Karwij Karwij (Carum carvi) is een tweejarige plant die behoort tot de schermbloemenfamilie (Apiaceae of Umbelliferae). De plant komt in het wild voor in West-Azië, Europa en Noord-Afrika, waar hij in weilanden, bermen en op dijken groeit. De plant wordt ook wel echte karwij genoemd. Carum is volgens sommigen genoemd naar de provincie Karië in Klein-Azië, volgens anderen is het afgeleid van het Griekse kara (kop) en zou dan slaan op de bloeiwijzen aan de stengeltoppen. Carvi komt van het Arabische kerawi of kerawia, de naam voor verschillende schermbloemigen met een aromatisch riekende vrucht. De plant wordt 30-60 cm hoog en heeft fijne, langwerpig-eironde, dubbelgeveerde bladeren. De plant vormt een penwortel. Karwij bloeit in mei en juni. De bloemschermen zijn samengestelde schermen die bestaan uit vijf tot zestien stralen, waarop groepjes kleine, wit tot roze, bloemen zitten. Hij houdt van zonnige plaatsen op vochtige, matig voedselrijke tot voedselrijke, kalkhoudende grond (zandige klei). Recept: kaaskoekjes met karwei Ingrediënten 1 rol tante Fanny vers bladerdeeg 270 g 1 eidooier 1 el melk 100 g geraspte oude kaas 2 tl karwei (kummel) Bereiden Rol bladerdeeg uit en snij een strook van ca 15 cm breed uit. meng de eidooier met melk en smeer er de strook mee in. Strooi de kaas en karwei over de strooi. Vouw de lange zijden van de strook naar het midden zodat ze aansluiten. Besmeer de bovenkant van het deeg met dooiermengsel en klap het deeg dubbel. Rol de rol voorzichtig een paarkeer heen en weer zodat deze enigszins rond wordt. Leg 20 min in de diepvries zodat het deeg stevig wordt. Verwarm de oven voor hetelucht 175°C en neem de rol uit de vriezer en snij er dunne plakken van ca 1/2 cm dik van. Leg op de bakplaat en bak in de oven 12 tot 15 minuten. Recept: karwei kruidenbrood Ingrediënten 375 g volkorenmeel, gezeefd 1 tl zout 15 g halvarine 1 zakje gedroogde gist 1 el versgehakte peterselie 2 tl karweizaadjes 250 ml magere melk, verwarmd Bereidingswijze Meng het meel en het zout. Wrijf de halvarine door het mengsel. Voeg vervolgens de gist, peterselie en de karweizaadjes toe en genoeg melk om een stevig deeg te vormen. Kneed dit 5 minuten tot het soepel en elastisch is. Bedek de kom met huishoudfolie of een vochtige theedoek en laat het op een warme plaats 30 minuten rijzen. Kneed het nogmaals 5 minuten door en plaats het deeg dan in een ingevette vorm. Bedek deze weer en laat het 20 minuten op een warme plek rijzen. Verhit ondertussen de oven voor op 225?C. Bestrijk het brood met wat melk en plaats het in de oven. Bak het brood in 25-30 minuten goudbruin en gaar. Waard voor: koninginnenpage De koninginnenpage (Papilio machaon) is een vlinder uit de familie van de pages (Papilionidae). Uiterlijk: De koninginnenpage heeft een voor een page relatief grote spanwijdte tot 75 millimeter, en is een van de grootste vlinders die in België en Nederland wordt gevonden. De vleugels hebben overwegend gele kleuren en daarnaast een opvallende zwart-gele tekening met blauwe accenten, een rode vlek aan de achtervleugel en een langwerpig, zwart gekleurd vleugelaanhangsel dat de vleugelstaart of -slip wordt genoemd. Het habitat bestaat uit bloemrijke graslanden, moerassen en weiden, moestuinen, heuvelige open landschappen en luzerne- en klavervelden. Ook in hoger gelegen berggebieden komt de vlinder voor, als er maar waardplanten voor de rupsen en voedselplanten voor de volwassen vlinders beschikbaar zijn. De rupsen leven voornamelijk van verschillende schermbloemige planten. Ze hebben een heldere groene kleur en een opvallende tekening die bestaat uit zwarte dwarsbanden op de lichaamssegmenten die worden onderbroken door oranje vlekken. Als de koninginnenpage in rustpositie zit met gespreide vleugels dan wijzen de slippen recht naar achteren. Als de vlinder op een ondergrond zit met het lichaam evenwijdig aan het substraat dan wijzen de slippen schuin naar boven. De vleugelslip van veel soorten pages fungeert als afleiding voor vijanden die insecten eten: als de vlinder zich met gesloten vleugels stilhoudt, doen de puntige uitstulpingen denken aan antennen. Omdat deze altijd aan de voorzijde van een insect gelegen zijn, valt een vijand vaak de verkeerde kant aan. De vlinder kan als de vleugelslip beschadigd raakt overigens gewoon verder vliegen. Voedsel: De rups leeft op verschillende planten, vooral uit de schermbloemenfamilie maar ook wel soorten uit andere families. Het favoriete voedsel is venkel (Foeniculum vulgare), maar ook andere schermbloemigen worden gegeten, zoals wilde peen, wortel, karwij, melkeppe, engelwortel, dille en peterselie. Sommige planten uit andere families kunnen ook als voedsel voor de rups worden gebruikt, zoals knopig helmkruid (Scrophularia nodosa). De rupsen van sommige ondersoorten zijn kieskeuriger; de larven van de ondersoort Papilio machaon brittanica uit Groot-Brittannië bijvoorbeeld eten alleen melkeppe (Peucedanum palustre) en accepteren geen enkele andere plant. Dit feit is de vlinder bijna noodlottig geworden; de koninginnenpage is hierdoor in Groot-Brittannië vrijwel uitgestorven. Pogingen om de vlinder te herintroduceren door vlinders te kweken en vrij te laten gaat altijd gepaard met het ingraven van venkel als voedselplant voor de rups omdat de uitzetting anders zinloos is. De volwassen vlinders gebruiken hun lange, oprolbare tong om in smalle bloemhoofdjes nectar te zuigen. De vlinders hebben een duidelijke voorkeur voor bloemen met een roze tot paarse kleur. De planten waarmee de vlinder zich voedt zijn: wilde hyacint (Hyacinthoides non-scripta), blauwe knoop (Succisa pratensis), echte koekoeksbloem (Lychnis flos-cuculi), rode klaver (Trifolium patense), kaardebol (Dipsacus fullonum) en distel (Cirsium- en Carduus- soorten). Voorkomen: De koninginnenpage heeft een zeer groot verspreidingsgebied in vergelijking met andere vlinders. De koninginnenpage is een Holarctische soort die voorkomt als een zeldzame zwervende soort in grote delen van Europa, Azië en Noord-Amerika. Binnen Europa ontbreekt de vlinder alleen in een noordelijk deel van Rusland; in Groot-Brittannië is de soort bijna uitgestorven. De koninginnenpage komt hier alleen voor in Norfolk Broads, in het uiterst oostelijk gelegen graafschap Norfolk. Het verspreidingsgebied strekt zich oostwaarts uit in een brede strook door Azië tot in Japan. Ook in noordelijke delen van India en het noordelijke deel van het ZuidoostAziatische Schiereiland komt de vlinder voor, maar in het grootste deel van Zuidoost-Azië ontbreekt de soort echter. De zuidelijkste delen van het verspreidingsgebied van de vlinder betreft een deel van het Arabisch Schiereiland waar de vlinder voorkomt tot in Jemen. De page komt ook voor in delen van noordelijk Afrika, in een groot deel van het Atlasgebergte. De koninginnenpage heeft ook een groot verspreidingsgebied in NoordAmerika. De koninginnenpage komt hier voor in Alaska, Canada en een groot deel van de Verenigde Staten. Het verspreidingsgebied strekt zich zuidwaarts uit tot in noordelijk Mexico. In noordelijk en westelijk Europa komt de vlinder als trekvlinder voor en is ook aangetroffen in delen van België en Nederland, maar is hier geen algemene soort. In België heeft de vlinder zich permanent gevestigd in het zuidoosten van het land. De vlinder wordt door heel België als zwerver aangetroffen. In Nederland zijn er in Limburg enkele grotere vaste populaties, de koninginnenpage is in het zuiden algemener dan in het noorden maar kan door het gehele land worden gevonden. Ook op het Waddeneiland Terschelling zijn exemplaren waargenomen. De vliegtijd in België en Nederland is van maart tot en met oktober. De temperatuur is een belangrijke factor voor het voortplantingssucces van de vlinder; in warme jaren zijn er meer generaties dan in koele jaren. In GrootBrittannië komt meestal één generatie per jaar voor en in warme jaren twee, in Nederland zijn twee generaties gebruikelijk, in warmere jaren kan dit oplopen tot drie generaties. Na de warme lentes van 1993, 1998 en 2000 werden er beduidend meer koninginnenpages waargenomen in Nederland. Een droge lente leidt echter tot minder vlinders. Dracht voor: honingbij De honingbij (Apis mellifera) is een vliesvleugelig insect uit de familie bijen en het geslacht honingbijen (Apis). De honingbij is de bekendste bijensoort vanwege het algemene voorkomen en de grote aantallen exemplaren. De honingbij wordt gewaardeerd door de mens vanwege de belangrijke rol als bestuiver van vele plantensoorten zoals fruitbomen. Daarnaast is de honingbij de belangrijkste leverancier van verschillende natuurproducten zoals honing, bijenwas, koninginnengelei en propolis. De honingbij wordt door mensen op grote schaal in kunstmatige bijenkorven gehuisvest voor productiedoeleinden. De honingbij wordt echter ook bedreigd door de mens en vele bijenvolken zijn verdwenen. Belangrijke oorzaken zijn verschillende vermoedelijk bijenparasieten en insecticiden, maar veel is onbegrepen. Omdat de honingbij een van de best bestudeerde insecten is, is veel bekend over het complexe gedrag en het al even complexe kliersysteem dat daarbij een rol speelt. De honingbij is niet de enige bestuiver, maar vanwege het wereldwijde voorkomen en de grote aantallen is de honingbij een van de belangrijkste bestuivers van bloeiende planten. Uiterlijk: Bijen hebben net als alle insecten een in drieën verdeeld lichaam, een kop of caput, een borststuk of thorax en een achterlijf of abdomen. Hierbij is elk deel weer onderverdeeld in segmenten waarvan sommige lichaamsuitsteeksels dragen. De kop heeft aan de bovenzijde twee antennes die dienen als tastorgaan en aan de onderzijde in de monddelen gelegen. Het borststuk bestaat uit drie segmenten die gefuseerd zijn maar de drie delen zijn te herkennen aan de positie van de poten en vleugels. Het achterlijf is het grootst en draagt alleen aan de achterzijde aanhangsels, deze vormen de angel van de vrouwtjes. De honingbij heeft een duidelijke lichaamsbeharing, vooral het borststuk en de bovenzijde van de kop zijn voorzien van een dichte en lange beharing. Ook op de rest van de kop en op het achterlijf zijn vele haartjes aanwezig. De lichaamsbeharing dient om warmte vast te houden en speelt een rol in het kunnen overleven van strenge winters. De honingbij is een insect dat polymorfie vertoont. Dit betekent dat er binnen de soort verschillende verschijningsvormen zijn, deze worden wel de kasten genoemd. De meeste exemplaren zijn werksters die altijd vrouwelijk zijn, ook komen een deel van het jaar darren, mannetjes, voor en de belangrijkste bij in het nest is de moer of koningin. De drie verschijningsvormen zien er iets anders uit, de darren zijn het eenvoudigst te herkennen aan veel grotere ogen. De vrouwelijke werksters en de moer zijn lastiger uit elkaar te houden als ze door de korf kruipen. De moer is namelijk niet veel groter dan de werkster, wel is het achterlijf duidelijk iets langer. Voorkomen: De honingbij is een over de gehele wereld voorkomend insect. Er zijn veel soorten honingbijen: ook tegenwoordig verschilt de soort die bijvoorbeeld in Egypte voorkomt, van die van de in Nederland gehouden bijen. In het algemeen zijn de bijen uit het Midden-Oosten lichter van kleur, zijn ze veel feller en steken ze dus ook sneller. Hun zwermlust is enorm terwijl de honingopbrengst per volk vrij gering is. In de westerse landen heeft de bijenteelt door de eeuwen heen een grote perfectie bereikt: de bijen die in Europa door imkers worden gehouden zijn veel tammer, steken minder snel en maken grote volken. De opbrengst in Nederland bedraagt ongeveer 30 kilo honing per volk per jaar. In landen met een beter klimaat en een goede bijenteelt (bijvoorbeeld Australië) brengen volken wel 200 tot 300 kg per jaar op. Vooral ook de productie van bijenwas heeft vanaf de tijd van Karel de Grote in Europa bijgedragen aan de ontwikkeling van de bijenteelt. Vooral in de kloosters werd het imkervak uitgeoefend: de was werd voor het maken van kaarsen gebruikt. De ondersoorten van de honingbij hebben verschillende verspreidingsgebieden. De nominale soort Apis mellifera mellifera is de bekendste ondersoort en heeft de grootste verspreiding binnen Europa. Deze soort wordt de Europese zwarte bij genoemd en gedijt het best in het noorden van Europa, inclusief België en Nederland. Het verspreidingsgebied van deze ondersoort loopt van de Pyreneeën tot in de Oeral en noordelijk tot zuidelijk Scandinavië. Andere bekende ondersoorten zijn Apis mellifera iberica die te vinden is op het Iberisch Schiereiland en Apis mellifera carnica uit de Balkan. Bestuiving: Bijen produceren honing en was, dat is echter niet hun belangrijkste rol. Zij bestuiven de bloemen van alle planten die zij bezoeken. Daarom zien we vaak bij fruittelers bijenkasten. Doordat de bloemen bestoven worden, zullen er meer en betere vruchten aan de bomen groeien. Het bijzondere van de honingbij is dat zij plantvast is. Dat wil zeggen een bij vliegt altijd maar op één soort plant, pas als de bloemen van die plant geen nectar meer geven zoekt zij een andere plant. Op deze wijze ontstaat altijd een bestuiving met het stuifmeel van dezelfde soort plant. Tijdens de vlucht blijft het stuifmeel tussen de haren zitten. De achterpoten met de stuifmeelkorfjes laat de bij tijdens het vliegen losjes omlaag hangen. De honingbij komt overal voor waar bloeiende planten groeien die afhankelijk zijn van de bestuiving door dieren. Dit is zelfs om te draaien; van bestuiving afhankelijke planten kunnen niet overleven in streken waar geen insecten zoals bijen kunnen leven. De honingbij komt voor in vrijwel alle mogelijke leefomgevingen, alleen op plaatsen waar het te koud is of juist te warm komt de soort niet voor. De enige uitzondering vormen dichtbegroeide bossen, hier zijn te weinig bloeiende planten voor de honingbij. Uit een studie in 2014 is gebleken dat het Europese beleid op het gebied van biobrandstoffen en het gemeenschappelijk landbouwbeleid door de teelt van andere gewassen zoals koolzaad en zonnebloemen een aanzienlijk tekort aan bestuivingsbijen veroorzaakt. Door het minder aanwezig zijn van vlinderbloemigen, klokjes en korenbloemen in het landschap neemt ook de populatie af van de bijensoorten die dit als hoofdvoedsel hebben.