CH5

advertisement
Tentamen Oefenopgaven 2001-2002
1)
Het normale aantal rode bloed cellen in bloed is ongeveer 5.4x109 per dl. Het
volume van een rode bloedcel is circa 90.0x10-12 cm3, en de dichtheid van een
rode bloed cel is 1.096 g/ml. Hoeveel liter bloed moet men verzamelen om 0.5
kg rode bloed cellen te verzamelen?
2)
Wat is een belangrijke eigenschap van een atoom dat bestaat uit 9 protonen, 10
neutronen en 10 electronen? Welk element betreft het?
3)
Welke groep in het periodiek systeem staat bekend als de alkali metalen?
4)
Schets een energie niveau diagram dat de electronenconfiguratie van het
koolstof atoom weergeeft.
5)
Medische experts nemen aan dat een concentratie van 30 g Pb per dl bloed
schadelijk voor de gezondheid kan zijn. Druk deze waarde uit in
a) mol Pb per l bloed
b) aantal Pb atomen per ml bloed
6)
Geef de electronenstructuur van een geëxiteerde toestand van het Be atoom.
7)
Geef de Lewis-structuur van tetra, CCl4. Zijn de C-Cl binding ionisch, polair of
apolair? Heeft dit molecuul een dipool-moment? Leg uit.
8)
Leg de werking van een voltaische cel uit.
9)
Welk van de volgende atoomparen heeft het grootste verschil in
electronegativiteit?
H en C, H en O, F en Cl, C en N
10) Voorspel de vorm van de volgende verbindingen: CO2, H2O en BF4-.
11) Geef de octet regel.
12) Een monster van 1.013 g ZnSO4. xH2O wordt opgelost in water. Het sulfaat ion
wordt geprecipiteerd als BaSO4. De massa zuiver, gedroog BaSO4 dat wordt
verkregen is 0.8223 g. Is dit een chemische omzetting of een fysische
omzetting? Wat is de formule van het zinksulfaat hydraat?
13) Wat zijn London dispersiekrachten?
14) Leg uit waarom de volgende reactie niet kan plaatsvinden:
Fe3+ (aq) + MnO4- (aq) + H+ (aq)  Mn 2+ (aq) + Fe 2+ (aq) + H2O (l)
15) De titratie van 50.0 ml van een verzadigde natrium oxalaat oplossing, Na2C2O4,
vergt 25.8 ml van een 0.02140 M KMnO4 oplossing. Hoeveel gram Na2C2O4 is
er in deze oplossing aanwezig?
C2O42- + MnO4-  Mn 2+ + CO2
(reactie vergelijking niet kloppend!)
1
16) Wat wordt verstaan onder activeringsenergie?
17) Bij een fase overgang neemt de temperatuur niet toe bij verder toevoeren van
energie. Wat is de waarde van de soortelijke warmte?
18) Waarin verschilt een amorfe vaste stof van een kristallijne vaste stof?
19) Welke oplossing heeft de hoogste osmotische druk, een 5.0% (w/w) NaCl
oplossing of een 5.0% (w/w) KI oplossing? Beide zouten zijn volledig oplosbaar
in water.
20) Welk van onderstaande zwakke zuren is het meest geschikt voor de bereiding
van een bufferoplossing van pH = 9.0? Leg uit waarom.
Azijnzuur, Ka = 1.8x10-5
Boorzuur, Ka = 7.3x10-10
Mierezuur, Ka = 1.8x10-4
Propionzuur, Ka = 1.3x10-5
21) Om een reactie A + B  C te doen plaatsvinden zijn botsingen tussen A en B
moleculen noodzakelijk omdat:
a)
De reactantmoleculen een direct interactie met elkaar moeten aangaan
om een reactieproduct te kunnnen produceren
b)
De botsingen van snel bewegende moleculen energie leveren
c)
Beide bovenstaande redenen
22) De vorm van straling die binnen in de cellen de meeste schade aanricht is:
a)
alpha deeltjes
b)
beta deeltjes
c)
gamma straling
d)
Roentgen straling
23) Beschrijf de werking van een Geiger-Müller telbuis.
24) Tot welke kern vervalt rhenium-187 (Re-187) wanneer het een beta deeltje
uitgestraalt?
25) Wat is een isotoop en wanneer is het radioactief?
2
Download