INTRODUCTIECURSUS BOUWCHEMIE HOOFDSTUK 2: ATOOMBOUW EN CHEMISCHE BINDING OVERZICHT 1. Elementaire deeltjes 2. Elektronen in schillen 3. Ionbinding – ionverbindingen 4. De covalente binding 5. Polaire covalente binding 6. Oxidatiegetal 2 BOHR ATOOMTHEORIE: ELEMENTAIRE DEELTJES Bouwstenen van een atoom • Protonen p+ • Neutronen n0 • Elektronen e- 3 ELEMENTAIRE DEELTJES Symbool Atoommassa [u] e≈0 p+ ≈1 n0 ≈1 Lading -1 +1 0 4 ELEMENTAIRE DEELTJES Atoom is neutraal Aantal elektronen = aantal protonen Alle atomen van een element hebben hetzelfde aantal protonen in de kern Atoomnummer Z = aantal protonen in de kern van een atoom van dat element Kern bestaat uit protonen en neutronen Massagetal A = aantal protonen + neutronen in een atoom A Z X X elementsymbool A massagetal Z atoomnummer 5 ELEMENTAIRE DEELTJES Voorbeeld A Z X X elementsymbool A massagetal Z atoomnummer Bereken het aantal elementaire deeltjes 23 11 Na 6 Elementen Atoommassa 7 ELEMENTAIRE DEELTJES: OEFENINGEN 1. Wat is het massagetal van een koper-atoom met 34 neutronen? 2. Hoeveel protonen, neutronen en elektronen zitten er in een 59Ni-atoom? 3. Geef het massagetal van beryllium met 5 neutronen 4. Geef het complete symbool A Z X voor argon met 21 neutronen 8 OVERZICHT 1. Elementaire deeltjes 2. Elektronen in schillen 3. Ionbinding – ionverbindingen 4. De covalente binding 5. Polaire covalente binding 6. Oxidatiegetal 9 ELEKTRONEN IN SCHILLEN Theorie van Rutherford • Elektronen bewegen rond de kern (positieve kern trekt negatieve elektronen aan) Baanbeweging • Ze vallen niet op de kern door hun bewegingsenergie 10 ELEKTRONEN IN SCHILLEN Theorie van Bohr • Elektronen in schillen (K, L, M, N, O, P, Q) • Aantal elektronen per schil is beperkt tot 2 n2 (n = schilnummer) K-schil n = 1 hoogstens 2 en=2 8 e- M-schil n = 3 18 e- N-schil n = 4 32 e- L-schil In de volgende schillen voor bekende elementen maximaal slechts 32 e- 11 ELEKTRONEN IN SCHILLEN Naast baanbeweging (rond de kern) is er ook tolbeweging van de elektronen rond hun eigen as (spin) • 2 mogelijkheden: wijzerzin of tegenwijzerzin • Aanduiding spin: ↑ of ↓ Indien 2 e- (↑ en ↓) elkaar voldoende dicht naderen aantrekking die afstoting door 2 negatieve ladingen overstijgt doubletten of elektronenparen 12 ELEKTRONEN IN SCHILLEN 13 ELEKTRONEN IN SCHILLEN: OEFENINGEN 1. Waar of niet waar? 1. Rutherford beweert dat elektronen zich slechts in 7 schillen bevinden. 2. Elektronen bewegen rond de kern van het atoom, die bestaat uit protonen en neutronen. 2. Ga na hoeveel elektronen volgende atomen hebben in de buitenste schil? Hoeveel van deze elektronen zijn ongepaard? (Tip: zie PSE) Na, Ca, Al, Mg, C, N, P, O, F, Ar Wat kan je hieruit besluiten? 14 VALENTIE-ELEKTRONEN 15 VALENTIE-ELEKTRONEN Valentie-elektronen = elektronen uit de buitenste schil van een atoom Edelgassen 8 valentie-elektronen (m.u.v. He (2 e-)): stabiele octetconfiguratie of edelgasconfiguratie Atomen van andere elementen Minder dan 8 valentie-elektronen: streven naar edelgasconfiguratie door bindingen aan te gaan met andere atomen VALENTIE-ELEKTRONEN Lewis weergave van valentie-elektronen • Ongepaarde elektronen: punt • Gepaarde elektronen: streepje Eerst maximaal 4 ongepaarde elektronen, pas dan vorming van elektronenparen! 17 VALENTIE-ELEKTRONEN: OEFENINGEN 1. Geef de Lewis-voorstelling voor volgende atomen Ca, Mg, C, N, F, Ar 18 OVERZICHT 1. Elementaire deeltjes 2. Elektronen in schillen 3. Ionbinding – ionverbindingen 4. De covalente binding 5. Polaire covalente binding 6. Oxidatiegetal 19 IONBINDING – IONVERBINDINGEN Edelgassen 8 valentie-elektronen (m.u.v. He (2 e-): stabiele octetconfiguratie of edelgasconfiguratie “tevreden”, willen niet veranderen, i.e. willen niet chemisch reageren Atomen van andere elementen Minder dan 8 valentie-elektronen: streven naar edelgasconfiguratie door bindingen aan te gaan met andere atomen • Ionbinding • Covalente binding • Metaalbinding 20 IONBINDING – IONVERBINDINGEN Ion • Als atoom één of meer e- afgeeft of opneemt niet meer neutraal ion • Reden: streven naar edelgasconfiguratie Metalen: leegmaken van buitenste schil (afgeven van e-) onderliggende schil wordt buitenste schil positieve ionen (kationen) Streven naar configuratie van Ne Mg2+ Afgeven van 2 e21 IONBINDING – IONVERBINDINGEN Ion • Als atoom één of meer e- afgeeft of opneemt niet meer neutraal ion • Reden: streven naar edelgasconfiguratie Metalen: leegmaken van buitenste schil (afgeven van e-) onderliggende schil wordt buitenste schil positieve ionen (kationen) Positief éénwaardig ion IONBINDING – IONVERBINDINGEN Tweewaardig positief ion Driewaardig positief ion IONBINDING – IONVERBINDINGEN Ion • Als atoom één of meer e- afgeeft of opneemt niet meer neutraal ion • Reden: streven naar edelgasconfiguratie Niet-metalen: aanvullen van buitenste schil (opnemen van e-) negatieve ionen (anionen) Streven naar configuratie van Ar Cl- Opnemen van 1 e24 IONBINDING – IONVERBINDINGEN Ion • Als atoom één of meer e- afgeeft of opneemt niet meer neutraal ion • Reden: streven naar edelgasconfiguratie Niet-metalen: aanvullen van buitenste schil (opnemen van e-) negatieve ionen (anionen) IONBINDING – IONVERBINDINGEN IONBINDING – IONVERBINDINGEN: OEFENINGEN 1. Welke ionen zullen de volgende 5 elementen vormen? O, Mg, Cl, Al, K 2. Van welk edelgas hebben de ionen in de vorige vraag de elektronenconfiguratie? 27 IONBINDING – IONVERBINDINGEN Ion • Sommige elementen kunnen verschillende ionen vormen (met een verschillende lading) Voorbeeld Fe2+ ijzer(II)-ion en Cu+ koper(I)-ion en Fe3+ ijzer(III)-ion Cu2+ koper(II)-ion • Polyatomische ionen = groepen van atomen met een lading Voorbeeld NH4+ CO32SO42- ammonium-ion carbonaat-ion sulfaat-ion 28 Monoatomisch anion = Stam van niet-metaal + -ide Monoatomisch kation = Naam van metaal + -ion Te kennen! 29 IONBINDING – IONVERBINDINGEN Ionbinding Positieve ionen en negatieve ionen trekken elkaar aan ionbinding Na+ Cl- Ionverbinding Verbinding waarin samenstellende deeltjes ionen zijn elektrontransferreactie Na+ Cl- 30 IONBINDING – IONVERBINDINGEN Ionverbinding is elektrisch neutraal Som van ladingen van kationen = som van ladingen van anionen Na+ + Cl 2 Na+ + O2- NaCl Na2O Naamgeving <Naam kation><naam anion> Na2O natriumoxide Indien meerdere ionen mogelijk van element, wordt lading in de naam vermeld FeCl2 ijzer(II)chloride Haakjes bij meer dan één polyatomisch anion 3 Ca2+ + 2 PO43- Ca3(PO4)2 Formule van een ion moet de ionlading dragen Na ≠ Na+ 31 IONBINDING – IONVERBINDINGEN Ionroosters dichtste bolstapeling 32 IONBINDING – IONVERBINDINGEN: OEFENINGEN 1. Welke ionverbindingen worden gevormd door volgende ionen? Geef ook de volledige naam. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. F- en Cu+ K+ en OHClO- en Zn2+ Fe2+ en PO43Li+ en HSO4HSO3- en Ag+ SO32- en Al3+ NH4+ en CO32Ca2+ en IFe3+ en O2- 33 IONBINDING – IONVERBINDINGEN: OEFENINGEN 2. Identificeer de samenstellende ionen en geef de naam van de ionen 1. 2. 3. 3. NaF Cu(NO3)2 Mg3(PO4)2 Geef de chemische formule van 1. 2. 3. Kaliumsulfide Ammoniumfosfaat Calciumhypochloriet 34 OVERZICHT 1. Elementaire deeltjes 2. Elektronen in schillen 3. Ionbinding – ionverbindingen 4. De covalente binding 5. Polaire covalente binding 6. Oxidatiegetal 35 COVALENTE BINDING Edelgassen 8 valentie-elektronen (m.u.v. He (2 e-): stabiele octetconfiguratie of edelgasconfiguratie “tevreden”, willen niet veranderen, i.e. willen niet chemisch reageren Atomen van andere elementen Minder dan 8 valentie-elektronen: streven naar edelgasconfiguratie door bindingen aan te gaan met andere atomen • Ionbinding • Covalente binding • Metaalbinding 36 COVALENTE BINDING Ionbinding = uitwisselen van elektronen Vaak tussen metalen en niet-metalen Covalente binding = in gemeenschap stellen van elektronen Tussen atomen uit rechterbovenhoek van periodiek systeem onderling en tussen deze atomen met waterstof 37 COVALENTE BINDING Twee types Gewone covalente binding = gemeenschappelijk maken van een ongepaard elektron van één atoom en een ongepaard elektron met tegengestelde spin van het andere atoom Datief covalente binding = gemeenschappelijk maken van een elektronenpaar van het ene atoom (donor) met een ander atoom (acceptor) + 38 COVALENTE BINDING Gewone covalente binding • Covalente binding in enkelvoudige verbindingen bestaan uit zelfde atoomsoort • Enkelvoudige binding • Dubbele binding • Drievoudige binding • Covalente binding in samengestelde verbindingen bestaan uit verschillende atoomsoorten 39 COVALENTE BINDING Gewone covalente binding Aantal covalente bindingen • Elementen uit de 7de hoofdgroep 1 ongepaard elektron 1 covalente binding • Elementen uit de 6de hoofdgroep 2 ongepaarde elektronen 2 covalente bindingen • Elementen uit de 5de hoofdgroep 3 ongepaarde elektronen 3 covalente bindingen • Elementen uit de 4de hoofdgroep 4 ongepaarde elektronen 4 covalente bindingen 40 COVALENTE BINDING Twee types Gewone covalente binding = gemeenschappelijk maken van een ongepaard elektron van één atoom en een ongepaard elektron met tegengestelde spin van het andere atoom Datief covalente binding = gemeenschappelijk maken van een elektronenpaar van het ene atoom (donor) met een ander atoom (acceptor) + 41 COVALENTE BINDING: OEFENINGEN 1. Teken de volgende covalente verbindingen m.b.v. de Lewis-notatie O2, F2, N2, HBr 2. Vul aan ongepaarde elektronen Bij een gewone covalente binding worden ............................................. in gemeenschap gesteld; bij een datief covalente binding is dit ............................................. het gemeenschappelijk maken van een elektronenpaar van 1 atoom 42 OVERZICHT 1. Elementaire deeltjes 2. Elektronen in schillen 3. Ionbinding – ionverbindingen 4. De covalente binding 5. Polaire covalente binding 6. Oxidatiegetal 43 POLAIRE COVALENTE BINDING Gewone covalente binding tussen atomen van eenzelfde element Gelijke aantrekkingskracht op bindend elektronenpaar Bindend elektronenpaar ligt exact tussen beide atomen in Binding is apolair F F Covalente binding tussen atomen van verschillende elementen Ongelijke aantrekkingskracht op bindend elektronenpaar Verschuiving van bindend elektronenpaar naar atoom met grootste aantrekkingskracht voor elektronen dd+ Binding is polair Hd+ Cld- 44 POLAIRE COVALENTE BINDING Elektronegativiteitswaarde ENW = maat voor de aantrekkingskracht van een bindend atoom om bindende elektronen naar zichzelf toe te trekken Onbenoemd getal tussen 0.7 en 4.1 Elektronegativiteitswaarde 45 POLAIRE COVALENTE BINDING Voorbeeld en aanduiding HCl ENW(Cl)=2.83 ENW(H)=2.1 Verschuiving naar Cl toe d+ d- Hd+ Cld- 46 POLAIRE COVALENTE BINDING Polair covalente binding bevindt zich tussen • Ionbinding (uitwisseling van elektronen) • Covalente binding (elektronenpaar zuiver gemeenschappelijk) Covalente binding F F Polair covalente binding Ionbinding d+ d- + - Hd+ Fd- Na+ Cl- Elektronenpaar wordt meer gelijkmatig gedeeld Binding wordt minder ionisch en meer covalent 47 POLAIRE COVALENTE BINDING: OEFENINGEN 1. Waarom hebben edelgassen geen E.N.W.? 2. Vul aan: metalen zijn elektro-... en niet-metalen zijn elektro-... 3. Waarom is dit zo? Duid met behulp van de notatie met δ aan waar de polariteit ligt van volgende bindingen HBr, O2 48 COVALENTE, POLAIR COVALENTE EN ION-BINDING 49 METAALBINDING Edelgassen 8 valentie-elektronen (m.u.v. He (2 e-): stabiele octetconfiguratie of edelgasconfiguratie “tevreden”, willen niet veranderen, i.e. willen niet chemisch reageren Atomen van andere elementen Minder dan 8 valentie-elektronen: streven naar edelgasconfiguratie door bindingen aan te gaan met andere atomen • Ionbinding • Covalente binding • Metaalbinding 50 METAALBINDING • Metalen staan valentie-elektronen makkelijk af • Er ontstaat een positieve ionkern en een of meerdere vrije elektronen • Buitenste schil verkrijgt zo octetconfiguratie • Vrijgekomen valentieelektronen verzorgen ladingsneutraliteit, maar zitten niet vast op een bepaalde plek Metaalbinding in Al 51 OVERZICHT 1. Elementaire deeltjes 2. Elektronen in schillen 3. Ionbinding – ionverbindingen 4. De covalente binding 5. Polaire covalente binding 6. Oxidatiegetal 52 OXIDATIEGETAL Oxidatie van een atoom = verwijdering van elektronen uit het atoom Reductie van een atoom = opname van elektronen door het atoom Oxidatiegetal of –trap van een atoom = lading die het atoom zou hebben als alle bindingen zuiver ionisch zouden zijn (als elektronenparen in elke binding zouden worden overgedragen naar het meer elektronegatieve atoom) = (aantal elektronen dat uit een atoom verwijderd zou worden (positief) of aantal elektronen dat aan een atoom toegevoegd zou worden (negatief)) Schrijfwijze • Ladingen van ionen: getal + teken bv. Cu2+ • Oxidatiegetallen: teken + Romeins cijfer/getal O.T. van Cu2+ is +II of +2 53 OXIDATIEGETAL = elektrische lading die een atoom heeft of schijnbaar heeft volgens onderstaande richtlijnen De algebraïsche som van de O.T. in een neutrale verbinding is 0, in een polyatomisch ion gelijk aan de lading van het ion Voor ionen bestaande uit één enkel atoom is het O.T. gelijk aan de lading van het ion Elk atoom in elementaire toestand heeft een O.T. = 0 (H2, Na) O.T. van H is +I (tenzij 0, -I) in de meeste verbindingen O.T. van O is –II (tenzij 0, -I) in de meeste verbindingen O.T. van alkalimetalen is +I (tenzij 0), aardalkalimetalen +II (tenzij 0) 54 OXIDATIEGETAL: OEFENINGEN 1. Bepaal het oxidatiegetal van het onderlijnde element Al2O3 H2SO4 HClO3 PO43Ca Fe2+ 55 HERHALINGSOEFENINGEN VRAAG 1: Geef het massagetal van volgende atomen A. Titanium met 26 neutronen B. Gallium met 39 neutronen ………………………………………… ………………………………………… VRAAG 2: Hoeveel elektronen, protonen en neutronen zitten er in een atoom A. B. C. 40Ca 119Sn 244Pu ………………………………………… ………………………………………… ………………………………………… VRAAG 3: Geef het aantal valentie-elektronen voor Ba, As en Br. Teken de Lewis formule voor elk element. 56 HERHALINGSOEFENINGEN VRAAG 4: Geef de formule van Waterstofnitraat Koper(I)sulfiet ………………………………………… ………………………………………… VRAAG 5: Geef de naam van (NH4)2CO3 Mg(NO2)2 ………………………………………… ………………………………………… 57 HERHALINGSOEFENINGEN VRAAG 6: Welk van onderstaande formules is niet correct? KCl MgCl2 CuSO4 Ba+2O-2 CaS ZnBr2 AgBr2 Al2(SO4)3 BaOH2 58 HERHALINGSOEFENINGEN VRAAG 7: Vul onderstaande tabel in nitraat Na+ Ca2+ Fe3+ sulfaat chloride Na2SO4 NaCl Ca(NO3)2 CaSO4 CaCl2 Fe(NO3)3 Fe2(SO4)3 NaNO3 FeCl3 59 HERHALINGSOEFENINGEN VRAAG 8: Bepaal de O.T. van het onderlijnde element MnO4CO32Cr2O72ClO4Fe Fe2O3 H3PO4 NO2+ 60