TAALGERICHT VAKONDERWIJS IN KLASSIEKE TALEN (Latijn) ENKELE TIPS Leerlingen die klassieke talen studeren, moeten theoretisch en creatief taal leren hanteren. Taalbewust lesgeven steunt op drie pijlers: interactie, context en taalsteun. LATIJN EN GRIEKS LEREN DOOR INTERACTIE De leraar laat leerlingen zoveel mogelijk aan het woord en laat hen in groep werken als dit het vakonderricht ten goede komt. - Om een zin correct weer te geven volstaat de basisbetekenis van een woord vaak niet. Laat leerlingen zoeken naar een synoniem of een contextuele weergave. - Bedenk met leerlingen mnemotechnische middeltjes bij de studie van vocabularium. - Formuleer samen met leerlingen enkele toetsvragen. – Vraag leerlingen voor zichzelf of voor een medeleerling een foutenanalyse te maken. LEREN IN CONTEXT (aansluiten bij de alledaagse en vakgebonden voorkennis) Ons brein werkt associatief. Hoe breder de context, hoe langer de kennis blijft hangen in het geheugen. Geleidelijk bouwen leerlingen een referentiekader op en koppelen ze theoretische taalinhouden aan concrete teksten. - Tijdens de lessen Nederlands leren de leerlingen leesstrategieën toepassen. Overleg met collega’s om de transfer ervan te garanderen in andere taalvakken. bv. titels, tussenkopjes, alinea’s, tekstreliëf (vet), trefwoorden, namen, verwijswoorden - Volg de fases in de woordenschatdidactiek: • aanbieden van vocabularium • toepassen van woordenschatstrategieën: bv. principes van woordvorming *pav- : pavÄ“re / pavescere / pavor / pavidus bv. verbanden met moderne talen bv. kolossaal→ kolossos (van Rhodos) muur → murus tafel → tabula of spectacles → spectare to envy → invidere fiction → fictus • consolideren (verankeren van de betekenis door gebruik in context) • controleren - Expliciteer denkwijzen en oplossingsstrategieën: bv. ‘cum’ voorzetsel met substantief in ablatief: ‘met’ voegwoord: + indicatief: ‘toen, wanneer’ + conjunctief: ‘toen, omdat, hoewel’ ↔ Nederlands ‘toen’ voegwoord: gewone woordorde (Latijn: cum) bijwoord: met inversie (Latijn: tum, tunc) bv. de tempel van het werkwoord met zuilen voor actief / passief; tijd; persoon enz. - Controleer of leerlingen de aangebrachte begrippen in de juiste context gebruiken. Bij taalverwerving kan dit door oefeningen als: - multiple choice: zoek de juiste omschrijving voor dit taalfenomeen - wat hoort niet in de rij en waarom niet? - plaats de vormen onder de juiste categorie - geef een definitie van… LEREN MET TAALSTEUN 1. Leerkrachten bieden talige ondersteuning om inzicht te verwerven in begrippen en vormen: - Verklaar en gebruik schooltaalwoorden en vaktermen consequent. bv. vergelijken = aanduiden wat gelijkend en verschillend is + conclusie trekken bv. determineren, verantwoorden, … - De begrippendidactiek verdient speciale aandacht : ° Gebruik dezelfde vaktermen als andere taalleraren. De nieuwe leerplannen voor de 1e graad zitten op dezelfde golflengte (Nederlands en Frans vanaf september 2010; klassieke studiën vanaf september 2011) bv. naamwoordelijk deel van het gezegde ° Wijs op mogelijke transfer van begrippen tussen de verschillende taalvakken. bv. bijwoorden bepalen werkwoorden, adjectieven, andere bijwoorden en telwoorden in moderne en klassieke talen. - Schenk aandacht aan de vraagstelling: vermijd samengestelde en/of onbegrensde open vragen, onduidelijke antwoordinstructies, vreemde of abstracte woorden, woorden met dubbele betekenis … 2. Voorbeelden van transfer (of contrast) tussen Nederlands en klassieke talen - De woordvolgorde is determinerend in het Nederlands (en Engels). bv. Als Jan Els slaat, maar: Als Els Jan slaat … In het Latijn is de woordorde minder strikt, maar toch niet onbelangrijk wegens de communicatieve of stilistische waarde van de Latijnse woordorde. - Het Nederlands gebruikt vrije verzen of rijm waar het Latijn kiest voor afwisseling tussen lange en korte lettergrepen. - Participia worden in klassieke talen veel vaker gebruikt en krijgen een andere weergave in het Nederlands: bijvoeglijke bijzin, bijwoordelijke bijzin, deelwoord. - Het (on-) overgankelijk karakter van werkwoorden in klassieke talen stemt vaak niet overeen met het Nederlands. - Een betrekkelijke bijzin moet in het Nederlands aansluiten bij het antecedent. - Passieve constructies ° Het Nederlands vermijdt ze en streeft naar een dynamische, directe stijl bv. Tuis litteris delector: je brief maakt me blij ° Latijn (en Engels) gebruiken vaak passieve constructies bv. ….iussa est relegari…. Nederlands: men heeft bevolen haar te verbannen (letterlijk: ze is bevolen verbannen te worden..) Engels: she’s ordered to be relegated (stemt overeen met Latijns taalpatroon) - De adequate weergave van klassieke teksten is een complexe leeractiviteit: ° Streef ernaar om zinvolle en samenhangende gehelen aan te bieden. ° Vele Latijnse en Griekse wendingen kunnen niet woordelijk in het Nederlands weergegeven worden. Vermijd een woord-voor-woordvertaling als eindpunt. Het is zaak om naar een vlotte en tegelijk correcte weergave te streven. ° Schenk aandacht aan de stijlregisters: normale, (in-)formele taal, vermijd archaïsmen (bv. zich kwijten van, vastspietsen,…) 3. De vertaling van een Latijnse of Griekse literaire tekst is ook een gelegenheid om leerlingen op het verschil te wijzen tussen een letterlijke weergave en een vlotte vertaling. - Tangconstructies: ° zijn erg gebruikelijk in Latijnse teksten ° vermijd je het best in het Nederlands - Geneste zinnen (een zin wordt onderbroken door andere deelzinnen) bv. (letterlijke weergave) Het is aangenaam, terwijl de wind het wateroppervlak in volle zee onstuimig maakt, om vanaf het vasteland… → (vlottere weergave: ) Terwijl de wind …, is het aangenaam om vanaf… - Paratactisch ↔ syntactisch ° ‘Praktisch Nederlands’ verkiest beknopte, nevengeschikte zinnen. Het literaire Latijn gebruikt vaak periodebouw met een gemeenschappelijk onderwerp dat vooraan in de zin staat, nog voor de voegwoorden van de bijzin. bv. Caesar, postquam …., … pontem fecit. ° Latijnse en Griekse volzinnen kunnen niet zomaar overgenomen worden in het Nederlands. Leerlingen moeten leren om complexe samengestelde zinnen paratactisch weer te geven en om de verbanden met de juiste bijwoorden aan te duiden. - Stijlfiguren De vertaling van stilistische kenmerken stelt vaak extra problemen. Dan is een alternatieve weergave mogelijk of de vaststelling dat de doeltekst niet hetzelfde effect heeft. bv. Gnarum id Caesari. (elliptische zin) → De keizer was dit te weten gekomen. bv. (letterlijke weergave:) Telkens als ik de oorzaken van de oorlog en onze noodzakelijkheid bekijk → (vlottere weergave: ): …en onze noodzakelijke strijd bekijk (abstract i.p.v. concreet) - Idioom ° (letterlijke weergave) Door liefde overweldigd, haalde Seianus haar over … → (vlottere weergave: ) Seianus, die door liefde overweldigd was, haalde haar over … Het Nederlands formuleert de beknopte bijzin bij voorkeur als uitbreidende bijzin. ° Mariti cum uxoribus (mv.): de mannen met hun vrouw (enk.) ° … ut e Socraticorum libris maximeque Platonis intellegi potest : … zoals uit de boeken van de Socratici en het meest uit die van Plato kan afgeleid worden.