessuggesties per hoofdstuk • Tien lesblokken met beschrijvingen van activiteiten • Bijlage ‘Politiek in Nederland’, Instituut voor Publiek en Politiek • Voorbeeld certificaat voor de deelnemers Voor de deelnemers: • Introductie van het programma op Internet • Tien hoofdstukken met illustraties en foto’s • Drie bijlagen met achtergrondinformatie • Tien werkbladen • Overzicht van partijen die in de Tweede Kamer zitten Ookjij kan meebeslissen 7 • Standpunten van partijen die in de Tweede Kamer zitten • Verklarende woordenlijst Voor actuele informatie over politieke thema’s en politieke partijen geeft het Instituut voor Publiek en Politiek (IPP) elke vier jaar voor de verkiezingen van de Tweede Kamer de ‘Verkiezingskrant’ uit. Voor bestellingen en informatie: Instituut voor Publiek en Politiek Prinsengracht 911-915 1017 KD Amsterdam telefoon: 020 - 5217600 fax: 020 - 6383118 email: [email protected] 1.5. Opbouw en werkwijze We gaan uit van een groep van ongeveer acht deelnemers. De hoofdstukken en werkbladen die je wilt behandelen, kopieer je voor de deelnemers. Zorg dat iedereen een map krijgt om deze in te doen. Gebruik het bij de les behorende deel van het internetprogramma ‘Ookjij kan meebeslissen’ op www.ookjij.nl als introductie op de les. Behandel daarna het hoofdstuk of delen daarvan. In de docentenhandleiding staan per hoofdstuk suggesties voor activiteiten en verdiepingsvragen. Onder de titel ‘extra informatie’ krijg je achtergrondinformatie en tips voor aansluitende activiteiten. Bij de hoofdstukken is, waar dat nodig is, achtergrondinformatie over het thema te vinden. 1.6. Didactische uitgangspunten • De informatie wordt concreet, begrijpelijk en zo mogelijk visueel aangeboden. • Bij het geven van informatie wordt aangesloten op de belevingswereld en ervaringen van de deelnemers. • De deelnemers worden gestimuleerd mee te denken. 8 Ookjij kan meebeslissen Ookjij kan meebeslissen - Docentenhandleiding • De te geven informatie wordt gekoppeld aan informatie die al aanwezig is. • Bij de informatieoverdracht en het aanleren van vaardigheden wordt aangesloten op het tempo van de deelnemers. • Vaardigheden worden vertaald naar reeksen van handelingen; dit zijn concrete, overzichtelijke en herkenbare situaties. • Leren door te doen ondersteunt de kennisopname. • Regelmatig wordt nagegaan of de informatie is begrepen. • Herhaling is nodig om het geleerde op termijn te onthouden. • Plezier in het leren is een belangrijk uitgangspunt voor de activiteiten! Ookjij kan meebeslissen 9 Hoofdstuk 2: Programma voorbereiding Aan de educatief werker De educatief werker wordt in dit programma met je aangesproken. Dit is een lespakket met informatie over politiek en staatsinrichting bedoeld voor mensen met een verstandelijke beperking. We spreken in de instructies van ze, wij, deelnemers en cursisten en daarmee bedoelen wij dat het lesprogramma een gezamenlijk avontuur is van de deelnemers en de cursusleider. 1. Stappenplan Maak een stappenplan, houd hierbij rekening met onderstaande punten: a. Organisatie • Bepaal globaal de doelgroep en omschrijf het programmavoorstel. • Breng het programmavoorstel in bij de organisatie en vraag zo nodig om financiële of personele middelen. • Betrek eventueel andere voorzieningen of afdelingen bij de programmavoorbereiding en/of -uitvoering. b. Doelgroep • Bepaal doelgroep, door niveau, kennis en ervaring vast te stellen. Doe dit door met een aantal potentiële deelnemers een gesprek over het onderwerp te voeren. • Stel vast wat de vraag van de doelgroep is en koppel daaraan een doelstelling, werkwijze en activiteitenaanbod. c. Publiciteit en aanmelding • Geef voor de start publiciteit aan het programma door affiches op te hangen en informatie te versturen. • Benader de doelgroep rechtstreeks. Verstuur informatie over het programma en een aanmeldingsformulier. Gebruik eenvoudige teksten en visualiseer de informatie met tekeningen. Herhaal de procedure wanneer er weinig aanmeldingen zijn. • Verstuur ook informatie naar begeleiders, ouders en onderwijsmedewerkers. 10 Ookjij kan meebeslissen Ookjij kan meebeslissen - Docentenhandleiding • Ga indien nodig zelf langs bepaalde woon-, werk- of schoolvoorzieningen om informatie te geven. • Stuur uitnodigingen met daarin de tijd, de locatie en een korte programma-inhoud. d. Locatie • Bepaal welke locatie geschikt is voor het uitvoeren van de activiteiten. Stel vast of een rolstoelvriendelijke locatie nodig is. • Zorg ervoor dat vervoer geregeld wordt. • Zorg voor een computer met internetverbinding. • Zorg voor de benodigde kantoorartikelen, zoals papier, pennen, potloden, stiften, plakband, perforator. • Regel de catering. • Vergroot de afbeelding van Jaap en Lisa uit hoofdstuk 1 en hang deze tijdens de cursus in de lesruimte. e. Gebruik van de lesmap Bij ieder hoofdstuk in de lesmap kan het internetprogramma ‘Ookjij kan meebeslissen’ als inleiding fungeren, dit programma staat op www.ookjij.nl. Jaap en Lisa zijn de hoofdpersonen in de informatie voor de doelgroep. Zij nemen ons mee op het avontuur dat ‘politiek’ heet. Tijdens de verhalen over Jaap en Lisa wordt het thema eenvoudig uitgelegd. In de verhalen met de foto’s wordt het thema verder verdiept. Kopieer de hoofdstukken die je wilt behandelen voor alle deelnemers. Zorg ervoor dat iedereen een map heeft om de bladen in te doen. De hoofdstukken zijn afzonderlijk van elkaar te gebruiken. Bij ieder hoofdstuk zijn verdiepingsvragen toegevoegd om na te gaan of de informatie begrepen is. Bepaal van te voren welke vragen je wilt gebruiken. Vat na afloop van ieder lesblok de informatie kort samen. f. Hoofdstuk 1 Dit is een algemene inleiding. In dit hoofdstuk komen alle onderwerpen die tijdens de cursus worden behandeld aan bod. Gebruik dit hoofdstuk vaker tijdens de cursus om de diverse hoofdstukken in relatie tot elkaar te plaatsen. Ookjij kan meebeslissen 11 g. Programma-inhoudelijk • Het cursistenprogramma, waarbij Jaap en Lisa de politiek ontdekken, legt uit wat de verschillende politieke begrippen betekenen. Tijdens de activiteiten worden de onderwerpen verder verdiept. • De docentenhandleiding bevat bijlagen met informatie over de diverse onderwerpen. In bijlage 6 is achtergrond informatie over politieke onderwerpen opgenomen. 2. Evaluatie Houd tussentijds en aan het eind van de cursus een evaluatie. Deelnemers De volgende punten kunnen aan de orde komen: • Was het plezierig om de cursus te volgen? • Was er voldoende informatie over de onderwerpen? • Is er meer kennis over het onderwerp? • Is er een mening gevormd over politieke onderwerpen? • Weten de cursisten op welke partij zij zouden stemmen. • Kunnen zij zelfstandig stemmen? De educatief werker • Was er voldoende voorbereidingstijd? • Had je voldoende achtergrondinformatie? • Was je in staat om de informatie over te brengen? • Sloot het activiteitenprogramma aan bij het niveau van de deelnemers? • Welke activiteiten sloten goed of juist slecht aan? • Was je in staat om het groepsproces te begeleiden? • Zijn de eerder gestelde doelen gehaald? • Welke onderwerpen moeten worden aangepast? Het is goed om de cursus af te sluiten met een herhaling van Hoofdstuk 1. 12 Ookjij kan meebeslissen Ookjij kan meebeslissen - Docentenhandleiding Geef na afloop van de cursus de deelnemers een certificaat als bewijs van deelname (bijlage 5). Wij wensen je veel succes bij het geven van de cursus! Ookjij kan meebeslissen 13 Hoofdstuk 3: Lesinstructies per hoofdstuk Les 1. Welkomstwoord en kennismaking Werkblad 1: politieke thema’s Doelen • De deelnemers maken kennis met elkaar. • De deelnemers krijgen uitleg over doel, inhoud en werkwijze van het programma. • De deelnemers weten wat politieke thema’s zijn. Activiteitensuggesties 1. Welkomstwoord. Tijdsduur 10 minuten Geef uitleg over doel, inhoud en werkwijze van het programma. Neem huishoudelijke zaken door, denk hierbij aan de koffiepauze en rookafspraken. 2. Kennismaking en inventarisatie doelen. Tijdsduur 20 minuten Maak een kennismakingsrondje en laat iedereen iets over zichzelf vertellen. Vraag waarom ze meedoen aan het programma en wat de verwachtingen zijn. Help het doel te omschrijven en doe dit zelf ook, zodat deze gegevens beschikbaar zijn voor de evaluatie later. 3. Het benoemen van politieke thema’s. Tijdsduur 20 minuten Vraag wat politieke onderwerpen zijn. Deel werkblad 1 uit en laat uitleggen wat er op te zien is. De meeste thema’s komen terug in de informatiebladen van komende lesblokken. 4. Deel de map uit waarin de deelnemers hun lesbladen kunnen opbergen. 5. Geef de deelnemers het voorblad van de map. Vertel dat ze tijdens de cursus meer te weten komen over hoe alles in Nederland is georganiseerd. 6. Bespreek de tekening van Jaap en Lisa. Tijdsduur 5 minuten 14 Ookjij kan meebeslissen Ookjij kan meebeslissen - Docentenhandleiding Verdiepingsvragen • Wat is een mening? • Heeft iedereen een eigen mening? Neem een onderwerp waarover je ieders mening vraagt. • Wat gebeurt er als iedereen door elkaar praat? • Wat gebeurt er als iedereen door elkaar zijn mening roept? Les 2. Wetten en regels Werkblad 2: kaart van Nederland Werkblad 3: De regering - politieke stellingen Doelen • Inzicht krijgen in de wijze waarop Nederland wordt bestuurd. Toelichting Het is belangrijk om te weten hoe alles wat er in je land gebeurt wordt georganiseerd. En dat je daar invloed op kunt uitoefenen. Als er verkiezingen komen is het goed te weten hoe je er zelf mee te maken hebt. Daarom wordt het thema hier in het totaalbeeld geplaatst van de Nederlandse democratie en haar bestuursvormen. Activiteitensuggesties 1. Werkblad 2: Kaart van Nederland bespreken. Tijdsduur 20 minuten Bespreek met de deelnemers de kaart van Nederland. Vraag waar Den Haag ligt. Laat de eigen provincie inkleuren. 2. Werkblad 3: Politieke stellingen bespreken. Tijdsduur 30 minuten Bespreek met de deelnemers de politieke stellingen, vraag waar ze het mee eens zijn. Laat deze stelling aankruisen. Vraag daarna waar ze het oneens mee zijn. Bepaal samen wat de belangrijkste stelling is. Ookjij kan meebeslissen 15 Verdiepingsvragen • Jaap ruimt niet vaak zijn kamer op. Wat vindt Lisa daarvan? • Stel je voor dat iedereen doet waar hij zelf zin in heeft. Wat gebeurt er dan? • Moet je alles zelf doen? • Is één vuilniswagen genoeg voor het vuilnis van het hele land? • Hoeveel mensen wonen er in Nederland? • Wat is een regel? • Waarom zijn regels nodig? • Wat betekent het woord ‘democratie’? • Wat betekent ‘beslissen’? • Wat is een mening? • Heeft iedereen een eigen mening? • Wat gebeurt er als iedereen door elkaar praat? • Hoe kun je met heel veel mensen toch afspraken maken? • Wat zijn ‘verkiezingen’? • Wat is een ‘regering’? • Wat is een ‘minister’? • Welke ministers ken je? • Over welke onderwerpen maken ministers wetten? • Waar ligt Nederland? • Wat is een land? • Wat is een werelddeel? • Wat is Europa? • Zijn alle landen even groot? • Spreken ze in alle landen Nederlands? • Heeft ieder land een eigen taal? • Wat is de ‘Europese Unie’? • Hoeveel landen zijn bij de Europese Unie aangesloten? • In welke plaats werkt de Nederlandse regering? • Wat is de Tweede Kamer? • Waar is Het Binnenhof? • Wat zijn ‘wetten’? 16 Ookjij kan meebeslissen Ookjij kan meebeslissen - Docentenhandleiding • Voor wie zijn wetten bestemd? • Wat is de eerste wet? • Plannen en regels uitvoeren kost geld. Waarom? • Hoe komt de regering aan geld? • Wie moet belasting betalen? • Moet iedereen evenveel belasting betalen? • Wat is een provincie? • Hoeveel provincies zijn er? • In welke provincie woon je? • Ken je nog andere provincies? • Wat is een gemeente? • Is een gemeente groter of kleiner dan een provincie? • In welke gemeente woon je? • Ken je andere gemeenten? • Wie haalt de troep van Jaap op? • Wie haalt jouw troep op? Les 3. Wat is politiek? Werkblad 4: Standpunten van politieke partijen in de Tweede Kamer. Bijlage I: Standpunten bij de verkiezingen van de politieke partijen die in de Tweede Kamer zitten. Bijlage II: Achtergrondinformatie van de partijen die nu in de Tweede Kamer zitten (2010). Doelen • Kennis hebben van politieke thema’s. • Inzicht krijgen in de standpunten van politieke partijen. • Voorkeur ontwikkelen voor een bepaalde partij. • Weten welke partijen er in de Tweede Kamer zitten. Ookjij kan meebeslissen 17 Activiteitensuggesties 1. Politieke partijen Tijdsduur 30 minuten Vraag de deelnemers welke politieke partijen ze kennen. Schrijf de namen van deze partijen op het bord. Deel het blad uit met de partijen die in de Tweede Kamer zitten. 2. Standpunten van politieke partijen over diverse thema’s Tijdsduur 30 min Bepaal samen welk standpunt over een bepaald onderwerp belangrijk wordt gevonden. Neem met de cursisten het standpunt van de partijen over dat onderwerp door. Gebruik hiervoor iedere keer een thema; bijvoorbeeld werk en inkomen. Bepaal middels een stemming het standpunt van de individuele deelnemers. Laat iedereen de standpunten van de partij waar zij het mee eens zijn invullen op het werkblad. Deze activiteit kun je herhalen tot alle standpunten aan de orde zijn geweest. De deelnemers kunnen dan zelf zien welke partij het beste bij ze past. Verdiepingsvragen • Waarom is Jaap boos? • Jaap wil een bos in de buurt hebben. Wat moet Jaap daarvoor doen, volgens Lisa? • Wat is politiek? • Wie doen aan politiek? • Politiek betekent ..................... • Wat is stemmen? • Hoe oud moet je zijn om te mogen stemmen? • Wat is een politieke partij? • Waarom stemmen mensen op een partij? • Waarom stem jij op die partij? • Welke partij wint de verkiezingen? • Wat doen de grootste partijen na de verkiezingen? • Hoe heten de stoelen in de Tweede Kamer? • Wie mag op die stoelen zitten? • Wie krijgt de meeste zetels? • Wat doet de Tweede Kamer? • Jaap wil stemmen op een partij voor bomen. Ken je zo’n partij? • Zou jij ook willen stemmen? Waarop? 18 Ookjij kan meebeslissen Ookjij kan meebeslissen - Docentenhandleiding • Kijk je op tv wel eens naar een programma over politiek of politieke partijen? • Vind je het interessant wat je op tv over politieke partijen ziet? • Zie je in de krant artikelen over politiek? Lees je die artikelen? • Ken je mensen van politieke partijen? • Welke leden van politieke partijen zie je vaak op tv? Les 4. De regering. Werkblad 3: De regering- stellingen. Werkblad 4: De politieke partijen in de Tweede kamer (2010). Werkblad 5: De Tweede Kamer Doelen • De begrippen ‘regering’ en ‘Tweede Kamer’ kennen. • Inzicht krijgen in de taken van de regering en de Tweede Kamer. • Inzicht krijgen in de wijze waarop wetten worden gemaakt. • Inzicht krijgen in hoe je een mening vormt en hoe je van daaruit beslissingen neemt. • Aan de hand van een stelling een mening vormen over een onderwerp. • Een standpunt innemen over een onderwerp. Toelichting Na de uitleg over de werking van de Nederlandse parlementaire democratie gaan we de principes van menings- en besluitvorming oefenen. Enige kennis hierover is voorwaarde om mee te denken en mee te praten over politiek. Het bewust stemmen op een kandidaat van een politieke partij kan alleen als je een eigen mening hebt. Oefen het hebben van een mening eerst met huiselijke onderwerpen en daarna met politieke thema’s Activiteitensuggesties 1. Werkblad 3: De regering- stellingen: ‘Voor of tegen’ Tijdsduur 30 minuten Leg uit dat ministers en Tweede Kamerleden door het verzamelen van informatie en door te luisteren naar uitspraken van anderen een eigen mening bepalen. Op basis hiervan nemen zij een standpunt in tijdens vergaderingen. Ookjij kan meebeslissen 19 Behandel nogmaals de betekenis van het woord ‘mening’, benadruk het belang van goed luisteren. Licht elke voorbeeldstelling toe en laat de deelnemers hun mening over het onderwerp geven. Bespreek de reacties. Het gaat hier nog niet om de persoonlijke mening, maar wat een mening is en dat meningen aan elkaar gelijk kunnen zijn of juist niet. Stellingen: ‘Mijn mening’ Tijdsduur 20 minuten 1. Pindakaas is lekker. 2. Zwemmen is een leuke activiteit. 3. Tv-kijken is saai. 4. Marco Borsato maakt vreselijke muziek, Bløf is veel beter. 5. Voetballen is een gevaarlijke sport. 6. PSV voetbalt beter dan Ajax en Feyenoord. 7. In de disco is het altijd gezellig druk. 8. Werken is beter dan thuiszitten. Het visualiseren van de stellingen maakt de activiteit minder abstract en aantrekkelijker. Plaats voorwerpen op tafel, bijvoorbeeld de pot pindakaas. Maak tekeningen op het bord of knip illustraties uit tijdschriften. 2. Werkblad 4: De politieke partijen in de Tweede Kamer (2004): rollenspel Tweede Kamer Tijdsduur 40 min De gesprekken die ministers met de Tweede Kamer over wetsvoorstellen voeren zijn te vergelijken met afspraken maken over een onderwerp in de woon- of werkomgeving. Mensen die met elkaar een afspraak willen maken moeten daarover praten. In dat gesprek worden meningen uitgewisseld en dan kun je samen een besluit nemen. Het is lastig om met veel mensen (zoals met 150 mensen in de Tweede Kamer) een beslissing te nemen, daarom wordt er gestemd. Een plan of wetsvoorstel wordt aangenomen wanneer er een meerderheid vóór is (de helft van de aanwezigen plus één moet vóór stemmen). We spelen een zitting van de Tweede Kamer na. Een minister dient een wetsvoorstel in en hierover stellen de kamerleden vragen. Gebruik werkblad 1 om aan de hand van politieke thema’s een voorstel 20 Ookjij kan meebeslissen Ookjij kan meebeslissen - Docentenhandleiding te formuleren. Vervolgens wordt het voorstel in stemming gebracht. Je kunt één lang of meerdere korte rollenspellen spelen. Bepaal welk wetsvoorstel de minister inbrengt. Gebruik een van de voorbeelden van het werkblad De regering- stellingen: ‘Vóór of tegen?’ Behandel het wetsvoorstel uitgebreid. Vraag om argumenten vóór en tegen het voorstel, schrijf deze op het bord. Deze argumenten worden tijdens het rollenspel gebruikt. Bekijk werkblad 5: ‘De Tweede Kamer’. Plaats de tafels en de stoelen volgens deze opstelling. Vraag welke rollen er in het spel zijn. Laat de deelnemers zelf een rol kiezen. Maak naambordjes en plaats die op de tafels. Het gaat om de relatie tussen de minister en de Tweede Kamer. Vervul zelf de rol van Kamervoorzitter. Verdeel het rollenspel in vier delen en sluit elk onderdeel duidelijk af. 1. De minister dient een wetsvoorstel in. 2. De Kamerleden reageren en stellen de minister vragen. 3. De minister beantwoordt de vragen van de Kamerleden. 4. Met handopsteken wordt over het voorstel gestemd (ministers stemmen niet mee). Het is niet belangrijk om een zitting van de Tweede Kamer natuurgetrouw na te spelen, het gaat alleen om inzicht in het proces van menings- en besluitvorming. Gebruik voorwerpen die het rollenspel ondersteunen, zoals een voorzittershamer, microfoons voor de minister en de vragenstellende Kamerleden. Extra informatie • Stemmen kan op drie manieren. Meestal wordt via handopsteken gestemd. Iedereen die vóór het plan is, steekt de hand omhoog en daarna iedereen die tegen is. De voorzitter houdt bij hoeveel mensen vóór, tegen of neutraal stemmen. Wanneer een van de leden daar nadrukke lijk om vraagt, wordt hoofdelijk gestemd. Hierbij vraagt de voorzitter alle leden die aanwezig zijn persoonlijk of ze vóór of tegen het voorstel stemmen. Als het om vertrouwelijke zaken gaat, kan ook schriftelijk worden gestemd. • Eerste en Tweede Kamer heten samen het Parlement, ook wel de Volksvertegenwoordiging of Ookjij kan meebeslissen 21 de Staten-Generaal genoemd. De regering wordt gevormd door de koningin en de ministers. Ministers en staatssecretarissen vormen samen het kabinet. Het kabinet wordt vaak vernoemd naar de minister-president: zoals het kabinet Balkenende. • Een bezoek aan de Tweede Kamer kan interessant zijn. Neem contact op met de afdeling Bezoekers en Informatie: telefoon 070-3182211. • Op teletekstpagina’s 140 t/m 142 zijn de activiteiten van de Tweede Kamer te raadplegen. Je kunt het telefoonnummer 070-3182211 bellen. Ook op Internet is de Tweede Kamer te vinden: http://www.tweedekamer.nl. • Een Kamerlid bellen of schrijven kan ook: telefoon 070-3182211. Richt de brief aan het betreffende Kamerlid en stuur deze naar postbus 20018, 2500 EA Den Haag. • Bel voor verdere informatie over de Tweede Kamer of het aanvragen van informatiemateriaal: telefoon 070-3182211. Verdiepingsvragen • Lisa en Jaap gaan een dagje uit? Waarheen? • Waar ligt Scheveningen? • Wat gebeurt er onderweg? • Wat wil Lisa? • Heeft de buschauffeur een oplossing? • Wat doen ministers? • Welke ministers ken je? • Wat doet de minister van Financiën? • Wat doet de minister van Defensie? • Wat doet de minister van Verkeer en Waterstaat? • Hoeveel ministers zijn er? • Wie zitten er in de regering? • Hoe heet de koningin? • Wat doet de koningin? • Wie is onze minister-president? • Wat doet de minister-president? • Waar werkt de regering? • Weet je nog wat de Tweede Kamer is? 22 Ookjij kan meebeslissen Ookjij kan meebeslissen - Docentenhandleiding • Waar werkt de Tweede Kamer? • Hoeveel mensen zitten in de Tweede Kamer? • Hoe noemen we de mensen in de Tweede Kamer? • Wat doen de leden van de Tweede Kamer? • Wanneer is een plan goed? • Waar gaan goede plannen heen? • Waar gaan slechte plannen heen? • Wat doen de leden van de Eerste Kamer? • Wanneer zet de koningin haar handtekening? Les 5. De belastingen Werkblad 6 en 6a: De belastingen: stellingen Doelen • Het begrip ‘belastingen’ kennen. • Inzicht hebben op welke manier de regering belastingen int. • Waaraan geeft de regering het belastinggeld uit. • Een mening hebben over politieke onderwerpen. • Aan de hand van die mening een besluit nemen over politieke onderwerpen. • Door het maken van keuzes inzicht krijgen in je politieke mening. Toelichting Politiek is meedenken en meepraten over de toekomst van het land of een deel daarvan. Concreet betekent politiek beslissingen nemen over plannen en wetten, met financiële gevolgen voor zowel de overheid als de burger. Activiteitensuggesties Stellingenspel ‘Waaraan geven we meer of minder geld uit?’ Tijdsduur 40 minuten Bespreek telkens één stelling met de bijbehorende drie voorbeelden. Ga nog niet in op de mening van deelnemers. De regering heeft een begrotingsoverschot. Waaraan mag geld worden uitgegeven? Gebruik hiervoor Ookjij kan meebeslissen 23 de stellingen van het werkblad. Laat twee stellingen kiezen waarbij meer geld mag worden uitgeven Laat deze vakjes aankruisen. Vraag waarom hiervoor gekozen is. Sluit af met een stemming of een stelling een meerderheid haalt. Herhaal de procedure met de volgende stelling en vervolgens met de twee stellingen, waarbij de deelnemers moeten bezuinigen. Vraag bij de nabespreking of er ideeën zijn om geld aan uit te geven of om op te bezuinigen. Verdiepingsvragen • Wie betaalt de aanleg van fietspaden? • Wat zijn ‘ministers’? • Wat is de ‘Tweede Kamer’? • Wat is een ‘wet’? • Hoe komen de ministers aan geld om hun wetten uit te voeren? • Vind je het eerlijk dat je belasting moet betalen? • Weet je wat voor soort belasting je betaalt als je iets koopt in de winkel? • Wat betekent het woord ‘financiën’? • Hoe heet de Minister van Financiën? • Wat doet de Minister van Financiën? • Houd je zelf ook bij hoeveel geld je uitgeeft? • Geef voorbeelden waarvoor belastinggeld wordt gebruikt. • Waaraan zou jij veel belastinggeld uitgeven? • Waaraan zou jij weinig belastinggeld uitgeven? • Wat betekent het woord ‘bezuinigen’? • Moet jij ook wel eens bezuinigen? • Waaraan zou je minder geld moeten uitgeven? • Waarom vinden ministers het moeilijk om beslissingen te nemen als ze moeten bezuinigen? Les 6. De gemeente Werkblad 7, 7a en 7b: De gemeente: stellingen 24 Ookjij kan meebeslissen Ookjij kan meebeslissen - Docentenhandleiding Doelen • Het kennen van de begrippen ‘gemeenteraad’, ‘burgemeester’, ‘wethouder’en ‘B en W’. • Inzicht hebben in de taken van de gemeenteraad en B en W. • Weten hoe de gemeenteraad werkt. • Kennis hebben van plaatselijke politieke onderwerpen. • Het vormen van een mening door het maken van keuzes over plaatselijke politieke onderwerpen. • Kennis maken met het plaatselijke bestuur. Toelichting Het plaatselijke bestuur staat dicht bij de deelnemers en is gemakkelijk bereikbaar. Daarom wordt een bezoek afgelegd aan het gemeentehuis en een gesprek gevoerd met een van de bestuurders. Tijdens het stellingsspel ‘meer of minder geld’ wordt de rol van gemeenteraadslid gespeeld als de begroting aan de orde komt. Door stellingen te gebruiken wordt een mening gevormd. Op grond daarvan worden keuzes gemaakt waaraan de gemeente meer of minder geld moet uitgegeven. Activiteitensuggesties 1. Stellingen ‘Waaraan geven we meer of minder geld uit? Tijdsduur 40 minuten Leg de werking van de gemeenteraad uit. Start met de stellingen waarbij de gemeenteraad geld overhoudt. Neem telkens drie mogelijkheden waaraan het geld uitgeven wordt. Laat één van de vier stellingen aankruisen. Vraag waarom deze keuze is gemaakt. Zorg dat er een discussie ontstaat. Sluit deze af door met handopsteken elke stelling in stemming brengen. Bepaal of de meerderheid voor of tegen is. Doe hetzelfde met werkblad 7a of 7b. Vraag de deelnemers of ze zelf ideeën hebben waaraan geld kan worden besteed of waarop moet worden bezuinigd. 2. Vragen maken voor een gesprek met burgemeester, wethouder of raadslid. Tijdsduur 15 minuten Regel een gesprek met de burgemeester, wethouder of een raadslid. Stel met de groep vragen op voor het gesprek. Denk aan vragen over de inhoud van de functie, belangrijke onderwerpen die in de gemeente spelen en de besluitvorming daarover. Bepaal wie vragen stelt en oefen deze in een rollenspel. Ookjij kan meebeslissen 25 3. Rondleiding in het gemeentehuis Tijdsduur 40 minuten Bezoek het gemeentehuis. Besteed vooral aandacht aan de onderwerpen die in het hoofdstuk worden behandeld. 4. Gesprek met burgemeester, wethouder of raadslid Tijdsduur 30 minuten Voer het gesprek aan de hand van de opgestelde vragen. Vat de antwoorden van tijd tot tijd samen. Verdiepingsvragen • Waarom kunnen Jaap en Lisa niet voetballen? • Hoeveel inwoners heeft Nederland? • Wat is groter, een provincie of een gemeente? • Wat betekent het woord ‘gemeente’ • Wat betekent het woord ‘raad’? • Wat betekent ‘een gemeente besturen’? • Wat is een burgemeester? • Wat is een wethouder? • Wat betekent ‘B en W’? • Welke regels ken je van de gemeente? • Wat heb jij met de gemeenteraad te maken? • Wat betekent stemmen hier? • Heb je wel eens gestemd voor de gemeenteraadsverkiezingen? • Vind je het erg als er geen ruimte is om buiten te spelen? Les 7. De Provincie Werkblad 8: De provincie Doelen • De begrippen ‘Provinciale Staten’ en ‘Gedeputeerde Staten’ kennen. • Inzicht krijgen in de taken van het provinciaal bestuur. • Inzicht hebben in de werking van de Provinciale Staten • Kennis hebben van het provinciale bestuur. 26 Ookjij kan meebeslissen Ookjij kan meebeslissen - Docentenhandleiding • Een mening vormen over politieke onderwerpen die in de provincie spelen. Toelichting Het is niet makkelijk om uit te leggen wat het bestuur van een provincie doet. Bovendien verschillen deze taken per provincie. Toch is het belangrijk dat de deelnemers een idee krijgen wat provinciale politiek inhoudt en dat zij proberen een mening over politieke onderwerpen te vormen. Een bezoek aan het provinciehuis en een gesprek met een van de bestuurders verkleint de afstand tussen de deelnemers en het bestuur en maakt het programma aantrekkelijker. De rollenspellen geven inzicht in de taken van het provinciaal bestuur en het gemeentelijk bestuur. Activiteitensuggesties 1. Nederland, provincies en gemeenten Tijdsduur 20 minuten Werkblad 8: De provincie Vraag de deelnemers uit welke provincies Nederland bestaat. Schrijf de antwoorden op de kaart en vul ze aan totdat alle twaalf provincies bekend zijn. Laat de eigen provincie inkleuren. 2. Vragen maken voor een gesprek met een lid van PS of GS Tijdsduur 15 minuten Organiseer een gesprek met een lid van de Provinciale of Gedeputeerde Staten. Bereid het gesprek met de groep voor door vragen op te stellen. Denk aan vragen over de inhoud van de functie van de bestuurder en onderwerpen die in de provincie spelen. Stel vast wie welke vragen stelt en oefen het vragenstellen met een rollenspel, speel zelf de bestuurder. 3. Rondleiding in het provinciehuis Tijdsduur 40 minuten Bezoek het provinciehuis. 4. Rollenspel ‘Het werkbezoek’ Tijdsduur 60 minuten Kies een situatie die zowel te maken heeft met het provinciale als met het gemeentelijke bestuur, en werk deze uit of gebruik de voorbeeldsituatie. Maak kaartjes met de rollen die in het spel zijn. Bepaal met de deelnemers welke rollen aan bod komen. Ookjij kan meebeslissen 27 Rollen • Commissaris van de koningin • Een of twee gedeputeerden; • Secretaris van Gedeputeerde Staten • Burgemeester • Een of twee wethouders • Secretaris van B & W • Een of twee raadsleden Vertel dat een rollenspel over het werkbezoek van de Commissaris van de koningin wordt gespeeld. Dit is een bezoek van het bestuur van de provincie aan het bestuur van de gemeente. Tijdens dit bezoekervaren de deelnemers hoe het besturen van een provincie en gemeente werkt. Voorbeeldsituatie In de provincie wordt een gemeente met de bouw van een nieuwe wijk fors uitgebreid om de bevolkingstoename van de naburige steden op te vangen. Het bestemmingsplan moet door Provinciale Staten worden veranderd. De provincie vindt het belangrijk dat er veel recreatiemogelijkheden komen. Het moet een groene wijk worden. Provinciale Staten willen een groot recreatiegebied met daaromheen natuurgebied. Zij willen geen industrieterrein, want die zijn er al genoeg. Provinciale Staten willen dat er veel huizen worden gebouwd. De huur- en koopwoningen moeten niet te duur worden, zodat deze betaalbaar zijn voor de minder draagkrachtigen. Het gemeentebestuur heeft ook plannen. Zij wil vooral veel bouwen en het liefst voor de koopkrachtigen. Daaraan is behoefte en dat levert ook meer lokale belastingen op. Een klein industrieterrein met niet-vervuilende bedrijven is goed voor de werkgelegenheid, dus dat wil het gemeentebestuur ook. De gemeente wil wel recreatie, maar niet teveel. Dan kan er meer worden gebouwd! Aandachtspunten provinciale bestuur • Rekening houden met de andere gemeenten; • Groot recreatiepark met klein natuurgebied; • Geen industrieterrein; • Betaalbare, gesubsidieerde woningen. 28 Ookjij kan meebeslissen Ookjij kan meebeslissen - Docentenhandleiding Aandachtspunten gemeentelijke bestuur • Klein recreatiegebied; • Veel bouwen, vooral duurdere woningen; • Klein industrieterrein voor werkgelegenheid; • Groenvoorzieningen, maar alleen rondom de duurdere woningen. Verdeel de rollen door de kaartjes uit te delen, geef een toelichting. Verdeel de groep in tweeën. De ene groep vormt het provinciale bestuur en de andere het gemeentelijke bestuur. De beide groepen zitten ieder rond een grote tafel, waarop een groot vel papier is geplakt. Schrijf de aandachtspunten op het bord. Geef elke groep een aparte toelichting. Het provinciale bestuur mag niet gedetailleerd werken, deze geeft met gekleurde vakken aan waar de diverse voorzieningen moeten komen in het gebied. Laat rekening houden met de omliggende gemeenten. Geef de gemeentelijke bestuurders opdracht gedetailleerder te werken: zij mogen wel straten en huizen tekenen. Daarna overlegt elk groepje welk plan ze gaan opstellen. Welke punten moeten in het plan staan, denk hierbij aan: huizen, winkels, bedrijven, wegen, verkeerslichten, natuur. Laat deze punten in verschillende kleuren intekenen. Loop tussen de twee groepen heen en weer, geef toelichting en stel vragen om op ideeën te komen. Laat na een tijd de twee groepen bij elkaar komen. Zet de tafels tegen elkaar, zodat de twee verschillende plannen goed te zien zijn. Laat de Commissaris van de koningin en de burgemeester het plan uitleggen. Stel vragen ter verduidelijking Daarna gaan beide groepen met elkaar in discussie. Speel zelf de discussieleider. Bespreek na afloop het rollenspel en stel vast dat: • De plannen totaal verschillend zijn, omdat vooraf niet is overlegd; • Het provinciale plan gebieden aangeeft met een bepaalde functie; • Het gemeentelijke plan veel meer is ingevuld; • De provincie rekening houdt met de omliggende gemeenten; • Gedeputeerde Staten een plan maken, maar dat de Provinciale Staten hierover beslist. • De burgemeester en wethouders maken plannen, maar de gemeenteraad beslist. • De gemeenteraad kan leuke plannen maken, maar zij moet zich houden aan de door de Provinciale Staten vastgelegde bestemmingen van een bepaald gebied; • Het maken van plannen duurt vaak jaren, omdat er met veel zaken rekening wordt gehouden: zoals woningen, verkeersstromen, bevolkingsontwikkeling, inspraak. Ookjij kan meebeslissen 29 5. Rollenspel ‘De watersnoodramp’ Tijdsduur 40 minuten Maak van tevoren kaartjes van de rollen die in het spel zitten, verdeel de rollen. Leg de groep het rollenspel uit en geef toelichting op de inhoud van elke rol. Voorbeeldsituatie Door overvloedige regen stijgt de hoogte van het water in de rivieren. Het waterpeil stijgt zo snel dat binnen enkele dagen de dijken kunnen overstromen of doorbreken. Als voorzorgsmaatregel treedt het provinciale rampenplan in werking. De Commissaris van de koningin overlegt met de burgemeesters van de gemeenten, de regionale politie en brandweer, wat er moet gebeuren. Rollen • Commissaris van de koningin; • Twee burgemeesters; • Twee brandweercommandanten; • Twee politiechefs; • Ambtenaar van het waterschap. Begin het spel door op verzoek van de Commissaris van de koningin de stand van zaken uit te leggen. Daarna vraagt de Commissaris de burgemeesters, brandweer en politie om te bespreken wat er moet gebeuren. Hij vraagt hen om hun plannen op papier te zetten. Daarna komen alle spelers bijelkaar. Er wordt een vergadering gehouden over de plannen, de Commissaris van de koningin is voorzitter. De ambtenaar van het waterschap schrijft de plannen op het bord. Met elkaar maken we een rampenplan. Aandachtspunten bij het maken van het rampenplan • Hoe kan het water zo snel mogelijk door de rivier afgevoerd worden (bijvoorbeeld door sluizen te openen)? • Zijn de dijken sterk genoeg? • Is er dijkbewaking nodig? • Welk gebied dreigt onder te lopen? • Moet er geëvacueerd worden? • Mag er nog op de rivier gevaren worden? • Wat kan de brandweer en de politie doen? 30 Ookjij kan meebeslissen Ookjij kan meebeslissen - Docentenhandleiding • Welke materialen en machines zijn er nodig? • Wat moet er gebeuren met de dieren in de uiterwaarden? • Wat kan het leger doen? • Hoe wordt er omgegaan met ramptoeristen (in de weg lopende ‘hoogwaterkijkers’)? Extra informatie Er liggen voor alle mogelijke rampen plannen in de kast bij de gemeente en bij de provincie. Vertel de deelnemers dat rampen in Nederland weinig voorkomen en dat we goed voorbereid zijn. Ze hoeven zich dus geen zorgen te maken. Verdiepingsvragen • Waar gaan Jaap en Lisa varen met Oom Ed? • Wat is ‘een provincie’? • Wat is groter dan een provincie? • Wat is kleiner dan een provincie? • In welke provincie woon je zelf? • Welke provincies ken je allemaal? • Waarom is Nederland verdeeld in provincies en gemeenten? • In welke gemeente woon je zelf? • Waarom heeft elke provincie ‘Provinciale Staten’? • Heb je een idee welke plannen en regels de provincie maakt? • Wat kun je allemaal met een stuk land doen? • Waarom maken de Provinciale Staten afspraken over de indeling van land? • Waarom bemoeien de Provinciale Staten zich met de dijken, rivieren en bruggen? • Waarom bemoeien de Provinciale Staten zich met natuurgebieden? • Waarom bemoeien de Provinciale Staten zich met landbouw? • Waarom bemoeien de Provinciale Staten zich met veiligheid? • Wat is ‘een ramp’? Noem een voorbeeld. • Wat is ‘een rampenplan’? • Maak je een dergelijk plan vóór of na een ramp? • Waarom regelt de Commissaris de hulp bij een grote ramp? • Is het gemakkelijk met veel mensen samen plannen te maken? Ookjij kan meebeslissen 31 • Wie maken de plannen voor de provincie? • Wie helpen de gedeputeerden? • Wat zijn ambtenaren? • Hoe heet de Commissaris van de koningin van jouw provincie? • Waarom gaat de Commissaris vaak bij de regering op werkbezoek? • Waarom gaat de Commissaris bij gemeenten op werkbezoek? • Wat is een burgemeester? • Wat is ‘een beslissing’? • Wat is ‘een mening’? • Na hoeveel jaar worden de Provinciale Staten opnieuw gekozen? • Wie kiezen de leden voor de Provinciale Staten? Les 8. De Europese Unie Werkblad 9: De Europese Unie Werkblad 10: Europese Thema’s Doelen • De begrippen ‘Europese Unie’, ‘Europese Raad en ‘Europese Top’, ‘Europese Commissie’, ‘Europees Parlement’ en ‘Raad van Ministers’ kennen. • Inzicht hebben in de werking van de Europese Unie. • Weten welke landen tot de Europese Unie behoren. • Kennis hebben van het bestuur van de Europese Unie. • Kennis hebben van Europese thema’s. • Een mening vormen over Europese politieke onderwerpen. Activiteitensuggesties 1. Werkblad 9 ‘De Europese Unie’ Tijdsduur 30 minuten Bekijk de kaart van Europa. Vraag waaraan gedacht wordt bij het woord ‘Europa’. Doe dit ook met het begrip ‘Europese Unie’. Laat de landen van de Unie inkleuren Vertel dat de vergaderingen plaatsvinden in Straatsburg en Brussel. 32 Ookjij kan meebeslissen Ookjij kan meebeslissen - Docentenhandleiding 2. Werkblad 9 ‘De Europese Unie’ Tijdsduur 10 minuten Vraag welke landen de Euro als munteenheid hebben. Laat in de kaart in deze landen een euro tekentje plaatsen. Landen waar je met de euro kunt betalen zijn: Nederland, Duitsland, België, Frankrijk, Spanje, Finland, Portugal, Ierland, Luxemburg, Italië, Griekenland, Oostenrijk, Slovenië, Cyprus, Malta en Slowakije. 3. Rollenspel: ‘Het bestuur van de Europese Unie’ Tijdsduur 40 minuten Schrijf de volgende rollen op kaartjes: • Europese Raad; bestaat uit leiders met ideeën. • Europese Commissie: maken van ideeën plannen voor wetten. • Europees Parlement: bekijkt de plannen en zegt ‘ ja’, ‘nee’, ‘veranderen’ of ‘alleen mening’. • Raad van Ministers: bekijkt de plannen en zegt ‘ ja’, ‘nee’, ‘veranderen’ of ‘alleen mening’. Verdeel de rollen en licht deze toe. Plaats vier tafels verdeeld over het lokaal, maar zet ze wel in één lijn. Laat de Raad, de Commissie, het Parlement en de Ministers ieder aan een tafel plaatsnemen. Vraag naar Europese thema’s, denk hierbij aan Europese onderwerpen uit het werkblad. Deel het werkblad uit en bespreek welke thema’s door de Europese raad besproken worden. Schrijf deze thema’s op een kaart en geef deze aan de ‘Europese Raad’. Neem grensoverschrijdende zaken als veiligheid, opvang van asielzoekers, handel, milieu, rampen, luchtvaart. De Raad moet tijdens de topontmoeting bepalen welke twee onderwerpen het komende jaar belangrijk zijn en waarvoor de Europese Commissie een plan moet maken. Bepaal samen welke verklaringen genoteerd worden. Het papier met de verklaringen wordt overgedragen aan de ‘Europese Commissie’. De Commissie vergadert er verder over en maakt twee plannen voor een wetsvoorstel, deze worden vastgelegd. De wetsvoorstellen worden eerst aan het Europese Parlement overhandigd, die er over gaat vergaderen. Het Parlement mag over één plan beslissen, waarbij de meerderheid beslist. Over het andere plan mag het alleen een mening of advies geven. Maak duidelijk dat bij sommige onderwerpen het Parlement alleen een mening mag geven en dat alleen de Raad van Ministers beslist. Bepaal over welke twee onderwerpen het Parlement alleen een mening of advies mag geven. Hierna gaan de papieren naar de Raad van Ministers. Ook de Raad mag nu over één onderwerp Ookjij kan meebeslissen 33 alleen een mening geven. Stop het rollenspel op het moment dat het andere onderwerp aan bod komt. Leg uit dat beslissingen in de Raad van Ministers anders genomen worden. Vertel dat grote, rijke landen niet te afhankelijk willen zijn van de wil en mening van andere landen en dat besloten is dat wetsvoorstellen over bepaalde onderwerpen (zoals de buitenlandse politiek) volgens het vetorecht behandeld worden. Dit betekent dat alle Ministers het met elkaar eens moeten zijn, wil een voorstel goedgekeurd worden. Zodra een minister van een land een andere mening heeft en deze spreekt een veto uit, kan er niets besloten worden en gaat de wet niet door. Omdat dit heel lastig kan zijn, worden steeds meer besluiten met meerderheid van stemmen genomen. Hervat hierna het rollenspel en regel dat er gestemd wordt. Extra informatie Voorbeelden van Europese thema’s: Milieu. Er zijn afspraken dat olietankers dubbele wanden moeten hebben, zodat er minder olierampen gebeuren. Er zijn afspraken over de hoogte van het zwavelgehalte in de brandstof voor auto’s. Veiligheid: Het streven is om tot een leger te komen. Democratie: Er wordt gewerkt aan een gezamenlijke wet voor de landen van de Europese Unie. Gezondheid: Waarschuwing op tabaksartikelen en rookvrije zones. Handel: Invoering van de Euro om de onderlinge handel te bevorderen. Bedrijven mogen niet zo groot worden dat er geen concurrentie meer mogelijk is. Landbouw en Visserij: De zeeën mogen niet worden leeggevist. Verder is er nog al wat discussie over subsidies die aan boeren worden verstrekt, maar dit onderwerp is te ingewikkeld om hier nader op in te gaan. Er zijn folders op te vragenbij het Voorlichtingsbureau Europees Parlement. Bel hiervoor: Den Haag 070-3624941. Er is ook een website: http://www.europeesparlement.nl. Verdiepingsvragen • Hoeveel werelddelen zijn er? • In welk werelddeel ligt Nederland? • Welke landen heb je weleens bezocht in Europa? 34 Ookjij kan meebeslissen Ookjij kan meebeslissen - Docentenhandleiding • Welke taal wordt daar gesproken? • Wat voor munteenheid hebben ze daar? • Waar wonen Jaap en Lisa? • Aan welke landen grenst Nederland? • Waar wonen Marek en Petra? • Waar ligt Polen? • Wat is de Europese Unie? • Waarom is de Europese Unie uitgevonden? • Hoeveel landen horen bij de Europese Unie? • Wat voor een taal spreken Jaap en Lisa? • Wat voor een taal spreken Marek en Petra? • Noem nog een paar Europese talen. • Noem een paar producten die uit een ander Europees land komen. • Wat is er zo makkelijk aan de Euro? • Kun je in alle Europese landen met de Euro betalen? • Kun je in alle landen van de Europese Unie met de Euro betalen? • Plannen maken en uitvoeren kost geld. Waar krijgt Europa geld van? • Wie is de baas van Europa? • Hoe heet de leider van de Nederlandse regering? • Ken je ook een leider van een van de andere 26 landen? • Wat is de Europese Raad? • Wat is een Europese Top? • Waarom vergaderen de leiders van de 27 EU-landen met elkaar? Hoe vaak? • Wat is een wet? • Wat is het verschil tussen een plan en een wet? • Wat is de Europese commissie? • Wat doet een eurocommissaris? • Wat is het Europese parlement? • Wat doet een europarlementariër? Ookjij kan meebeslissen 35 Les 9. De verkiezingen Werkblad 4: Partijen in de Tweede Kamer (2004) Doelen • Het begrip verkiezingen kennen. • Weten welke standpunten de partijen, die in de Tweede Kamer zitten, tijdens hun verkiezingscampagne innamen. • Een voorkeur voor een politieke partij hebben. • De begrippen stempas, kandidatenlijst kennen. Toelichting In dit lesblok worden de achtergronden van verkiezingen nog eens kort samengevat. Er wordt ingegaan op hun rol als stemgerechtigde. Gebruik hierbij bijlage 3, waarin de standpunten worden verwoord die de huidige kamerpartijen tijdens de verkiezingen hadden. Activiteitensuggesties Standpuntenspel. Tijdsduur 60 minuten Behandel per politiek thema welke partij het beste bij iedere individuele deelnemer past. Bepaal samen welk onderwerp belangrijk wordt gevonden. Neem met de cursisten het standpunt van de partijen over dat onderwerp door. Gebruik hiervoor iedere keer een thema; bijvoorbeeld werk en inkomen. Breng door een stemming het standpunt van de individuele deelnemers in stemming. Laat iedereen de het standpunt van de partij waar zij het mee eens zijn invullen op het werkblad. Deze activiteit kun je herhalen tot alle standpunten aan de orde zijn geweest. De deelnemers kunnen dan zelf zien welke partij het beste bij ze past. Dat is namelijk de partij die het meeste is ingevuld. Verdiepingsvragen • Wat krijgen Jaap en Lisa met de post thuis gestuurd? • Wat mogen ze met de kaart? • Hoe oud moet je ook alweer zijn om te mogen stemmen? • Waarop kun je stemmen? • Wat was ook alweer een politieke partij? • Wanneer kun je stemmen? 36 Ookjij kan meebeslissen Ookjij kan meebeslissen - Docentenhandleiding • Waar kun je stemmen? • Mag je zelf weten op wie je stemt? • Hoe weet je op wie je moet stemmen? • Heb je wel eens gestemd? • Hoe vaak mogen Jaap en Lisa stemmen met hun kaart? • Op wie hebben Jaap en Lisa gestemd? • Hoe weet je wat de verkiezingsuitslag is? Les 10. Na de verkiezingsuitslag Doelen • Weten hoe een nieuwe regering tot stand komt. • Weten wat de oppositiepartijen doen. Verdiepingsvragen • Waarom horen Jaap en Lisa niet direct wie de verkiezingen heeft gewonnen? • Wat doen Jaap en Lisa om er achter te komen wie de verkiezingen heeft gewonnen? • Wat is regeren? • Wie werken in de regering? • Wat is ook alweer een minister? • Wat doet de Tweede kamer? • Wat is een zetel? • Hoeveel zetels heeft de Tweede Kamer? • Kunnen ministers ook fouten maken? • Wat gebeurt er als zij een grote fout maken? • Denk jij dat de partijen al hun beloftes nakomen? • Volg je de partij waarop je hebt gestemd na de verkiezingen? Waarom wel of niet? • Waarom zijn er elke vier jaar opnieuw verkiezingen? Als er verkiezingen zijn geweest Het kan goed zijn om na de verkiezingen de resultaten te bespreken: de verkiezingsuitslag. Ookjij kan meebeslissen 37 Tijdens de bespreking van de verkiezingsuitslag kunnen de volgende punten aan de orde komen: • Hoe ging het stemmen? • Wil je vertellen op welke partij je hebt gestemd? • Welke partijen hebben veel zetels gehaald? • Hoe hebben de partijen en kandidaten het gedaan op wie de deelnemers hebben gestemd? • Welke partijen hebben sterk verloren? • Welke partijen gaan samenwerken? • Wie worden er minister? • Welke plannen heeft de regering? 38 Ookjij kan meebeslissen Ookjij kan meebeslissen - Docentenhandleiding Ookjij kan meebeslissen 39 Ookjij kan meebeslissen - Werkblad 1 Werkblad 1: Politieke thema’s Werk en inkomen Veiligheid Natuur en milieu Asielbeleid Vervoer Gehandicaptenbeleid Opvallend standpunt 40 Ookjij kan meebeslissen Ookjij kan meebeslissen - Werkblad 2 Werkblad 2: Kaart van Nederland Den Haag Ookjij kan meebeslissen 41 Ookjij kan meebeslissen - Werkblad 3 Werkblad 3: De Regering Stellingen ‘Vóór of tegen’ a. Roken is ongezond, ook voor mensen die naast rokers zitten en zelf niet roken. Daarom mogen we niet meer roken in openbare gebouwen en ook niet op het werk. b. Door de files op de wegen komen mensen vaak te laat op hun werk. Daarom moeten we minder rekening houden met de natuur en meer wegen aanleggen. c. Op tv en in de krant horen en lezen we vaak over inbraken en andere misdrijven. Daarom moet er meer politie komen en krijgen inbrekers en misdadigers strengere straffen. Ook als het de eerste keer is. d. Bedrijven komen personeel tekort, er zijn te weinig mensen voor al het werk. Daarom moeten mensen die een uitkering hebben voortaan werken, ook al hebben ze een han dicap. e. We moeten zuinig zijn op de dieren in de natuur van Nederland. Daarom mogen we niet op deze dieren jagen, al zijn ze soms schadelijk. Dat geldt ook voor de leden van het Koninklijk Huis. f. Het geld dat we aan ontwikkelingslanden geven, kunnen we ook gebruiken voor de arme mensen in Nederland. Daarom moeten we arme landen in Afrika minder geld geven. 42 Ookjij kan meebeslissen Ookjij kan meebeslissen - Werkblad 4 Werkblad 4: De politieke partijen in de Tweede kamer (2004) Ookjij kan meebeslissen 43 Ookjij kan meebeslissen - Werkblad 5 Werkblad 5: Tweede Kamer Linkse partijen 44 Ookjij kan meebeslissen Voorzitter Rechtse partijen Ookjij kan meebeslissen - Werkblad 6 Werkblad 6: Belastingen Stelling De regering houdt geld over. Waarvoor gebruik je het geld? Ik kies voor meer wegen. Dan zijn er minder files. Ik kies voor meer bos. Dan kan iedereen in de natuur wandelen. Ik kies voor meer agenten. Dan is iedereen veiliger. Ik kies voor beter openbaar vervoer. Dan is reizen makkelijker. Ik kies voor meer verplegers en dokters. Dan worden we sneller geholpen. Ookjij kan meebeslissen 45 Ookjij kan meebeslissen - Werkblad 6a Werkblad 6a: Belastingen Stelling De regering komt geld tekort. Er moet worden bezuinigd. Er moet minder geld naar veeteelt en landbouw. We kunnen beter importeren uit andere landen. Er moet minder geld naar uitkeringen. Mensen moeten meer werk accepteren. Er moet minder geld naar arme landen. Dat kunnen we zelf beter gebruiken. Het openbaar vervoer kan duurder. Dan nemen de mensen maar wat vaker de auto. 46 Ookjij kan meebeslissen Ookjij kan meebeslissen - Werkblad 7 Werkblad 7: De gemeente Stelling De gemeenteraad houdt geld over. Waarvoor gebruik je het geld? Ik kies voor meer fietspaden en voetpaden. Dan is het verkeer veiliger. Ik kies voor meer parken. Dan wordt er meer gespeeld en gevoetbald. Ik kies voor de bouw van een nieuw buurthuis. Dan kunnen meer mensen elkaar daar ontmoeten. Ik kies voor betere zorg voor oude mensen. Dan heeft iedereen een mooi leven. Ookjij kan meebeslissen 47 Ookjij kan meebeslissen - Werkblad 7a Werkblad 7a: De gemeente Stelling De gemeenteraad komt geld tekort. Er moet worden bezuinigd. Waaraan moet minder geld uitgegeven worden? Ik kies voor minder scholen. Dan pak je maar de fiets. Ik kies voor minder personeel voor de bibliotheek. Dan zijn openingstijden gewoon wat korter. Ik kies voor minder geld voor gehandicaptenvervoer. Dan moet iedereen zelf maar het vervoer regelen. Ik kies voor minder onderhoud aan wegen en stoepen. Dan moet iedereen maar beter uitkijken. 48 Ookjij kan meebeslissen Ookjij kan meebeslissen - Werkblad 7b Werkblad 7b: De gemeente Stelling De gemeenteraad komt geld tekort. Er moet meer geld binnenkomen. Daarom moet er meer belasting worden betaald. Ik kies voor het verhogen van de hondenbelasting. Poep opruimen en aanleg van poepveldjes kost veel geld. Ik kies voor een hogere belasting op afval. Mensen die veel troep maken moeten meer betalen. Ik kies ervoor dat het parkeren van auto’s duurder wordt. Mensen die auto rijden hebben toch geld genoeg. Ik kies ervoor om het zwembad duurder te maken. Lopen is ook gezond gezond en je wordt niet nat. Ookjij kan meebeslissen 49 Ookjij kan meebeslissen - Werkblad 8 Werkblad: 8 De provincie 50 Ookjij kan meebeslissen Ookjij kan meebeslissen - Werkblad 9 Werkblad 9: De Europese Unie Ookjij kan meebeslissen 51 Ookjij kan meebeslissen - Werkblad 10 Werkblad 10: Europese thema’s Milieu Veiligheid Democratie Gezondheidszorg Handel Landbouw 52 Ookjij kan meebeslissen