Verkeerd begrip in chemische binding: de covalente binding Een lastig onderwerp voor leerlingen is chemische binding. Veel concepten worden verkeerd begrepen. Gelukkig is er veel onderzoek gedaan naar ‘misconceptions’ in de scheikunde. Enkele van deze verworvenheden wil ik in dit artikel graag aan u doorgeven. n 436 Jan de Gruijter / Fontys Lerarenopleiding Tilburg Maar eerst wat lastige vragen, waar leerlingen lang niet altijd een goed antwoord op geven. U wel? Vraag 1. In bindingen hebben atomen een gevulde buitenste schil. Waar of onwaar? Vraag 2. Een bindingsstreepje tussen twee atomen geeft op juiste wijze de plaats van de bindingselektronen aan. Waar of onwaar? Vraag 3. Covalente bindingen of atoombindingen zijn tussen een metaal en een niet-metaal. Waar of onwaar? Vraag 4. Een enkele binding bestaat uit twee elektronen. Waar of onwaar? Vraag 5. Een atoombinding of covalente binding houdt atomen bij elkaar omdat door de binding elektronen worden gedeeld. Waar of onwaar? Had u alle vragen goed beantwoord? De goede antwoorden en het commentaar staan aan het eind van het artikel. Maar kijkt u daar pas straks naar. Lees eerst even door. Soms vindt u het commentaar misschien wat gezocht, maar leerlingen willen graag een goed begrip van binding krijgen. Als wij als docenten slordig zijn in ons taalgebruik, raken leerlingen in de war. Uiteraard willen we dat niet. In tabel 1 zijn enkele verkeerde begrippen opgenomen met daarbij een betere formulering. Commentaar op de verkeerde begrippen ad 1. Het is best te begrijpen dat u een keer in de les zegt dat de buitenste schil van een atoom gevuld moet zijn, maar het is beter te laten zien dat edele gassen weinig reactief zijn en dat atomen die in NVOX november 2013 1 2 Minder goed geformuleerd Chemische bindingen ontstaan omdat er schillen gevuld kunnen worden. Atomen willen een gevulde schil. 3 Een covalente binding houdt atomen bij elkaar omdat de binding elektronen deelt. 4 Er zijn slechts twee soorten bindingen: covalente bindingen en ionbindingen. Al het andere is slechts een kracht, niet “een echte binding”. Juister geformuleerd Gebonden atomen hebben een gevulde psubschil. Gebonden atomen hebben een gevulde psubschil. Binnen een covalente binding blijven atomen bij elkaar omdat de aantrekkende krachten groter zijn dan de afstotende krachten. Alle chemische bindingen zijn te herleiden tot elektrostatische krachten. Ook de vanderwaalskracht, al spreken we dan over een fysische binding. Tabel 1. Enkele verkeerde begrippen bij covalente binding. het periodiek systeem in de buurt van dat edele gas staan in verbindingen vaak dezelfde elektronenconfiguratie hebben als dat edele gas. Het kost meer woorden, maar het klopt beter. En als u het begrip ‘edelgasconfiguratie’ gebruikt, is het goed een nauwkeurige definitie voor ogen te houden: een edelgasconfiguratie is een configuratie waarbij het laatste opgevulde subniveau (onder subniveau wordt verstaan 2s, 2p, 3s, 3p of 3d et cetera) altijd een volledig gevuld p-subniveau is. Dus niet een volledig gevulde schil! De enige uitzondering hierop is helium. ad 2. In veel artikelen wordt afgeraden om woorden te gebruiken als ‘wil’ en ‘streven’ omdat dergelijke woorden suggereren dat atomen menselijke eigenschappen vertonen, terwijl atomen onderhevig zijn aan de natuurkundige wetten die wij langzamerhand door beginnen te krijgen. ad 3 en 4. Eigenlijk is bij binding het verhaal voor alle bindingen hetzelfde, of het nu gaat om ionbinding, metaalbinding of covalente binding: de atomen blijven bij elkaar omdat de resultante van de elektrostatische krachten positief is: er is aantrekking. Bij ionen spreken we over coulombkrachten (aantrekking tussen een positief en een negatief ion, waarbij we gemakshalve de afstoting tussen de gelijke ladingen vaak achterwege laten) en bij een covalente binding gaat het ook om elektrostatische krachten. Bij de vanderwaalsbinding blijven de moleculen bij elkaar vanwege elektrostatische krachten, want de belangrijkste vanderwaalskracht, de londonkracht, wordt bepaald door een tijdelijke verschuiving van de elektronenwolk van een atoom die bij een aangrenzend atoom een ladingsverschuiving induceert, waardoor aantrekking ontstaat. Op die manier kun je verklaren waarom helium – weliswaar bij heel lage temperatuur – toch vast wordt. Stel aan slimme leerlingen maar de vraag: waardoor worden heliumatomen in vast helium bij elkaar gehouden? Hoe beter? Bij het ontwikkelen van een goed begrip van een covalente binding en ionbinding helpt een elektronendichtheidskaart. Een elektronendichtheidskaart laat lijnen zien die punten met elkaar verbinden waar de elektronendichtheid gelijk is (vergelijkbaar met luchtdruklijnen op een weerkaart). Voor leerlingen wordt direct duidelijk dat bij een ionbinding zoals in natriumchloride (zie figuur 1) de elektronendichtheid anders verdeeld is dan bij een covalente binding als waterstof. Bij een ionbinding is het opmerkelijk dat de lijnen van gelijke elektronendichtheid rond de kernen van zowel de positieve als de negatieve ionen liggen en er geen gemeenschappelijke lijnen rond beide kernen zijn zoals bij een covalente binding. Je kunt dat zo interpreteren dat er bij ionbinding geen gemeenschappelijke elektronen zijn. Nog iets wat belangrijk is: de elektronendichtheid wordt steeds groter naarmate we dichter bij de kern komen. Direct bij de kern is de elektronendichtheid het grootst! Hoewel de kernen op een elektronendichtheidskaart niet zichtbaar worden, zijn ze direct aan te geven: kijk naar de hoogste elektronendichtheid. Bij waterstof (in dit geval H2+, zie figuur 2) kun je zien dat de elektronendichtheidslijnen om beide kernen lopen; het Figuur 1. Elektronendichtheidskaart van natriumchloride. Vraag 2. Het bindingsstreepje geeft teveel het idee dat de bindingselektronen zich slechts tussen beide atoomkernen bevinden. De elektronendichtheidskaart van H2+ (zie figuur 2) laat lijnen van gelijke elektronendichtheid zien die zowel links als rechts van beide atoomkernen lopen. Vraag 3. Dat een covalente binding slechts tussen een metaal en een nietmetaal kan plaatsvinden is onjuist. Twee niet-metalen kunnen prima Direct bij de kern is de elektronendichtheid het grootst gemeenschappelijke elektron wordt zo gemakkelijker duidelijk gemaakt. Verder zijn er bij ionbinding tussen de ionen posities waar de elektronendichtheid 0 is, terwijl die bij covalente binding tussen de atoomkernen nergens 0 is. Leerlingen kunnen elektronendichtheidskaarten verkeerd interpreteren als ze de lijnen verwarren met Bohrse banen. Het is daarom van belang dat duidelijk wordt uitgelegd dat de lijnen in de plaatjes punten verbinden van gelijke elektronendichtheid. Antwoorden op waar-onwaar vragen Ze zijn allemaal onwaar! Hopelijk maakt u ze goed nu u het artikel geheel hebt doorgenomen. Toch nog wat commentaar. Vraag 1. In bindingen blijkt dat atomen een gevulde p-subschil hebben. Deze bewering geldt voor de stoffen die binnen het voortgezet onderwijs aan de orde komen. covalente bindingen vormen, bijvoorbeeld diatomige moleculen als H2 en O2 maar ook fosforhalogeniden en bijna de gehele organische chemie. Een betere formulering luidt: niet-metalen gaan met elkaar covalente bindingen aan. Vraag 4. Een binding kan 1 (zie het voorbeeld van H2+), 2 en zelfs 3 elektronen bevatten. In het laatste geval zit er 1 elektron in de antibindende orbitaal. In theorie kunnen er 4 elektronen in een enkele binding geplaatst worden (2 in de bindende en 2 in de antibindende orbitaal), maar dan levert binding geen energiewinst op en gaan de atomen uit elkaar. Vraag 5. In een covalente binding blijven de atomen bij elkaar omdat de aantrekkende krachten tussen de kernen en de elektronen groter zijn dan de afstotende krachten tussen de kernen onderling en de elektronen onderling. De elektrostatische krachten zijn de algemene basis om chemische binding goed uit te leggen, of het nu om covalente binding, polaire binding, ionbinding of vanderwaalskrachten gaat. Op zich is er geen probleem om bij binding te spreken over gedeelde of gemeenschappelijke elektronen. Hoe moet u anders het verschil uitleggen tussen de binding van twee atomen in waterstof, zuurstof en stikstof, waarbij het aantal bindingen toeneemt van 1 tot 3. Met het delen van elektronen wordt bedoeld dat beide elektronen in de bindende orbitaal een plaats hebben gekregen. Het delen van elektronen hoeft niet voor beide atomen in een binding gelijkwaardig te zijn, denk aan een polaire binding. Leerlingen hebben daar moeite mee. Goede voorbeelden gekoppeld aan bruikbare plaatjes kunnen leerlingen helpen de polaire binding een plaats te geven tussen de covalente binding en de ionbinding. Er valt nog veel meer te zeggen over verkeerde begrippen in de chemische binding. Hopelijk helpt dit artikel u bij uw uitleg. Voor reactie: [email protected]. Dank Met dank aan Kelly Stelwagen en Guido Mollen, docenten aan de Fontys Lerarenopleiding Tilburg, die met hun commentaar aan dit artikel hebben bijgedragen. Literatuur Nuffield Advanced Science . Chemistry: Student’s book 1. Longman Group Ltd. (1970). p. 237-238. D.W. Oxtoby, H.P. Gillis, A. Campion (2012). Principles of Modern Chemistry. 7th Ed. Brooks/ Cole. Voor een simulatie van twee waterstofkernen die samen een binding vormen, zie http://phelafel.technion.ac.il/~orcohen/h2.html. Figuur 2. Elektronendichtheidskaart van H2+. november 2013 NVOX 437