De fiscus en de integrale waterfactuur De Vlaamse regering heeft al even geleden – op 17 september 2004 om precies te zijn – gekozen voor de ‘integrale waterfactuur’: de kosten van het water zelf én de kosten voor waterzuivering komen op één en dezelfde factuur terecht. Een heel belangrijk gevolg van deze operatie is dat de milieuheffingen – bijdragen voor de waterzuivering – omgevormd worden tot kosten. En kosten zijn voor bedrijven fiscaal aftrekbaar! Zo eenvoudig is het natuurlijk ook niet … toch niet voor alle bedrijven. Kleinverbruikers (verbruik < 500 m³/jaar) Het saldo van de integrale waterfactuur bestaat uit het aantal kubieke meters verbruikt drinkwater vermenigvuldigd met één enkele prijs per kubieke meter water. Die prijs is opgebouwd uit de volgende delen: de kosten voor het drinkwaterverbruik: een vaste vergoeding per kubieke meter drinkwater; de kosten voor het bovengemeentelijk transport en de zuivering van het afvalwater: een forfaitaire vergoeding van 0,6605 euro per kubieke meter geleverd drinkwater; de kosten voor het gemeentelijke transport van afvalwater: een vergoeding die kan verschillen van gemeente tot gemeente, maar nooit meer mag bedragen dan 1,5 de bijdrage voor de bovengemeentelijke kosten. Op deze geïntegreerde factuur zal een uniform BTW-tarief van toepassing zijn, namelijk het tarief van 6 %. Door de hervorming van de vennootschapsbelasting zijn milieuheffingen – onder meer de forfaitaire heffing op het lozen van afvalwater voor kleinverbruikers – vanaf aanslagjaar 2004 niet langer fiscaal aftrekbaar. Met de integrale waterfactuur vormt de Vlaamse regering deze afvalwaterheffing om tot een kostenbijdrage: de kosten voor het zuiveren van het afvalwater worden niet meer geïnd via de heffing, maar via de integrale waterfactuur. De kleinverbruikers zullen dus vanaf 1 januari 2005 de kosten voor het zuiveren van afvalwater – zoals de volledige factuur trouwens – opnieuw als kosten kunnen aftrekken. Dit drukt de winst van bedrijven waardoor minder vennootschapsbelasting zal verschuldigd zijn. De integrale waterfactuur levert kleinverbruikers dus een klein fiscaal voordeel op. Grootverbruikers (verbruik > 500 m³/jaar) In tegenstelling tot de kleinverbruikers blijven ondernemingen die meer dan 500 m³ water per jaar verbruiken, heffingsplichtig. Om die reden is de situatie voor grootverbruikers niet zo helder en eenduidig. Enkele voorbeelden om dit te illustreren. Grootverbruiker koopt drinkwater aan en loost op riolering Deze onderneming zal een integrale waterfactuur ontvangen én een afvalwaterheffing verschuldigd zijn. Dit betekent echter niet dat ze dubbel moet betalen voor het zuiveren van haar afvalwater. Nee, het bedrag dat via de integrale waterfactuur wordt betaald voor de waterzuivering, zal in mindering gebracht worden van de verschuldigde heffing. De integrale waterfactuur wordt berekend op het verbruik van het lopende jaar. De afwaterheffing heeft steeds betrekking op het voorafgaande jaar. Dit leidt er ongetwijfeld toe dat er vertekeningen en verschuivingen zullen optreden, maar … die zullen uiteindelijk verrekend worden. Wanneer de afvalwaterheffing echter hoger ligt dan de bijdrage voor de waterzuivering in de integrale waterfactuur, is dit fiscaal niet zo interessant. De restheffing die nog verschuldigd is, is zonder twijfel een milieuheffing en die is fiscaal niet meer aftrekbaar. Grootverbruiker koopt drinkwater, maar zuivert afvalwater en loost op oppervlaktewater Voor de ondernemingen die water aankopen bij de openbare drinkwatermaatschappij, die hun afvalwater zelf zuiveren en die het nadien lozen in oppervlaktewater, verandert er helemaal niets. Deze ondernemingen maken geen gebruik van de openbare waterzuiveringsinfrastructuur: de drinkwatermaatschappij zal deze ondernemingen dan ook geen bijdrage voor afvalwaterzuivering aanrekenen. Nee, zij betalen enkel een afvalwaterheffing op de vuilvracht die ze na zuivering nog lozen. Ook al zuiveren deze bedrijven hun afvalwater dus zelf, fiscaal worden zij daarvoor niet beloond: zij betalen een fiscaal niet-aftrekbare waterheffing. Grootverbruiker koopt drinkwater, maar verbruikt ook grondwater en loost op riolering In dit geval dient meer afvalwater gezuiverd te worden, dan waarvoor het bedrijf betaalt via de integrale waterfactuur. Op het eerste zicht is er geen echt probleem: dit wordt geregeld via de afvalwaterheffing die een pak hoger zal liggen dan de bijdrage voor afvalwaterzuivering in de integrale waterfactuur. Alleen, in tegenstelling tot de bijdrage in de waterfactuur is de afvalwaterheffing fiscaal natuurlijk niet-aftrekbaar. Dit geldt trouwens ook voor de heffing op de winning van grondwater. Ook die heffing kan niet meer afgetrokken worden. Integrale waterfactuur ontoereikend Met de integrale waterfactuur wil de overheid de effecten van de niet-aftrekbaarheid van de afvalwaterheffing temperen, maar helemaal afdoende lijkt de oplossing niet te zijn: de situatie is niet voor alle – in dezelfde mate - ondernemingen verbeterd. Voor grootverbruikers die lozen op oppervlaktewater of beschikken over een grondwaterwinning blijft het schrappen van de fiscale aftrekbaarheid van milieuheffingen een flinke streep door de rekening. Daarom gaan her en der stemmen op om ofwel de heffingen te doen dalen zodat de effecten van de niet-aftrekbaarheid gecompenseerd worden, ofwel de heffingen opnieuw fiscaal aftrekbaar te maken.