Marketing samenvatting hoofdstuk 7 7.1.1 kwaliteitsbeleid Bij de ontwikkeling van een kwaliteitsbeleid worden er op minstens twee dimensies gelet: De technische kwaliteit: slaat op de mate waarin het product naar behoren functioneert. Ze omvat eigenschappen die objectief te meten zijn. De consumentenkwaliteit: houdt verband met de afgeleide, doorgaans niet-tastbare kenmerken die een bepaalde groep consumenten belangrijk vindt. Ook wel subjectief bepaalde eigenschappen genoemd o.a. smaak, geur en kleur. 7.1.2 Garantiebeleid Een garantie is een schriftelijk verklaring van wat een leverancier belooft te doen als het product defect raakt of niet naar behoren functioneert. 7.1.3 Servicebeleid Onder service verstaan we elke vorm van dienstverlening voor, tijdens en na de aankoop, waardoor het product gemakkelijker wordt gekocht en gebruikt, en herhalingsaankopen worden bevorderd. 7.2 Het merkbeleid Een merk is een naam, beeld of symbool – of een combinatie daarvan – waarmee een organisatie zichzelf en haar producten herkenbaar wil maken voor de consument en zich wil onderscheiden van de concurrentie. 7.2.1 Doel van het merkenbeleid Een merk heeft voor een onderneming verscheidene voordelen of doeleinden: - Het merkartikel onderscheidt zich van concurrerende producten, waardoor het beter herkenbaar wordt - Het merk krijgt een eigen identiteit of image, en spreekt – met de juiste positionering – een bepaalde doelgroep aan. - De aanbieder kan een vertrouwensband met de klant opbouwen die tot herhalingsaankopen leidt. - De fabrikant met een sterk merk is minder afhankelijk van detaillisten, wat onder meer de lancering van nieuwe producten vergemakkelijkt. 7.2.2 Battle of the brands Wapens van fabrikanten en distribuanten zijn de fabrikantenmerken1. Fabrikantenmerken: Merken met hoge kwaliteitsimago zijn de zogenoemde A-merken. B-merken zijn fabrikantenmerken die minstens een van de genoemde eigenschappen van de A-merken mist. Winkelmerken: De distribuantenmerken (d-merken) noemt men in de praktijk meestal winkelmerken, private labels, huismerken of detailhandelsmerken. Huismerk zijn merkartikel van distribuanten met een fantasienaam. Witte merken zijn artikelen met een simpele verpakking en beschrijving. 1 Zie figuur 7.1 op blz. 160 7.2.3 Paraplumerk of individueel merk? Met een familie- of paraplumerk wordt bedoelt dat een onderneming diverse producten in een productgroep onder de paraplu van één merknaam levert. Ondanks deze voordelen voeren tal van bedrijven een strategie van individuele merken. Er zijn drie reden waarom ze hiervoor kiezen: - Om hun bestaande producten te beschermen: Bij het voeren van individuele merken heeft een merk dat in opspraak raakt of een nieuw artikel dat flopt, geen nadelige invloed op de overige artikelen van het bedrijf die onder andere merknamen worden verkocht. - Omzetverhoging door marktsegmentatie: Bedrijven die soortgelijke producten onder verschillende merknamen en via verschillende distributiekanalen aan verschillende doelgroepen verkopen. Dankzij die strategie profiteerde het van een snelle expansie. - Interne concurrentie: Door dezelfde producten onder een andere naam op de markt te brengen, wakkeren fabrikanten de interne concurrentie onder hun productmanagers aan. 7.2.4 Het kiezen van een merknaam Bij het kiezen van een merknaam moet er met 3 vuistregels rekening gehouden worden: 1. De merknaam moet origineel zijn en snel te herkennen 2. Het merk moet bij het product passen en zo mogelijk iets zeggen over een belangrijke eigenschap van het product. 3. De naam moet kort en gemakkelijk uit te spreken zijn, prettig klinken en dus goed te onthouden zijn. 7.3.1 Productontwerp Productontwerp houdt in: de wijze waarop een productconcept - zowel technisch als commercieel – wordt uitgewerkt in een fysiek product. Hun producten beantwoorden niet alleen aan het doel waarvoor ze worden gekocht en zijn dus functioneel, maar zien er ook aantrekkelijk uit. 7.3.2 Functies van de verpakking Productinformatie: dankzij het algemeen aanduidingenbesluit vinden we op voorverpakte levensmiddelen de naam van het product, de naam en het adres van de fabrikant of de importeur, de netto hoeveelheid, de plaats van herkomst, de ingrediënten en de voedingswaarde. Symbolisch imago: Een verpakking roept bepaalde gevoelens op bij de consument. Marketeers zorgen ervoor dat het imago dat de verpakking uitstraalt, overeenkomt met het sociaal-symbolische imago van het product zelf. Productdifferentiatie: De verpakking speelt in het kader van de positioneringsstrategie een belangrijke rol bij de door de leverancier beoogde productdifferentiatie. Stimulering van het verbruik: Meestal neemt de consumptie van een product toe als de verpakking het gebruiksgemak verbetert. 7.4.1 Wat houdt een assortiment in? Met het assortiment bedoelen we alle producten die de onderneming aanbiedt, dus het geheel van productgroepen, producten, productvarianten en merken. Een productgroep is een reeks van producten die nauw aan elkaar zijn verwant. Vaak voorzien ze in dezelfde behoefte. 7.4.2 Dimensies van het assortiment Er zijn vier verschillende dimensies: Breedte van het assortiment: heeft betrekking op het aantal verschillende productgroepen dat een bedrijf voert. Lengte van het assortiment: slaat op het totale aantal artikelen dat een bedrijf voert. Diepte van het assortiment: omvat4 het aantal varianten (merken, typen, modellen en uitvoeringen) dat binnen een bepaalde productgroep wordt aangeboden. Consistentie van het assortiment: houdt in dat een winkel/bedrijf een product gaat verkopen dat niet in het assortiment past/thuis hoort. Deze trend wordt tevens branchevervaging genoemd. 7.4.3 Assortimentssanering Een belangrijke overweging bij assortimentswijzigingen is de 20/80-regel. Deze zegt dat ongeveer 20% van de gevoerde artikelen voor circa 80% van de totale omzet zorgt. Deze 20% vormt het kernassortiment. De resterende 80% noemen we het randassortiment. Bij assortimentssanering wordt eerst naar de minder lopende 80% gekeken. 7.4.4 Uitbreiding van het assortiment We onderscheiden vier strategieën om het assortiment te vergroten: Trading-up: een uitbreiding van het assortiment met een kwalitatief beter artikel in een hogere prijsklasse noemen we trading-up. Trading-down: is het toevoegen van een lager geprijsd artikel aan het assortiment om hiermee een grotere doelgroep te bereiken. Dat lukt vaak omdat men bij de assortimentsuitbreiding profiteert van de gevestigde merknaam en het kwaliteitsimago van het bestaande product. Line filling: hierbij wordt de productlijn uitgebreid door het toevoegen van producten of productvarianten binnen de huidige productlijn en prijsrange. Merkextensie: hierbij wordt de oorspronkelijke merknaam nu echter ook voor een andere productklasse gebruikt. Marketing hoofdstuk 8 Voor een goede marktbewerking is communicatie met de consument onmisbaar. Communicatie- of promotiebeleid kan onder anderen bestaan uit reclame, publiciteit, public relations, sponsoring, persoonlijke verkoop, direct marketing en sales promotion. 8.1 Inzicht in marketingcommunicatie Promotie/marketingcommunicatie: combinatie van alle middelen die een bedrijf inzet om zijn doelgroepen te informeren, dan wel zodanig te beïnvloeden, dat ze een bepaald idee accepteren of een product/dienst kopen. 8.1.1 De communicatiemix o Reclame: ‘’elke vorm van communicatie over producten, diensten, ideeën of organisaties door een adverteerder, die daarbij –tegen betaling- gebruikmaakt van massamedia met als doel kennis, de houding of het gedrag van een doelgroep te beïnvloeden.’’ o Publiciteit: een vorm van communicatie die ontstaat doordat een bedrijf informatie aan de media verstrekt in de hoop dat de essentie daarvan –zonder betaling- wordt uitgezonden. o Public relations: het doel is het bevorderen van wederzijds begrip tussen de organisatie en haar doelgroepen. Ze proberen een positief imago v/d organisatie te creëren. Dit doen ze via de publiciteit of: o Sponsoring: het verlenen van (financiële) steun aan een persoon of organisatie in de hoop op commerciële publiciteit om zo naamsbekendheid te krijgen of goodwill te werven. o Persoonlijke verkoop: een vertegenwoordiger v/h bedrijf houdt een mondelinge presentatie voor een potentiële afnemer, met als doel iets te verkopen. o Sales promotion: zorgt voor een tijdelijke verbetering van de prijs-waardeverhouding van een product. Bijv. korting of verhoging op de waarde. Het doel is om op korte termijn de omzet te vergroten. o Direct marketing: het opbouwen en het onderhouden van een directe duurzame relatie met klanten om transacties te creëren waarmee beide partijen hun doel bereiken. Bijv. nieuwsbrieven, relatietijdschriften. Geïntegreerde communicatie: als de gelijktijdig ingezette elementen v/d communicatiemix en media zodanig geïntegreerd worden gebruikt, dat de communicatie-uitingen elkaar versterken. 8.1.2 Vergelijking van persoonlijke en massacommunicatie Communicatie: uitwisseling van informatie tussen organisaties en personen, vaak om hen te beïnvloeden. Bestaat uit 2 soorten kanalen: o Persoonlijke communicatie: bestaat uit mensen o Massamedia: bestaat uit media waarbij de ontvangers v/d boodschap niet exact kunnen worden bepaald. (ook wel massacommunicatie genoemd) Hoe belangrijk de verschillende communicatie-instrumenten zijn voor een bedrijf hangt af van de vraag of de markt. (Figuur 8.1) 8.1.3 Hoe werkt communicatie Stap 1: coderen: omzetten van de ideeën in symbolische vorm, zoals in woorden en illustraties. Stap 2: de vormgegeven boodschap wordt verzonden via een bepaald medium: een communicatiekanaal dat de boodschap v/d zender overbrengt naar de ontvanger. Bijv. reclamecampagne, advertenties. Stap 3: decoderen: de ontvanger moet de boodschap nu verwerken en interpreteren. Hij ‘vertaalt’ de woorden en de beelden in bepaalde informatie. Stap 4: feedback of terugkoppeling. Er kan worden nagegaan of de boodschap goed bij de doelgroep is terechtgekomen of moet worden bijgesteld. Ruis: staat in het communicatiemodel. Een punt waar iets fout kan gaan. Bijv. misverstanden tussen fabrikant en reclamebureau. 8.2 De rol van reclame in het communicatiebeleid Welke plaats neemt reclame in in het ondernemingsbeleid? En welke verschillende soorten reclame kan een onderneming gebruiken? 8.2.1 Invloeden op de samenleving De voordelen van reclame: o Het is een bron van informatie over bestaande of nieuwe producten en diensten. o De reclameopbrengsten worden gebruikt om programma’s van te maken. o Dankzij reclame kunnen massamarkten ontstaand die de economische groei bevorderen en tot schaalvoordelen in de productie en distributie leiden. o Dalende kosten van persoonlijke verkoop. En dat houdt de prijzen laag. o Fabrikanten die hun naam aan de geadverteerde merkartikelen verbinden, zijn eerder geneigd hoge kwaliteitsnormen te handhaven. 8.2.2 Plaats in de organisatiestructuur Reclame speelt een minder prominente rol dan je denkt. De reclame is slechts een van de instrumenten v/h communicatiebeleid. Bovendien wordt die mix weer grotendeels bepaald door het marketingplan en het totale ondernemingsplan. Figuur 8.3 Reclameplan: bestaat uit keuze van doelgroep, formuleren van reclamedoelstellingen, vaststellen reclamebudget etc. 8.2.3 Soorten reclame Communicatieproces: het proces waarbij een zender aan een ontvanger een boodschap verzendt via bepaalde media. Indeling naar zender o Producentenreclame: dagelijkse advertenties, afkomstig van bijv. Grolsch, DE, Philips. Adverteren om consumenten bewust te maken van hun assortiment, of doen suggesties voor nieuwe toepassingen. o Collectieve reclame: gezamenlijke reclame van concurrenten in een bedrijfstak. (horizontale collectieve reclame) Bijv. de vraag naar fietsen stimuleren ipv naar een merk (bijv. Gazelle) o Detailhandelreclame: hun doel is zo groot mogelijk aantal klanten de winkel in krijgen. o Coöperatieve reclame: de detaillist en de fabrikant delen de kosten van de advertentie. (verticale collectieve reclame) o Ide-eële reclame: reclame van non-profitorganisaties. Geen commerciële boodschap. Voordelen & nadelen collectieve reclame: - Voordeel voor de fabrikant: detaillisten zullen zijn producten eerder promoten & lagere reclame kosten - Nadeel voor de fabrikant: extra tijd en dus geld krijt om iedereen op één lijn te krijgen. - Voordeel detaillist: lagere reclame kosten en professionele reclame die het imago v/d zaak ten goede komt - Nadeel detaillist: landelijke advertentie is niet optimaal voor lokaal gebruik. Indeling naar ontvanger o Consumentenreclame: alle reclame met de consument als doelgroep. Denk aan webvertising (adverteren via websites), radio, tv. o Industriele reclame: organisatiegerichte reclame. Bestemd voor organisatie met of zonder winstdoelstellingen. o Handelsreclame: doel is communiceren met leden van het distributiekanal zoals detaillisten, groothandelaren etc. o Professionele reclame: gericht op artsen of andere adviseurs van consumenten(bijv. tandarts) Indeling naar boodschap o Informatieve reclame: informatie overbrengen. Komt vaker voor in handelsreclame dan in consumentenreclame. o Vergelijkende reclame: twee of meer merken uit dezelfde productcategorie worden met elkaar vergeleken. Komt vooral voor in industriële & consumenten reclame. De onderneming kan zelf de kern van de boodschap vormen. Dit noemen we instutionele reclame of corporate advertising. Het doel is het image bevestigen of te veranderen. o Thema reclame: ondernemers proberen hiermee de kennis of attitudes v/d doelgroep blijvend te beïnvloeden. Beïnvloedt de koopbereidheid op lange termijn. o Actiereclame: veel detaillisten kiezen hier voor. Dat is reclame waarin ze tijdelijke prijskortingen of acties aankondigen om de verkoop op korte termijn te verhogen. Bij actiereclame koopt de adverteerder als ware omzet en met themareclame koopt hij consument. Indeling naar medium o Etherreclame: reclameblokken op radio + tv o Persreclame: kranten, tijdschriften. o Point-of-purchase reclame: promotie in de winkel zelf (raamstickers, affiches) o o o Directe reclame: ook wel rechtstreekse reclame. Reclame-uiting is tegelijk het medium. Denk aan de Allerhande (blad v/d AH). Direct mail: Als reclame persoonlijke geadresseerd zijn (post) Internetwebsites: een steeds vaker gebruikt medium 8.2.4 Model van het communicatiebeleid De stappen voor het opstellen v/h communicatieplan. De ontwikkeling van de boodschap, selectie v/d media, meting v/d resultaten & bijsturing. DIT KOMT IN DE REST V/H HOOFDSTUK AAN DE ORDE! (BELANGRIJK DUS) 8.3 Communicatiedoelgroep en –doelstellingen Wat zijn onze doelgroepen? Kunnen die het best via pull- of een pushstrategie worden bereikt? 8.3.1 Doelgroepkeuze Communicatiedoelgroep: afgebakende groep personen of organisaties waarop de boodschap wordt gericht. Onderscheid tussen: - Primaire doelgroepen: waarin men het meest is geïnteresseerd - Secundaire doelgroepen: is van minder belang, maar kan toch een rol spelen bij het realiseren v/d ondernemingsdoelstellingen. 8.3.2 Pull- en pushstrategieën Figuur 8.5 Pullstrategie: de producent richt zich rechtstreeks tot de consument. Door reclame probeert hij vraag naar zijn product te krijgen waardoor detaillisten zijn producten ‘gedwongen’ moeten kopen. Het product wordt als ware door het kanaal ‘getrokken’. Pushstrategie: de vertegenwoordigers v/d fabrikant ‘pousseren’ het product zo sterk dat de tussenhandel bestelt. De fabrikant ‘drukt’ zijn product als ware door naar de volgende schakel. Wordt veel toegepast bij industriële goederen, maar ook bij meubilair en kleding. Veel informatie en ideeën bereiken de doelgroep via de omweg van opinieleiders. Dat zijn personen die, dankzij hun kennis of deskundigheid op een bepaald gebied, anderen sterk in hun houding en gedrag beïnvloeden. Deze communicatievorm is slecht te beïnvloeden door ondernemers. 8.3.3 Communicatiedoelstellingen formuleren Om te zeggen dat het gewenst is dat de omzet omhoog gaat een reclamedoelstelling is, is zinloos. Want de omzet wordt niet alleen bepaald door de reclame. Het te bereiken omzet is meer een marketingdoelstelling. Hoe moeten we de reclame- of communicatiedoelstellingen dan wel formuleren? Datgene wat we met de communicatieactiviteiten willen veranderen of realiseren. Een goed hulpmiddel bij het bepalen v/d doelstellingen en bij de planning van een reclamecampagne is het gebruik van een klassiek hiërarchisch model. - AIDA-model - DAGMAR MODEL AIDA-model Omschrijft de stadia die iemand achtereenvolgens doorloopt voordat hij een aankoopbeslissing neemt. De informatieverwerking & besluitvorming van de consument: Attention: aandacht Interest: belangstelling Desire: de wens om het product te bezitten Action: leidend tot de feitelijke aankoop De mogelijke doelstellingen voor de onderneming: Attention: aandacht trekken Interest: belangstelling wekken en vasthouden Desire: verlangens oproepen Action: actie ontketenen DAGMAR-model Defining Advertising Goals for Measured Advertising Results Een goede reclamedoelstelling duidt aan: - Wat we willen bereiken in kennis, houding of gedrag - Bij welke doelgroep - Binnen welke periode Het uitganspunt is ook hier dat de consument diverse stadia doorloop: achtereenvolgens die van bekendheid, begrip, overtuiging en actie. Toepassing in de praktijk 1. Eerst de markt in kaart brengen 2. Analyseren we onze eigen marktpositie 3. Concrete communicatiedoelstellingen voor de doelgroep formuleren 4. Hieruit vloeien zinvolle criteria waarmee later kan worden nagegaan of het doel bereikt is 8.4 Het communicatiebudget vaststellen Hoeveel geld kun je het best besteden aan marketingcommunicatie? In de praktijk worden diverse methoden gebruikt om het communicatiebudget te bepalen. 8.4.1 Omzetpercentagemethode Een van de meest gebruikte budgettering is een vast percentage nemen van de behaalde of de verwachte omzet. Als het bijv. 5% v/d omzet is & de omzet is 5 miljoen. Is het budget €250000. Een eenvoudige en veilige methode: je geeft nooit meer uit dan het kan opbrengen. Voordeel: een reclame oorlog wordt voorkomen Nadeel: de omzet bepaalt de hoogte van het budget terwijl dat eigenlijk andersom zou moeten zijn. Sommigen geven voorkeur aan de anticyclisch budgetteren: bij laagconjunctuur juist meer aan reclame uitgeven & bij hoogconjunctuur juist minder. 8.4.2 Sluitpostmethode Sommigen vormt het reclamebudget de sluitpost van de begroting. Zij besteden niet meer aan reclame dan zij kunnen veroorloven. Men berekent wat er na aftrek van alle kosten overblijft, en dat wordt het budget. Nadeel: het kan van jaar tot jaar sterk verschillen, geen relatie met de doelstellingen waardoor er niet op langetermijn gepland kan worden. 8.4.3 Concurrentiemethode In branches met weinig concurrenten stellen bedrijven hun budget vaak vast op basis van dat van de grootste concurrent. Voordeel: Met deze concurrentiemethode voorkomen ondernemers een reclameoorlog en handhaven ze de status quo in de branche. Nadeel: er is een risico dat de promotie-uitgaven niet optimaal zijn. 8.4.4 Taakstellende methode Ook bekend als doelstellingen-takenmethode. We bepalen achtereenvolgens welke communicatiedoelstellingen we precies willen bereiken, welke activiteiten nodig zijn om deze te realiseren, en hoeveel dat gaat kosten. Immers, het effect van een reclamecampagne blijkt moeilijk te voorspellen en te meten. Dat komt door het Carry-overeffect: waarbij in het verleden gemaakte reclame nog steeds nawerkt (en de huidige themareclame ook in de toekomst vruchten blijft afwerpen). Dit maakt het lastig het effect van één bepaalde campagne te isoleren. 8.5 De communicatiemix bepalen Het bepalen van een optimale communicatiemix is een ware uitdaging. De beslissingen hierover hangen niet alleen af van de hoogte van het budget maar van de strategie die wordt ontwikkeld om de geformuleerde doelstellingen te bereiken. 8.5.1 Strategieontwikkeling Bij strategieontwikkeling staat de vraag centraal: Welke boodschap moet worden overgebracht om de doelstelling te bereiken? De klant moet weten wat hij aan het merk heeft. Denk aan blue band, de centrale boodschap is daar ‘de zorg voor gezonde kinderen’. Als een product unieke eigenschappen heeft die een goed verkoopargument of reclamethema vormen, kan het bedrijf zijn te communiceren boodschap zelfs tot dit centrale thema beperken. Dit heet Unique Selling Proposition (USP). Er zijn weinig USP producten door me-too-producten. 8.5.2 Thema- of actiecommunicatie? Wat wil je met de campagne bereiken? Themacommunicatie: kennis of houding van de doelgroep op lange termijn beïnvloeden. Actiecommunicatie: op korte termijn/direct door de stimulering van het koopgedrag de omzet te vergroten. Het kiezen van de elementen van de communicatiemix is afhankelijk van de doelgroep, ook hangt het af de fase van de productlevenscyclus. 8.5.3 Beoogde respons De instrumenten van de communicatiemix hebben verschillende uitwerkingen op de consument. Je moet ook kijken naar het gewenste respons. Het AIDA-model en het respons van verschillende instrumenten staan weergegeven in Figuur 8.7. Bijv. reclame heeft het meeste effect bij creëren van aandacht en belangstelling. 8.6 Campagneontwikkeling Stapsgewijze campagneontwikkeling. 8.6.1 Briefing Briefing: een instructie van de opdrachtgever aan het reclamebureau Een briefing is onmisbaar. Hierin wordt vastgelegd welke boodschap moet worden overgebracht. In een complete briefing staat: Product en markt Inzicht in unieke kenmerken (kwalitiet, prijsniveau) en de betekenis van het merk zijn essentieel voor de positionering en ook de omvang en ontwikkeling van de markt. Doelgroep Dit deel maakt duidelijk wie de kopers zijn, wat ze van het product weten en welke keuzecriteria ze hanteren bij de aankoop. Reclamedoelstellingen Welke reactie willen we bij de doelgroep oproepen en sluit deze aan bij de rest van het marketing- en communicatiebeleid? Ook bestaat dit deel uit een taakstellend aspect, waaruit de verwachtingen van de opdrachtgever staan. Propositie De propositie (reclamethema) is een kernachtige omschrijving van wat het product de koper te bieden heeft. Omdat hiermee de koopmotivatie wordt gestimuleerd, is dit thema in vrijwel elke advertentie terug te vinden. Hierin wordt omschreven wat in een reclamecampagne moet worden overgebracht. Het is de vertaling van de reclamestrategie in gewone consumententaal. De kracht van de campagne is dat de inhoud(wat we willen zeggen) en vorm(hoe we het zeggen) perfect op elkaar aansluiten! Tekst en vormgeving Een advertentie moet impact hebben. Hierin kan bijvoorbeeld staan dat er muziek mag worden gebruikt of dat het moet aansluiten op een grotere internationale campagne. Mediavoorkeur Een eenmaal ontwikkeld creatief concept geeft richting aan de mediavoorkeur. Budget en tijdsplanning Door aan te geven wat het budget is voorkomt men onnodig werk/frustraties. En hierin staat ook wanneer het klaar moet zijn. 8.6.2 Creatief concept Na de briefing kan de conceptontwikkeling beginnen. Het is een globale vaststelling van de boodschap. Het kan verschillende benaderingen hebben zoals: o Wat zijn de voordelen (Max Havelaar) o Hoe werkt het (iMac) o Toegevoegde waarde creëren Heeft de opdrachtgever het goedgekeurd, dan kan het reclamebureau verder met de uitwerking. Zo moeten beslissingen worden genomen over: o Een kopregel (heading) die de aandacht trekt o Illustraties (art) die de juiste sfeer overbrengen o Een tekst (copy) die geloofwaardig is en de nodige informatie overdraagt 8.6.3 Selecteren van media Via welke media kan de doelgroep het beste worden bereikt? Zelfs al weet je de mediumtypen (dagbladen, radio, tv) worden gebruikt, moet nog worden bepaald hoe het reclamebudget over de individuele media (welke opiniebladen,omroepbladen) wordt verdeeld. de mediaplanner maakt deze keuzes op basis van bepaalde criteria en legt deze vast in een mediaplan. Mediaplan Het mediaplan omschrijft de mediadoelstelling en geeft de strategie weer om deze te bereiken. Het omvat de details over de begroting, de in te schakelen media en het plaatsingsschema. Naast wie we willen bereiken moet in de doelstellingen ook staan wat we willen bereiken. Daartoe wordt bepaald hoeveel mediadruk nodig is om de reclameboodschap goed over te brengen. Dit omvat zowel het gewenste bereik (aantal personen) en de frequentie: het aantal keren dat de doelgroep met de boodschap wordt geconfronteerd. TABEL 8.3 VOOR & NADELEN MEDIUMTYPEN! Criteria voor mediaselectie Welke media in aanmerking komt om de boodschap over te brengen hangt af van 3 factoren: o Het communicatievermogen: is het medium geschikt om de boodschap over te brengen. o Het bereik: het aantal personen dat met het medium wordt geconfronteerd. Voor de adverteerder is het aantal bereikte personen van minder belang dan het percentage v/d communicatiedoelgroep dat een bepaald medium bereikt. Dit heet dekking. Bijv: Prive bereikt 115000 jongeren van de in totaal 780000. De dekking is 115000:780000= 14,7 %. De rest dus 85,3% is de zogeheten waste. o De kosten van elk medium: we rekenen de mediakosten altijd om in kosten per duizend, ofwel een bedrag per duizend bereikte personen in de communicatiedoelgroep. Bijv: een blad heeft een oplage van 6000. Iedere abonnee geeft het blad een keer door. Dus dat is 12000. Als van hen 10000 tot de doelgroep horen en de kosten van de advertentie €1250 is. Dan zijn de kosten per duizend: €1250: 10 = €125,8.6.4 Meten van het effect Het effect van een campagne moet worden beoordeeld aan de hand van de eerder geformuleerde doelstellingen. De advertenties kunnen zowel worden getest voordat de campagne wordt gevoerd (pretest) en daarna (posttest). Pretest: consumenten worden dan ondervraagd over een reclamecampagne. Zo bepaalt men of er geen communicatiebarrières zijn en of de boodschap overkomt. Posttest: heeft de reclame het beoogde effect gehad? Wanneer gaat het thema vervelen en moet het vervangen worden? Wat is het medium- en reclamebereik precies? De impact van een campagne kan het best worden beoordeeld op basis van onmiddellijke reacties van consumenten op de reclame zoals hun aandacht, waardering. Dit noemen we het verwerkingseffect. Uiteraard heeft dat alleen zin als aan het begin een nulmeting is gedaan. 8.7 Public relations PR wordt steeds belangrijker. Veel activiteiten zijn ook gericht op andere groepen dan klanten. Zo houdt corporate pr zicht vooral bezig met image building. 8.7.1 Taken van PR PR probeer t een goede relatie met diverse publieksgroepen op te bouwen, onder andere door een positief image te creëren v/d organisatie en haar beleid. Door de planmatige aanpak van de public-relationstaken worden dit routinezaken en kunnen zelfs onverwachte gebeurtenissen, zoals een product-recall (terughalen van defect producten naar de leverancier), worden afgewerkt volgens een blauwdruk voor actie. PR activiteiten worden gericht op doelgroepen binnen & buiten de organisatie. Onderscheid wordt gemaakt tussen: o Interne publieksgroepen: personeel, ook gezinnen van personeelsleden, oudwerknemers en raad van commissarissen. Veel van de interne communicatie hangt samen met de identiteit v/d onderneming. Populaire interne communicatiemedia: personeelsbladen, prikborden, nieuwsbrieven. o Externe publieksgroepen: afnemers, tussenhandel, leveranciers, brancheorganisaties en de aandeelhouders. Zij zijn belangrijk voor het voortbestaan van de organisatie. Andere externe doelgroepen zijn: actiegroepen, vakbonden, sollicitanten & zelfs de gehele bevolking. Een belangrijke taak is; het overdragen van een bepaald imago op het publiek. een communicatiemiddel voor externe pr-functie: lobbying bij de overheid, deelname aan bedrijvendagen etc. 8.7.2 Pr-beleidsvorming Net als marketeers volgen ervaren public-relationsmanagers een systematiek van analyse, planning, uitvoering en controle. •4 Evaluatie en bijsturing •1 Omschrijving van de prprobelemen Controle 'Hebben we onze doelstelling bereikt?' Uitvoering 'Wat moeten we precies doen en wanneer?' •3 Implementatie van het marketingbeleid Analyse 'Hoe staan we bekend en waarom? Planning 'Hoe willen we gezien worden en hoe bereiken we dat? •2 Ontwikkeling van de strategie en tactiek 8.8 Sponsoring In de praktijk levert de sponsor geld, goederen, knowhow of andere diensten. Als tegenprestatie helpt de gesponsorde organisatie de marketingcommunicatiedoelstellingen van haar ‘geldschieter’ te verwezenlijken. 8.8.1 Doel van sponsoring Een groot voordeel van sponsoring is dat een bedrijf zijn doelgroep op ongedwongen wijze kan benaderen. Consumenten worden niet onder druk gezet. Ook is sponsoring efficiënt. Ten slotte is sponsoring een ideaal communicatie-instrument voor producenten van drank/sigaretten om het reclameverbod v/d overheid te omzeilen. Sponsoringdoelstellingen: o Naamsbekendheid vergroten o Merkimago verbeteren o Goodwill kweken 8.8.2 Sponsoringstrategieën Sluikreclame: GTST wordt gesponsord door Breaker. Die zie je dan soms voorbij komen in een aflevering. Net zoals thuisbezorgd etc. De meeste sponsors geven voorkeur aan project met een zo hoog mogelijke commerciële waarde. Een goede strategie is om bijv. een sport te kiezen die aansluit bij het eigen marketingbeleid en bij de interesses van de doelgroep Marketing hoofdstuk 9 Persoonlijke verkoop leidt tot snellere resultaten en is van menig bedrijf ook van groot belang. 9.1 Belang van persoonlijke verkoop Veel van ons hebben een hoge dunk van verkopers. We zien hen als gladde praatjes verkopers of huis-aan-huisverkopende colporteurs. Deze beelden zijn erg achterhaald. 9.1.1 Soorten verkopers Onder de term verkoper gaan verschillende functies schuil: receptieve verkoop (koper gaat zelf naar de winkel), afstandsverkoop (contact per telefoon, mail) en ambulante verkoop (waarbij de klant bezocht wordt. Hier richten we ons op. We noemen dat een vertegenwoordiger. We onderscheiden verschillende vertegenwoordigers: o Merkartikelenvertegenwoordiger: verkoopt uitsluitend merkartikelen en houdt de tussenhandel op de hoogte. o Routeverkoper: levert zijn producten direct uit de auto af, haalt lege emballage op en brengt reclamemateriaal aan. o Merchandiser: zorgt in winkels voor een optimale schappresentatie van zijn producten. Hij heeft een verkoopondersteunende taak. Als hij een heel vak voor de detaillist onderhoudt, spreken we van een service merchandiser. o Missionary salesman: probeert het aantal verkooppunten voor zijn producten te vergroten. o Sales engineer: bewerkt de business-to-business markt. o Accountmanager: verantwoordelijk voor het ontwikkelen en onderhouden v/d relatie met een of meer grote klanten. 9.1.2 Taken van vertegenwoordigers Vertegenwoordigers hebben minstens 3 taken: 1. Ze boeken orders 2. Ze spelen als contactpersoon de nodige informatie aan klanten en eigen organisatie 3. Het verlenen van service *De figuur hiernaast brengt taken, die daaronder worden uitgelegd Producten introduceren Een persoonlijke verkoopinspanning is vaak onmisbaar om afnemers over de streep te trekken. Nieuwe afnemers werven Vertegenwoordigers zijn voortdurend bezig met nieuwe klanten. Zo breiden ze de distributie en daarmee hun marktaandeel uit. Marktinformatie verzamelen De vertegenwoordigers moeten voortdurend de veranderende wensen en behoeften van afnemers, acties van concurrenten en andere ontwikkelingen op de markt in de gaten houden. Service verlenen Ervoor zorgen dat de overschakeling op het nieuwe product de bedrijfsvoering zo min mogelijk verstoort en dat het personeel goed is getraind, behoort tot de serviceverlening van de leverancier. Herhalingsaankopen bevorderen Ook bij winkelverkoop zijn vertegenwoordigers bezig zoals regelmatig verzorgen van het schap, het ontwikkelen van een schapindelingssysteem en een optimale artikelpresentatie. Deze strategie werkt opbrengstverhogend. Persoonlijke verkoop bestaat niet alleen uit buitendienst maar ook uit binnendienst. Binnendienstverkopers ondersteunen de vertegenwoordigers bijv. bij het uitbrengen van offertes, verzenden van facturen etc. dankzij deze hulp kunnen vertegenwoordigers zich beter richten op hun eigen rol in het verkoopproces. 9.2 Het verkoopproces 9.2.1 Voorbereiding De voorbereidingsfase bestaat uit het vinden van prospects en een oriëntatie vooraf aan het bezoek. Prospects vinden Prospecting: opsporen en selecteren van potentiële klanten. Is met name bij eenmalige aankopen. Dit is voortdurend nodig om de omzet te peilen. Welke prospects hij benadert, hangt af van zijn gegevensbestand. Als hij niet beschikt over leads (namen van potentiële klanten die relaties hem toespelen) kan hij de aanvragen raadplegen die uit de reclame, website en deelname aan beurzen voortkomen. Dit levert meer op dan cold calls (waarbij onbekenden op goed geluk worden benaderd) Oriëntatie vooraf Hij moet zich bijv. afvragen: In welke fase van het verkoopproces bevindt de prospect zich? Met welke leveranciers doet hij nu zaken? 9.2.2 Overreding De kern van het verkoopproces bestaat uit de verkooppresentatie & ingaan op bezwaren. Verkooppresentatie Niet verkopen, maar de klant helpen bij de inkoop is het uitgangspunt. In verkoopcursussen gebruikt men daartoe, als geheugensteun, de VOCATIO-formule. Verkenning: verken de problemen en behoeften van de afnemer Omschrijving: omschrijf de problemen zo, dat de klant ermee eens is Confrontatie: breng het product onder de aandacht door in verband te brengen met de behoeften Argumentatie: geef argumenten die de aankoop helpen rechtvaardigen Tegenwerpingen: reageer op tegenargumenten v/d klant & probeer ze te ontzenuwen Instemming: let op een signaal v/d klant dat hij het product wil kopen Order: Gebruik een afsluittechniek om de bestelling te noteren Succesvolle verkopers leggen in hun presentatie niet de nadruk op de kenmerken van het product(kwaliteit) maar op de voordelen die ze bieden (veiligheid, betrouwbaarheid). Door deze te koppelen aan wensen&behoeften v/d klant kunnen ze verkoopargument aandragen die elk zijn afgestemd op de koopmotieven v/d klant. Ingaan op bezwaren Een ervaren vertegenwoordiger brengt de nadelen van zijn product op de juiste momenten naar voren, bijv. wanneer ze met een sterk tegenargument kunnen worden gecompenseerd. In een voorbeeld op pag. 221 zijn verschillende technieken te zien. 9.2.3 Transactie In de transactiefase komt het er nu op aan de order te boeken en vervolgens de nodige nazorg te bieden. De order afsluiten Deskundige verkopers letten op zekere signalen van de klant zoals zijn ‘lichaamstaal’. Het afsluiten van de order blijft een kwestie van timing en kan op verschillende manieren in gang worden gezet. Bijv. de verkoper kan vragen of hij interesse heeft in A of B en dan reactie afwachten. (trial close) Of alle voordelen nog eens samenvatten en dan toestemming vragen voor het noteren van eenorder. Nazorg Om een tevreden klant te krijgen die nog meer zaken wil doen moet je alle beloftes nakomen. Nadat de bestelling is uitgevoerd, moet de klant opnieuw worden bezocht om te zien of alles naar wens is. Met de toenemende belangstelling voor relatiemanagement zien steeds meer vertegenwoordigers hun taak om de relaties met de klant te onderhouden ipv het behalen van een max. omzet. 9.3 Sales management en verkoopdoelstellingen Niet elke verkoper is ook bereid de leiding van het verkoopapparaat (Sales management) op zich te nemen. Toch is de kans best groot dat de beste verkopers doorstoten naar een positie, waarin zij managementverantwoordelijkheden krijgen. Ze worden dan steeds meer betrokken bij de ontwikkeling en de implementatie van een doeltreffende verkoopstrategie. Figuur 9.3 Elementen van een verkoopstrategie 9.3.1 Leiderschap en planning Veel verkopers werken soms weken zonder hun chef te zien. Voor de verkoopleider of diens baas, de salesmanager, brengt dit de uitdaging met zich mee om mensen te stimuleren en te sturen met wie hij slechts weinig contacten heeft. Het eenvoudigweg opdragen van bepaalde taken en verkoopdoelstellingen aan de grote zelfstandigheid werkende vertegenwoordigers biedt geen garantie dat zij zich hier ook aan houd. Soms bij drukke periodes schiet nazorg voor de klanten er bij in. 9.3.2 Management by objectives Bij het leidinggeven aan hun verkoopteam passen veel verkoopdirecteuren het systeem van management by objectives (MBO) toe. Doelstellingen bepalen Strategieën ontwikkelen De verkoopleider en de vertegenwoordiger vormen samen een goed duo bij het uitstippelen van een strategie die werkt. Prestaties evalueren Vorderingen moeten voortdurend worden beoordeeld. Voor het niet realiseren van doelstellingen zijn 4 mogelijke oorzaken: o Het doel is te hoog gegrepen o De strategie deugt niet o De omgeving is veranderd o De verkoper is onbekwaam (doet niet goed zijn werk) Integratie in het beleid MBO werkt alleen als het systeem volledig in het ondernemingsbeleid wordt geïntegreerd. Zo moeten de middelen beschikbaar zijn voor eventuele bijsturing. Ook het beloningsstelsel moet erop zijn afgestemd. 9.4 Organisatorische opzet Een goede organisatie van de buitendienst vraagt om 3 beslissingen: 1. Wie bezoekt welke afnemer? Kunnen vertegenwoordigers het best worden ingedeeld naar gebied, product of afnemer? 2. Welke omvang moet de buitendienst hebben? Het aantal vertegenwoordigers is zowel van invloed op het marktaandeel als op de kosten. 3. Hoe groot moeten de rayons (gebied waarbinnen een bedrijf/persoon zijn werk doet) zijn? Een te groot rayon leidt tot gemiste kansen, terwijl een te kleine onvoldoende provisie (percentage van de verkoopsom als beloning voor verleende diensten) voor de vertegenwoordigers oplevert. 9.4.1 Indelen van vertegenwoordigers Indelen naar regio Ook wel rayonindeling. De vertegenwoordiger verkoopt binnen zijn eigen rayon het volledige assortiment. Figuur 9.5. Een nadeel: is dat de productkennis v/d vertegenwoordiger wellicht te wensen overlaat en hij moet zijn aandacht verdelen over verschillende typen afnemers. Een voordeel: weinig tijd met reizen, snel kan reageren op acties van plaatselijke concurrenten en kan inspelen op regionale gewoontes. Indelen naar product Elke vertegenwoordiger is gespecialiseerd in een of meer producten. Elke vertegenwoordiger verkoopt in zijn rayon alleen zijn ‘eigen’ producten. Figuur 9.6. Voordeel: elke vertegenwoordiger ken zijn product en de markt door en door. Nadelen: hogere reiskosten en vanuit de klant gezien, hij moet regelmatig tijd vrijmaken om verschillende vertegenwoordigers van dezelfde leverancier te woord te staan. Indeling naar afnemer De leverancier splitst zijn klanten systematisch op in bepaalde categorieën en legt iedere vertegenwoordiger zich toe op een bepaalde type klant. Figuur 9.7. Nadeel: ook weer hoge reiskosten Voordeel: de meeste klant stellen de relatie met de vertegenwoordiger en de op hen toegesplitste benadering zeer op prijs. Deze methode van marktbewerking sluit goed aan op de marketinggedachte! 9.4.2 Omvang van de buitendienst De omvang van de buitendienst kan worden berekend door de Talley-formule: Aantal vertegenwoordigers= Aantal te bezoeken klanten x gemiddelde bezoekfrequentie Bezoekcapaciteit per vertegenwoordiger Hoewel de formule zinvol is bij prognoses van het personeelsbestand en de budgettering van nieuwe bedrijven, groeit het aantal vertegenwoordigers in de praktijk vanzelf in de ideale situatie. Dat sommige afnemers vaker worden bezocht hangt samen met kwantitatieve overwegingen, zoals de concurrentiesituatie, de omzetverwachtingen en de gevolgde distributiestrategie. 9.4.3 Bepalen van de rayongrootte Bij het bepalen van de rayongrootte moet de salesmanager erop letten dat elk rayon een volledige bewerkingstaak omvat & voldoende omzetpotentieel heeft om voor de vertegenwoordiger interessant te zijn. Dit zijn niet de enige kwantitatieve factoren waarde omvang van afhangt, maar ook: o De rayon kan beter klein worden gehouden als je afnemers hebt met producten met een hoge omloopsnelheid. o Ook hebben kleinere rayons voorkeur bij: intensieve distributie, felle concurrentiestrijd die en bedreiging voor het marktaandeel vormt en waarbij vertegenwoordigers ook andere taken hebben. Bij alle andere gevallen kan de onderneming haar verkoopgebieden het best groot houden. 9.5 Het verkoopplan uitvoeren Een succesvolle uitvoering van het verkoopplan vraagt allereerst om een zorgvuldige werving, selectie en opleiding van vertegenwoordigers. Ook hun motivatie en beloning zijn van invloed. 9.5.1 Werving, selectie en training Werving van sollicitanten Als er geen kandidaten binnen het bedrijf zijn, wordt er een externe sollicitatieprocedure in gang gezet. Selectie van de juiste persoon De ideale verkoper moet in elk geval empathie hebben: het vermogen om de problemen v/d klant te begrijpen door als het ware in zijn schoenen te gaan staan. Andere gunstige kenmerken: veel energie en ambitie, positieve instelling, zelfvertrouwen. Ook moeten ze incasseringsvermogen hebben, omdat hun beroep soms eenzaam en ontmoedigend is. Training Iedere nieuwe verkoper, hoe ervaren hij ook is, moet enige training ondergaan, als was het alleen maar om inzicht te krijgen in alle producten en het marketingbeleid van de werkgever. 9.5.2 Motivatie en beloning Motivatie: de bereidheid tot een doelgerichte inspanning. Motiveren van vertegenwoordigers Door de aard van zijn werk moet een vertegenwoordiger constant worden gemotiveerd. In bedrijven met een ‘verkoopcultuur’ worden verkopers goed geïnformeerd en beloond voor hun risico’s en prestaties. Extra aandacht voor de motivatie is eveneens nodig om te voorkomen dat ze apathisch (laks) worden. Beloningssystemen Doelen beloningssystemen: honoreren van goede prestaties, verkoopinspanningen sturen en goede verkopers aan te trekken (en te behouden). 3 soorten beloningssystemen: o Vast salaris: bedrijf heeft de meeste invloed op het werk en de tijdsbesteding van de vertegenwoordigers. o Variabel inkomen o Basissalaris met omzetprovisie: zorgen voor een extra prikkel om hard te werken. Maar om er voor te zorgen dat ze liever duurdere producten verkoopt dan goedkopere product dat beter voor de klant is, worden de provisies soms losgekoppeld v/d verkoopprijs. 9.6 Direct marketing Steeds meer ondernemers gebruiken direct marketing (DM). Sommigen willen hun kosten van orderverkrijging verlagen, zich aan de toenemende macht v/d detailhandel onttrekken of andere barrières omzeilen. 9.6.1 Wat is direct marketing? DM is een combinatie van reclame- en verkooptechniek, distributiemethode en communicatiestrategie. Kenmerken van DM o Bij DM onderhoudt dmv post, e-mail etc. de leverancier directe contacten met zijn klanten. Ook media als nieuwsbrieven en relatietijdschriften zijn direct-marketingcommunicatie. o De producten die afnemers bestellen, worden doorgaans rechtstreeks aan hen geleverd. Via interactie (‘tweezijdige’) communicatie bouwt de aanbieder een directe relatie op. DM wordt ook wel interactieve marketing genoemd. o Door zijn klanten te bewerken en ook alle bijkomende activiteiten zelf te regelen, schakelt hij de tussenhandel uit. De bezorging verloopt meestal via post of koerier. o Bij effectief gebruik van DM vergroot de leverancier de kans dat de afnemer bij een vervolgaankoop weer voor hem kiest. Een voordeel is dat de kosten en de resultaten meetbaar zijn en dus tegen elkaar worden afgezet. Customer Relationship Management CRM is ook wel omschreven als databasemarketing: dit is het gestructureerd en het continu verzamelen, opslaan en analyseren van informatie over individuele klanten om daarmee op deze klanten afgestemde marketingactiviteiten te kunnen ontplooien en te evalueren. Het doel: elke klant zo goed mogelijk te leren kennen dat het bedrijf al weet wat hij nodig heeft voordat hij een behoefte heeft kunnen omzetten in een concrete wens. Direct marketing & CRM wordt zowel op de zakelijke als op de consumentenmarkt toegepast. 9.6.2 Contactinstrumenten Voor contact met klanten wordt verschillende instrumenten gebruikt zoals: mail, telefoon etc. Deze interactieve media hebben met elkaar gemeen dat ze een ‘adresseerbare’ manier van communiceren mogelijk maken met een meetbare respons. Direct mail Geadresseerde (niet op naam gestelde) reclame die per post wordt verzonden. Direct non-mail: ongeadresseerde brievenbusreclame (huis-aan-huisreclame, denk aan folders van Blokker etc) Telefoon Bedrijven gebruiken de telefoon als interactief marketinginstrument om systematisch hun doelgroep te benaderen. Velen verwarren DM-communicatie met telemarketing. Maar bij telefoonmarketing wordt de telefoon vooral ingezet om informatie te verstrekken, klachten te verhelpen. Bij DM-communicatie is het bijv. voor aankondigen van de introductie van een nieuw product, uitnodiging van beursbezoek. Andere rechtstreekse media Sponsored magazine: relatietijdschrift, om informatie over te brengen en zo de relatie met klanten te intensiveren (AllerHande, Philips Magazine) Videotex: verzamelnaam voor diverse interactieve elektronische media die een verbinding met een computer tot stand brengen. TV home shopping: is ook een effectief medium om consumenten direct de in tv-programma’s getoonde producten te laten kopen. 9.6.3 Het gegevensbestand Voor een goede werking van DM-strategie is een goed adressen- en gegevensbestand nodig. De namen v/d klanten vormen slechts een onderdeel v/d database. Een gerichte analyse van het gegevensbestand verschaft ook inzicht in hun koopgedrag. Ook wordt bijgehouden welke respons elke actie oplevert en welke prospects voor verdere bewerking in aanmerking komen. In tabel 9.2 worden enkele fundamentele veranderingen in het denken over CRM of DM samengevat. 9.7 Sales promotion Sales promotion ook wel verkoopbevordering (vaak promoties genoemd), is een veel gebruikt marketingcommunicatie-instrument. 9.7.1 Doel van Promotieacties De meeste managers zien Sales promotion als een techniek waarmee ze extra omzet bij de doelgroep kunnen boeken. Thematische promoties Bedrijven gaan naast de klassieke promoties (actiematige en op korte termijn gericht) steeds vaker thematische promoties ontwikkelen. Deze ondersteunen het imago en voegen als communicatievorm affectieve waarde aan het merk toe. Breedte- en dieptewerking De doelstellingen van promotionele acties, onderscheiden we horizontaal en verticaal werkende promoties. Horizontaal werkende promoties: verhogen van de omzet door het aantrekken van nieuwe klanten. De kopersgroep wordt verbreed. Verticaal werkende promoties: verkoopbevorderende actie op de huidige klanten. Deze kan 2 doelstellingen hebben: o De verbruiksintensiteit verhogen: proberen om de klanten meer van het product te laten gebruiken. o De merkentrouw verhogen en daardoor het marktaandeel uitbreiden. 9.7.2 Consumentenpromoties Voornaamste doelstellingen van consumentenpromoties in samenhang met mogelijke strategieën en technieken om ze te verwezenlijken. We verdiepen ons in de meest gebruikte consumentenacties: Prijsactie De winkelprijs wordt dan tijdelijk verlaagd. Prijspromoties zijn snel door te voeren en eenvoudig te communiceren. Bovendien is het resultaat direct meetbaar. Een nadeel van prijsactie is: ze trekken koopjesjagers aan en vaste klanten gaan hamsteren wat de toekomstige omzet terugdrukt. Om dat laatste te voorkomen is er refund-actie. Daarbij ontvangt de consument, na het opsturen van aankoopbewijs, eenmalig een korting op zijn bankrekening. Redemptie: het percentage v/d uitgegeven bonnen dat ter verzilvering wordt ingestuurd. Een alternatieve prijsactie is het uitgeven van waardebonnen of coupons. En weer een ander zijn bonusverpakkingen (nu 10% meer, 3 halen 2 betalen) Gratis weggever Bij het weggeven van monsters en premiums bestaat het voordeel uit goederen, ipv geld. Bedrijven verspreiden monsters om potentiële kopers laten kennismaken met nieuwe producten. De samples huis aan huis of per post verspreid of in winkels, beurzen. Een tweede vorm van gratis weggevers zijn premiums: kleinigheden die de consument bij de aankoop van een bepaald artikel cadeau krijgen. Als de consument een bedrag moet bijbetalen om het premium te verwerven, spreken we van selfliquidating premium. Premiums zijn het effectiefst als ze de themareclame van het bedrijf ondersteunen. Prijsvraag Het organiseren van een prijsvraag waarbij men kan meedingen naar een prijzenpakket is geregeld in de Wet op de kansspelen. De voorwaarde dat de deelnemers een prestatie verrichten, geldt niet voor een sweepstake: een soort gratis loterij waarbij men alleen de nummers hoeft in te sturen, maar verder de uitslag niet kan beïnvloeden. Sweepstakes worden veel gebruikt in campagnes om abonnementen te verkopen, klanten te werven en bestellingen bij postorderbedrijven te stimuleren. Spaaractie Spaaracties hebben ten doel de kopers voor lange tijd aan een merk of leverancier te binden. Hoewel spaaracties tot klantenbinding leiden, zit het bedrijf er voor lange tijd aan vast en zijn de kosten vrij hoog. Daarom stappen sommige ondernemingen over op clubpromotie: het lidmaatschap van zo’n club heeft een aantal voordelen. Zo krijg je gelijk korting, gratis tijdschrift en uitnodigingen voor evenementen. 9.7.3 Handelspromotie Ook wel trade promotions: verkoopbevorderende acties gericht op detaillisten, grossiers of andere tussenhandelaren. Het doel is de wederverkopers zover te krijgen om grotere bestellingen te plaatsen, meer schapruimte beschikbaar te stellen, displays toe te staan etc. We onderscheiden 2 vormen van handelspromoties: o Selling-in-activiteiten: gaat het erom dat de handel de producten in het assortiment opneemt, er de nodige aandacht aan besteed en een grotere voorraad aanhoudt. o Selling-out-activiteiten: het doel is de omzetsnelheid bij de handel te verhogen. Met folders, raambiljetten, displays etc. deze activiteiten worden ook wel aangeduid als merchandising. Een derde doelgroep voor promotieactiviteiten zijn de eigen verkoopmedewerkers van het bedrijf. Deze Sales force promotions, ook wel vertegenwoordigerpromoties genoemd, moet het personeel tot grotere verkoopprestaties prikkelen dmv bonussen, wedstrijden. 9.7.4 Trends in Sales promotion De voornaamste trends zijn de voortdurend toenemende bestedingen, de opkomst van promoties ‘op maat’ en een gecombineerd gebruik van promoties en directmarketingtechnieken. Hogere bestedingen Productiemanagers werken met hoge promotiebudgetten omdat er in korte tijd voldoende omzet en winst moet worden gescoord. Ook worden fabrikanten in hun strijd om een plaatsje op de schappen van de supermarkt, door de handel als het ware gedwongen tot hoge Sales-promotion-bestedingen. Maatpromoties Om bij verkoopbevordering te verzekeren van medewerking van grootwinkelbedrijven, bieden fabrikanten hun merken steeds vaker een exclusieve op maat gemaakte promotie aan. Er vindt dan ook een verschuiving van landelijke, uniforme acties naar tailor made promotions of maatpromoties. Joint promotion: promoties door twee of meer bedrijven georganiseerd. Direct-marketingtechnieken Een derde ontwikkeling op Sales-promotiongebied is de steeds vaker voorkomende toepassing van DMtechnieken bij de uitvoering van promoties. Marketing hoofdstuk 10 De prijs bepaalt onder meer hoe het product door de consument wordt ervaren, wie het kopen en hoeveel winst het oplevert. Met name door de toegenomen concurrentie is het prijsbeleid van grote invloed op de marktpositie v/d onderneming. Het is een geducht concurrentiewapen geworden. 10.1 De prijsbeslissing Prijszetting: hoeveel geld denken we dat het product de koper waard is. De prijsbeslissing wordt door verschillende factoren bepaald, denk aan: de concurrentie, de ontwikkeling van de koopkracht, marketingmix, schommelingen in de vraag en verzadiging v/d markt. Om planmatig het prijsbeleid te ontwikkelen moet we rekening houden met de overwegingen in Figuur 10.2, bij elke stap vermindert de prijsopties tot je uiteindelijk bij de geschikte prijs komt. (die factoren worden in de rest v/h hoofdstuk behandeld) 10.1.1 Kostprijs Ondernemers berekenen regelmatig de kosten van hun producten. Zo voorkomen ze dat ze die met een te lage winstmarge of onder de kostprijs verkopen. Een uitzondering is: loss leaders: producten die als reclamestunt tegen de kostprijs of lager worden aangeboden, met als doel veel kopers te trekken. We onderscheiden 2 soorten kosten: o Variabele kosten: is gelijk aan de laagste prijs waarvoor een artikel kan worden aangeboden. (per eenheid product) o Constante/vaste kosten: dit zijn in het verleden gemaakte productiekosten die NIET met de grootte v/d productie variëren. (salarissen management, afschrijvingen, huur) De verdeling van overheadkosten (vaste kosten) zijn vaak arbitrair (willekeurig). Daarom kunnen wijzigingen hierin bepaalde prijsstrategieën binnen het bereik v/d onderneming brengen. 10.1.2 Waardeperceptie Vanuit de koper gezien is de prijs de ruilwaarde van het product, uitgedrukt in geld. Inzicht in de waardeperceptie van kopers is essentieel voor het bepalen van het prijsplafond. Dat geldt met name bij een strategie van prijsdiscriminatie. Hierbij berekenen voor hetzelfde product op verschillende markten uiteenlopende prijzen die niet zijn gebaseerd op verschillen in kosten, maar op verschillen in prijsgevoeligheid v/d afnemers. Denk aan lager telefoontarieven in de avonduren. 10.1.3 Onderneming- en marketingstrategie Het prijsbeleid moet consequent worden afgestemd op de ondernemingsdoelstelling en marketingstrategie. Een nieuw product met topkwaliteit heeft ook een hoge prijs, om de het marktaandeel te willen uitbreiden moet de onderneming de prijzen verlagen. 10.1.4 Concurrentie Hoe groter de concurrentie, hoe zorgvuldiger je om moet gaan bij het nemen van een prijsbeslissing. In een oligopolistische markt (beperkt aantal aanbieders) waarbij één concurrent de prijsleider is en de rest de prijzen daarop afstemmen, spreken we van een follow-the-leaderbenadering. Bij een forse prijsverlaging kan er ongewild een prijsoorlog ontstaan, maar bij een te hoge prijs kan de concurrent stimuleren om soortgelijke producten op de markt te brengen met een lagere prijs. 10.1.5 Assortiment Een belangrijke overweging is of de prijs een positief of negatief effect heeft op de verkoop v/d andere artikelen in het assortiment. Het effect v/d prijs van een product op de afzet van andere artikelen die ermee verband houden, speelt vooral een rol bij complementaire goederen. Dit zijn producten die per se in aanvulling op elkaar moeten worden gebruikt. 10.1.6 Tussenhandel Ook moet je rekening houden met de tussenhandel. Zo nemen detaillisten liever geen artikelen met een lage winstmarge. Ook promotiestrategie is van invloed. Zo gunnen ondernemers die zelf reclame maken de winkeliers een lagere winstmarges dan bijv. producenten van tv-toestellen. 10.1.7 Wetgeving en ethiek De overheid probeert via de Nederlandse wetgeving (Wet op de economische mededinging) als op die van de Europese onder meer te voorkomen dat door afspraken of economische machtsconcentraties, zoals kartels (groep bedrijven die samen afspraken maken om de onderlinge concurrentie te beperken), het ‘algemeen belang’ wordt geschaad. Ook kan de minister van Economische Zaken (via de prijzenwet) ingrijpen in de prijsontwikkeling van producten en diensten. Ethiek: het goede of verantwoorde handelen met de mens. Ethische gedragcodes bieden managers in veel situaties een duidelijke richtlijn. 10.2 De vraagcurve De prijshoogte is niet alleen bepalend voor de afzet maar ook voor de omzet. Omzet: het aantal verkochte producten (afzet) x de prijs Prijsmechanisme: bij een hoge prijs is er weinig vraag, maar wel veel aanbod. De concurrentie neemt dan toe. Er ontstaat dan een neerwaartse druk op de prijzen, waardoor meer afnemers het product kopen. De vraag zal dan weer stijgen. Voor de ondernemingen leidt de prijsdaling echter tot lagere marges en daardoor tot een vermindering van het aanbod. Dmv een vraagcurve wordt het verband tussen de prijs en de vraag uitgelegd. 10.2.1 Beweging langs de vraagcurve Zie figuur 10.3 De vraag is afhankelijk van de prijs. Bij hoge prijzen wordt er minder gevraagd dan bij een lagere prijs. De verandering in de gevraagde hoeveelheid van een product als gevolg van een prijsverandering is een beweging langs de vraagcurve. Dus: als de prijs omlaag gaat, gaat de prijs omhoog. En als de prijs omhoog gaat, daalt de vraag. 10.2.2 Verschuiving van de vraagcurve Zie figuur 10.4 Een verschuiving van de vraagcurve worden niet veroorzaakt door prijsveranderingen. Positieve verschuiving (naar rechts): het bedrijf mag dan verwachten dat bij elk prijsniveau een groter aantal nieuwe producten verkoopt. Oorzaak positieve verschuiving toenemende vraag van een bepaald product. Negatieve verschuiving (naar links): het bedrijf kan dan verwachten dat bij elk prijsniveau een kleiner aantal producten verkoopt. Oorzaken negatieve verschuiving verandering in voorkeur consument, koopkracht gaat achteruit. 10.3 Prijsbepaling van nieuwe producten De enige keer dat een aanbieder zelf zijn prijs kan bepalen, is bij de introductie van een nieuw product. (de introductieprijs) Een marktonderzoek kan een indicatie opleveren v/d prijsgrenzen waarbinnen het product kan worden verkocht. Wat een acceptabel prijsniveau is, hangt samen met het type product. Sommige innovaties zijn als prestigeproduct te positioneren. Omdat zulke status producten worden gekocht om er aanzien mee te verwerven mag hun prijs relatief hoog zijn. Er volgen 2 introductieprijsstrategieën: afroomprijsstrategie & penetratieprijsstrategie. 10.3.1 Afroomprijsstrategie Afroomprijsstrategie: het nieuwe product wordt tegen een kunstmatige hoge prijs op de markt gebracht. Zodra de concurrentie aandient, moet de prijs omlaag. Dit afromen van de markt (skimming) is het meest rendabel als relatief veel kopers bereid zijn iets meer te betalen om het ‘voorrecht’ te hebben het product in hun bezit te hebben. Dat is vaak bij nieuwe typen duurzame consumptiegoederen, waaraan prestigekopers status ontlenen. Consumentensurplus: het verdiende geld met de afroomprijsstrategie – het verdiende geld als je de prijs gelijk op de evenwichtsprijs had gezet (zie voorbeeld blz 255 & Figuur 10.5) Voordeel: de onderneming is in de introductieperiode haar begininvesteringen snel terugverdient. Dit vermindert het risico v/d productontwikkeling. Nadeel: de hoge prijs met de aantrekkelijke marge trekt concurrenten aan. 10.3.2 Penetratieprijsstrategie Penetratieprijsstrategie: een nieuw product wordt voor een zeer lage prijs geïntroduceerd. Een bedrijf probeert hiermee snel merkbekendheid op te bouwen en zo veel mogelijk huishoudens tot klant te maken. Een penetratieprijsstrategie heeft vooral zin als de afnemers prijsbewust zijn en er snel concurrentie is te verwachten. De strategie is het best als de variabele kosten slechts een klein deel v/d verkoopprijs uitmaken. Verdere voorwaarden zijn een goede financiële positie en een vrij lange productlevenscyclus. Voordeel: de lage prijs en het al snel verworven hoge marktaandeel potentiële concurrenten ontmoedigen om met een me-too-product op de markt te komen, en er is al gauw kostenbesparingen. Nadeel: een nadeel is dat het bedrijf is een deel v/d mogelijke winst die het zou kunnen maken, laat schieten. 10.4 Prijsdoelstellingen Een zorgvuldige beslissing over de prijsdoelstellingen die aangeven wat we met de prijs v/d verschillende producten hopen te bereiken is belangrijk. 10.4.1 De prijsbeslissing prijsdoelstellingen vormen de uitgangspositie voor het ontwikkelen van de prijsstrategie en de te gevolgen prijstactiek (samen ‘prijsbeleid ’genoemd). De prijsstrategie vormt het raamwerk waarbinnen we onze prijsdoelstellingen vertalen in een bepaalde prijstactiek. Als laatst brengen we in de laatste stap van het prijsmodel, de implementatie, de prijsbeslissingen ten uitvoer. Een terugkoppeling van de implementatie naar de prijsdoelstellingen is of de markt voldoende heeft gereageerd op de prijs & de prijsdoelstellingen zijn verwezenlijkt. 10.4.2 Onzuivere prijsdoelstellingen Prijsdoelstellingen worden in het bedrijfsleven op verschillende manieren geformuleerd. Sommigen zijn gewend de prijsdoelstellingen rechtstreeks v/d ondernemingsdoelstellingen af te leiden. Dit is niet de beste manier! Het zijn dan onzuivere prijsdoelstellingen, omdat de ondernemingsdoelstellingen afhankelijk is van talloze factoren, dus niet alleen door het prijsbeleid. 10.4.3 Zuivere prijsdoelstellingen Goede prijsdoelstelling moeten eigenlijk zo worden geformuleerd, dat er een directe, meetbare relatie met de prijs bestaat. Daarom drukken veel organisaties hun prijsdoelstellingen uit in termen van (de gewenste veranderingen in) prijsperceptie. Prijsperceptie: geeft aan hoe hij de prijs ervaart, te hoog of te laag. Het is wel subjectief maar toch bepalend voor wat de consument al dan niet koop: het zogenaamde prijsgedrag. Bij het meten van prijsperceptie wordt onderscheid gemaakt tussen 3 termen: o Prijskennis: de mate waarin kopers op de hoogte zijn v/d prijzen van verschillende producten of diensten. o Prijsacceptatie: door dit te meten komen we te weten of de afnemers de prijzen als redelijk ervaren. o Prijsgevoeligheid: in hoeverre reageren consumenten op kleine prijswijzigingen. 10.4.4 Prijsdoelstellingen in de praktijk Hieronder de meest voorkomende prijsdoelstellingen. Rendement op het geïnvesteerde vermogen De meeste ondernemers willen slechts een redelijk rendement nastreven, voldoende om de continuïteit v/d onderneming veilig te stellen en de aandeelhouders tevreden te houden. Vooral bij kapitaalverslindende activiteit als productontwikkeling geldt vaak een bepaalde winstnorm, uitgedrukt als het rendement op investeringen (Return on Investment, ROI). Met name ondernemingen met een leidende poositie op de markt (Shell, Akzo Nobel) hanteren zo’n rendementsdoelstelling. Brutowinstmarge per eenheid product Veel ondernemingen streven naar een bepaalde marge per eenheid product. Deze brutomarge, een percentage bovenop de inkoopprijs/kostprijs van een artikel, moet voor de gewenste winstbijdrage zorgen/ Grootwinkelbedrijven leggen hogere opslag op hun margemakers (minder prijsgevoelige artikelen) dan op de rest v/h assortiment. Deze methode van prijsbepaling noemen we de kostprijsplusmethode. Marktaandeel Veel marktgerichte organisaties laten zich bij de prijsbepaling sturen door een marktaandeeldoelstelling: de wens een bepaald marktaandeel te veroveren of te behouden. Volgen van de concurrentie Ondernemingen met een concurrentiegeoriënteerde prijszetting voeren geen zelfstandig of actief prijsbeleid. Zij nemen het prijsniveau van hun voornaamste concurrenten als uitgangspunt. Om hun toekomst zeker te stellen moeten bedrijven die zelf weinig of geen invloed op de prijzen in de branche hebben, iets bieden waartoe hun grotere concurrenten niet in staat zijn. Zoals specialiseren. 10.5 Kortingen Net zoals producenten zijn gebaat met prijsstabiliteit, functioneert de handel het best met margestabiliteit die constante prijzen oplevert. Bij de ontwikkeling van hun eigen marketingbeleid moeten tussenhandelaren kunnen bouwen op een consistente prijspolitiek, zonder verwarrende fluctuaties in prijzen en winstmarges. Om toch een aantrekkelijke partner te blijven geven tal van leveranciers allerlei kortingen. Dat kunnen prestatiekortingen of ‘verkapte’ kortingen zijn. 10.5.1 Prestatiekortingen Op de business-to-businessmarkt zijn kortingen op basis- of catalogusprijs eerder een regel dan uitzondering. Een belangrijk criterium bij de totstandkoming v/d uiteindelijke prijs is welke marge de fabrikant de tussenhandelaren gunt. Die marge (ook wel functionele korting) dient als vergoeding voor verkoopinspanning, transport, risico, service etc. Prestatiekorting: een korting die fungeert als vergoeding voor extra prestatie van afnemers Wordt de verkoopprijs achteraf door de aanbieder verlaagd omdat de afnemer een bepaalde prestatie heeft geleverd (bijv. meer heeft gekocht), dan spreken we van bonuskorting. De bekendste vormen zijn: betalingskorting, seizoenskorting en kwantumkorting. Betalingskorting Een betalingskorting wordt gegeven als klanten hun rekening contant of binnen een bepaalde termijn voldoen. Hiermee proberen de ondernemers het incasso van hun vorderingen te versnellen om de rentabiliteit v/h vermogen te verhogen. Seizoenkorting Om de verkopen van seizoengevoelige producten (schaatsen) beter over het jaar te spreiden kan een producent de handel een seizoenkorting aanbieden. Deze prestatiekorting wordt alleen buiten het seizoen gegeven. Kwantumkorting Kopers die een grote order plaatsen, krijgen vaak een hoeveelheid- of kwantumkorting. Het doel is de klant meer te laten bestellen dan hij zonder korting zou doen. De leverancier profiteert hier dan van lagere voorraadkosten en verkoopkosten per eenheid product. o Enkelvoudige kwantumkorting: voor elke bestelling afzonderlijk nagaan of die in aanmerking komt voor korting. o Cumulatieve kwantumkorting: dit kan een periode van bijv. 1 jaar zijn. De koper kan zijn bestellingen over een aantal maanden spreiden, waarbij zijn omzetbonus oploopt naarmate zijn totaalbestelling groter wordt. Groeikorting: hoe sterker de verkopen in die tijd procentueel zijn toegenomen, hoe hoger de groeikorting is die de afnemer ontvangt. 10.5.2 Verkapte kortingen In het bedrijfsleven wordt er met allerlei verkapte kortingen gewerkt; daarbij is dus geen sprake van een ‘echte’ korting: o Promotiebijdrage: waarbij de fabrikant detaillisten een vergoeding geven voor het opnemen van zijn merk in hun advertenties of ander promotiemateriaal. o Special deal: vaak in de vorm van materiaal voor de winkel- of schapinrichting, dat de fabrikant levert of gedeeltelijk betaalt. o Samenwerkingskorting: waarmee de fabrikant zijn waardering toont voor de goede samenwerking met de detailhandelorganisatie. HET IS WEL VERSTANDIG OM DE FIGUREN EN TABELLEN GOED TE BEKIJKEN OM HET OOK TE SNAPPEN! Hoofdstuk 11 11.1 Kostengeoriënteerde prijsbepaling veel ondernemingen baseren de verkoopprijzen van hun producten voornamelijk op de kostprijs. Bij deze kostengeoriënteerde methode van prijszetting blijven de reacties van afnemers en de prijzen die concurrenten vragen in eerste instantie buiten beschouwing. 11.1.1 Kostprijs-plusmethode Bij de kostprijs-plusmethode bepalen we de verkoopprijs door de kostprijs of de inkoopprijs met een vast percentage te verhogen. Meestal is er een vaste winstopslag voor diverse productcategorieën die de winst dekt. In de handel spreekt men dan ook van mark-up pricing. De winstopslag kan worden uitgedrukt als percentage van de kostprijs of v/d verkoopprijs. Voorbeeld: verkoopprijs €45, inkoopprijs €30 dan is de winstopslag €15. Dat is 50% v/d inkoopprijs (15 : 30 x 100) of 33% v/d verkoopprijs (15 : 45 x 100) - Als de inkoopprijs een hoog percentage v/d kostprijs vormt, zet men de winstopslag daar vaak bovenop. Om winst op te leveren moet de opslag op de inkoopprijs hoog genoeg zijn om ook de bijkomende kosten te dekken. Het voordeel is dat het niet nodig is een gedetailleerde administratie bij te houden die tot een exacte verdeling leidt v/d kosten v/h personeel, huur etc. - Als de inkoopprijs een kleiner deel v/d kostprijs uitmaakt en het assortiment is redelijk beperkt, is het mogelijk de kostprijs van elk product nauwkeurig te berekenen. Voorwaarde is wel dat in de administratie wordt vastgelegd welke variabele kosten en welke constante kosten direct ten behoeven van het producten zijn gemaakt. (dit noemen we directe kosten) Indirecte kosten: de resterende, niet eenvoudig aan elk product toe te rekenen kosten (zoals tijdsbesteding verkopers) vormen een ander bestandsdeel v/d integrale kosten. Berekening v/d verkoopprijs van een product: Variabele kosten €30 Constante kosten €10 + Directe kosten €40 Opslag voor indirecte kosten 5% €2 Integrale kostprijs €42 Winstopslag 25% van de kostprijs €10,50 + Verkoopprijs €52,50 + Een probleem met het gebruik van een vast opslagpercentage is dat men bij het berekenen van de verkoopprijzen soms van verkeerde kostprijzen uitgaat. Het grootste bezwaar tegen het gebruik van een vast opslagpercentage is dat de mening van de afnemers niet worden meegerekend. Een te hoge marge kan de totale winst verminderen. Ze kunnen de omloopsnelheid (het aantal keren dat de voorraad in een jaar wordt verkocht) zodanig verlagen, dat de winst ook minder wordt. Omzetsnelheid: omzet per jaar : waarde gemiddelde voorraad Zie tabel 11.1 voor een voorbeeld! 11.1.2 Variabelekostencalculatie We nemen ipv de integrale kostprijs de variabele kosten per product als basis voor de prijsbepaling. Het bedrijf berekent een order vaak een prijs die is gebaseerd op de extra productie en verkoopkosten die het moet maken om het product te kunnen leveren differentiële kostprijs Verkoopprijs: de differentiële kosprijs + winstopslag. o Op lange termijn is dit alleen haalbaar als alle vaste kosten worden gedekt door de normale afzet, tegen een hogere verkoopprijs. o Op korte termijn dan is het alleen zinvol als de opbrengst van de order hoger is dan het totaal aan variabele kosten. Het verschil tussen de variabele kosten en de verkoopprijs is de contributiemarge. Die wordt gebruik om de totale vaste kosten en de winst te dekken. Dumping: een extreme vorm van verkoop beneden de gemiddelde marktprijs. 11.1.3 Break-evenanalyse Het tegen elkaar afzetten van de totale kosten en opbrengsten, kan het best met behulp van de break-evenanalayse. Het levert een break-evenpunt op. Dat is het aantal verkochte producten waarbij de inkomsten gelijk zijn aan de totale kosten. Op dat punt maakt men geen winst en ook geen verlies. Break-evenpunt: totale vaste kosten Verkoopprijs – variabele kosten per eenheid Zie voorbeeld Figuur 11.1! Een bezwaar tegen de break-evenanalyse is dat wordt aangenomen dat de verkoopprijs bij een stijgende afzet hetzelfde blijft. 11.1.4 Rendementsmethode Als de prijs die nodig is om de gestelde doelen te bereiken, te hoog is, wordt het product waarschijnlijk niet geïntroduceerd. Door de rendementsmethode toe te passen weet je welke prijzen haalbaar zijn in de markt. Stap 1: is het maken van een prognose van de vereiste investeringen voor de productie van het artikel. Het ROI (rendement op investering) kan dan in geld worden omgerekend en opgeteld bij de vaste kosten in de tellen van de break-evenanalyse. Je krijgt dan deze formule: Target-return break-evenpunt: vaste kosten + vereist rendement (in €) Prijs – variabele kosten per eenheid Zie voorbeel Figuur 11.2! 11.2 Afnemersgeorienteerde prijszetting Afnemergeoriënteerde prijszetting: de manier van prijsbepaling waarbij een bedrijf zijn verkoopprijs voor de handel afleidt van een hoed in de markt liggende consumentenprijs door daar de gebruikelijke handelsmarges van af te trekken. Deze methode is het tegenovergestelde van de kostprijs-plusbenadering, daarom wordt ie ook wel eindprijs-minmethode genoemd. Het uitgangspunt kan het prijsniveau van concurrerende artikelen zijn (going-rate-pricing), of de waarde van het product in de ogen van de afnemer. Die laatste methode staat bekend als perceived-value-pricing. Door zijn –via terugrekening verkregen- eigen opbrengst af te zetten tegen de kostprijs, bepaalt de fabrikant of het product hem uiteindelijk voldoende winstmogelijkheden biedt. Niet monetaire prijs: de opofferingen die de koper zich moet getroosten om een product te kunnen afnemen, niet in geld wordt uitgedrukt. (denk aan de te overbruggen afstand bijv.) 11.2.1 Prijselasticiteit van de vraag De prijselasticiteit van de vraag brengt tot uitdrukking in welke mate de vraag naar het product verandert als gevolg van de prijswijziging. Als een prijsverlaging resulteert in zo´n stijging van het verkochte aantal producten dat de opbrengst in totaliteit toeneemt, dan is de vraag naar dat product prijselastisch. Prijselastische vraagcurve Zie figuur 11.3 Als de prijs van het product in (A) verlaagt dan stijgt de opbrengst. De prijs is dus elastisch. Als de vraagcurve geheel horizontaal is, spreken we van een volkomen elastische vraag. Het bedrijf heeft dan geen invloed op de prijs. Bij een neutrale elasticiteit (B) van de vraag heeft een prijsverandering geen enkel effect op de omzet. Prijsinelastische vraagcurve We spreken van prijsinelastische vraag als de afnemers maar in beperkte mate op een prijswijziging reageren. Een prijsverlaging heeft dan een daling van de omzet tot gevolg. Maar bij zo´n vraagcurve leidt een verhoging van de prijs ook tot een hogere omzet, omdat de eventuele daling van het aantal verkochte eenheden meer dan gecompenseerd wordt door het hogere bedrag dat de verkopen leveren. Berekening van de prijselasticiteit prijselasticiteitcoëfficiënt: een negatief getal, prijsdalingen leiden tot een grotere vraag en prijsstijgingen tot een kleinere vraag. De uitkomst onderscheiden we in 3 elasticiteitsgraden: o Neutraal: betekent dat de verkoop met hetzelfde percentage stijgt als de prijs daalt, en andersom. o Elastische vraag: prijselasticiteit die kleiner is als -1. o Inelastische vraag: prijselasticitiet tussen de 0 en de -1. Als bijv. de prijselasticiteit -3 is, maken we daaruit op dat wanneer de prijs met 2% wordt verlaagd, de vraag met 6% zal stijgen. Formule prijselasticiteit: Ep: verandering van de vraag (q) in % Verandering van de prijs (p) in % De verandering in de p of q bereken je: ∆q of p x 100% ook wel: nieuw – oud : oud (nieuwe prijs – oude prijs : oude prijs) q of p prijselasticiteit in de praktijk de prijsgevoeligheid van producten hangt af van 3 factoren: o De beschikbaarheid van vervangende producten. Hoe meer substitutiegoederen er zijn, hoe groter de prijselasticiteit doorgaans is. o De prijs van een product in verhouding tot het inkomen van de consument. De vraag naar luxeproducten die een groot beslag leggen op iemands budget, is prijselastischer dan lager geprijsde artikelen. o De grootte van de prijswijziging: het effect van een geringe prijswijziging is doorgaans minimaal. 11.2.2 Inkomenselasticiteit Discretionair inkomen: vrij besteedbare deel van het inkomen. Inkomenselasticiteit van de vraag: hoeverre de vraag naar het product varieert met wijzigingen in het inkomen. Formule: Ey: verandering in de gevraagde hoeveelheid in % Verandering in het (gemiddelde) inkomen in % Wet van Engel: die stelt dat, naarmate het gezinsinkomen stijgt, het percentage van het inkomen dat wordt besteed: o Aan primaire behoeften daalt o Aan wonen en huishoudelijke artikelen ongeveer gelijk blijft o Aan andere zaken stijgt. Zie voorbeeld figuur 11.5 Inferieure producten: bij een inkomensgroei neemt zijn de uitgasven aan dat soort producten minder. Ze hebben een negatieve inkomenselasticiteit (Ey < 0) Noodzakelijke producten: de eerste levensbehoeften. De inkomenselasticiteit is positief en ligt tussen 0 & 1 (0 < Ey < 1) Luxeproducten: als het inkomen stijgt dan zijn de uitgaven aan dat soort producten meer. Ze hebben een hoge inkomenselasticiteit groter dan 1 (Ey > 1) 11.2.3 Kruiselingse prijselasticiteit Kruisprijselasticiteit: duidt aan welk effect een prijswijziging van het ene product (B) heeft op de vraag naar het andere product (A). De formule: Ek= procentuele verandering in gevraagde hoeveelheid product A Procentuele verandering in de prijs product B Substitutiegoederen: Het zijn producten die uitwisselbaar zijn omdat ze dezelfde soort behoeften bevredigen. Ze hebben een kruislingse prijselasticiteit die groter is als 0. Als de prijs van het product daalt, neemt de vraag naar het andere product af. Complementaire goederen: zijn goederen die elkaar noodzakelijkerwijs aanvullen. Ze hebben een negatieve kruiselasticiteit. Als bijv. de prijs van brandstof daalt neemt de vraag van auto’s toe. Indifferente goederen: onafhankelijke producten die elkaar totaal niet beïnvloeden. Ze hebben een kruiselasticiteit van 0. 11.2.4 Prijsdiscriminatie Prijsdiscriminatie: de verkoop van een product tegen verschillende prijzen op diverse markten, waarbij deze verschillen niet direct op de kosten terug te voeren zijn. Hoge prijs bij een inelastische marktsegment, lage prijs bij een elastische marktsegment. Prijsdifferentiatie: hier liggen aan de verschillende prijzen wel degelijk kostenverschillen. Bij prijsdifferentiatie heeft in principe iedereen de kans om elk product te kopen. Om na te gaan of prijsdiscriminatie een haalbare strategie is richtten we ons op 4 factoren: tijd, product, plaats & afnemer. Prijsdiscriminatie naar tijd Prijsdiscriminatie naar tijd is mogelijk als de vraag naar een product sterk varieert met het seizoen. Prijsdiscriminatie naar type product Een onderneming bedrijft prijsdiscriminatie naar type product als ze twee nauwelijks van elkaar verschillende producten tegen sterk uiteenlopende prijzen verkoopt. Prijsdiscriminatie naar plaats Prijsdiscriminatie op grond van plaats komt veel voor. Zo zijn kaartjes op de eerste rij bij een musical duurder dan 2e rang, hoewel de kosten van de stoelen op zich hetzelfde zijn. Prijsdiscriminatie naar type afnemer Voorbeelden van lagere prijzen berekend aan 60-plussers (seniorenkaart), grote gezinnen (NS) en studenten en jongeren (CJP). Verschillende afnemers betalen hier dus verschillende prijzen voor het zelfde product of dienst. 11.2.5 Psychologische prijszetting Bekendste vormen van psychologische prijszetting zijn prestigeprijzen en onafgeronde prijzen. Prestigeprijzen Worden meestal uit statusoverweging gekocht. Een voorbeeld is Davidoff sigaretten die worden verkocht voor een hogere prijs dan andere merken. Bij een prestigeprijsbepaling leidt een prijsverlaging NIET voor een hogere afzet. De vraagcurve vertoont een achterwaartse hellend verloop. We noemen dit contraire vraagcurve. Zie figuur 11.6 Prijs als kwaliteitsindicator: wordt gebruikt als consumenten weinig van het product afweten en die voor hen wel belangrijk zijn, willen ze het risico beperken. Onafgeronde prijzen Onafgeronde bedragen (5,95) ipv (6). Onafgeronde eindprijzen: de niet afgeronde bedragen waarvan de optische illusie uitgaat dat het product goedkoper is dan in werkelijkheid. Zie figuur 11.7 Bij een prijs van 1,95 net onder de prijsdrempel zet het bedrijf 140 stuks af. Maar direct daarboven verkoopt het veel minder. 11.3 Concurrentiegeoriënteerde prijszetting Sommige bedrijven voeren een non-priceconcurrentie: het accent in hun beleid ligt op andere elementen uit de marketingmix dan de prijs. Als ondernemingen de prijzen van hun belangrijkste concurrent als uitgangspunt nemen, spreken we van concurrentiegeoriënteerde prijszetting. Imitaiteprijszetting: zelfde prijs als de concurrent. Premiumprijszetting: hogere prijs dan de concurrent. Discountprijszetting: lagere prijs dan de concurrent. Inverseprijszetting / backward-pricing: de producent moet rekening houden met de BTW en marges v/d detail en groothandel, terugrekenen v/d uiteindelijke consumentenprijs om zijn eigen affabrieksprijs te bepalen. 11.3.1 Concurrentie en marktvormen In de strijd om marktaandeel moet elke manager zich verplaatsen in de afnemer en vanuit die optiek rekening houden met 3 vormen van concurrentie: o Generieke concurrentie: tussen verschillende soorten producten die in eenzelfde behoefte kunnen voorzien o Productvormconcurrentie: tussen verschillende typen of technische verschijningsvormen van een product o Merkenconcurrentie: tussen verschillende merken van een soortgelijk product 3 marktvormen: o Monopolie, 1 aanbieder o Oligopolie, weinig aanbieders o Polypolie, met veel aanbieders (hierin zitten monopolistische concurrentie en volledig mededinging, dus eigenlijk 4 marktvormen) 11.3.2 Monopolie Slechts 1 aanbieder, besteedt weinig aandacht aan de markt.. deze marktvorm komt alleen voor als een organisatie het recht tot alleenverkoop of over een patent of octrooi beschikt. Binnen bepaalde grenzen kan een monopolie zelf zijn verkoopprijs bepalen. 11.3.3 Oligopolie Marktvorm enkele bedrijven het grotedeel v/d markt in handen hebben. Ze reageren op elkaars beleid. Weinig flexibiliteit in prijs, vooral als de producten veel op elkaar lijken. Heterogeen oligopolie: de aanbieders hebben meer speelruimte om een zelfstandig prijsbeleid te ontwikkelen dan bij volkomen identieke producten. De hoofdreden voor de prijsstabiliteit op oligopolistische markten is de angst voor een prijsoorlog. Put-out-pricing: daarbij verlaagt de een kapitaalkrachtige marktleider zijn prijs drastisch om kleinere concurrenten met een minder lange adem geheel uit de markt te werken. Stay-out-pricing: waarbij de prijs zo laag wordt gezet, dat andere leveranciers de markt überhaupt niet betreden. 11.3.4 monopolistische concurrentie De meest voorkomende marktvorm. Veel leveranciers elk een gelijksoortig, maar enigszins heterogeen product. Ook wel heterogeen polypolie. Nieuwe concurrenten kunnen vrij gemakkelijk de markt betreden. 11.3.5 volledige mededinging Veel concurrenten en kopers op de markt. Hier zijn de producten homogeen (ook wel homogene polypolie). En hebben de afnemers weinig of geen voorkeur voor bepaalde leveranciers. Geen enkele aanbieder kan een actief prijsbeleid voeren of prijs vaststellen. Die wordt bepaald door vraag en aanbod. Ze kunnen hun winst verhogen door productie- en distributiekosten te verminderen. Er wordt weinig aan reclame gedaan. Zie tabel 11.2 voor de marktvormen met hun voornaamste kenmerken Hoofdstuk 12 – Distributiebeleid 12.1 Distributie en marketingstrategie 12.1.1 Wat is een distributiekanaal? Distributiekanaal: dit is een netwerk van zelfstandige organisaties die bij de distributie van een bepaald product ieder een essentiële functie vervullen in de gezamenlijke activiteiten om producenten en eindgebruikers met elkaar in contact te brengen. Vanuit de producent gezien omvat een doeltreffend distributiebeleid de analyse, de planning, de uitvoering en de evaluatie van de activiteiten die ertoe leiden dat de juist producten op het gewenste moment en op de beste plaats tegen de laagst mogelijk kosten ter beschikking komen van de doelgroep. Ze moeten de producten in de hoeveelheden en combinaties worden aangeboden die de afnemer wenst. De rol van marketing Het kanaal in beweging Distributiekanalen zijn voortdurend in beweging. Dit uit zich op twee manieren. Ten eerste ontstaan er regelmatig nieuwe kanalen. Ten tweede verandert de structuur van de bestaande kanalen als dit de bedrijfsvoering verbetert of de kosten verlaagt. 12.1.2 Functies van het kanaal Schaalvoordelen De hoofdreden voor het gebruik van tussenschakels is dat dit het distributieproces vereenvoudigt. Figuur 12.1 op bladzijde 294 bestuderen. Distributiefuncties Tabel 12.1 op bladzijde 294 bestuderen voor de distributiefuncties. 12.1.3 Structuur van het kanaal Het meest voorkomende distributiekanaal in de consumentensector bestaat uit een producent, een grossier, en een detaillist die aan de consument levert. Dit distributiekanaal wordt het klassieke distributiekanaal genoemd. De afzetkanalen verschillen in lengte, dat wil zeggen, in het aantal tussenschakels. Lengte van het kanaal In de meeste kanalen wordt minstens één distribuant ingeschakeld, voordat dit de consument bereikt. We spreken dan van indirecte distributie. Bij convenience goods gaat het daarbij meestal om een indirect lang kanaal, terwijl er bij de distributie van shopping en specialty goods met een indirect kort kanaal wordt gewerkt. Een nadeel van een lang distributiekanaal is dat de fabrikant minder beheersing over het distributieproces heeft. Schakelt de fabrikant geen enkele tussenpersoon in, dan spreken we van een directe distributie of een direct kanaal. De beslissing over de beste lengte en samenstelling van het distributiekanaal hangt af van tal van factoren ( Bestuur figuur 12.3 op bladzijde 297 hiervoor. Distributiestructuren De optimale distributiestructuur zal per product en gebied verschillen. Door gelijktijdig gebruik te maken van ten minste twee verschillende typen distributiekanalen – ook wel multikanaaldistributie genoemd – kan een bedrijf verschillende marktsegmenten doeltreffend bewerken. 12.1.4 Macht en leiderschap In hoeverre een kanaaloverlapping tot felle prijsconcurrentie of andere ongewenste conflicten leidt, hangt vooral af van het beleid van de kanaalleider. Die organisatie beïnvloedt namelijk de strategie van de overige distribuanten in het kanaal. Voor een efficiënte distributieketen is zowel de wil tot samenwerking tussen de distributeurs als verantwoord leiderschap een voorwaarde. 12.2 Distributieanalyse Bij het uitstippelen van een effectieve distributiestrategie moeten we aandacht besteden aan de gewenste intensiteit van de distributie en aan diverse distributiekengetallen. 12.2.1 Distributie-intensiteit Distributiekanalen zorgen ervoor dat de producten voor de consument verkrijgbaar zijn. Hoe dicht bij huis dat is, hangt af van de intensiteit van de distributie. De onderneming moet in principe kiezen tussen intensieve en beperkte distributie van haar producten. Bij een beperkte distributie onderscheiden we weer twee niveaus: selectie en exclusieve distributie. Intensieve distributie We spreken van intensieve distributie als het product op zo veel mogelijk punten te koop is. Selectieve distributie Bij selectieve distributie kist de producent uit alle in aanmerking komende detaillisten een beperkt aantal dat aan bepaalde kwaliteitseisen voldoet. Hij selecteert ze onder meer op de locatie, de grootte en het imago van de zaak, het assortiment en de deskundigheid van de bedrijfsleiding. Exclusieve distributie Bij exclusieve distributie – het tegenovergestelde van intensieve distributie – is een product slechts bij één of enkele detaillisten in een bepaald verzorgingsgebied verkrijgbaar. Als de aanbieder verder weet te bedingen dat de detaillist geen concurrerende merken in zijn assortiment opneemt, spreken we van tweezijdig exclusieve distributie. Figuur 12.5 op bladzijde 300 bestuderen. 12.2.2 Distributiekengetallen Organisaties drukken hun doelstellingen en distributiepositie niet alleen kwalitatief uit maar ook kwantitatief. Distributiekengetallen: dit zijn ratio’s of maatstaven om de distributie van producten via winkels of andere verkooppunten in kaart te brengen. De gegevens uit zo’n retail audit verschaffen inzicht in het marktaandeel, de verkrijgbaarheid, de verkoopsnelheid, de consumentenvraag en de winkelprijzen van talloze artikelen. Distributiespreiding Met dit kengetal wordt de zojuist besproken intensiteit van de distributie kwantitatief uitgedrukt. De distributiespreiding is namelijk een getal dat weergeeft in hoeveel procent van de in aanmerking komende winkels een bepaald merk verkrijgbaar is. De formule is: Distributiespreiding = aantal wederverkopers van het merkartikel : aantal wederverkopers van de productklasse. Marktbereik Het marktbereik geeft aan hoeveel de winkels die het bewuste merk voeren, in de desbetreffende productklasse omzetten in verhouding tot alle verkooppunten. In formule: Marktbereik = omzet van de productklasse bij de ingeschakelde wederverkopers van het merk : omzet van de productklasse bij alle wederverkopers ( primaire vraag ) Selectie-indicator De waarde van de grootte- of selectie-indicator geeft de verhouding aan tussen het marktbereik en de distributiespreiding. Het getal verschaft inzicht in de grootte van de huidige verkooppunten op basis van hun gemiddelde omzet in de productgroep. De ratio kan met twee formules worden berekend: Selectie-indicator = gemiddelde omzet in de productgroep van de distribuanten van het merk : gemiddelde omzet in de productgroep van alle distribuanten Of Marktbereik : distributiespreiding Als de selectie-indicator groter is dan 1, heeft de aanbieder relatief grote winkels geselecteerd. Omzetaandeel Het omzetaandeel geeft een indicatie van de eigen positie van de producent bij zijn wederverkopers. De formule is als volgt: Omzetaandeel = omzet van het merk : omzet van de productklasse bij de ingeschakelde Wederverkopers Marktaandeel = marktbereik x omzetaandeel Afzetaandeel Het afzetaandeel geeft aan welk deel de afzet van een merk uitmaakt van het totale aantal verkochte artikelen in dezelfde productklasse door de betrokken distribuanten van de aanbieder. De formule is: Afzetaandeel = afzet van het merk : afzet van de productklasse bij de ingeschakelde wederverkopers 12.2.3 Selectiecriteria voor wederverkopers Zinvolle selectiecriteria voor de beschikbare distribuanten hebben onder meer betrekking op hun assortiment, omvang, groeimogelijkheden, vestigingsplaats, servicebeleid en verdere aansluiting bij de doelgroep. Ook de financiële positie van de wederverkopers speelt een rol in het selectieproces. Andere veel gehanteerde selectiecriteria zijn de kwaliteit van het verkoopapparaat, het voorraadbeleid, de locatie van het distributiecentrum, de behandeling van retouren en ten slotte de deskundigheid of de reputatie van het management. 12.3 Groothandel De groothandelaar, en met name de grossier, is de zwakste schakel in de distributieketen. 12.3.1 Wat is een groothandel Groothandelaar: een specialist in de inkoop en wederverkoop van producten aan ondernemingen die ze op hun beurt weer aan andere distribuanten of aan consumenten doorverkopen. Kenmerkend voor groothandelaren is dus dat ze niet rechtstreeks aan de consument leveren. 12.3.2 Typen groothandelaren Groothandelaren kunnen worden ingedeeld naar assortiment, naar grootte, naar afnemerscategorie en naar de functies die ze verrichten. De limited-servicegroothandel biedt slechts beperkte dienstverlening, maar vraagt ook de laagste prijzen. De bekendste vorm is de cash-and-carry of zelfbedieningsgroothandel. De full-servicegroothandel vervult, met zijn brede en diepe assortiment, veel meer functies, zowel voor de leveranciers als voor de afnemers. Bij deze groothandelsvorm onderscheiden we industriële distributeurs, die vrijwel uitsluitend aan producten leveren, en detailhandelsdistributeurs, die winkeliers bevoorraden. 12.3.3 Toekomst van de groothandel De eerste stap in groothandelsmarketing is de doelgroepbepaling. 12.4 Detailhandel Detaillisten vormen de laatste schakel in de distributieketen. Zij leveren hun producten rechtstreeks aan de eindgebruiker of eindverbruiker. De detailhandel omvat alle activiteiten die direct samenhangen met de verkoop van producten aan de consument voor hun persoonlijk of huishoudelijk gebruik. 12.4.1 Winkeltypen Een onbekende winkel wordt beoordeeld op drie factoren: - Het assortiment - Het prijsniveau - De service Speciaalzaak Het assortiment van speciaalzaken is smal ( weinig productgroepen ), maar wel diep ( per productgroep veel merken, modellen en uitvoeringen. Buurtwinkel De buurtwinkel is vrij klein en heeft dan ook een beperkt verzorgingsgebied. Het assortiment bestaat uit convenience goods die in de dagelijkse levensbehoeften voorzien; het vormt een aanvulling op het wekelijkse boodschappenpakket van de consument. Vandaar dat men ook wel spreekt van convenience store. Supermarkt De supermarkt voert een breed en vrij diep assortiment levensmiddelen, voor een redelijke prijs. Discounter De discounter of discountwinkel voert een beperkt en ondiep assortiment van laaggeprijsde artikelen. Het dienstbetoon is minimaal. Warenhuizen Ze hebben producten uit minimaal acht branches in hun assortiment breed en diep. Dit wordt gepresenteerd in sfeervolle afdelingen waar apart wordt afgerekend ( shop in the shop ). Zelfbedieningswarenhuis Een kruising tussen een warenhuis en een supermarkt is het zelfbedieningswarenhuis, ook wel hypermarkt of superstore genoemd. Ze voren een breed en redelijk diep assortiment. 12.4.2 Niet-winkelverkoop Er zijn ook detailhandelsvormen die niet gebonden zijn aan een permanente winkelvestiging, zoals het postorderbedrijf, de ambulante handel, direct selling, netwerkmarketing en de verkoop via internet. Bij postorderverkoop worden consumenten via advertenties, direct mail en catalogussen benaderd. Onder de ambulante handel vallen markthandelaren, straathandelaren en venters. Netwerkmarketing is een vorm van persoonlijke verkoop door onafhankelijke dealers die als beloning ook een klein percentage ontvangen over de verkopen van de door hen aangebrachte dealers. 12.4.3 Samenwerkingsverbanden Er zijn drie soorten samenwerkingsverbanden: inkoopcombinatie, het vrijwillig-filiaalbedrijf en franchising. Inkoopcombinatie Vrijwillig-filiaalbedrijf Het vrijwillig filiaalbedrijf is een – vooral in de levensmiddelenhandel veel voorkomend – samenwerkingsverband tussen regionale grossiers en detaillisten. Franchising Ze zijn gebaseerd op een duurzame commerciële samenwerking tussen zelfstandige ondernemers, waarvan beide partijen profiteren. Daarbij verleent de franchisegever het recht aan de franchisenemer om een door hem ontwikkelde, beproefde (winkel)formule te exploiteren. In het contract worden de voorwaarden omschreven, waaronder de franchisenemer de handelsnaam van de organisatie kan gebruiken, de producten op de markt mag brengen of anderszins de licentie van het systeem krijgt. Als vergoeding voor de begeleiding en het gebruik van de zakenformule betaalt de franchisenemer doorgaans een eenmalig licentiebedrag (entreegeld) en een bepaald percentage van de omzet (fee). Tabel 12.3 op bladzijde 312 bestuderen. 12.5 E-commerce 12.5.1 Hoe aantrekkelijk is e-commerce? Als we overwegen om internet in het distributiebeleid te integreren, moeten we eerst de aantrekkelijkheid van e-commerce beoordelen aan de hand van vier fundamentele vragen, deze staan in figuur 12.6 op bladzijde 313. Nieuwe producten Betere verkrijgbaarheid Lagere transactiekosten Toegevoegde waarde De toegevoegde waarde van een detaillist bestaat uit het aanbieden van producten met persoonlijke koopadviezen op een aantrekkelijke locatie. 12.5.2 Hoekstenen van een web marketingstrategie Om een doeltreffende web marketingstrategie te ontwikkelen moeten we in elk geval keuzes maken met betrekking tot doelstellingen, de doelgroepen, de inrichting en het beheer van de website. Doelstellingen Het uitstippelen van een web marketingstrategie heeft alleen zin met specifieke doelstellingen die verduidelijken wat we precies willen bereiken. Doelgroepen Mogelijke doelgroepen zijn consumenten, klanten, werknemers, investeerders, detaillisten, leveranciers of andere bedrijven. De doelgroepkeuze is van grote invloed op de invulling van de website, van de inhoud van het taalgebruik tot en met de vormgeving en de navigatiestructuur. Inrichting van de website Website heeft verschillende functies: informatieverschaffing, marketingondersteuning, verkoop of serviceverlening. Beheer van de website Stafafdelingen en virtuele organisaties hebben geen inkomsten en worden gezien als afdelingen die geld kosten. 12.6 Marketing in de detailhandel De toegenomen concurrentie heeft geleid tot twee vormen van marketing op dit niveau: detailhandelsmarketing en detaillistenmarketing. Detailhandelsmarketing slaat op de marketingactiviteiten van de detailhandelsorganisatie zelf. Daarmee spelen ze in op de wensen en de behoeften van een zorgvuldig gekozen doelgroep. 12.6.1 Accountmanagement Figuur 12.8 op bladzijde 317 bestuderen. De accountmanager onderhoudt de contacten met een kleine groep belangrijke afnemers. Verder is het zijn taak om in zijn eigen organisatie het beleid en de uitvoering daarvan met de salesproduct en marketingmanagers te coördineren. 12.6.2 Winkelformule Het begrip detailhandelsmarketing staat voor het geheel van marketingactiviteiten van detailhandelsbedrijven, waaronder: - Het onderzoeken en het analyseren van de concurrentie, het klantenprofiel en het winkelgedrag - Het ontwikkelen van een winkelformule om een bepaalde doelgroep aan te trekken - Een consistent gebruik van detailhandelsmix om de klantenkring aan zich te binden. De winkelformule is de ruggengraat van de detailhandelsonderneming. De bouwstenen van een winkelformule zijn dus de gekozen doelgroep, het type assortiment en de positionering. Prijsdistributie is scherpe prijzen en weinig toegevoegde waarde. Servicedistributie is hoge prijzen en veel toegevoegde waarde. 12.6.3 Detailhandelsmix Figuur 12.9 op bladzijde 319 bestuderen. De 6 P’s van de detailhandelsmix zijn: Product, promotie, prijs, plaats, presentatie en personeel. Marketingmix De assortimentsopbouw is een compromis tussen de wensen van de doelgroep en de mogelijkheden van de detaillist. De klassieke taak van de detailhandel is het overbruggen van afstanden. Presentatie De vijfde P van de detailhandelsmix heeft betrekking op de presentatie van de winkel. Bij de externe winkelpresentatie wordt vooral gelet op de winkelpui en op de winkelomgeving. De interne winkelpresentatie omvat de winkelsfeer en de ruimteverdeling. Daarbij moet beslist worden over de beste lay-out van de winkel, de routing en de schapindeling. Personeel 12.7 Fysieke distributie Een marketinggerichte organisatie staat er borg voor dat haar producten in de gewenste hoeveelheden en op de afgesproken tijd bij de juiste afnemers terechtkomen. Dit vormt het doel van fysieke distributie. 12.7.1 Opslag Een magazijn is een opslagruimte die meestal vlak bij een productiebedrijf ligt. Gaat het om een afzonderlijke ruimte voor producten die van een of meer productiecentra komen en daar meestal niet lang blijven, dan spreken we van een distributiecentrum of centraal magazijn. Magazijnen en distributiecentra vervullen drie functies: Ten eerste de tijd tussen de ontvangst, de verwerking en de verzending van de producten overbrugd, dit is de voorraadfuncties. Ten tweede het sorteren en hergroeperen van de goederen voor verzending aan de volgende schakel in het distributiekanaal en het overladen van het ene transportmiddel op het andere. 12.7.2 Voorraadbeheer De optimale ordergrootte is de hoeveelheid waarbij de som van de voorraad- en bestelkosten het laagst is. Veiligheidsvoorraad, daarmee worden onverwachte schommelingen opgevangen. 12.7.3 Transportsysteem Een efficiënt transportsysteem kan aanzienlijke besparingen opleveren. Het gaat hierbij niet alleen om de keuze van de transportmiddelen, de belading ervan en de planning van de routes, maar ook om de vraag of men het vervoer zelf verzorgt of uitbesteedt. 12.7.4 Marketinggerichte aanpak Customer service is het via het distributiebeleid aan het product toegevoegde waarde. Marketing hoofdstuk 13 13.1 De marketingorganisatie De marketingmix, moet in de hele organisatie goed op elkaar worden afgestemd. In dat licht zorgen succesvolle ondernemingen voor een optimale coördinatie en integratie v/d marketingfunctie. 13.1.1 Integratie van de marketingfunctie Zonder een goede organisatie is het marketingbeleid zelden effectief. De organisatiestructuur – de groepering van mensen en afdelingen – kan doorslaggevend zijn voor het geboekte succes. Het verwezenlijken van de doelstelling vereist een goede integratie van de marketingfunctie in het ondernemingsbeleid. Zo’n integratie is op 2 manieren te interpreteren: 1. Alle medewerkers naar hetzelfde doel toewerken. 2. Specialisten op verschillende marketinggebieden (verkoop, reclame, marktonderzoek) mogen niet onafhankelijk van elkaar opereren, maar moeten gezamenlijk naar één doel toewerken. 13.1.2 Het product-managementsysteem Veel bedrijven kiezen voor een systeem van productmanagement. Ze creeren voor elk product als het ware een apart profit center, onder leiding van een productmanager. Deze is verantwoordelijk voor het ontwikkelen van de marketingstrategie en het coördineren van alle activiteiten die met dat product te maken hebben. Heeft een bedrijf meer productmanagers dan rapporteren ze doorgaans aan de marketingmanager. Zie figuur 13.1 13.1.3 Wat doet een productmanager? Een productmanager wordt vergeleken met een zelfstandige ondernemer, die verantwoordelijkheid voor een product draagt. Een probleem is dat de productmanager weliswaar verantwoordelijk is voor de winstbijdrage van zijn product, maar dat hij de bevoegdheden mist om zeker te stellen dat het marketingbeleid precies volgens plan wordt uitgevoerd. Het voordeel van deze organisatievorm is dat de onderneming met een uitgekiende marketingmix snel op verandering in de markt kan reageren. 13.2 Een marketingplan ontwikkelen Een van de belangrijkste rapporten die managers elk jaar schrijven, is het marketingplan. 13.2.1 Functies van het plan Het marketingplan omschrijft hoe een organisatie haar beschikbare middelen en haar marketingmix inzet om de markt optimaal te bewerken en haar doelstellingen te bereiken. Het marketingplan: o Maakt het mogelijk de logica en de haalbaarheid van het voorgestelde beleid te beoordelen. o Omschrijft welke taken moeten worden verricht o Verduidelijkt hoeveel geld en welke andere middelen daarvoor nodig zijn o o Geeft inzicht in de te verwachten resultaten Stelt managers in staat de voortgang van de activiteiten te controleren en, zo nodig, bij te sturen 13.2.2 Indeling van een marketingplan Hiernaast de indeling van het marketingplan. In de rest van deze paragraaf wordt elk onderdeel verder uitgelegd. Titelpagina Een functionele en professionele titelpagina bevat: o Naam v/h product waarop het verslag betrekking heeft o Periode waarvoor het plan is opgesteld o Naam en functie schrijver rapport o Persoon of afdeling die het rapport heeft opgesteld o De datum waarop het definitieve plan wordt ingediend Executive summary Samenvatting van hooguit 2 bladzijden v/d voornaamste punten en aanbevelingen. Doel is snel overzicht geven van het project/plan. Het bevat een korte inleiding, opsomming van de marketingkansen en v/d kernpunten van het beleid om de doelstellingen te bereiken. Inhoudsopgave Spreekt voor zich Inleiding De inleiding vormt een wegwijzer voor de rest van het verslag, vooral als deze verduidelijkt wat het doel van het plan is, hoe het is opgebouwd en wat er in elk onderdeel wordt omschreven. Situatie- en SWOT-analyse Het eerste deel van de situatieanalyse, de externe analyse, zet de voornaamste omgevingsfactoren uiteen die van invloed zijn op het slagen of mislukken van het project of marketingbeleid. De interne analyse verduidelijkt de uitgangspositie van de onderneming en haar producten. De ontwikkelingen worden vaak gepresenteerd in de vorm van grafieken, zoals in figuur 13.2. In de SWOT-analyse worden de sterke en zwakke punten van de organisatie afgezet tegen de kansen en bedreigingen. Ondernemingsstrategie en –doelstellingen De doelstellingen kunnen onder meer worden uitgedrukt in de gewenste omzetgroei per jaar, winst als percentage v/d omzet of ROI. Ze moeten in elk geval meetbaar zijn, tijdsdimensie omvatten en gericht zijn op het resultaat van een maatregel, en dus niet op de maatregel zelf. Strategische opties Voordat de marketingdoelstellingen en strategieën worden vastgelegd, moeten de strategische opties van het bedrijf worden uitgewerkt en gewogen. Marketingdoelstellingen Wat de onderneming in de komende jaren op marketinggebied wil bereiken, moet logisch aansluiten op de uitkomsten op de uitkomsten van de situatieanalyse en de ondernemingsdoelstellingen. Marketingstrategie De marketingstrategie omvat de manier waarop we de marketingdoelstellingen hopen te verwezenlijken. Marketingmixinstrumenten De breed geformuleerde marketingstrategie wordt nu vertaald in specifieke marketingprogramma’s of een marketingtactiek. Dit kan het best aan de hand van de marketingmix. Budgetten, controle en bijsturing Het laatste deel van het marketingplan biedt inzicht in de vereiste investeringen om het plan uit te voeren, en in de procedures voor controle en bijsturing van het beleid. Bijlagen De controle en bijsturing zijn het effectiefst als er vooraf, bij de ontwikkeling en evaluatie van de strategische opties, contingentieplannen zijn ontwikkeld. Deze worden doorgaans als bijlagen bij het plan gevoegd. Een contingentieplan zet mogelijke oplossingen uiteen voor onvoorziene problemen, zoals de introductie van een concurrerend product. 13.2.3 Accenten in het marketingplan Waarop leggen we nu in een marketingplan het accent? Zie figuur 13.3 het hangt af van de vraag of de situatie waarvoor het plan wordt opgesteld, voor de onderneming al dan niet van groot commercieel belang is. De tweede factor die bepaalt welke nadruk de verschillende elementen van een marketingplan krijgen, is de vraag of het om een nieuwe, dan wel een bestaande product-marktcombinatie gaat: Hoeveel inzicht hebben we in de productgroep en in de daarmee verbonden behoeften of koopgewoonten van de doelgroep? Er zijn 4 mogelijkheden: Activiteiten: bestaande product markt combinatie van groot commercieel belang. Visie: nieuwe product markt combinatie van groot commercieel belang. Resultaten: bestaand product markt combinatie van klein commercieel belang. Analyse: nieuw product markt combinatie van klein commercieel belang. 13.3 Marketingcontrole en bijsturing Marketingcontrole houdt in dat we de geboekte resultaten vergelijken met de beoogde uitkomsten van de marketingstrategieën om aldus maatregelen te kunnen treffen om de marketingdoelstellingen alsnog te verwezenlijken. 13.3.1 Operationele marketingcontrole Het proces van marketingplanning, controle en bijsturing 1. Formuleer marketingdoelstelling 5. Stuur zo nodig bij 4. Meet en beoordeel de resultaten 2. Ontwikkel het marketingplan 3. Stel maatstaven vast Stap 3 en 4 wordt hieronder verder uitgelegd. 13.3.2 Maatstaven voor het marketingbeleid In principe kunnen we allerlei maatstaven gebruiken om zowel de effectiviteit als de efficiency van het beleid te beoordelen. Enkele voorbeelden van objectieve en subjectieve maatstaven voor het beoordelen van de effectiviteit of efficiency van het marketingbeleid zien we in tabel 13.2. 13.3.3 Beoordelen van de resultaten De resultaten van het marketingbeleid moeten regelmatig en kritisch met de oorspronkelijke verwachtingen worden vergeleken. 13.3.4 De marketingmix aanpassen De voornaamste kenmerken van de marketingmix omvat verschillende instrumenten die niet alleen onderling vervangbaar en elk multidimensionaal zijn, maar die ook zo kunnen worden ingezet, dat er een synergetisch effect wordt bereikt. Vervangbaar Een doelstelling is op verschillende manieren te verwezenlijken. Zo kan bijv. de verkoop in het laagseizoen worden verhoogd dmv reclame, kortingen op de prijs etc. Multidimensionaal de p’s kunnen op verschillende manieren worden ingevuld. Het vinden van de beste en meest rendabele manier is hier een belangrijk element. Synergetisch Als we diverse element van de marketingmix integreren tot een goed samenhangende combinatie, bereiken we een meerwaarde: het totale aanbod is dan meer dan de som van de individuele delen. De marketingmixvariabelen zijn immers interactief en vullen elkaar aan.