Tweede Kamer der Staten

advertisement
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Zitting 1978-1979
2
Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door leden van de Kamer, met de daarop door de Regering
gegeven antwoorden
846
Vragen van de leden Van der Linden,
Bremen en Van Houwelingen (allen
C.D.A.) over een geologisch onderzoek
in Zuid-Limburg. (Ingezonden 2 maart
1979)
1
Is het waar, dat de Belgische geologische dienst, ressorterend onder het Belgische Ministerie van Economische
Zaken, zich bereid heeft verklaard
eventueel een financiële bijdrage te leveren aan het onderzoek naar zout en
gas in Zuid-Limburg?
2
Heeft over een eventuele Belgische f i nanciële bijdrage overleg plaatsgevonden met het Ministerie van Economische Zaken in België?
3
Zo ja, waaruit bestaat die bijdrage?
Zo neen, is de Nederlandse Regering bereid, nu ook van Duitse zijde f i nanciële middelen ter beschikking zijn
gesteld, in het gebied dat door achttien internationale geologen is aangeduid als de Visé-Puth-opwelving een
gemeenschappelijk Nederlands-DuitsBelgisch project op te zetten en hiervoor de nodige initiatieven te ondernemen?
4
Mag uit het feit, dat zowel Duitse als
Belgische geologische diensten bijdragen leveren, resp. willen leveren, afgeleid worden dat betreffend project boven het regionale uitgaat?
Tot welke diepte gaan de gegevens
betreffende het gebied Visé-Puth
waarover de Minister beschikt?
Is dit gebied voldoende bekend om de
argumenten, die neergelegd zijn in
eerdervermeld studierapport van de
groep van 18 geologen, terzijde te
schuiven?
7
Is de Minister op de hoogte van een
publikatie van de Rijksgeologische
dienst, waarin Nederlandse en Belgische geologen verdere argumenten
aanvoeren ter staving van de hypothese van het mogelijk voorkomen van
evaporieten in de ondergrond van
Zuid-Limburg?
8
Zou het aantonen van evaporieten in
het prepeim van Zuid-Limburg nieuwe
perspectieven bieden voor de exploratie van deze prepermische gesteenten
in Nederland?
Worden langs de noordflank van het
z.g. massief van Brabant en Zeeland
en op de Noordzee thans prepermische gesteenten op het voorkomen
van koolwaterstoffen onderzocht?
10
Zo ja, betekent dit dat de oliemaatschappijen de mogelijkheid van voorkomens van economisch rendabele
koolwaterstoffen in het preperm van
Nederland niet a priori uitsluiten?
11
Mag uit het feit, dat Nederland EEGfondsen voor onderzoek van de prepermische gesteenten op grote diep-
ten heeft aangevraagd, worden afgeleid, dat ook de Regering de mogelijkheid van het voorkomen van economisch rendabele hoeveelheden koolwaterstoffen in het preperm van Nederland niet a priori uitsluit?
12
Heeft de Nederlandse Regering, zo
mogelijk in samenwerking met Duitsland en België, het project om de oude
aardlagen in de Visé-Puth-welving in
kaart te brengen overeenkomstig de
conclusies van betreffend studierapport bij de Europese Raad ingediend?
Zo ja, heeft de Europese Commissie
hierover een besluit genomen. Zo
neen, is de Nederlandse Regering
voornemens dit project alsnog in te
dienen?
Toelichting (bij vraag 5)
Op door de leden Van der Linden en
Bremen dd. 15 maart 1978 gestelde
vragen heeft de Minister gesteld, dat
hij over gegevens beschikt die zich
deels tot een diepte van 800 m, deels
tot een diepte van 150 m uitstrekken
(Aanhangsel Handelingen, zitting
1977-1978, nr. 904).
Antwoord
Antwoord van Minister Van Aardenne
(Economische Zaken). (Ontvangen 20
maart 1979)
1-3
Aan een door Geologische Diensten
uit de Bondsrepubliek Duitsland, België en Nederland uit te voeren geologisch onderzoek, dat een deel van
Zuid-Limburg omvat, wordt van Belgische zijde geen directe financiële bijdrage geleverd. Zowel van Belgische
Tweede Kamer, zitting 1978-1979, Aanhangsel
1691
als van
slechts
bracht.
gericht
Nederlandse kant worden
kennis en mankracht ingeDit onderzoek is overigens niet
op gas.
4
Ja.
5
De gegevens in dit gebied reiken niet
verder dan tot een diepte van 140 meter.
6
Het doel van het onderzoek is om
meerdere gegevens te verkrijgen.
7
Ja.
8
Het aantonen van evaporieten in
Zuid-Limburg betekent niet dat daarmede ook is aangetoond dat deze afdekkende gesteenten ook langs de
noordflank van het z.g. massief van
Brabant en Zeeland voorkomen.
9
Zoals bekend is voor rekening van de
Nederlandse Aardolie Maatschappij
BV en de DSM de boring Brouwershavensche Gat uitgevoerd. Op de
Noordzee zal allereerst nader seismisch onderzoek worden verricht. Aan
de hand van de verkregen resultaten
zal worden beslist of een boring al dan
niet is gewettigd.
10
Ja.
11-12
In het kader van de EEG wordt reeds
gedurende enige tijd overleg gepleegd
over het mogelijk verlenen van financiële steun aan exploratieactiviteiten
naar bitumina, die een verhoogd risico
dragen. Een regeling ter zake is nog
niet tot stand gekomen. Uit het feit dat
van Nederlandse kant bij bedoeld
overleg een onderzoek van prepermische gesteenten in een bepaald deel
van Nederland is bepleit mag inderdaad worden afgeleid dat de mogelijke
aanwezigheid van bitumina in deze gesteenten niet geheel is uit te sluiten.
Voor een goed begrip zij vermeld dat
naar de huidige inzichten het gebied
van Visé-Puth geen kansen biedt op
het aantreffen van bitumina, zodat het
in de vraag bedoelde project ook niet
is aangemeld.
Tweede Kamer, zitting 1978-1979, Aanhangsel
1692
Download