Amarant Recept: Amarantburgers

advertisement
Amarant
Amarant (Amaranthus) is een geslacht van eenjarige, kruidachtige planten uit de amarantenfamilie
(Amaranthaceae). De planten hebben een aardse, volle smaak. Amarant komt in sommige restaurants dan ook
op de menukaart voor als 'Chinese spinazie'. De zaden waren een belangrijke voedselbron voor de Inca's, het
voedsel staat tegenwoordig bekend onder de naam 'kiwicha' in de Andes. De Azteken gebruikten de zaden voor
de bereiding van rituele dranken en voedsel. In Europa wordt de plant wel gebruikt als graanvervanger in een
glutenvrij dieet. Vanaf de 19e eeuw is een aantal amarantsoorten ingeburgerd geraakt in Noordwest-Europa.
Verscheidene soorten komen voor als tuinplant.
Uitplanten vanaf begin mei, het liefst op een zonnig plekje. Houdt van een humeuze voedselrijke grond, planten
kunnen zo tussen de 80 en wel 160 centimeter hoog worden
Bloeit van juli tot ruim in de herfst, soms wel tot in november. In de herfst geven de planten vaak nog een mooie
rode verkleuring van het blad. Ze is zeer geschikt voor de volle grond, de lagere soorten ook geschikt voor potten.
Gemakkelijk en ruim voldoende zaden van te oogsten. Als de pluimen al een week of 6 bloeien, schud er dan
eens voorzichtig wat mee boven je hand, rijpe zaden zijn glimmend en gitzwart en vallen dan vanzelf uit de
bloempluim in je hand. Het is een geschikte snijbloem.
Recept: Amarantburgers
Ingrediënten:

50 gram amarant

250 ml groentebouillon

80 gram champignons in stukjes

2 grote handen fijngesneden bladspinazie

1 geraspte wortel

60 gram meel

4 eetlepels gebroken lijnzaad

zout en peper naar smaak

olijfolie om in te bakken (andere plantaardige olie kan ook)

4 broodjes
1. Kook de amarant in de bouillon. Volg hiervoor de instructies op de verpakking.
2. Mix de amarant met de fijngesneden groenten en champignons.
3. Voeg ook het meel en het gebroken lijnzaad toe.
4. Verwarm flink wat olie in een koekenpan.
5. Neem een flinke eetlepel van de amarant-groentenmix, leg het in de koekenpan en druk een beetje plat met
een spatel.
6. Bak de burgers ongeveer 5 minuutjes per kant.
7. Serveer op een broodje met sla, komkommer, tomaat en ketchup.
Salade met amarant, zoete aardappel en
granaatappel
Ingrediënten









100 gr amarant
200 gr zoete aardappel
200 gr cherrytomaatjes
1/2 rode ui
1/2 citroen
1/2 granaatappel
50 gr feta
verse peterselie
pompoenpitolie
Waard voor: Groot avondrood
De groot avondrood (Deilephila elpenor) is een vlinder uit de familie pijlstaarten (Sphingidae).
Uiterlijk: De groot avondrood is een grote vlinder met een spanwijdte van 45 tot 60 mm. De voorvleugels van
deze pijlstaart hebben roze en olijfgroene vlekken en strepen. De ondervleugels zijn roze met een zwarte basis.
Ook de thorax, de kop en de staart hebben olijfgroene en roze strepen.
Voedsel: De soort leeft in het wild bij voorkeur van het wilgenroosje, daarna walstro en springzaad. In de tuin is
hij te vinden op Fuchsia en de amaranth. De tot 8 centimeter lange bruine rups wordt olifantsrups genoemd en
trekt bij verstoring zijn kop iets in en beweegt dan zijn 'nek' heen en weer. Door de oog- achtige niervormige
vlekken en spits toelopende 'kop' (eigenlijk de voorzijde van het lichaam) lijkt hij nu op een slang, waar hij zelfs
tuinierende mensen mee aan het schrikken maakt. De oranjebruine cocon ligt in een holletje in de grond. De
waardplant is het wilgenroosje, maar ook diverse soorten walstro (geslacht Galium) worden gegeten.
Voorkomen: Deze vlindersoort komt voor in heel Europa en grote delen van Azië. De vliegtijd is van mei tot en
met augustus.
Dracht voor: Groefbij
Groefbijen is de nederlandse benaming voor twee geslachten behorend tot de subfamilie Halictinae: Halictus en
Lasioglossum. Van het eerste geslacht komen er in Nederland 11 en van het tweede komen er 42 soorten voor.
Uiterlijk: De naam komt van de groef die bij de vrouwelijke exemplaren over het midden van de laatste
achterlijfsplaat loopt. Het geslacht Halictus heeft aan het einde van de segmenten duidelijke banden. De
Lasioglossum heeft aan de basis van de segmenten meer of minder duidelijke haarbandjes of vlekken. Het
einddeel van een plaat heeft alleen een rij borstelhaartjes. Net zoals bij de Halictus is ook de basale ader bij de
Lasioglossum sterk gebogen. Groefbijen hebben een kleine angel.
Voorkomen: Halictus komt over de hele wereld voor en er zijn er al meer dan 2450 soorten beschreven. In
Europa komen de meeste soorten rond het Middellandse zeegebied voor. Nestgelegenheid is altijd in de grond:
zand, leem of losswandjes of -glooiingen. Vaak alleen, soms in kolonie, veelvuldig met een vertakte broedkamer
(soms raatvormig). Het plantenbezoek is heel divers: van composieten tot lipbloemen, maar ook rozen- of
wilgenfamilie. Vrouwtjes groefbijen bereiken voor bijen een hoge leeftijd.
Dracht voor: Wilde solitaire bij
Solitaire of wilde bijen vormen te samen met de hommels en de honingbijen de superfamilie van Apoidea. In
Nederland komen circa 350 soorten voor, onder andere met de volgende geslachten: zijdebijen, groefbijen,
zandbijen, metselbijen en behangersbijen. Waar honingbijen en enkele soorten hommels een sociale levenswijze
hebben, doet de solitaire bij alles alleen: het maken van een nest, het zoeken van voedsel en het leggen van
eitjes. Het komt ook wel voor dat nesten dicht bij elkaar liggen een kolonie vormen, maar dat hoeft niet. Ook komt
het voor dat de bijen dezelfde ingang gebruiken voor het nest (communaal), maar ook dat hangt van de soort af.
Solitaire bijen leven meestal maar een paar weken, de nakomelingen overwinteren soms als larve, soms als pop
en soms als imago.
Wilde bijen hebben vaak een heel speciale relatie met hun biotoop. Soms zijn ze voor hun voedsel (nectar en
stuifmeel) geheel afhankelijk van één soort plant. Dit wordt monofaag genoemd, en een voorbeeld is de
slobkousbij die alleen op de grote wederik (Lysimachia vulgaris) leeft. Ook zijn er soorten die uitsluitend in
zanderige bodem nestelen zoals de schorzijdebij. De actieradius, het gebied waarbinnen een bij voedsel zoekt, is
niet erg groot en mede afhankelijk van de grootte van de bij. Honingbijen en hommels vliegen op meerdere
soorten planten, polyfaag genoemd, en zijn dus minder afhankelijk van het biotoop. Een honingbij kan wel 3
kilometer van haar kolonie een voedselplant (drachtplant) vinden. Wilde bijen vliegen vaak op planten waar
honingbijen 'hun neus voor ophalen'. Het vervoer van het stuifmeel, eiwitrijk voedsel voor de larven, gebeurt ook
per soort verschillend. Enkele soorten hebben zogenaamde korfjes aan hun achterpoten, anderen zoals
metselbijen hebben lange haren aan hun buik, buikschuier genoemd, waartussen de stuifmeelpollen goed blijven
zitten. Sommige soorten wilde bijen verzamelen het in hun speciaal daarvoor ontworpen krop, een verbreding van
het spijsverteringskanaal.
De solitaire bij verdwijnt om verschillende redenen:



Sierbloemen produceren minder nectar, het voedsel van de bij.
Ze vinden steeds minder plekjes om te wonen, vinden door de monotome plattelandsgebieden ook
minder voedselaanbod.
Ook pesticiden als de neonicotinoïden spelen een grote rol bij het verdwijnen van wilde bijen en andere
insecten als vlinders en zweefvliegen.
Het verdwijnen van de bij heeft fatale gevolgen, want ze zijn essentieel voor de bestuiving van bloemen en
fruitbomen, daarom kunt u helpen de bij te beschermen.
Download