Adoptie blijft problematisch

advertisement
Opgeslagen als: sec/2003/teksten/artikel adoptiekinderen
Reservoir adoptiekinderen raakt uitgeput
Door: Rabbijn R. Evers
Het aantal kinderen dat uit het buitenland ter adoptie wordt aangeboden
neemt af hoewel de vraag naar adoptiekinderen steeds meer toeneemt.
Sociaal-economisch gaat het in veel landen, zoals in India, beter zodat
men steeds minder problemen heeft om de kinderen daar zelf op te
voeden. Ook worden in veel conservatieve landen de taboes
langzamerhand doorbroken. Jonge alleenstaande vrouwen worden niet
langer verbannen en kunnen hun kinderen nu zelf opvoeden. Ook de
bemiddelingsorganisatie Wereldkinderen lost het tegenwoordig anders
op. Nog duidelijker dan vroeger wordt benadrukt dat een kind het beste
opgevangen kan worden in zijn eigen omgeving: het land van herkomst is
altijd het beste. Buitenlandse adoptie is maar een tweede keus. Het Rootsprogramma gaat echter wel gewoon door. Dat betekent, dat nog steeds
veel Koreaanse adoptiekinderen hun biologische ouders bezoeken.
Moderne ouders stellen hun kinderwens steeds meer uit. Hierdoor
vermindert de kans op kinderen. Doel van adoptie tegenwoordig is
voornamelijk gezinsvorming en niet gezinsuitbreiding. Volgens directeur
J. Heerkens van Wereldkinderen staat het eigenbelang steeds meer
voorop. De wachttijden lopen soms op tot vijf jaar.
Adoptie blijft problematisch
Nachmanides (13e eeuw) geeft ieder van de boeken van de Tora een
andere dan de gebruikelijke naam. Het 2e boek van de Tora, dat wij
Sjemot (namen) noemen en in het Latijn Exodus heet, werd door
Nachmanides het ‘boek van Mosje’ genoemd. Veel aspecten van het
leven van Mosje strekken ons tot voorbeeld. Zo was zijn opvoeding aan
het Egyptische hof in feite anti-joods. Mosje’s persoonlijke geschiedenis
toont, dat hij niet assimileerde en de normen uit zijn omgeving niet
adopteerde.
Mosje, de latere leider van het Joodse volk, werd door het decreet van de
wrede Pharao in de Nijl geworpen. Maar de dochter van Pharao, Batja,
haalde hem uit de rivier, liet hem zogen door zijn moeder Jochewed en
adopteerde deze veelbelovende jongen liefdevol in het koninklijk paleis.
Mosje kreeg een Egyptische opvoeding maar bleef zijn Joodse identiteit
trouw.
Opgeslagen als: sec/2003/teksten/artikel adoptiekinderen
De Midrasj leert, dat Batja zich – vlak voor de vondst van Mosje in het
mandje in de Nijl – had bekeerd tot het Jodendom. Dit verklaart, dat zij
de moed had het decreet van haar brute vader te negeren. Hij wilde alle
joodse jongentjes vermoorden, Batja daarentegen redde een joods kind.
Wellicht koesterde Phara’o de hoop – zoals later bij de Romeinen en
tegenwoordig nog in de West-Europese wetgeving – dat hij dit kind kon
‘ontjoodsen’ en Mosje kon adopteren als troonopvolger en hem zou
kunnen echten, als ware het een eigen kind. Mosje was een geziene
persoonlijkheid aan het hof en werd uiteindelijk aangesteld als hoofd van
de hofhouding van Pharao.
Israëlische wetgeving eist zelfde geloof
Het Jodendom verwerpt dit westerse begrip ‘echten’ van kinderen. De
biologische ouders blijven altijd de echte ouders. Een goede aanleiding
om de moderne adoptievoorschriften eens nader onder de loep te houden.
Dat de procedure van het adopteren van (buitenlandse) kinderen geen
pretje is voor aanstaande ouders in West-Europa is bekend. Eén van de
problemen is, dat procedures stuk lopen op de leeftijdseis – de oudste
adoptiefouder mag ten hoogste veertig jaar ouder zijn dan het
adoptiefkind. In Israël is het daarentegen om een totaal andere reden
bijzonder moeilijk kinderen te adopteren. Volgens de Israëlische
adoptiewetten mogen ouders alleen kinderen van hun eigen geloof
adopteren. Zelden worden er echter joodse kinderen in Israël – en
trouwens ook daarbuiten – ter adoptie aangeboden. Per jaar komen niet
meer dan 80 kinderen via adoptie in een joods gezin terecht. Ondertussen
staan duizenden echtparen op de wachtlijst van het enige adoptiebureau in
Israël, dat een staatsinstelling is. In hun wanhoop hebben veel Israëlische
echtparen geprobeerd in het buitenland een kind te adopteren, in LatijnsAmerika, Oost-Europa en de voormalige Sovjet-Unie maar ook daar
komen ze via de legale weg vaak voor een dichte deur te staan. De
autoriteiten aldaar volgen nogal eens de adoptiewetten van het land waar
de ouders wonen, waardoor het voor Israëlische echtparen onmogelijk is
om niet-joodse kinderen te adopteren.
In de Knesset zijn twee wetten aangenomen, die allebei de clausule
bevatten, dat ouders alleen een kind van het eigen geloof mogen
adopteren. Dat betekent in zeer veel gevallen dat er een gioer (overgang
tot het jodendom) moet plaatsvinden. Sinds de verkiezing van de
Asjkenazische Opperrabbijn Jisraëel Lau en zijn Sefardische collega
Elijahoe Baksji-Doron zijn er echter nauwelijks nog buitenlandse
geadopteerde kinderen overgegaan tot het jodendom.
Een Joodse visie op adoptie
Opgeslagen als: sec/2003/teksten/artikel adoptiekinderen
De Talmoed staat in principe zeer positief tegenover het opvoeden van
andermans kinderen; de nadruk ligt echter meer op spirituele dan op
lichamelijke afstamming: “Degene, die een weeskind in zijn huis
opvoedt, wordt beschouwd alsof hij/zij dit kind heeft voortgebracht (B.T.
Sanhedrien 19b) Batja voedde Mosje op en wordt daarom in Kronieken
1:4:18 zijn moeder genoemd. Rabbi Sjelomo Kluger, een halachist uit de
vorige eeuw, meent dan ook, dat men hiermee gedeeltelijk het gebod om
kinderen te krijgen, heeft vervuld (Chogmat Sjelomo E.H. 1:1).
Halachische vraagstukken
Moet een kind verteld worden, dat hij geadopteerd is? Het Jodendom acht
dit gewenst, al was het “alleen maar” om te voorkomen, dat het kind met
onvermoede familieleden zou trouwen. En deze vrees brengt ons direct
op de volgende vraag: is het misschien beter een joods of een niet-joods
kind te adopteren? Bij adoptie van een joods kind kan de onbekendheid
van de afkomst een groot probleem vormen. Daar m.n. kinderen uit
incestueuze relaties nogal eens worden “afgestaan”, heeft het kind soms
de status van een “sjetoeki”(lett.: een zwijgertje), die geen choppe kan
krijgen.
Daarom prefereren vele joodse ouders een niet-joods adoptiefkind, dat op
jonge leeftijd overgaat tot het jodendom. Kan dit dan zomaar, zonder
instemming van het kind? Rav Hoena neemt aan dat dit kan: ook een
minderjarige kan joods worden op het gezag van een geldig Beet-Dien.
Omdat joods-zijn als een privilege wordt gezien, hebben adoptiefouders
samen met het Beet-Dien de rechtsmacht het kind tot het jodendom te
doen overgaan (B.T. Ketoewot 11b). Omdat joods-zijn alleen een
privilege kan heten binnen een orthodox levenskader, eisen de Rabbinale
hoven een strikt-orthodoxe opvoeding. De Awné Nezer gaat een stapje
verder en stelt, dat er alleen van een privilege sprake kan zijn wanneer de
ontvanger van zijn voorrecht in kennis wordt gesteld. Zou de overgang tot
het jodendom voor het kind verborgen worden gehouden dan zou de hele
ceremonie volgens de Awné Nezer aan waarde en inhoud inboeten (E.H.
194:4). Daar er bij de gioer van een jong kind niet naar zijn/haar mening
gevraagd is, heeft het kind overigens het recht om rond de Bar-/Batmitswa leeftijd afstand te doen van dit privilege en weer niet-joods te
worden. Dit kwam overigens zelden of nooit voor (vgl. Sjieta
Mekoebetset ibid.). Voor de halachische waarde van een “gioer in de
kinderjaren” is het overigens belangrijk, dat het kind duidelijk zijn
positieve bevestiging van zijn/haar joodse identiteit laat blijken. Indien de
joods-geworden kinderen voor hun Bar-of Bat-mitswa leeftijd duidelijk
maakten, dat zij niet meer joods wilden zijn, dan worden zij met
terugwerkende kracht weer niet-joods vanaf hun geboorte. Beslissen zij
echter later, dat ze toch weer joods willen zijn, dan moeten zij opnieuw
Opgeslagen als: sec/2003/teksten/artikel adoptiekinderen
op zich nemen om alle ge- en verboden uit te voeren. Een hernieuwde
onderdompeling in een mikwe (ritueel bad) is echter hoogstwaarschijnlijk
niet meer nodig. Wist het adoptiefkind dat het een proseliet was en heeft
hij/zij zich na de Bar-/Bat-mitswa joods gedragen, blijft hij/zij joods en
kan het kind zich niet meer ‘ontjoodsen’. Tegenwoordig vragen de
Rabbinale hoven overigens niet meer rond de synagogale
meerderjarigheid of het kind joods wil blijven.
Naamgeving
Hoe wordt het adoptiefkind opgeroepen voor de Tora? Wanneer het kind
als vadernaam die van zijn adoptiefvader wil adopteren, is het het beste
om achter de naam van de adoptiefvader “hamegadlo” toe te voegen
omdat men anders later fouten zou kunnen maken in de naamgeving bij
de get (het echtscheidingsdocument), waarbij de precisie van de juiste
naamgeving van doorslaggevend belang is. Wanneer de ketoeba in het
openbaar wordt voorgelezen onder de choppe, mag de dienstdoende
rabbijn dit wellicht pijnlijke woord “hamegadlo” weglaten. Bij de Brietmila (besnijdenis) wanneer het kind “nog niet van zijn gezond” weet,
wordt “hamegadlo” weer wel hardop gezegd.
Huwelijksbeletselen
Mag een adoptiefkind een natuurlijk kind van zijn ouders trouwen? In de
Talmoed wordt een precedent gemeld: de bekende geleerde “Raw” (derde
eeuw) was een zoon van een halfbroer en een halfzuster van Rabbi Chija.
Toen de ouders van Rabbi Chija trouwden, namen zij een zoon en een
dochter mee uit vorige huwelijken. Het is echter niet bekend of deze
halfbroer en halfzuster ooit in hetzelfde huis hebben gewoond. Strikt
halachisch gezien mag bijvoorbeeld een adoptiefzoon zijn pleegzuster
huwen omdat zij formeel geen “misjpoge” zijn. Toch wordt een dergelijk
huwelijk niet toegestaan vanwege de “schijn van familierelatie”. Rabbi
Jehoeda heChassied (13e eeuw) verbiedt zelfs een huwelijk tussen twee
stiefkinderen.
Varia
Adoptiefouders moeten voor hun adoptiefkinderen als eigen kinderen
zorgen. Dit is erg afhankelijk van plaatselijke gebruiken: als de ouders
hun eigen kinderen een huis meegeven, moeten ze dit ook voor hun
adoptiefkinderen doen. Als kinderen normaal aan de ouders kostgeld
betalen, moeten ze dit nu ook doen.
Adoptiefouders en kinderen erven niet van elkaar omdat ze geen
lichamelijke verwantschap hebben. Toch mag een adoptiefkind kaddiesj
zeggen over zijn ‘ouder’. Maar dit geschiedt meer uit dankbaarheid voor
Opgeslagen als: sec/2003/teksten/artikel adoptiekinderen
de opvoeding. Als er geen echte kinderen zijn, is het zelfs
aanbevelingswaardig om kaddiesj te zeggen.
Adoptierelaties mogen wel over elkaar getuigen omdat ze geen
familierelaties onderhouden. Met het oog op zijn/haar echte ouders geldt,
dat de kinderen, ondanks de uithuisplaatsing, toch eerbied verschuldigd
zijn aan hun biologische ouders.
Een zachte opvoeding
Adoptie blijft een gevoelig onderwerp, ook in de ouder-kind relatie.
Reeds in de twaalfde eeuw, nog lang voor de uitvinding van de
psychologie, waarschuwde Maimonides al tegen een harde aanpak van
weeskinderen: “met barmhartigheid en respect moet men hen
benaderen”(De’ot 6:10). In de harde “kleine-kinderen-maatschappij”
zullen adoptiefkinderen soms hardhandig op hun positie worden
gewezen. Laat hun nieuwe ouderlijk huis dan een warme, veilige haven
zijn….
Download