Samenwerking voor ouders en kind in transitie Onderzoek naar de mogelijkheden van het netwerk Integrale Vroeghulp Zuid-Limburg voor gemeenten Dit onderzoek is mogelijk gemaakt door: Adelante kinderrevalidatie en audiologie & communicatie Atrium MC kindergeneeskunde Daelzicht Envida Jeugdgezondheidszorg GGD Jeugdgezondheidszorg Meander Jeugdgezondheidszorg MEE Zuid-Limburg MUMC+ Orbis GGZ, Jeugdgezondheidszorg en kindergeneeskunde Radar Virenze infantteam Colofon Titel Samenwerking voor ouders en kind in transitie Opdrachtgever Onderzoek naar de mogelijkheden van het netwerk Integrale Vroeghulp Zuid-Limburg voor gemeenten Stuurgroep Integrale Vroeghulp Zuid-Limburg Onderzoek Van den Broek Advies & Interim Auteur Drs. P.A.M. van den Broek Datum en Plaats Maart 2014, Heerlen Inhoudsopgave Voorwoord Samenvatting 1. Inleiding............................................................................................. 1 1.1. Aanleiding .............................................................................. 1 1.2. Opzet onderzoek ..................................................................... 1 1.3. Leeswijzer .............................................................................. 1 2. Uitdagingen gemeenten ..................................................................... 2 2.1. ‘Patchwork’ van de gemeentelijke jeugdverantwoordelijkheid ....... 2 2.2. De Zuid-Limburgse ‘jeugd’ in ontwikkeling.................................. 3 2.3. Initiatieven Zuid-Limburgse gemeenten ..................................... 3 2.4. Conclusies .............................................................................. 8 3. Integrale Vroeghulp ........................................................................... 9 3.1. Kinderen 0-7 en hun ouders ..................................................... 9 3.2. Uitgangspunten IVH .............................................................. 14 3.3. Samenstelling netwerk ........................................................... 15 3.4. Werkwijze Integrale Vroeghulp ............................................... 16 3.5. IVH is onderscheidend ........................................................... 18 4. Meerwaarde Integrale Vroeghulp ..................................................... 19 4.1. IVH als inhoudelijke hefboom voor gemeenten .......................... 19 4.2. IVH als financiële hefboom voor gemeenten ............................. 21 5. Randvoorwaarden ............................................................................ 26 5.1. Mogelijkheden IVH-netwerk zelf .............................................. 26 5.2. Mogelijkheden gemeenten ...................................................... 28 5.3. Tot slot ................................................................................ 28 Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5 : : : : : De Zuid-Limburgse ‘jeugd’ in ontwikkeling Gebruikte bronnen Respondenten Kerngegevens netwerk Integrale Vroeghulp Zuid-Limburg Partners netwerk Integrale Vroeghulp Zuid-Limburg Voorwoord Zo jong mogelijk al erbij Peuter Cheyenna van 14 maanden oud woont bij haar moeder en een zusje. Er zijn verzwaarde familieomstandigheden (zoals beperkte ouders, huiselijk geweld, echtscheiding en vervolgens plaatsing van moeder en kinderen binnen vrouwenopvang) die de opvoeden opgroeisituatie voor Cheyenna hebben belast. Het kind wordt aangemeld door het consultatiebureau dat vragen heeft over de algehele ontwikkeling van Cheyenna. Dit mede gezien het laat bereiken van mijlpalen in de ontwikkeling en de belaste gezinssituatie. Integrale Vroeghulp constateert dat Cheyenna medisch geen problemen ondervindt en zich vooral op communicatief en motorisch vlak vertraagd ontwikkeld. Gespecialiseerde thuisbegeleiding is ingezet om moeder te leren hoe ze Cheyenna gericht in haar ontwikkeling kan stimuleren. Vanuit Integrale Vroeghulp wordt na een half jaar opnieuw naar Cheyenna gekeken om na te gaan of de ontwikkelingsstimulering het gewenste resultaat laat zien. Bron: IVH Zuid-Limburg De bovenstaande beschrijving illustreert de toegevoegde waarde die Integrale Vroeghulp voor kinderen en ouders heeft. Het verhaal geeft aan hoe in samenwerking met professionals van lokale voorzieningen snel en adequaat kan worden gehandeld. Heeft Integrale Vroeghulp daarmee automatisch ook een meerwaarde voor de Zuid-Limburgse gemeenten? Dat is de vraag die wij als netwerk Integrale Vroeghulp wilden laten beantwoorden. Mede in het licht van de komende veranderingen, zoals de transitie jeugdzorg. Uit onze contacten met de gemeenten bleek dat zij zeker belangstelling hebben voor het antwoord op die vraag. Een aantal Zuid-Limburgse gemeenten heeft bereidwillig meegewerkt aan het onderzoek dat wij hebben laten doen. Daarvoor onze dank. Het doet ons deugd dat uit het onderzoek blijkt dat de visie en werkwijze van Integrale Vroeghulp goed passen binnen de uitgangspunten van de gemeenten. Vroegsignalering, mensen in hun eigen kracht zetten en de regie van ouders zijn kernwaarden van Integrale Vroeghulp. Samenwerking van partners over organisatiegrenzen en domeinen heen, de kracht van het netwerk, is speerpunt van het Zuid-Limburgs gemeentelijk beleid voor de komende jaren. Het onderzoeksrapport stelt dat IVH als hefboom kan dienen voor het realiseren van de gemeentelijke ambities. De IVH-partners werken in en met de lokale basisvoorzieningen. Zij faciliteren hen bij het vroegtijdig signaleren en ondersteunen van kinderen met mogelijke ontwikkelings-/gedragsproblemen. En als het nodig is, kan snel expertise ingezet worden vanuit disciplines binnen en buiten het gemeentelijk domein. Dit alles dichtbij kind en ouders en zoveel mogelijk in de eigen omgeving. IVH werkt als financiële hefboom doordat met een relatief beperkte investering in IVH een wel 10x zo grote inzet binnen en buiten het gemeentelijk domein wordt gerealiseerd. Verder geeft het onderzoek aan dat de kosten en baten van IVH ook voor gemeenten tegen elkaar opwegen. Het IVH-netwerk spant zich de komende jaren graag in om deze kansen binnen het gemeentelijk domein te benutten. Het netwerk Integrale Vroeghulp en zijn partners hebben de ambitie om samen met gemeenten nog meer resultaat voor kinderen en ouders te realiseren. Gwen van Merwijk-Bruinen Voorzitter stuurgroep Integrale Vroeghulp Zuid-Limburg Maart 2014 i Samenvatting Inleiding Het netwerk Integrale Vroeghulp Zuid-Limburg (IVH) is een samenwerkingsverband van organisaties die zich richten op de vroegtijdige onderkenning van ontwikkelings- en/of gedragsproblematiek bij kinderen van 0-7 jaar. Het netwerk IVH heeft onderzoek laten doen naar de meerwaarde van Integrale Vroeghulp voor gemeenten. De veranderingen binnen het gemeentelijk sociaal domein, waaronder de transitie jeugdzorg, stellen gemeenten voor grote uitdagingen. Zij bereiden zich samen met veldpartijen voor op de nieuwe situatie per 1 januari 2015. Met dit rapport levert het IVH-netwerk graag bouwstenen voor de verdere uitwerking. Samenwerking in transitie Het onderzoek wijst uit dat het IVH-netwerk een bijdrage kan leveren aan de gemeentelijke uitdagingen. Met de beoogde verdere aansluiting van de IVH-keten bij het gemeentelijk domein blijft de samenwerking voor ouders en kind in transitie! Gemeentelijke uitdagingen De Zuid-Limburgse gemeenten hebben te maken met demografische krimp met een vergrijzing en ontgroening. Burgers, waaronder jeugd, hebben een minder goede fysieke en geestelijke gezondheid en relatief hoger gebruik van voorzieningen. Gelijktijdig krimpende budgetten stellen de Zuid-Limburgse gemeenten voor de opgaven om de uitgaven te beperken. Gemeenten grijpen deze financiële noodzaak aan om ook inhoudelijk tot een verandering te komen. Gemeenten stellen kind en ouders centraal en zetten in op het versterken van de eigen kracht en de omgeving. Een integrale benadering van leefgebieden, vroegsignalering en preventie vormen kernpunten van de beoogde benadering. Dit moet uitwerking krijgen in samenwerking van professionals en het flexibel schakelen tussen expertiseniveaus binnen netwerken op lokaal en (boven)regionaal niveau. Integrale Vroeghulp Het IVH-netwerk werkt volgens deze gemeentelijke uitgangspunten en past deze in de praktijk toe. Het IVH-netwerk is via de eigen IVH-partners en samenwerking met algemene organisaties op lokaal gemeentelijk niveau actief. Voor kinderen waarbij lastig is vast te stellen wat er aan de hand is of waar een integrale benadering vanuit verschillende invalshoeken nodig is, wordt een beroep op het IVH-netwerk gedaan. Jaarlijks gebeurt dat gemiddeld ruim 260 keer. Voor gemiddeld 218 cliënten leidt dit tot een IVH-advies. De overige cliënten (20% van alle contacten) kon in de eerste contacten een afdoende antwoord/oplossing of doorverwijzing worden gegeven. Een aantal in dit rapport geschetste scenario’s leidt tot de verwachting dat het aantal IVH-cliënten het komend decennium gelijk blijft en mogelijk iets stijgt. Het netwerk Integrale Vroeghulp is onderscheidend door: Intersectorale bundeling expertise Specifieke vragen van doelgroep 0-7 jaar op alle levensgebieden De bril waarmee gekeken wordt naar kind en ouders Optimale schaal vanwege schakelen Deze onderscheidende aspecten van IVH zijn niet zo makkelijk opnieuw opgebouwd of te integreren in lokale/sub-regionale teams of structuren. ii Mocht onverhoopt het IVH-netwerk uiteen vallen, dan moet rekening gehouden worden met: Langere trajecten voor zeer jonge kinderen en ouders met alle risico’s van dien voor blijvende schade die mogelijk vermeden had kunnen worden; Meerkosten doordat problematiek niet gesignaleerd of niet tijd onderkend wordt, kinderen en ouders bij verschillende instanties en in opeenvolgende stadia opnieuw beoordeeld worden (dubbelingen) en mogelijk meer en duurdere ondersteuning nodig is dan wanneer direct onderkend was wat er aan de hand was en nodig was om kind en ouders de weg te wijzen. Meerwaarde Integrale Vroeghulp IVH kan als hefboom dienen voor het realiseren van de door gemeenten gewenste inhoudelijke veranderingen en resultaten. Het netwerk Integrale Vroeghulp draagt bij aan het: vroegtijdig opsporen, signaleren en ondersteunen van mogelijke ontwikkelings- en/of gedragsproblematiek bij kinderen; investeren in eigen kracht en versterken van de eigen regie van ouders en kind; faciliteren van professionals van algemene voorzieningen in het onderkennen en zelf oplossen van mogelijke problemen en zo nodig snel doorschakelen naar gebundelde/gespecialiseerde expertise; efficiënt organiseren van een netwerk van partners op alle relevante domeinen en (boven)lokale niveaus. IVH werkt ook als financiële hefboom. Met een relatief beperkte investering in IVH wordt een veelvoud aan financiële middelen en inzet in samenhang gemobiliseerd binnen en buiten het gemeentelijk domein. Gebundelde inzet tot 10x zo groot als coördinatiekosten Op basis van de regeling subsidies Awbz ontvangt MEE Zuid-Limburg een specifieke vergoeding voor de coördinatie van de Integrale Vroeghulp in de regio Zuid-Limburg. Deze subsidie bedraagt € 67.000,- op jaarbasis. Alle overige inzet in het kader van Integrale Vroeghulp (vraagverheldering, casemanagement, onderzoek, overleg multidisciplinair team) voldoen de deelnemende partijen uit de eigen budgetten. Dit geeft een gebundelde inzet die wel 10x zo groot is als de coördinatiekosten. Indien gekeken wordt naar de situatie na 2015, waarin gemeenten met de verschillende transities naast meer verantwoordelijkheden ook de bijbehorende middelen hebben gekregen, is daarvan nog steeds een aanzienlijk deel van buiten het gemeentelijk domein (zorgverzekering, langdurende zorg). En ook in de daaropvolgende ondersteuningsfase genereert IVH een inzet buiten het gemeentelijk domein waarvan de resultaten ten goede komen aan gemeenten. Kosten IVH wegen op tegen de baten Een in dit rapport uitgevoerde rekenkundige exercitie geeft aan dat de kostenbaten van IVH op verschillende gebieden en bij verschillende financiers liggen. Mogelijke opbrengsten voor de gemeenten lopen op tot bijna 1,2 mln. De inschatting is dat dit ruimschoots het dubbele is van de totale kosten die voor IVH in de huidige organisatievorm binnen het gemeentelijk domein zou worden gemaakt (voor vraagverheldering, casemanagement, onderzoek, overleg multidisciplinair team). Dat betekent dat binnen het gemeentelijk domein de kosten van IVH in de huidige organisatievorm ruimschoots tegen de baten opwegen. iii Randvoorwaarden Om in de toekomst gebruik te kunnen maken van de expertise en ervaringen van het IVH-netwerk en deze verder uit te bouwen, moet aan een aantal randvoorwaarden voldaan worden. Randvoorwaarden waaraan het IVH-netwerk zelf en gemeenten kunnen werken om met gezamenlijke inzet de beoogde resultaten te bereiken. Het IVH-netwerk zet onder meer in op een verdere samenwerking met lokale basisvoorzieningen. De ambitie is een zo vroeg mogelijke signalering van kinderen met mogelijke problemen. De door gemeenten beoogde verbinding van domeinen kan daaraan bijdragen. Evenals het door gemeenten financieel en organisatorisch waarborgen van de inzet van het IVH-netwerk en de aangesloten partners in de toekomst. iv 1. Inleiding 1.1. Aanleiding Het netwerk Integrale Vroeghulp Zuid-Limburg (IVH) is een samenwerkingsverband van organisaties die zich richten op de vroegtijdige onderkenning van ontwikkelings- en/of gedragsproblematiek bij kinderen van 0-7 jaar. Samenwerkingsdoel is een zo vroegtijdig mogelijke onderkenning van problemen en het ondersteunen van kinderen en ouders. Beoogd resultaat is het herstel van de eigen kracht en mogelijkheden van de opvoedingsomgeving van het kind met een bijzondere ontwikkeling. Het netwerk bundelt uiteenlopende disciplines op het gebied van onder meer kindergeneeskunde, kinderrevalidatie, jeugdgezondheidszorg, jeugdzorg, gehandicaptenzorg (verstandelijk, zintuiglijk, lichamelijk), geestelijke gezondheidszorg en ondersteuning bij leven met beperkingen. Het IVH-netwerk streeft naar een verdere aansluiting van de IVH-keten bij het gemeentelijk domein en het bijdragen aan de gemeentelijke doelen. Het IVHnetwerk heeft door Van den Broek Advies & Interim onderzoek laten doen naar de meerwaarde van de Integrale Vroeghulp voor gemeenten. De titel van deze rapportage ‘Samenwerking voor ouders en kind in transitie’ legt de relatie met de verschillende transities binnen het gemeentelijk sociaal domein, waaronder de transitie jeugd. Het karakteriseert verder de continue ontwikkeling van het IVH-netwerk tot nu toe en naar verwachting ook naar de toekomst. 1.2. Opzet onderzoek Het onderzoek is begonnen met een analyse van de bestaande en nieuwe gemeentelijke inspanningen op een aantal jeugdrelevante gebieden. Er is een analyse gemaakt van gemeentelijke beleidsdocumenten en er zijn telefonische interviews gevoerd met gemeentelijke vertegenwoordigers. Verder is een deskresearch uitgevoerd naar relevante feiten en cijfers. Dit heeft geleid tot een beeld van de inhoudelijke, organisatorische en financiële opgaven waarvoor gemeenten zich gesteld zien. Vervolgens is nagegaan of en op welke wijze het IVH-netwerk bij kan dragen aan het realiseren van de gemeentelijke doelen. Inzichtelijk is gemaakt wat het IVH-netwerk doet voor kinderen 0-7 jaar en hun ouders, op welke wijze en met welk resultaat. Verder is de meerwaarde van de Integrale Vroeghulp onder woorden gebracht en een inschatting gegeven van de kosten-baten. 1.3. Leeswijzer Deze rapportage bevat het resultaat van het onderzoek. Hoofdstuk 2 geeft de analyse van de gemeentelijke verantwoordelijkheden, veranderingen en uitdagingen. Hoofdstuk 3 gaat in op het netwerk Integrale Vroeghulp (de doelgroep, uitgangspunten, samenstelling en werkwijze van het netwerk). Het geeft verder een aantal cijfers en ontwikkelingen voor Integrale Vroeghulp in Zuid-Limburg weer. Hoofdstuk 4 beschrijft de meerwaarde van Integrale Vroeghulp voor gemeenten. En het becijfert de kosten-baten van Integrale Vroeghulp voor gemeenten. Hoofdstuk 5 benoemt de door het IVH-netwerk zelf en gemeenten te vervullen randvoorwaarden voor het benutten en verder uitbouwen van de expertise en ervaring van het IVH-netwerk in het toekomstige gemeentelijke jeugdstelsel. 1 2. Uitdagingen gemeenten Dit hoofdstuk gaat in op de taken die gemeenten hebben naar kinderen en hun ouders. Veel van deze gebieden zijn in ontwikkeling en gemeenten krijgen er nieuwe verantwoordelijkheden bij. Dit hoofdstuk geeft een beeld van de voornemens van de Zuid-Limburgse gemeenten hoe zij daarmee om willen gaan en voor welke uitdagingen hen dit stelt. 2.1. ‘Patchwork’ van de gemeentelijke jeugdverantwoordelijkheid Gemeenten vervullen van oudsher een belangrijke rol op tal van terreinen die voor kinderen, jeugdigen en ouders van belang zijn. De belangrijkste zijn: Wet publieke gezondheid (Wpg) – jeugdgezondheidszorg 0-19 jaar; Wet op de Jeugdzorg: regie (verantwoordelijkheid) opgroei- en opvoedondersteuning en inrichten van een fysiek Centrum voor Jeugd en Gezin; Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo): informatie & advies, signaleren van problemen, licht pedagogische hulp, toegang tot het lokaal hulpaanbod en coördinatie van zorg; Wet ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie (OkE): kwaliteit van peuterspeelzalen en kinderdagverblijven controleren en indien nodig taalontwikkelingsprogramma’s binnen de voorschoolse voorzieningen mogelijk maken; Wet op het primair onderwijs (Wpo) en Wet op het voortgezet onderwijs (Wvo): huisvesting van de scholen en leerlingenvervoer; Leerplicht wet: handhaven bij verzuim; Veiligheidsbeleid: gemeenten nemen deel aan de samenwerking in Veiligheidshuizen en zijn vanaf 2013 belast met het voeren van de regie op de samenwerking in Veiligheidshuizen en de verbinding van de verschillende ketens (openbare orde en veiligheid - zorg en welzijn, waaronder de OGGZ- en jeugdzorg partners. Deze lappendeken van verantwoordelijkheden rijgen de gemeenten als een patchwork tot een samenhangend geheel aaneen. Patchwork Een handwerktechniek waarbij lapjes katoenen stof van verschillende kleur en grootte aan elkaar worden genaaid. Van kleine lapjes stof kan een warme deken worden gemaakt. Patchwork is ontstaan in een tijd waarin het economisch niet zo goed ging. Daarna is het een sociale bezigheid geworden waarbij veel wordt samengewerkt en waarbij vaak patronen onderling worden uitgewisseld. Bron: www.wikipedia.nl De • • betrokkenheid van de gemeente varieert van een: Preventieve en signalerende rol tot een Uitvoerende, handhavende rol en een Regierol. 2 Een deel van de taken krijgt lokaal uitwerking. Op een aantal gebieden werken gemeenten regionaal samen of zijn de functies regionaal bij een (centrum)gemeente belegd. Vrijwel al deze terreinen zijn in verandering. Gemeenten zijn druk bezig met de voorbereidingen op: • Transitie begeleiding Awbz (nieuwe Wmo, 1 januari 2015) • Decentralisatie jeugdzorg (Jeugdwet, 1 januari 2015) • Harmonisatie voorschoolse voorzieningen (niet nader benoemd) • Passend Onderwijs (Wet Passend Onderwijs, 1 augustus 2014) Kernbegrippen bij deze verandering van bestaande verantwoordelijkheden en de komst van nieuwe taken zijn: • Minder: minder afhankelijkheid, meer eigen kracht en daardoor geen beroep (meer) op gemeentelijke voorzieningen; • Anders: ruimte voor nieuwe initiatieven van burgers en samenleving zelf, informele ondersteuning en algemene basisvoorzieningen; • Beter: de wel beschikbare collectief gefinancierde voorzieningen moeten zich in samenhang richten op het voorkomen van problemen en/of een langdurig beroep op zware ondersteuningsvormen. 2.2. De Zuid-Limburgse ‘jeugd’ in ontwikkeling Op hoofdlijnen bestaat een beeld bij de Zuid-Limburgse gemeenten van de richting waarin de doelgroep jeugd zich kwantitatief en kwalitatief ontwikkelt en wat dat voor gemeenten betekent. Demografische krimp met een vergrijzing en ontgroening. Een minder goede fysieke en geestelijke gezondheid en relatief hoger gebruik van voorzieningen bij zowel bestaande als nieuwe doelgroepen/taakgebieden. De bijlagen bevatten een uitgebreide toelichting op dit beeld. Versterken van het gezondheidsbeleid Omdat gezondheid beïnvloed wordt door een veelheid van factoren, wordt de roep om een integrale en intersectorale benadering steeds luider. Afstemming met andere beleidsterreinen en een duidelijke focus op risicogroepen zijn essentieel om in de toekomst meer gezondheidswinst te kunnen realiseren. Een goede publieke gezondheid en een welvarende samenleving vragen om gerichte investeringen in preventie en zorg. Bron: Een gezonde kijk op Zuid-Limburg, Regionale VTV 2010 Demografische ontwikkelingen, gezondheidsprofielen en krimpende budgetten stellen de Zuid-Limburgse gemeenten voor de opgaven om de uitgaven te beperken. Naast aanpassing van bestaand beleid en bestaande voorzieningen - lees bezuinigingen - is er ook een ander spoor. Namelijk, proberen toekomstige uitgaven bij toekomstige doelgroepen te voorkomen, uit te stellen of te verminderen. Aangrijpingspunten daarvoor zijn: beïnvloeding van de vraag/behoefte en het anders inrichten van de te bieden ondersteuning. 2.3. Initiatieven Zuid-Limburgse gemeenten De Zuid-Limburgse gemeenten zitten niet stil. Zij ontwikkelen op een groot aantal gebieden initiatieven om de uitdagingen waarvoor zij zich gesteld zien aan te pakken. Deels gebeurt dit als onderdeel van de reguliere werkzaamheden, zoals het jeugdgezondheidsbeleid. Deels vormen de transities het aangrijpingspunt, zoals de decentralisatie jeugdzorg. 3 Vanuit de Integrale Vroeghulp gezien is de decentralisatie jeugdzorg een belangrijke maar niet de enige relevante ontwikkeling. Dit hoofdstuk neemt de decentralisatie jeugdzorg weliswaar als vertrekpunt, maar betrekt andere terreinen eveneens in de analyse van de gemeentelijke initiatieven. Decentralisatie van de jeugdzorg: Eenvoud, respect en lef. Met de decentralisatie van de jeugdzorg staan de achttien Zuid Limburgse gemeenten voor een behoorlijke opdracht. Deze transitie omvat voor ons een groot deel onontgonnen gebied. … Het nieuwe stelsel moet écht veranderen en het goede moet behouden blijven. … Daarmee staan we voor een omvangrijke uitdaging. … Het gezin is gebaat bij oprechte aandacht van een professional die zich vrij kan bewegen en niet te veel door regels en procedures wordt beperkt. Kunnen we over de grenzen heen denken? Dat zal de toekomst leren, maar er is wel een portie lef voor nodig. Bron: Thijs van Es, Wethouder gemeente Beek, Nieuwsbrief Decentralisatie Jeugdzorg, juli 2013 Dit hoofdstuk geeft een beeld van de bestaande en nieuwe gemeentelijke inspanningen op een aantal jeugdrelevante gebieden. Er is een analyse gemaakt van gemeentelijke beleidsdocumenten en er zijn telefonische interviews gevoerd met een viertal gemeentelijke vertegenwoordigers. In de bijlagen is een overzicht opgenomen van de geraadpleegde bronnen en respondenten. Het (voorgenomen) beleid van de Zuid-Limburgse gemeenten is met een aantal kernbegrippen te karakteriseren. Gekeken is naar het bestaande gemeentelijke jeugdbeleid, de decentralisatie jeugdzorg, de Centra voor jeugd en gezin, de maatschappelijke ondersteuning, de decentralisatie begeleiding Awbz, het gezondheidsbeleid, het onderwijsbeleid en de algemene visie op het sociaal domein. Kind en ouders centraal Het kind, de ouders en hun leefwereld zijn het uitgangspunt voor het handelen. Dit geldt voor de activiteiten van de gemeenten en voor de hulpverleners. Eigen keuzen en behoud van eigen regie bepalen of en welke ondersteuning wordt ingezet. Hulp binnen het eigen gezin, coördinatie en continuïteit van hulpverleners dragen bij aan ontmedicaliseren en ontzorgen. Daarbij hoort ook een positieve benadering van opgroeien - de normale ontwikkeling van de jeugd en bijhorende ‘problemen’ - en het denken in kansen en talenten. 4 Versterken eigen kracht en pedagogische omgeving De inspanningen richten zich op het versterken van het kind/de jeugdige, opvoeders en omgeving (professionals bij algemene basisvoorzieningen voor kinderopvang, welzijn, onderwijs en zorg). Hen in staat stellen eerder en beter om te gaan met vragen rondom opvoeden en opgroeien. Dit draagt bij aan een zo normaal mogelijke ontwikkeling van het kind. Het houdt mogelijke problemen klein, vergroot de draagkracht van ouders en voorkomt een (te) snelle opschaling naar zwaardere (professionele) ondersteuningsvormen buiten de reguliere gezinsomgeving. Integrale benadering leefgebieden Kinderen zijn niet op te splitsen naar deelgebieden of gemeentelijke domeinen. Problemen zijn vaak met elkaar verweven of doen zich in opeenvolgende levensfasen voor. Oplossingen kunnen van verschillende kanten komen en niet alleen betrekking hebben op het kind, maar ook de ouders, het gehele gezin of de omgeving. Dit vraagt van gemeenten en hulpverleners een integrale benadering van vragen en problemen op de verschillende leefgebieden (zoals opgroeien, gezondheid, onderwijs, wonen, werken). Dit kan sneller leiden tot een beter resultaat. Vroegsignalering en preventie Gemeenten zetten op alle jeugdrelevante gebieden sterk in op een vroegtijdige signalering van problemen bij kinderen en een snelle ondersteuning. Hoe eerder signalen over mogelijke problemen met het opgroeien en ontwikkelen van kinderen opgepakt worden, hoe beter. Verder willen gemeenten de preventieve inspanningen vergroten. Met als resultaat het voorkomen van problemen of de escalatie daarvan en het voorkomen van zwaardere zorgvormen. Meeste rendement Uit allerlei onderzoeken blijkt dat het meeste rendement wordt behaald indien de hulp op jonge leeftijd en in een vroeg stadium wordt gegeven. Daarom is er vanuit gemeenten ook veel aandacht voor vroeg signalering en wordt er samen met de voorliggende voorzieningen (peuterspeelzalen, kinderopvang) geïnvesteerd in het vergroten van de kennis bij medewerkers over risicosignalen. Bron: Jong in Heerlen. Kadernota integraal jeugdbeleid 2013-2016 (mei 2013) Wijkgericht, couleur locale De wijk is steeds vaker het ankerpunt voor de aanwezigheid in de nabijheid van kind en ouders. Het is de plek voor het oppikken van signalen en de ondersteuning in de eigen leefomgeving. Inspanningen van organisaties worden op wijkniveau gebundeld. Gemeenten en organisaties werken binnen gemeenschappelijke kaders maar stemmen hun inzet wel af op de specifieke lokale omstandigheden ofwel de couleur locale. Samenwerken en ketens verbinden Vragen van kinderen en ouders en probleemsituaties komen in alle soorten en varianten voor. Vaak zijn ze eenduidig, maar ze kennen ook vaak verschillende aspecten. Vragen komen op verschillende plaatsen binnen of beantwoording vergt de inzet van verschillende disciplines. Gemeenten en hulpverleners kunnen door samenwerking adequaat inspelen op behoeften van kinderen en ouders. Door te opereren in netwerken en het 5 aaneensluiten van ketens binnen en tussen domeinen kunnen passende oplossingen worden gerealiseerd. Dit is uitgangspunt voor gemeenten zelf: Binnen gemeenten: de Zuid-Limburgse gemeenten leggen vanuit afzonderlijke domeinen relaties naar andere gebieden (integraal jeugdbeleid, integrale Wmo-beleidsnota). Maastricht heeft een geïntegreerde beleidsnota voor het Wmo- en gezondheidsbeleid tezamen; Tussen gemeenten: de Zuid-Limburgse gemeenten hebben een gezamenlijk regionaal gezondheidsbeleid en pakken de verschillende transities binnen het sociaal domein samen op. De regionale kaders zijn uitgangspunt voor verdere lokale uitwerking. En in sub-regio’s zijn de Centra voor jeugd en gezin actief; Het is ook uitgangspunt voor de activiteiten van andere organisaties binnen het gemeentelijk domein (onderwijs, wonen, justitie) en de afstemming tussen het gemeentelijk domein en andere gebieden, zoals de gezondheidszorg (zorgverzekeraars). Arrangementen en flexibel schakelen De Zuid-Limburgse gemeenten zoeken naar de wijze waarop de gezamenlijke uitgangspunten uitwerking kunnen krijgen in: Inhoud : Arrangementen Opgroeien en opvoeden doen kinderen en ouders zoveel als mogelijk zelfstandig. Inspanningen van gemeenten en organisaties richten zich op het versterken van de eigen kracht van kind, ouders en omgeving. Zo nodig gaat dit verder met ondersteunen en als het noodzakelijk is in overnemen. Dit krijgt vorm in gedoseerde en samenhangende arrangementen. Werkprocessen : Sluitende lijnen Een integrale aanpak is gebaat bij eenvoudige procedures, snel schakelen en korte lijnen. Gemeenten zetten binnen het sociale domein in op ruimte voor de burger en voor de professional (zelfsturing). Het initiatief ligt zoveel mogelijk aan de basis. Dit vraagt om het integreren van voorheen gescheiden werkprocessen en het geven van doorzettingsmacht. Het doel is te komen tot sluitende lijnen. Op die manier is het mogelijk flexibel in te spelen op behoeften van kinderen, ouders en hun omgeving. En er kan weer terug geschakeld worden zodra dat kan. Organisatievormen : Netwerken Een veelvuldig door gemeenten genoemde organisatievorm voor het realiseren van de doelstellingen is de ketengerichte samenwerking in netwerken. Deze strekken zich over de relevante gebieden uit. De ZuidLimburgse gemeenten zoeken met elkaar naar de optimale inrichting van het toekomstige jeugdstelsel en de daarbij te kiezen: o Optimale schaal: lokaal – regionaal – provinciaal - landelijk Het lokale niveau is het vertrekpunt voor alle inspanningen. Daar leven kind en ouders. Daar is de omgeving die bij kan dragen aan oplossingen. Gemeenten kiezen voor een gebiedsgerichte benadering in wijken en kernen en het daar inrichten van wijkteams en inlooppunten. Gemeenten pakken zaken (sub-)regionaal op die vanwege de omvang van de doelgroep of de benodigde expertise om een gebundelde inzet vragen. Voor een deel kan dat zelfs om een provinciale of landelijke benadering vragen. 6 o Benodigde expertise: algemeen/regulier – generalisten - specialisten Normaal waar kan, specialistisch waar nodig is leidend voor het organiseren van de expertise. Allereerst door kinderen, ouders en medewerkers van reguliere organisaties (basisvoorzieningen als peuterspeelzaal, onderwijs, welzijn, zorg) te faciliteren bij het zo zelfstandig mogelijk functioneren. Daarna komen in de gemeentelijke voornemens generalisten in beeld die op een breed gebied in staat zijn de benodigde acties in gang te zetten. Specialisten worden ingeschakeld als specifieke expertise nodig is om vast te stellen wat er aan de hand is of als de oplossing niet (alleen) vanuit de voorliggende infrastructuur geboden kan worden. De benodigde expertise wordt als het ware in schillen georganiseerd, waarbij het de bedoeling is dat tussen de schillen snel op- en teruggeschakeld kan worden. o Relevante leefgebieden en aangesloten disciplines De mogelijke vragen en problemen van kinderen en ouders kennen een grote variatie en kunnen veel leefgebieden beslaan. Dit betekent dat een beroep gedaan kan worden op veel disciplines. Daarbij kan aan de basis een bredere en minder diepe invalshoek worden gekozen. Vervolgens kan doorgeschakeld worden naar meer specifieke disciplines. Afhankelijk van de leeftijd van het kind en/of problematiek kunnen er logisch samenhangende paden en geclusterde disciplines zijn. Centrum voor Jeugd en gezin Preventieve veld op orde Gemeenten moeten meer dan voorheen zorgen dat zij het preventieve veld op orde hebben. Zorg aan kinderen/ouders moet beter, eenvoudiger, dichter bij huis, sneller en actiever. De eigen kracht en zelfredzaamheid van het gezin moet benut worden. … Het verbeteren van de effectiviteit moet ook, omdat er steeds meer bewijs komt voor kosteneffectiviteit van preventieve acties en vroegtijdige interventies. Bron: Startnotitie Doorontwikkeling CJG Heuvelland met het oog op transitie jeugdzorg (25 januari 2012) De Zuid-Limburgse gemeenten hebben de centra voor jeugd en gezin in vier sub-regio’s georganiseerd: Heuvelland, Maastricht, Parkstad en Westelijke Mijnstreek. Deels zijn de CJG’s fysiek aanwezig met lokale inlooppunten. Deels zijn zij virtueel en via websites te bereiken. De Zuid-Limburgse CJG’s zijn vooral netwerkorganisaties waarin onder gemeentelijke regie een aantal professionele organisaties samenwerken. Veelal is er een kernteam en een bredere kring van samenwerkingspartners. De Zuid-Limburgse gemeenten houden voor de toekomst verschillende opties open voor het invullen van de CJG-functies. Een mogelijkheid is het doorontwikkelen van het huidige CJG. Onder meer door het daarbij onderbrengen van een aantal te decentraliseren taken (zoals functionaliteit Bureau Jeugdzorg). En het CJG een rol te geven bij het samenbrengen van verschillende jeugdwerkvelden en het op consultbasis beschikbaar zijn voor ouders en professionals van algemene voorzieningen. CJG-teams inrichten met professionals uit verschillende jeugddisciplines (jeugdarts, jeugdverpleegkundige, schoolmaatschappelijk werk, gedragsdeskundige). Dit zou uit kunnen monden in één subregionale organisatie voor preventie en zorg; 7 Een ander gedachte is om meer aan te sluiten bij de ontwikkeling van lokale sociale teams in wijken, kernen en stadsdelen. Deze kunnen een eenduidige toegangspoort voor alle hulp aan kinderen en ouders vormen. Daarbij wordt niet gedacht in stenen en gebouwen. De teamleden werken op de vindplaatsen waar kinderen, jeugdigen en ouders zijn (scholen, gemeenschapshuizen, kinderdagverblijven). Zij verstevigen de relaties met de daar werkzame professionals, zoals op scholen de leerkrachten en de ZorgAdviesTeams. Effectief en efficiënt De inspanningen van gemeenten en jeugdpartners richten zich op het vergroten van het rendement van de inspanningen. Resultaatgericht werken staat voorop. Doel is het verminderen van versnippering, overlap en ‘te veel, te snel, te zwaar’. Maar ook breed, integraal en ‘vroeger, voorkomen en vergroten expertise. Dat geldt voor de inzet en organisatie van gemeenten zelf en voor de veldpartijen op de diverse jeugddomeinen. Gemeenten willen onder meer in overleg met de veldpartijen nagaan op welke wijze de toegang en benodigde expertise georganiseerd kan worden. 2.4. Conclusies Gemeenten spannen zich in om de lappendeken van huidige en nieuwe gemeentelijke jeugdverantwoordelijkheden te verknopen tot een consistent geheel, zonder overbodige franje. Demografische ontwikkelingen, zorggebruik en risicoprofiel in Zuid-Limburg vragen om maatregelen. De noodzaak om inhoudelijke en financiële aanpassingen door te voeren grijpen gemeenten aan als een kans en leidt tot het herijken van het jeugdstelsel. Kinderen en ouders vormen de basis. Inspanningen van alle betrokkenen zijn gericht op het hen in staat stellen zo normaal mogelijk en zelfstandig op te groeien en op te voeden. Gemeenten leggen nadruk op preventie, samenhang en samenwerking. Gemeentelijke uitdagingen liggen in het onderkennen van de geschikte aangrijpingspunten voor de gewenste verandering, de benodigde expertise en organisatie in Zuid-Limburg. 8 3. Integrale Vroeghulp Het netwerk Integrale Vroeghulp Zuid-Limburg is een samenwerkingsverband van organisaties die zich richten op de vroegtijdige onderkenning van ontwikkelings- en/of gedragsproblematiek bij kinderen van 0-7 jaar. Dit hoofdstuk beschrijft de doelgroep, uitgangspunten, samenstelling en werkwijze van het netwerk. Daarbij geeft het een aantal cijfers en ontwikkelingen voor Integrale Vroeghulp in Zuid-Limburg. Randy loopt zijn achterstand op tijd in Randy wordt geboren in het ziekenhuis met een zuignap. Hij heeft een moeilijke start en komt onder controle van een kinderarts. Daarna is er elke keer wel wat met hem aan de hand. De kinderarts meldt Randy in overleg met de ouders aan voor Integrale Vroeghulp. Er komt een consulent bij hen thuis. Naast de controles bij de kinderarts, bezoeken zijn ouders nu ook een kinderneuroloog. In het kernteam Integrale Vroeghulp wordt alles besproken. Inmiddels heeft Randy er een zusje bij gekregen. Pas door de geboorte van hun dochter, zien zijn ouders hoe ver Randy heeft achtergelopen. Dankzij alle hulp en ondersteuning, heeft hij deze achterstand bijna volledig ingelopen. Hij heeft nu alleen nog met zijn spraak een kleine achterstand. Vader: “Het is maar goed dat er specialisten over onze schouder hebben mee gekeken. Als we dat niet hadden gehad, weet ik niet of Randy uiteindelijk naar een gewone school had gekund.” Bron: De regio centraal, Regio Zuid-Limburg in beeld. Vroeg, Voortdurend, Integraal. Mei 2011 3.1. Kinderen 0-7 en hun ouders Twijfels over ontwikkeling of gedrag Integrale Vroeghulp richt zich op kinderen van 0 tot 7 jaar waarbij (het vermoeden bestaat dat) de ontwikkeling vertraagd of afwijkend verloopt en waarbij dit (vermoedelijk) te maken heeft met complexe ontwikkelings- en/of gedragsproblematiek. Hierbij gaat het om het gehele functioneren van het kind zelf – dus in lichamelijk, psychisch en sociaal opzicht – en om het functioneren van het kind binnen het gezin. Bij aanvang van een vroeghulptraject is vaak niet helder wat er met een kind aan de hand is. Er is zowel bij ouders als professionals wel gerede twijfel of ongerustheid over de ontwikkeling en/of het gedrag van het kind. Ouders hebben juist in die fase behoefte aan ondersteuning bij het verkrijgen van duidelijkheid, het vinden van de weg en het nemen van de juiste beslissingen voor hun kind. Professionals van algemene of specifieke voorzieningen willen een beroep kunnen doen op (een combinatie van) specifieke expertise om hun vermoedens te laten toetsen. Omvang De potentiële omvang van vroeghulpkinderen is landelijk berekend op meer dan 40.000 kinderen. Op basis van inwoneraantallen zou dit voor ZuidLimburg om ruim 1.500 kinderen in de leeftijd van 0-7 jaar kunnen gaan. Gelukkig vinden veel kinderen en hun ouders ook zonder een vroeghulptraject zelfstandig of via het reguliere circuit hun weg. In Zuid-Limburg fluctueert het aantal kinderen dat een beroep doet op IVH de afgelopen jaren tussen de 210 en 268 cliënten per jaar. Een verklaring voor de ‘piek’ in de periode 2009-2011 is mogelijk de uitbreiding van de doelgroepleeftijd tot zeven jaar. De gemiddelde leeftijd ligt de afgelopen jaren rond de 3 jaar en 4 maanden. 9 Juist deze groep Er is een aantal redenen waarom het netwerk IVH zich richt op de groep kinderen van 0-7 jaar met (vermoedelijke) ontwikkelings- en of gedragsproblematiek: Vroeg nog veel te bereiken Wetenschappelijk onderzoek toont aan dat vroege opsporing van een beperking bij kinderen op de langere termijn onnodige achterstanden helpt voorkomen (tertiaire preventie). In de eerste levensjaren is de plasticiteit van de hersenen het grootst. Daarna neemt dat geleidelijk af. Inzet plegen op vroege opsporing van beperkingen levert uiteindelijk een betere kwaliteit van leven voor het kind en het gezin. Vroegtijdig starten met zorg en ondersteuning betekent ook het voorkomen van zwaardere (duurdere) inhaalslagen op de langere termijn; Cruciale levensfase De eerste levensjaren zijn voor ieder kind stormachtig, ook als deze normaal verlopen. Verstandelijk, lichamelijk/fysiek/motorisch, sociaalemotioneel, gedrags- en leermatig maken kinderen een grote ontwikkeling door. En dat ook nog eens gelijktijdig. Met deze cruciale levensfase onderscheiden deze jonge kinderen en hun ontwikkeling zich van oudere kinderen en jeugdigen. Die maken weer andere stappen, met andere vragen en zo nodig andere professionals; Moeilijk vast te stellen Veel voorkomende vragen en problemen in de ontwikkeling en het opgroeien van kinderen zijn goed te beantwoorden en onderkennen door ouders zelf of door professionals van algemene instanties als het consultatiebureau, de huisarts, de peuterspeelzaal, kinderopvang of het onderwijs. Ook kinderen met minder voorkomende maar zeer duidelijk aanwezige (vaak ernstige) problemen zijn door hen te signaleren en door te leiden. Maar er zijn ook kinderen waarbij niet zo eenduidig en overduidelijk is, wat er aan de hand is. Daarbij kan een rol spelen dat het kind zo jong is, dat het lastig is om direct uit gedrag en/of communicatie af te leiden waar mogelijk een probleem ligt. Ook kan de samenloop van 10 problemen een beoordeling moeilijk maken. In deze situaties is het goed een beroep te kunnen doen op specifieke expertise rondom zeer jonge kinderen. Zeker als het gaat om problematiek die zich maar bij relatief kleine aantallen kinderen voordoet. Integrale aanpak Het netwerk verenigt disciplines die op uiteenlopende vindplaatsen en vanuit verschillende invalshoeken naar het kind en het gezin kijken. Het netwerk waarborgt een integrale benadering van signaleren, onderzoek en ondersteunen voor de kinderen van 0-7 jaar en hun ouders. Vroeg erbij zijn Als je er vroeg bij bent, kun je gevolgen nog beperken door de ontwikkeling te stimuleren. ‘Dezelfde stoornis kan leiden tot een IQ van 25 of 85. Binnen die bandbreedte is dus behoorlijk wat ruimte voor verbetering. Op de juiste manier gestimuleerd worden kan het verschil maken tussen wel of niet leren lezen of met geld kunnen omgaan.’ Bron: Markant, 2009 Ontwikkelingen en trends? In het IVH-proces spelen veel factoren een rol die ertoe leiden of een vroeghulpkind wel of niet wordt aangemeld. In de praktijk komt dit onder meer tot uiting in een variërend verloop van het aantal feitelijke cliënten. Niettemin is navolgend een aantal mogelijke ontwikkelingen en trends genoemd. Ontwikkeling cliënten IVH De ontwikkeling van de cliëntaantallen in de periode 2007-2012 en die van de totale bevolking en de 0-7-groep kunnen met elkaar vergeleken worden door het jaar 2007 als basisjaar te nemen. De grafiek laat zien dat in die jaren de totale bevolkingsomvang in Zuid-Limburg licht gedaald is. De categorie 0-7 jaar is relatief harder gedaald. Het aantal IVH-cliënten kent een fluctuerend verloop, maar stijgt. (Bron: IVH Zuid-Limburg; Etil; Progneff, 2013) 11 Hierbij moet opgemerkt worden dat het om relatief kleine aantallen gaat, waarbij jaarlijkse variatie een groot effect heeft op het indexcijfer. Niettemin kan een aantal mogelijke redenen genoemd worden voor de ontwikkeling van de IVH-cijfers: een grotere bekendheid van het IVH-netwerk, een betere vroegsignalering en een verschuiving van (vermoedelijke) problematiek bij het kind waardoor een groter aantal kinderen gebruik maakt van Integrale Vroeghulp. Tegelijkertijd kan een intensievere samenwerking met voorliggende vindplaatsen en de mogelijkheid van consult/advies voor professionals een matigende invloed op de cliëntaantallen hebben. Prognose Een bevolkingsprognose voor Zuid-Limburg laat een verder afnemende bevolkingsomvang in de komende decennia zien. De groep 0-7 jaar daalt het eerste decennium minder sterk. Onderstaande grafiek geeft dit weer, waarbij 2013 als basisjaar voor de indexcijfers is genomen. Met de bevolkingsprognose kan een aantal mogelijke scenario’s voor de ontwikkeling van de aantallen IVH-cliënten worden geschetst: Scenario demografische ontwikkeling De prevalentiecijfers van de meeste beperkingen zijn vrijwel constant. Dit betekent dat daarmee het aantal (potentiële) vroeghulpkinderen vooral afhankelijk is van de demografische ontwikkeling van de categorie 0-7 jaar. In de grafiek is daarmee het IVH-scenario 0-7 jaar gelijk aan de demografische lijn 0-7 jaar. Dit betekent voor het eerste decennium een vrijwel gelijkblijvende omvang van de IVH-cliënten en daarna daling. Scenario historische ontwikkeling Kijkend naar de ontwikkeling van de feitelijke cliëntaantallen IVH in de periode 2007-2013 is een ander scenario mogelijk. In die periode is die IVH-groep gemiddeld 7% per jaar gegroeid. Extrapoleren van die historische ontwikkeling naar de toekomst geeft in de grafiek het IVHscenario-H. De geeft voor het komende decennium een licht stijgende omvang van het feitelijk aantal IVH-cliënten. Nadat die in 2030 op 12 hetzelfde niveau ligt als in 2013, neemt die daarna in omvang af. Scenario jongere vroegsignalering Het IVH-netwerk Zuid-Limburg spant zich in samenwerking met de professionals van algemene en voorliggende voorzieningen in om op steeds jongere leeftijd tot een signalering van vroeghulpkinderen te komen. Naarmate dit beter lukt, is het in de grafiek gegeven IVHscenario-J mogelijk. Dit leidt in vergelijking met het historische scenario tot een nog iets sterkere stijging van het aantal feitelijke IVH-cliënten in de eerste periode en een wat latere daling in de periode daarna. Problematiek Een trend van de afgelopen jaren is dat de meerderheid van de IVH-cliënten wordt aangemeld vanwege het gedrag of de sociaal-emotionele ontwikkeling van de cliënt. In (steeds) mindere mate is een ontwikkelingsachterstand of een vermoeden van een verstandelijke ontwikkeling dat. Verder behoort een spraak-/taalachterstand tot de top-4 van belangrijke redenen voor aanmelding. Reden aanmelding IVH Gemiddeld 2011-2012 Cumulatief Gedrag 36% 36% Sociaal-emotionele ontwikkeling 25% 61% Verstandelijke ontwikkeling 18% 79% Spraak-/Taalachterstand 13% 92% Motorische ontwikkeling 5% 97% Communicatieve problemen 2% 99% Medische problematiek 1% 100% 13 3.2. Uitgangspunten IVH Integrale Vroeghulp is gebaseerd op een aantal uitgangspunten met als kern dat het kind voorop staat en de ouders aan het roer staan. IVH kent nagenoeg geen wachttijden. Ouders en kind worden snel geholpen zodat het gezin weer snel verder kan. Uiterlijk binnen drie maanden tracht IVH helderheid te bieden. De inzet richt zich op het in de eigen omgeving opgroeien en ontwikkelen van het kind. Het zijn de vindplaatsen in de directe omgeving van het kind waar de vroege signalering van een vermoedelijke ontwikkelingsachterstand of gedragsprobleem plaatsvindt. Het ondersteunen en onderzoeken van kind en gezin vinden zoveel mogelijk ook daar plaats. De IVH-professionals komen naar het gezin toe en werken multidisciplinair. Zij kijken vanuit de vraagverheldering integraal naar de ontwikkeling van het kind op gedragsmatig, sociaal-emotioneel, cognitief en medisch gebied, de relevante levensgebieden en het gezinssysteem. Doordat het IVH-netwerk uiteenlopende ketenpartners heeft, beschikt het over een uitgebreide kennis van mogelijke probleemgebieden en oplossingen. Uitgangspunt is ‘gewoon waar het kan, speciaal waar het moet’. Voor onderzoek, behandeling en ondersteuning is een beroep mogelijk op (para)medische, gedragskundige en opvoedkundige expertise. Afhankelijk van de vraagstelling kan opgeschaald worden van een algemene professional tot een universitair medisch centrum. 14 Weer op de rails Door de integrale kijk en benadering van IVH krijgen jonge kinderen en hun gezin zonder lange wachttijden, snel, vroegtijdig en adequaat een integraal advies of hulp op maat. Kind en gezin worden als het ware weer op de treinrails gezet om met hun wagon zelf verder te kunnen. Met informatie en advies aan ouders en professionals werkt het IVH-netwerk aan een versterking van het eigen oplossingsvermogen van ouders en de directe omgeving. Met praktische en preventieve gezinsondersteuning wordt het gezin versterkt en begeleid en een verdere ontwikkelingsachterstand voorkomen. In complexe en/of zorgintensieve situaties kan trajectbegeleiding ouders helpen bij het samenhangend organiseren van de benodigde ondersteuning. Dit kan hen in staat stellen zolang mogelijk zelf en in de eigen omgeving voor hun kind te zorgen. Stimuleren kind, ondersteunen moeder Een jongetje van 4 wordt door de reguliere basisschool aangemeld bij het IVHnetwerk. De school vond het kind vanaf dag 1 opvallen en maakt zich na enkele weken ernstig zorgen om de ontwikkeling van dit kind (sociaal emotioneel, spraak, taal, gedrag en schoolrijpheid). Verder baart de thuissituatie zorgen (het kind is onverzorgd, komt veelvuldig te laat en er is sprake van een gebroken gezin). Uit onderzoek van IVH blijkt dat dit kind een zeer forse ontwikkelingsachterstand heeft en nog niet toe is aan onderwijs. Het kind wordt verwezen naar een kinderdagcentrum (KDC). Hier kan het kind gestimuleerd worden in zijn ontwikkeling. Daarnaast wordt Praktisch Pedagogische Gezinsondersteuning (PPG) ingezet om moeder te ondersteunen in de opvoeding en ontwikkelingsstimulering van haar zoontje. De kinderarts zal verder onderzoek doen naar de oorzaak van de forse ontwikkelingsachterstand. De toekomst moet uitwijzen welke mogelijkheden er voor het jongetje zijn om weer naar een reguliere basisschool te gaan of dat andere oplossingen gezocht moeten worden. Bron: IVH-netwerk Zuid-Limburg 3.3. Samenstelling netwerk Alle jeugdgerelateerde gebieden Het IVH-netwerk Zuid-Limburg is een samenwerkingsverband van professionals en organisaties op alle jeugdgerelateerde gebieden. Het bundelt de regionale kennis en ervaring rondom de preventieve ondersteuning van kind en gezin. Het zorgt voor een structurele afstemming tussen de gebieden welzijn, jeugd, gezondheidszorg (public health, cure), langdurende zorg (care), voorschoolse opvang en onderwijs. Lokale haarvaten – bovenregionale expertise Het IVH-netwerk is via de eigen IVH-partners en samenwerking met algemene organisaties op lokaal gemeentelijk niveau actief. Een deel van de IVHpartners heeft eigen lokale inlooppunten, is werkzaam op lokale vindplaatsen (Wmo-loket, scholen, wijkservicepunten) of maakt deel uit van sociale wijkteams. Verder vormt een deel van de IVH-partners met andere organisaties de kern van de bovengemeentelijke Centra voor jeugd en gezin en hun gemeentelijke 15 contactpunten. Het IVH-netwerk en zijn partners zijn hiermee tot in de lokale haarvaten en op alle vindplaatsen actief. Via andere IVH-partners is het IVH-netwerk aangesloten op bovenregionale expertise-, zorg- en ondersteuningsstructuren. Het is daarmee mogelijk in voorkomende gevallen alle benodigde disciplines flexibel in te zetten en zo nodig op te schalen naar specifieke expertise, onderzoeksmogelijkheden of centra voor gespecialiseerd(e) onderzoek, behandeling en begeleiding. 3.4. Werkwijze Integrale Vroeghulp Het netwerk IVH is laagdrempelig en rechtstreeks te benaderen door ouders of professionals van algemene organisaties. Vervolgens wordt afhankelijk van een nadere verduidelijking van de vraag en beoordeling van de situatie een aantal stappen doorlopen. Naar schatting kan jaarlijks in zo’n 50-60 situaties (20% van alle contacten) in de eerste contacten een afdoende antwoord/oplossing of verwijzing worden gegeven. In die situaties volgen geen verdere acties vanuit het IVH-netwerk. Sterke relatie IVH met lokale vindplaatsen Voor alle overige cliënten start de inschrijving als IVH-cliënt. In 2012 waren dit er 216. Van deze aanmeldingen komt het grootste deel via de consultatiebureaus (38%). Eenvijfde van de aanmeldingen komt op eigen initiatief van de ouders (19%). Via voorschoolse voorzieningen, school en GGD komt eenderde van de IVH-aanmeldingen (34%). Vanuit de curatieve gezondheidszorg komt bijna eentiende (8%) van de cliënten bij het IVHnetwerk terecht. 16 Deze cijfers zijn een indicatie voor een sterke relatie van het IVH-netwerk met de lokale vindplaatsen van kinderen met mogelijke ontwikkelingsproblemen. Verder suggereert het dat naast een goede entree bij algemene/voorliggende voorzieningen het voor ouders ook belangrijk is zich rechtstreeks tot het IVHnetwerk te kunnen wenden. IVH-team en integraal advies Nadat de situatie van kind en gezin zoveel mogelijk in kaart is gebracht, worden de bevindingen in het multidisciplinaire team besproken. In Zuid-Limburg zijn drie multidisciplinaire teams actief in de regio's Maastricht-Heuvelland, Parkstad en Westelijke Mijnstreek, inclusief EchtSusteren. Elk multidisciplinair team bestaat minimaal uit een kinder(revalidatie)arts, jeugdarts, maatschappelijk werker, GZ-psycholoog, orthopedagoog en coördinator. Daar waar nodig wordt het team uitgebreid met paramedici. Het team stelt een multidisciplinair advies op dat samen met de ouders wordt besproken. De IVH-adviezen richten zich op een snelle en adequate ondersteuning van kinderen en hun ouders of mede-opvoeders/begeleiders. De intentie is dat deze zo vroeg en zo kort mogelijk wordt geboden en zo kind en gezin in staat te stellen zelfstandig verder te gaan en grotere hulpvragen te voorkomen. Voor een groot deel kan deze (tijdelijke) ondersteuning in de eigen gezinssituatie en omgeving worden geboden. Een deel van de cliënten zal echter langduriger een beroep moeten doen op ondersteuning of is aangewezen op zwaardere, dan wel meer specifieke voorzieningen. Iets meer aandacht als het moet Een Afghaans jongetje van 3,5 jaar wordt door de afdeling kindergeneeskunde van het ziekenhuis aangemeld. Het gezin heeft een vluchtelingengeschiedenis achter de rug en heeft op veel wisselende woonplekken in verschillende landen verbleven. Sinds kort heeft het gezin een verblijfsstatus In Nederland en een eigen woning. Moeder volgt inburgering. Zowel het consultatiebureau als het kinderdagverblijf hebben ernstige zorgen over de ontwikkeling van het jongetje en dan met name op spraak-/taalvlak. De ouders zien dit ook wel. Uit IVH-onderzoek blijkt dat het kind in het gedrag erg jong is en een forse taalproblematiek heeft. Hierdoor kan het jongetje op dit moment niet naar de reguliere basisschool. Het IVH-advies is om hem te plaatsen binnen een specialistische diagnose- en behandelgroep gericht op spraak-/ taalontwikkeling en communicatie. Afhankelijk van de verdere diagnose- en behandelresultaten kunnen samen met de ouders de stappen daarna worden ingevuld. Dan wordt ook duidelijk welke onderwijsomgeving voor de jongen het meest geschikt is. Bron: IVH-netwerk Zuid-Limburg In de bijlagen is een toelichting op de IVH-werkwijze en een aantal IVH-cijfers opgenomen. 17 3.5. IVH is onderscheidend Het netwerk Integrale Vroeghulp is onderscheidend door: Bundeling expertise IVH brengt expertise vanuit verschillende domeinen en disciplines bij elkaar die niet in die samenstelling aan andere lokale en sub-regionale tafels (wijkteams, CJG-teams) bij elkaar komen. Zoals bijvoorbeeld de gespecialiseerde kindergeneeskunde, kinderrevalidatie en audiologische centra; Specifieke vragen van doelgroep 0-7 jaar op alle levensgebieden IVH focust rondom een heel specifieke vraagstelling: jonge kinderen met (een vermoeden van) meervoudige problematiek en die mogelijk een beroep doen op onderzoek en ondersteuning op meerdere levensgebieden en vanuit verschillende domeinen (naast gemeentelijk, ook zorgverzekering en langdurige zorg). Dit is smal en diep en anders dan bijvoorbeeld bij de teams 0-19 jaar en die zich richten op alle opvoed- en opgroeivragen (breed en ondiep). Niet voor niets krijgt IVH vanuit andere instanties en teams hulpvragen die daar niet afdoende beoordeeld kunnen worden; De bril waarmee gekeken wordt naar kind en ouders Er wordt binnen IVH integraal gekeken naar zowel de ontwikkeling van het kind op een aantal gebieden (emotioneel, gedrag, medisch, verstandelijk, motorisch) als het gezinssysteem (ouder, kind en overige gezinsleden). Optimale schaal vanwege schakelen IVH is niet aan organisatorische of geografische grenzen gebonden. Afhankelijk van het kind en de situatie wordt de benodigde kennis en inzet gemobiliseerd binnen en buiten het netwerk. Als lokale of regionale expertise en ondersteuning niet toereikend is, kan IVH snel doorschakelen. Dit voorkomt dat kinderen (te) laat geholpen worden en onomkeerbare ontwikkelingsachterstand oplopen. Deze onderscheidende aspecten van IVH zijn niet zo makkelijk opnieuw opgebouwd of te integreren in lokale/sub-regionale teams of structuren. Daarbij speelt mee dat het bij IVH om een relatief beperkte groep kinderen gaat met soms heel specifieke problematiek. Soms zijn het maar enkele tot een handvol cliënten per gemeente. Om de benodigde expertise en betrokken disciplines te waarborgen is een gebundelde inzet noodzakelijk. Deze is met het IVH-netwerk beschikbaar. Mocht dit onverhoopt niet gebeuren en het IVH-netwerk uiteen vallen, dan moet rekening gehouden worden met: Langere trajecten voor kinderen en ouders met alle risico’s van dien voor blijvende schade die mogelijk vermeden had kunnen worden; Meerkosten doordat kinderen en ouders bij verschillende instanties en in opeenvolgende stadia opnieuw beoordeeld worden (dubbelingen) en mogelijk meer en duurdere ondersteuning nodig is dan wanneer direct onderkend was wat er aan de hand was en nodig was om kind en ouders de weg te wijzen. 18 4. Meerwaarde Integrale Vroeghulp In de voorgaande hoofdstukken is enerzijds een analyse gemaakt van het gemeentelijk jeugddomein, de uitdagingen en oplossingsrichtingen van de Zuid-Limburgse gemeenten. Anderzijds is aangegeven wat het netwerk Integrale Vroeghulp Zuid-Limburg is en doet. Dit hoofdstuk brengt beide werelden bij elkaar. Het maakt inzichtelijk dat Integrale Vroeghulp een grote persoonlijke, sociale en financiële meerwaarde heeft. Het IVH-netwerk werkt volgens de gemeentelijke uitgangspunten voor de jeugdrelevante gebieden en past deze in de praktijk toe. IVH kan daarmee als hefboom dienen voor het realiseren van de door gemeenten gewenste veranderingen en resultaten. IVH werkt ook als financiële hefboom. Met een relatief beperkte investering in IVH wordt een veelvoud aan financiële middelen en inzet in samenhang gemobiliseerd binnen en buiten het gemeentelijk domein. Rechtzetten kost zoveel méér Kees wordt dit jaar twintig jaar. Hij heeft een licht verstandelijke beperking (LVB). Dit is pas kort geleden ontdekt nadat hij diverse malen is ontspoord en met de (jeugd)reclassering te maken heeft gehad. Gedurende de jeugd en adolescentie van Kees is al heel veel in hem geïnvesteerd, maar door het gebrek aan tijdige diagnostiek, is alle inzet zijn doel voorbij geschoten. Er is veel kostbare tijd verloren gegaan, Kees heeft veel faalervaringen opgedaan en zijn ouders haken nu ernstig teleurgesteld af, mede vanwege de verantwoordelijkheid voor hun vier andere kinderen. De inzet om Kees wel een positieve aansluiting op de maatschappij te laten maken, is de komende jaren zeer kostbaar en biedt bovendien geen garantie op succes. Door eerder, vaker en integraal naar Kees te kijken en zijn ouders te begeleiden, had zijn leven en dat van zijn familie er heel anders uit kunnen zien. Bron: Samen sterk voor jonge kinderen met ontwikkelingsproblemen. Handreiking voor gemeenten. Juli 2012. 4.1. IVH als inhoudelijke hefboom voor gemeenten Het netwerk Integrale Vroeghulp draagt bij aan het: vroegtijdig opsporen, signaleren en ondersteunen van mogelijke ontwikkelings- en/of gedragsproblematiek bij kinderen; integrale hulp en advies op maat voor kind en gezin; investeren in eigen kracht en versterken van de eigen regie van ouders en kind; faciliteren van professionals van algemene voorzieningen in het onderkennen en zelf oplossen van mogelijke problemen en zo nodig snel doorschakelen naar gebundelde/gespecialiseerde expertise; efficiënt organiseren van een netwerk van partners op alle relevante domeinen en (boven)lokale niveaus. Vroeg, integraal en preventief Bij hun geboorte is bij baby’s 25% van hun hersenen ontwikkeld. Daarna is er een heel korte periode zo’n snelle ontwikkeling dat op de leeftijd van drie jaar 80% van de hersenen is ontwikkeld. In de daaropvolgende jaren ontwikkelen de hersenen zich verder. In deze eerste periode maken kinderen op alle gebieden (lichamelijk, mentaal, sociaal-emotioneel) cruciale ontwikkelingen door. De gebieden beïnvloeden elkaar voortdurend en zijn van elkaar afhankelijk. Deze verwevenheid van ontwikkelingslijnen en de bij een deel van 19 de kinderen elkaar versterkende probleemgebieden vragen om een multidisciplinaire aanpak. Dit kan niet los gezien worden van de gehele gezinssituatie. De ouders hebben een belangrijke rol bij het volgen en stimuleren van de ontwikkeling van hun kind. Een op de situatie toegespitste ouder-kindrelatie draagt bij aan een zo goed mogelijk resultaat. Vroegtijdige signalering van problemen en een succesvolle aanpak daarvan vergroten de kansen van kinderen en voorkomen onnodige of zelfs onherstelbare achterstand. Vroege interventie is ook effectiever dan in latere jaren. Het kind voorop De bedoeling is dat kinderen zoveel mogelijk hun eigen weg gaan. Dat zij een normale ontwikkeling doormaken in de eigen omgeving. Dat zij in staat zijn optimaal hun mogelijkheden en kansen te benutten. Die ontwikkeling loopt voor ieder kind anders. Daar moet ook gelegenheid voor zijn. Enerzijds vraagt dit om zo min mogelijk bemoeienis van buitenaf. Anderzijds is het in het belang van het kind dat als er iets is, er zo snel mogelijk actie wordt ondernomen. Zeker bij het heel jonge kind blijkt hoe eerder, hoe beter. De inzet van het netwerk Integrale Vroeghulp maakt dit mogelijk. Het voorkomt erger, het vermindert ontwikkelingsachterstand of lost deze zelfs geheel op. Het stelt het kind in staat zoveel als mogelijk weer de draad op te pakken. Dit bevordert de kwaliteit van leven en welzijn van het kind. Op kortere en op langere termijn. Ouders aan het roer De ontwikkeling van een kind kan bij ouders vragen of zorgen oproepen. Dat hoeft niet meteen een probleem te zijn. Sommige dingen gaan vanzelf over, kinderen groeien er over heen of ouders lossen het zelf op. Maar voor andere zaken zoeken ouders buiten het gezin naar antwoorden of ondersteuning. Dat kan bij het consultatiebureau, de huisarts, de kinderopvang of de school. Het kan ook bij CJG, MEE of BJZ. Maar als ouders of deze professionals denken dat er meer aan de hand is of dat juist onduidelijk is, kan het IVHnetwerk van toegevoegde waarde zijn. Ouders kunnen al in een eerste contact met het IVH-netwerk gerustgesteld worden. Maar zij weten ook dat zo nodig er actie wordt ondernomen. Zij hoeven maar een keer hun verhaal te doen. Er wordt integraal en in samenhang op verschillende gebieden gekeken naar de ontwikkeling van hun kind en de gezinssituatie. Ouders hebben behoefte aan duidelijkheid, ook bij minder goed nieuws. Het IVH-netwerk geeft hen een perspectief waarbinnen zij zelf keuzen kunnen maken en stappen kunnen zetten. Ouders staan aan het roer. Voorkomen wordt dat zij overbelast raken, eventueel uitvallen en dat zij voor hun kind een beroep moet doen op zwaardere ondersteuningsvormen. Algemene, voorliggende en generalistische professionals Naast ouders zijn het in eerste instantie de consultatiebureau-arts, begeleidster kinderdagverblijf of peuterspeelzaal, leerkracht of lid van een zorgadviesteam waar ouders met vragen of zorgen over hun kind terecht komen. Deze professionals signaleren zelf een vermoedelijk ontwikkelingsprobleem. Vaak kunnen zij vanuit hun eigen kennis en ervaring direct antwoorden of de geëigende actie inzetten. Maar niet altijd. Dan blijkt 20 het een meerwaarde te hebben om een beroep te kunnen doen op het IVHnetwerk. De professionals van de algemene voorzieningen hebben de mogelijkheid vragen te stellen en signalen te geven. Desgewenst krijgen zij daarop informatie, tips en adviezen. Zij kunnen deze benutten in de eigen contacten met kinderen en ouders. Maar er bestaat ook de mogelijkheid om kinderen en ouders door te verwijzen naar het IVH-netwerk voor een verdere verdieping en/of verbreding van de benodigde expertise en het zo nodig inzetten van meer specifieke onderzoeksmogelijkheden. Specifieke expertise Pim van bijna 5 jaar wordt op advies van de school door zijn moeder bij IVH aangemeld. Pim bezoekt de reguliere basisschool en heeft vanaf dag één aanpassingsproblemen. Na ziekte van een leerkracht kwam Pim in een andere groep terecht met een zeer ervaren leerkracht. Aanvankelijk leek Pim beter te gedijen, maar ook in deze klas moest geconstateerd worden dat Pim steeds grotere aanpassings- en gedragsproblemen ontwikkelde. Zelfs van dien aard, dat school adviseerde Pim deels thuis te houden. Via Integrale Vroeghulp wordt snel duidelijk dat Pim niet geboden krijgt wat hij nodig heeft, namelijk een kleinere klas met meer individuele instructie. Omdat hij vaak dingen niet overziet, loopt hij tegen grenzen aan. Daardoor reageert hij op iedere prikkel en worden frustraties zichtbaar in de gedragsproblemen en de onhoudbare situatie op school. Voor ouders een moeilijk proces waarin duidelijk wordt dat Pim het regulier niet haalt. Hij heeft behoefte aan een specialistische setting waar hij kan gedijen en zich kan ontwikkelen. Bron: IVH Zuid-Limburg Partners IVH-netwerk zelf Deelnemen aan het netwerk Integrale Vroeghulp Zuid-Limburg is voor de IVHpartners zelf van toegevoegde waarde. Het stelt hen in staat een sluitende infrastructuur voor kinderen en ouders te realiseren. Inhoudelijk bundelen zij met elkaar aanvullende en versterkende expertisegebieden. Geografisch realiseren zij op elkaar aansluitende schalen of werkgebieden van lokaal tot (boven)regionaal en provinciaal niveau. Hiermee ontstaat een flexibel netwerk op alle jeugdrelevante gebieden. De netwerkpartners werken vanuit gedeelde uitgangspunten en visie. Daarin staan de regie van de ouders en de ontwikkeling van het kind in de eigen leefomgeving centraal. Dit stelt hen in staat integraal te kijken en te handelen. Voordeel van de inmiddels jarenlange samenwerking is dat de partners hun werkprocessen rondom het kind hebben georganiseerd en onderling korte lijnen hebben. Verder voorkomt de afgestemde aanpak overlap en/of dubbelingen in de te verrichten activiteiten. Dit is minder belastend voor kinderen en ouders maar zorgt ook voor een doelmatige organisatie van de werkprocessen in het IVH-netwerk. 4.2. IVH als financiële hefboom voor gemeenten Het IVH-netwerk werkt als een financiële hefboom. Met een relatief beperkte financiering van de IVH-coördinatie ontstaat een bundeling van benodigde expertisen en middelen die veel verder gaat. Zowel tijdens de IVH-fase zelf als daarna bij de ondersteuning werken organisaties samen binnen en uiten het gemeentelijk domein, waaronder het gezondheidszorgdomein (curatieve zorg en langdurende zorg). Dit betekent dat gemeenten met de IVH-coördinatie een bundeling van expertisen en middelen kunnen realiseren die veel verder gaat dan de kosten van de IVH-coördinatie. 21 Kosten IVH-netwerk Zuid-Limburg Op basis van de regeling subsidies Awbz ontvangt MEE Zuid-Limburg een specifieke vergoeding voor de coördinatie van de Integrale Vroeghulp in de regio Zuid-Limburg. Deze subsidie bedraagt € 67.000,- op jaarbasis (2013). Alle overige inzet in het kader van Integrale Vroeghulp (vraagverheldering, casemanagement, onderzoek, overleg multidisciplinair team) voldoen de deelnemende partijen uit de eigen budgetten (Awbz, zorgverzekering, gemeentelijke financiering). Dit leidt tot een gebundelde inzet van middelen die tot wel 10x zo groot is als de coördinatiekosten. Een relatief beperkte subsidie voor de IVH-coördinatie genereert dus een grotere inzet over meerdere domeinen ten bate van de Integrale Vroeghulp voor kinderen 0-7 jaar en hun ouders. Kosten-batenanalyse Er is niet een specifiek onderzoek beschikbaar dat inzicht geeft in de kostenbaten van Integrale Vroeghulp specifiek vanuit de invalshoek gemeenten. Wel zijn er verschillende bronnen beschikbaar met gegevens. Bronnen kosten-batenanalyse Landelijk is een maatschappelijke businesscase Vroeg, Voortdurend, Integraal (VVI, 2010) opgesteld. Daarin wordt vanuit een ontwikkelmodel voor Integrale Vroeghulp een inschatting gemaakt van kosten en baten. Die leiden ertoe dat de baten 1,5x-4x de kosten kunnen zijn. Dit ontwikkelmodel vergt extra investeringen en rekent de kosten-baten niet specifiek aan gemeenten toe. Andere bronnen zijn onder meer een onderzoek naar de kosten-baten van thuisbegeleiding (SEO, 2011), een onderzoek naar de kosteneffectiviteit van de jeugdgezondheidszorg (VKA, 2012) een maatschappelijke businesscase naar de meerwaarde van MEE (E&Y, 2010) en een regionale impactanalyse van het VVI-project Gouda (Izare, 2011). Deze bronnen bieden de mogelijkheid een indicatieve calculatie te maken van de kosten-baten van Integrale Vroeghulp voor gemeenten. Daarvoor wordt voor een aantal onderwerpen een inschatting gemaakt van het aantal 22 cliënten, de mogelijke opbrengst en het deel wat daarvan toegerekend kan worden aan gemeenten. Voor de calculatie is uitgegaan van de situatie vanaf 2015, waarin gemeenten meer verantwoordelijkheden en de bijbehorende middelen hebben gekregen. Thuisbegeleiding Thuisbegeleiding van een kind in plaats van uithuisplaatsing levert naast persoonlijk geluk ook financiële baten op. In een SEO-studie lopen deze op tot zo’n € 45.000,- per gezin. In deze rapportage is de veronderstelling dat de IVH-doelgroep een intensievere begeleiding vergt die een bovengemiddeld kostenbeslag geeft en komen de baten op € 35.000,- per gezin. Stel vervolgens dat bij 15 IVH-cliënten (van de 90) met de thuisbegeleiding wordt voorkomen dat deze (op termijn) uithuis geplaatst worden. En dat vanaf 2015 deze opbrengsten volledig binnen het gemeentelijk domein terechtkomen. Dan leidt dit tot een opbrengst van maximaal € 525.000,-. Maatschappelijke overlast Veel maatschappelijke problemen als overlast, vandalisme en criminaliteit worden veroorzaakt door mensen met een (licht) verstandelijke beperking, niet-aangeboren hersenletsel of psychiatrische aandoening. Volgens verschillende (internationale) studies is antisociaal gedrag bij jeugdigen een goede voorspeller voor maatschappelijke kosten. Meerkosten zijn te bestrijden op de terreinen justitie en politie, onderwijs, sociale zekerheid, gezondheidszorg en welzijn. De mbc-VVI en mbc-MEE gaan uit van bijna € 16.000,- aan meerkosten per kind. Veronderstelling is dat de IVH-inzet een bovengemiddeld bedrag vergt van zo’n € 2.000,- per kind. Stel dat jaarlijks bij zo’n 30 kinderen (van de 60) een (verdere) ontwikkelingsachterstand wordt voorkomen en zij geen maatschappelijke overlast veroorzaken. Als vervolgens de baten voor zo’n 70% binnen het gemeentelijk domein terecht komen, levert dat een besparing op die kan oplopen tot € 288.000,-. Spraak/Taal De spraak-taalontwikkeling van een kind is cruciaal voor zijn of haar verdere functioneren op tal van levensgebieden. Een studie van Verdonck, Klooster & Associates geeft een calculatie voor het niet tijdig opsporen van gehoorverlies. Een deel van de berekende kosten-baten kan gebruikt worden als het gaat om IVH-kinderen en het tijdig opsporen van spraak-taalproblematiek. Daardoor hoeven deze kinderen minder of geen gebruik te maken van levenslange (awbz-)ondersteuning, speciaal onderwijs, gemeentelijke inkomens- en participatievoorzieningen. Zij verwerven een hoger inkomen en dragen sociale premies en belastingen af. Per kind kan dit op levenlange basis oplopen tot bijna € 2,7 miljoen. Stel dat het gaat om 50% en dat 5% toegerekend kan worden naar het gemeentelijk domein. Dan gaat het bij 2 kinderen (van de bijna 30) per jaar om ruim € 133.000,-. Onderwijs Bij zo’n 24 kinderen ligt de door IVH geadviseerde ondersteuning primair binnen het onderwijsdomein. Ruim drievijfde daarvan gaat – mede door IVH naar regulier onderwijs. Stel dat dit niet mogelijk was geweest dan zouden meer kinderen aangewezen zijn op speciaal onderwijs. Mogelijk dat dit ook voor gemeenten op andere gebieden meerkosten met zich meebrengt. Stel dat dit in totaal om € 120.000,- per kind gaat en 5% daarvan toegerekend kan worden naar gemeenten. Bij 7 kinderen gaat het voor gemeenten dan om een besparing van € 42.000,-. 23 Doelmatige organisatie In de regio Gouda is gekeken naar de organisatorische kosten-baten van IVH voor de deelnemende organisaties. Naast de extra investering van organisaties door hun inbreng in het IVH-netwerk (onderzoek, overleg) genereert IVH ook baten. Voor medewerkers, werkprocessen en de organisatie ontstaan besparingen tot 4x het IVH-subsidiebedrag. Toepassing van deze factor op IVH-Zuid-Limburg levert een organisatorische besparing van in totaal € 268.000,-. Daarvan kan vanaf 2015 € 93.000,- toegerekend worden aan het gemeentelijk domein. De samenwerking leidt er ook toe dat naast de binnen het gemeentelijk domein beschikbare middelen er ook buiten het gemeentelijk domein een extra inzet voor onderzoek/expertise is van bijna € 102.000,-. De redenering kan vervolgens zijn dat indien het IVH-netwerk niet kan functioneren (bijvoorbeeld doordat er geen financiën voor de IVH-coördinatie zijn) dat binnen het gemeentelijk domein een extra inzet vraagt van ruim € 195.000,- om hetzelfde resultaat te bereiken. Mogelijk zijn de meerkosten voor gemeenten nog hoger naarmate iedere gemeente/sub-regio probeert de benodigde expertise zelf te organiseren. Samenvattende tabel Aantal IVHcliënten Opbrengst IVH deel gemeente Thuisbegeleiding 15 € 525.000 Maatschappelijke overlast 30 € 287.973 Spraak/Taal 2 € 133.375 Onderwijs 7 € 42.000 € 195.464 Doelmatige organisatie Totaal € 1.183.812 Resultaat KBA IVH Deze rekenkundige exercitie geeft aan dat de kosten-baten van IVH op verschillende gebieden en bij verschillende financiers liggen. Voor gemeenten kunnen de opbrengsten oplopen tot bijna € 1,2 mln. De inschatting is dat dit ruimschoots het dubbele is van de totale kosten die voor IVH in de huidige organisatievorm binnen het gemeentelijk domein zou worden gemaakt (voor vraagverheldering, casemanagement, onderzoek, overleg multidisciplinair team). Dat betekent dat binnen het gemeentelijk domein de kosten van IVH in de huidige organisatievorm ruimschoots tegen de baten opwegen. 24 Beoordeling KBA Deze kosten-baten-analyse pretendeert niet een allesomvattende en wetenschappelijk onderbouwde berekening te geven van de kosten-baten van het netwerk Integrale Vroeghulp. Wel poogt het een beeld te geven van de mogelijke opbrengst van het netwerk en de meerwaarde voor gemeenten. Geprobeerd is uit te gaan van reële cliëntaantallen en veronderstellingen. Het geeft daarmee de basis voor verdere analyse en overleg met gemeenten. 25 5. Randvoorwaarden De Zuid-Limburgse gemeenten staan voor grote uitdagingen binnen het sociaal domein, waaronder de jeugdrelevante gebieden. Zij werken aan een integratie van jeugdwerkvelden en zetten in op vroegsignalering en preventie. Samenwerking en ketenvorming vormen speerpunten van beleid. Dit moet leiden tot een situatie waarin het opgroeien van kinderen en het opvoeden van ouders zo normaal mogelijk verloopt. In een omgeving die hen daarin versterkt en waar professionals van algemene voorzieningen in staat zijn hen te ondersteunen als dat nodig is. Maar ook een omgeving die in staat is snel te handelen en op te schakelen als blijkt dat gespecialiseerde of intensievere ondersteuning nodig is. Het netwerk Integrale Vroeghulp werkt volgens de principes van het toekomstige Zuid-Limburgse jeugdstelsel. Het integreert kennis en ervaring rondom kinderen 0-7 jaar met een (vermoedelijke) beperking of ontwikkelingsprobleem en hun ouders. Het zet in op de eigen regie en eigen kracht. Het netwerk opereert in de lokale haarvaten en schakelt zo nodig op naar gespecialiseerde bovenregionale onderzoeks- en kenniscentra. Om in de toekomst gebruik te kunnen maken van de expertise en ervaringen van het IVH-netwerk en deze verder uit te bouwen, moet aan een aantal randvoorwaarden voldaan worden. Randvoorwaarden waaraan het IVHnetwerk zelf en gemeenten kunnen werken om met gezamenlijke inzet de beoogde resultaten te bereiken. 5.1. Mogelijkheden IVH-netwerk zelf Vanaf 2002 werkt het IVH-netwerk continu in een veranderende omgeving en heeft het zich steeds verder ontwikkeld. Dat zal voor de toekomst niet anders zijn. De ontwikkelingen in de samenleving vragen steeds weer opnieuw aanpassingen van alle partners en dus ook van de IVH-keten Zuid-Limburg. Het IVH-netwerk Zuid-Limburg en zijn partners blijven net zoals het voorgaande decennium investeren in het versterken van ouders in hun regierol. En zij werken aan het bieden van optimaal afgestemde ondersteuning voor jonge kinderen met een bijzondere vraag. Thema’s waaraan het IVH-netwerk zelf (verder) kan werken zijn: De algemene en reguliere voorzieningen met kennisoverdracht, advies en consult in staat stellen vragen en signalen rondom de ontwikkeling van een kind te beantwoorden en waar te nemen; Het werken op de vindplaatsen voor kinderen en ouders en participeren in de lokale verbanden met andere professionals; Met ketenpartners en netwerkpartners onderling de werkwijzen stroomlijnen (protocollen herkenning en doorverwijzing, procesafspraken), zodat op alle domeinen (gemeentelijk, cure, care) het IVH-vangnet functioneert; Investeren in een vroegere signalering om kinderen met een (vermoedelijke) beperking of ontwikkelingsachterstand op jongere leeftijd te kunnen herkennen en ondersteunen; Verder verbreden van de relatie met alle voor de jeugd relevante gebieden, waarbij een al langer gekoesterde wens is om de relatie met onderwijs te verstevigen; 26 Blijvende aandacht voor de nazorg aan IVH-cliënten zodat zij zoveel mogelijk op eigen kracht en met het eigen netwerk verder kunnen. Maar waar nodig cliënten ook op langere termijn trajectbegeleiding bieden en daarmee voorkomen dat zij uit beeld verdwijnen en zodanig in de problemen komen dat zij een veel groter beroep gaan doen op maatschappelijke voorzieningen; Bijdragen aan de visie en uitvoering van het toekomstig stelsel van jeugdvoorzieningen in Zuid-Limburg en de transities in het bijzonder. Zoals met dit onderzoek en daarmee kennis en ervaring te delen rondom: o samenwerken en ketenvorming; o de doelgroep; o de organisatorische vervlechting, bijvoorbeeld volgens het ‘schillenmodel’. Toelichting: Het IVH-netwerk ziet een ‘schillenmodel’ als werkbare optie voor het flexibel organiseren van de benodigde expertise op het daarvoor geëigende niveau: lokaal, binnen het netwerk of bovenregionaal; Aan de basis liggen de lokale voorzieningen (peuterspeelzalen, kinderopvang, onderwijs, welzijn, zorg), de lokale loketten en sociale teams. Partners van het IVH-netwerk als de GGD, MEE en jeugdgezondheidszorg participeren net zoals nu al in die lokale infrastructuur. Zij investeren daar in de mogelijkheden van de basisvoorzieningen om zelf antwoorden en oplossingen aan te dragen; Als de benodigde inzet die van de lokale generalisten te boven gaat, wordt opgeschaald. Voor kinderen 0-7 jaar is het netwerk Integrale Vroeghulp beschikbaar. Daarmee kan ook expertise uit aanpalende domeinen voor curatieve en langdurende zorg ingezet worden. Waar mogelijk worden oplossingen weer teruggelegd naar het lokale niveau; Voor zover de binnen het IVH-netwerk gebundelde disciplines niet toereikend zijn of een specifieke oplossing nodig is, kan bovenregionale expertise en ondersteuning worden ingeroepen. 27 5.2. Mogelijkheden gemeenten De meerwaarde van vroege signalering en preventieve interventie is voor de Zuid-Limburgse gemeenten onomstreden. De uitgangspunten voor het toekomstige gemeentelijk jeugdstelsel zijn duidelijk. De komende periode krijgen deze organisatorische uitwerking. Thema’s waaraan gemeenten (verder) kunnen werken om daarbij ook de kennis en ervaring van het IVH-netwerk te benutten zijn: De beleidsmatige verbinding van domeinen een vervolg geven in de praktijk: o binnen de gemeentelijke organisatie o met de veldpartijen die op de verschillende terreinen actief zijn, waaronder die met het onderwijs; Het verstevigen van de relatie van het gemeentelijk domein en het zorgdomein. Naast samenwerking tussen gemeente, zorgverzekeraar en zorgkantoor in het kader van de transities gaat dit om een goede afstemming tussen de gemeentelijk gefinancierde ondersteuning en de uit de zorgverzekering en langdurende zorg (Awbz) gefinancierde zorg; Waarborgen van de inzet van de IVH-partners in het IVH-netwerk. Deze wordt bekostigd uit hun reguliere budgetten. Met de verschillende transities gaat de financiering daarvan voor veel organisaties over naar gemeenten (jeugdzorg, begeleiding Awbz, dienstverlening MEE); Continuïteit in de financiering van de IVH-coördinatie. Hierdoor genereert de gemeente een veel grotere, gebundelde inzet van expertise en middelen binnen en buiten het gemeentelijk domein; Het kiezen van een optimale aansluiting tussen lokale, (sub-)regionale en bovenregionale expertiseniveaus. Gezien de soms heel specifieke expertise en kleine omvang van bepaalde aandoeningen of cliëntgroepen moet een flexibele opschaling mogelijk zijn. Met het IVH-netwerk is een bewezen organisatievorm in de praktijk beschikbaar. 5.3. Tot slot Met dit onderzoek heeft het netwerk Integrale Vroeghulp inzichtelijk willen maken wat de meerwaarde van Integrale Vroeghulp is voor gemeenten. Het geeft het netwerk zelf een beeld van het gemeentelijke perspectief en de mogelijke inrichting van het toekomstig jeugdstelsel in Zuid-Limburg. Het onderzoek wijst uit dat het IVH-netwerk een bijdrage kan leveren aan de gemeentelijke uitdagingen. Met de beoogde verdere aansluiting van de IVHketen bij het gemeentelijk domein blijft de samenwerking voor ouders en kind in transitie! 28 Bijlagen Bijlage 1: De Zuid-Limburgse ‘jeugd’ in ontwikkeling Op hoofdlijnen bestaat een beeld bij de Zuid-Limburgse gemeenten van de richting waarin de doelgroep jeugd zich kwantitatief en kwalitatief ontwikkelt en wat dat voor gemeenten betekent. Er is sprake van demografische krimp met een vergrijzing en ontgroening. En in vergelijking met andere gebieden heeft de Zuid-Limburgse bevolking een minder goede fysieke en geestelijke gezondheid en relatief hoger gebruik van voorzieningen bij zowel bestaande als nieuwe doelgroepen/taakgebieden. Demografisch Zuid-Limburg vergrijst, ontgroent en loopt leeg De bevolking van geheel Limburg daalt tot 2050 naar verwachting met ongeveer 200.000 personen. Dit is een daling van bijna 18%. De daling is het grootst voor de woonregio’s Westelijke Mijnstreek en Parkstad, gevolgd door Maastricht. De samenstelling naar leeftijdsgroepen zal nog meer veranderen. Het aantal jongeren daalt van 224.000 in 2013 naar 157.000 in 2050 (een daling van 30%). Daarbij daalt de groep 0-7 jaar het eerste decennium minder sterk. Het aantal inwoners van 20 tot 65 jaar daalt van bijna 674.000 in 2013 naar circa 460.000 in 2050 (een daling van 32%). In dezelfde periode neemt het aantal 65-plussers toe van 223.000 naar 306.000 (een stijging van 37%). Na 2040 wordt een daling voorzien voor alle drie leeftijdsgroepen. (Bron:CBS, 2013) De bevolkingsontwikkeling in Zuid-Limburg volgt naar omvang en samenstelling die van Limburg als geheel. De navolgende grafiek geeft de bevolkingsprognose naar de verschillende leeftijdsgroepen. (Bron: Etil; Progneff, 2013) Kenmerken De volksgezondheid gaat in Zuid-Limburg vooruit. Net als in de rest van Nederland neemt de levensverwachting in Zuid-Limburg toe, leven mensen langer in goed ervaren gezondheid en ontwikkelt de leefstijl van de Zuid-Limburgers zich in gunstige zin; Maar in vergelijking met de rest van Nederland is de leefstijl van veel Zuid-Limburgse jongeren en volwassen nog steeds veel ongezonder. Zo beginnen de Zuid-Limburgse jongeren bijvoorbeeld eerder met drinken, heeft de helft van de Zuid-Limburgse bevolking overgewicht en stijgt het aantal mensen met diabetes. Tevens rapporteren veel Zuid-Limburgers psychische klachten; Jongeren veroorzaken veel overlast in Zuid-Limburg In het verleden is gesignaleerd dat overlast door groepen jongeren naar verhouding de meest gesignaleerde vorm van bedreigende overlast is in de woonbuurt. Landelijk gaf in 2009 twaalf procent van de inwoners aan dat dit in hun buurt voorkomt. Voor Zuid-Limburg ligt dit percentage op 15,4% en daarmee significant hoger. Ook andere vormen van overlast zoals dronken mensen op straat, drugsoverlast en jeugdcriminaliteit komen relatief veel voor in Zuid-Limburg (>5%). Gebruik voorzieningen Huidig gebruik Jeugdhulp in Zuid-Limburg vrijwel op alle onderdelen hoger dan elders In gemeentelijke decentralisatiedocumenten is onder meer de volgende analyse gegeven: o Bij circa 12 % van de jeugd in Zuid-Limburg is ondersteuning nodig bij opgroeien en ontplooien. Bij 3-5% is deze ondersteuning structureel van aard en zijn er vaak problemen op meerdere leefgebieden. Er is dan inzet van gespecialiseerde hulp nodig; o Hulp voor jeugdigen vanuit de Algemene wet bijzondere ziektekosten (Awbz). Het gebruik is in Zuid-Limburg 1,3% hoger dan in Nederland; o In Zuid-Limburg is in 2010 2,2 % meer GGZ-hulp ingezet dan het Nederlands gemiddelde. Een verklaring hiervoor is niet voorhanden. In verhouding is de problematiek in bijvoorbeeld de Westelijke Mijnstreek 2 eveneens zwaarder dan gemiddeld of er wordt vaker dan gemiddeld de zwaardere 2e lijnshulp ingezet waar mogelijk 1e lijnshulp volstaat. Ook hiervoor is geen verklaring gevonden; o Het gebruik van jeugd en opvoedhulp in Zuid Limburg als geheel hoger is dan het Nederlands gemiddelde; o De inzet van jeugdbescherming en jeugdreclassering zijn in ZuidLimburg eveneens hoger dan het gemiddelde in Nederland; o Dat geldt ook voor de gesloten jeugdzorg (JeugdzorgPlus); o Alleen de meldingen bij het Advies- en Meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling (AMK) zijn in Zuid-Limburg lager dan het gemiddelde in Nederland. Hoogste individuele Wmo-lasten in Zuid-Limburg De begrote lasten van de individuele Wmo-voorzieningen zijn in 2009 het hoogst in de regio Zuid-Limburg. De verschillen tussen de regio’s Nederland hangen vooral samen met de leeftijdsopbouw. Vijf van de zes mensen die van de gemeente huishoudelijke hulp ontvangen is 65 jaar of ouder. Ter vergelijking: op de peildatum is in Zuid-Limburg 18,6% van de inwoners 65 jaar of ouder. In de regio Flevoland is maar 9,3% van de inwoners 65 jaar of ouder; Decentralisatie begeleiding Awbz Een hoger beroep op voorzieningen blijkt ook uit de gegevens voor de transitie Awbz: o Ruim een kwart van de nieuwe cliënten heeft de leeftijd 0-17 jaar: 2.824 (27%); o Het gemiddeld aantal cliënten per 100 inwoners in de regio Zuid Limburg is 1,75. Dat is 46 % hoger dan het landelijk gemiddelde (1,2 per 100 inwoners); o Er zijn grote verschillen in het aantal cliënten per 100 inwoners per gemeente; o Het aantal geïndiceerde functies per cliënt is in Zuid-Limburg 15–22% hoger dan het landelijk gemiddelde; o Wel is het gemiddeld aantal uren en dagdelen begeleiding per week per cliënt in Zuid Limburg respectievelijk 9% en 8% lager dan de landelijke gemiddelden; o In Zuid-Limburg heeft 46% van de cliënten begeleiding de primaire grondslag psychiatrie en ongeveer 22% een verstandelijke handicap. Vooral deze laatste groep cliënten zijn relatief onbekend bij de gemeenten; o De doelgroep is complex. Naast begeleiding doet men ook veelal een beroep op de ondersteuningsinfrastructuur van andere beleidsvelden. Tevens blijkt dat 34% van de cliënten met begeleiding andere vormen van AWBZ-zorg ontvangt zoals, behandeling, verpleging of persoonlijke verzorging; o De verwachte instroom van nieuwe cliënten met begeleiding Awbz was voor 2013 in Zuid-Limburg ongeveer 1.400 cliënten. Op lokaal niveau varieert dit van ongeveer 20 tot ruim 300 cliënten; o De gemeenten hebben het advies gekregen om bij jongeren tot 18 jaar met een psychiatrisch ziektebeeld nadrukkelijk de samenhang met de decentralisatie jeugdzorg te zoeken. 3 Financiën De financiële gevolgen van de beschreven ontwikkelingen zijn grotendeels nog onduidelijk voor de Zuid-Limburgse gemeenten. Niettemin is er een duidelijk urgentiegevoel bij gemeenten om actie te ondernemen omdat: Ongewijzigd beleid/gebruik voor bestaande doelgroepen tot stijgende uitgaven leidt. Aan de andere kant krijgen gemeenten te maken met steeds minder inkomsten en zijn zij al door de financieel-economische crisis van de afgelopen genoodzaakt tot verdergaande bezuinigingen; De met de verschillende transities over te hevelen taken leiden weliswaar tot uitbreiding van budget. Maar de meeste overhevelingen gaan gepaard met een flinke korting. En ook voor eerder overgehevelde taken als hulp bij het huishouden krijgen gemeenten een 40% korting op het budget; De verschillende overhevelingen leiden naar schatting tot een verdubbeling van de gemeentelijke uitgaven binnen het brede sociale domein. Een aanzienlijk deel daarvan betreft jeugdgerelateerde activiteiten. Naar verwachting bestaat de gemeentelijke begroting voor meer dan de helft uit uitgaven binnen het sociale domein. Gemeenten krijgen met de grotere verantwoordelijkheid te maken met een hoger financieel risico. 4 Bijlage 2: Gebruikte bronnen Gulpen-Wittem o Een gezonde koers voor Gulpen-Wittem! Lokaal uitvoeringsprogramma Volksgezondheid 2012, 2012 Heerlen o Kadernota integraal jeugdbeleid 2013-2016, 2013 o Begroting 2013 gemeente Heerlen, 2012 Maastricht o Beleidsnota WMO en WPG, 2012-2015. Meer voor Elkaar, 2011 o Presentatie Jeugd & Jongeren in Maastricht, 2013 o Algemene Kaders Sociale Visie, 2013 Sittard-Geleen o Wmo Beleidsplan 2012-2015 Sittard-Geleen. Kantelen doe je samen, 2011 o Kadernota Jeugd 2012-2015 Sittard-Geleen, 2011 Valkenburg aan de Geul o Vierjarenbeleidsplan Wmo 2012-2015 Meer voor Elkaar, 2011 o Een gezonde koers voor Valkenburg aan de Geul. Lokaal uitvoeringsprogramma 2012-2015, 2012 o Notitie Sociaal Team, onderdeel Jeugd, 2013 Hoofdlijnennotitie Decentralisatie Jeugdzorg Westelijke Mijnstreek, project decentralisatie, oktober 2013 Een gezonde kijk op Zuid-Limburg, Regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2010, GGD Zuid-Limburg, 2010 Een gezonde koers voor Zuid-Limburg, Regionale nota gezondheidsbeleid Zuid-Limburg 2012-2015, GGD Zuid-Limburg, 2011 Bevolkingsstatistieken CBS, 2013 Bevolkingsprognose Limburg, Etil, 2013 Zicht op begeleiding in de regio Zuid-Limburg, project decentralisatie, 2012 Decentralisatie jeugdzorg Zuid-Limburg o Projectplan, 2012 o Nieuwsbrieven 2013 o Visie Zorg voor de Jeugd Zuid-Limburg 2020, 2012 Startnotitie doorontwikkeling CJG Heuvelland, 2012 Vroeg, Voortdurend, Integraal o Maatschappelijke businesscase Vroeg, Voortdurend, Integraal, 2010 o De regio centraal, De balans van elf pilotregio’s, 2011 o Samen sterk voor jonge kinderen met ontwikkelingsproblemen. Een handreiking voor gemeenten, 2012 Kosten en baten Thuisbegeleiding voor gezinnen, SEO economisch onderzoek, 2011 Kosteneffectiviteit van de jeugdgezondheidszorg, Verdonck, Klooster & Associates, 2012 Maatschappelijke businesscase MEE als Publieke Waarde, Ernst & Young, 2010 Impactanalyse Vroeg, Voortdurend en Integraal , VVI-project Gouda, Izare, 2011 Netwerk Integrale Vroeghulp Zuid-Limburg o Managementcijfers 2007-2012 o Jaarberichten 2011, 2012 o Beschrijving werkproces IVH o Publieksfolder IVH Zuid-Limburg Bijlage 3: Respondenten Voor het onderzoek zijn telefonische interviews gehouden met de volgende gemeentelijke respondenten. Mw. M. Strik, Beleidsmedewerker afdeling wonen en leven Gemeente Valkenburg aan de Geul Mw. H. Mertens Beleidsadviseur Jeugd(hulp) Cluster beleid, team maatschappij Gemeente Sittard-Geleen Mw. B. Vaessen Beleidsmedewerker decentralisatie jeugdzorg Beleid en ontwikkeling, team Sociale Zekerheid Onderwijs en Sport Gemeente Maastricht Mw. B. Zeelen Procescoördinator Jeugdketen Parkstad Coördinator CJG Heerlen Gemeente Heerlen Bijlage 4: Kerngegevens Netwerk Integrale Vroeghulp Zuid-Limburg De IVH-werkwijze kent de volgende stappen. Stap 1: Ouders, Professionals Ouders kunnen vragen of zorgen hebben over de ontwikkeling van hun kind. Of professionals van algemene organisaties als jeugdgezondheidszorg, peuterspeelzaal, kinderopvang en basisonderwijs hebben vragen of zorgen rondom een kind. Stap 2: Contact IVH Zij kunnen telefonisch of via de website rechtstreeks contact opnemen met Integrale Vroeghulp. Ouders kunnen hun zorgen en vragen bespreken met een casemanager van Integrale Vroeghulp. Zo’n contact kan voldoende zijn om meteen op het juiste spoor gezet te worden. Of in onderling overleg stellen ouders en casemanager IVH vast dat doorverwijzing naar een reguliere of algemene organisatie volstaat. Ook op een vraag of signaal van een professional kan een consult of advies door het IVH-netwerk voldoende zijn. In de overige situaties wordt een afspraak gemaakt met de ouders om de vraag verder te verhelderen. Stap 3: 1e Gesprek De IVH-casemanager zet tijdens een huisbezoek de vragen van de ouders op een rijtje en brengt de situatie van hun kind en het gezin verder in kaart. Op basis van dit gesprek en verder beschikbare informatie (van bijvoorbeeld consultatiebureau en peuterspeelzaal) kan alsnog blijken dat ouders een afdoende antwoord/oplossing hebben gekregen of met een doorverwijzing geholpen zijn. Naar schatting volgen jaarlijks in zo’n 50-60 contacten na stap 2 of 3 geen verdere acties vanuit het IVH-netwerk. Voor alle overige cliënten start de inschrijving als IVH-cliënt. In 2012 waren dit er 216. Van deze aanmeldingen komt het grootste deel via de consultatiebureaus (38%). Eenvijfde van de aanmeldingen komt op eigen initiatief van de ouders (19%). Via voorschoolse voorzieningen, school en GGD komt eenderde van de IVH-aanmeldingen (34%). Vanuit de curatieve gezondheidszorg komt bijna eentiende (8%) van de cliënten bij het IVH-netwerk terecht. Deze cijfers zijn een indicatie voor een sterke relatie van het IVH-netwerk met de lokale vindplaatsen van kinderen met mogelijke ontwikkelingsproblemen. Verder suggereert het dat naast een goede entree bij algemene/voorliggende voorzieningen het voor ouders ook belangrijk is zich rechtstreeks tot het IVHnetwerk te kunnen wenden. Figuur: Aanmelders IVH 2012 Stap 4: Nader onderzoek Het kan zijn dat het uit de voorgaande stappen en andere bronnen beschikbare dossier niet volstaat. Er kan nader onderzoek of observatie plaatsvinden om de vragen van ouders te beantwoorden. Dit wordt veelal verricht door een GZ-psycholoog, gedragsdeskundige, maatschappelijk werker of kinderarts. Stap 5: IVH-team Nadat de situatie van kind en gezin zoveel mogelijk in kaart is gebracht, worden de bevindingen van de onderzoeken dan wel observaties in het multidisciplinaire team besproken. 2 In Zuid-Limburg zijn drie multidisciplinaire teams actief in de regio's Maastricht-Heuvelland, Parkstad en Westelijke Mijnstreek, inclusief EchtSusteren. Elk multidisciplinair team bestaat minimaal uit een kinder(revalidatie)arts, jeugdarts, maatschappelijk werker, GZ-psycholoog, orthopedagoog en coördinator. Daar waar nodig wordt het team uitgebreid met paramedici. Stap 6: Advies Het team stelt een multidisciplinair advies op dat samen met de ouders wordt besproken. Hierin staan onder andere de overwegingen en adviezen voor hulp en/of begeleiding voor kind en gezin. De casemanager ondersteunt de ouders desgewenst om de adviezen te realiseren. Tevens houdt de casemanager contact met het gezin en betrokken hulpverleners om te volgen of de hulp goed verloopt. Verwijzingen In bijna eenvijfde van de adviezen is het een enkelvoudige verwijzing. In de helft van de adviezen kent het advies twee verwijscategorieën. In bijna eenderde van de adviezen gaat het om drie of vier categorieën. Van alle IVH-cliënten heeft eenderde (32%) een verwijzing naar een vorm van opvoedondersteuning/gezinsbegeleiding. Eenzevende (14%) krijgt een verwijzing naar kindergeneeskunde en eentiende (11%) een verwijzing naar logopedie/fysiotherapie. In 12% gaat het om een verwijzing naar een specifieke voorziening voor jeugdhulpverlening (MKD) of gehandicaptenzorg (KDC). Bij een aantal cliënten richt het advies zich op ondersteuning van de professional van een algemene/reguliere voorziening bij de opvoeding of begeleiding van het kind met een ontwikkelingsproblematiek. 3 Bijlage 5: Partners Integrale Vroeghulp Zuid-Limburg Adelante kinderrevalidatie en audiologie & communicatie Atrium MC kindergeneeskunde Daelzicht Envida Jeugdgezondheidszorg GGD Jeugdgezondheidszorg Meander Jeugdgezondheidszorg MEE Zuid-Limburg MUMC+ Orbis GGZ, Jeugdgezondheidszorg en kindergeneeskunde Radar Virenze infantteam Bureau Jeugdzorg Limburg Koraalgroep/Gastenhof