Samenwerking in transitie

advertisement
Samenwerking
voor ouders en kind
in transitie
Onderzoek naar de mogelijkheden van het netwerk Integrale Vroeghulp
Zuid-Limburg voor gemeenten
Dit onderzoek is mogelijk gemaakt door:
Adelante kinderrevalidatie en audiologie & communicatie
Atrium MC kindergeneeskunde
Daelzicht
Envida Jeugdgezondheidszorg
GGD Jeugdgezondheidszorg
Meander Jeugdgezondheidszorg
MEE Zuid-Limburg
MUMC+
Orbis GGZ, Jeugdgezondheidszorg
en kindergeneeskunde
Radar
Virenze infantteam
Colofon
Titel
Samenwerking voor ouders en kind in transitie
Opdrachtgever
Onderzoek naar de mogelijkheden van het netwerk
Integrale Vroeghulp Zuid-Limburg voor gemeenten
Stuurgroep Integrale Vroeghulp Zuid-Limburg
Onderzoek
Van den Broek Advies & Interim
Auteur
Drs. P.A.M. van den Broek
Datum en Plaats
Maart 2014, Heerlen
Inhoudsopgave
Voorwoord
Samenvatting
1.
Inleiding............................................................................................. 1
1.1.
Aanleiding .............................................................................. 1
1.2.
Opzet onderzoek ..................................................................... 1
1.3.
Leeswijzer .............................................................................. 1
2.
Uitdagingen gemeenten ..................................................................... 2
2.1.
‘Patchwork’ van de gemeentelijke jeugdverantwoordelijkheid ....... 2
2.2.
De Zuid-Limburgse ‘jeugd’ in ontwikkeling.................................. 3
2.3.
Initiatieven Zuid-Limburgse gemeenten ..................................... 3
2.4.
Conclusies .............................................................................. 8
3.
Integrale Vroeghulp ........................................................................... 9
3.1.
Kinderen 0-7 en hun ouders ..................................................... 9
3.2.
Uitgangspunten IVH .............................................................. 14
3.3.
Samenstelling netwerk ........................................................... 15
3.4.
Werkwijze Integrale Vroeghulp ............................................... 16
3.5.
IVH is onderscheidend ........................................................... 18
4.
Meerwaarde Integrale Vroeghulp ..................................................... 19
4.1.
IVH als inhoudelijke hefboom voor gemeenten .......................... 19
4.2.
IVH als financiële hefboom voor gemeenten ............................. 21
5.
Randvoorwaarden ............................................................................ 26
5.1.
Mogelijkheden IVH-netwerk zelf .............................................. 26
5.2.
Mogelijkheden gemeenten ...................................................... 28
5.3.
Tot slot ................................................................................ 28
Bijlagen
Bijlage 1
Bijlage 2
Bijlage 3
Bijlage 4
Bijlage 5
:
:
:
:
:
De Zuid-Limburgse ‘jeugd’ in ontwikkeling
Gebruikte bronnen
Respondenten
Kerngegevens netwerk Integrale Vroeghulp Zuid-Limburg
Partners netwerk Integrale Vroeghulp Zuid-Limburg
Voorwoord
Zo jong mogelijk al erbij
Peuter Cheyenna van 14 maanden oud woont bij haar moeder en een zusje. Er zijn
verzwaarde familieomstandigheden (zoals beperkte ouders, huiselijk geweld, echtscheiding
en vervolgens plaatsing van moeder en kinderen binnen vrouwenopvang) die de opvoeden opgroeisituatie voor Cheyenna hebben belast. Het kind wordt aangemeld door het
consultatiebureau dat vragen heeft over de algehele ontwikkeling van Cheyenna. Dit mede
gezien het laat bereiken van mijlpalen in de ontwikkeling en de belaste gezinssituatie.
Integrale Vroeghulp constateert dat Cheyenna medisch geen problemen ondervindt en zich
vooral op communicatief en motorisch vlak vertraagd ontwikkeld.
Gespecialiseerde thuisbegeleiding is ingezet om moeder te leren hoe ze Cheyenna gericht
in haar ontwikkeling kan stimuleren. Vanuit Integrale Vroeghulp wordt na een half jaar
opnieuw naar Cheyenna gekeken om na te gaan of de ontwikkelingsstimulering het
gewenste resultaat laat zien.
Bron: IVH Zuid-Limburg
De bovenstaande beschrijving illustreert de toegevoegde waarde die Integrale
Vroeghulp voor kinderen en ouders heeft. Het verhaal geeft aan hoe in
samenwerking met professionals van lokale voorzieningen snel en adequaat kan
worden gehandeld. Heeft Integrale Vroeghulp daarmee automatisch ook een
meerwaarde voor de Zuid-Limburgse gemeenten? Dat is de vraag die wij als
netwerk Integrale Vroeghulp wilden laten beantwoorden. Mede in het licht van de
komende veranderingen, zoals de transitie jeugdzorg. Uit onze contacten met de
gemeenten bleek dat zij zeker belangstelling hebben voor het antwoord op die
vraag. Een aantal Zuid-Limburgse gemeenten heeft bereidwillig meegewerkt aan
het onderzoek dat wij hebben laten doen. Daarvoor onze dank.
Het doet ons deugd dat uit het onderzoek blijkt dat de visie en werkwijze van
Integrale Vroeghulp goed passen binnen de uitgangspunten van de gemeenten.
Vroegsignalering, mensen in hun eigen kracht zetten en de regie van ouders zijn
kernwaarden van Integrale Vroeghulp. Samenwerking van partners over
organisatiegrenzen en domeinen heen, de kracht van het netwerk, is speerpunt
van het Zuid-Limburgs gemeentelijk beleid voor de komende jaren.
Het onderzoeksrapport stelt dat IVH als hefboom kan dienen voor het realiseren
van de gemeentelijke ambities. De IVH-partners werken in en met de lokale
basisvoorzieningen. Zij faciliteren hen bij het vroegtijdig signaleren en
ondersteunen van kinderen met mogelijke ontwikkelings-/gedragsproblemen. En
als het nodig is, kan snel expertise ingezet worden vanuit disciplines binnen en
buiten het gemeentelijk domein. Dit alles dichtbij kind en ouders en zoveel
mogelijk in de eigen omgeving.
IVH werkt als financiële hefboom doordat met een relatief beperkte investering in
IVH een wel 10x zo grote inzet binnen en buiten het gemeentelijk domein wordt
gerealiseerd. Verder geeft het onderzoek aan dat de kosten en baten van IVH ook
voor gemeenten tegen elkaar opwegen.
Het IVH-netwerk spant zich de komende jaren graag in om deze kansen binnen
het gemeentelijk domein te benutten. Het netwerk Integrale Vroeghulp en zijn
partners hebben de ambitie om samen met gemeenten nog meer resultaat voor
kinderen en ouders te realiseren.
Gwen van Merwijk-Bruinen
Voorzitter stuurgroep Integrale Vroeghulp Zuid-Limburg
Maart 2014
i
Samenvatting
Inleiding
Het netwerk Integrale Vroeghulp Zuid-Limburg (IVH) is een samenwerkingsverband van organisaties die zich richten op de vroegtijdige onderkenning van
ontwikkelings- en/of gedragsproblematiek bij kinderen van 0-7 jaar.
Het netwerk IVH heeft onderzoek laten doen naar de meerwaarde van Integrale
Vroeghulp voor gemeenten. De veranderingen binnen het gemeentelijk sociaal
domein, waaronder de transitie jeugdzorg, stellen gemeenten voor grote
uitdagingen. Zij bereiden zich samen met veldpartijen voor op de nieuwe situatie
per 1 januari 2015. Met dit rapport levert het IVH-netwerk graag bouwstenen
voor de verdere uitwerking.
Samenwerking in transitie
Het onderzoek wijst uit dat het IVH-netwerk een bijdrage kan leveren aan de
gemeentelijke uitdagingen. Met de beoogde verdere aansluiting van de IVH-keten bij het
gemeentelijk domein blijft de samenwerking voor ouders en kind in transitie!
Gemeentelijke uitdagingen
De Zuid-Limburgse gemeenten hebben te maken met demografische krimp met
een vergrijzing en ontgroening. Burgers, waaronder jeugd, hebben een minder
goede fysieke en geestelijke gezondheid en relatief hoger gebruik van
voorzieningen. Gelijktijdig krimpende budgetten stellen de Zuid-Limburgse
gemeenten voor de opgaven om de uitgaven te beperken. Gemeenten grijpen
deze financiële noodzaak aan om ook inhoudelijk tot een verandering te komen.
Gemeenten stellen kind en ouders centraal en zetten in op het versterken van de
eigen kracht en de omgeving. Een integrale benadering van leefgebieden,
vroegsignalering en preventie vormen kernpunten van de beoogde benadering.
Dit moet uitwerking krijgen in samenwerking van professionals en het flexibel
schakelen tussen expertiseniveaus binnen netwerken op lokaal en
(boven)regionaal niveau.
Integrale Vroeghulp
Het IVH-netwerk werkt volgens deze gemeentelijke uitgangspunten en past deze
in de praktijk toe. Het IVH-netwerk is via de eigen IVH-partners en samenwerking
met algemene organisaties op lokaal gemeentelijk niveau actief. Voor kinderen
waarbij lastig is vast te stellen wat er aan de hand is of waar een integrale
benadering vanuit verschillende invalshoeken nodig is, wordt een beroep op het
IVH-netwerk gedaan. Jaarlijks gebeurt dat gemiddeld ruim 260 keer. Voor
gemiddeld 218 cliënten leidt dit tot een IVH-advies. De overige cliënten (20% van
alle contacten) kon in de eerste contacten een afdoende antwoord/oplossing of
doorverwijzing worden gegeven. Een aantal in dit rapport geschetste scenario’s
leidt tot de verwachting dat het aantal IVH-cliënten het komend decennium gelijk
blijft en mogelijk iets stijgt.
Het netwerk Integrale Vroeghulp is onderscheidend door:
 Intersectorale bundeling expertise
 Specifieke vragen van doelgroep 0-7 jaar op alle levensgebieden
 De bril waarmee gekeken wordt naar kind en ouders
 Optimale schaal vanwege schakelen
Deze onderscheidende aspecten van IVH zijn niet zo makkelijk opnieuw
opgebouwd of te integreren in lokale/sub-regionale teams of structuren.
ii
Mocht onverhoopt het IVH-netwerk uiteen vallen, dan moet rekening gehouden
worden met:
 Langere trajecten voor zeer jonge kinderen en ouders met alle risico’s van
dien voor blijvende schade die mogelijk vermeden had kunnen worden;
 Meerkosten doordat problematiek niet gesignaleerd of niet tijd onderkend
wordt, kinderen en ouders bij verschillende instanties en in opeenvolgende
stadia opnieuw beoordeeld worden (dubbelingen) en mogelijk meer en
duurdere ondersteuning nodig is dan wanneer direct onderkend was wat er
aan de hand was en nodig was om kind en ouders de weg te wijzen.
Meerwaarde Integrale Vroeghulp
IVH kan als hefboom dienen voor het realiseren van de door gemeenten
gewenste inhoudelijke veranderingen en resultaten.
Het netwerk Integrale Vroeghulp draagt bij aan het:
 vroegtijdig opsporen, signaleren en ondersteunen van mogelijke
ontwikkelings- en/of gedragsproblematiek bij kinderen;
 investeren in eigen kracht en versterken van de eigen regie van ouders en
kind;
 faciliteren van professionals van algemene voorzieningen in het onderkennen
en zelf oplossen van mogelijke problemen en zo nodig snel doorschakelen
naar gebundelde/gespecialiseerde expertise;
 efficiënt organiseren van een netwerk van partners op alle relevante
domeinen en (boven)lokale niveaus.
IVH werkt ook als financiële hefboom. Met een relatief beperkte investering in
IVH wordt een veelvoud aan financiële middelen en inzet in samenhang
gemobiliseerd binnen en buiten het gemeentelijk domein.
Gebundelde inzet tot 10x zo groot als coördinatiekosten
Op basis van de regeling subsidies Awbz ontvangt MEE Zuid-Limburg een
specifieke vergoeding voor de coördinatie van de Integrale Vroeghulp in de regio
Zuid-Limburg. Deze subsidie bedraagt € 67.000,- op jaarbasis. Alle overige inzet
in het kader van Integrale Vroeghulp (vraagverheldering, casemanagement,
onderzoek, overleg multidisciplinair team) voldoen de deelnemende partijen uit
de eigen budgetten. Dit geeft een gebundelde inzet die wel 10x zo groot is als de
coördinatiekosten.
Indien gekeken wordt naar de situatie na 2015, waarin gemeenten met de
verschillende transities naast meer verantwoordelijkheden ook de bijbehorende
middelen hebben gekregen, is daarvan nog steeds een aanzienlijk deel van buiten
het gemeentelijk domein (zorgverzekering, langdurende zorg). En ook in de
daaropvolgende ondersteuningsfase genereert IVH een inzet buiten het
gemeentelijk domein waarvan de resultaten ten goede komen aan gemeenten.
Kosten IVH wegen op tegen de baten
Een in dit rapport uitgevoerde rekenkundige exercitie geeft aan dat de kostenbaten van IVH op verschillende gebieden en bij verschillende financiers liggen.
Mogelijke opbrengsten voor de gemeenten lopen op tot bijna 1,2 mln. De
inschatting is dat dit ruimschoots het dubbele is van de totale kosten die voor IVH
in de huidige organisatievorm binnen het gemeentelijk domein zou worden
gemaakt (voor vraagverheldering, casemanagement, onderzoek, overleg
multidisciplinair team). Dat betekent dat binnen het gemeentelijk domein de
kosten van IVH in de huidige organisatievorm ruimschoots tegen de baten
opwegen.
iii
Randvoorwaarden
Om in de toekomst gebruik te kunnen maken van de expertise en ervaringen van
het IVH-netwerk en deze verder uit te bouwen, moet aan een aantal
randvoorwaarden voldaan worden. Randvoorwaarden waaraan het IVH-netwerk
zelf en gemeenten
kunnen werken om met gezamenlijke inzet de beoogde resultaten te bereiken.
Het IVH-netwerk zet onder meer in op een verdere samenwerking met lokale
basisvoorzieningen. De ambitie is een zo vroeg mogelijke signalering van
kinderen met mogelijke problemen. De door gemeenten beoogde verbinding van
domeinen kan daaraan bijdragen. Evenals het door gemeenten financieel en
organisatorisch waarborgen van de inzet van het IVH-netwerk en de aangesloten
partners in de toekomst.
iv
1.
Inleiding
1.1. Aanleiding
Het netwerk Integrale Vroeghulp Zuid-Limburg (IVH) is een
samenwerkingsverband van organisaties die zich richten op de vroegtijdige
onderkenning van ontwikkelings- en/of gedragsproblematiek bij kinderen van
0-7 jaar. Samenwerkingsdoel is een zo vroegtijdig mogelijke onderkenning
van problemen en het ondersteunen van kinderen en ouders. Beoogd
resultaat is het herstel van de eigen kracht en mogelijkheden van de
opvoedingsomgeving van het kind met een bijzondere ontwikkeling.
Het netwerk bundelt uiteenlopende disciplines op het gebied van onder meer
kindergeneeskunde, kinderrevalidatie, jeugdgezondheidszorg, jeugdzorg,
gehandicaptenzorg (verstandelijk, zintuiglijk, lichamelijk), geestelijke
gezondheidszorg en ondersteuning bij leven met beperkingen.
Het IVH-netwerk streeft naar een verdere aansluiting van de IVH-keten bij het
gemeentelijk domein en het bijdragen aan de gemeentelijke doelen. Het IVHnetwerk heeft door Van den Broek Advies & Interim onderzoek laten doen
naar de meerwaarde van de Integrale Vroeghulp voor gemeenten.
De titel van deze rapportage ‘Samenwerking voor ouders en kind in transitie’
legt de relatie met de verschillende transities binnen het gemeentelijk sociaal
domein, waaronder de transitie jeugd. Het karakteriseert verder de continue
ontwikkeling van het IVH-netwerk tot nu toe en naar verwachting ook naar de
toekomst.
1.2. Opzet onderzoek
Het onderzoek is begonnen met een analyse van de bestaande en nieuwe
gemeentelijke inspanningen op een aantal jeugdrelevante gebieden. Er is een
analyse gemaakt van gemeentelijke beleidsdocumenten en er zijn telefonische
interviews gevoerd met gemeentelijke vertegenwoordigers. Verder is een
deskresearch uitgevoerd naar relevante feiten en cijfers. Dit heeft geleid tot
een beeld van de inhoudelijke, organisatorische en financiële opgaven
waarvoor gemeenten zich gesteld zien.
Vervolgens is nagegaan of en op welke wijze het IVH-netwerk bij kan dragen
aan het realiseren van de gemeentelijke doelen. Inzichtelijk is gemaakt wat
het IVH-netwerk doet voor kinderen 0-7 jaar en hun ouders, op welke wijze
en met welk resultaat. Verder is de meerwaarde van de Integrale Vroeghulp
onder woorden gebracht en een inschatting gegeven van de kosten-baten.
1.3. Leeswijzer
Deze rapportage bevat het resultaat van het onderzoek. Hoofdstuk 2 geeft de
analyse van de gemeentelijke verantwoordelijkheden, veranderingen en
uitdagingen. Hoofdstuk 3 gaat in op het netwerk Integrale Vroeghulp (de
doelgroep, uitgangspunten, samenstelling en werkwijze van het netwerk). Het
geeft verder een aantal cijfers en ontwikkelingen voor Integrale Vroeghulp in
Zuid-Limburg weer. Hoofdstuk 4 beschrijft de meerwaarde van Integrale
Vroeghulp voor gemeenten. En het becijfert de kosten-baten van Integrale
Vroeghulp voor gemeenten. Hoofdstuk 5 benoemt de door het IVH-netwerk
zelf en gemeenten te vervullen randvoorwaarden voor het benutten en verder
uitbouwen van de expertise en ervaring van het IVH-netwerk in het
toekomstige gemeentelijke jeugdstelsel.
1
2.
Uitdagingen gemeenten
Dit hoofdstuk gaat in op de taken die gemeenten hebben naar kinderen en
hun ouders. Veel van deze gebieden zijn in ontwikkeling en gemeenten
krijgen er nieuwe verantwoordelijkheden bij. Dit hoofdstuk geeft een beeld
van de voornemens van de Zuid-Limburgse gemeenten hoe zij daarmee om
willen gaan en voor welke uitdagingen hen dit stelt.
2.1. ‘Patchwork’ van de gemeentelijke jeugdverantwoordelijkheid
Gemeenten vervullen van oudsher een belangrijke rol op tal van terreinen die
voor kinderen, jeugdigen en ouders van belang zijn. De belangrijkste zijn:
 Wet publieke gezondheid (Wpg) – jeugdgezondheidszorg 0-19 jaar;
 Wet op de Jeugdzorg: regie (verantwoordelijkheid) opgroei- en
opvoedondersteuning en inrichten van een fysiek Centrum voor Jeugd en
Gezin;
 Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo): informatie & advies,
signaleren van problemen, licht pedagogische hulp, toegang tot het lokaal
hulpaanbod en coördinatie van zorg;
 Wet ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie (OkE): kwaliteit van
peuterspeelzalen en kinderdagverblijven controleren en indien nodig
taalontwikkelingsprogramma’s binnen de voorschoolse voorzieningen
mogelijk maken;
 Wet op het primair onderwijs (Wpo) en Wet op het voortgezet onderwijs
(Wvo): huisvesting van de scholen en leerlingenvervoer;
 Leerplicht wet: handhaven bij verzuim;
 Veiligheidsbeleid: gemeenten nemen deel aan de samenwerking in
Veiligheidshuizen en zijn vanaf 2013 belast met het voeren van de regie
op de samenwerking in Veiligheidshuizen en de verbinding van de
verschillende ketens (openbare orde en veiligheid - zorg en welzijn,
waaronder de OGGZ- en jeugdzorg partners.
Deze lappendeken van verantwoordelijkheden rijgen de gemeenten als een
patchwork tot een samenhangend geheel aaneen.
Patchwork
Een handwerktechniek waarbij lapjes
katoenen stof van verschillende kleur
en grootte aan elkaar worden genaaid.
Van kleine lapjes stof kan een warme
deken worden gemaakt. Patchwork is
ontstaan in een tijd waarin het
economisch niet zo goed ging. Daarna
is het een sociale bezigheid geworden
waarbij veel wordt samengewerkt en
waarbij vaak patronen onderling
worden uitgewisseld.
Bron: www.wikipedia.nl
De

•
•
betrokkenheid van de gemeente varieert van een:
Preventieve en signalerende rol tot een
Uitvoerende, handhavende rol en een
Regierol.
2
Een deel van de taken krijgt lokaal uitwerking. Op een aantal gebieden
werken gemeenten regionaal samen of zijn de functies regionaal bij een
(centrum)gemeente belegd.
Vrijwel al deze terreinen zijn in verandering. Gemeenten zijn druk bezig met
de voorbereidingen op:
• Transitie begeleiding Awbz (nieuwe Wmo, 1 januari 2015)
• Decentralisatie jeugdzorg (Jeugdwet, 1 januari 2015)
• Harmonisatie voorschoolse voorzieningen (niet nader benoemd)
• Passend Onderwijs (Wet Passend Onderwijs, 1 augustus 2014)
Kernbegrippen bij deze verandering van bestaande verantwoordelijkheden en
de komst van nieuwe taken zijn:
• Minder: minder afhankelijkheid, meer eigen kracht en daardoor geen
beroep (meer) op gemeentelijke voorzieningen;
• Anders: ruimte voor nieuwe initiatieven van burgers en samenleving zelf,
informele ondersteuning en algemene basisvoorzieningen;
• Beter: de wel beschikbare collectief gefinancierde voorzieningen moeten
zich in samenhang richten op het voorkomen van problemen en/of een
langdurig beroep op zware ondersteuningsvormen.
2.2. De Zuid-Limburgse ‘jeugd’ in ontwikkeling
Op hoofdlijnen bestaat een beeld bij de Zuid-Limburgse gemeenten van de
richting waarin de doelgroep jeugd zich kwantitatief en kwalitatief ontwikkelt
en wat dat voor gemeenten betekent. Demografische krimp met een
vergrijzing en ontgroening. Een minder goede fysieke en geestelijke
gezondheid en relatief hoger gebruik van voorzieningen bij zowel bestaande
als nieuwe doelgroepen/taakgebieden. De bijlagen bevatten een uitgebreide
toelichting op dit beeld.
Versterken van het gezondheidsbeleid
Omdat gezondheid beïnvloed wordt door een veelheid van factoren, wordt de roep om
een integrale en intersectorale benadering steeds luider. Afstemming met andere
beleidsterreinen en een duidelijke focus op risicogroepen zijn essentieel om in de
toekomst meer gezondheidswinst te kunnen realiseren. Een goede publieke
gezondheid en een welvarende samenleving vragen om gerichte investeringen in
preventie en zorg.
Bron: Een gezonde kijk op Zuid-Limburg, Regionale VTV 2010
Demografische ontwikkelingen, gezondheidsprofielen en krimpende budgetten
stellen de Zuid-Limburgse gemeenten voor de opgaven om de uitgaven te
beperken. Naast aanpassing van bestaand beleid en bestaande voorzieningen
- lees bezuinigingen - is er ook een ander spoor. Namelijk, proberen
toekomstige uitgaven bij toekomstige doelgroepen te voorkomen, uit te
stellen of te verminderen. Aangrijpingspunten daarvoor zijn: beïnvloeding van
de vraag/behoefte en het anders inrichten van de te bieden ondersteuning.
2.3. Initiatieven Zuid-Limburgse gemeenten
De Zuid-Limburgse gemeenten zitten niet stil. Zij ontwikkelen op een groot
aantal gebieden initiatieven om de uitdagingen waarvoor zij zich gesteld zien
aan te pakken. Deels gebeurt dit als onderdeel van de reguliere
werkzaamheden, zoals het jeugdgezondheidsbeleid. Deels vormen de
transities het aangrijpingspunt, zoals de decentralisatie jeugdzorg.
3
Vanuit de Integrale Vroeghulp gezien is de decentralisatie jeugdzorg een
belangrijke maar niet de enige relevante ontwikkeling. Dit hoofdstuk neemt de
decentralisatie jeugdzorg weliswaar als vertrekpunt, maar betrekt andere
terreinen eveneens in de analyse van de gemeentelijke initiatieven.
Decentralisatie van de jeugdzorg: Eenvoud, respect en lef.
Met de decentralisatie van de jeugdzorg staan de achttien Zuid Limburgse gemeenten
voor een behoorlijke opdracht. Deze transitie omvat voor ons een groot deel
onontgonnen gebied. … Het nieuwe stelsel moet écht veranderen en het goede moet
behouden blijven. … Daarmee staan we voor een omvangrijke uitdaging. … Het gezin is
gebaat bij oprechte aandacht van een professional die zich vrij kan bewegen en niet te
veel door regels en procedures wordt beperkt. Kunnen we over de grenzen heen
denken? Dat zal de toekomst leren, maar er is wel een portie lef voor nodig.
Bron: Thijs van Es, Wethouder gemeente Beek, Nieuwsbrief Decentralisatie Jeugdzorg, juli 2013
Dit hoofdstuk geeft een beeld van de bestaande en nieuwe gemeentelijke
inspanningen op een aantal jeugdrelevante gebieden. Er is een analyse
gemaakt van gemeentelijke beleidsdocumenten en er zijn telefonische
interviews gevoerd met een viertal gemeentelijke vertegenwoordigers. In de
bijlagen is een overzicht opgenomen van de geraadpleegde bronnen en
respondenten.
Het (voorgenomen) beleid van de Zuid-Limburgse gemeenten is met een
aantal kernbegrippen te karakteriseren. Gekeken is naar het bestaande
gemeentelijke jeugdbeleid, de decentralisatie jeugdzorg, de Centra voor jeugd
en gezin, de maatschappelijke ondersteuning, de decentralisatie begeleiding
Awbz, het gezondheidsbeleid, het onderwijsbeleid en de algemene visie op het
sociaal domein.
Kind en ouders centraal
Het kind, de ouders en hun leefwereld zijn het uitgangspunt voor het
handelen. Dit geldt voor de activiteiten van de gemeenten en voor de
hulpverleners. Eigen keuzen en behoud van eigen regie bepalen of en welke
ondersteuning wordt ingezet. Hulp binnen het eigen gezin, coördinatie en
continuïteit van hulpverleners dragen bij aan ontmedicaliseren en ontzorgen.
Daarbij hoort ook een positieve benadering van opgroeien - de normale
ontwikkeling van de jeugd en bijhorende ‘problemen’ - en het denken in
kansen en talenten.
4
Versterken eigen kracht en pedagogische omgeving
De inspanningen richten zich op het versterken van het kind/de jeugdige,
opvoeders en omgeving (professionals bij algemene basisvoorzieningen voor
kinderopvang, welzijn, onderwijs en zorg). Hen in staat stellen eerder en
beter om te gaan met vragen rondom opvoeden en opgroeien. Dit draagt bij
aan een zo normaal mogelijke ontwikkeling van het kind. Het houdt mogelijke
problemen klein, vergroot de draagkracht van ouders en voorkomt een (te)
snelle opschaling naar zwaardere (professionele) ondersteuningsvormen
buiten de reguliere gezinsomgeving.
Integrale benadering leefgebieden
Kinderen zijn niet op te splitsen naar deelgebieden of gemeentelijke
domeinen. Problemen zijn vaak met elkaar verweven of doen zich in
opeenvolgende levensfasen voor. Oplossingen kunnen van verschillende
kanten komen en niet alleen betrekking hebben op het kind, maar ook de
ouders, het gehele gezin of de omgeving. Dit vraagt van gemeenten en
hulpverleners een integrale benadering van vragen en problemen op de
verschillende leefgebieden (zoals opgroeien, gezondheid, onderwijs, wonen,
werken). Dit kan sneller leiden tot een beter resultaat.
Vroegsignalering en preventie
Gemeenten zetten op alle jeugdrelevante gebieden sterk in op een
vroegtijdige signalering van problemen bij kinderen en een snelle
ondersteuning. Hoe eerder signalen over mogelijke problemen met het
opgroeien en ontwikkelen van kinderen opgepakt worden, hoe beter.
Verder willen gemeenten de preventieve inspanningen vergroten. Met als
resultaat het voorkomen van problemen of de escalatie daarvan en het
voorkomen van zwaardere zorgvormen.
Meeste rendement
Uit allerlei onderzoeken blijkt dat het meeste rendement wordt behaald indien de hulp
op jonge leeftijd en in een vroeg stadium wordt gegeven. Daarom is er vanuit
gemeenten ook veel aandacht voor vroeg signalering en wordt er samen met de
voorliggende voorzieningen (peuterspeelzalen, kinderopvang) geïnvesteerd in het
vergroten van de kennis bij medewerkers over risicosignalen.
Bron: Jong in Heerlen. Kadernota integraal jeugdbeleid 2013-2016 (mei 2013)
Wijkgericht, couleur locale
De wijk is steeds vaker het ankerpunt voor de aanwezigheid in de nabijheid
van kind en ouders. Het is de plek voor het oppikken van signalen en de
ondersteuning in de eigen leefomgeving. Inspanningen van organisaties
worden op wijkniveau gebundeld. Gemeenten en organisaties werken binnen
gemeenschappelijke kaders maar stemmen hun inzet wel af op de specifieke
lokale omstandigheden ofwel de couleur locale.
Samenwerken en ketens verbinden
Vragen van kinderen en ouders en probleemsituaties komen in alle soorten en
varianten voor. Vaak zijn ze eenduidig, maar ze kennen ook vaak
verschillende aspecten. Vragen komen op verschillende plaatsen binnen of
beantwoording vergt de inzet van verschillende disciplines.
Gemeenten en hulpverleners kunnen door samenwerking adequaat inspelen
op behoeften van kinderen en ouders. Door te opereren in netwerken en het
5
aaneensluiten van ketens binnen en tussen domeinen kunnen passende
oplossingen worden gerealiseerd.
Dit is uitgangspunt voor gemeenten zelf:
 Binnen gemeenten: de Zuid-Limburgse gemeenten leggen vanuit
afzonderlijke domeinen relaties naar andere gebieden (integraal
jeugdbeleid, integrale Wmo-beleidsnota). Maastricht heeft een
geïntegreerde beleidsnota voor het Wmo- en gezondheidsbeleid tezamen;
 Tussen gemeenten: de Zuid-Limburgse gemeenten hebben een
gezamenlijk regionaal gezondheidsbeleid en pakken de verschillende
transities binnen het sociaal domein samen op. De regionale kaders zijn
uitgangspunt voor verdere lokale uitwerking. En in sub-regio’s zijn de
Centra voor jeugd en gezin actief;
Het is ook uitgangspunt voor de activiteiten van andere organisaties binnen
het gemeentelijk domein (onderwijs, wonen, justitie) en de afstemming
tussen het gemeentelijk domein en andere gebieden, zoals de
gezondheidszorg (zorgverzekeraars).
Arrangementen en flexibel schakelen
De Zuid-Limburgse gemeenten zoeken naar de wijze waarop de gezamenlijke
uitgangspunten uitwerking kunnen krijgen in:

Inhoud
:
Arrangementen
Opgroeien en opvoeden doen kinderen en ouders zoveel als mogelijk
zelfstandig. Inspanningen van gemeenten en organisaties richten zich op
het versterken van de eigen kracht van kind, ouders en omgeving. Zo
nodig gaat dit verder met ondersteunen en als het noodzakelijk is in
overnemen. Dit krijgt vorm in gedoseerde en samenhangende
arrangementen.

Werkprocessen
:
Sluitende lijnen
Een integrale aanpak is gebaat bij eenvoudige procedures, snel schakelen
en korte lijnen. Gemeenten zetten binnen het sociale domein in op ruimte
voor de burger en voor de professional (zelfsturing). Het initiatief ligt
zoveel mogelijk aan de basis. Dit vraagt om het integreren van voorheen
gescheiden werkprocessen en het geven van doorzettingsmacht. Het doel
is te komen tot sluitende lijnen. Op die manier is het mogelijk flexibel in te
spelen op behoeften van kinderen, ouders en hun omgeving. En er kan
weer terug geschakeld worden zodra dat kan.

Organisatievormen :
Netwerken
Een veelvuldig door gemeenten genoemde organisatievorm voor het
realiseren van de doelstellingen is de ketengerichte samenwerking in
netwerken. Deze strekken zich over de relevante gebieden uit. De ZuidLimburgse gemeenten zoeken met elkaar naar de optimale inrichting van
het toekomstige jeugdstelsel en de daarbij te kiezen:
o Optimale schaal: lokaal – regionaal – provinciaal - landelijk
Het lokale niveau is het vertrekpunt voor alle inspanningen. Daar leven
kind en ouders. Daar is de omgeving die bij kan dragen aan
oplossingen. Gemeenten kiezen voor een gebiedsgerichte benadering in
wijken en kernen en het daar inrichten van wijkteams en inlooppunten.
Gemeenten pakken zaken (sub-)regionaal op die vanwege de omvang
van de doelgroep of de benodigde expertise om een gebundelde inzet
vragen. Voor een deel kan dat zelfs om een provinciale of landelijke
benadering vragen.
6
o Benodigde expertise: algemeen/regulier – generalisten - specialisten
Normaal waar kan, specialistisch waar nodig is leidend voor het
organiseren van de expertise. Allereerst door kinderen, ouders en
medewerkers van reguliere organisaties (basisvoorzieningen als
peuterspeelzaal, onderwijs, welzijn, zorg) te faciliteren bij het zo
zelfstandig mogelijk functioneren. Daarna komen in de gemeentelijke
voornemens generalisten in beeld die op een breed gebied in staat zijn
de benodigde acties in gang te zetten. Specialisten worden ingeschakeld
als specifieke expertise nodig is om vast te stellen wat er aan de hand
is of als de oplossing niet (alleen) vanuit de voorliggende infrastructuur
geboden kan worden.
De benodigde expertise wordt als het ware in schillen georganiseerd,
waarbij het de bedoeling is dat tussen de schillen snel op- en
teruggeschakeld kan worden.
o Relevante leefgebieden en aangesloten disciplines
De mogelijke vragen en problemen van kinderen en ouders kennen een
grote variatie en kunnen veel leefgebieden beslaan. Dit betekent dat
een beroep gedaan kan worden op veel disciplines. Daarbij kan aan de
basis een bredere en minder diepe invalshoek worden gekozen.
Vervolgens kan doorgeschakeld worden naar meer specifieke
disciplines. Afhankelijk van de leeftijd van het kind en/of problematiek
kunnen er logisch samenhangende paden en geclusterde disciplines
zijn.
Centrum voor Jeugd en gezin
Preventieve veld op orde
Gemeenten moeten meer dan voorheen zorgen dat zij het preventieve veld op orde
hebben. Zorg aan kinderen/ouders moet beter, eenvoudiger, dichter bij huis, sneller en
actiever. De eigen kracht en zelfredzaamheid van het gezin moet benut worden. … Het
verbeteren van de effectiviteit moet ook, omdat er steeds meer bewijs komt voor
kosteneffectiviteit van preventieve acties en vroegtijdige interventies.
Bron: Startnotitie Doorontwikkeling CJG Heuvelland met het oog op transitie jeugdzorg (25
januari 2012)
De Zuid-Limburgse gemeenten hebben de centra voor jeugd en gezin in vier
sub-regio’s georganiseerd: Heuvelland, Maastricht, Parkstad en Westelijke
Mijnstreek. Deels zijn de CJG’s fysiek aanwezig met lokale inlooppunten. Deels
zijn zij virtueel en via websites te bereiken. De Zuid-Limburgse CJG’s zijn
vooral netwerkorganisaties waarin onder gemeentelijke regie een aantal
professionele organisaties samenwerken. Veelal is er een kernteam en een
bredere kring van samenwerkingspartners.
De Zuid-Limburgse gemeenten houden voor de toekomst verschillende opties
open voor het invullen van de CJG-functies.
 Een mogelijkheid is het doorontwikkelen van het huidige CJG. Onder meer
door het daarbij onderbrengen van een aantal te decentraliseren taken
(zoals functionaliteit Bureau Jeugdzorg). En het CJG een rol te geven bij
het samenbrengen van verschillende jeugdwerkvelden en het op
consultbasis beschikbaar zijn voor ouders en professionals van algemene
voorzieningen. CJG-teams inrichten met professionals uit verschillende
jeugddisciplines (jeugdarts, jeugdverpleegkundige, schoolmaatschappelijk
werk, gedragsdeskundige). Dit zou uit kunnen monden in één subregionale organisatie voor preventie en zorg;
7

Een ander gedachte is om meer aan te sluiten bij de ontwikkeling van
lokale sociale teams in wijken, kernen en stadsdelen. Deze kunnen een
eenduidige toegangspoort voor alle hulp aan kinderen en ouders vormen.
Daarbij wordt niet gedacht in stenen en gebouwen. De teamleden werken
op de vindplaatsen waar kinderen, jeugdigen en ouders zijn (scholen,
gemeenschapshuizen, kinderdagverblijven). Zij verstevigen de relaties
met de daar werkzame professionals, zoals op scholen de leerkrachten en
de ZorgAdviesTeams.
Effectief en efficiënt
De inspanningen van gemeenten en jeugdpartners richten zich op het
vergroten van het rendement van de inspanningen. Resultaatgericht werken
staat voorop. Doel is het verminderen van versnippering, overlap en ‘te veel,
te snel, te zwaar’. Maar ook breed, integraal en ‘vroeger, voorkomen en
vergroten expertise.
Dat geldt voor de inzet en organisatie van gemeenten zelf en voor de
veldpartijen op de diverse jeugddomeinen. Gemeenten willen onder meer in
overleg met de veldpartijen nagaan op welke wijze de toegang en benodigde
expertise georganiseerd kan worden.
2.4. Conclusies
Gemeenten spannen zich in om de lappendeken van huidige en nieuwe
gemeentelijke jeugdverantwoordelijkheden te verknopen tot een consistent
geheel, zonder overbodige franje.
Demografische ontwikkelingen, zorggebruik en risicoprofiel in Zuid-Limburg
vragen om maatregelen. De noodzaak om inhoudelijke en financiële
aanpassingen door te voeren grijpen gemeenten aan als een kans en leidt tot
het herijken van het jeugdstelsel.
Kinderen en ouders vormen de basis. Inspanningen van alle betrokkenen zijn
gericht op het hen in staat stellen zo normaal mogelijk en zelfstandig op te
groeien en op te voeden. Gemeenten leggen nadruk op preventie, samenhang
en samenwerking.
Gemeentelijke uitdagingen liggen in het onderkennen van de geschikte
aangrijpingspunten voor de gewenste verandering, de benodigde expertise en
organisatie in Zuid-Limburg.
8
3.
Integrale Vroeghulp
Het netwerk Integrale Vroeghulp Zuid-Limburg is een samenwerkingsverband
van organisaties die zich richten op de vroegtijdige onderkenning van
ontwikkelings- en/of gedragsproblematiek bij kinderen van 0-7 jaar.
Dit hoofdstuk beschrijft de doelgroep, uitgangspunten, samenstelling en
werkwijze van het netwerk. Daarbij geeft het een aantal cijfers en
ontwikkelingen voor Integrale Vroeghulp in Zuid-Limburg.
Randy loopt zijn achterstand op tijd in
Randy wordt geboren in het ziekenhuis met een zuignap. Hij heeft een moeilijke start
en komt onder controle van een kinderarts. Daarna is er elke keer wel wat met hem
aan de hand. De kinderarts meldt Randy in overleg met de ouders aan voor Integrale
Vroeghulp. Er komt een consulent bij hen thuis. Naast de controles bij de kinderarts,
bezoeken zijn ouders nu ook een kinderneuroloog. In het kernteam Integrale
Vroeghulp wordt alles besproken.
Inmiddels heeft Randy er een zusje bij gekregen. Pas door de geboorte van hun
dochter, zien zijn ouders hoe ver Randy heeft achtergelopen. Dankzij alle hulp en
ondersteuning, heeft hij deze achterstand bijna volledig ingelopen. Hij heeft nu alleen
nog met zijn spraak een kleine achterstand. Vader: “Het is maar goed dat er
specialisten over onze schouder hebben mee gekeken. Als we dat niet hadden gehad,
weet ik niet of Randy uiteindelijk naar een gewone school had gekund.”
Bron: De regio centraal, Regio Zuid-Limburg in beeld. Vroeg, Voortdurend, Integraal. Mei 2011
3.1.
Kinderen 0-7 en hun ouders
Twijfels over ontwikkeling of gedrag
Integrale Vroeghulp richt zich op kinderen van 0 tot 7 jaar waarbij (het
vermoeden bestaat dat) de ontwikkeling vertraagd of afwijkend verloopt en
waarbij dit (vermoedelijk) te maken heeft met complexe ontwikkelings- en/of
gedragsproblematiek. Hierbij gaat het om het gehele functioneren van het
kind zelf – dus in lichamelijk, psychisch en sociaal opzicht – en om het
functioneren van het kind binnen het gezin.
Bij aanvang van een vroeghulptraject is vaak niet helder wat er met een kind
aan de hand is. Er is zowel bij ouders als professionals wel gerede twijfel of
ongerustheid over de ontwikkeling en/of het gedrag van het kind. Ouders
hebben juist in die fase behoefte aan ondersteuning bij het verkrijgen van
duidelijkheid, het vinden van de weg en het nemen van de juiste beslissingen
voor hun kind. Professionals van algemene of specifieke voorzieningen willen
een beroep kunnen doen op (een combinatie van) specifieke expertise om hun
vermoedens te laten toetsen.
Omvang
De potentiële omvang van vroeghulpkinderen is landelijk berekend op meer
dan 40.000 kinderen. Op basis van inwoneraantallen zou dit voor ZuidLimburg om ruim 1.500 kinderen in de leeftijd van 0-7 jaar kunnen gaan.
Gelukkig vinden veel kinderen en hun ouders ook zonder een vroeghulptraject
zelfstandig of via het reguliere circuit hun weg.
In Zuid-Limburg fluctueert het aantal kinderen dat een beroep doet op IVH de
afgelopen jaren tussen de 210 en 268 cliënten per jaar. Een verklaring voor
de ‘piek’ in de periode 2009-2011 is mogelijk de uitbreiding van de
doelgroepleeftijd tot zeven jaar. De gemiddelde leeftijd ligt de afgelopen jaren
rond de 3 jaar en 4 maanden.
9
Juist deze groep
Er is een aantal redenen waarom het netwerk IVH zich richt op de groep
kinderen van 0-7 jaar met (vermoedelijke) ontwikkelings- en of
gedragsproblematiek:

Vroeg nog veel te bereiken
Wetenschappelijk onderzoek toont aan dat vroege opsporing van een
beperking bij kinderen op de langere termijn onnodige achterstanden helpt
voorkomen (tertiaire preventie). In de eerste levensjaren is de plasticiteit
van de hersenen het grootst. Daarna neemt dat geleidelijk af. Inzet plegen
op vroege opsporing van beperkingen levert uiteindelijk een betere
kwaliteit van leven voor het kind en het gezin. Vroegtijdig starten met
zorg en ondersteuning betekent ook het voorkomen van zwaardere
(duurdere) inhaalslagen op de langere termijn;

Cruciale levensfase
De eerste levensjaren zijn voor ieder kind stormachtig, ook als deze
normaal verlopen. Verstandelijk, lichamelijk/fysiek/motorisch, sociaalemotioneel, gedrags- en leermatig maken kinderen een grote ontwikkeling
door. En dat ook nog eens gelijktijdig. Met deze cruciale levensfase
onderscheiden deze jonge kinderen en hun ontwikkeling zich van oudere
kinderen en jeugdigen. Die maken weer andere stappen, met andere
vragen en zo nodig andere professionals;

Moeilijk vast te stellen
Veel voorkomende vragen en problemen in de ontwikkeling en het
opgroeien van kinderen zijn goed te beantwoorden en onderkennen door
ouders zelf of door professionals van algemene instanties als het
consultatiebureau, de huisarts, de peuterspeelzaal, kinderopvang of het
onderwijs. Ook kinderen met minder voorkomende maar zeer duidelijk
aanwezige (vaak ernstige) problemen zijn door hen te signaleren en door
te leiden. Maar er zijn ook kinderen waarbij niet zo eenduidig en
overduidelijk is, wat er aan de hand is. Daarbij kan een rol spelen dat het
kind zo jong is, dat het lastig is om direct uit gedrag en/of communicatie
af te leiden waar mogelijk een probleem ligt. Ook kan de samenloop van
10
problemen een beoordeling moeilijk maken. In deze situaties is het goed
een beroep te kunnen doen op specifieke expertise rondom zeer jonge
kinderen. Zeker als het gaat om problematiek die zich maar bij relatief
kleine aantallen kinderen voordoet.

Integrale aanpak
Het netwerk verenigt disciplines die op uiteenlopende vindplaatsen en
vanuit verschillende invalshoeken naar het kind en het gezin kijken. Het
netwerk waarborgt een integrale benadering van signaleren, onderzoek en
ondersteunen voor de kinderen van 0-7 jaar en hun ouders.
Vroeg erbij zijn
Als je er vroeg bij bent, kun je gevolgen nog beperken door de ontwikkeling te
stimuleren. ‘Dezelfde stoornis kan leiden tot een IQ van 25 of 85. Binnen die
bandbreedte is dus behoorlijk wat ruimte voor verbetering. Op de juiste manier
gestimuleerd worden kan het verschil maken tussen wel of niet leren lezen of met geld
kunnen omgaan.’
Bron: Markant, 2009
Ontwikkelingen en trends?
In het IVH-proces spelen veel factoren een rol die ertoe leiden of een
vroeghulpkind wel of niet wordt aangemeld. In de praktijk komt dit onder
meer tot uiting in een variërend verloop van het aantal feitelijke cliënten.
Niettemin is navolgend een aantal mogelijke ontwikkelingen en trends
genoemd.
Ontwikkeling cliënten IVH
De ontwikkeling van de cliëntaantallen in de periode 2007-2012 en die van de
totale bevolking en de 0-7-groep kunnen met elkaar vergeleken worden door
het jaar 2007 als basisjaar te nemen. De grafiek laat zien dat in die jaren de
totale bevolkingsomvang in Zuid-Limburg licht gedaald is. De categorie 0-7
jaar is relatief harder gedaald. Het aantal IVH-cliënten kent een fluctuerend
verloop, maar stijgt.
(Bron: IVH Zuid-Limburg; Etil; Progneff, 2013)
11
Hierbij moet opgemerkt worden dat het om relatief kleine aantallen gaat,
waarbij jaarlijkse variatie een groot effect heeft op het indexcijfer. Niettemin
kan een aantal mogelijke redenen genoemd worden voor de ontwikkeling van
de IVH-cijfers: een grotere bekendheid van het IVH-netwerk, een betere
vroegsignalering en een verschuiving van (vermoedelijke) problematiek bij
het kind waardoor een groter aantal kinderen gebruik maakt van Integrale
Vroeghulp. Tegelijkertijd kan een intensievere samenwerking met
voorliggende vindplaatsen en de mogelijkheid van consult/advies voor
professionals een matigende invloed op de cliëntaantallen hebben.
Prognose
Een bevolkingsprognose voor Zuid-Limburg laat een verder afnemende
bevolkingsomvang in de komende decennia zien. De groep 0-7 jaar daalt het
eerste decennium minder sterk. Onderstaande grafiek geeft dit weer, waarbij
2013 als basisjaar voor de indexcijfers is genomen.
Met de bevolkingsprognose kan een aantal mogelijke scenario’s voor de
ontwikkeling van de aantallen IVH-cliënten worden geschetst:

Scenario demografische ontwikkeling
De prevalentiecijfers van de meeste beperkingen zijn vrijwel constant. Dit
betekent dat daarmee het aantal (potentiële) vroeghulpkinderen vooral
afhankelijk is van de demografische ontwikkeling van de categorie 0-7
jaar. In de grafiek is daarmee het IVH-scenario 0-7 jaar gelijk aan de
demografische lijn 0-7 jaar. Dit betekent voor het eerste decennium een
vrijwel gelijkblijvende omvang van de IVH-cliënten en daarna daling.

Scenario historische ontwikkeling
Kijkend naar de ontwikkeling van de feitelijke cliëntaantallen IVH in de
periode 2007-2013 is een ander scenario mogelijk. In die periode is die
IVH-groep gemiddeld 7% per jaar gegroeid. Extrapoleren van die
historische ontwikkeling naar de toekomst geeft in de grafiek het IVHscenario-H. De geeft voor het komende decennium een licht stijgende
omvang van het feitelijk aantal IVH-cliënten. Nadat die in 2030 op
12
hetzelfde niveau ligt als in 2013, neemt die daarna in omvang af.

Scenario jongere vroegsignalering
Het IVH-netwerk Zuid-Limburg spant zich in samenwerking met de
professionals van algemene en voorliggende voorzieningen in om op
steeds jongere leeftijd tot een signalering van vroeghulpkinderen te
komen. Naarmate dit beter lukt, is het in de grafiek gegeven IVHscenario-J mogelijk. Dit leidt in vergelijking met het historische scenario
tot een nog iets sterkere stijging van het aantal feitelijke IVH-cliënten in
de eerste periode en een wat latere daling in de periode daarna.
Problematiek
Een trend van de afgelopen jaren is dat de meerderheid van de IVH-cliënten
wordt aangemeld vanwege het gedrag of de sociaal-emotionele ontwikkeling
van de cliënt. In (steeds) mindere mate is een ontwikkelingsachterstand of
een vermoeden van een verstandelijke ontwikkeling dat. Verder behoort een
spraak-/taalachterstand tot de top-4 van belangrijke redenen voor
aanmelding.
Reden aanmelding IVH
Gemiddeld
2011-2012 Cumulatief
Gedrag
36%
36%
Sociaal-emotionele ontwikkeling
25%
61%
Verstandelijke ontwikkeling
18%
79%
Spraak-/Taalachterstand
13%
92%
Motorische ontwikkeling
5%
97%
Communicatieve problemen
2%
99%
Medische problematiek
1%
100%
13
3.2. Uitgangspunten IVH
Integrale Vroeghulp is gebaseerd op een aantal uitgangspunten met als kern
dat het kind voorop staat en de ouders aan het roer staan. IVH kent nagenoeg
geen wachttijden. Ouders en kind worden snel geholpen zodat het gezin weer
snel verder kan. Uiterlijk binnen drie maanden tracht IVH helderheid te
bieden.
De inzet richt zich op het in de eigen omgeving opgroeien en ontwikkelen van
het kind. Het zijn de vindplaatsen in de directe omgeving van het kind waar
de vroege signalering van een vermoedelijke ontwikkelingsachterstand of
gedragsprobleem plaatsvindt. Het ondersteunen en onderzoeken van kind en
gezin vinden zoveel mogelijk ook daar plaats. De IVH-professionals komen
naar het gezin toe en werken multidisciplinair. Zij kijken vanuit de
vraagverheldering integraal naar de ontwikkeling van het kind op
gedragsmatig, sociaal-emotioneel, cognitief en medisch gebied, de relevante
levensgebieden en het gezinssysteem.
Doordat het IVH-netwerk uiteenlopende ketenpartners heeft, beschikt het
over een uitgebreide kennis van mogelijke probleemgebieden en oplossingen.
Uitgangspunt is ‘gewoon waar het kan, speciaal waar het moet’. Voor
onderzoek, behandeling en ondersteuning is een beroep mogelijk op
(para)medische, gedragskundige en opvoedkundige expertise. Afhankelijk van
de vraagstelling kan opgeschaald worden van een algemene professional tot
een universitair medisch centrum.
14
Weer op de rails
Door de integrale kijk en benadering
van IVH krijgen jonge kinderen en
hun gezin zonder lange wachttijden,
snel, vroegtijdig en adequaat een
integraal advies of hulp op maat.
Kind en gezin worden als het ware
weer op de treinrails gezet om met
hun wagon zelf verder te kunnen.
Met informatie en advies aan ouders en professionals werkt het IVH-netwerk
aan een versterking van het eigen oplossingsvermogen van ouders en de
directe omgeving. Met praktische en preventieve gezinsondersteuning wordt
het gezin versterkt en begeleid en een verdere ontwikkelingsachterstand
voorkomen. In complexe en/of zorgintensieve situaties kan trajectbegeleiding
ouders helpen bij het samenhangend organiseren van de benodigde
ondersteuning. Dit kan hen in staat stellen zolang mogelijk zelf en in de eigen
omgeving voor hun kind te zorgen.
Stimuleren kind, ondersteunen moeder
Een jongetje van 4 wordt door de reguliere basisschool aangemeld bij het IVHnetwerk. De school vond het kind vanaf dag 1 opvallen en maakt zich na enkele weken
ernstig zorgen om de ontwikkeling van dit kind (sociaal emotioneel, spraak, taal,
gedrag en schoolrijpheid). Verder baart de thuissituatie zorgen (het kind is
onverzorgd, komt veelvuldig te laat en er is sprake van een gebroken gezin). Uit
onderzoek van IVH blijkt dat dit kind een zeer forse ontwikkelingsachterstand heeft en
nog niet toe is aan onderwijs. Het kind wordt verwezen naar een kinderdagcentrum
(KDC). Hier kan het kind gestimuleerd worden in zijn ontwikkeling. Daarnaast wordt
Praktisch Pedagogische Gezinsondersteuning (PPG) ingezet om moeder te
ondersteunen in de opvoeding en ontwikkelingsstimulering van haar zoontje. De
kinderarts zal verder onderzoek doen naar de oorzaak van de forse
ontwikkelingsachterstand. De toekomst moet uitwijzen welke mogelijkheden er voor
het jongetje zijn om weer naar een reguliere basisschool te gaan of dat andere
oplossingen gezocht moeten worden.
Bron: IVH-netwerk Zuid-Limburg
3.3. Samenstelling netwerk
Alle jeugdgerelateerde gebieden
Het IVH-netwerk Zuid-Limburg is een samenwerkingsverband van
professionals en organisaties op alle jeugdgerelateerde gebieden. Het bundelt
de regionale kennis en ervaring rondom de preventieve ondersteuning van
kind en gezin. Het zorgt voor een structurele afstemming tussen de gebieden
welzijn, jeugd, gezondheidszorg (public health, cure), langdurende zorg
(care), voorschoolse opvang en onderwijs.
Lokale haarvaten – bovenregionale expertise
Het IVH-netwerk is via de eigen IVH-partners en samenwerking met algemene
organisaties op lokaal gemeentelijk niveau actief. Een deel van de IVHpartners heeft eigen lokale inlooppunten, is werkzaam op lokale vindplaatsen
(Wmo-loket, scholen, wijkservicepunten) of maakt deel uit van sociale
wijkteams.
Verder vormt een deel van de IVH-partners met andere organisaties de kern
van de bovengemeentelijke Centra voor jeugd en gezin en hun gemeentelijke
15
contactpunten. Het IVH-netwerk en zijn partners zijn hiermee tot in de lokale
haarvaten en op alle vindplaatsen actief.
Via andere IVH-partners is het IVH-netwerk aangesloten op bovenregionale
expertise-, zorg- en ondersteuningsstructuren. Het is daarmee mogelijk in
voorkomende gevallen alle benodigde disciplines flexibel in te zetten en zo
nodig op te schalen naar specifieke expertise, onderzoeksmogelijkheden of
centra voor gespecialiseerd(e) onderzoek, behandeling en begeleiding.
3.4. Werkwijze Integrale Vroeghulp
Het netwerk IVH is laagdrempelig en rechtstreeks te benaderen door ouders
of professionals van algemene organisaties. Vervolgens wordt afhankelijk van
een nadere verduidelijking van de vraag en beoordeling van de situatie een
aantal stappen doorlopen.
Naar schatting kan jaarlijks in zo’n 50-60 situaties (20% van alle contacten)
in de eerste contacten een afdoende antwoord/oplossing of verwijzing worden
gegeven. In die situaties volgen geen verdere acties vanuit het IVH-netwerk.
Sterke relatie IVH met lokale vindplaatsen
Voor alle overige cliënten start de inschrijving als IVH-cliënt. In 2012 waren
dit er 216. Van deze aanmeldingen komt het grootste deel via de
consultatiebureaus (38%). Eenvijfde van de aanmeldingen komt op eigen
initiatief van de ouders (19%). Via voorschoolse voorzieningen, school en
GGD komt eenderde van de IVH-aanmeldingen (34%). Vanuit de curatieve
gezondheidszorg komt bijna eentiende (8%) van de cliënten bij het IVHnetwerk terecht.
16
Deze cijfers zijn een indicatie voor een sterke relatie van het IVH-netwerk met
de lokale vindplaatsen van kinderen met mogelijke ontwikkelingsproblemen.
Verder suggereert het dat naast een goede entree bij algemene/voorliggende
voorzieningen het voor ouders ook belangrijk is zich rechtstreeks tot het IVHnetwerk te kunnen wenden.
IVH-team en integraal advies
Nadat de situatie van kind en gezin zoveel mogelijk in kaart is gebracht,
worden de bevindingen in het multidisciplinaire team besproken.
In Zuid-Limburg zijn drie multidisciplinaire teams actief in de regio's
Maastricht-Heuvelland, Parkstad en Westelijke Mijnstreek, inclusief EchtSusteren. Elk multidisciplinair team bestaat minimaal uit een
kinder(revalidatie)arts, jeugdarts, maatschappelijk werker, GZ-psycholoog,
orthopedagoog en coördinator. Daar waar nodig wordt het team uitgebreid
met paramedici.
Het team stelt een multidisciplinair advies op dat samen met de ouders wordt
besproken.
De IVH-adviezen richten zich op een snelle en adequate ondersteuning van
kinderen en hun ouders of mede-opvoeders/begeleiders. De intentie is dat
deze zo vroeg en zo kort mogelijk wordt geboden en zo kind en gezin in staat
te stellen zelfstandig verder te gaan en grotere hulpvragen te voorkomen.
Voor een groot deel kan deze (tijdelijke) ondersteuning in de eigen
gezinssituatie en omgeving worden geboden.
Een deel van de cliënten zal echter langduriger een beroep moeten doen op
ondersteuning of is aangewezen op zwaardere, dan wel meer specifieke
voorzieningen.
Iets meer aandacht als het moet
Een Afghaans jongetje van 3,5 jaar wordt door de afdeling kindergeneeskunde van het
ziekenhuis aangemeld. Het gezin heeft een vluchtelingengeschiedenis achter de rug en
heeft op veel wisselende woonplekken in verschillende landen verbleven. Sinds kort
heeft het gezin een verblijfsstatus In Nederland en een eigen woning. Moeder volgt
inburgering. Zowel het consultatiebureau als het kinderdagverblijf hebben ernstige
zorgen over de ontwikkeling van het jongetje en dan met name op spraak-/taalvlak.
De ouders zien dit ook wel. Uit IVH-onderzoek blijkt dat het kind in het gedrag erg
jong is en een forse taalproblematiek heeft. Hierdoor kan het jongetje op dit moment
niet naar de reguliere basisschool. Het IVH-advies is om hem te plaatsen binnen een
specialistische diagnose- en behandelgroep gericht op spraak-/ taalontwikkeling en
communicatie. Afhankelijk van de verdere diagnose- en behandelresultaten kunnen
samen met de ouders de stappen daarna worden ingevuld. Dan wordt ook duidelijk
welke onderwijsomgeving voor de jongen het meest geschikt is.
Bron: IVH-netwerk Zuid-Limburg
In de bijlagen is een toelichting op de IVH-werkwijze en een aantal IVH-cijfers
opgenomen.
17
3.5. IVH is onderscheidend
Het netwerk Integrale Vroeghulp is onderscheidend door:

Bundeling expertise
IVH brengt expertise vanuit verschillende domeinen en disciplines bij
elkaar die niet in die samenstelling aan andere lokale en sub-regionale
tafels (wijkteams, CJG-teams) bij elkaar komen. Zoals bijvoorbeeld de
gespecialiseerde kindergeneeskunde, kinderrevalidatie en audiologische
centra;

Specifieke vragen van doelgroep 0-7 jaar op alle levensgebieden
IVH focust rondom een heel specifieke vraagstelling: jonge kinderen met
(een vermoeden van) meervoudige problematiek en die mogelijk een
beroep doen op onderzoek en ondersteuning op meerdere levensgebieden
en vanuit verschillende domeinen (naast gemeentelijk, ook
zorgverzekering en langdurige zorg).
Dit is smal en diep en anders dan bijvoorbeeld bij de teams 0-19 jaar en
die zich richten op alle opvoed- en opgroeivragen (breed en ondiep).
Niet voor niets krijgt IVH vanuit andere instanties en teams hulpvragen die
daar niet afdoende beoordeeld kunnen worden;

De bril waarmee gekeken wordt naar kind en ouders
Er wordt binnen IVH integraal gekeken naar zowel de ontwikkeling van het
kind op een aantal gebieden (emotioneel, gedrag, medisch, verstandelijk,
motorisch) als het gezinssysteem (ouder, kind en overige gezinsleden).

Optimale schaal vanwege schakelen
IVH is niet aan organisatorische of geografische grenzen gebonden.
Afhankelijk van het kind en de situatie wordt de benodigde kennis en inzet
gemobiliseerd binnen en buiten het netwerk. Als lokale of regionale
expertise en ondersteuning niet toereikend is, kan IVH snel doorschakelen.
Dit voorkomt dat kinderen (te) laat geholpen worden en onomkeerbare
ontwikkelingsachterstand oplopen.
Deze onderscheidende aspecten van IVH zijn niet zo makkelijk opnieuw
opgebouwd of te integreren in lokale/sub-regionale teams of structuren.
Daarbij speelt mee dat het bij IVH om een relatief beperkte groep kinderen
gaat met soms heel specifieke problematiek. Soms zijn het maar enkele tot
een handvol cliënten per gemeente. Om de benodigde expertise en betrokken
disciplines te waarborgen is een gebundelde inzet noodzakelijk. Deze is met
het IVH-netwerk beschikbaar.
Mocht dit onverhoopt niet gebeuren en het IVH-netwerk uiteen vallen, dan
moet rekening gehouden worden met:
 Langere trajecten voor kinderen en ouders met alle risico’s van dien voor
blijvende schade die mogelijk vermeden had kunnen worden;
 Meerkosten doordat kinderen en ouders bij verschillende instanties en in
opeenvolgende stadia opnieuw beoordeeld worden (dubbelingen) en
mogelijk meer en duurdere ondersteuning nodig is dan wanneer direct
onderkend was wat er aan de hand was en nodig was om kind en ouders
de weg te wijzen.
18
4.
Meerwaarde Integrale Vroeghulp
In de voorgaande hoofdstukken is enerzijds een analyse gemaakt van het
gemeentelijk jeugddomein, de uitdagingen en oplossingsrichtingen van de
Zuid-Limburgse gemeenten. Anderzijds is aangegeven wat het netwerk
Integrale Vroeghulp Zuid-Limburg is en doet.
Dit hoofdstuk brengt beide werelden bij elkaar. Het maakt inzichtelijk dat
Integrale Vroeghulp een grote persoonlijke, sociale en financiële meerwaarde
heeft.
Het IVH-netwerk werkt volgens de gemeentelijke uitgangspunten voor de
jeugdrelevante gebieden en past deze in de praktijk toe. IVH kan daarmee als
hefboom dienen voor het realiseren van de door gemeenten gewenste
veranderingen en resultaten. IVH werkt ook als financiële hefboom. Met een
relatief beperkte investering in IVH wordt een veelvoud aan financiële
middelen en inzet in samenhang gemobiliseerd binnen en buiten het
gemeentelijk domein.
Rechtzetten kost zoveel méér
Kees wordt dit jaar twintig jaar. Hij heeft een licht verstandelijke beperking (LVB). Dit
is pas kort geleden ontdekt nadat hij diverse malen is ontspoord en met de
(jeugd)reclassering te maken heeft gehad. Gedurende de jeugd en adolescentie van
Kees is al heel veel in hem geïnvesteerd, maar door het gebrek aan tijdige diagnostiek,
is alle inzet zijn doel voorbij geschoten.
Er is veel kostbare tijd verloren gegaan, Kees heeft veel faalervaringen opgedaan en
zijn ouders haken nu ernstig teleurgesteld af, mede vanwege de verantwoordelijkheid
voor hun vier andere kinderen. De inzet om Kees wel een positieve aansluiting op de
maatschappij te laten maken, is de komende jaren zeer kostbaar en biedt bovendien
geen garantie op succes. Door eerder, vaker en integraal naar Kees te kijken en zijn
ouders te begeleiden, had zijn leven en dat van zijn familie er heel anders uit kunnen
zien.
Bron: Samen sterk voor jonge kinderen met ontwikkelingsproblemen.
Handreiking voor gemeenten. Juli 2012.
4.1. IVH als inhoudelijke hefboom voor gemeenten
Het netwerk Integrale Vroeghulp draagt bij aan het:
 vroegtijdig opsporen, signaleren en ondersteunen van mogelijke
ontwikkelings- en/of gedragsproblematiek bij kinderen;
 integrale hulp en advies op maat voor kind en gezin;
 investeren in eigen kracht en versterken van de eigen regie van ouders en
kind;
 faciliteren van professionals van algemene voorzieningen in het
onderkennen en zelf oplossen van mogelijke problemen en zo nodig snel
doorschakelen naar gebundelde/gespecialiseerde expertise;
 efficiënt organiseren van een netwerk van partners op alle relevante
domeinen en (boven)lokale niveaus.
Vroeg, integraal en preventief
Bij hun geboorte is bij baby’s 25% van hun hersenen ontwikkeld. Daarna is er
een heel korte periode zo’n snelle ontwikkeling dat op de leeftijd van drie jaar
80% van de hersenen is ontwikkeld. In de daaropvolgende jaren ontwikkelen
de hersenen zich verder. In deze eerste periode maken kinderen op alle
gebieden (lichamelijk, mentaal, sociaal-emotioneel) cruciale ontwikkelingen
door. De gebieden beïnvloeden elkaar voortdurend en zijn van elkaar
afhankelijk. Deze verwevenheid van ontwikkelingslijnen en de bij een deel van
19
de kinderen elkaar versterkende probleemgebieden vragen om een
multidisciplinaire aanpak.
Dit kan niet los gezien worden van de gehele gezinssituatie. De ouders
hebben een belangrijke rol bij het volgen en stimuleren van de ontwikkeling
van hun kind. Een op de situatie toegespitste ouder-kindrelatie draagt bij aan
een zo goed mogelijk resultaat.
Vroegtijdige signalering van problemen en een succesvolle aanpak daarvan
vergroten de kansen van kinderen en voorkomen onnodige of zelfs
onherstelbare achterstand. Vroege interventie is ook effectiever dan in latere
jaren.
Het kind voorop
De bedoeling is dat kinderen zoveel mogelijk hun eigen weg gaan. Dat zij een
normale ontwikkeling doormaken in de eigen omgeving. Dat zij in staat zijn
optimaal hun mogelijkheden en kansen te benutten. Die ontwikkeling loopt
voor ieder kind anders. Daar moet ook gelegenheid voor zijn. Enerzijds vraagt
dit om zo min mogelijk bemoeienis van buitenaf. Anderzijds is het in het
belang van het kind dat als er iets is, er zo snel mogelijk actie wordt
ondernomen. Zeker bij het heel jonge kind blijkt hoe eerder, hoe beter.
De inzet van het netwerk Integrale Vroeghulp maakt dit mogelijk. Het
voorkomt erger, het vermindert ontwikkelingsachterstand of lost deze zelfs
geheel op. Het stelt het kind in staat zoveel als mogelijk weer de draad op te
pakken. Dit bevordert de kwaliteit van leven en welzijn van het kind. Op
kortere en op langere termijn.
Ouders aan het roer
De ontwikkeling van een kind kan bij ouders vragen of zorgen oproepen. Dat
hoeft niet meteen een probleem te zijn. Sommige dingen gaan vanzelf over,
kinderen groeien er over heen of ouders lossen het zelf op. Maar voor andere
zaken zoeken ouders buiten het gezin naar antwoorden of ondersteuning.
Dat kan bij het consultatiebureau, de huisarts, de kinderopvang of de school.
Het kan ook bij CJG, MEE of BJZ. Maar als ouders of deze professionals
denken dat er meer aan de hand is of dat juist onduidelijk is, kan het IVHnetwerk van toegevoegde waarde zijn.
Ouders kunnen al in een eerste contact met het IVH-netwerk gerustgesteld
worden. Maar zij weten ook dat zo nodig er actie wordt ondernomen. Zij
hoeven maar een keer hun verhaal te doen. Er wordt integraal en in
samenhang op verschillende gebieden gekeken naar de ontwikkeling van hun
kind en de gezinssituatie.
Ouders hebben behoefte aan duidelijkheid, ook bij minder goed nieuws. Het
IVH-netwerk geeft hen een perspectief waarbinnen zij zelf keuzen kunnen
maken en stappen kunnen zetten. Ouders staan aan het roer. Voorkomen
wordt dat zij overbelast raken, eventueel uitvallen en dat zij voor hun kind
een beroep moet doen op zwaardere ondersteuningsvormen.
Algemene, voorliggende en generalistische professionals
Naast ouders zijn het in eerste instantie de consultatiebureau-arts,
begeleidster kinderdagverblijf of peuterspeelzaal, leerkracht of lid van een
zorgadviesteam waar ouders met vragen of zorgen over hun kind terecht
komen. Deze professionals signaleren zelf een vermoedelijk
ontwikkelingsprobleem. Vaak kunnen zij vanuit hun eigen kennis en ervaring
direct antwoorden of de geëigende actie inzetten. Maar niet altijd. Dan blijkt
20
het een meerwaarde te hebben om een beroep te kunnen doen op het IVHnetwerk.
De professionals van de algemene voorzieningen hebben de mogelijkheid
vragen te stellen en signalen te geven. Desgewenst krijgen zij daarop
informatie, tips en adviezen. Zij kunnen deze benutten in de eigen contacten
met kinderen en ouders. Maar er bestaat ook de mogelijkheid om kinderen en
ouders door te verwijzen naar het IVH-netwerk voor een verdere verdieping
en/of verbreding van de benodigde expertise en het zo nodig inzetten van
meer specifieke onderzoeksmogelijkheden.
Specifieke expertise
Pim van bijna 5 jaar wordt op advies van de school door zijn moeder bij IVH
aangemeld. Pim bezoekt de reguliere basisschool en heeft vanaf dag één
aanpassingsproblemen. Na ziekte van een leerkracht kwam Pim in een andere groep
terecht met een zeer ervaren leerkracht. Aanvankelijk leek Pim beter te gedijen, maar
ook in deze klas moest geconstateerd worden dat Pim steeds grotere aanpassings- en
gedragsproblemen ontwikkelde. Zelfs van dien aard, dat school adviseerde Pim deels
thuis te houden. Via Integrale Vroeghulp wordt snel duidelijk dat Pim niet geboden
krijgt wat hij nodig heeft, namelijk een kleinere klas met meer individuele instructie.
Omdat hij vaak dingen niet overziet, loopt hij tegen grenzen aan. Daardoor reageert
hij op iedere prikkel en worden frustraties zichtbaar in de gedragsproblemen en de
onhoudbare situatie op school. Voor ouders een moeilijk proces waarin duidelijk wordt
dat Pim het regulier niet haalt. Hij heeft behoefte aan een specialistische setting waar
hij kan gedijen en zich kan ontwikkelen.
Bron: IVH Zuid-Limburg
Partners IVH-netwerk zelf
Deelnemen aan het netwerk Integrale Vroeghulp Zuid-Limburg is voor de IVHpartners zelf van toegevoegde waarde. Het stelt hen in staat een sluitende
infrastructuur voor kinderen en ouders te realiseren. Inhoudelijk bundelen zij
met elkaar aanvullende en versterkende expertisegebieden. Geografisch
realiseren zij op elkaar aansluitende schalen of werkgebieden van lokaal tot
(boven)regionaal en provinciaal niveau. Hiermee ontstaat een flexibel netwerk
op alle jeugdrelevante gebieden.
De netwerkpartners werken vanuit gedeelde uitgangspunten en visie. Daarin
staan de regie van de ouders en de ontwikkeling van het kind in de eigen
leefomgeving centraal. Dit stelt hen in staat integraal te kijken en te
handelen. Voordeel van de inmiddels jarenlange samenwerking is dat de
partners hun werkprocessen rondom het kind hebben georganiseerd en
onderling korte lijnen hebben. Verder voorkomt de afgestemde aanpak
overlap en/of dubbelingen in de te verrichten activiteiten. Dit is minder
belastend voor kinderen en ouders maar zorgt ook voor een doelmatige
organisatie van de werkprocessen in het IVH-netwerk.
4.2. IVH als financiële hefboom voor gemeenten
Het IVH-netwerk werkt als een financiële hefboom. Met een relatief beperkte
financiering van de IVH-coördinatie ontstaat een bundeling van benodigde
expertisen en middelen die veel verder gaat. Zowel tijdens de IVH-fase zelf
als daarna bij de ondersteuning werken organisaties samen binnen en uiten
het gemeentelijk domein, waaronder het gezondheidszorgdomein (curatieve
zorg en langdurende zorg).
Dit betekent dat gemeenten met de IVH-coördinatie een bundeling van
expertisen en middelen kunnen realiseren die veel verder gaat dan de kosten
van de IVH-coördinatie.
21
Kosten IVH-netwerk Zuid-Limburg
Op basis van de regeling subsidies Awbz ontvangt MEE Zuid-Limburg een
specifieke vergoeding voor de coördinatie van de Integrale Vroeghulp in de
regio Zuid-Limburg. Deze subsidie bedraagt € 67.000,- op jaarbasis (2013).
Alle overige inzet in het kader van Integrale Vroeghulp (vraagverheldering,
casemanagement, onderzoek, overleg multidisciplinair team) voldoen de
deelnemende partijen uit de eigen budgetten (Awbz, zorgverzekering,
gemeentelijke financiering).
Dit leidt tot een gebundelde inzet van middelen die tot wel 10x zo groot is als
de coördinatiekosten. Een relatief beperkte subsidie voor de IVH-coördinatie
genereert dus een grotere inzet over meerdere domeinen ten bate van de
Integrale Vroeghulp voor kinderen 0-7 jaar en hun ouders.
Kosten-batenanalyse
Er is niet een specifiek onderzoek beschikbaar dat inzicht geeft in de kostenbaten van Integrale Vroeghulp specifiek vanuit de invalshoek gemeenten. Wel
zijn er verschillende bronnen beschikbaar met gegevens.
Bronnen kosten-batenanalyse
Landelijk is een maatschappelijke businesscase Vroeg, Voortdurend, Integraal (VVI,
2010) opgesteld. Daarin wordt vanuit een ontwikkelmodel voor Integrale Vroeghulp
een inschatting gemaakt van kosten en baten. Die leiden ertoe dat de baten 1,5x-4x
de kosten kunnen zijn. Dit ontwikkelmodel vergt extra investeringen en rekent de
kosten-baten niet specifiek aan gemeenten toe. Andere bronnen zijn onder meer een
onderzoek naar de kosten-baten van thuisbegeleiding (SEO, 2011), een onderzoek
naar de kosteneffectiviteit van de jeugdgezondheidszorg (VKA, 2012) een
maatschappelijke businesscase naar de meerwaarde van MEE (E&Y, 2010) en een
regionale impactanalyse van het VVI-project Gouda (Izare, 2011).
Deze bronnen bieden de mogelijkheid een indicatieve calculatie te maken van
de kosten-baten van Integrale Vroeghulp voor gemeenten. Daarvoor wordt
voor een aantal onderwerpen een inschatting gemaakt van het aantal
22
cliënten, de mogelijke opbrengst en het deel wat daarvan toegerekend kan
worden aan gemeenten. Voor de calculatie is uitgegaan van de situatie vanaf
2015, waarin gemeenten meer verantwoordelijkheden en de bijbehorende
middelen hebben gekregen.
Thuisbegeleiding
Thuisbegeleiding van een kind in plaats van uithuisplaatsing levert naast
persoonlijk geluk ook financiële baten op. In een SEO-studie lopen deze op tot
zo’n € 45.000,- per gezin. In deze rapportage is de veronderstelling dat de
IVH-doelgroep een intensievere begeleiding vergt die een bovengemiddeld
kostenbeslag geeft en komen de baten op € 35.000,- per gezin. Stel
vervolgens dat bij 15 IVH-cliënten (van de 90) met de thuisbegeleiding wordt
voorkomen dat deze (op termijn) uithuis geplaatst worden. En dat vanaf 2015
deze opbrengsten volledig binnen het gemeentelijk domein terechtkomen.
Dan leidt dit tot een opbrengst van maximaal € 525.000,-.
Maatschappelijke overlast
Veel maatschappelijke problemen als overlast, vandalisme en criminaliteit
worden veroorzaakt door mensen met een (licht) verstandelijke beperking,
niet-aangeboren hersenletsel of psychiatrische aandoening. Volgens
verschillende (internationale) studies is antisociaal gedrag bij jeugdigen een
goede voorspeller voor maatschappelijke kosten. Meerkosten zijn te bestrijden
op de terreinen justitie en politie, onderwijs, sociale zekerheid,
gezondheidszorg en welzijn. De mbc-VVI en mbc-MEE gaan uit van bijna
€ 16.000,- aan meerkosten per kind. Veronderstelling is dat de IVH-inzet een
bovengemiddeld bedrag vergt van zo’n € 2.000,- per kind. Stel dat jaarlijks
bij zo’n 30 kinderen (van de 60) een (verdere) ontwikkelingsachterstand
wordt voorkomen en zij geen maatschappelijke overlast veroorzaken. Als
vervolgens de baten voor zo’n 70% binnen het gemeentelijk domein terecht
komen, levert dat een besparing op die kan oplopen tot € 288.000,-.
Spraak/Taal
De spraak-taalontwikkeling van een kind is cruciaal voor zijn of haar verdere
functioneren op tal van levensgebieden. Een studie van Verdonck, Klooster &
Associates geeft een calculatie voor het niet tijdig opsporen van gehoorverlies.
Een deel van de berekende kosten-baten kan gebruikt worden als het gaat om
IVH-kinderen en het tijdig opsporen van spraak-taalproblematiek.
Daardoor hoeven deze kinderen minder of geen gebruik te maken van
levenslange (awbz-)ondersteuning, speciaal onderwijs, gemeentelijke
inkomens- en participatievoorzieningen. Zij verwerven een hoger inkomen en
dragen sociale premies en belastingen af. Per kind kan dit op levenlange basis
oplopen tot bijna € 2,7 miljoen. Stel dat het gaat om 50% en dat 5%
toegerekend kan worden naar het gemeentelijk domein. Dan gaat het bij 2
kinderen (van de bijna 30) per jaar om ruim € 133.000,-.
Onderwijs
Bij zo’n 24 kinderen ligt de door IVH geadviseerde ondersteuning primair
binnen het onderwijsdomein. Ruim drievijfde daarvan gaat – mede door IVH naar regulier onderwijs. Stel dat dit niet mogelijk was geweest dan zouden
meer kinderen aangewezen zijn op speciaal onderwijs. Mogelijk dat dit ook
voor gemeenten op andere gebieden meerkosten met zich meebrengt. Stel
dat dit in totaal om € 120.000,- per kind gaat en 5% daarvan toegerekend
kan worden naar gemeenten. Bij 7 kinderen gaat het voor gemeenten dan om
een besparing van € 42.000,-.
23
Doelmatige organisatie
In de regio Gouda is gekeken naar de organisatorische kosten-baten van IVH
voor de deelnemende organisaties. Naast de extra investering van
organisaties door hun inbreng in het IVH-netwerk (onderzoek, overleg)
genereert IVH ook baten. Voor medewerkers, werkprocessen en de
organisatie ontstaan besparingen tot 4x het IVH-subsidiebedrag. Toepassing
van deze factor op IVH-Zuid-Limburg levert een organisatorische besparing
van in totaal € 268.000,-. Daarvan kan vanaf 2015 € 93.000,- toegerekend
worden aan het gemeentelijk domein. De samenwerking leidt er ook toe dat
naast de binnen het gemeentelijk domein beschikbare middelen er ook buiten
het gemeentelijk domein een extra inzet voor onderzoek/expertise is van
bijna € 102.000,-.
De redenering kan vervolgens zijn dat indien het IVH-netwerk niet kan
functioneren (bijvoorbeeld doordat er geen financiën voor de IVH-coördinatie
zijn) dat binnen het gemeentelijk domein een extra inzet vraagt van ruim
€ 195.000,- om hetzelfde resultaat te bereiken. Mogelijk zijn de meerkosten
voor gemeenten nog hoger naarmate iedere gemeente/sub-regio probeert de
benodigde expertise zelf te organiseren.
Samenvattende tabel
Aantal
IVHcliënten
Opbrengst IVH
deel gemeente
Thuisbegeleiding
15
€
525.000
Maatschappelijke
overlast
30
€
287.973
Spraak/Taal
2
€
133.375
Onderwijs
7
€
42.000
€
195.464
Doelmatige organisatie
Totaal
€ 1.183.812
Resultaat KBA IVH
Deze rekenkundige exercitie geeft aan dat de kosten-baten van IVH op
verschillende gebieden en bij verschillende financiers liggen. Voor gemeenten
kunnen de opbrengsten oplopen tot bijna € 1,2 mln.
De inschatting is dat dit ruimschoots het dubbele is van de totale kosten die
voor IVH in de huidige organisatievorm binnen het gemeentelijk domein zou
worden gemaakt (voor vraagverheldering, casemanagement, onderzoek,
overleg multidisciplinair team). Dat betekent dat binnen het gemeentelijk
domein de kosten van IVH in de huidige organisatievorm ruimschoots tegen
de baten opwegen.
24
Beoordeling KBA
Deze kosten-baten-analyse pretendeert niet een allesomvattende en
wetenschappelijk onderbouwde berekening te geven van de kosten-baten van
het netwerk Integrale Vroeghulp. Wel poogt het een beeld te geven van de
mogelijke opbrengst van het netwerk en de meerwaarde voor gemeenten.
Geprobeerd is uit te gaan van reële cliëntaantallen en veronderstellingen. Het
geeft daarmee de basis voor verdere analyse en overleg met gemeenten.
25
5.
Randvoorwaarden
De Zuid-Limburgse gemeenten staan voor grote uitdagingen binnen het
sociaal domein, waaronder de jeugdrelevante gebieden. Zij werken aan een
integratie van jeugdwerkvelden en zetten in op vroegsignalering en preventie.
Samenwerking en ketenvorming vormen speerpunten van beleid. Dit moet
leiden tot een situatie waarin het opgroeien van kinderen en het opvoeden
van ouders zo normaal mogelijk verloopt. In een omgeving die hen daarin
versterkt en waar professionals van algemene voorzieningen in staat zijn hen
te ondersteunen als dat nodig is. Maar ook een omgeving die in staat is snel
te handelen en op te schakelen als blijkt dat gespecialiseerde of intensievere
ondersteuning nodig is.
Het netwerk Integrale Vroeghulp werkt volgens de principes van het
toekomstige Zuid-Limburgse jeugdstelsel. Het integreert kennis en ervaring
rondom kinderen 0-7 jaar met een (vermoedelijke) beperking of
ontwikkelingsprobleem en hun ouders. Het zet in op de eigen regie en eigen
kracht. Het netwerk opereert in de lokale haarvaten en schakelt zo nodig op
naar gespecialiseerde bovenregionale onderzoeks- en kenniscentra.
Om in de toekomst gebruik te kunnen maken van de expertise en ervaringen
van het IVH-netwerk en deze verder uit te bouwen, moet aan een aantal
randvoorwaarden voldaan worden. Randvoorwaarden waaraan het IVHnetwerk zelf en gemeenten kunnen werken om met gezamenlijke inzet de
beoogde resultaten te bereiken.
5.1. Mogelijkheden IVH-netwerk zelf
Vanaf 2002 werkt het IVH-netwerk continu in een veranderende omgeving en
heeft het zich steeds verder ontwikkeld. Dat zal voor de toekomst niet anders
zijn. De ontwikkelingen in de samenleving vragen steeds weer opnieuw
aanpassingen van alle partners en dus ook van de IVH-keten Zuid-Limburg.
Het IVH-netwerk Zuid-Limburg en zijn partners blijven net zoals het
voorgaande decennium investeren in het versterken van ouders in hun
regierol. En zij werken aan het bieden van optimaal afgestemde
ondersteuning voor jonge kinderen met een bijzondere vraag.
Thema’s waaraan het IVH-netwerk zelf (verder) kan werken zijn:
 De algemene en reguliere voorzieningen met kennisoverdracht, advies en
consult in staat stellen vragen en signalen rondom de ontwikkeling van
een kind te beantwoorden en waar te nemen;
 Het werken op de vindplaatsen voor kinderen en ouders en participeren in
de lokale verbanden met andere professionals;
 Met ketenpartners en netwerkpartners onderling de werkwijzen
stroomlijnen (protocollen herkenning en doorverwijzing, procesafspraken),
zodat op alle domeinen (gemeentelijk, cure, care) het IVH-vangnet
functioneert;
 Investeren in een vroegere signalering om kinderen met een
(vermoedelijke) beperking of ontwikkelingsachterstand op jongere leeftijd
te kunnen herkennen en ondersteunen;
 Verder verbreden van de relatie met alle voor de jeugd relevante
gebieden, waarbij een al langer gekoesterde wens is om de relatie met
onderwijs te verstevigen;
26


Blijvende aandacht voor de nazorg aan IVH-cliënten zodat zij zoveel
mogelijk op eigen kracht en met het eigen netwerk verder kunnen. Maar
waar nodig cliënten ook op langere termijn trajectbegeleiding bieden en
daarmee voorkomen dat zij uit beeld verdwijnen en zodanig in de
problemen komen dat zij een veel groter beroep gaan doen op
maatschappelijke voorzieningen;
Bijdragen aan de visie en uitvoering van het toekomstig stelsel van
jeugdvoorzieningen in Zuid-Limburg en de transities in het bijzonder.
Zoals met dit onderzoek en daarmee kennis en ervaring te delen rondom:
o samenwerken en ketenvorming;
o de doelgroep;
o de organisatorische vervlechting, bijvoorbeeld volgens het
‘schillenmodel’.
Toelichting:
 Het IVH-netwerk ziet een ‘schillenmodel’ als werkbare optie voor het
flexibel organiseren van de benodigde expertise op het daarvoor
geëigende niveau: lokaal, binnen het netwerk of bovenregionaal;
 Aan de basis liggen de lokale voorzieningen (peuterspeelzalen,
kinderopvang, onderwijs, welzijn, zorg), de lokale loketten en sociale
teams. Partners van het IVH-netwerk als de GGD, MEE en
jeugdgezondheidszorg participeren net zoals nu al in die lokale
infrastructuur. Zij investeren daar in de mogelijkheden van de
basisvoorzieningen om zelf antwoorden en oplossingen aan te dragen;
 Als de benodigde inzet die van de lokale generalisten te boven gaat,
wordt opgeschaald. Voor kinderen 0-7 jaar is het netwerk Integrale
Vroeghulp beschikbaar. Daarmee kan ook expertise uit aanpalende
domeinen voor curatieve en langdurende zorg ingezet worden. Waar
mogelijk worden oplossingen weer teruggelegd naar het lokale niveau;
 Voor zover de binnen het IVH-netwerk gebundelde disciplines niet
toereikend zijn of een specifieke oplossing nodig is, kan bovenregionale
expertise en ondersteuning worden ingeroepen.
27
5.2. Mogelijkheden gemeenten
De meerwaarde van vroege signalering en preventieve interventie is voor de
Zuid-Limburgse gemeenten onomstreden. De uitgangspunten voor het
toekomstige gemeentelijk jeugdstelsel zijn duidelijk. De komende periode
krijgen deze organisatorische uitwerking.
Thema’s waaraan gemeenten (verder) kunnen werken om daarbij ook de
kennis en ervaring van het IVH-netwerk te benutten zijn:
 De beleidsmatige verbinding van domeinen een vervolg geven in de
praktijk:
o binnen de gemeentelijke organisatie
o met de veldpartijen die op de verschillende terreinen actief zijn,
waaronder die met het onderwijs;
 Het verstevigen van de relatie van het gemeentelijk domein en het
zorgdomein. Naast samenwerking tussen gemeente, zorgverzekeraar en
zorgkantoor in het kader van de transities gaat dit om een goede
afstemming tussen de gemeentelijk gefinancierde ondersteuning en de uit
de zorgverzekering en langdurende zorg (Awbz) gefinancierde zorg;
 Waarborgen van de inzet van de IVH-partners in het IVH-netwerk. Deze
wordt bekostigd uit hun reguliere budgetten. Met de verschillende
transities gaat de financiering daarvan voor veel organisaties over naar
gemeenten (jeugdzorg, begeleiding Awbz, dienstverlening MEE);
 Continuïteit in de financiering van de IVH-coördinatie. Hierdoor genereert
de gemeente een veel grotere, gebundelde inzet van expertise en
middelen binnen en buiten het gemeentelijk domein;
 Het kiezen van een optimale aansluiting tussen lokale, (sub-)regionale en
bovenregionale expertiseniveaus. Gezien de soms heel specifieke expertise
en kleine omvang van bepaalde aandoeningen of cliëntgroepen moet een
flexibele opschaling mogelijk zijn. Met het IVH-netwerk is een bewezen
organisatievorm in de praktijk beschikbaar.
5.3. Tot slot
Met dit onderzoek heeft het netwerk Integrale Vroeghulp inzichtelijk willen
maken wat de meerwaarde van Integrale Vroeghulp is voor gemeenten.
Het geeft het netwerk zelf een beeld van het gemeentelijke perspectief en de
mogelijke inrichting van het toekomstig jeugdstelsel in Zuid-Limburg.
Het onderzoek wijst uit dat het IVH-netwerk een bijdrage kan leveren aan de
gemeentelijke uitdagingen. Met de beoogde verdere aansluiting van de IVHketen bij het gemeentelijk domein blijft de samenwerking voor ouders en kind
in transitie!
28
Bijlagen
Bijlage 1: De Zuid-Limburgse ‘jeugd’ in ontwikkeling
Op hoofdlijnen bestaat een beeld bij de Zuid-Limburgse gemeenten van de
richting waarin de doelgroep jeugd zich kwantitatief en kwalitatief ontwikkelt
en wat dat voor gemeenten betekent. Er is sprake van demografische krimp
met een vergrijzing en ontgroening. En in vergelijking met andere gebieden
heeft de Zuid-Limburgse bevolking een minder goede fysieke en geestelijke
gezondheid en relatief hoger gebruik van voorzieningen bij zowel bestaande
als nieuwe doelgroepen/taakgebieden.
Demografisch
 Zuid-Limburg vergrijst, ontgroent en loopt leeg
De bevolking van geheel Limburg daalt tot 2050 naar verwachting met
ongeveer 200.000 personen. Dit is een daling van bijna 18%. De daling is
het grootst voor de woonregio’s Westelijke Mijnstreek en Parkstad,
gevolgd door Maastricht. De samenstelling naar leeftijdsgroepen zal nog
meer veranderen. Het aantal jongeren daalt van 224.000 in 2013 naar
157.000 in 2050 (een daling van 30%). Daarbij daalt de groep 0-7 jaar
het eerste decennium minder sterk. Het aantal inwoners van 20 tot 65
jaar daalt van bijna 674.000 in 2013 naar circa 460.000 in 2050 (een
daling van 32%). In dezelfde periode neemt het aantal 65-plussers toe
van 223.000 naar 306.000 (een stijging van 37%). Na 2040 wordt een
daling voorzien voor alle drie leeftijdsgroepen.
(Bron:CBS, 2013)
De bevolkingsontwikkeling in Zuid-Limburg volgt naar omvang en
samenstelling die van Limburg als geheel. De navolgende grafiek geeft de
bevolkingsprognose naar de verschillende leeftijdsgroepen.
(Bron: Etil; Progneff, 2013)
Kenmerken
 De volksgezondheid gaat in Zuid-Limburg vooruit. Net als in de rest van
Nederland neemt de levensverwachting in Zuid-Limburg toe, leven
mensen langer in goed ervaren gezondheid en ontwikkelt de leefstijl van
de Zuid-Limburgers zich in gunstige zin;
 Maar in vergelijking met de rest van Nederland is de leefstijl van veel
Zuid-Limburgse jongeren en volwassen nog steeds veel ongezonder. Zo
beginnen de Zuid-Limburgse jongeren bijvoorbeeld eerder met drinken,
heeft de helft van de Zuid-Limburgse bevolking overgewicht en stijgt het
aantal mensen met diabetes. Tevens rapporteren veel Zuid-Limburgers
psychische klachten;
 Jongeren veroorzaken veel overlast in Zuid-Limburg
In het verleden is gesignaleerd dat overlast door groepen jongeren naar
verhouding de meest gesignaleerde vorm van bedreigende overlast is in
de woonbuurt. Landelijk gaf in 2009 twaalf procent van de inwoners aan
dat dit in hun buurt voorkomt. Voor Zuid-Limburg ligt dit percentage op
15,4% en daarmee significant hoger. Ook andere vormen van overlast
zoals dronken mensen op straat, drugsoverlast en jeugdcriminaliteit
komen relatief veel voor in Zuid-Limburg (>5%).
Gebruik voorzieningen
 Huidig gebruik Jeugdhulp in Zuid-Limburg vrijwel op alle onderdelen hoger
dan elders
In gemeentelijke decentralisatiedocumenten is onder meer de volgende
analyse gegeven:
o Bij circa 12 % van de jeugd in Zuid-Limburg is ondersteuning nodig bij
opgroeien en ontplooien. Bij 3-5% is deze ondersteuning structureel
van aard en zijn er vaak problemen op meerdere leefgebieden. Er is
dan inzet van gespecialiseerde hulp nodig;
o Hulp voor jeugdigen vanuit de Algemene wet bijzondere ziektekosten
(Awbz). Het gebruik is in Zuid-Limburg 1,3% hoger dan in Nederland;
o In Zuid-Limburg is in 2010 2,2 % meer GGZ-hulp ingezet dan het
Nederlands gemiddelde. Een verklaring hiervoor is niet voorhanden. In
verhouding is de problematiek in bijvoorbeeld de Westelijke Mijnstreek
2


eveneens zwaarder dan gemiddeld of er wordt vaker dan gemiddeld de
zwaardere 2e lijnshulp ingezet waar mogelijk 1e lijnshulp volstaat. Ook
hiervoor is geen verklaring gevonden;
o Het gebruik van jeugd en opvoedhulp in Zuid Limburg als geheel hoger
is dan het Nederlands gemiddelde;
o De inzet van jeugdbescherming en jeugdreclassering zijn in ZuidLimburg eveneens hoger dan het gemiddelde in Nederland;
o Dat geldt ook voor de gesloten jeugdzorg (JeugdzorgPlus);
o Alleen de meldingen bij het Advies- en Meldpunt huiselijk geweld en
kindermishandeling (AMK) zijn in Zuid-Limburg lager dan het
gemiddelde in Nederland.
Hoogste individuele Wmo-lasten in Zuid-Limburg
De begrote lasten van de individuele Wmo-voorzieningen zijn in 2009 het
hoogst in de regio Zuid-Limburg. De verschillen tussen de regio’s
Nederland hangen vooral samen met de leeftijdsopbouw. Vijf van de zes
mensen die van de gemeente huishoudelijke hulp ontvangen is 65 jaar of
ouder. Ter vergelijking: op de peildatum is in Zuid-Limburg 18,6% van de
inwoners 65 jaar of ouder. In de regio Flevoland is maar 9,3% van de
inwoners 65 jaar of ouder;
Decentralisatie begeleiding Awbz
Een hoger beroep op voorzieningen blijkt ook uit de gegevens voor de
transitie Awbz:
o Ruim een kwart van de nieuwe cliënten heeft de leeftijd 0-17 jaar:
2.824 (27%);
o Het gemiddeld aantal cliënten per 100 inwoners in de regio Zuid
Limburg is 1,75. Dat is 46 % hoger dan het landelijk gemiddelde (1,2
per 100 inwoners);
o Er zijn grote verschillen in het aantal cliënten per 100 inwoners per
gemeente;
o Het aantal geïndiceerde functies per cliënt is in Zuid-Limburg 15–22%
hoger dan het landelijk gemiddelde;
o Wel is het gemiddeld aantal uren en dagdelen begeleiding per week per
cliënt in Zuid Limburg respectievelijk 9% en 8% lager dan de landelijke
gemiddelden;
o In Zuid-Limburg heeft 46% van de cliënten begeleiding de primaire
grondslag psychiatrie en ongeveer 22% een verstandelijke handicap.
Vooral deze laatste groep cliënten zijn relatief onbekend bij de
gemeenten;
o De doelgroep is complex. Naast begeleiding doet men ook veelal een
beroep op de ondersteuningsinfrastructuur van andere beleidsvelden.
Tevens blijkt dat 34% van de cliënten met begeleiding andere vormen
van AWBZ-zorg ontvangt zoals, behandeling, verpleging of persoonlijke
verzorging;
o De verwachte instroom van nieuwe cliënten met begeleiding Awbz was
voor 2013 in Zuid-Limburg ongeveer 1.400 cliënten. Op lokaal niveau
varieert dit van ongeveer 20 tot ruim 300 cliënten;
o De gemeenten hebben het advies gekregen om bij jongeren tot 18 jaar
met een psychiatrisch ziektebeeld nadrukkelijk de samenhang met de
decentralisatie jeugdzorg te zoeken.
3
Financiën
De financiële gevolgen van de beschreven ontwikkelingen zijn grotendeels nog
onduidelijk voor de Zuid-Limburgse gemeenten. Niettemin is er een duidelijk
urgentiegevoel bij gemeenten om actie te ondernemen omdat:
 Ongewijzigd beleid/gebruik voor bestaande doelgroepen tot stijgende
uitgaven leidt. Aan de andere kant krijgen gemeenten te maken met
steeds minder inkomsten en zijn zij al door de financieel-economische
crisis van de afgelopen genoodzaakt tot verdergaande bezuinigingen;
 De met de verschillende transities over te hevelen taken leiden weliswaar
tot uitbreiding van budget. Maar de meeste overhevelingen gaan gepaard
met een flinke korting. En ook voor eerder overgehevelde taken als hulp
bij het huishouden krijgen gemeenten een 40% korting op het budget;
 De verschillende overhevelingen leiden naar schatting tot een
verdubbeling van de gemeentelijke uitgaven binnen het brede sociale
domein. Een aanzienlijk deel daarvan betreft jeugdgerelateerde
activiteiten. Naar verwachting bestaat de gemeentelijke begroting voor
meer dan de helft uit uitgaven binnen het sociale domein. Gemeenten
krijgen met de grotere verantwoordelijkheid te maken met een hoger
financieel risico.
4
Bijlage 2: Gebruikte bronnen



















Gulpen-Wittem
o Een gezonde koers voor Gulpen-Wittem! Lokaal uitvoeringsprogramma
Volksgezondheid 2012, 2012
Heerlen
o Kadernota integraal jeugdbeleid 2013-2016, 2013
o Begroting 2013 gemeente Heerlen, 2012
Maastricht
o Beleidsnota WMO en WPG, 2012-2015. Meer voor Elkaar, 2011
o Presentatie Jeugd & Jongeren in Maastricht, 2013
o Algemene Kaders Sociale Visie, 2013
Sittard-Geleen
o Wmo Beleidsplan 2012-2015 Sittard-Geleen. Kantelen doe je samen, 2011
o Kadernota Jeugd 2012-2015 Sittard-Geleen, 2011
Valkenburg aan de Geul
o Vierjarenbeleidsplan Wmo 2012-2015 Meer voor Elkaar, 2011
o Een gezonde koers voor Valkenburg aan de Geul. Lokaal uitvoeringsprogramma
2012-2015, 2012
o Notitie Sociaal Team, onderdeel Jeugd, 2013
Hoofdlijnennotitie Decentralisatie Jeugdzorg Westelijke Mijnstreek, project
decentralisatie, oktober 2013
Een gezonde kijk op Zuid-Limburg, Regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenning
2010, GGD Zuid-Limburg, 2010
Een gezonde koers voor Zuid-Limburg, Regionale nota gezondheidsbeleid Zuid-Limburg
2012-2015, GGD Zuid-Limburg, 2011
Bevolkingsstatistieken CBS, 2013
Bevolkingsprognose Limburg, Etil, 2013
Zicht op begeleiding in de regio Zuid-Limburg, project decentralisatie, 2012
Decentralisatie jeugdzorg Zuid-Limburg
o Projectplan, 2012
o Nieuwsbrieven 2013
o Visie Zorg voor de Jeugd Zuid-Limburg 2020, 2012
Startnotitie doorontwikkeling CJG Heuvelland, 2012
Vroeg, Voortdurend, Integraal
o Maatschappelijke businesscase Vroeg, Voortdurend, Integraal, 2010
o De regio centraal, De balans van elf pilotregio’s, 2011
o Samen sterk voor jonge kinderen met ontwikkelingsproblemen. Een handreiking
voor gemeenten, 2012
Kosten en baten Thuisbegeleiding voor gezinnen, SEO economisch onderzoek, 2011
Kosteneffectiviteit van de jeugdgezondheidszorg, Verdonck, Klooster & Associates, 2012
Maatschappelijke businesscase MEE als Publieke Waarde, Ernst & Young, 2010
Impactanalyse Vroeg, Voortdurend en Integraal , VVI-project Gouda, Izare, 2011
Netwerk Integrale Vroeghulp Zuid-Limburg
o Managementcijfers 2007-2012
o Jaarberichten 2011, 2012
o Beschrijving werkproces IVH
o Publieksfolder IVH Zuid-Limburg
Bijlage 3: Respondenten
Voor het onderzoek zijn telefonische interviews gehouden met de volgende
gemeentelijke respondenten.
Mw. M. Strik,
Beleidsmedewerker afdeling wonen en leven
Gemeente Valkenburg aan de Geul
Mw. H. Mertens
Beleidsadviseur Jeugd(hulp)
Cluster beleid, team maatschappij
Gemeente Sittard-Geleen
Mw. B. Vaessen
Beleidsmedewerker decentralisatie jeugdzorg
Beleid en ontwikkeling, team Sociale Zekerheid Onderwijs en Sport
Gemeente Maastricht
Mw. B. Zeelen
Procescoördinator Jeugdketen Parkstad
Coördinator CJG Heerlen
Gemeente Heerlen
Bijlage 4:
Kerngegevens Netwerk Integrale Vroeghulp Zuid-Limburg
De IVH-werkwijze kent de volgende stappen.
Stap 1: Ouders, Professionals
Ouders kunnen vragen of zorgen hebben over de ontwikkeling van hun kind.
Of professionals van algemene organisaties als jeugdgezondheidszorg,
peuterspeelzaal, kinderopvang en basisonderwijs hebben vragen of zorgen
rondom een kind.
Stap 2: Contact IVH
Zij kunnen telefonisch of via de website rechtstreeks contact opnemen met
Integrale Vroeghulp. Ouders kunnen hun zorgen en vragen bespreken
met een casemanager van Integrale Vroeghulp. Zo’n contact kan voldoende
zijn om meteen op het juiste spoor gezet te worden. Of in onderling overleg
stellen ouders en casemanager IVH vast dat doorverwijzing naar een reguliere
of algemene organisatie volstaat. Ook op een vraag of signaal van een
professional kan een consult of advies door het IVH-netwerk voldoende zijn.
In de overige situaties wordt een afspraak gemaakt met de ouders om de
vraag verder te verhelderen.
Stap 3: 1e Gesprek
De IVH-casemanager zet tijdens een huisbezoek de vragen van de ouders op
een rijtje en brengt de situatie van hun kind en het gezin verder in kaart. Op
basis van dit gesprek en verder beschikbare informatie (van bijvoorbeeld
consultatiebureau en peuterspeelzaal) kan alsnog blijken dat ouders een
afdoende antwoord/oplossing hebben gekregen of met een doorverwijzing
geholpen zijn.
Naar schatting volgen jaarlijks in zo’n 50-60 contacten na stap 2 of 3 geen
verdere acties vanuit het IVH-netwerk. Voor alle overige cliënten start de
inschrijving als IVH-cliënt. In 2012 waren dit er 216. Van deze aanmeldingen
komt het grootste deel via de consultatiebureaus (38%). Eenvijfde van de
aanmeldingen komt op eigen initiatief van de ouders (19%). Via voorschoolse
voorzieningen, school en GGD komt eenderde van de IVH-aanmeldingen
(34%). Vanuit de curatieve gezondheidszorg komt bijna eentiende (8%) van
de cliënten bij het IVH-netwerk terecht.
Deze cijfers zijn een indicatie voor een sterke relatie van het IVH-netwerk met
de lokale vindplaatsen van kinderen met mogelijke ontwikkelingsproblemen.
Verder suggereert het dat naast een goede entree bij algemene/voorliggende
voorzieningen het voor ouders ook belangrijk is zich rechtstreeks tot het IVHnetwerk te kunnen wenden.
Figuur: Aanmelders IVH 2012
Stap 4: Nader onderzoek
Het kan zijn dat het uit de voorgaande stappen en andere bronnen
beschikbare dossier niet volstaat. Er kan nader onderzoek of observatie
plaatsvinden om de vragen van ouders te beantwoorden. Dit wordt veelal
verricht door een GZ-psycholoog, gedragsdeskundige, maatschappelijk werker
of kinderarts.
Stap 5: IVH-team
Nadat de situatie van kind en gezin zoveel mogelijk in kaart is gebracht,
worden de bevindingen van de onderzoeken dan wel observaties in het
multidisciplinaire team besproken.
2
In Zuid-Limburg zijn drie multidisciplinaire teams actief in de regio's
Maastricht-Heuvelland, Parkstad en Westelijke Mijnstreek, inclusief EchtSusteren. Elk multidisciplinair team bestaat minimaal uit een
kinder(revalidatie)arts, jeugdarts, maatschappelijk werker, GZ-psycholoog,
orthopedagoog en coördinator. Daar waar nodig wordt het team uitgebreid
met paramedici.
Stap 6: Advies
Het team stelt een multidisciplinair advies op dat samen met de ouders wordt
besproken. Hierin staan onder andere de overwegingen en adviezen voor hulp
en/of begeleiding voor kind en gezin.
De casemanager ondersteunt de ouders desgewenst om de adviezen te
realiseren. Tevens houdt de casemanager contact met het gezin en betrokken
hulpverleners om te volgen of de hulp goed verloopt.
Verwijzingen
In bijna eenvijfde van de adviezen is het een enkelvoudige verwijzing. In de
helft van de adviezen kent het advies twee verwijscategorieën. In bijna
eenderde van de adviezen gaat het om drie of vier categorieën.
Van alle IVH-cliënten heeft eenderde (32%) een verwijzing naar een vorm van
opvoedondersteuning/gezinsbegeleiding. Eenzevende (14%) krijgt een
verwijzing naar kindergeneeskunde en eentiende (11%) een verwijzing naar
logopedie/fysiotherapie. In 12% gaat het om een verwijzing naar een
specifieke voorziening voor jeugdhulpverlening (MKD) of gehandicaptenzorg
(KDC). Bij een aantal cliënten richt het advies zich op ondersteuning van de
professional van een algemene/reguliere voorziening bij de opvoeding of
begeleiding van het kind met een ontwikkelingsproblematiek.
3
Bijlage 5: Partners Integrale Vroeghulp Zuid-Limburg
Adelante kinderrevalidatie en audiologie & communicatie
Atrium MC kindergeneeskunde
Daelzicht
Envida Jeugdgezondheidszorg
GGD Jeugdgezondheidszorg
Meander Jeugdgezondheidszorg
MEE Zuid-Limburg
MUMC+
Orbis GGZ, Jeugdgezondheidszorg
en kindergeneeskunde
Radar
Virenze infantteam
Bureau Jeugdzorg Limburg
Koraalgroep/Gastenhof
Download