Jeuk Landelijke richtlijn, Versie: 2.0 Laatst gewijzigd: 27-07-2010 Methodiek: Consensus based Verantwoording: Redactie Palliatieve Zorg: richtlijnen voor de praktijk Inhoudsopgave Colofon...........................................................................................................................................................1 Inleiding..........................................................................................................................................................2 Vóórkomen.....................................................................................................................................................3 Ontstaanswijze..............................................................................................................................................4 Oorzaken........................................................................................................................................................5 Diagnostiek....................................................................................................................................................7 Anamnese en lichamelijk onderzoek..................................................................................................7 Aanvullend onderzoek........................................................................................................................8 Beleid en behandeling..................................................................................................................................9 Behandeling oorzaak..........................................................................................................................9 Niet-medicamenteus symptomatisch.................................................................................................9 Medicamenteus symptomatisch.......................................................................................................10 Lokale behandeling....................................................................................................................10 Systemische behandeling..........................................................................................................10 Stappenplan.................................................................................................................................................14 Bewijsvoering...................................................................................................................................14 Samenvatting...............................................................................................................................................16 Referenties...................................................................................................................................................18 Disclaimer....................................................................................................................................................21 i Colofon De eerste versie van de richtlijn Jeuk werd in 1994 geschreven als onderdeel van de richtlijnen palliatieve zorg van het Integraal Kankercentrum Midden Nederland. De richtlijn werd in 2005 herschreven door Z. Zylicz en G.M. Hesselmann en opgenomen in de eerste druk van het richtlijnenboek van de Vereniging van Integrale Kankercentra. De huidige versie 2.0 van de richtlijn werd in 2009 geschreven door: • Z. Zylicz, internist, specialist palliatieve geneeskunde, Dove House Hospice, Hull, Verenigd Koninkrijk • G.M. Hesselmann, oncologieverpleegkundige, UMC Utrecht/Kenniscentrum Palliatieve Zorg Utrecht Commentaar werd geleverd door: • J.V.M. van Leer, huisarts • T. Starke-Zijlstra, wijkverpleegkundige palliatieve zorg (namens V&VN Palliatieve Verpleegkunde) • G. Uyttewaal, oncologieverpleegkundige 07/18/17 Jeuk (2.0) 1 Inleiding Onder jeuk wordt een onplezierig gevoel verstaan, dat aanzet tot krabben. Bij primaire of idiopathische jeuk is er sprake van jeuk zonder aanwijsbare oorzaak. Bij secundaire jeuk treedt jeuk op als gevolg van een dermatologische of niet-dermatologische aandoening. Er is sprake van chronische jeuk als de jeuk langer dan 6 weken aanhoudt. Net als pijn is jeuk een subjectief gegeven. De gewaarwording van jeuk en de reactie erop is sterk afhankelijk van emotionele factoren. Jeuk kan zeer belastend zijn en wordt soms als erger ervaren dan pijn. Krabben is de meest voorkomende reactie op jeuk. Huidafwijkingen kunnen samenhangen met de oorzaak van de jeuk, maar kunnen ook het gevolg zijn van krabben. 07/18/17 Jeuk (2.0) 2 Vóórkomen Jeuk komt voor bij 10% van de patiënten met kanker in de palliatieve fase (m.n. bij patiënten met hematologische aandoeningen (vooral maligne lymfomen en polycythaemia vera), minder vaak bij solide tumoren). Jeuk wordt gezien bij 50% van de patiënten met polycythaemia vera en bij 30% van de patiënten met de ziekte van Hodgkin. Hierbij kunnen de jeukklachten vele maanden of zelfs jaren voor de diagnose van de ziekte beginnen. Verder wordt het vooral gezien bij patiënten met cholestase (bijv. bij levercirrose) en patiënten met een chronische nierinsufficiëntie. Jeuk als gevolg van niet-dermatologische oorzaken wordt vaker gezien op hogere leeftijd. 07/18/17 Jeuk (2.0) 3 Ontstaanswijze Nadat de jeukprikkel is ontstaan, wordt deze geleid naar het ruggenmerg. In de achterhoorn synapteert het primaire neuron met de secundaire neuronen die na de kruising via de tractus spinothalamicus anterior hun weg vinden naar de thalamus en de cortex (opstijgende route). Een deel van deze opstijgende neuronen wordt geactiveerd door histamine. Er bestaat echter ook een niet-histamine afhankelijk mechanisme voor jeuk. Naast deze opstijgende banen bestaan, net als in het geval van pijn, afdalende of modulerende banen. Hierbij zijn vooral endogene opioïden en serotonine betrokken als neurotransmitters. Op grond van de onderliggende oorzaken kan de volgende indeling worden gemaakt: 1. dermatologisch: als gevolg van een droge huid of een primaire huidaandoening (bijv. psoriasis, eczeem, scabies, urticaria). Men spreekt hierbij ook wel van pruritoceptieve jeuk. 2. systemisch: als gevolg van niet-dermatologische aandoeningen (bijv. oncologische aandoeningen en/of cholestase). 3. neurologisch: als gevolg van aandoeningen van het perifere (bijv. na herpes zoster infectie) of centrale zenuwstelsel (bijv. na herseninfarct, -tumor of -abces). Men spreekt hierbij wel van neuropathische jeuk. 4. psychogeen: als gevolg van psychiatrische c.q. psychosomatische aandoeningen (bijv. depressie of wanen). Ook indien er sprake is van andere oorzaken van jeuk kunnen psychische factoren een rol spelen bij de perceptie van de jeuk en de reactie er op (m.n. ten aanzien van krabben). 5. mengvormen (bijv. bij chronische nierinsufficiëntie). 6. jeuk door onbekende oorzaak Jeuk ten gevolge van dermatologische aandoeningen ontstaat door de prikkeling van perifere zenuwuiteinden van specifieke C-vezels in huid of slijmvliezen, die anatomisch niet te onderscheiden zijn van de C-vezels die verantwoordelijk zijn voor geleiding van pijn. Jeukverwekkende mediatoren (pruritogenen) kunnen diverse receptoren activeren waaronder histamine- en µ-receptoren. Jeuk bij systemische aandoeningen en psychogene jeuk ontstaat in het ruggenmerg en in de hersenen door abnormale prikkeling van de zenuwbanen die verantwoordelijk zijn voor de geleiding of modulatie van de jeukimpulsen. De essentie van dit type jeuk is dat er een disbalans bestaat van de betrokken neurotransmitters. Een voorbeeld hiervan is de jeuk die ontstaat door de (meestal spinale) toediening van opioïden, m.n. morfine. Jeuk kan ook ontstaan als gevolg van endogene opioïden. Bij tal van leverziekten worden grote hoeveelheden endogene opioïden geproduceerd die verantwoordelijk zijn voor het ontstaan van jeuk. Deze vorm van jeuk ontstaat zonder aanwijzingen voor blijvende beschadiging in het centrale of perifere zenuwstelsel en ook zonder toedoen van histamine. 07/18/17 Jeuk (2.0) 4 Oorzaken Secundaire jeuk kan worden veroorzaakt door: • algemene factoren (dermatologische jeuk) • primaire aandoeningen van huid of slijmvliezen (dermatologische jeuk) • medicamenten (meestal dermatologische jeuk, soms systemische of neurologische jeuk) • als symptoom van oncologische aandoeningen (dermatologische, systemische of neurologische jeuk) • inwendige aandoeningen (systemische jeuk) • aandoeningen van het perifere of centrale zenuwstelsel (neurologische jeuk) • psychogene factoren (psychogene jeuk) Een droge huid, medicamenten, cholestase en paraneoplastische jeuk zijn de meest voorkomende oorzaken van jeuk bij patiënten in de palliatieve fase. Jeuk als gevolg van algemene factoren • droge huid, vooral bij oudere patiënten met atrofische huid (prurigo senilis) • beschadiging van de huid bijv. door wrijven of wollen kleding • gebruik van ontvettende lokaal werkende middelen zoals een overmaat aan zeep, alcoholbevattende desinfectantia of parfums • overmatig transpireren • natte gemacereerde huid na veelvuldig contact met water, bij wonden met veel exsudaatvorming of bij incontinentie voor urine of ontlasting Jeuk als gevolg van aandoeningen van huid of slijmvliezen • eczeem • contactdermatitis (allergie voor latex, incontinentiemateriaal, zeep, deodorant, parfum, nikkel etc.) • urticaria • zonnebrand of lichtovergevoeligheid • mastocytose • huidinfecties door bacteriën, schimmels, virussen (o.a. herpes) en parasieten (o.a. scabiës) • psoriasis, pityriasis rosacea, lichen planus Jeuk als gevolg van medicamenten Hierbij kan jeuk optreden als gevolg van: • huidallergie (bijv. urticaria na antibiotica), toxicodermie • fotosensibilisatie (o.a. lamotrigine) • neuropathie (o.a. cytostatica) • cholestase en chronische leveraandoeningen (o.a. orale anticonceptiva, fenothiazines, tolbutamide, anabole steroïden, diverse antibiotica, ketoconazol) • disbalans van neurotransmitters bij toediening van opioïden (m.n. morfine): ♦ oraal of parenteraal (zelden) ♦ spinaal Jeuk als symptoom van oncologische aandoeningen • cutane metastasen • cutaan T-cel lymfoom (mycosis fungoides, Sézary syndroom) • als paraneoplastisch verschijnsel: ♦ met huidafwijkingen (bijv. parapemphigus) ♦ zonder huidafwijkingen: ◊ ziekte van Hodgkin ◊ non-Hodgkin-lymfomen (zeldzaam) ◊ polycythaemia vera ◊ ziekte van Kahler (multipel myeloom) ◊ ziekte van Waldenström 07/18/17 Jeuk (2.0) 5 Richtlijn: Jeuk (2.0) ◊ leukemieën ◊ mammacarcinoom ◊ bronchuscarcinoom ◊ maagcarcinoom ◊ prostaatcarcinoom (gelokaliseerde jeuk van scrotum en perineum) ◊ colorectale carcinomen (jeuk rond anus, vermoedelijk neuropathisch) ◊ cervixcarcinoom (gelokaliseerde jeuk rond vulva, vermoedelijk neuropathisch) ◊ levermetastasen bij diverse tumoren ◊ nasofarynxcarcinoom ◊ carcinoïde tumoren (als onderdeel van carcinoïd syndroom) ◊ hersentumoren (jeuk van de neusgaten) • cholestase, vaak bij pancreas- en cholangiocarcinoom, ook bij primair levercarcinoom • huidtoxiciteit ten gevolge van radiotherapie (acuut of chronisch) of chemotherapie Jeuk als gevolg van inwendige aandoeningen • HIV/AIDS • cholestase bij niet-maligne aandoeningen (o.a. primaire biliaire cirrose, galstenen) • chronische nierinsufficiëntie • diabetes mellitus (uiterst zeldzaam) • hyperthyreoïdie, zelden hypothyreoïdie • syndroom van Sjögren (sicca syndroom) • ijzerdeficiëntie (discutabel) Jeuk als gevolg van aandoeningen van het perifere of centrale zenuwstelsel • primaire en metastatische hersentumoren • postherpetische jeuk (in de late fase) • neuropathie door diverse oorzaken • effect van goudpreparaten (bij reumatoïde artritis) • multipele sclerose • lues (tabes dorsalis) • CVA Jeuk als gevolg van psychische factoren • nervositeit, spanning, angst • depressie • psychose, wanen 07/18/17 Jeuk (2.0) 6 Diagnostiek Als eerste wordt onderscheid gemaakt tussen dermatologische jeuk door aandoeningen en jeuk door andere oorzaken. Bij huidaandoeningen is de diagnose meestal direct op het zicht te stellen. Soms kan een consult bij de dermatoloog noodzakelijk zijn. Jeuk door andere oorzaken is gekenmerkt door chroniciteit, ernst, gebrek aan duidelijke oorzaak en het meestal ontbreken van primaire huidafwijkingen. Soms is dan uitgebreide aanvullende diagnostiek nodig. Bij een korte levensverwachting zal men soms symptomatisch behandelen, zonder uitgebreide diagnostiek. Anamnese en lichamelijk onderzoek Anamnese en lichamelijk onderzoek Bij de anamnese zijn de volgende punten van belang: • lokalisatie van de jeukklachten; indien de jeuk gegeneraliseerd is, waar is het begonnen? • zijn de klachten geleidelijk of plotseling ontstaan? Naar aanleiding waarvan? Gebruik van nieuw geneesmiddel, gebruik van nieuwe shampoo, zeep of een ander zelfzorgmiddel? • houdt de jeuk 's nachts op (vaak bij psychogene jeuk)? Hoe slaapt de patiënt? • huidverzorging: frequentie van wassen, gebruik van zeep, crèmes, alcoholhoudende preparaten, desinfecterende middelen; is invetting van de huid voldoende? • woonsituatie: centrale verwarming, schimmels in huis, huisdieren, meerdere mensen in de omgeving die last hebben van jeuk • is patiënt bekend met een chronische nierinsufficiëntie? • onderliggende ziekten en de behandeling daarvan (de hele medische voorgeschiedenis inclusief jeukende huidaandoeningen in het eerste levensjaar) • medicatie • zijn er factoren die de jeuk doen verergeren, o.a. droge lucht, zon, wijn, specerijen, kleurstoffen, stromend water, afkoeling van de huid? • zijn er factoren die de jeuk kunnen onderdrukken: medicamenten, voedingssupplementen, zalven etc.? • welke maatregelen neemt de patiënt tegen de jeuk en hoe is het effect daarvan? • psychische factoren: angst, nervositeit, depressiviteit Het verdient aanbeveling om de patiënt een- tot tweemaal daags zijn jeuk te laten weergeven, bijvoorbeeld met een score op een schaal van 0 tot 10, waarbij 0 aangeeft de afwezigheid van jeuk en 10 de voortdurende aanwezigheid van ondraaglijke jeuk. Jeuk kan worden toegevoegd aan de symptomen van het Klachtendagboek (zie Inleiding van het richtlijnenboek). Lichamelijk onderzoek • aanwezigheid van zichtbare huidafwijkingen • zijn de afwijkingen primair of secundair? Secundaire afwijkingen (krabeffecten) zijn vooral te zien daar waar de patiënt met zijn dominante hand in staat is om te krabben (delen van de rug, hals, hoofdhuid), primaire afwijkingen vaak op de onbereikbare plaatsen • aspect van de huid: droge of nattende afwijkingen, infectie, verkleuring etc. • huidskleur: geelzucht bij cholestase, bleekheid bij anemie, petechiën, huid- en slijmvliesbloedingen bij chronische leveraandoeningen, grauwe kleur bij chronische nierinsufficiëntie etc. • bestaan van oedeem • wit of rood dermografisme (ontstaan van een witte, resp. rode streep na een kras op de huid) dit suggereert vergemakkelijkte histaminevrijmaking • opgezette lymfeklieren • hepatomegalie, ascites • vergroting van de schildklier 07/18/17 Jeuk (2.0) 7 Richtlijn: Jeuk (2.0) Aanvullend onderzoek Op indicatie: • bloedonderzoek (volledig bloedbeeld inclusief leukocytendifferentiatie, lever- en nierfuncties, ijzer, ferritine, glucose, schildklierfuncties) • beeldvormend onderzoek (echo/CT-scan van de buik, CT/MRI hersenen etc.) • kweken van bacteriën en schimmels, HIV-test • consultatie dermatoloog • allergietesten • huidbiopsie (zelden nodig) • stoppen en herstarten van verdachte middelen als diagnosticum 07/18/17 Jeuk (2.0) 8 Beleid en behandeling De basis van de behandeling van jeuk wordt gevormd door een goede huidverzorging en algemene hygiënische maatregelen, tenzij een causale behandeling mogelijk is. Zonodig wordt deze aangevuld met een specifieke lokale therapie en/of ondersteund met een systemische behandeling. Een combinatie van lokale en systemische therapie helpt vaak het beste. De behandeling is gericht op het hanteerbaar maken van de jeuk. Schakel zo nodig een gespecialiseerde verpleegkundige (dermatologische en/of wondverpleegkundige) in. Zie voor punten van aandacht bij palliatieve zorg voor mensen met een niet-westerse achtergrond de Handreiking 'Palliatieve zorg voor mensen met een niet-westerse achtergrond'. Behandeling oorzaak • reductie van het aantal geneesmiddelen tot een minimum. Ga na of de resterende noodzakelijke medicamenten verantwoordelijk kunnen zijn voor de jeuk. Stop de geneesmiddelen niet allemaal tegelijk omdat dan niet duidelijk is welk medicament de jeuk heeft veroorzaakt. Soms is herstarten van een verdacht medicament nodig. Denk aan opioïdrotatie bij jeuk na orale of systemische toediening van opioïden. • behandeling van huidinfecties (denk aan mycosen) • opheffen van een galgangobstructie (stent of percutane drainage). Als er onvoldoende vermindering van jeuk optreedt na stentplaatsing kan nasobiliaire drainage (drainage van de galweg m.b.v. een neussonde) worden overwogen. • bij jeuk als paraneoplastisch verschijnsel: overweeg chemotherapie (bijv. bij maligne lymfoom) of radiotherapie. • behandeling van onderliggende of beïnvloedende psychische factoren (bijv. psychotherapie of antidepressiva bij depressie). Niet-medicamenteus symptomatisch Lokale maatregelen • verkoeling door koude omslagen of ijs (in een plastic zakje of als ‘coldpack') • voorkom smetten door goede huidverzorging • bij huidafwijkingen met veel korsten: enkele malen per dag natte doeken gedurende 1-2 uur Algemene maatregelen • Wassen, baden en douchen: niet te vaak en niet te lang. Gebruik lauw water en liefst geen zeep. Gebruik ongeparfumeerde badolie als zeepvervanger. Na wassen de huid deppen en niet wrijven met een handdoek. Huid invetten met emollientia (zie paragraaf Lokale medicamenteuze systgomatische behandeling), zo nodig vele malen per dag. • Voorkom smetten, huidbeschadiging of irritatie. Nagels niet afknippen, maar afvijlen. Eventueel katoenen handschoenen voor de nacht dragen om krabeffecten te beperken. Huid invetten om het glijeffect te optimaliseren. Een vette huid is moeilijker te beschadigen. Laat zachte, katoenen kleding dragen. Kleding na het wassen goed uitspoelen. Gebruik een vloeibaar neutraal wasmiddel voor de kleding om restant van zeepresten te voorkomen. • Vermijd uitdroging van de huid (niet te warme omgeving, waterbakken op de verwarming om de lucht te bevochtigen). • Vermijd transpireren door goede ventilatie. • Gebruik absorberend wondverband of incontinentiemateriaal om maceratie van de huid te voorkomen bij resp. wonden met exsudaatvorming en incontinentie voor urine of ontlasting. • Vermijd het gebruik van gekruid eten. • Zorg voor een goede nachtrust (veel activiteiten overdag, altijd op dezelfde tijd naar bed gaan en opstaan). 07/18/17 Jeuk (2.0) 9 Richtlijn: Jeuk (2.0) • Zorg voor geestelijk welbevinden, ontspanning, afleiding en regelmaat. Schenk aandacht aan angst, spanning en depressiviteit. Medicamenteus symptomatisch Dit hoofdstuk is onderverdeeld in subhoofdstukken en/of paragrafen. Om de inhoud te kunnen bekijken klikt u in de linkerkolom op de subhoofdstuk- en/of paragraaftitel. Lokale behandeling • Bij een droge huid is aan te raden te beginnen met een indifferent emolliens (verzachtend smeersel) 2-4 dd. Naarmate de huid droger is een vettere zalf gebruiken. Suggesties: ♦ vaseline lanette crème FNA ♦ cetomacrogol vetcrème FNA ♦ lanette zalf FNA ♦ unguentum leniens FNA (koelzalf FNA) Aan deze indifferente zalven kunnen stoffen toegevoegd worden die extra demping van de jeuk geven, zoals levomenthol 1% of ureum 10%. Talkpoeder wordt afgeraden, omdat het de poriën verstopt. Toevoeging van antihistaminica wordt eveneens afgeraden, gezien het risico van sensibilisatie van de huid. • Met name bij eczemateuze huidafwijkingen kunnen corticosteroïden effectief zijn. De voorkeur gaat uit naar corticosteroïden uit de eerste en de tweede klasse, bijv.: ♦ hydrocortison crème/zalf 1% FNA ♦ triamcinolon crème/zalf 0,1% FNA beide afgewisseld met neutrale crème, bijv. cetomacrogol vetcrème. Bescherm hierbij de huid van degene die het aanbrengt met een handschoen. Langdurig gebruik wordt afgeraden wegens huidatrofie. Na 14 dagen kan alleen met cetomacrogol vetcrème worden doorgegaan. • Bij infecties: ♦ bij nattende infectie eerst indrogende therapie ♦ desinfectantia, de voorkeur gaat uit naar: ◊ alcohol 70% met 1% glycerine 85% ◊ voor de huid: chloorhexidine 0,5% in 70% alcohol met 1% glycerine 85% (chloor hexidine spiritus FNA) ◊ voor de slijmvliezen: chloorhexidine 1% in water (chloorhexidine oplossing FNA) ♦ bij schimmelinfecties (meest voorkomende infectie): miconazol crème ♦ bij bacteriële infectie: het belangrijkste is het toepassen van hygiënische maatregelen, zoals gebruik van een eigen handdoek en het gebruik van desinfecterende zepen zoals betadine scrub (na gebruik huid invetten), zo nodig aangevuld met fusidinezuurzalf 2%. ♦ bij virale infecties zijn geen bevredigende middelen voor cutaan gebruik beschikbaar. Systemische behandeling Antihistaminica Antihistaminica hebben nauwelijks plaats bij de behandeling van chronische jeuk, behalve bij jeuk ten gevolge van urticaria. Hun vermeende werking bij andere oorzaken dan urticaria berust op sedatie, vergelijkbaar met de werking van benzodiazepinen. De patiënt slaapt beter, ervaart minder jeuk en krabt minder. Indien behoefte bestaat aan een antihistaminicum met een sederende werking kan men het beste kiezen voor hydroxyzine, een middel waarmee verreweg de meeste ervaring is opgedaan. Het verdient de voorkeur om hydroxyzine op vaste tijden te geven en niet zo nodig. Opioïdagonisten en antagonisten Zoals in de paragraaf over pathofysiologie is beschreven, ontstaan jeuk door systemische aandoeningen en neurologische jeuk meestal door te hoge opioïderge tonus of gebrek aan centrale, serotoninerge 07/18/17 Jeuk (2.0) 10 Richtlijn: Jeuk (2.0) remming. Dit is de basis voor het gebruik van opioïdantagonisten zoals naloxon of naltrexon of voor het gebruik van SSRI's (zie hieronder). Behandeling met opioïdantagonisten kan vooral als eerste keuze worden overwogen bij behandeling van cholestatische jeuk. Ter voorkoming van onthoudingsverschijnselen (ook bij patiënten die geen opioïden gebruiken) kan het beste gestart worden met naloxon als continu subcutaan infuus, initieel 0,2-0,4 mg/24 uur. De dosering kan verhoogd worden tot 1 mg/24 uur. Pas daarna kan naltrexon gestart worden. Deze ‘voorzichtige' dosering heeft als voordeel dat sommige jeukklachten hierop al kunnen reageren en indien niet, de ontwenningsverschijnselen bij de overstap op hogere doseringen antagonisten voorkomen kunnen worden. Ook als een lage dosering naloxon niet succesvol is, kan men overstappen op naltrexon. De startdosis van naltrexon is 1 dd 12,5 mg p.o.; op geleide van de klachten kan de dosis opgehoogd worden tot 3 dd 50 mg p.o. In de laatste jaren is ervaring opgedaan met de buprenorfine pleisters (startdosis 17,5 of 35 ug/uur). Buprenorfine bindt zich sterk aan de opioid receptoren en voorkomt binding met de endogene opioiden. Selectieve serotonineheropnameremmers en serotonineantagonisten Selectieve serotonineheropnameremmers (SSRI's) lijken effectief bij de behandeling van paraneoplastische jeuk en cholestase. Hiervoor bestaan de meeste gegevens over paroxetine, sertraline en fluvoxamine. Paroxetine wordt gegeven in een dosering van 1 dd 20 mg. Gezien het optreden van misselijkheidklachten verdient het aanbeveling om te starten met 1 dd 5 mg gedurende 2 dagen, dan 1 dd 10 mg gedurende 2 dagen en daarna over te gaan op 1 dd 20 mg. Het jeukstillend effect wordt vaak gezien na 2-4 dagen. De patiënt kan vrij snel misselijk worden. De misselijkheid verdwijnt binnen 2-3 dagen. Deze misselijkheid reageert goed op ondansetron. Bij persisterende misselijkheid kan men mirtazapine proberen in een dosering van 15-30 mg p.o. a.n. Het maximale effect treedt pas op na enkele weken. Serotonine(5HT3)-antagonisten (ondansetron) zijn effectief bij door spinale opioïden geïnduceerde jeuk. Dosering: ondansetron: 2 dd 8 mg p.o. Bij jeuk ten gevolge van cholestase zijn de resultaten van serotonineantagonisten zeer wisselend. Andere middelen Corticosteroïden worden soms gebruikt in geval van jeuk bij de ziekte van Hodgkin en andere hematologische aandoeningen. Hierover bestaat wel een lange klinische traditie, maar geen onderbouwing in de literatuur. Cimetidine 4 dd 200-400 mg p.o. wordt gebruikt bij jeuk ten gevolge van de ziekte van Hodgkin. Het werkingsmechanisme is niet bekend. Colestyramine onttrekt nog onbekende pruritogenen uit het maagdarmkanaal. Het werkt niet bij volledige afsluiting van de galwegen (de pruritogenen moeten via de gal de lever verlaten). Door de smaak van dit preparaat wordt dit middel nauwelijks in de palliatieve setting wordt toegepast. Rifampicine wordt soms toegepast, maar de toepasbaarheid in de palliatieve setting is vanwege de toxiciteit beperkt. Acetylsalicylzuur 1 dd 300 mg wordt toegepast bij jeuk ten gevolge van polycythaemia vera. Verder is effect beschreven van carbamazepine 2 dd 200 mg p.o. (bij jeuk bij hematologische maligniteiten) en van parenterale toediening van lidocaine 100-300 mg/24 uur s.c./i.v.. Geneesmiddel Werkingsmechanisme Dosering Bijzonderheden Hydroxyzine Antihistaminicum met sederende eigenschappen 3 dd 25 -100 mg De jeukstillende werking bij andere oorzaken van jeuk dan urticaria berust waarschijnlijk alleen op sedatie Naloxon Opioïdantagonist 0,2-1,0 mg/24 Deze lage uur continu dosering s.c. antagoneert analgesie van opioïden niet Naltrexon Opioïdantagonist 07/18/17 Jeuk (2.0) 11 Richtlijn: Jeuk (2.0) Startdosis 1 dd 12,5 mg p.o., op geleide van klachten ophogen tot max. 3 dd 50 mg p.o. Het is raadzaam om eerst te starten met naloxoninfuus (zie boven) Buprenorfine Agonist van de opioid kappa-receptor Startdosis Bij cholestatische 17.5-35 jeuk ug/uur transdermaal Paroxetine Selectieve 1 dd 5 mg Cave misselijkheid serotonine-heropnameremming p.o. ged. 2 dagen, daarna 1 dd 10 mg ged. 2 dagen, daarna 1 dd 20 mg Mirtazapine Antidepressivum met sterke 1 dd 15-30 blokkade van presynaptische mg p.o. voor a-2 noradrenerge receptoren en de nacht postsynaptische 5HT2/3 receptoren / Heeft ook antihistamine eigenschappen Zwakke jeukstillende werking, werkt waarschijnlijk door sederende werking en blokkade van 5HT3-receptoren / Antidepressieve werking kan ook van belang zijn Ondansetron Selectieve remmer van de 5HT3-receptoren 2 dd 8 mg p.o. Aangetoond effect bij jeuk door spinale toediening van opioïden en mogelijk bij jeuk door cholestase Prednison Werkingsmechanisme onbekend 2 dd 10-30 mg p.o. Werkt alleen bij jeuk bij de ziekte van Hodgkin Cimetidine Histamine-2 receptor antagonist, specifieke werking bij jeuk onbekend 4 dd 200-400 Effect mg p.o. waargenomen alleen bij de ziekte van Hodgkin Colestyramine Polystyreenhars dat werkt als anionuitwisselaar 1-3 dd 4-8 gram p.o. Rifampicine Antibioticum, stimuleert cyp-450 1 dd 300-600 Kan enzymen in de lever waardoor mg p.o. leverbeschadiging de stofwisseling van onbekende veroorzaken pruritogenen wordt versneld Vangt in het maag-darmkanaal onbekende pruritogenen op Werkt niet bij volledige afsluiting van de galwegen / Vieze smaak Acetylsalicyl-zuur 07/18/17 Jeuk (2.0) 12 Richtlijn: Jeuk (2.0) Invloed op degranulatie van trombocyten 1 dd 300 mg p.o. Bij polycythaemia vera Carbamazepine Anti-epilepticum 2 dd 200 mg p.o. Bij hematologische aandoeningen Lidocaïne Lokaalanestheticum 100-300 mg/24 uur s.c./i.v. Let op cardiale contra-indicaties Tabel 1 Geneesmiddelen gebruikt voor bestrijding van jeuk 07/18/17 Jeuk (2.0) 13 Stappenplan Diagnostiek 1. Anamnese met aandacht voor gevolgen voor dagelijks functioneren ten gevolge van jeukklachten 2. Lichamelijk onderzoek: ♦ observatie huidafwijkingen (primair) en evt. krabeffecten (secundair) ♦ aanwijzingen voor onderliggende oorzaak 3. Aanvullend onderzoek bij jeuk zonder huidafwijkingen (alleen op indicatie): ♦ bloedonderzoek (volledig bloedbeeld inclusief leukocytendifferentiatie, lever- en nierfuncties, ijzer, ferritine, glucose, schildklierfuncties) ♦ beeldvormend onderzoek (echo lever, MRI hersenen etc) ♦ kweken van bacteriën en schimmels ♦ consultatie dermatoloog, allergische testen, huidbiopsie (zelden nodig) 4. Stoppen en herstarten van verdachte middelen (in stappen) Beleid 1. Behandeling van de onderliggende oorzaak (indien mogelijk): ♦ aanpassen van medicatie ♦ behandeling van infectie ♦ opheffen van galgangobstructie, evt. nasobiliary drainage ♦ chemotherapie (bijv. bij maligne lymfoom) ♦ radiotherapie (bijv. bij ziekte van Hodgkin of prostaatcarcinoom) ♦ antidepressiva bij depressie 2. Niet-medicamenteuze symptomatische behandeling (lokaal en algemeen): ♦ goede verzorging van de huid ♦ voorkomen van huidirritatie ♦ aandacht voor geestelijk welbevinden 3. Medicamenteuze symptomatische behandeling: Lokale behandeling: ♦ indifferent emolliens, evt. met toevoeging van levomenthol en/of ureum ♦ corticosteroïden bij eczemateuze huidafwijkingen ♦ desinfectantia en lokale toediening van antimycotica of fusidinezuur bij resp. schimmel- of bacteriële infecties Systemische behandeling (m.n. bij systemische en neurologische jeuk): ♦ bij jeuk door cholestase ◊ naltrexon startdosis 1 dd 12,5, evt. op te hogen tot 3 dd 50 mg (na voorbehandeling met naloxon) ◊ paroxetine 1 dd 20 m ◊ buprenorfine pleister 17,5 of 35 ug/uur ◊ ondansetron 2 dd 8 mg ♦ bij jeuk door de ziekte van Hodgkin ◊ prednison 2 dd 10-30 mg ◊ cimetidine 4 dd 200-400 mg ◊ mirtazapine 1 dd 15-30 mg ♦ bij jeuk door polycythaemia vera ◊ acetylsalicylzuur 1 dd 300 mg ◊ paroxetine 1 dd 20 mg ♦ bij jeuk bij solide tumoren: ◊ paroxetine 1 dd 20 mg (in een opbouwend schema) ◊ mirtazapine 1 dd 15-30 m ◊ lidocaïne 100-300 mg/24 uur s.c./i.v. ♦ bij jeuk bij gebruik van opioïden: ◊ ondansetron 2 dd 8 mg ♦ bij jeuk door andere oorzaken of jeuk niet-reagerend op andere middelen: ◊ paroxetine 1 dd 20 mg (in een opbouwend schema) ◊ bij onvoldoende effect mirtazapine 1 dd 15-30 mg toevoegen Bewijsvoering Behandeling Niveau van bewijsvoering Referenties Niet-medicamenteuze symptomatische behandeling 1A Bosonnet 2003 5, Evers 2005 16 bij jeuk door opioïden 1 Kjellberg 2001 27 bij jeuk door cholestase 1 Bergasa 1992 3 en 19952, Conolly 19958, Jones 2002 23, Tandon 2007 48 Naltrexon bij jeuk door cholestase 1 Jones 2002 23, Tandon 2007 48, Terg 200250, Wolfhagen 1997 57 Buprenorfine bij jeuk door cholestase 4 Juby 199424, Marinangelli 2009 36, Reddy 2007 40, Zylicz 2005 63 SSRI's bij diverse 2 vormen van jeuk 3 Zylicz 2003 61 bij diverse 4 vormen van jeuk Davis 2003 11, Demierre 2006 12, Hundley 2004 22 Naloxon Mirtazapine 07/18/17 Browning 2003 6, Diehn 2001 14, Mayo 200735, Ständer 2009 44, Tefferi 2002 49 Jeuk (2.0) 14 Richtlijn: Jeuk (2.0) bij jeuk door cholestase 2 Müller 1998 37, O'Donohue 1997 39 bij jeuk door opioïden 1 Borgeat 1999 4, Charuluxanan 2000 7, Dimitriou 1999 15, Gürkan 2002 19, Kyriakides 1999 32 Prednison en cimetidine bij jeuk bij ziekte van Hodgkin 4 Colestyramine bij jeuk door cholestase 3 Datta 1966 9, Di Padova 1984 13, Tandon 2007 48 Rifampicine bij jeuk door cholestase 1 Khurana 2006 26, Tandon 2007 48 Acetylsalicylzuur bij polycythaemia vera 3 Fjellner 1979 18 Cimetidine bij jeuk ten gevolge van hematologische aandoeningen 4 Harrison 1979 20, Hess 1979 21, Schapira 1979 41, Stäubli 1981 47, Weick 198255, Zappacosta 1979 59 Carbamazepine bij jeuk ten gevolge van hematologische aandoeningen 4 Korfitis 2008 28 4 Schapira 1979 41 Ondansetron Lidocaïne Tabel 2 Niveaus van bewijsvoering bij de richtlijn jeuk A Onderzoek bij dermatologische aandoeningen Niveau 1 = gebaseerd op systematische review of ten minste twee gerandomiseerde onderzoeken van goede kwaliteit. Niveau 2 = gebaseerd op ten minste twee vergelijkende klinische onderzoeken van matige kwaliteit of onvoldoende omvang of andere vergelijkende onderzoeken. Niveau 3 = gebaseerd op één vergelijkend onderzoek of op niet-vergelijkend onderzoek. Niveau 4 = gebaseerd op mening van deskundigen. 07/18/17 Jeuk (2.0) 15 Samenvatting Jeuk is een onplezierig gevoel dat aanzet tot krabben. Het kan zeer belastend zijn en wordt soms als ernstiger ervaren dan pijn. Huidafwijkingen kunnen zowel de oorzaak van de jeuk zijn als het gevolg van krabben door jeuk. Gevolgen • huidafwijkingen ten gevolge van krabben • slaapproblemen Oorzaken • algemene factoren: ♦ droge huid (ouderdom) ♦ beschadiging/irritatie van de huid (bijv. wrijven of wollen kleding) ♦ gebruik van ontvettende middelen (zeep, desinfectans, parfums) ♦ overmatig transpireren, veelvuldig contact met water, incontinentie, overmatig wondvocht • aandoeningen van huid en slijmvliezen: ♦ eczeem, contactdermatitis (allergie voor latex, zeep, nikkel enz.), urticaria ♦ zonnebrand of lichtovergevoeligheid ♦ infecties (bacterieel, schimmels, parasitair, viraal) ♦ mastocytose, psoriasis, pityriasis rosacea, lichen planus • medicamenten, o.a. antibiotica, lamotrigine, cytostatica, tolbutamide, ketocanozol, opioïden (vooral bij spinale toediening) • oncologische aandoeningen: ♦ cutane metastasen, cutaan T-cel lymfoom ♦ als begeleidend verschijnsel bij kanker (paraneoplastisch, met name bij hematologische maligniteiten (maligne lymfomen, polycythemia vera, ziekte van Kahler, ziekte van Waldenström), maar ook bij solide tumoren) ♦ cholestase ♦ huidtoxiteit bij radiotherapie of chemotherapie • niet-oncologische aandoeningen, o.a. HIV/AIDS, cholestase bij niet maligne aandoeningen, chronische nierinsufficiëntie • aandoeningen van het perifere of centrale zenuwstelsel: ♦ primaire en metastatische hersentumoren ♦ postherpetische jeuk ♦ neuropathie ♦ MS, CVA, neurolues • psychische factoren: ♦ nervositeit, spanning, angst ♦ depressie, psychose, wanen In de palliatieve fase komen jeuk veroorzaakt door droge huid, medicamenten, cholestase en paraneoplastische jeuk het meeste voor. Diagnostiek • anamnese en lichamelijk onderzoek • aanvullend onderzoek (laboratoriumonderzoek, beeldvormend onderzoek, kweken, consult dermatoloog) • stoppen en herstarten van verdachte medicamenten (in stappen) Beleid Behandeling van de oorzaak • aanpassen van medicatie • behandelen van infectie • opheffen van galgangobstructie door stentplaatsing of percutane drainage • behandeling van de onderliggende maligniteit: chemotherapie of radiotherapie • behandeling van oorzakelijke en beïnvloedende psychische factoren Niet-medicamenteus • goede huidverzorging, niet lang baden/douchen, geen zeep, huid vet houden • verkoeling door koude omslagen of ijs • voorkomen van smetten, huidbeschadiging en irritatie, vermijden van uitdroging van de huid en transpiratie, katoenen kleding, gebruik van absorberend wondverband of incontinentiemateriaal, gebruik van neutraal wasmiddel • nagels kort houden, evt. katoenen handschoenen ‘s nachts • aandacht voor geestelijk welbevinden, afleiding en goede nachtrust Medicamenteus • lokale behandeling: ♦ bij droge huid: start indifferent emolliens (vaseline lanette crème FNA, cetomacrogol vetcrème FNA, lanette zalf FNA of unguentum leniens FNA (koelzalf FNA)) 2-4 dd, voor jeukdemping evt. levomenthol 1% of ureum 10% toevoegen ♦ bij eczemateuze afwijkingen: hydrocortison of triamcinolon 0,1% crème/zalf (bij voorkeur niet langer dan 14 dagen), afgewisseld met indifferent emolliens ♦ bij infecties: desinfectantia (alcohol 70% of chloorhexidine 0,5% in 70% alcohol met 1% glycerine 85%), miconazol crème bij schimmelinfecties, fusidinezuurzalf 2% bij bacteriële infecties • systemische behandeling: ♦ antihistaminica hebben nauwelijks een plaats bij de behandeling van niet-dermatologische jeuk ♦ bij jeuk door cholestase: ◊ naloxon 0,2-1 mg/24 uur s.c., daarna naltrexon 1 dd 12,5 mg - 3 dd 50 mg p.o. ◊ paroxetine opbouwschema van 1 dd 5 mg naar 1 dd 20 mg p.o. ◊ buprenorfine pleister 17,5-35 µg/uur ◊ ondansetron 2 dd 8 mg p.o. ♦ bij paraneoplastische jeuk: ◊ paroxetine opbouwschema van 1 dd 5 mg naar 1 dd 20 mg p.o. 07/18/17 Jeuk (2.0) 16 Richtlijn: Jeuk (2.0) ◊ mirtazapine 1 dd 15-30 mg ◊ lidocaïne 100-300 mg/24 uur s.c./i.v. ♦ bij ziekte van Hodgkin: prednisolon 2 dd 10-30 mg p.o., cimetidine 4 dd 200-400 mg p.o. of mirtazapine 1 dd 15-30 mg ♦ bij polycythemia vera: acetylsalicylzuur 1 dd 300 mg p.o. of paroxetine ♦ bij jeuk ten gevolge van opioïden: ondansetron 2 dd 8 mg ♦ bij jeuk door onbekende oorzaak: paroxetine of mirtazapine Evaluatie • door arts of verpleegkundige • aan de hand van klachten en huidafwijkingen • dagelijks tot wekelijks 07/18/17 Jeuk (2.0) 17 Referenties 1 - Bergasa NV Bergasa NV. Medical palliation of the jaundiced patient with pruritus. Gastroenterology Clinics of North America 2006; 35: 113-123. 2 - Bergasa NV Bergasa NV, Alling DW, Talbot TL et al. Effects of naloxone infusions in patients with the pruritus of cholestasis. A double-blind, randomized, controlled trial. Annals of Internal Medicine 1995; 123: 161-167. 3 - Bergasa NV Bergasa NV, Talbot TL, Alling DW et al. A controlled trial of naloxone infusions for the pruritus of chronic cholestasis. Gastroenterology 1992: 102: 544-549. 4 - Borgeat A Borgeat A, Stirnemann HR. Ondansetron is effective to treat spinal or epidural morphine-induced pruritus. Anesthesiology 1999; 90: 432-436. 5 - Bosonnet L Bosonnet L. Pruritis: scratching the surface. European Journal of Cancer Care 2003; 12: 162-165. 6 - Browning J Browning J, Combes B, Mayo MJ. Long-term efficacy of sertraline as a treatment for cholestatic pruritus in patients with primary biliary cirrhosis. American Journal of Gastroenterology 2003; 98: 2736-2741. 7 - Charuluxananan S Charuluxananan S, Somboonviboon W, Kyokong O et al. Ondansetron for treatment of intrathecal morphine-induced pruritus after cesarean delivery. Regional Anesthesia and Pain Medicine 2000; 25: 535-539. 8 - Connolly CS Connolly CS, Kantor GR, Menduke H. Hepatobiliary pruritus: what are effective treatments? Journal of the American Academy of Dermatology 1995; 33: 801-805. 9 - Datta DV Datta DV, Sherlock S. Cholestyramine for long term relief of the pruritus complicating intrahepatic cholestasis. Gastroenterology 1966; 50: 323-332. 10 - Davis M Davis M. Cholestasis and endogenous opioids: liver disease and exogenous opioid pharmacokinetics. Clinical Pharmacology 2007; 46: 825-850. 11 - Davis MP Davis MP, Frandsen JL, Walsh D et al. Mirtazapine for pruritus. Journal of Pain and Symptom Management 2003; 25: 288-291. 12 - Demierre MF Demierre MF, Taverna J. Mirtazapine and gabapentin for reducing pruritus in cutaneous T-cell lymphoma. Journal of the American Academy of Dermatology 2006; 55: 543-544. 13 - Di Padova C Di Padova C, Tritapepe R, Rovagnati P et al. Double-blind placebo-controlled clinical trial of microporous cholestyramine in the treatment of intra- and extra-hepatic cholestasis: relationship between itching and serum bile acids. Methods and Findings in Experimental and Clinical Pharmacology 1984; 6: 773-776. 14 - Diehn F Diehn F, Tefferi A. Pruritus in polycythaemia vera: prevalence, laboratory correlates and management. British Journal of Haematology 2001; 115: 619-621. 15 - Dimitriou V Dimitriou V, Voyagis GS. Opioid-induced pruritus: repeated vs single dose ondansetron administration in preventing pruritus after intrathecal morphine. British Journal of Anaesthesiology 1999; 83: 822-823. 16 - Evers AW Evers AW, Casteelen G, Duller P et al. Multidisciplinaire diagnostiek en behandeling van complexe jeukproblematiek bij huidaandoeningen. Nederlands Tijdschrift voor Dermatologie en Venereologie 2005; 15: 433-438. 17 - Fishman SM Fishman SM, Caneris OA, Stojanovic MP et al. Intravenous lidocaine for treatment-resistant pruritus. American Journal of Medicine 1997; 102: 584-585. 18 - Fjellner B Fjellner B, Hägermark O. Pruritus in polycythemia vera: treatment with aspirin and possibility of platelet involvement. Acta Dermato-Venerologica 1979; 59: 505-512. 19 - Gürkan Y Gürkan Y, Toker K. Prophylactic ondansetron reduces the incidence of intrathecal fentanyl-induced pruritus. Anesthesia and Analgesia 2002; 95: 1763-1766. 20 - Harrison AR Harrison AR, Littenberg G, Goldstein L et al. Pruritus, cimetidine, and polycythemia. New England Journal of Medicine 1979; 300: 433-434. 21 - Hess CE Hess CE. Cimetidine for the treatment of pruritus. New England Journal of Medicine 1979; 300: 370. 22 - Hundley JL Hundley JL, Yosipovitch G. Mirtazapine for reducing nocturnal itch in patients with chronic pruritus: a pilot study. Journal of the American Academy of Dermatology 2004;50:889-891. 23 - Jones EA Jones EA, Neuberger J, Bergasa NV. Opiate antagonist therapy for the pruritus of cholestasis: the avoidance of opioid withdrawal-like reactions. Quarterly 07/18/17 Jeuk (2.0) 18 Richtlijn: Jeuk (2.0) Journal of Medicine 2002; 95: 547-552. 24 - Juby LD Juby LD, Wong VS, Losowsky MS. Buprenorphine and hepatic pruritus. British Journal of Clinical Practice 1994; 48: 331. 25 - Hofmann AF Hofmann AF, Huet PM. Nasobiliary drainage for cholestatic pruritus. Hepatology 2006; 43: 1170-1171. 26 - Khurana S Khurana S, Singh P. Rifampin is safe for treatment of pruritus due to chronic cholestasis: a meta-analysis of prospective randomized-controlled trials. Liver International 2006; 26: 943-948. 27 - Kjellberg F Kjellberg F, Tramèr MR. Pharmacological control of opioid-induced pruritus: a quantitative systematic review of randomized trials. European Journal of Anesthesiology 2001; 18: 346-357. 28 - Korfitis C Korfitis C, Trafalis DT. Carbamazepine can be effective in alleviating tormenting pruritis in patients with hematologic malignancy. Journal of Pain and Symptom Management 2008; 35: 571-572. 29 - Krajnik M Krajnik M, Zylicz Z. Understanding pruritus in systemic disease. Journal of Pain and Symptom Management 2001; 21: 151-168. 30 - Kremer AE Kremer AE, Beuers U, Oude-Elferink RP et al. Pathogenesis and treatment of pruritus in cholestasis. Drugs 2008; 68: 2163-82. 31 - Kumagai H Kumagai H, Ebata T, Takamori K et al. Effect of a novel kappa-receptor agonist, nalfurafine hydrochloride, on severe itch in 337 haemodialysis patients: a Phase III, randomized, double-blind, placebo-controlled study. Nephrology, Dialisys, Transplantation 2010; 254: 1251-1257. 32 - Kyriakides K Kyriakides K, Hussain SK, Hobbs GJ. Management of opioid-induced pruritus: a role for 5-HT3 antagonists? British Journal of Anaesthesiology 1999; 82: 439-441. 33 - Leusen van R Leusen van R, Kutsch Lojenga JC, Ruben ATh. Is cholestyramine helpful in uraemic pruritus? British Medical Journal 1978; 1: 918-919. 34 - Manenti L Manenti L, Tansinda P, Vaglio A. Uraemic pruritus: clinical characteristics, pathophysiology and treatment. Drugs 2009; 69: 251-263. 35 - Mayo MJ Mayo MJ, Handem I, Saldana S et al. Sertraline as a first-line treatment for cholestatic pruritus. Hepatology 2007; 45: 666-674. 36 - Marinangelli F Marinangelli F, Guetti C, Angeletti C et al. Intravenous naloxone plus transdermal buprenorphine in cancer pain associated with intractable cholestatic pruritis. Journal of Pain and Symptom Management 2009; 38: 38: e5-e8. 37 - Müller C Müller C, Pongratz S, Pidlich J et al. Treatment of pruritus in chronic liver disease with the 5-hydroxytryptamine receptor type 3 antagonist ondansetron: a randomized, placebo-controlled, double-blind cross-over trial. European Journal of Gastroenterology and Hepatology 1998; 10: 865-870. 38 - Nakao K Nakao K, Mochizuki H. Nalfurafine hydrochloride: a new drug for the treatment of uremic pruritus in hemodialysis patients. Drugs Today (Barcelona) 2009; 45: 323-329. 39 - O Donohue JW O’Donohue JW, Haigh C, Williams R. Ondansetron in the pruritus of cholestasis: a randomised controlled trial. Gastroenterology 1997; 112: A1349. 40 - Reddy L Reddy L, Krajnik M, Zylicz Z. Transdermal buprenorphine may be effective in the treatment of pruritis in primary biliary cirrhosis. Journal of Pain and Symptom Management 2007; 34: 455-456. 41 - Schapira DV Schapira DV, Bennett JM. Cimetidine for pruritus. Lancet 1979; 1: 726-727. 42 - Singh V Singh V, Bhalla A, Sharma N et al. Nasobiliary drainage in acute cholestatic hepatitis with pruritus. Digestive and Liver Disease 2009; 41: 442-425. 43 - Ständer S Ständer S, Weisshaar E, Mettang T et al. Clinical classification of itch: a position paper of the International Forum for the Study of Itch. Acta Dermato-Venereologica 2007; 87: 291-294. 44 - Ständer S Ständer S, Böckenholt B, Schürmeyer-Horst F et al. Treatment of chronic pruritus with the selective serotonin re-uptake inhibitors paroxetine and fluvoxamine: results of an open-labelled, two-arm proof-of-concept study. Acta Dermato-Venereologica 2009; 89: 45-51. 45 - Ständer S Ständer S, Weisshaar E, Luger TA. Neurophyiological and neurochemical basis of modern pruritus treatment. Experimental Dermatology 2008; 17: 161-169. 46 - Stapelbroek JM Stapelbroek JM, Erpecum van KJ, Klomp LW et el. Nasobiliary drainage induces long-lasting remission in benign recurrent intrahepatic cholestasis. Hepatology 2006; 43: 51-53. 47 - Stäubli M Stäubli M, Graf W, Straub PW. Pruritus in Hodgkin’s disease responding to cimetidine. Schweizerische Mediziner Wochenschrift 1981; 111: 723-724. 07/18/17 Jeuk (2.0) 19 Richtlijn: Jeuk (2.0) 48 - Tandon P Tandon P, Rowe BH, Vandermeer B et al. The efficacy and safety of bile Acid binding agents, opioid antagonists, or rifampin in the treatment of cholestasis-associated pruritus. American Journal of Gastroenterology 2007; 102: 1528-1536. 49 - Tefferi A Tefferi A, Fonseca R. Selective serotonin reuptake inhibitors are effective in the treatment of polycythemia vera-associated pruritus. Blood 2002; 99: 2627. 50 - Terg R Terg R, Coronel E, Sordá J et al. Efficacy and safety of oral naltrexone treatment for pruritus of cholestasis, a crossover, double blind, placebo-controlled study. Journal of Hepatology 2002; 37: 717-722. 51 - Thornton JR Thornton JR, Losowsky MS. Opioid peptides and primary biliairy cirrhosis. British Medical Journal 1988; 297: 1501-1504. 52 - Twycross R Twycross R, Greaves MW, Handwerker H et al. Itch: scratching more than the surface. Quarterly Journal of Medicine 2003; 96: 7-26. 53 - Villamil AG Villamil AG, Bandi JC, Galdame OA et al. Efficacy of lidocaine in the treatment of pruritus in patients with chronic cholestatic liver diseases. American Journal of Medicine 2005; 118: 1160-1163. 54 - Watson WC Watson WC. Intravenous lignocaine for relief of intractable itch. Lancet 1973; 1 (7796): 211. 55 - Weick JK Weick JK, Donovan PB, Najean Y et al. The use of cimetidine for the treatment of pruritus in polycythemia vera. Archives of Internal Medicine 1982; 142: 241-242. 56 - Weisshaar E Weisshaar E, Ziethen B, Gollnick H. Can a serotonine type 3 (5-HT3) receptor antagonist reduce experimentally-induced itch? Inflammatory Research 1997; 46: 412-416. 57 - Wolfhagen FH Wolfhagen FH, Sternieri E, Hop WC et al. Oral naltrexone treatment for cholestatic pruritus: a double-blind, placebo-controlled study. Gastroenterology 1997; 113: 1264-1269. 58 - Yosipovitch G Yosipovitch G, Greaves MW, Schmelz M. Itch. Lancet 2003; 361: 690-694. 59 - Zappacosta AR Zappacosta AR, Hauss D. Cimetidine doesn’t help pruritus of uremia. New England Journal of Medicine 1979; 300: 1280. 60 - Zylicz Z Zylicz Z, Krajnik M. Jeuk bij kanker: zeldzaam, maar soms erger dan pijn. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 1999; 143: 1937-1940. 61 - Zylicz Z Zylicz Z, Krajnik M, Sorge AA et al. Paroxetine in the treatment of severe non-dermatological pruritus: a randomized, controlled trial. Journal of Pain and Symptom Management 2003; 26: 1105-1112. 62 - Zylicz Z Zylicz Z, Smits C, Krajnik M. Paroxetine for pruritus in advanced cancer. Journal of Pain and Symptom Management 1998; 16: 121-124. 63 - Zylicz Z Zylicz Z, Stork N, Krajnik M. Severe pruritus of cholestasis in disseminated cancer: developing a rational treatment strategy. A case report. Journal of Pain and Symptom Management 2005; 29: 100-103. 07/18/17 Jeuk (2.0) 20 Disclaimer Disclaimer: De informatie op de website www.pallialine.nl en op afgeleide producten van deze website is met de grootst mogelijke zorgvuldigheid samengesteld. Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL) sluit iedere aansprakelijkheid voor de opmaak en de inhoud van de richtlijnen alsmede voor de gevolgen die de toepassing van de richtlijnen in de patiëntenzorg mocht hebben uit. IKNL stelt zich daarentegen wel open voor attendering op (vermeende) fouten in de opmaak of inhoud van de richtlijnen. Men neme daartoe contact op met IKNL middels e-mail: [email protected] Juridische betekenis van richtlijnen Richtlijnen bevatten aanbevelingen van algemene aard. Het is mogelijk dat deze aanbevelingen in een individueel geval niet van toepassing zijn. Er kunnen zich feiten of omstandigheden voordoen waardoor het wenselijk is dat in het belang van de patiënt van de richtlijn wordt afgeweken. Wanneer van een richtlijn wordt afgeweken, dient dit beargumenteerd gedocumenteerd te worden. De toepasbaarheid en de toepassing van de richtlijnen in de praktijk is de verantwoordelijkheid van de behandelende arts. Houderschap richtlijn De houder van de richtlijn moet kunnen aantonen dat de richtlijn zorgvuldig en met de vereiste deskundigheid tot stand is gekomen. Onder houder wordt verstaan de redactie van de richtlijn Palliatieve Zorg die de richtlijn autoriseren. IKNL draagt zorg voor het beheer en de ontsluiting van de richtlijn. Intellectuele eigendomsrechten De intellectuele eigendomsrechten met betrekking tot de site www.pallialine.nl en afgeleide producten van deze website berusten bij IKNL en houder van de richtlijn. Het is de gebruiker van deze site niet toegestaan de inhoud van richtlijnen (gedeeltelijk) te verveelvoudigen en/of openbaar te maken, zonder de uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van IKNL en houder van de richtlijn. U kunt een verzoek voor toestemming richten aan IKNL, Postbus 19001, 3501 DA Utrecht. IKNL behandelt dit verzoek samen met de relevante houder van de richtlijn. Het is toegestaan een deeplink op te nemen op een andere website naar de website www.pallialine.nl of naar richtlijnen op deze website. Tevens mag de informatie op deze internetsite wel worden afgedrukt en/of gedownload voor persoonlijk gebruik. Externe links De website www.pallialine.nl en afgeleide producten van deze website bevatten links naar websites die door andere partijen dan IKNL worden aangeboden. Deze links zijn uitsluitend ter informatie. IKNL heeft geen zeggenschap over deze websites en is niet verantwoordelijk of aansprakelijk voor de daarop aangeboden informatie, producten of diensten. Bescherming persoonsgegevens Door gebruikers verstrekte persoonsgegevens ten behoeve van de mailservice of de inlogmogelijkheid van www.pallialine.nl zullen door IKNL vertrouwelijk worden behandeld. Gegevens zullen niet worden verstrekt aan derden. 07/18/17 Jeuk (2.0) 21