Werkstuk groep 7 Een dier Alle informatie over je werkstuk kun je hier vinden. Mocht je na het lezen van de informatie nog vragen hebben dan kun je altijd even langskomen! Hulpblad bij het maken van een werkstuk Keuze maken Kies het onderwerp waarover je werkstuk moet gaan. Doe dit eventueel met behulp van de Junior boekjes van school. Informatie verzamelen Ga naar de bibliotheek en zoek nog meer boeken over je onderwerpen. Je kunt eventueel ook op school ook informatie zoeken over je onderwerp. Schrijf instanties aan en vraag om informatie. Denk aan musea, dierentuinen, stichtingen, etc. Zoek thuis in een encyclopedie of op internet naar informatie. Zoek in tijdschriften en kranten naar actuele informatie. Informatie sorteren Lees het informatiemateriaal dat je hebt verzameld goed door. Beoordeel welke informatie geschikt is voor je werkstuk en welke informatie dat niet is. Kijk ook alvast naar bruikbare plaatjes, tekeningen, tabellen en grafieken. Noteer dit op een apart blaadje of stop blaadjes tussen de bladzijdes die belangrijk zijn. Werkstukindeling maken Maak op de computer of op een kladblaadje de voorlopige inhoudsopgave. Het is nu nog niet zo belangrijk om de juiste bladzijdenummers erbij te zetten. Zorg dat je een logische opbouw hebt. Uitwerken werkstuk Je gaat je werkstuk nu uitwerken. Gebruik hiervoor de voorlopige inhoudsopgave die je hebt gemaakt. Zorg ervoor dat de illustraties (tekeningen, plaatjes, grafieken, enz.) goed bij de tekst passen. In een werkstuk is het beslist NIET de bedoeling dat je letterlijk overschrijft uit boeken, van internet of van andere informatiebronnen. Als je toch een stukje tekst letterlijk overschrijft, schrijf dan tussen haakjes erbij waaruit je die tekst hebt overgenomen. Zorg voor nette en overzichtelijke ‘lay-out’. Met ‘lay-out’ bedoelen we: hoe de pagina’s eruit zien. Schrijf bijvoorbeeld de namen van de hoofdstukken en tussenkopjes allemaal op dezelfde manier, in dezelfde grootte en in hetzelfde lettertype. Houd ook voldoende ruimte aan de zijkanten vrij. Afwerken van je werkstuk Zorg voor een bronvermelding. Hierin noteer je welke boeken, tijdschriften, kranten, internetpagina’s en andere informatiebronnen je hebt gebruikt voor je werkstuk. Schrijf de titel en auteur of internetsite op. Maak een passend voorblad. Je kunt een heel creatief voorblad maken, maar je kunt het ook vrij eenvoudig houden. Op je voorblad moet in ieder geval het volgende komen te staan: - een passende titel voor het werkstuk; - je eigen naam; - de groep waarin je zit; - de datum waarop je het werkstuk hebt gemaakt/ingeleverd; - je zou ook op het voorblad kunnen zetten voor wie je het werkstuk gemaakt hebt. Zorg nu dat je inhoudsopgave compleet is met bladzijde nummers. Zorg dat je werkstuk netjes wordt ingebonden of in een mapje zit. Wat moet er zeker in je werkstuk terug te vinden zijn? Thema: een dier (biologie) 1. Inhoudsopgave Geef aan welke hoofdstukken er in het werkstuk staan. Zet erbij op welke bladzijde de hoofdstukken beginnen. 2. Inleiding Vertel waarom je voor dit dier gekozen hebt of waarom je over dit dier meer te weten wil komen. Vertel tot welke diersoort dit beest behoort? A: ongewervelde dieren (zonder wervelkolom) B: gewervelde dieren (met wervelkolom) Vissen (kieuwademhaling) Amfibieën (leven op het land en water, hebben slijmerige huid, ondergaan een gedaante verwisseling en voortplanting gebeurt met eieren, voorbeelden zijn: kikkers, padden, salamanders). Reptielen (ademen door longen, huid met schubben, voortplanting met eieren, ze zijn koudbloedig, voorbeelden zijn: schildpad, krokodil en hagedis) Vogels Zoogdieren (voeden hun jongen met melk, halen adem door de longen, huid met haren, warmbloedig, voorbeelden hiervan zijn: de mens, paard, dolfijn) 3. Kenmerken Is het der warm- of koudbloedig en vertel wat het inhoud. Wat voor soort huid heeft het dier? Vertel iets over zijn zintuigen. Vertel wat over de poten van het dier, hoe zien ze eruit? (lang - kort, nagels, lopen, graven, springen. Vertel iets over de staart. Noem een aantal soortgenoten. 4. Voedsel en gebit Wat voor eten eet dit dier? Hoe komt hij aan zijn eten? Hoe jaagt het dier? (alleen of in groepen, prooi besluipen of niet) Vertel wat over zijn tanden en kiezen en verklaar waarom die tanden en kiezen bij dit soort eten passen. 5. Leefgebied In wat voor soort gebied leeft dit dier? Wat zijn zijn vijanden? Waar komt het beest nog voor? Waardoor of door wie wordt hij bedreigd? 6. Leefwijze Hoe leeft het dier? (alleen of in een groep) Wat voor nestplaats maakt hij en waar? Wat doet dit dier in de winter? (denk aan een winterslaap en wat houdt dat in) Wanneer krijgt hij jongen en hoeveel? Wie voedt de jongen op? Hoe lang blijven de jongen bij de ouders? 7. Slotwoord Heeft deze persoon/gebeurtenis iets betekend voor de maatschappij? Wat is jou mening over de persoon/gebeurtenis? 8. Bronvermelding Waar heb jij je informatie vandaag gehaald? Geef dat duidelijk aan. Wanneer je een boek hebt gebruik vertel dan wat de titel is en ook wie de schrijver is. Als je een websites hebt geraadpleegd schrijf dan ook het webadres bij de bronvermelding. Inleveren werkstuk vrijdag 29 april 2016 Hier volgen data die je als leidraad kunt gebruiken: Vrijdag 11 december: doorgeven over welk onderwerp je het werkstuk gaat maken informatie verzamelen, kijken of er voldoende over te vinden is. Vrijdag 15 januari: sorteren van je informatie, steekwoorden, opzet maken. Vrijdag 5 februari: werkstukindeling maken + inleiding + kern (enkele hoofdstukken) dit is ongeveer de helft van je werkstuk. Vrijdag 25 maart: werkstuk uitwerken, kern (de rest van de hoofdstukken) je moet nu alle hoofdstukken ongeveer afhebben. Vrijdag 8 april: afwerken van je werkstuk, slot + voorblad + lay-out Vrijdag 29 april: inleveren werkstuk (mag natuurlijk ook eerder) Heb je tussendoor vragen of wil je al eerder iets laten zien of het werkstuk zelfs al inleveren dan kan dat natuurlijk altijd. Beoordeling werkstuk groep 7 Een dier Goed Voorkant: Titel Naam Datum Groep Inhoudsopgave: Hoofdstukaanduiding Bladzijdenummers Inleiding: Verantwoording Voorkennis * Nieuwe kennis * Diersoort Het nut van een dier Kenmerken: Warm- koudbloedig Uiterlijke kenmerken Zintuigen Poten van het dier Soortgenoten Voedsel en gebit: Soort eten Hoe komt het dier eraan? Hoe jaagt het dier? Tanden en kiezen Leefgebied Soorten gebied Vijanden en bedreigingen Waar komt het dier voor? Leefwijze: Hoe leeft het dier? Nestplaats Winter Jongen en opvoeding Slotwoord: Betekenis maatschappij Mening * Ervaring * Bronvermelding: Titel van de boeken Gebruikte websites Redelijk Niet voldoende Niet aanwezig * Bij de inleiding bedoelen we met voorkennis, alles wat je al weet over je gekozen onderwerp. Met nieuwe kennis bedoelen we wat je te weten wilt komen over je gekozen onderwerp. * Bij het slotwoord bedoelen we met mening hoe je zelf over deze persoon denkt. Met ervaring bedoelen we hoe je het vond om aan het werkstuk te werken en wat je ervan geleerd hebt.