Medezeggenschap en directe participatie In de afdeling Commercie van een grote organisatie (ca. 1000 medewerkers) wordt een aantal knelpunten ervaren. De bestuurder besluit een projectgroep in het leven te roepen die een nieuw organisatieplan voor de afdeling moet opstellen. De producten van de projectgroep zullen worden beoordeeld door een adviesgroep. Deze adviesgroep wordt regelmatig geïnformeerd over de vorderingen van de projectgroep en kan gevraagd en ongevraagd advies geven over alle aspecten van het project. De ondernemingsraad wordt verzocht een vertegenwoordiger af te vaardigen in de adviesgroep. De bestuurder gaat ervan uit dat door de ondernemingsraad vroegtijdig te betrekken de termijn van advisering aanmerkelijk kan worden bekort. Van ca. 2 maanden naar 1 week. In een andere organisatie is, gezien de ontwikkelingen op gebied van ICT in en buiten de organisatie, het plan opgevat om een aantal taken op het gebied van ICT uit te besteden. De ondernemingsraad ontvangt een adviesaanvraag op hoofdlijnen. In een informeel overleg tussen de bestuurder, de chef van de afdeling ICT en de voorzitter van de ondernemingsraad wordt aangegeven dat de chef van de afdeling voornemens is om zijn personeel volledig te betrekken bij alle stappen van het besluitvormingsproces. Hij belooft volledig rekening te houden met de belangen van het personeel van de afdeling. Er is ook een opiniepeiling op de afdeling geweest waaruit bleek dat 9 van de 12 personeelsleden hier achter stonden. Dientengevolge verzoekt hij de ondernemingsraad de adviesaanvraag op hoofdlijnen te beoordelen en ook een advies op hoofdlijnen uit te brengen. Door: Hans van Teijlingen www.odyssee-groep.nl Beide praktijkvoorbeelden geven aan waar veel ondernemingen momenteel mee worstelen. Hoe verhouden de diverse vormen van participatie, medezeggenschap via de ondernemingsraad en directe participatie in lijn, zich tot elkaar? In veel ondernemingen is geen sprake van verbinding tussen beide. Met als gevolg: een ontevreden ondernemingsraad, gefrustreerde managers etc. In dit artikel wordt nader ingegaan op deze problemen rondom medezeggenschap en directe participatie. Waarbij we de term medezeggenschap reserveren voor uitoefening van medezeggenschap door gekozen medezeggenschapsorganen (ondernemingsraad, onderdeelscommissie, GOR of COR). Deze vorm van medezeggenschap wordt ook wel omschreven als indirecte participatie of vertegenwoordigende medezeggenschap. Onder directe participatie verstaan we de uitoefening van medezeggenschap door werknemers op een door de werkgever georganiseerde en aangestuurde wijze. Beide vormen zijn niet weg te denken in een moderne organisatie. Organisaties zijn vandaag de dag bijzonder complex en staan voor dermate grote uitdagingen dat een werkgever er niet aan ontkomt om vormen van directe participatie te organiseren. Pagina 1 van 14 Daarnaast verplicht de WOR (art. 2) de werkgever tot het instellen van een medezeggenschapsorgaan. In veel organisaties is niet principieel nagedacht hoe beide vormen van medezeggenschap op elkaar af te stemmen laat staan met elkaar te verbinden. Deze constatering vormt het vertrekpunt voor dit artikel. We willen proberen de vraag te beantwoorden onder welke condities het mogelijk is een vruchtbare mix van medezeggenschap en directe participatie in een onderneming te organiseren. We beginnen met de noodzaak van het organiseren van participatie. Vervolgens staan we kort stil bij een historische ontwikkeling en veelvormigheid van medezeggenschap en participatie. Daarna gaan we in op de huidige positie van ondernemingsraden in hun organisatie en hun verbindingen met directe participatie. Ten slotte formuleren we een aantal voorwaarden voor een goede mix van medezeggenschap en participatie. We sluiten af met de beschrijving van het proces om te komen tot een juiste mix van medezeggenschap en directe participatie. De noodzaak tot het organiseren van directe participatie De tijd is allang voorbij dat de directie denkt en de werkvloer doet. Veel organisaties opereren in een dynamische omgeving, hebben te maken zware concurrentie en werken met ingewikkelde en hoogwaardige technologie. De snelheid en kwaliteit van de besluitvorming vereist participatie van management, middenkader en werkvloer. Daarnaast zijn werknemers tegenwoordig hoger opgeleid, gewend mee te denken er overal wat van te vinden. Een ondernemer die deze gratis denkkracht negeert doet zichzelf tekort. Besluiten nemen is één. Besluiten vertalen in concrete maatregelen die ook nog in effect resulteren is een heel ander verhaal. Door participatie bij de besluitvorming ontstaan vaak betere en meer praktische besluiten die kunnen rekenen op een groter draagvlak. Kortom participatie is geen doel op zich maar draagt bij aan het succes van de moderne onderneming. Economische meerwaarde van participatie Er zijn diverse onderzoeken uitgevoerd naar de economische meerwaarde van participatie. Daarbij kwam naar voren dat met name informele participatie, participatie bij de besluitvorming en financiële participatie (in de vorm van werknemersaandelen) positief bijdroegen aan het resultaat van de onderneming. De positieve bijdrage vertaalt zich vooral in kostenreductie en een toegenomen productiviteit. Ook kwam naar voren dat investeren in vormen van participatie een kwestie is van lange adem. Zowel bestuurder, management als werknemers moeten er aan wennen en ook op elkaar ingespeeld raken. Ontwikkeling van medezeggenschap en directe participatie Zowel medezeggenschap als directe participatie lijken vandaag de dag een normaal onderdeel van de bedrijfsvoering. Dat is niet altijd zo geweest. Beide vormen van medezeggenschap kennen een eigen ontwikkeling. Deels is dat oorzaak van het feit dat vandaag de dag medezeggenschap en directe participatie zich soms moeizaam tot elkaar verhouden. Pagina 2 van 14 Ontwikkeling medezeggenschap (historisch) Sinds de jaren 50 van de vorige eeuw is medezeggenschap wettelijk geregeld. De verhoudingen zijn dan duidelijk: de werkgever is voorzitter van de ondernemingsraad. Er zijn uitsluitend overlegvergaderingen, de ondernemingsraad heeft geen eigen vergaderingen. In de overlegvergadering is hoofdzakelijk sprake van éénrichtingsverkeer. De werkgever vertelt hoe de zaken er voor staan, de ondernemingsraadsleden stellen vragen. Af en toe zijn er formele adviesprocedures. Motief van werknemers om in de ondernemingsraad zitting te nemen is het behartigen van werknemersbelangen. Vaak in het verlengde van de activiteiten van vakorganisaties. Verreweg de meeste ondernemingsraadsleden zijn actief vakbondslid en worden ook in hun ondernemingsraadswerk ondersteund door hun vakorganisatie. De relatie tot de werkgever kenmerkt zich door afstand. Zeggenschap en medezeggenschap worden als elkaar opponenten gezien. De verhoudingen tussen werkgevers enerzijds en werknemers en vakorganisaties anderzijds zijn nogal eens conflictueus. Mede ingegeven door het tijdsbeeld, jaren 70, waarin de klassenstrijd opbloeit en maatschappelijke tegenstellingen scherper worden. Begin jaren 80 is er een belangrijke wijziging in de wet op de ondernemingsraden (WOR). De ondernemingsraad krijgt een onafhankelijke positie. De ondernemingsraad krijgt een eigen voorzitter en krijgt ook het recht om apart te vergaderen ter voorbereiding van het overleg. De overlegvergadering wordt beurtelings voorgezeten door de werkgever en de voorzitter van de ondernemingsraad. Het advies- en instemmingsrecht van de ondernemingsraad wordt ook beduidend uitgebreid. In de beleving van veel werknemers is de ondernemingsraad een zelfstandig orgaan in de organisatie dat de belangen van werknemers kan behartigen. In de beleving van veel werkgevers heeft de werkgever er naast de vakbond een opponent bij gekregen. Met een uitgebreider advies- en instemmingsrecht is de ondernemingsraad nu een uitstekende aanvulling op de vakbond bij het behartigen van werknemersbelangen. Vandaag de dag (jaren 90 tot heden) is in veel ondernemingen de ondernemingsraad een geaccepteerd instituut. De ondernemingsraad wordt betrokken bij de beleidsontwikkeling en bij belangrijke besluiten. In veel ondernemingen is sprake van een samenwerkingsrelatie. Al blijven er altijd ondernemingen waar sprake is van een slechte relatie tussen ondernemingsraad en het ondernemingsbestuur. Er ontstaan variaties in de wijze waarop wordt samengewerkt. In de literatuur zijn tal van vormen beschreven. We noemen hier de belangrijkste: Toetsende ondernemingsraad: De toetsende medezeggenschap is de meest klassieke vorm van medezeggenschap en kenmerkt zich door de nadruk op de formele procedures (advies- en instemmingsrecht). Toetsende ondernemingsraden zijn vooral reactief. Zij hebben vaak geen eigen samenhangende visie op hoe de onderneming zich moet ontwikkelen. Van het initiatiefrecht wordt niet tot nauwelijks gebruik gemaakt. Pagina 3 van 14 De voorstellen van de bestuurder worden vooral getoetst aan de hand van de werknemersbelangen. Belangenbehartiging is een belangrijke doelstelling. De toetsende ondernemingsraad treffen we vooral aan bij traditioneel geleide bedrijven waarin sprake is van een sterke hiërarchie. In deze bedrijven zijn andere vormen van participatie nauwelijks aanwezig. Is dat wel het geval dan kunnen er spanningen ontstaan. Het merendeel van de ondernemingsraden oefent toetsende medezeggenschap uit. Strategische ondernemingsraad: De strategische ondernemingsraad heeft een uitgesproken visie op de strategie van de eigen onderneming of instelling. Allerlei kwesties worden aan deze visie getoetst. Bovendien worden initiatieven ontwikkeld op terreinen waarop de bestuurder het laat afweten. Deze ondernemingsraad is pro-actief. Wil vroegtijdig betrokken worden bij de ontwikkeling van voorstellen. Het accent op de formele procedures varieert. Sommige ondernemingsraden worden dermate betrokken bij de ontwikkeling van ideeën dat het voorgenomen besluit een hamerstuk is. In andere gevallen worden de formele advies- en instemmingstrajecten benut om eventuele verschillen in visie ten aanzien van een oplossing uit te onder handelen. Tevens vormt het formele traject een goede vorm om de achterban te betrekken bij het besluit en om de afwegingen van de ondernemingsraad richting de achterban te communiceren. De strategische ondernemingsraad past in een modern geleide organisatie, waarin strategische vraagstukken door de bestuurder met de ondernemingsraad worden besproken. De tactische en operationele besluiten vinden elders plaats. Andere gremia oefenen daarop medezeggenschap uit: onderdeelcommissies, werkoverleg, een zelfsturend team, afdelingsmanagers etc. De uit de literatuur bekende vormen, de netwerkondernemingsraad (Looise), de professionele (Goodijk) en de interactieve ondernemingsraad (Wissema) zijn in onze opvatting allemaal vormen van de strategische ondernemingsraad. Betrokken ondernemingsraad De betrokken ondernemingsraad richt zich vooral op het adviseren van de bestuurder over betrokkenheid van medewerkers. Dit vanuit de visie dat organisaties in de naaste toekomst steeds meer moeite zullen hebben met het organiseren van de betrokkenheid en loyaliteit van hun medewerkers. De betrokken ondernemingsraad wil een toegevoegde waarde hebben ten aanzien van de besluitvorming en gaat er van uit dat de bestuurder niet zit te wachten op bemoeienis met de strategie van de onderneming. Advisering hierbij vergt een enorme investering van de ondernemingsraad en de vraag is of er een originele inbreng is te verwachten. De bestuurder heeft met name behoefte aan inbreng van deskundigheid op het terrein van medewerkerbetrokkenheid. Wat zijn de gevolgen van voorgesteld beleid voor de betrokkenheid van medewerkers? En hoe organiseren we de betrokkenheid van medewerkers bij de oplossing van een vraagstuk in de organisatie? De ondernemingsraad heeft op beide terreinen bij uitstek ervaring. De betrokken ondernemingsraad beroept zich niet snel op zijn wettelijke bevoegdheden. Pagina 4 van 14 Ontwikkeling participatie (historisch) Op het moment dat medezeggenschap via wetgeving een wettelijke basis kreeg (jaren 50), was er van gestructureerde directe participatie nog nauwelijks sprake. De meeste organisaties zijn in die tijd sterk hiërarchisch georganiseerd. Op de werkvloer heerst het motto ‘niet denken maar doen’. Denken vindt elders plaats. Het liefst uitsluitend aan de directietafel. Daar worden ook alle besluiten genomen. In deze tijd is dat ondenkbaar. En wel om verschillende redenen. Organisaties en hun omgeving (klanten en leveranciers) zijn zo complex dat het geheel niet meer door één of enkelen is te overzien. Op deelterreinen zijn werknemers vaak veel deskundiger dan hun werkgever. Dus worden zij betrokken bij besluitvorming. Vaak moet snel worden gehandeld. Zeker in complexe ondernemingen duurt de hiërarchische weg dan veel te lang. Het delegeren van bevoegdheden bevordert handelingssnelheid. Werknemers, goed opgeleid met een analytisch vermogen, leren van hun ervaringen in hun werkpraktijk. Dergelijke leerervaringen zijn onontbeerlijk bij verdere ontwikkeling van een onderneming. Werknemers betrekken bij beleidsontwikkeling vergroot bovendien het draagvlak en dus het succes voor de uitvoering van het beleid. Voor een werkgever is het dus een ‘must’ om directe participatie te organiseren. Maar ook vanuit het oogpunt van de werknemer is participatie een must. Werknemers zijn vandaag de dag dermate opgeleid en geëmancipeerd dat zij betrokkenheid als een normaal onderdeel van de arbeidsverhouding zijn gaan zien. Vanaf de jaren zeventig is geëxperimenteerd met allerlei vormen van directe participatie. De belangrijkste vormen zijn: Werkoverleg Overleg op de werkvloer tussen werknemers en leidinggevende. Hierin komen allerlei operationele kwesties aan de orde. Daarnaast wordt er ook gereageerd op voorgenomen beleid en worden signalen afgegeven van hoe ontwikkelingen in de organisatie worden beleefd. Decentralisatie van bevoegdheden Leidinggevenden of werknemers zijn bevoegd om ten aanzien van bepaalde werkzaamheden zelfstandig te beslissen. Het hogere management is alleen nog geïnteresseerd in de output van het werk. Sociocratische organisatiemethode Deze methode biedt managers en medewerkers instrumenten om een blijvende hoge betrokkenheid te realiseren. De methode versterkt het zelfsturende vermogen van het individu en de positie van de leidinggevende. Deze methode voorziet dat alle medewerkers betrokken zijn en blijven bij beleids- en besluitvorming. Zelfsturende teams of autonome taakgroepen In een organisatie worden te onderscheiden werkeenheden gevormd die een outputtaakstelling krijgen. De wijze waarop de taak wordt uitgevoerd, wordt binnen bepaalde kaders in onderling overleg vastgesteld. Daartoe zijn aan deze teams een aantal bevoegdheden gedelegeerd. Pagina 5 van 14 Tweegesprek tussen werknemer en leidinggevende Deze meest simpele overlegvorm kan soms tot grote invloed leiden. Een leidinggevende die met zijn werknemer overlegt en de resultaten van dat overleg zichtbaar meeneemt in de besluitvorming, laat op de meest directe wijze zien dat participatie tot invloed kan leiden. De betreffende werknemer voelt zich betrokken. Er zijn ook vormen van directe participatie die incidenteel worden gebruikt. Bijvoorbeeld in het kader van strategieontwikkeling of een groot veranderingstraject: Medezeggenschap van onderop Dit is een methode voor strategieontwikkeling en komt erop neer dat de directie een groep samenstelt die een dwarsdoorsnede vormt van de organisatie (directie, staf, middenkader en werkvloer). In deze groep worden allerlei strategievoorstellen ontwikkeld die kunnen leiden tot een strategische beleidsnotitie (Roobeek, 1998). Gezamenlijk herontwerp Dit is een methode Ontwikkeld voor ingrijpende structuurverandering. Ook bij deze methode wordt uit de organisatie een representatieve groep samengesteld. Deze fungeert als denktank en produceert concrete verandervoorstellen voor de organisatie. De groep wordt vaak begeleid door interne of externe adviseurs (Schuiling, 2001). Medezeggenschap en directe participatie overeenkomsten en verschillen Medezeggenschap en directe participatie zijn beide vormen van participatie van werknemers bij ontwikkeling en besluitvorming in een onderneming. Over nut en toegevoegde waarde ervan bestaan geen misverstanden. Inbreng van werknemerservaringen en –visies verrijken de standpunten van bestuurders en beleidsmakers. Toch is er in veel organisaties geen goede afstemming of verbinding tussen medezeggenschap en directe participatie. Dat is deels te verklaren uit de eigenstandige ontwikkeling van beide vormen. Medezeggenschap komt voort uit het wettelijk afgedwongen recht van werknemers om een ondernemingsraad te kiezen die hen vertegenwoordigt in het overleg met de werkgever. Dat recht wordt gezien als een vorm van democratisering van arbeidsverhoudingen. Zowel werkgevers als werknemers zien de ondernemingsraad primair als een instrument van belangenbehartiging. Bovendien is de ondernemingsraad een zelfstandig orgaan, gekozen door de werknemers. De werkgever is niet in staat de ondernemingsraad aan te sturen. Sommige werkgevers vinden een ondernemingsraad lastig en investeren er daarom niet in. Directe participatie wordt georganiseerd en aangestuurd vanuit het organisatiebelang. Ook daar is sprake van een zekere democratisering van arbeidsverhoudingen. Maar de aansturing en controle van de werkgever blijft. Dit zijn de belangrijkste oorzaken van het soms langs elkaar heen werken van medezeggenschap en directe participatie. Werkgevers houden geen rekening met de rol van de ondernemingsraad bij een verdere organisatie van directe participatie. Pagina 6 van 14 De ondernemingsraad heeft vaak ook geen uitgesproken visie op wat men doet en wat men laat in relatie tot de directe participatie. Met als gevolg dat veel zaken dubbel moeten worden gedaan of soms worden gefrustreerd doordat de ondernemingsraad een inhaalslag moet plegen. Dat roept om afstemming. Een start daarvan kan zijn een principieel gesprek tussen werkgever en ondernemingsraad over de organisatie van medezeggenschap in de onderneming. Waarbij ervan uit wordt gegaan dat zowel ondernemingsraad als de directe participatie hier een eigen aanvullende rol kunnen hebben. Op weg naar moderne medezeggenschap: de verbinding tussen medezeggenschap en directe participatie Ondernemingen zijn erbij gebaat op zoek te gaan naar de juiste verbinding tussen medezeggenschap (ondernemingsraad) en directe participatie. Dit draagt bij tot het succes van de onderneming. Daar is sprake van moderne medezeggenschap. Die stap zal gezet moeten worden door zowel ondernemingsraad, bestuurder, middenkader en werkvloer. Een eerste stap kan gezet worden door ondernemingsraad en bestuurder. Het slagen van die stap is cruciaal voor het verdere proces en hangt af van de volgende voorwaarden. De ondernemingsraad moet een visie hebben op de ontwikkeling van directe participatie in relatie tot de eigen rol De ondernemingsraad moet beseffen dat medezeggenschap in een onderneming meer inhoudt dan alleen de ondernemingsraad. De ondernemingsraad zal een expliciete visie moeten ontwikkelen op de wijze waarop in de organisatie directe participatie ontwikkeld moet worden. De ondernemingsraad zal daarbij ook de eigen rol mogelijk moeten herdefiniëren. De ondernemingsraad zal zich actief mee moeten werken aan de vormgeving en regie van de directe participatie. Daarbij horen het formuleren van doelen, het bewaken van kwaliteit. enz. De bestuurder moet een visie ontwikkelen op de rol van de ondernemingsraad in relatie tot directe participatie De bestuurder dient de ondernemingsraad te accepteren als een volwaardige gesprekspartner ten aanzien van organisatiebrede kwesties. Hij zal de ondernemingsraad moeten respecteren en waarderen als een onafhankelijk en kritisch orgaan, samengesteld op grond van verkiezingen onder alle werknemers in de organisatie. Hij moet de ondernemingsraad niet zien als een lastig niet aan te sturen orgaan, maar als een cadeau: een platform dat een dwarsdoorsnede van de organisatie vormt en hem gevraagd en ongevraagd feedback geeft ten aanzien van het gevoerde beleid. De bestuurder moet voor zichzelf een rol voor de ondernemingsraad definiëren die recht doet aan de bedoeling van de WOR en meerwaarde vertegenwoordigd ten opzichte van de directe participatie in de organisatie. De bestuurder moet vervolgens willen investeren in verbetering van de kwaliteit van de ondernemingsraad in het licht van de gezamenlijk afgesproken doelstellingen. Pagina 7 van 14 Bestuurder en ondernemingsraad dienen in principe uit te gaan van samenwerking Door gekleurde beelden van de ander en gesteggel over randvoorwaarden bij advies- en instemmingsaanvragen is er niet altijd sprake van een samenwerkingsrelatie tussen ondernemingsraad en bestuurder. Dat lijkt onbegrijpelijk aangezien de belangen van een ondernemingsraad en een bestuurder voor vaak meer dan 80% overeenkomen. Echter de focus ligt teveel op de 20% besluiten waarin de belangen uiteen lopen. In het proces van het gezamenlijk formuleren van de verbinding tussen medezeggenschap en directe participatie zullen ondernemingsraad en bestuurder dit moeten bespreken en daar afspraken over moeten maken. De bestuurder en organisatie moeten positief staan ten opzichte van gedemocratiseerde arbeidsverhoudingen Het organiseren en serieus nemen van medezeggenschap en directe participatie houdt in dat met de resultaten ook wat gedaan moet worden. Niets is meer frustrerend dan wanneer er met de inbreng van medezeggenschap en participatie niets gebeurt. Uiteindelijk gaat het bij het serieus nemen van medezeggenschap en directe participatie om het delen van beslissingsmacht. Wanneer een bestuurder en leidinggevenden in een organisatie hier niet toe in staat zijn wordt het lastig. Er moet kortom worden geïnvesteerd in een cultuur van gedemocratiseerde arbeidsverhoudingen. ondernemingsraad en zijn achterban dienen positief te staan en betrokken te zijn bij de doelen van de organisatie Hierbij zijn missie en visie van de organisatie in het geding. Zowel de ondernemingsraad maar ook zijn achterban moeten positief staan tegenover de doelstellingen van de organisatie waarin ze werkzaam zijn. Wanneer men zich niet identificeert met de doelen van de organisatie is het moeilijk om medezeggenschap uit te oefenen of te participeren. Het is dan ook aan te bevelen om de ontwikkeling van een missie/visie en beleid niet topdown te organiseren maar daarbij gebruik te maken van de aanwezige medezeggenschapsen participatievormen. ondernemingsraad en bestuurder moeten de betrokkenheid van werknemers bevorderen Directe participatie staat of valt met betrokken medewerkers. En die betrokkenheid hangt niet alleen af of men zich kan vinden in de doelen van de organisatie, maar van veel meer (zie kader). Pagina 8 van 14 Betrokkenheid staat voor de mate waarin werknemers zich verbonden voelen met de organisatie als geheel. Dit kan men als een psychologisch contract zien. Hierdoor ontstaat een gevoel van medeverantwoordelijkheid voor de gang van zaken in de onderneming. Deze verantwoordelijkheid van de werknemer reikt tegenwoordig verder dan de directe taak. Er is ook een verantwoordelijkheid voor de omgeving waarin die taak verricht wordt, en voor het vertalen van de veranderingen die zich daarin voordoen. Betrokkenheid van werknemers is in de visie van Odyssee één van de belangrijkste succesfactoren van een onderneming. Betrokkenheid wordt bevorderd door: een redelijk basispakket op het terrein van arbeidsvoorwaarden, arbeidsomstandigheden, arbeidsverhoudingen en arbeidsinhoud de mate waarin werknemers trots kunnen zijn op hun bedrijf en op de producten of diensten die worden geleverd de mate waarin werknemers zich persoonlijk kunnen ontwikkelen in relatie tot de ontwikkeling van het bedrijf (en daaraan een gevoel van competentie kunnen ontlenen) de mate waarin werk en privé te combineren vallen de mate waarin de werknemer persoonlijk geschikt blijft voor het werk (hoeft niet in het eigen bedrijf te zijn) de mate waarin de werknemer eigen verantwoordelijkheden en uitdagingen kan nemen de mate waarin de werknemer aangesproken wordt als deel van het geheel en de kans krijgt om invloed uit te oefenen de cultuur in een organisatie en vooral de stijl van leidinggeven. Het organiseren van betrokkenheid kan voor ondernemingsraad en bestuurder een gezamenlijke uitdaging zijn en als startpunt fungeren voor het gezamenlijk organiseren van de verbinding tussen medezeggenschap en directe participatie. Bij het verder operationaliseren van directe participatie en de verbinding er van met de medezeggenschap zijn ook de inbreng van middenkader en werkvloer van belang. Daarbij gelden, onder meer afgeleid van het voorgaande, de volgende voorwaarden: draagvlak voor de doelen van de organisatie positieve houding ten aanzien van participatieprocessen draagvlak voor de ondernemingsraad en zijn rol in de participatie bereidheid tot het investeren in kennis en vaardigheden met betrekking tot participatie. Pagina 9 van 14 Modellen voor moderne medezeggenschap Elke organisatie is uniek. Het ontwikkelen van de juiste verbinding tussen medezeggenschap en directe participatie is maatwerk. Daarom putten we ons niet uit in het beschrijven van allerlei mogelijke modellen. We beperken ons tot het formuleren van een aantal uitgangspunten. Uitgangspunten voor de medezeggenschap Conform de WOR zal er in een onderneming met meer dan 50 werknemers een ondernemingsraad moeten worden ingesteld. Deze ondernemingsraad voert regelmatig overleg met de bestuurder. In dat overleg zouden de volgende zaken aan de orde kunnen komen: strategische kwesties organisatiebrede aangelegenheden (organisatorische en arbeidsvoorwaardelijke) de organisatie en kwaliteit van de directe participatie signalen van de werkvloer het kanaliseren van de ondernemingsdemocratie. Verder zal in de overlegvergadering de formele afhandeling plaatsvinden van allerlei adviesaanvragen en instemmingsverzoeken. Bij complexe organisaties, met meerdere lagen van zeggenschap, is het de vraag of er op elk niveau van zeggenschap ook medezeggenschap conform de WOR zou moeten plaatsvinden. Formeel is een bestuurder er toe gehouden. Dat leidt soms tot enorme bouwwerken van medezeggenschap: onderdeelscommissie-ondernemingsraad-groepsondernemingsraadcentrale ondernemingsraad. Maar het bevordert lang niet altijd de kwaliteit van het overleg en de besluitvorming. Vaak worden besluiten dubbel behandeld. Ook komt het voor dat een onderdeelscommissie, beladen met alle bevoegdheden conform de WOR, in geen jaren een adviesaanvraag krijgt. In zulke gevallen zijn creatievere vormen mogelijk. Een ondernemingsraad kan bijvoorbeeld klankbordgroepen per organisatie-onderdeel organiseren in plaats van volledige onderdeelscommissies op te tuigen. Ook kan in overleg met de bestuurder meer en intensievere participatie laag in de organisatie worden georganiseerd onder strikt toezicht en regie van ondernemingsraad en bestuurder Pagina 10 van 14 AHOLD-case In de jaren 90 is bij AHOLD besloten om in een gedeelte van het concern de medezeggenschap anders te organiseren. De OR hield zich voortaan uitsluitend bezig met strategische aspecten. De belangenbehartiging van het personeel werd overgelaten aan diverse vormen van directe participatie: werkoverleg, zelfsturende teams etc. De vorm waarin werd decentraal bepaald door bijvoorbeeld de filiaalchef en zijn personeel. In sommige gevallen had de OR hier geen bemoeienis mee. Dit experiment is mislukt. Oorzaken van het mislukken: in sommige gevallen had de chef geen bevoegdheden, dan valt er weinig te participeren in een ander geval trok de chef alle coördinatie naar zich toe en nam allerlei besluiten zelf zonder zich rekenschap te geven van bijvoorbeeld het werkoverleg. in sommige gevallen werd geen directe participatie georganiseerd omdat het te duur is. In het onderzoek naar de medezeggenschap en directe participatie bij AHOLD komt de onderzoeker tot de conclusie dat directe participatie zeker een toekomst heeft, mits goed verankerd in de organisatie, voorzien van bevoegdheden en onafhankelijker van de willekeur van de chef. Dat vergt regie. Daarmee zouden ook de OR en de bestuurder zich moeten bemoeien. De kwaliteit van de participatie is een strategische kwestie en moet als zodanig worden ontwikkeld en bewaakt. Uitgangspunten voor de directe participatie De inhoud van de directe participatie zal vaak gericht zijn op een onderdeel van de organisatie of om een bepaald (veranderings)project. De directe participatie zal meer gericht zijn op uitvoering of beleidsvoorbereidend of is ingekaderd door gedelegeerde bevoegdheden. Daarbij zal altijd verantwoording achteraf plaatsvinden. Dat zal vaak aan de naast hogere leidinggevende zijn en al of niet indirect aan de bestuurder. Hierdoor zal ook de ondernemingsraad worden geïnformeerd. Die verantwoording zal meestal de inhoud betreffen. Het is aan te bevelen ook regelmatig iets over het proces terug te koppelen. Directe participatie is niet alleen geslaagd als er goede besluiten en inhoudelijke resultaten worden geboekt, maar ook als er sprake is van een goed proces. ondernemingsraad en bestuurder dienen het proces regelmatig te monitoren en waar mogelijk verbeteringen aan te brengen. Afspraken tussen ondernemingsraad en bestuurder Daarnaast zijn er ook expliciete afspraken noodzakelijk tussen ondernemingsraad en bestuurder over de onderlinge samenwerking en over de rol van de ondernemingsraad in relatie tot directe participatie Pagina 11 van 14 Over vroegtijdige betrokkenheid van de ondernemingsraad Een ondernemingsraad die wordt geacht mee te denken op strategisch niveau moet vroegtijdig worden geïnformeerd en betrokken over allerlei organisatiebrede kwesties van strategische aard. Tevens kan worden afgesproken dat de ondernemingsraad participeert in werkgroepen ingesteld door de bestuurder. Eveneens uit een oogpunt van vroegtijdige betrokkenheid. Het meest optimaal is als de ondernemingsraad reeds betrokken wordt bij het formuleren van de probleemstelling. Overeenstemming daar over leidt in vele gevallen tot dezelfde conclusies ten aanzien van oplossingen Over de relatie tussen de ondernemingsraad en directe participatie Ondernemingsraad en bestuurder dienen heldere afspraken te maken over de relatie van de ondernemingsraad met vormen en processen van directe participatie. Deze afspraken moeten ook helder worden gecommuniceerd zodat de deelnemers aan de directe participatie de plaats van de ondernemingsraad weten en daar naar handelen. Dit voorkomt allerlei competentiekwesties tussen bijvoorbeeld individuele ondernemingsraadsleden en de deelnemers aan de directie participatie. Het is bijvoorbeeld van belang of iemand als ondernemingsraadslid of uit hoofde van zijn functie deelneemt aan een werkoverleg of projectgroep. Over toepassing van de WOR Daar waar goed wordt samengewerkt hoeft niet alles precies langs de formele lijnen te verlopen. WOR-procedures moeten toegevoegde waarde hebben en houden en niet door zowel ondernemingsraad als bestuurder worden ervaren als een last. Het verdient aanbeveling om belangrijke besluiten wel conform de WOR af te handelen. Alleen al om het naar de achterban inzichtelijk te maken hoe de besluitvorming tot stand is gekomen. Ondanks goede afspraken over samenwerking kan het voorkomen dat bestuurder het oneens zijn over een bepaald voorgenomen besluit. Dat kan omdat op dat punt de belangen van de werknemers niet overeenkomen met die van de bestuurder. Het is van belang dit in goed onderling overleg vast te stellen en gezamenlijk te besluiten het voorgenomen besluit conform de WOR verder uit te onderhandelen. Over de informatievoorziening van de ondernemingsraad Om actief te participeren dient de ondernemingsraad volledig te zijn geïnformeerd over allerlei zaken die spelen. Die informatie zal in de eerste plaats van de bestuurder komen. Daarnaast is de ondernemingsraad voor zijn functioneren vooral afhankelijk van informatie uit de organisatie. Afspraken over vrijheid voor de ondernemingsraad ten aanzien van het vergaren van informatie zijn daarvoor van belang. Let wel, ook de bestuurder doet zijn voordeel met een goed meer geïnformeerde ondernemingsraad. Pagina 12 van 14 Over evaluatie van de moderne medezeggenschap Bestuurder en ondernemingsraad hebben goede afspraken gemaakt over de verbinding tussen medezeggenschap en directe participatie. Dat is echter maar het begin. Gaande het proces zal er regelmatig geëvalueerd moeten worden of de gemaakte afspraken werken en aan de hand van de voorvallen en verrassingen die het proces in zich hadden. Aan de slag met moderne medezeggenschap In de voorgaande paragrafen zijn tal van voorwaarden, uitgangspunten en noodzakelijke afspraken tussen ondernemingsraad en bestuurder beschreven. Hoe nu te beginnen? Waar ligt het startpunt voor modernisering van medezeggenschap? Het is onze ervaring om in een simpel open gesprek tussen bestuurder ‘de medezeggenschap in de organisatie in al zijn hoedanigheden’ aan de orde te stellen. Eigenlijk staat alles wat er plaatsvindt tussen ondernemingsraad en bestuurder in het licht van medezeggenschap. Maar over het fenomeen van medezeggenschap zelf wordt zelden gesproken. In zo’n gesprek kunnen de volgende vragen aan de orde komen: Wat willen we eigenlijk met medezeggenschap? Hoe komt het dat we onze visie zo lastig in praktijk gebracht krijgen? Hoe krijgen we een betere afstemming tussen bestuurder en ondernemingsraad qua visie op de rol van de medezeggenschap en directe participatie? Hoe ervaren wij de medezeggenschap en directe participatie in onze organisatie? Men moet zo’n gesprek wel goed voorbereiden. Het verdient aanbeveling in een voorgesprek iets over de gesprekspunten de wijze van vormgeving van het gesprek af te spreken. Een onafhankelijk gespreksleider kan bijvoorbeeld doorvragen daar waar beide partijen wellicht enige schroom hebben. Een dergelijk gesprek levert een aantal overeenstemmingen en geschilpunten op. Afhankelijk van het resultaat van zo’n eerste gesprek kunnen er vervolgstappen worden gezet. Daarbij moet het gesprek worden verbreed naar andere actoren in de organisatie. ondernemingsraad en bestuurder zouden tot een soort agenda kunnen komen voor ontwikkeling van moderne medezeggenschap. Een groot deel van die agenda is te ontlenen aan de voorwaarden, uitgangspunten en noodzakelijk afspraken die eerder beschreven zijn. We ronden af met een aantal tips voor het proces van ontwikkeling van moderne medezeggenschap. 1. Ontwikkeling van moderne medezeggenschap beperkt zich niet tot het wijzigen van medezeggenschaps- en participatiestructuren. Het gaat ook om een wijziging van de cultuur. De arbeidsverhoudingen wijzigen. Ze zullen meer worden gedemocratiseerd. 2. Dat betekent een leerproces voor ondernemingsraad, bestuurder, leidinggevenden en de mensen van de vloer. De bestuurder en leidinggevenden zullen opvolging moeten organiseren van de resultaten van directe participatie. Maar ook de ondernemingsraad zal soms dingen moeten laten waar ze vroeger bovenop sprongen. Werknemers zullen moeten leren om hun opvattingen en ervaringen te formuleren zodat ze kunnen worden meegenomen in de beleidsontwikkeling. Pagina 13 van 14 3. Verder betekent zo’n ontwikkelingsproces een zorgvuldige en voortdurende communicatie. Niet alleen van de afspraken en procedures maar ook van de successen en toegevoegde waarde die het oplevert. Terug naar de praktijk Dit artikel startte met twee praktijkvoorbeelden. Ter afronding wordt ingegaan op de vraag hoe hadden OR en bestuurder het anders aan kunnen pakken? Hoe hadden zij een zinvolle verbinding kunnen organiseren tussen medezeggenschap en directe participatie. Gezien het voorgaande is daar geen éénduidig antwoord op. Het verbinden van medezeggenschap en directe participatie blijft maatwerk. In de eerste casus, reorganisatie van een afdeling, hadden OR en bestuurder dit probleem kunnen betitelen als een experiment voor afstemming van medezeggenschap en directe participatie. Dat houdt in dat naast aandacht voor het thema ‘reorganisatie’ er ook aandacht moet zijn voor het proces van directe participatie en de verbinding ervan met de medezeggenschap. Wanneer men daar goed aandacht besteed levert zo’n project niet alleen een beter georganiseerde afdeling op maar ook inzicht in het beter organiseren van medezeggenschap. Dat geldt in feite ook voor de tweede casus. Ook daar kan men leren hoe medezeggenschap te organiseren door ook aandacht te hebben voor de participatieprocessen. In deze casus zou vooraf wel meer aandacht moeten zijn voor de verbinding tussen participatie en medezeggenschap. Want hier wordt een aanvullende vorm van directe participatie geïntroduceerd zonder met de medezeggenschap in gesprek te gaan wat dat voor consequenties zou hebben voor zijn rol. Pagina 14 van 14