STIJLFIGUREN Poëzie is een tekstsoort waarin de taal een hoofdrol speelt. Om die hoofdrol te krijgen, moet de gebruikte taal anders zijn dan in een ‘normale’ tekst. Daarom vind je in poëzie vaak stijlfiguren. Stijlfiguren: Stijlfiguren gebruik je om indruk te maken op een luisteraar of lezer. Het zijn middelen om dat wat je wilt zeggen, treffender of sterker uit te drukken. Hieronder staan 3 stijlfiguren: HERHALING Je gebruikt twee keer hetzelfde woord. Bijvoorbeeld: Geld, geld is het enige wat hem bezig houdt. Ja, ja, je kunt me nog meer vertellen. Nooit ga ik daar nog eens naar toe, nooit! TAUTOLOGIE (zie: http://www.youtube.com/watch?v=hjRSS2vLxIM) Je zegt twee keer hetzelfde met verschillende woorden. De woorden betekenen ongeveer hetzelfde en behoren tot dezelfde woordsoort. Bijvoorbeeld: Ik ben hier enkel en alleen om te winnen. We zijn blij en verheugd dat we dit avontuur hebben overleefd. Hij werd met veel pracht en praal begraven. PLEONASME (zie: http://www.youtube.com/watch?v=hjRSS2vLxIM) Je zegt twee keer ongeveer hetzelfde met verschillende woorden die behoren tot verschillende woordsoorten. Je gebruikt het om een eigenschap van iets te benadrukken. Een eigenschap die vanzelfsprekend is. Bijvoorbeeld: In deze witte sneeuw heb ik een zonnebril nodig. De gele zonnebloemen maken de kamer veel gezelliger. Houten boomstammen vliegen snel in de brand. Nog een aantal stijlfiguren: EUFEMISME (zie: http://www.youtube.com/watch?v=DhSvG9a2GSA) Een eufemisme gebruik je om iets wat niet zo prettig of netjes is, op een verzachtende of nette manier onder woorden te brengen. Bijvoorbeeld: Gisteren hebben we opa naar zijn laatste rustplaats gebracht. Zij werkt daar als interieurverzorgster. Hoe is het met uw stoelgang?, informeerde de dokter. (i.p.v.: zijn graf) (i.p.v.: schoonmaakster) (i.p.v.: lukt het poepen?) UNDERSTATEMENT Bij een understatement wordt iets op een spottende manier verkleind of verzwakt. Het verschil met het eufemisme zit hem in de spot. Bijvoorbeeld: Toen de schaatser goud had gewonnen, zei hij: ‘niet slecht’. Ik had een 2 voor de toets, dus ik heb een paar foutjes gemaakt. 'Ik doe dat wel even', zei de man voor hij zijn kinderen redde uit een brandend huis. HYPERBOOL (zie: http://www.youtube.com/watch?v=DhSvG9a2GSA) Bij een hyperbool wordt iets op een overdreven manier uitgedrukt. Je gebruikt een hyperbool om iets te laten opvallen. Bijvoorbeeld: Je wordt doodgegooid met informatie over de verkiezingen. Ik heb wel een eeuw op je staan wachten. Uit zijn ogen kwam een zee van tranen. VERGELIJKING Je vergelijkt iets met iets anders omdat er overeenkomst is. Het beeld wordt ingeleid door 'als' of een vorm van het werkwoord 'lijken'. Bijvoorbeeld: Lachen als een boer die kiespijn heeft. Hij ging er als een haas vandoor. Je kamer lijkt wel een kloostercel. PERSONIFICATIE Iets (een object of dier) wordt voorgesteld als een levend mens. Bijvoorbeeld: De wind floot door de takken. De portemonnee wacht tot iemand hem oppakt. Soms lacht de toekomst je toe.