Romeinen 8:22 “Want wij weten, dat het ganse schepsel te zamen zucht, en te zamen in barensnood is tot nu toe. Vs. 23 En niet alleen dit, maar ook wij zelven, die de eerstelingen des Geestes hebben, wij ook zelf, zuchten in onszelven, verwachtende de aanneming tot kinderen, de verlossing van ons lichaam. ...vs. 26 En desgelijks komt ook de Geest onze zwakheden mede te hulp, want wij weten niet, wat wij bidden zullen, gelijk het behoort, maar de Geest Zelf bidt voor ons met onuitsprekelijke zuchtingen.” De schepping zucht Wij zuchten De Geest zucht De vorige keer zeiden dat we aan een bergbeklimming bezig waren. Bovenop de top van de Romeinenbrief eindigt de beklimming in een roemen in de liefde van God. Maar net als bij een gewone bergbeklimming, je komt niet vanzelf bovenaan de top. Er moet geklommen worden, volgehouden worden, er moet gerust worden en er wordt heel wat ‘gezucht’. We hapten soms naar adem, toen bij die bergbeklimming van de Karpaten. Sommigen wilden er mee kappen, en achterblijven, maar dan hadden zij nooit het uitzicht gehad dat we hadden toen we uiteindelijk met veel moeite op de top waren. Zo is het ook geestelijk volgens Paulus in de Romeinenbrief. Paulus is een realist. Hij weet dat wij nog niet geheel verlost zijn, hij weet dat de schepping nog niet ‘herboren’ is, en dat wij het zonder de Geest die in ons zucht naar God toe niet redden. We houden het niet vol zonder de Bijbelse hoop, zonder het vooruitzicht dat het allemaal “HEERLIJK’ gaat worden. Daarom vandaag, de schepping zucht, wij zuchten en de Geest zucht. (mede)Erfgenamen We staan dan wel niet meer in verbinding met de lijn van de oude mens, Adam, maar met de lijn van de nieuwe Mens, de Messias. En...Hij is de erfgenaam van het heelal. De hele erfenis van de eerste mens behoort Hem toe. “Wat is de mens, dat Gij Zijner gedenkt, of des mensen zoon, dat Gij hem bezoekt. Gij hebt hem een weinig minder gemaakt dan de engelen, met heerlijkheid en eer hebt Gij hem gekroond, en Gij hebt hem gesteld over de werken Uwer handen. Alle dingen hebt Gij onder zijn voeten onderworpen. .....doch nu zien wij nog niet dat hem alle dingen onderworpen zijn.... Maar wij zien Jezus met heerlijkheid en eer gekroond.” Hebr.2:6b-9a De hoge bestemming, te heersen over de schepping heeft Adam verkwanseld, maar de erfenis is overgegaan op de tweede volmaakte MENS, Jesjoea Hamasjiach. En doordat God ons IN HEM geplant heeft, doordat wij in een nieuwe relatie met God staan als ‘zonen en dochters’ en wij dus ABBA, PAPA mogen zegen delen wij met Hem in de erfenis. Wij zijn erfgenamen van God en MEDEerfgenamen. De Heere Jezus deelt de erfenis MET ons. Als jij een taart krijgt voor je verjaardag, en je nodigt vrienden en vriendinnen uit, dan delen ze mee met de taart. De jarige heeft recht op de taart, maar hij laat anderen MEEdelen. Zo is het Jesjoea heeft recht op de hele erfenis, Hij is de EERSTGEBORE, maar wij die in Hem zijn, ook tot zonen en dochters aangenomen en delen met Hem MEE. Je gedachten moeten nu niet naar de hemel gaan, want nergens wordt ons een erfenis in de hemel beloofd, hij wordt er wel bewaard. Jesjoea belooft: De zachtmoedigen zullen de aarde beërven Mat 5:5, Het koninkrijk, dat uit de hemel komt en zichtbaar wordt op aarde wordt: Mat 25:34 Komt, gij gezegenden Mijns Vaders, beërft dat Koninkrijk, hetwelk u bereid is van de grondlegging der wereld. En meer teksten, die zeggen dat het Koninkrijk Gods ingaan, aanzitten met Abraham, Izak en Jacob dat dat de erfenis is. Dat richt onze gedachten op het rijk van Vrede, waarin de Messias, de Leeuw van Juda, zal heersen en zitten op de troon van David. Nu nog lijden Ja zegt Paulus, straks heerlijkheid, zeker, maar het betekent nu nog lijden, want de erfenis zelf moet nog verlost worden. We moeten nog maar niet direct, hier en nu, rekenen op de glorie die verbonden is aan het KINDSCHAP van God, die verbonden is aan het medeerfgenaam zijn. We leven nu nog in deze eeuw/deze wereld/deze tijd en we zijn nog niet in de toekomstige eeuw/wereld/tijd. De olam haba. Er is een sterk contrast tussen ons bestaan nú in de schepping, een bestaan dat gekenmerkt wordt door lijden én het bestaan straks in de schepping, de komende wereld genoemd. Eerst is er nog lijden. En dan mag je dat toepassen op al het lijden dat jij als christen lijdt. Lijden met de Heer en om de Heer, maar ook AL het lijden dat deze schepping jou doet lijden. Dat is niet aangenaam voor het vlees, maar......klaag niet. Juist als wij met Hem lijden zullen wij met Hem delen in eer en heerlijkheid. Bedenk dat alles wat jij lijdt geheiligd is door het kruis van Jesjoea en het behoort ook allemaal tot het kruis. Bedenk dat het lijden nooit los staat vanhet lijden van Christus. Lijdt daarom uit gehoorzaamheid en onderwerping aan de Heer. Je mag al je leed, wat het ook is, hechten aan en verENIGen met het lijden van Christus en daardoor mag je het als geheiligd zien. Maar al het lijden dat je lijdt staat in geen vergelijking met de heerlijkheid die je te wachten staat. Dat houdt jou in evenwicht, ja meer dan dat, het doet de weegschaal doorslaan. Het lijden dat je meemaakt, het zuchten dat je nog doet weegt niet op tegen de heerlijkheid. Dat staat in het volgende vers: In vs. 18 staat, “Ik houd het daarvoor dat het lijden van de tegenwoordige tijd niet is te waarderen tegen de heerlijkheid, die aan ons geopenbaard zal worden.” Dat is de eerste bemoediging die ik vanmorgen mag en kan geven. Ik redeneer zo, (LOGIZOMAI) ik houd het voor logisch, zegt Paulus. Het is niet moeilijk te begrijpen, dat het lijden wat je nu doet qua gewicht niet opweegt, niet op kan tegen de toekomstige heerlijkheid. Leg ze allebei a.h.w. in de weegschaal. Je zult zien dat het gewicht van de heerlijkheid doorslaat. (van het Hebr woord kavod = gewicht/zwaar) En dan moet je eens lezen wat er nog meer staat. Deze heerlijkheid is een heerlijkheid waar je zelf in deelt. Je hebt daar een positie in. Bij de verschijning van de Heere Jesjoea komen wij, de zonen van God, in onze ware gedaante tevoorschijn. Een heerlijkheid die “OVER” “Gr.eis” ons komt maar ook aan ons. De schepping zucht Daar wachten wij op en wij niet alleen, maar de hele ons omringende schepping wacht daarop. Dat de zonen Gods in hun ware gedaante tevoorschijn komen. Ziet je het voor je, de hele schepping is als een persoon, die zijn hoofd opsteekt en rondkijkt, en luistert of de heerlijke tijd van verlossing al in aantocht is. Heel deze schepping is ‘zuchtend in barensnood’. Wij weten dat! Zegt Paulus Vs.22. Weten wij het? Begrijpen wij de betekenis? Het is geen doodsstrijd zoals veel doemdenkers, doemchristenen zeggen. Het is een barensnood. Het eindigt dat er nieuw leven komt, de wedergeboorte van de schepping. Barensnood is een bekend O.T.sche aanduiding voor de zware tijden die aan de oprichting van het Vrederijk vooraf zullen gaan. (Jes 26:17 en 18, Jes 66:8 Jer. 4:31) Het vrederijk wordt ook door Jesjoea Zelf ‘wedergeboorte’ genoemd Mat 19:28) Deze schepping zucht. Dat is niet haar eigen schuld, maar dat kwam doordat de mens in zonde viel en God daarop de vloek over de aardbodem moest uitspreken. Een uitzichtloze situatie? Komt er geen einde aan de tyrannieke overheersing van de vruchteloosheid en vergankelijkheid. Het hele systeem, het prachtige uurwerk loop, maar het brengt geen vrucht voort voor God. Je hebt er niets aan, net als een klok die goed loopt, maar waar de wijzers ervan af zijn. Vruchteloos. Bovendien loopt deze wereldklok langzaam af, alles is in verval, de klok loopt nog wel, maar de schepping is onderworpen aan ‘vergankelijkheid’ De schepping zucht. Horen wij het nog wel? Het zachte zuchten tot de felle kreten van de barensnood? Hoeveel dieren lijden niet om de mens, denk aan alle paarden, trekhonden in vroeger tijd. Het mishandelen van dieren in proefstations, laboratoriums. In kippenfabrieken en legbatterijen. Het zuchten als de dieren door elkaar worden gevangen, doodgeschoten of opgevreten. Ik hoorde een keer een spreeuw krijsen toen hij door een aantal kraaien levend werd verslonden. Het lijden van dieren onder muskieten en andere insekten, de afschuwelijke dood die ze soms sterven. De natuur is niet door God gemaakt om te lijden en lijden te veroorzaken, maar om gezegend te zijn en te zegenen, niet om te sterven, maar om te leven. Het zuchten in stormen en orkanen, vulkanen en aardbevingen, de overmatige hitte en uiterste kou, de snelle en onverwachte afwisselingen van het weer, de klimaatsverandering, de leegroof van de delfstoffen, het ontbossen, het uitsterven van planten en diersoorten. Wat heeft ook de mens zijn macht misbruikt in de schepping, hele diersoorten uitgemoord. De mensheid maakt zich nog steeds schuldig aan mensenroof, mensensmokkel, het vergiftigen van de medemens door drugs, prostitutie en oorlog. Hoe zucht, schreeuwt de schepping vanwege de gruwelijke oorlogen. Oorlog maakt mensen tot duivels, in mishandelen, verminken, verkrachten en vermoorden van de medemens, van weerloze vrouwen, kindern en grijsaards. Welk een gruwelen. Horen jullie het zuchten van een schepping die aan de ijdelheid, gedwongen om ons, onderworpen is. Hoopvol zuchten Maar dit eerste zuchten is niet HOPELOOS. “ Op hoop dat ook het schepsel zelf zal vrijgemaakt worden van de slavernij van het verderf tot de vrijheid van de heerlijkheid van de kinderen van God. Er is hoop op vrijheid van de slavernij. Er is hoop op een wedergeboorte van de schepping. In de wedergeboorte van de mens is ook die van de aarde inbegrepen. God roept ons in de Zoon door de Heilige Geest tot vrijheid van de heerlijkheid van de kinderen van God. En in en door Hem ook de hele aardse schepping. “En dat Hij (de Vader) door Hem (de Zoon)vrede gemaakt hebbende door het bloed van Zijn kruis, door Hem, (zeg ik) alle dingen verzoenen zou tot Zichzelven, hetzij de dingen, die op de aarde, hetzij de dingen die in de hemelen zijn” In de dood en opstanding van de Messias is die nieuwe schepping gegarandeerd. De erfenis is als een failliete boedel achtergelaten door de eerste mens, die de hele schepping in de zondeval heeft meegesleept en onderworpen aan vruchteloosheid. Maar de tweede Mens, de laatste Adam, Messias Jesjoea, heeft het officiële document ontvangen op grond waarvan Hij zijn eigendomsrecht op het heelal kan claimen. Hij zit op de troon. De nieuwe schepping wordt voorbereid. Er is hoop op verlossing, op vrijheid op zaligheid op heerlijkheid. Isaac da Costa zegt: “En daarmede zijn voor Hem en zijn voor ons, die geloven, al deze boezemzuchten en noodkreten de vreselijke barensweeen van de heerlijkste geboorte, de geboorte (wij herhalen het) van die nieuwe hemel en die nieuwe aarde, waarin enkel gerechtigheid zal wonen. De zondaars zullen van de aarde verdaan worden, en de goddelozen zullen niet meer zijn. Loof de Heer, mijn ziel, Hallelujah. Ps.104:35 “ “En niet alleen dit, maar ook wijzelf, die de eerstelingen des Geestes hebben, wij ook zelf,zuchten in ons zelf, verwachtende de aanneming tot kinderen, namelijk de verlossing van ons lichaam.” Wij zuchten? Wij hebben toch de Geest in ons wonen? Geestelijk gezien hebben wij toch al deel aan het grote heil van God? Jawel, maar lichamelijk is er nog niets veranderd. Wij hebben de ‘eerstelingen van de Geest’, we leven na Pinksteren, het feest van de eerstelingen. De eerste vruchten van het herscheppende werk van God op de aarde worden in ons gerealiseerd. Maar kijk naar je lichaam, kijk naar de omstandigheden, dan zien we daar toch nog niets van. Geestelijk maken we al deel uit van de nieuwe schepping, maar lichamelijk horen we nog bij het oude, en dat brengt ‘zuchten’ met zich mee. Wij als kinderen van God zijn niet uitgesloten van het zuchten. Je kunt persoonlijk in pijn, moeite of ziekte, of moeilijke omstandigheden zijn, zeg maar in de BACAvallei, in het tranendal. Want volgens Prediker 9;2 enerlei wedervaart de rechtvaardige en de goddeloze, de goede alzo ook de zondaar.” Zolang wij nog in dit lichaam zijn en in deze ‘ aioon’ deze wereld en nog niet in de ‘ olam haba’ de komende wereld, behoren we tot de zuchtende schepping. We zuchten mee, dat wil niet zeggen meeklagen. Zuchten is diep ademhalen om het vol te kunnen houden. Het is een verwachtend zuchten en reikhalzend zuchten. Je verlangt naar verlossing van het lichaam, je verlangt daarmee naar de werkelijke en algehele aanneming tot kind van God, bij God. We zijn en blijven hier mensen. Wij delen in het algemeen lijden van de mensheid. Als we dat niet meer beseffen, staan we niet meer met beide benen op de grond en hebben we geen echte boodschap aan onze medegelovige die lijdt, die vermoeid is of in moeilijke omstandigheden. Dan hebben we alleen maar goedkope antwoorden,die mensen niet opbeuren. Juist als gelovigen voelen wij het leed dieper dan anderen mensen. Wij zijn in hope zalig geworden, niet in bezit. Wij wandelen in geloof niet in zien. Maar in het geloof eraan...voelen we ons toch gelukkig, niet in het genot ervan. Maar in de verwachting. Net als bij de bergbeklimming. Je bent nog niet boven en je ziet het uitzicht nog niet, maar je gelooft dat het gaat komen en dat houd je op de been. We zuchten wel hoopvol. Er is verwachting...de verwachting van het zoonschap, dochterschap. Wij zijn in uiterlijke verschijningsvorm niet herkenbaar als geadopteerde zonen en dochters. O jij wel? Zou je dan nu door een dichte deur willen gaan, zoals Jesjoea dat kon met Zijn verheerlijkt lichaam. Het komt! We zullen straks (zie vers 29) aan het beeld van de Zoon gelijkvormig zijn. Ons, jouw lichaam zal delen in de verlossing en in opstandingslichamen zullen we kenbaar zijn in wat we echt zijn, zonen en dochters van God. Er zal een publieke erkenning van de Vader zijn, dat we zonen en dochters zijn. Kijk er naar uit! Je kijkt alleen maar uit naar wat nog niet gerealiseers is. Je kijkt immers niet uitnaar je verjaardag als je al jarig bent. Kijk uit naar de verlossing van het lichaam, naar de verlossing van ons als complete mens, met geest, ziel en lichaam. ER zal een totale verlossing plaatsvinden. De Geest zucht Jouw zuchten is geoorloofd, je mag zwak zijn. Er is immers een HELPER, met HOOFDLETTERS, de Heilige Geest. Dat is de laatste waarvan we lezen dat Hij zucht. De schepping zucht, wij zuchten, maar ook de Geest zucht mee. Hij komt onze zwakheid tehulp. Want dat zijn we hoor, zwak. We hebben allemaal onze dingen in het leven, onze belevenissen, onze moeiten. En temidden van een onverlosten, zuchtende schepping, weet je toch soms niet wat je bidden moet. WE moeten bidden, dat weten we. We voelen ons afhankelijk. Maar zo te bidden dat het overeenkomt met Gods gedachten, met Gods wil? Gelukkig komt Gods Geest ons te hulp. In het verborgen van ons hart, zonder dat wij het zelf onder woorden kunnen brengen, formuleert Hij Zijn gebeden. Die voorbede sluit nauw aan bij onze toestand. Het zijn namelijk ook ‘verzuchtingen’ Maar, en dat is zo heerlijk, Hij weet wel ‘in overeenstemming met God’ te bidden. Hij is immers Zelf God en gaat van de Vader en de Zoon uit. God, Die onze harten doorzoekt,leest op de bodem de voorbede die de Geest doet. Hij begrijpt wat de Geest bedoelt. En wat ook zo heerlijk is. We begrijpen niet hoe, maar wel DAT alle dingen in ons leven MEEwerken ten goede. Er staat, God doet de dingen meewerken, ten goede. De dingen werken zelf niet mee. Er is echter een almachtige, soevereine GodDie boven alles staat en op verborgen wijze door de omstandigheden heen Zijn doel weet te bereiken. Is dat geen heerlijke troost? Wij die zwak zijn, als schepselen temidden van een warwinkel van een onverloste schepping en niet weten hoe te bidden. Of jij wel? Heb je soms geen lijden te ondergaan waarvan je niet weet moet ik dit in stilheid verdragen of moet ik om verlossing bidden. Verzoek ik God niet als ik bid om snel een zaak op te lossen, die op een andere manier langzaam vanzelf opgelost wordt? Je staat op een kruispunt in je leven en je weet echt niet welke keuze te maken. Of je wordt iets voorgehouden dat heel aantrekkelijk is, maar je weet de gevolgen niet. Mag ik bidden dat het mij gegeven wordt. Zo kan je zoveel hebben waarbij je niet weet wat te bidden....Wees niet van streek. Jij hebt een voorbidder niet alleen in de hemel, Die voor ons pleit, als advocaat, maar je hebt ook een Parakletos een voorspraak in je. Hij leert je bidden zoals een moeder haar kind, maar Hij bidt ook zelf in je en voor je, niet hoorbaar. Het zijn verzuchtingen die niet ‘uitgesproken’ worden (Heeft overigens niets met tongentaal o.i.d te maken, dat wordt nooit met onze noden in verband gebracht). Het is meer dan jij onder woorden zou kunnen brengen. Het gaat onze beperktheid te boven. Door de Heilige Geest doet God soms boven bidden en denken, dat komt door die onuitgesproken verzuchtingen van de Heilige Geest. Heb je dat nooit, dat je eigenlijk nog niet eens een gebed gebeden hebt voor een bepaalde zaak, maar opeens realiseer je je, dat is nu precies dat ik graag wilde, waar ik voor zou hebben kunnen bidden. Heerlijk toch. De Heere begrijpt direct onze kleinste verzuchting, omdat de Heilige Geest (Gods Geest) die naar God voor de heiligen bidt. Deze voorbede van de Geest en de deze souvereine leiding van God is er alleen voor ‘heiligen’, zij ‘die God liefhebben’ God regeert de hele aarde, maar Zijn speciale bemoeienis strekt zich naar jou uit, die gelooft en in Christus HEILIG is. Eindigen met een ketting te spannen. De eerste schakel gaat terug tot de nooit begonnen eeuwigheid en de laatste eindigt in een oneindige toekomst. Zuchter wordt je bewust van het feit dat je vastgeklonken bent aan deze ketting, die door God Zelf gespannen is, en waar jou handen door Hem Zelf vastgemaakt zijn. Hij kende je van te voren, heeft je van te voren bestemd om met heel je zijn Zijn Zoon gelijk vormig te zijn, Hij heeft Zijn goede boodschap naar je uit laten gaan en je hebt gehoor (kunnen) geven, Hij heeft je rechtvaardig verklaard, en Hij heeft je verheerlijkt en dat zal Hij straks ook openlijk tonen. Het staat in de verledentijd. We mogen het volste vertrouwen hebben als al volledig gerealiseerd (geloven) We zien er nog wel niet heerlijk uit. We delen nog in het zuchten en in het lijden van de schepping en worden hierin bijgestaan door de Heilige Geest, maar we verlangen nu al in dit leven aan de Heer Jezus gelijk te worden in alles wat we zeggen, doen en schrijven. Wat zijn we toch goed af, dat we uitverkoren zijn als broeders en zusters van de eerstgeborene te mogen zijn. (Geen uitverkiezing dus, dan in Christus, alleen die in Christus is, mag van uitverkiezing spreken. Voor hem, die buiten Christus staat, is zij niet te verstaan. Hij kan er niet anders over spreken dan een blinde over de kleuren. Da Costa blz 189)