Van Laere: Bespreek kort de natuurlijke bronnen van Radio-activiteit/ioniserende straling. Wat is Radon, waarom is dit belangrijk voor de stralingsbelasting? Primordiale radionucliden: zeer grote halfwaardetijd, bij ontstaan zonnestelsel Radio-actieve reeksen: Thorium, uranium, actinium (seculair evenwicht met dochters) Uitwendige stralingsbelasting: gamma van 232thorium en 238uranium = 0,46mSv/jaar (wereld) Inwendige stralingsbelasting: gasvormig 222radon (en minder 220radon) (van th) = 1,2mSv/jaar (wereld) -> Stralingsbelasting longen: radon=edelgas -> geen interactie weefsels -> dochters als 218pollonium, binden op aerosolen en zetten af op tracheo-bronchiaal Ander primordiaal radionuclide: 40kalium (isotopische abundantie) Uniforme verdeling lichaam, inwendige stralingsbelasting, 0,25mSv/jaar Kosmische straling: Primair: zware geladen deeltjes, zeer hoge energie, galactische oorsprong, stopt in bovenste lagen atmosfeer -> secundair: direct (elektronen) en indirect (neutronen) ioniserende component, beide componenten verminderen naar aarde toe door attenuatie Beneden 20km enkel secundaire van belang Stralingsbelasting: 0,36mSv/jaar (hoger bij bergen, vliegtuigpersoneel) Kosmogene radionucliden: interacties prim kosmische straling met atmosfeer -> tritium (3H) en 14C Tritium als getitrieerd water in watercyclus 14C als CO2 in fotosynthese-> ingebouwd in planten -> ouderdomsbepaling Inwendige stralingsbelasting: 0,01mSv/jaar Som: 1,2mSv radon, 0,4mSv uitwendig radionucliden (bodem, gebouwen), 0,3mSv inwendig (K e.a.), 0,4mSv kosmische straling -> 2,4mSv/jaar Ionisatiekamer, grafiek van I over U uitleggen (spanningsafhankelijkheid van aantal ionisaties) met drie toepassingsgebieden, proportionele teller, Geiger-muller-teller, andere persoonsdosimeters (passief en actief, nauwkeurigheid) Ionisatiekamer: Gasgevulde (lucht) ruimte, cilindervormige buis met centrale elektrode, potentiaalverschil aanleggen -> elektrisch veld -> ionen driften naar centrale elektrode en worden gecollecteerd Integrerende meting bepaalde tijd->condensator met gekende capaciteit->spanning aflezen ->hoeveelheid gecollecteerde lading Meting stralingstempo->weerstand met gekende waarde->sSpanningsval over weerstand ->ionisatiestroom->blootstellingstempo Spanning: enkele honderden volt, stralingsdetectie minder dan 1% interacties, vooral omgevingsmonitor en dosiscalibrator Xenon: zwaar edelgas+druk verhogen+lange kamer om efficiëntie te verhogen Proportionele teller: Gas als Argon voor signaalversterking (106) Hogere spanning dan ionisatiekamer: amplificatie->secundaire elektronen vrijgesteld met hoge snelheid->additionele ionisaties Registratie individuele events+bepaling energie (adhv grootte stroompuls) Geiger-Müller-teller: Gas toegevoegd->sneeuwbaleffect toenemende ionisaties (1010) Registratie individuele events, pulsgrootte constant (geen energiediscriminatie) Positieve ionen bewegen trager->ionenwolken->pulserende serie ontladingen Quencing gas (organisch) verhelpt dit: geeft makkelijk elektronen af zonder additionele ioniserende straling uit te zenden Omgevingsmonitor Grafiek: Aantal op kathode verzamelde ionen in functie van spanning (alfa en beta deeltjes) (a) Ionenverlies door recombinatie(b) Verzadigde ionenstroom: ionisatiekamer (c) Proportionele teller (d) Begrensde proportionaliteit (onbruikbaar) (e) Geigermuller teller (f) Continue ontlading (niet bruikbaar) Actieve (ionisatiekamer, onderscheid componenten stralingsveld (prop teller), verbetering controle, alarmsystemen (electronische) ) en passieve (thermoluminescentie, film: integratie activiteit, periodieke uitlezing) dosimeters Nauwkeurigheid: halfgeleiders denser-> veel efficiënter dan gassen, hoge energieresolutie; thermo nauwkeuriger dan film; elektronische ionisatie afgeschermd door intredevenster: verlies lage energieën Stralingsdetectie: gasgevulde (ionisatie), scintillatoren (lichtpulsen), halfgeleiders, filmdosimeters, thermoluminescente kristallen, vast stof detectoren (sporen) thermoluminiscentie dosimeter/filmdosimeter uitlegge en nog andere dosimeters voor personen geven Thermoluminescentie: kristal houdt stralingsenergie vast->toevoeging kleine externe energie (warmte)-> licht uitzenden in proportie Elektronen valentieband->bestraling->migratie naar conductieband->trap (verboden energiezone, onzuiverheid in kristal)->stabiel gevangen in energieputje Warmte->elektron vrij->terugval naar valentieband->licht Verwarming in oven in donkere ruimte, fotomultiplicator->elektrische puls Verwarming van 100° stijgend->steeds lichtopbrengst meten->gloeicurve->totale hoeveelheid geabsorbeerde energie ≈ opp onder curve Filmdosimeter: relatie exposie en zwarting fotografische film, gekwantificeerd via optische densiteit (OD=logI0/I) Verband OD en exposie afh van filmtype, zelfs van batch->calibratiecurve Zwarting bepaald door geabsorbeerde dosis zilverkorrels->gevoeligheid afh van fotonenergie en stralingskwaliteit -> film in houder tussen filters met verschillende attenuatiekarakteristieken (doorlaten hoge of lage energie) -> schatting energie straling adhv verschillende zwarting op verschillende plaatsen Andere voor personen: elektronische (ionisatiekamer) Bespreek longventillatie/perfusie scintigrafie en daarna toonde hij 2 tekeningen van longen met gearceerde zone's en moest je zeggen waar er longembool was. Verdeling tracer in capillair netwerk longen->weergave momentane distributie perfusie vanuit a. pulmonalis Daarna inademen radioactief gemerkte C->verdeling in functie van regionale ventilatiefunctie Toepassing: Opsporen longembolie (perfusiedefect, bewaarde ventilatie) Opsporen stoornis longdoorbloeding (pre-operatief) Hoe kan men de effectiviteit van straling in de praktijk meten? (RBE) Geef de globale en specifieke limieten voor publiek en beroepshalve blootgestelde personen. Geef definitie en verschil Dosis, Relatieve Dosis, Effectieve dosis, geabsorbeerde dosis, equivalente. Geabsorbeerde dosis: hoeveelheid energie van stralingsveld afgezet in eenheidsmassa absorberend materiaal: J/kg=Gray (Gy) Equivalente dosis: houdt rekening met relatieve biologische schade H=wR*D wR= stralingskwaliteitsfactor (weergave relatieve biologische effectiviteit, experimenteel) J/kg=Sievert (Sv) Relatief biologisch effect: dosis referentiestraling/dosis beschouwde straling Effectieve dosis: globaal effect niet-homogene dosisdistributie, rekening houdend met relatieve stralingsgevoeligheid orgaan E=∑ wT*HT met wT= weefselwegingsfactor Som van alle wT=1, eenheid E: Sv Effectiviteit in praktijk meten: interne dosimetrie, dosimeters? Limieten: Beroepshalve: gemiddeld 20mSv/jaar over periode 5 jaar, 50mSv/jaar, 1Sv hele loopbaan Beroepshalve (nucleaire geneeskunde en radiologie): 5mSv/jaar Publiek: 1mSv/jaar Familieleden en kennissen patiënten: 5mSv Geef 3 technieken om de hersenen te bestuderen. SPECT van bloedvoorziening Lipofiele tracer stapelt zich op in hersenweefsel evenredig met doorbloeding, gefixeerd in neuronen (wordt polair gemaakt en kan niet meer door bloedhersenbarrière) PET van glucosemetabolisme Gemerkt glucose: opname tracer weerspiegelt glucoseverbruik SPECT van striatale dopaminesynthese Tracer bindt dopaminetransporter op dopamine-producerende neuronen->maat aantal dop-producerende neuronen (parkinson) PET aminozuurmetabolisme tumoren Gemerkt aminozuur (of analoog)->opname tracer weerspiegelt aminozuurverbruik (hersentumor overexpressie AZ-transporter) seculair evenwicht, die twee formules gegeven van A=A(0)... en die lange, die moet je toepassen op seculair evenwicht, dus volledig afleiden tot je aan het besluit komt van seculair evenwicht. daarbij nog een voorbeeld geven van moeder en dochter in seculair evenwicht A1=A1(0)*e-λ1*t en A2=A1(0)*(λ2/(λ2-λ1))*(e-λ1*t- e-λ2*t) (gegeven) Vereenvoudigen: T1>>T2 of λ1<< λ2 de verhouding λ2/(λ2-λ1) nadert naar 1 en de eerste exponent in de vergelijking voor A2 naar 1 (λ1 zeer klein) A2= A1(0)*(1- e-λ2*t) Grote t->nadert naar A1(0), beginactiviteit moedermolecule A2=A1 (grote halfwaardetijd->moeder als constant beschouwd) Voorbeeld: Germanium-68 en Gallium-68 (generatorsysteem PET) Transient evenwicht, me formulekes gegeven, en toepassing A2=A1(0)*(λ2/(λ2-λ1))*(e-λ1*t- e-λ2*t) (gegeven) T1>T2 of λ1< λ2 dus e-λ2*t nadert naar nul A2/A1= λ2/(λ2-λ1) of T1/(T1-T2) (steeds groter dan 1) -> paradox: dochteractiviteit iets groter, maar parallel verval Voorbeeld: 99Mo en 99mTc (66u en 6u) Telkens Tc wordt weggenomen (elutie) wordt het weer aangemaakt tot een maximum=activiteit Mo (ziekenhuis: leveren Mo ipv Tc 1 keer per week) F-FDG kort de werking (pathofysiologische opname) en klinisch gebruik geven, en dan zeggen of het gepast is of niet en wrm of wrm niet voor onderzoek/PET van: -hersentumor (niet altijd) gebruiken zoveel glucose dat het verschil met tumor niet altijd te zien is, liever C-methionine -longtumor (zeer geschikt) tumoren nemen meer glucose op -levertumor (niet altijd) -ontsteking van grote bloedvaten (geschikt) chemotaxis van cellen die glucose nodig hebben -heuparthrose (totaal niet) Werking: FDG (fluodeoxyglucose, positronemissie) opgenomen als glucose, wordt gefosforyleerd tot FDG-6-DP->kan niet uit cel, kan niet verder worden gemetaboliseerd Na radioactief verval->wordt glucose-6-fosfaat en krijgt hydroxylgroep 2’>gemetaboliseerd als normaal glucose->non-radioactieve eindproducten Bespreek kort beta(-)-straling, geef een voorbeeld van een radionuclide en een biomedische toepassing. Protonendeficiënt: neutron->proton, elektron (β--deeltje) en antineutrino Energie gedeeld door elektron en antineutrino. Massagetal hetzelfde, element verandert. Deeltjes uitgezonden met continu energiespectrum (gem=Emax/3) Penetratiediepte afhankelijk van energie, maar altijd klein: geen beeldvorming Soms dochterkern geëxciteerd->gammastralen->beeldvorming (maar hoge stralingsbelasting van beta-deeltjes). Beter voor radionuclidentherapie: schildklieraandoeningen (131I) Voorbeeld: 99Mo->99mTc (na 6u isomere transitie, gammastralen) Toepassing: in vitro onderzoek DNA-synthese (radiogemerkt thymidine)>vloeistofscintillatiemeting of autoradiografie Leg het principe van SPECT en geef een aantal verschillen met PET, gammacamera. SPECT: Drie-dimensionele beeldvorming dmv multipele projecties van een gammacamera. Analytische reconstructie: 1 snede->terugprojecties voor alle projecties ->reconstructie emissieactiviteit object (fourier-transformatie) Beelden worden gefilterd van ruis->gefilterde terugprojectie. Iteratieve methoden: oplossen systeem lineaire vergelijkingen (vgl van elke projectie) -> verbeterde beeldkwaliteit (beter contrast) Beelddegradatie: Attenuatie: minder fotonen gedetecteerd van diepere organen (absorptie) Corrigeren met attenuatiemap of lichaam homogeen attenuerend veronderstellen Verstrooiing: Compton-verstrooiing: vals-positieven->minder contrast Corrigeren: meerdere energievensters opnemen Partieel volume effecten: objectgrootte rond resolutie->activiteit lijkt meer verspreid Corrigeren: vergelijken met info hoge resolutie (MRI, CT) PET: Coïncidentiedetectie: positronen zorgen voor 2 fotonen met 180° verschil>ringvormige detector Enkel coïncident gedetecteerde fotonen beschouwd in berekening plaats van activiteitsherkomst->elektronische collimatie Detector met hoge dichtheid om 511keV fotonen tegen te houden en korte scintillatietijd voor coïncidentie bv bismut germanaat Gevoeligheid per invallende straal 16 tot 20 keer hoger dan SPECT (hogere detectieefficiëntie en elektronische collimatie) Meestal meervoudige ring, patiënt gaat hier stapsgewijs door voor total body. Twee-dimensionale mode: hoge Z septa tussen detectieringen: minder verstrooide events gedetecteerd Drie-dimensionale mode: gevoeliger maar meer verstrooide fotonen: random coïncidenties Combinatie met CT->structuur en functie bekijken, sensitief (PET) en specifiek (CT) Ruimtelijke resolutie: dracht uitgezonden positron (2 tot 20mm) en 180° -> resolutie 1,5 tot 3mm Breedte op halve hoogte: ook invloed detectorelementen -> 4-6mm Correctiefactoren: Attenuatiecorrectie mbv transmissiebeeld roterende staaf of puntbron met bv germanium 68 Correctie verstrooide en willekeurige detectie Partieel-volume effect minder uitgesproken dan SPECT (hogere ruimtelijke resolutie) Gammacamera: Kristal: dikker->efficiënter Fotomultiplicator: tientallen in een camera Camera ziet een enkel foton op bep tijdstip->positie in vlak bepalen adhv Angerlogica. Tellen verschillende PMT opgeteld en positie foton berekend. Intrinsieke ruimtelijke resolutie: 3-4mm door statistische fluctuaties PMT en Poisson ruis en meervoudige verstrooiingen in kristal. Lagere energie->minder elektronen per scintillatie->hogere statistische fluctuaties->lagere resolutie Collimatie: fotonen ongewilde richting tegenhouden Septa tussen collimator smalle dikte (detectoroppervlak minder maskeren)->hoge dichtheid nodig Nadeel: fotonenflux gereduceerd->minder gevoeligheid Extrinsieke ruimtelijke resolutie: collimatorresolutie: breedte op halve hoogte Resolutie neemt toe met afstand tot detector, verschillende collimatoren geven verschillende resolutie (afwegen gevoeligheid en resolutie) Parallel-hole, pinhole, fanbeam Leg positronverval uit, geef medische toepassing en voorbeeld van atoom. Bijvraag: Hoe verkrijg je de energie van gammastralen: E=mc² Neutronendeficiënt->proton wordt neutron, positron (beta-plus) en neutrino Massagetal zelfde, element verandert. Deeltjes continu spectrum Annihilatiestraling: positron kan niet in rust in materie->kin E afgegeven ->combineert met elektron->massa wordt energie 2 511keV gammastralen 180° Kan enkel bij minimum overschot energie (exces) van 1022keV, rest energie ook mee met positron. Dochter soms nog teveel energie->andere emissies Nuclide: 15O naar 15N Toepassing: PET Bespreek botscintigrafie met Tc-bifosfonaten, welk voordeel biedt 3D-SPECT hierbij? Bijvraag: verklaar waarom dit (niet) kan gebruikt worden voor evaluatie van botmetastasen bij borstkanker, multiple myeloom, osteomyelitis, longmetastasen en lage rugpijn. Gebruikt voor skeletpathologie (stress en occulte fracturen). Intraveneus. Normaal homogene tracerverdeling in botmassa (neerslag in hydroxyapatietmatrix, toont osteoblastische activiteit) Warme zone->osteoblastische reactie op botlaesie, maligne nieuwvorming, verhoogde doorbloeding (osteoma) Koude zone->osteolytisch letsel, osteolytische metastase, infarct -> vroeg opsporen letsels, gevoeliger dan RX; aard afwijking: radiologisch onderzoek nodig voor specifieke diagnose Bevloeiing nagaan-> tracerinjectie onder gammacamera Voordeel 3D: occulte fracturen Lage rugpijn-> facetartrose Borstkanker, myeloom->veel voorkomend metastasen in bot Longmetastasen->minder voorkomend in bot Multiple myeloom->ander verborgen? Wat zorgt voor attenuatie? Lineaire attenuatiecoefficient; definitie. Welke interacties treden op? Individuele interacties van fotonen met het medium (foto-elektrisch effect, compton verstrooiing, paarvorming)->vermindering intensiteit bundel. Attenuatiecoëfficiënt μ=-δI/δx*1/I met I=intensiteit (invallende fotonen) en x=dikte laag Is constante factor voor een bepaald weefsel, afhankelijk van energie invallende bundel. Is probabiliteit dat foton verdwijnt voor die laagdikte Attenuatiecoëfficiënt voor bepaalde chemische samenstelling recht evenredig met massadichtheid->differentiële attenuatie basis CT Noem een voorbeeld + principe van het gebruik van nucleaire geneeskunde toegepast op het hart Perfusiescintigrafie myocard met Tc-99m MIBI K-analoog->maat perfusie. Meten bij inspanning en rust->defecten vergelijken Myocardnecrose vs ischemisch bedreigd Wat is het risico om een fatale kanker te krijgen bij een jaarlijks gemiddelde natuurlijke bestraling en bij maximale bestraling van beroepshalve mensen. Risico niet-fatale kanker Fatale kankerrisico-coëfficiënt: pfat=5*10-5 mSv-1 = 0,05mSv-1 = som risicofactoren voor alle weefsels en organen Berekenen gemiddeld levenslang risico voor kanker en leukemie door gekende hoeveelheid lage dosis stralingsblootstelling: pfat*effectieve dosis in mSv Jaarlijks gemiddelde natuurlijke bestraling=2,4mSv/jaar->0,12 Maximale beroepshalve straling: 50mSv/jaar->2,5 Loss of Life Expectancy: contextuele info 1 jaar per Sv bij hoge dosis en dosistempo, minder dan 0,5 jaar per Sv bij diagnostische procedures Beroep: 3-4mSv/jaar tijdens professioneel leven, jaarlijks risico 1,2/10000; totaal 5/1000 en 25 dagen Pgen=risico genetische afwijkingen tgv straling (niet-fataal)=1*10-5mSv-1=0,01mSv-1 Leg het principe van Foto-elektrisch effect uit en relateer aan beeldvorming Energie foton volledig naar orbitaalelektron->foton weg, elektron uit atoom>ionisatie Elektron dicht bij kern->karakteristieke X-straling (voldoende lage energie om niet te interfereren met ingezonden X- of gammastraling) Biologische effecten: foto-elektron als direct ioniserend deeltje Kans op effect sterk Z-afhankelijk->zware metalen goede afscherming X-en gammastraling Van Laere 2011: Geef de stabiliteitslijn weer met een grafiek, geef waar er welk soort verval is, geef een voorbeeld van elk soort verval. Verhouding N/Z neemt toe wanneer Z toeneemt (N op x-as) Boven grafiek: neutrondeficiënt (betaplus, electroncapture, alfa) Onder grafiek: protondeficiënt (betamin) Betaplus (positronverval): 11,6C->11,5B Betamin (elektronverval): 90,39Y->90,40Zr Electroncapture: 51,24Cr->51,23V Alfa: 238, 92U->234,90Th Leg uit hoe thermoluminescentie werkt, geef nog andere dosimeters en hun toepassingen. Geef enkele radionucliden waarmee men de schildklier kan bestuderen. 99mTcO -, 123I, 201Tl, 4 intraveneus Joodhonger of trapping fenomeen->hyper/hypocaptatie Hyper: hyperfunctie globaal of focaal, verminderde joodpool, dyshormogenese Hypo: hypofunctie, toegenomen joodpool, suppressie schildklieractiviteit T3 en T4 Koude nodulus: koud voor Tc, warm voor Tl->cellulariteit met kans maligniteit (evolutief letsel) Verbeke: - dosis is enige factor voor biologisch effect van straling (fout ook bv herstel, aanwezigheid zuurstof) - lymfocyten zijn stralingsgevoelig (juist, weinig herstel) - DNA heeft herstelmechanismes (juist) - gefractioneerde straling is meer dodelijk dan 1-malig straling ( fout, behalve wanneer herstel beperkt) - De effectiviteit van hoge LET is onafhankelijk van de aanwezigheid van zuurstof (juist, draagt niet meer extra bij door ionisatiedichtheid) °Am is (4-waardig valentie) meer radiotox dan Pu (fout, Pu 4-waardig en meer gebonden->minder snel weg) °doelorganen Ur zijn bot en lever (fout, naar nier) °Ur gaat bij absorptie naar het beenmerg (fout, te groot) De longdosis van grote of kleine deeltjes Plutonium verschilt (grover deeltje>minder diep in longen, geabsorbeerd door slijmvlies) hoe kan het risico op tumorinductie bij stralingsblootstelling worden gekwantificeerd Onvoldoende gegevens ivm dosis-effect-relatie->lineaire toename met dosis ->extrapolatie gegevens hoge dosis->overschatting kans bij kleine dosis Absoluut risicomodel: Geen rekening gehouden met leeftijd of omstandigheden bestraling+fatale tumoren enkel tijdens risicoperiode tot expressie -> totaal risico tumorinductie 12,5/106/mSv Evenwicht frequentie inductie en overlijden aan tumor-> bestraling met 1mSv per jaar-> ongeveer 10 mensen dood aan tumor door straling -> gemiddeld risico op overlijden over alle levensjaren (geen risicoperiode meer) Relatief risicomodel: Inductie en expressie tumoren afhankelijk van vele factoren, straling is er maar 1 van -> straling->relatieve verhoging frequentie (in leeftijdsgroep onder omstandigheden) -> bestraald op jonge leeftijd->hoger risico in loop van leven Relatief model: risico tumorinductie 1 tot 4 keer hoger (ook nieuwe gegevens ingebracht atoombom en gezien jongeren onder 20 gevoeliger) Totaal risico: 50/106/mSv Wat is de kans op genetische schade, hoe bepaald men deze? (directe methode en verdubbelingsmethode) Directe methode: Waarnemen afwijkingen eerste generatie nakomelingen bestraalde ouder ->dominante genmutaties (skeletafwijking, cataract muizen) Verdubbelingsmethode: Schatting frequentie genetische afwijkingen normale omstandigheden Bepaald bij genetisch evenwicht: gemiddeld over aantal generaties waarbij nieuwe mutaties evenveel zijn als mutaties die weggaan door selectie -> berekenen welke dosis de spontane frequentie zou verdubbelen Schatting: 200mSv-2Sv mens (chronische straling: dubbel zo hoog) ICRP: 1Sv(=conservatief) voor lage LET en laag dosistempo Totaal risico genetische schade wereldbevolking: 10/106/mSv->wegen voor verlies aan levensjaren indien effect optreedt: 13/106/mSv Radiologische werkers (lager want tss 18 en 65): 6/106/mSv Met welke gegevens kan men de stochastische effecten bepalen bij de mens. Lineair-kwadratisch model: verband dosis en frequentie stochastische effecten I=α1D+β1D² met α1 afhankelijk van lethale schade door 1 deeltje en β1 afhankelijk van optelling afzonderlijke sublethale beschadigingen tot lethaal en α1 en β1 afhankelijk van potentieel-lethale schade (proliferatie te snel, niet hersteld) Dit geldt voor lage-LET straling Hogere doses: inductie celdood belangrijk: Overlevende fractie cellen S=e-(α2D+β2D²) Cellen die kunnen profileren->kans op expressie genetische schade of tumorontwikkeling -> expressiefrequentie E=(α1D+β1D²)* e-(α2D+β2D²) Niet per se veilig om dit model aan te nemen: laag dosistempo of gefractioneerde bestraling zorgt voor kleine inbreng kwadratische component; bij interpretatie gegevens tumorinductie kunnen nog andere factoren dosis-effect beïnvloeden; dierproeven niet zomaar naar mens extrapoleren -> lage dosis (tot 0,5Gy): lineair model (overschatting)->extrapolatie epidemiologische gegevens (ongeveer 3Gy) Lineariteit-> geen veilige drempeldosis! Bespreek het principe van een Mo-Tc generator. Tc-99m is makkelijk te krijgen, leg uit 86% Mo (66u) vervalt via betamin tot Tc-99m (6u) Zit op kolom met Al2O3, Tc eruit met 0,9% NaCl als TcO4-, Mo blijft op kolom Of gelgenerator: Mo in amorfe zirconium molybdaat kolom->elutie Tc met beetje fysiologisch water Door generator: Tc altijd en aan relatief lage prijs te krijgen Bespreek het direct en indirect werkingsmechanisme van straling, vergelijk. Directe werking: ionisatie Effect: absorptie van energie nodig in weefsel en overgedragen op atoom (elektronen of kern) Excitatie: energie straling naar buitenste elektronen->hoger energieniveau verder van kern->verbreken bindingen, scheikundige veranderingen Ionisatie: één of meerdere elektronen uit atoom geslingerd->energie 34eV>voldoende voor doorbraak chemische bindingen->wijzigingen organische moleculen->biologische schade Indirecte werking: vorming vrije radicalen Radicaal: ongepaard elektron (spin niet uitgebalanceerd)->chemisch instabiel Ionisatie grootst bij meest voorkomende molecuulsoort: H2O Gevormde radicalen kunnen combineren tot H2O, H2O2 en H2 Radicalen RO2* en HO2* zeer reactief->kans biologische schade hoger in aanwezigheid zuurstof (OER: oxygen enhancement factor: dosis zonder O2/dosis met voor zelfde effect) Niet bij hoge-LET want geen verhoging effectiviteit meer (ionisaties reeds heel dicht op elkaar) Ionisatie andere moleculen niet verwaarloosbaar, maar uitzonderlijk, eerder veranderingen in deze moleculen door ionisatie water Toxiciteit Bijna altijd door ioniserende straling, enkel bij lage specifieke activiteit ook chemisch (uranium, thorium). Chemische eigenschappen beïnvloeden eerder distributie in celorganellen, cellen, weefsel -> stralingsdosis Daarnaast: vorming dochterproducten, soort straling, fysische toestand, halveringstijd bepalend voor toxicologie Pu meer dan Am door distributie: Pu sterker gebonden aan transferrine,->kleinere vrije fractie->minder eliminatie en meer transfer door macrofagen naar beenmerg Natuurlijk U weinig radiotoxisch Cesium redelijk snel geëxcreteerd Tritium lage radiotoxiciteit (heel laag) enkel deterministisch gekend C14: meer dan tritium door langere halveringstijd, toch nog laag door snelle eliminatie I131 10 keer minder carcinogeen dan andere I Zeggen wat de effecten zijn van lage/hoge dosis straling totale lichaamsbestraling Hoge dosis: Hersensyndroom (50-100Sv)->oedeem in cellen->bloedingen, coördinatiestoornissen Dood binnen enkele uren Darmsyndroom (7Sv of hoger)->stamcellen en prolifererende cellen in crypten dood ->geen nieuwe cellen->gedifferentieerde cellen migreren na 5-6 dagen op->secretie en readsorbtie water en mineralen weg->hevige diarree, braken->dehydratatie, verstoorde mineraalhuishouding->dood paar dagen Beenmergsyndroom (1Sv): lymfo en hematopoëtisch weefsel over heel lichaam: totale, homogene lichaamsbestraling nodig voor dood 1-2 dagen: lymfopenie, granulopenie->infecties 7-10 dagen: thrombocytopenie->bloedingen->anemie Licht: transfusie, ernstig: transplantatie Lage dosis: stochastische en deterministische effecten: embryonaal, prenataal Cellen zijn voorouders vele andere cellen->effect vermenigvuldigd Pre-implantatie: (0-10d) of niet innestelen of overleven zonder symptomen Organogenese (11-40d): misvormingen (teratogeen) door chromosomale abberaties, soms neonatale sterfte (lengte, grootte hersenen, mentale retardatie, ogen) Foetale periode: misvormingen minder, groeiachterstand biodistributie van jodium ongeveer 20% I2 in schildklier, jodide geconcentreerd in schildklier en geoxideerd tot I2, I2 geïncorporeerd in schildklierhormoon 3 joodcompartimenten: Extrathyroïdale anorganische joodpool: ingenomen jodide+jodide ontstaan door afbraak thyroïd hormoon en lek niet-hormonaal I2 uit schildklier. Jodium verdwijnt hieruit door excretie nieren en opname in schildklier Thyroïdale joodpool: extra-thyroidaal wordt opgenomen en na oxidatie ingebouwd in schildklierhormoon T3 en T4 Extrathyroïdale joodpool: gesecreteerd schildklierhormoon, hormoon wordt afgebroken naar faeces en naar extrathroïdale anorganische joodpool Verklaar de functionele veranderingen van weefsel door straling Deterministisch: acuut (compartimentalisatiemodel, snel delende weefsels), late stralingsreacties (primair en secundair door beschadiging bloedvaten), totale lichaamsbestraling (hersenen, darm en beenmergsyndroom, effecten op embryofoetus) Capillairen en bindweefsel meestal gevoeligst Stochastisch: lineair-kwadratisch: afh van sublethaal opgeteld, lethale schade 1 deeltje, potentieel lethale schade Leg het effect van straling op de dunne darm uit aan de hand van het compartimentalisatiemodel. Sneldelend weefsel bevat 4 types cellen Stamcellen: vernieuwing weefsel, delen in stamcellen en prolifererende cellen, maar fractie deelt, rest in rust dus relatief stralingsresistent Prolifererende cellen: mitotisch zeer actief, stralingsschade snel tot uiting door mitosedood dus zeer stralingsgevoelig Differentiërende cellen: geen vermogen meer tot delen, opgelopen schade kan geen mitosedood veroorzaken dus weinig stralingsgevoelig Functionerende cellen: geen deling, weinig stralingsgevoelig, verloren door natuurlijk verloop. Bespreek het metabolisme en de toxiciteit van tritium. Metabolisme: Absorptie: na ingestie HTO of organische gebonden T 100% geabsorbeerd; na inhalatie opname HT in bloed (10-4) en HTO gemakkelijk geabsorbeerd; via huid zzer weinig HT en gemakkelijk HTO Metabolisme: HTO: snel evenwicht met H2O, klein deel omgezet in organisch gebonden T, biologische halveringstijd 10 dagen; organische T: gekataboliseerd tot H2O (half 10 dagen), rest omgebouwd tot andere organische moleculen (half 40 dagen) Excretie: onder vorm HTO Toxiciteit: niet erg hoog, bepaald door blootstelling aan HTO; maar moeilijk volledig te elimineren van blootstelling Tot nu toe geen stochastische effecten beschreven, 2 dodelijke gevallen na massieve besmetting Verschil tussen mitosedood en interfasedood (antw houdt 4 dingen in: tijdstip, soort cellen, dosis, oorzaak) Mitosedood: DNA-schade uit zich door afsterven cel bij volgende deling Vaak foutief herstelde chromosoombreuken->slecht verloop mitose->dood door numerieke of structurele chromosoomafwijkingen Interfasedood: cellen sterven akuut (niet door mitose) af Cellen kunnen vervangende herstelsynthese eiwitten niet snel genoeg starten bv lymfocyten Andere types cellen: hoge dosis of hoge-LET Niet-prolifererende cellen: altijd interfasedood Gereguleerd proces van desintegratie: apoptose Waarvoor worden volgende radiofarmaca gebruikt: Tc-MAG3, Tc-MAA, NaI(123), Tc-HMPAO Tc-MAG3: evaluatie nierfunctie: opstellen renogram (activiteit vs tijd) Wordt uit het bloed geklaard door actief tubulair transport en tubulaire secretie Tc-MAA: macro-aggregaten gedenatureerd Tc-albumine->nakijken longperfusie (vast in capillairen, daarna afgebroken en voortgestuwd, verwijderd door fagocyten, slechts deel capillairen afgesloten) NaI(123): functioneel en structureel onderzoek schildklier Tc-HMPAO: gaat door bloed-hersenbarrière en kan niet meer terug->perfusie hersenen Ook merken witte bloedcellen (door membraan en niet terug) Geef biologische verdeling van TcO4- en leidt enkele toepassingen af. Gedraagt zich als jodide-ion, maar niet ingebouwd in schildklierhormoon; geconcentreerd in schildklier, speekselklieren, zweetklier, nier en maag; deel proteïnegebonden blijft intravasculair -> evaluatie schildklierafwijkingen, functie speekselklieren, ectopisch maagweefsel in ileum tolerantiedosis5/5 De dosis die in 5% van de patiënten normaleweefsel complicaties geeft binnen een periode van 5 jaar Wat zijn de voor- en nadelen van gefractioneerde straling bij tumoren Is minder dodelijk omdat cel kans krijgt sublethale beschadiging te herstellen ->minder effectief Normale cellen meer herstelcapaciteit->tumor herstelt minder snel RBE hangt af van beschouwde biologische effect, zuurstofconcentratie, herstelcapaciteit cellen (sublethale schade en repopulatie indien proliferatie behouden), de toegediende stralingsdosis Veel herstel mogelijk: hoge LET geeft hoge RBE Hoge LET geeft hogere RBE bij lage dosis en laag dosistempo effect van straling op spermatogenetisch epitheel verschillende celtypes, elk eigen gevoeligheid: stamcellen, prolifererende (togonia, veel mitose), differentiërend (tocyten, tiden, tozoa) prolifererend meest stralingsgevoelig->celdood; hebben tijd nodig om zich te ontwikkelen->verlaging zaadcellen pas later meetbaar voldoende stamcellen overleven->repopulatie->vruchtbaarheid (dosisafhankelijk, kan jaren duren) Dosis enkele Gy: blijvende steriliteit Endocriene cellen androgeen radioresistent->geen regressie secundaire geslachtskenmerken genetische effecten bij de mens onderzoeken ahv dierproeven -> basis directe en verdubbelingsmethode bepaling risico genetische afwijking en basis lineair-kwadratisch model Bestaan drempeldosis genetische effecten niet kunnen aantonen-> veiligheidshalve aanname ook geen veilige dosis bij mens Verbeke 2011: Geef de stralingsschade aan de dunne darm, doe dit via het compartiment model. Wat is het risico op genetische effecten? Hoe berekent/bestudeert men dit risiso? Geef enkele veiligheidskabinetten, geef telkens de luchtstromingen weer. Welk effect heeft dit op mens, experiment en milieu?