Borstkanker Wat is borstkanker? We leggen het u graag uit. www.antikankerfonds.org www.esmo.org ESMO/AKF Patient Guide Series Gebaseerd op de medische praktijk aanbevelingen van ESMO BORSTKANKER: GIDS VOOR PATIËNTEN PATIËNTENINFORMATIE OP BASIS VAN DE ESMO-RICHTLIJNEN Deze Gids voor Patiënten werd voorbereid door Het Antikankerfonds om patiënten en hun familie te helpen een beter inzicht te krijgen in borstkanker en de bijbehorende behandelingen. We raden de patiënten aan om hun artsen te vragen welke tests of behandelingen nodig zijn voor hun ziekte en ziektestadium. De medische informatie in deze gids is gebaseerd op de medische praktijkaanbevelingen van de European Society for Medical Oncology (ESMO) voor de behandeling van primaire borstkanker en van lokaal recidiverende of gemetastaseerde borstkanker. De Gids voor Patiënten is opgesteld in samenwerking met ESMO en wordt verspreid met de toestemming van ESMO. Het is geschreven door een arts en nagelezen door twee oncologen van ESMO, waaronder de verantwoordelijke voor de overeenkomstige clinical practice guidelines voor professionals. Het is ook nagelezen door patiëntenvertegenwoordigers van de ‘Cancer Patient Working Group’ van ESMO. Meer informatie over Het Antikankerfonds: www.antikankerfonds.org Meer informatie over de European Society for Medical Oncology: www.esmo.org Woorden die met een sterretje zijn aangeduid, worden achteraan dit document uitgelegd. Borstkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen – v.2013.1 Pagina 1 Dit document werd opgesteld door Het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO. De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van Het Antikankerfonds en ESMO. Inhoudstafel Definitie van borstkanker ........................................................................................................................ 3 Komt borstkanker vaak voor? ................................................................................................................. 4 Wat veroorzaakt borstkanker? ................................................................................................................ 5 Hoe wordt de diagnose van borstkanker gesteld? .................................................................................. 7 Gebruikelijke misvattingen over de behandeling van borstkanker ........................................................ 8 Wat moet geweten zijn voor een optimale behandeling? ...................................................................... 9 Wat zijn de behandelingsopties? .......................................................................................................... 13 Wat zijn de mogelijke bijwerkingen van de behandeling? .................................................................... 23 Wat gebeurt er na adjuvante behandeling? ......................................................................................... 29 Definities van moeilijke woorden.......................................................................................................... 32 De eerste versie van deze gids werd in 2011 gepubliceerd en werd geschreven door dr. Gauthier Bouche (Het Antikankerfonds) en nagelezen door prof. Martine Piccart (ESMO), prof. Bernhard Pestalozzi (ESMO) en prof. Raphael Catane (Cancer Patient Working Group van ESMO). Dit is de derde update van deze gids. De updates weerspiegelen de veranderingen in de achtereenvolgende versie van de klinische praktijkrichtlijnen van ESMO. De tweede update werd uitgevoerd door dr. Gauthier Bouche (Het Antikankerfonds) en werd nagelezen door dr. Svetlana Jezdic (ESMO), prof. Bernhard Pestalozzi (ESMO), Stella Kyriakides (Europa Donna) en dr. Gabriella Kornek (Cancer Patient Working Group van ESMO). De derde update werd uitgevoerd door dr. Gauthier Bouche (Het Antikankerfonds) en werd nagelezen door dr. Svetlana Jezdic (ESMO). prof. Gabriella Kornek (Cancer Patient Working Group van ESMO) en prof. Raphael Catane (Cancer Patient Working Group van ESMO) heeft de aanpassingen in deze versie goedgekeurd Borstkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen – v.2013.1 Pagina 2 Dit document werd opgesteld door Het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO. De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van Het Antikankerfonds en ESMO. DEFINITIE VAN BORSTKANKER Kanker die zich ontwikkelt in borstweefsel, meestal in de melkkanalen en de melkklieren. Borstkanker treft niet alleen vrouwen, maar in zeldzame gevallen ook mannen. Anatomie van de borst, met de lymfeklieren* en lymfevaten Borstkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen – v.2013.1 Pagina 3 Dit document werd opgesteld door Het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO. De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van Het Antikankerfonds en ESMO. KOMT BORSTKANKER VAAK VOOR? Borstkanker is de meest voorkomende kanker bij vrouwen en de belangrijkste doodsoorzaak ten gevolge van kanker bij Europese vrouwen. Naar schatting krijgt 1 op 9 Europese vrouwen ooit borstkanker, maar deze schattingen variëren van land tot land. In 2008 werd in de Europese Unie bij ongeveer 332.000 vrouwen borstkanker vastgesteld. Borstkanker komt vaker voor bij oudere vrouwen, maar 1 op 4 borstkankers wordt vastgesteld bij vrouwen jonger dan 50 jaar. Minder dan 5% van alle borstkankers wordt vastgesteld bij vrouwen jonger dan 35. Dankzij de betere behandeling en vroegere opsporing overleden de afgelopen jaren in de meeste westerse landen (vooral in de jongere leeftijdsgroepen) steeds minder vrouwen aan borstkanker. Borstkanker komt ook, zij het zelden, bij mannen voor en staat voor minder dan 1 % van alle borstkankers. Jaarlijks wordt bij 1 op 100.000 mannen borstkanker vastgesteld.1 In deze gids worden de verschillende soorten borstkanker uitgelegd. 1 Hoewel de behandeling van borstkanker bij mannen gelijkenissen vertoont met die bij vrouwen, is de uitleg in deze samenvatting toch niet volledig van toepassing op mannen. De frequentie en de risicofactoren voor mannen en vrouwen verschillen, alsook sommige behandelingen. Meer informatie over de behandeling van borstkanker bij mannen vindt u hier (enkel in het Engels) Borstkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen – v.2013.1 Pagina 4 Dit document werd opgesteld door Het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO. De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van Het Antikankerfonds en ESMO. WAT VEROORZAAKT BORSTKANKER? Het is niet duidelijk waarom borstkanker optreedt. Enkele risicofactoren* zijn geïdentificeerd. Een risicofactor verhoogt de kans op kanker, maar is niet voldoende of is niet vereist om kanker te veroorzaken. Het is geen oorzaak op zich. Sommige vrouwen met deze risicofactoren* zullen nooit borstkanker krijgen en sommige vrouwen zonder deze risicofactoren* zullen borstkanker krijgen. De meeste borstkankers hebben oestrogenen nodig om te groeien. Zonder oestrogenen groeien ze niet meer of trager. Daarom zijn, op enkele uitzonderingen na, de risicofactoren* van borstkanker gerelateerd aan oestrogenen. De belangrijkste risicofactoren* van borstkanker bij vrouwen zijn: Leeftijd: het risico op borstkanker verhoogt met de leeftijd van de vrouw. Genen: mutaties van bepaalde van de moeder of vader geërfde genen verhogen het risico op borstkanker. Huidige kennis suggereert dat deze afwijkende genen voor minder dan 10 % van de borstkankers verantwoordelijk zijn. Familiale voorgeschiedenis van borstkanker: een eerstegraadsverwante (moeder, zus, dochter, broer en vader) die borstkanker heeft gehad, verhoogt het risico op borstkanker, vooral wanneer deze verwante jonger dan 45 jaar was, op het ogenblik van de diagnose. Wanneer verschillende familieleden borst- en/of eierstokkanker hebben gehad op jeugdige leeftijd, moet een genetische aanleg worden vermoed. BRCA1 en BRCA2 zijn de 2 belangrijkste genen die betrokken zijn bij familiale vormen van borstkanker. Het risico in de loop van het leven lifetime-risico borstkanker te ontwikkelen bedraagt voor een drager van een BRCA-mutatie is 80-85%, met 60% kans dat de kanker bilateraal is. Profylactische chirurgie* vermindert het risico op latere borstkanker en sterfte. Vóór dergelijke ingreep zijn een nauwkeurige genetische bepaling en psychologische ondersteuning verplicht. Persoonlijke voorgeschiedenis van borstkanker: vroegere borstkanker verhoogt het risico op nieuwe borstkanker in een ander deel van de borst of in de andere borst. Blootstelling aan oestrogeen en progesteron tijdens het leven: o Vrouwen die menstrueerden vóór de leeftijd van 12 jaar en tot na de leeftijd van 55 jaar hebben een verhoogd risico op borstkanker. o Vrouwen die geen kinderen hebben of hun eerste kind na de leeftijd van 30 jaar krijgen hebben een verhoogd risico op borstkanker. Voorgeschiedenis van bepaalde benigne* (goedaardige) borstaandoeningen: Het risico op het ontwikkelen van borstkanker is vooral hoog bij vrouwen met een van twee aandoeningen die men atypische lobulaire hyperplasie* en atypische ductale hyperplasie* noemt. Geografische en sociale factoren: Vrouwen in westerse landen en vrouwen met een hoger opleidingsniveau hebben een verhoogd risico op borstkanker. Gebruik van geneesmiddelen die oestrogenen of progesteron bevatten: o Het gebruik van een orale anticonceptiepil, vooral voor de eerste zwangerschap verhoogt het risico op borstkanker. Tien jaar na het stoppen met de inname van de anticonceptiepil , is er geen verhoogd risico meer op borstkanker door een dergelijk medicijn. Borstkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen – v.2013.1 Pagina 5 Dit document werd opgesteld door Het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO. De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van Het Antikankerfonds en ESMO. o Het gebruik van een hormonale substitutietherapie na de menopauze* verhoogt het risico op borstkanker. Een hoger risico op borstkanker is bevestigd voor een hormonale substitutietherapie op basis van oestrogeen en progesteron, en in mindere mate voor een hormonale substitutietherapie met alleen oestrogeen. Het risico op borstkanker is enkel aanwezig bij huidige en recente gebruiksters. Bij gebruiksters die een hormonale substitutietherapie meer dan 5 jaar geleden stopten, is het risico niet hoger dan bij iemand die nooit een hormonale substitutietherapie volgde. Radiotherapie* van de borst tijdens de kinderjaren of adolescentie: Radiotherapie tijdens de kinderjaren of adolescentie (gewoonlijk voor de behandeling van lymfomen*) verhoogt het risico op borstkanker op volwassen leeftijd. Overgewicht (obesitas): overgewicht of obesitas verhoogt het risico op borstkanker, vooral na de menopauze*. Dit is waarschijnlijk toe te schrijven aan de productie van oestrogenen in vetweefsels, de belangrijkste bron van oestrogenen na de menopauze*. Alcoholgebruik en roken: Het gebruik van alcohol en roken verhogen het risico op borstkanker, maar de mechanismen zijn onduidelijk. Men vermoedt dat andere factoren ook geassocieerd zijn met borstkanker, maar de bewijzen zijn inconsistent. Jammer genoeg kunnen de factoren met de grootste invloed op het risico van borstkanker, zoals leeftijd, genen, persoonlijke en familiale voorgeschiedenis van borstkanker en voorgeschiedenis van atypische hyperplasie niet worden veranderd. Borstkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen – v.2013.1 Pagina 6 Dit document werd opgesteld door Het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO. De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van Het Antikankerfonds en ESMO. HOE WORDT DE DIAGNOSE VAN BORSTKANKER GESTELD? In verschillende omstandigheden kan borstkanker worden vermoed. De belangrijkste omstandigheden zijn een positieve screeningmammografie*, de ontdekking van een massa in de borst bij palpatie*, veranderingen van de huid van de borst opgemerkt door de patiënte of haar arts of tepelvochtverlies bij één borst. De diagnose van borstkanker is gebaseerd op de drie volgende onderzoeken: 1. Klinisch onderzoek*. Het lichamelijke onderzoek van de borsten en de omliggende lymfeklieren* omvat controle en palpatie*. 2. Radiologisch onderzoek*. Dit omvat een röntgenonderzoek (mammografie*) en echografie* van de borsten en de omliggende lymfklieren. Bij sommige patiënten kan magnetische resonantiebeeldvorming* (MRI) van de borst nodig zijn, vooral bij jonge vrouwen met dicht borstweefsel, vrouwen met mutaties van het BRCAgen en vrouwen met siliconen borstimplantaten. Een MRI kan ook worden overwogen wanneer tumorcellen zijn gevonden in een verdachte lymfeklier* in de oksel maar op mammografie geen borsttumor zichtbaar is of wanneer verschillende tumoren worden verwacht. Bijkomende onderzoeken, zoals een röntgenfoto van de thorax, abdominale echografie* en botscintigrafie*, kunnen worden uitgevoerd om ziekteverspreiding op afstand of metastasering* uit te sluiten. 3. Histopathologisch onderzoek. Dit is het laboratoriumonderzoek van de borst en het tumorweefsel na het afnemen van een tumorstaal (biopt). Dit laboratoriumonderzoek bevestigt de diagnose van borstkanker en verstrekt meer informatie over de kenmerken van de kanker. De arts voert een manuele naaldpunctie uit, vaak onder echogeleiding. Via de naald wordt een tumorstaal genomen. Afhankelijk van de gebruikte naald, wordt dit een dunnenaaldpunctie of biopsie genoemd. Later zal een tweede histopathologisch onderzoek worden uitgevoerd tijdens het onderzoek van de operatief verwijderde tumor en lymfklieren. Borstkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen – v.2013.1 Pagina 7 Dit document werd opgesteld door Het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO. De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van Het Antikankerfonds en ESMO. GEBRUIKELIJKE MISVATTINGEN OVER DE BEHANDELING VAN BORSTKANKER Volgens Prof. Martine Piccart, experte in borstkankerbehandeling: Borstkanker ontstaat niet binnen dagen of weken! Er is altijd tijd om bijkomend advies in te winnen over de behandelingsopties. De multidisciplinaire beoordeling voor de behandeling is zeer belangrijk en mag niet worden onderschat. De behandelende arts en huisarts moet een schriftelijk rapport van deze beoordeling krijgen. Het belang van het pathologische onderzoek van de tumor wordt vaak onderschat. De volledige behandelingsstrategie berust op een grondig uitgevoerd, gestandaardiseerd, pathologisch onderzoek in een laboratorium met ervaring! Een tweede, onafhankelijk pathologisch onderzoek is een goed idee wanneer het onderzoek werd uitgevoerd in een laboratorium met beperkte ervaring inzake de diagnose van borstkanker. Toegang tot nieuwe middelen en strategieën binnen de context van goed opgezette en nauwgezet uitgevoerde klinische studies houdt, in alle ziektestadia, meer voordelen dan risico's in. De patiënten moeten hun artsen vragen welke klinische studies voor hen relevant zijn. Zwangerschappen na borstkanker zijn mogelijk, vooral als de eierstokken niet beschadigd zijn door het gebruik van chemotherapeutica die toxisch zijn voor de eierstokken. Dit moet openhartig worden besproken met jonge vrouwen die hun vruchtbaarheid willen behouden. Voor vrouwen die zwanger worden na een borstkankertherapie, verhogen de zwangerschap en daaropvolgende borstvoeding de waarschijnlijkheid van een relaps* niet. Borstkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen – v.2013.1 Pagina 8 Dit document werd opgesteld door Het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO. De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van Het Antikankerfonds en ESMO. WAT MOET GEWETEN ZIJN VOOR EEN OPTIMALE BEHANDELING? Om de beste behandeling te kunnen bepalen moeten artsen verschillende elementen verzamelen over de patiënte en de kanker. Relevante informatie over de patiënte Persoonlijke medische voorgeschiedenis Kankervoorgeschiedenis bij verwanten (vooral borst- en eierstokkanker) Menopauzale status*, waarvoor in sommige gevallen een bloedstaal moet worden afgenomen om het gehalte van bepaalde hormonen in het bloed te bepalen (estradiol en FSH*) Resultaten van het door de arts uitgevoerde klinische onderzoek Algemeen welzijn Resultaten van bloedonderzoeken, uitgevoerd om de witte en rode bloedcellen* en de bloedplaatjes* te bepalen en de resultaten van testen om lever-, nier- en botproblemen uit te sluiten. Relevante informatie over de kanker Stadiëring* Artsen gebruiken stadiëring om de risico's en prognose* geassocieerd met specifieke kenmerken van de patiënte en het soort kanker te bepalen. Gewoonlijk wordt het TNM-stadiëringssysteem gebruikt. Met de combinatie van grootte van de tumor (T) en invasie van omliggend weefsel, betrokkenheid van lymfklieren* (N) en metastasering* of uitzaaiing van de kanker naar een ander orgaan in het lichaam (M) kan de kanker in één van de volgende stadia worden ingedeeld. Het stadium is essentieel voor de behandelingsbeslissing. Hoe hoger het stadium. Hoe minder gevorderd het stadium, hoe beter de prognose. Gewoonlijk wordt de stadiëring* tweemaal uitgevoerd: na klinisch en radiologisch onderzoek* alsook postoperatief. Als een operatie wordt uitgevoerd, kan de stadiëring* ook worden beïnvloed door het laboratoriumonderzoek van de verwijderde tumor en lymfeklieren*. Aanvullende radiologische onderzoeken zoals een röntgenfoto van de borst, een abdominale echografie* of CT-scan* en botscintigrafie* kunnen worden uitgevoerd om zeker te zijn dat er geen uitzaaiingen zijn naar de longen, de lever en de botten. Een CT-scan* en/of MRI* moet alleen worden uitgevoerd als er symptomen zijn die in die richting wijzen. Al deze onderzoeken zijn gewoonlijk alleen aanbevolen voor stadium II of hoger (zie hieronder). Ze worden ook overwogen voor patiënten voor wie preoperatieve chirurgie is gepland. Voor patiënten met kleine tumoren en geen verdachte lymfeklieren* (stadium I) is er daarentegen geen reden om al deze onderzoeken uit te voeren. De onderstaande tabel geeft een overzicht van de verschillende stadia voor borstkanker. Omdat de definities zeer technisch zijn, is het aangeraden artsen om meer uitleg te vragen. Stadium Definitie Stadium 0 De abnormale cellen zijn nog niet uitgezaaid buiten het kanaal waar ze Borstkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen – v.2013.1 Pagina 9 Dit document werd opgesteld door Het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO. De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van Het Antikankerfonds en ESMO. Stadium I Stadium II Stadium III Stadium IV oorspronkelijk verschenen. De tumor is kleiner dan 2 cm en in de lymfklieren kunnen kleine clusters kankercellen worden gevonden. Stadium I-borstkanker kan in stadium IA en IB worden ingedeeld. Ofwel is de tumor is kleiner dan 2 cm en is uitgezaaid naar de lymfklieren in de oksel ofwel is de tumor tussen 2cm en 5 cm in diameter maar is niet uitgezaaid naar de lymfklieren in de oksel. Stadium II-borstkanker kan in stadium IIA en IIB worden ingedeeld. De tumor kan om het even welke grootte hebben, maar: - is uitgezaaid naar de borstwand en/of de huid van de borst. - is uitgezaaid naar minstens 10 lymfklieren in de oksel of de lymfklieren in de oksel zijn verkleefd of verkleefd aan andere structuren. - is uitgezaaid naar lymfklieren dicht bij het borstbeen. - is uitgezaaid naar lymfklieren onder of boven het sleutelbeen Stadium III-borstkanker kan in stadium IIIA en IIIB worden ingedeeld. De kanker is uitgezaaid naar andere organen in het lichaam, meestal de botten, de longen, de lever of de hersenen. Dergelijke tumorafzettingen op afstand worden metastasen* genoemd. Resultaten van de biopsie* De via biopsie* verkregen tumor wordt in het laboratorium onderzocht. De methode en de resultaten van dergelijk onderzoek worden histopathologie* genoemd. Op de weefsels die via operatieve verwijdering van de tumor en de lymfeklieren* werden verkregen wordt een tweede histopathologisch onderzoek uitgevoerd. Dit is zeer belangrijk om de resultaten van de biopsie* te bevestigen en om meer informatie te verstrekken over de kanker. De resultaten van het bioptonderzoek omvatten noodzakelijkerwijs: o Histologisch type* Het benoemen van het histopathologische type is gebaseerd op het celtype waaruit de tumor is samengesteld. Borstkankers ontstaan in borstweefsels, gewoonlijk de kanalen of de lobben. De belangrijkste histologische borstkankertypes zijn ductale en lobulaire carcinomen. Het histopathologische onderzoek deelt de kanker ook in als invasief of nietinvasief. Niet-invasieve kanker*s worden ook kankers in situ genoemd. o Graad* De benoeming van de graad* is gebaseerd op de heterogeniteit van de tumorcellen, de architecturale structuur van het weefsel dat ze vormen en de mitosefrequentie (celdeling) van tumorcellen. Een goed gedifferentieerde tumor (graad 1) heeft een lage celheterogeniteit, een intacte architectuur/opbouw en weinig celdelingen. Een ongedifferentieerde tumor (graad 3) heeft een hoge heterogeniteit, verlies van architectuur en vele celdelingen. Een matig gedifferentieerde tumor (graad 2) is tussen graad 1 en graad 3. Hoe lager de graad*, hoe beter de prognose*. Wanneer preoperatief een systemische behandeling is gepland, moeten de biopsieresultaten de hormoonreceptor*- en HER2*-status omvatten. Wanneer preoperatief geen systemische behandeling is gepland, kunnen deze statussen worden bepaald in de tumor (en/of lymfeklieren*) na operatieve verwijdering. Borstkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen – v.2013.1 Pagina 10 Dit document werd opgesteld door Het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO. De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van Het Antikankerfonds en ESMO. o Hormoonreceptorstatus voor oestrogeen en progesteron Tumorcellen kunnen aan hun oppervlak of in de cel oestrogeen- en progesteronreceptoren hebben. De cellen van sommige tumoren hebben veel receptoren. Dit betekent dat hun groei en vermenigvuldiging worden gestimuleerd door hormonen. Tumoren met een hoog gehalte oestrogeenreceptoren (ER+) en/of progesteronreceptoren* (PR+) hebben een betere prognose* dan tumoren met een laag gehalte oestrogeenreceptoren (ER-) en/of progesteronreceptoren (PR-). o HER2-status HER2* is een receptor voor epidermale groeifactor op het celmembraan en komt voor bij ongeveer 20% van de borstkankers. HER2 is onder andere betrokken bij de celgroei en migratie*. De HER2*-status van tumorweefsel kan worden geanalyseerd met behulp van verschillende laboratoriumtests: immunohistochemie* (IHC), fluorescentie-insituhybridisatie* (FISH) of chromogene in-situhybridisatie* (CISH). Een kanker is HER2*positief wanneer het resultaat van de IHC-test 3+ is of wanneer het resultaat van de FISH- of CISH-test positief is zoals vermeld in het pathologieverslag. Anders is de HER2*status negatief. Vóór anti-HER2-gerichte therapie beschikbaar was, gedroegen HER2*positieve kankers zich agressiever dan andere kankers. o Multigenexpressieprofielen* Op het biopt* kan ook een kwantificatie worden uitgevoerd van een door de tumor tot expressie gebrachte afzonderlijke reeks genen. Dergelijke multigensignatuuranalysen worden niet routinematig uitgevoerd, maar kunnen helpen om het risico op recidief* en de waarschijnlijkheid van chemotherapievoordeel te voorspellen. o Ki-67-labelingindex Ki-67 is een eiwit* dat voorkomt in de kern van delende cellen maar niet in die van cellen in rust. De Ki-67-labelingindex geeft het percentage cellen aan waarin Ki-67 kan worden gevonden. De analyse van het percentage delende cellen is een methode om de proliferatie* van de tumor te bepalen. Sterk prolifererende tumoren groeien sneller en hebben een slechtere prognose dan traag prolifererende tumoren, maar tegelijkertijd zijn sterk prolifererende tumoren gevoeliger voor chemotherapie*. Belangrijk om weten is dat het resultaat van tests om de hormoonreceptor*- en HER2*-status te bepalen niet altijd correct is. Geen enkele test om de HER2*-status te bepalen is 100% betrouwbaar. De kans bestaat ook dat het onderzochte weefselmonster de tumor classificeert als HER2-negatief, terwijl onderzoek van een ander stukje de tumor als HER2-positief zou hebben geclassificeerd. Daarom moeten, telkens wanneer mogelijk, deze analysen op het biopt* en op het operatief verwijderd tumorweefsel worden uitgevoerd. Een ander belangrijk onderdeel van het histopathologische onderzoek na operatieve verwijdering van de tumor is het controleren of de tumor volledig verwijderd is. Dit gebeurt door na te gaan of de microscopische randen van de tumor volledig door normaal weefsel worden omgeven. Dit wordt gerapporteerd als negatieve resectiemarges* (wat betekent dat zeer waarschijnlijk de volledige tumor is verwijderd) of als positieve resectiemarges* (wat betekent dat zeer waarschijnlijk niet de volledige tumor is verwijderd) Hormoongevoeligheid Op basis van het onderzoek van het biopt en/of de operatief verwijderde tumor, worden tumoren in drie groepen ingedeeld volgens hun hormoonreceptorstatus: o Hormoongevoelig* (ER+ en/of PR+*), wanneer op kankercellen oestrogeen- of progesteronreceptoren werden gevonden. Borstkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen – v.2013.1 Pagina 11 Dit document werd opgesteld door Het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO. De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van Het Antikankerfonds en ESMO. o Hormoonongevoelig* (ER- en/of PR-), wanneer op kankercellen geen oestrogeen- of progesteronreceptoren werden gevonden. o Een derde tussengroep met onzekere hormoongevoeligheid*. Op basis van dit onderzoek wordt beslist of een hormoontherapie wordt toegevoegd. Een hormoontherapie stopt of vertraagt gewoonlijk de groei van hormoongevoelige* tumoren, omdat deze tumoren hormonen nodig hebben om te groeien, maar heeft geen effect op de groei van hormoonongevoelige tumoren. Intrinsieke subtypes van borstkanker De combinatie van de resultaten inzake hormoonreceptor-, HER2-status en Ki-67-labelingindex worden gebruikt om borstkanker in 5 subtypes in te delen. Dit is ook belangrijk om te weten welke therapieën naar alle waarschijnlijkheid doeltreffend zullen zijn. De 5 subtypes worden in de onderstaande tabel voorgesteld. Omdat deze classificatie nogal technisch is, vraagt u beter meer uitleg aan een arts. Borstkankersubtype Luminaal type A Luminaal type B HER2-negatief Luminaal type B HER2-positief HER2-positief niet-luminaal Triple negatief* Hormoonreceptorstatus ER+ en/of PR+ ER+ en/of PR+ ER+ en/of PR+ ER- en PRER- en PR- HER2-status HER2-negatief HER2-negatief HER-positief HER2-positief HER2-negatief Borstkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen – v.2013.1 Ki-67-status Laag (< 14%) Hoog Om het even welke Om het even welke Om het even welke Pagina 12 Dit document werd opgesteld door Het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO. De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van Het Antikankerfonds en ESMO. WAT ZIJN DE BEHANDELINGSOPTIES? De behandeling wordt gepland door een interdisciplinair team van artsen. Dit impliceert gewoonlijk een vergadering van verschillende specialisten, multidisciplinaire beoordeling of revisie door een multidisciplinaire tumorcommissie genoemd. Tijdens deze vergadering wordt de behandelingsplanning besproken op basis van de hierboven samengevatte relevante informatie. De behandeling combineert gewoonlijk interventiemethodes die: op de tumor gericht zijn, zoals een operatie of radiotherapie*; inwerken op kankercellen in het hele lichaam door middel van systemische therapie* zoals chemotherapie*, hormoontherapie* en/of op HER2* gerichte therapie. De omvang van de behandeling hangt af van de kenmerken van de tumorcellen, het kankerstadium, de leeftijd, de menopauzale status en de comorbiditeit van de patiënt. De hierna vermelde behandelingen hebben voordelen, risico's en contra-indicaties. Vraag een oncoloog naar de verwachte voordelen en risico's van elke behandeling, zodat u op de hoogte bent van de gevolgen van de behandeling. Voor sommige behandelingen zijn verschillende mogelijkheden beschikbaar en de keuze moet worden bepaald op basis van de voordeel-risicoverhouding. Behandelingsplan voor niet-invasieve kanker* (stadium 0) Niet-invasieve kanker* is niet uitgezaaid buiten het melkkanaal (ductaal carcinoom* in situ). De behandelingsopties omvatten de volgende twee mogelijke lokale therapieën. De tumor of een gedeelte, maar niet de volledige borst, wordt verwijderd. Dit noemt men een borstsparende operatie. Deze operatie wordt gewoonlijk gevolgd door bestraling van de volledige borst, behalve bij patiënten met een zeer laag recidiefrisico. In dit geval kan de bestraling worden weggelaten. Extra bestraling (een boost genoemd) van de plaats waar de tumor werd verwijderd, kan worden overwogen voor patiënten met een hoog lokaal recidiefrisico, bijvoorbeeld bij zeer jonge patiënten. Ofwel wordt de volledige borst zonder spieren en huid rond de borst verwijderd met een mastectomie. Bij een mastectomie is bijkomende bestralingstherapie niet nodig voor nietinvasieve kanker. Daarenboven kan een behandeling met tamoxifen*, een geneesmiddel dat de werking van oestrogenen in de borst neutraliseert, worden overwogen als de tumor oestrogeenreceptorpositief* is, aangezien ze het risico op recidief, d.w.z. dat de kanker terugkomt in de borst, verlaagt. Tamoxifen verlaagt ook het risico op contralaterale borstkanker, d.w.z. kanker in de andere borst. Lobulaire neoplasie*, vroeger lobulair carcinoom in situ genoemd, wordt nu als een risicofactor beschouwd voor latere borstkanker in beide borsten. Daarom moet met de arts worden besproken Borstkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen – v.2013.1 Pagina 13 Dit document werd opgesteld door Het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO. De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van Het Antikankerfonds en ESMO. of al dan niet wordt doorgegaan met een toezichtsstrategie door middel van een nauwgezette follow-up en/of een behandelingsstrategie. Behandelingsplan voor invasieve kanker* (stadium I tot III) Invasieve kanker* is uitgezaaid buiten het melkkanaal (invasief ductaal carcinoom*) of buiten de melkklier (invasief lobulair carcinoom*). De behandeling is op de tumor gericht en op de mogelijk in het lichaam uitgezaaide kankercellen. In de meeste gevallen bestaat de behandeling, uit een operatie, radiotherapie* en systemische therapie*. De behandeling van naar andere delen van het lichaam uitgezaaide kankercellen kan bestaan uit hormoontherapie, chemotherapie* of op HER2* gerichte therapie. Voor tumoren met een diameter van meer dan 2 cm wordt als eerste behandeling soms de voorkeur gegeven aan systemische therapie*, omdat het verkleinen van de tumor met geneesmiddelen een lokale therapie kan vergemakkelijken en borstsparend kan zijn. Voor de meeste stadium IIIA- en IIIB-kankers wordt een operatie voorafgegaan door chemotherapie*. Dit wordt neo-adjuvante* chemotherapie genoemd. Ze is ook aangewezen om de tumor te verkleinen zodat een borstsparende operatie mogelijk is. Bij HER2*-positieve tumoren wordt trastuzumab* toegevoegd. Operatie De operatie wordt onder algemene verdoving uitgevoerd. Met behulp van één of twee methoden verwijdert de chirurg tijdens dezelfde operatie de tumor en enkele lymfeklieren*: De tumor of een gedeelte van de borst inclusief de tumor, maar niet de volledige borst wordt verwijderd. Dit noemt men een borstsparende operatie. De volledige borst wordt verwijderd, maar geen spieren of huid rond de borst. Dit noemt men een volledige mastectomie. De keuze tussen een borstsparende operatie en een volledige mastectomie hangt af van de kenmerken van de tumor, de grootte van de borst en de voorkeur van de patiënt. Bij sommige patiënten is een mastectomie noodzakelijk, omwille van de grootte van de tumor, de aanwezigheid van meerdere tumoren in de borst of andere redenen. Dit moet met artsen worden besproken. Momenteel kan in West-Europa bij 2 op 3 vrouwen met borstkanker een borstsparende operatie worden uitgevoerd. Sommige patiënten krijgen een preoperatieve behandeling (neo-adjuvant) om de tumor te verkleinen en een borstsparende operatie mogelijk te maken. Nadat de neo-adjuvante behandeling de tumor heeft verkleind, vraagt de arts een MRI aan om te controleren of het inderdaad mogelijk is de borst te sparen zonder de kans op genezing te verkleinen. Toch zal in sommige gevallen de volledige borst alsnog moeten worden verwijderd. Borstkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen – v.2013.1 Pagina 14 Dit document werd opgesteld door Het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO. De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van Het Antikankerfonds en ESMO. Voor vrouwen bij wie een mastectomie nodig is, kan een borstreconstructie aangewezen zijn. Deze reconstructie kan onmiddellijk of later (omwille van medische redenen of persoonlijke voorkeur) worden uitgevoerd. Patiënten hoeven niet steeds twee jaar te wachten vooraleer een reconstructie na een mastectomie kan aangeboden worden Het is ook niet waar dat een reconstructie van de aangetaste gebieden het opsporen van een kankerrecidief* zou bemoeilijken. Ook zal één of zullen verschillende lymfklieren in de oksel worden verwijderd. Deze verwijdering is zeer belangrijk om na te gaan of de kanker is uitgezaaid, maar het effect voor de kankerbehandeling is beperkt. Er kunnen twee soorten lymfklieroperaties worden uitgevoerd: De chirurg voert een schildwachtklierbiopsie* uit. Na injectie van een merkstof dicht bij de tumor, wordt de merkstof van nature naar de lymfvaten en vervolgens naar de lymfklieren gevoerd. Met behulp van een sonde kan de chirurg bepalen in welke lymfklier(en) de merkstof zich bevindt. Hij/Zij verwijdert de lymfklier(en) om ze te onderzoeken op de aanwezigheid van kankercellen. Tijdens de operatie wordt een snel onderzoek van de lymfklieren uitgevoerd. Wanneer in de lymfklier(en) kankercellen worden gevonden, voert de chirurg gewoonlijk een okseldissectie* uit (zie hieronder). Voor patiënten met tumoren die kleiner zijn dan 5 cm in diameter, kan een okseldissectie niet nodig zijn als uit het onderzoek blijkt dat slechts 1 of 2 schildwachtklieren kankercellen bevatten. De chirurg voert een okseldissectie uit. De chirurg maakt een incisie onder de arm en verwijdert het zachte okselweefsel waar zich de lymfeklieren* bevinden. Deze lymfklieren worden onderzocht op de aanwezigheid van kankercellen. Een schildwachtklierbiopsie* veroorzaakt minder zwelling van de arm (lymfoedeem) en stijfheid van de schouder dan een okseldissectie*. Een schildwachtklierbiopsie is aanbevolen bij stadium I- en stadium II- borstkanker, tenzij bij preoperatief lichamelijk onderzoek of echografie* betrokken lymfeklieren* worden vastgesteld. In hogere stadia wordt een okseldissectie uitgevoerd. Laboratoriumonderzoek van de operatief verwijderde tumor en lymfklieren Zodra de tumor en lymfklieren zijn verwijderd, worden ze in het laboratorium onderzocht om: de resultaten van de biopsie* te bevestigen inzake het histologische type*, graad*, de hormoonreceptor*-, HER2*status en mogelijk multigenexpressieprofiel*. de grootte van de tumor te meten en na te gaan of hij naar de omliggende weefsels is uitgezaaid; na te gaan of kankercellen in de lymfe- of bloedvaten zijn binnengedrongen, wat zou betekenen dat de kankercellen waarschijnlijk buiten de borst zijn uitgezaaid. te controleren of de volledige tumor is verwijderd en of de marges vrij zijn van tumorweefsel*. na te gaan of kankercellen uitgezaaid zijn naar de lymfeklieren* en om de lymfeklieren met tumorcellen te tellen Tweede operatie Sommige patiënten moeten een tweede operatie ondergaan. De twee belangrijkste redenen zijn: Borstkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen – v.2013.1 Pagina 15 Dit document werd opgesteld door Het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO. De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van Het Antikankerfonds en ESMO. De resectiemarges* waren positief; de tumor is niet volledig door normaal weefsel omgeven. Tijdens de nieuwe operatie moet de rest van de tumor worden verwijderd. Na een grondiger onderzoek van de lymfklier(en) van de schildwachtklierbiopsie*, blijkt ze kankercellen te bevatten. Gewoonlijk wordt een okseldissectie* uitgevoerd. Voor patiënten met tumoren die kleiner zijn dan 5 cm in diameter, kan een okseldissectie niet nodig zijn als uit het onderzoek blijkt dat slechts 1 of 2 schildwachtklieren kankercellen bevatten. Adjuvante therapie Een adjuvante therapie* is een therapie naast de operatie. Voor patiënten met stadium I- tot stadium III-borstkanker zijn mogelijke adjuvante therapieën radiotherapie*, chemotherapie*, hormoontherapie en gerichte therapie*. In deze situatie is radiotherapie een lokale behandeling terwijl chemotherapie, hormoontherapie en gerichte therapie kankercellen kunnen bereiken die mogelijk naar andere delen van het lichaam zijn uitgezaaid. Deze laatste behandelingen worden systemische therapieën genoemd. Radiotherapie* Radiotherapie is het gebruik van bestraling om kankercellen te doden. Gewoonlijk herstellen kankercellen minder goed dan normale cellen van bestralingsbeschadiging. Radiotherapie is aanbevolen voor bijna alle invasieve borstkankers. Een beperkt aantal patiënten heeft geen baat bij radiotherapie die derhalve kan worden weggelaten. Het betreft patiënten ouder dan 70 jaar met een hormoongevoelige tumor die kleiner is dan 2 cm in diameter. Bovendien moet men zeker zijn dat de volledige tumor met negatieve marges is verwijderd. Bij borstkanker wordt radiotherapie toegepast om kankercellen plaatselijk te vernietigen met hoogenergetische bestraling, afkomstig van een radiotherapieapparaat. Na een borstsparende operatie: voor alle patiënten met invasieve borstkankers is radiotherapie van de volledige borst, gewoonlijk gevolgd door bijkomende bestraling (boost) van het gebied waar de tumor is verwijderd, sterk aanbevolen. Na mastectomie: radiotherapie is aanbevolen of zou moeten worden overwogen voor patiënten met grote tumoren en/of bij wie kankercellen in de oksellymfklieren zijn gevonden. De radiotherapie is gericht op de borstwand maar soms ook op de regionale lymfekliergebieden. Bij een duidelijke en uitgebreide uitzaaiing van kankercellen naar de lymfeklieren* over het sleutelbeen of achter het borstbeen (sternum), kan het stralingsveld worden uitgebreid naar deze gebieden. Borstkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen – v.2013.1 Pagina 16 Dit document werd opgesteld door Het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO. De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van Het Antikankerfonds en ESMO. De toe te dienen bestralingsdosis bedraagt tussen 45 en 50 Gray (Gy). Een Gray is de eenheid die wordt gebruikt om de hoeveelheid bestraling te meten die bij radiotherapie wordt toegediend. Deze totale dosis wordt in fracties verdeeld. Elke fractie wordt tijdens één radiotherapiesessie toegediend. Voor borstkanker worden typisch 25 tot 28 fracties gepland, maar een kortere behandeling met 16 fracties blijkt even doeltreffend te zijn zonder bijkomende bijwerkingen. Wanneer een boost gepland is, wordt 10 tot 16 Gy extra toegediend in fracties van 2 Gy. De behandeling wordt in fracties toegediend om het risico op significante beschadiging van normale weefsels te verminderen en de kans op tumorcontrole op lange termijn te verhogen. Om de behandelingsduur te verkorten en te vermijden dat de patiënt tussen 16 en 35 maal naar de radiotherapie-eenheid moet komen, is geprobeerd om tijdens de operatie radiotherapie toe te dienen. Dit wordt versnelde partiële borstbestraling genoemd. Onderzoek loopt maar voorlopige resultaten suggereren dat dit zou kunnen worden overwogen voor patiënten van minstens 50 jaar oud, met een enkele tumor die kleiner is dan 3 cm in diameter en resectiemarges van meer dan 2 mm en zonder uitzaaiing naar de lymfeklieren*. Bovendien moet de tumor specifieke histologische kenmerken hebben (niet-lobulaire histologie zonder intraductale componenten en geen lymfovasculaire invasie). Dit type radiotherapie vereist specifieke instrumenten die in weinig centra beschikbaar zijn omdat het onderzoek nog loopt. Systemische therapie* Een systemische therapie* is gericht op kankercellen die naar andere delen van het lichaam kunnen uitgezaaid zijn. De kenmerken van het tumorweefsel die door laboratoriumonderzoek van het biopt* en van de operatief verwijderde tumor geïdentificeerd zijn, zijn essentieel om te beslissen welke therapie of combinatie van therapieën het meest geschikt is. Deze tumorkenmerken omvatten de tumorgrootte, het histologische type*, de graad*, de resectiemarges*, het aantal betrokken lymfeklieren*, de hormoonreceptor*- en HER2*-status en, indien beschikbaar het multigenexpressieprofiel*. De leeftijd, menopauzale status en medische aandoeningen van de patiënt zijn belangrijke patiëntenfactoren bij het maken van een geïnformeerde beslissing inzake de adjuvante systemische behandeling. Voor elke persoon moet de keuze rekening houden met de potentiële voordelen, de mogelijke bijwerkingen en de voorkeur van de patiënte. Voor een systemische therapie* zijn drie soorten behandeling mogelijk: hormoontherapie, chemotherapie* en op HER2 gerichte therapie. Tumoren worden in 3 groepen ingedeeld volgens de hormonale receptorstatus: hormoongevoelige* (ER+ en/of PR+*), hormoonongevoelige (ER- en PR-) en een derde tussengroep met onzekere hormoongevoeligheid. Een hormoonbehandeling stopt of vertraagt gewoonlijk de groei van hormoongevoelige* tumoren, omdat deze tumoren hormonen nodig hebben om te groeien, maar heeft geen effect op de groei van hormoonongevoelige tumoren. Patiënten met hormoongevoelige* tumoren kunnen worden behandeld met een hormoontherapie alleen of een combinatie van een hormoon- en chemotherapie*. Borstkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen – v.2013.1 Pagina 17 Dit document werd opgesteld door Het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO. De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van Het Antikankerfonds en ESMO. Patiënten met tumoren met een onzekere hormoongevoeligheid kunnen worden behandeld met een combinatie van een hormoon- en chemotherapie. Patiënten met hormoonongevoelige tumoren moeten worden behandeld met chemo- maar geen hormoontherapie. Hormoontherapie Hormoontherapie bestaat uit één of mogelijk een combinatie van twee van de volgende behandelingen: Tamoxifen*, een geneesmiddel dat de werking van oestrogenen op de borst neutraliseert en werkzaam is bij pre- en postmenopauzale patiënten. Een aromataseremmer* zoals anastrazol, exemestaan of letrozol die de oestrogeenproductie bij postmenopauzale vrouwen remt. Een analoog van het gonadotropine-releasing hormoon* dat de oestrogeenspiegel bij premenopauzale vrouwen verlaagt. Ovariëctomie - het verwijderen van de eierstokken bij premenopauzale vrouwen De keuze van de hormoontherapie is gebaseerd op de menopauzale status van de patiënte. Bij patiënten waarbij de menopauze nog niet is begonnen (premenopauzale patiënten) zijn de gebruikelijke behandelingen, tamoxifen* alleen gedurende 5 jaar of de combinatie van een bilaterale ovariëctomie of een geneesmiddel uit de klasse van de gonadotropine-releasing hormoonanalogen* en tamoxifen gedurende 5 jaar. Tamoxifen mag niet gelijktijdig met chemotherapie* worden gebruikt. Bij patiënten na de menopauze (postmenopauzale patiënten) wordt voor vrouwen met een verhoogd risico de voorkeur gegeven aan aromataseremmers* gedurende 5 jaar, maar voor patiënten die worden behandeld met tamoxifen, kan na 2-3 jaar een overschakeling naar een aromataseremmer gedurende 2-3 jaar worden overwogen. Patiënten die worden behandeld met aromataseremmers hebben een hoger risico op osteoporose. Dit moet worden tegengegaan door een voldoende opname van calcium en vitamine D*. Andere onderzoeken zoals de meting van de botmineraaldichtheid en behandelingen zoals bisfosfonaten zijn beschikbaar om osteoporose te behandelen. Tamoxifen verhoogt ietwat het risico op bloedklonters en moet worden gestaakt wanneer een operatie gepland is. Het verdubbelt ook het risico op endometriumkanker, een vorm van baarmoederkanker. Chemotherapie* Chemotherapie voor borstkanker in een vroeg stadium bestaat uit een combinatie van twee of drie kankermedicijnen die worden toegediend volgens een nauwkeurig protocol. Voor borstkanker wordt de behandeling gewoonlijk 4 tot 8 cyclussen toegediend. Een cyclus is een periode van 2 tot 4 weken met een nauwkeurige dosering, duur en volgorde van geneesmiddelen, met inbegrip van een rustperiode vóór een nieuwe cyclus start. Het is niet duidelijk welke combinatie van geneesmiddelen het best is, maar het is aanbevolen dat ze doxorubicine* of epirubicine* bevat, kankermedicijnen uit de groep van de antracyclines. Het is belangrijk om vóór een behandeling met antracyclines de hartfunctie te beoordelen. Schema's Borstkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen – v.2013.1 Pagina 18 Dit document werd opgesteld door Het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO. De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van Het Antikankerfonds en ESMO. zonder antracyclines blijken echter even doeltreffend te zijn, bijvoorbeeld de combinatie van docetaxel* en cyclofosfamide*. De namen van behandelingen zijn vaak acroniemen waarbij de eerste letter van de naam van elk geneesmiddel wordt gebruikt (zo staat FEC voor de combinatie van Fluorouracil, Epirubicine* en Cyclofosfamide*). Voor tengere of oudere patiënten kan het CMFschema (Cyclofosfamide, Methotrexaat en Fluorouracil) toch geschikt zijn. Een andere optie, vooral voor vrouwen bij wie de tumorcellen naar de lymfeklieren* zijn uitgezaaid, wordt de combinatie van een antracycline (doxorubicine* of epirubicine*) met een taxaan* (paclitaxel*), bij voorkeur na elkaar in plaats van samen toegediend. Op HER2 gerichte therapie Op HER2 gerichte systemische behandelingen worden toegepast voor HER2*-positieve kanker, d.w.z. wanneer het resultaat van het laboratoriumonderzoek vermeldt dat de IHC*-test "3+" is of de FISH*of CISH*-test "positief" is. Trastuzumab* is een geneesmiddel dat werkzaam is bij patiënten met HER2*-positieve tumoren, ongeacht de grootte van de tumor of zijn hormonale status. In studies naar zijn werkzaamheid als adjuvante therapie, werd trastuzumab altijd toegediend in combinatie met chemotherapie. Het is niet duidelijk of het adjuvante gebruik van trastuzumab zonder chemotherapie een positief effect heeft. * De aanbevolen standaardduur van een adjuvante behandeling met trastuzumab is 1 jaar. De resultaten van studies die deze standaardduur vergelijken met een langere of kortere duur worden nog verwacht. Trastuzumab kan samen met paclitaxel* of carboplatine*, maar niet samen met doxorubicine* of epirubicine* worden toegediend. De laatste twee geneesmiddelen zijn toxisch voor het hart. Trastuzumab mag niet worden toegediend aan patiënten met een abnormale hartfunctie. Bij twijfel over de hartfunctie moet dit vóór de behandeling met trastuzumab* worden beoordeeld. Behandelingsplan voor gemetastaseerde* kanker (stadium IV) Gemetastaseerde kanker is uitgezaaid naar andere delen van het lichaam. Borstkanker metastaseert meestal naar de botten, de lever, de longen en de hersenen. Aangezien de tumorcellen uitgezaaid zijn naar andere delen van het lichaam, is een systemische therapie* voorkeursbehandeling. Ongeveer 5% van de vrouwen met borstkanker heeft metastasen bij de diagnose. Voor de behandeling van patiënten met gemetastaseerde borstkanker: Het hoofddoel van de behandeling is het behoud of de verbetering van de levenskwaliteit. Patiënten moeten een gepaste psychologische, sociale en ondersteunende behandeling krijgen. De realistische behandelingsdoelen moeten worden besproken met de patiënte en haar familie en de patiënte moet worden aangemoedigd om actief deel te nemen aan alle beslissingen. Er moet altijd rekening worden gehouden met de voorkeuren van de patiënt, ook de voorkeuren inzake de praktische aspecten van de behandeling (bv. oraal of intraveneus). Borstkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen – v.2013.1 Pagina 19 Dit document werd opgesteld door Het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO. De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van Het Antikankerfonds en ESMO. In vele ziekenhuizen kunnen gespecialiseerde borstverpleegkundigen essentiële ondersteuning bieden die voor alle patiënten beschikbaar zou moeten zijn. Operatie en radiotherapie* Sommige patiënten met metastasen* kunnen baat hebben bij de operatieve verwijdering of radiotherapie van de primaire borsttumor. In enkele zeldzame gevallen kan chirurgie ook worden toegepast om patiënten te behandelen met één of zeer weinig metastasen bv. in de lever, de longen of de hersenen. Radiotherapie kan ook worden toegepast bij de behandeling van bot- en hersenmetastasen. Systemische therapie* Een systemische therapie* heeft tot doel in te werken op kankercellen in verschillende organen met metastasen*. De opties voor systemische therapie* zijn dezelfde als voor invasieve kanker* zonder metastasering (hormoontherapie, chemotherapie* en op HER2 gerichte therapie) met enkele bijkomende gerichte biologische middelen zoals bevacizumab* of everolimus. Indien chemotherapie wordt toegediend, moeten de samenstelling en duur aan de individuele patiënt worden aangepast. De keuze van de systemische therapie* hangt af van de hormoonreceptor*- en de HER2*-status, de urgentie van een respons en vroegere therapieën en hun werkzaamheid. Hormoontherapie Een hormoontherapie is de keuzebehandeling voor patiënten met hormoongevoelige* (ER+ en/of PR+*) gemetastaseerde* borstkanker. De keuze van de hormoontherapie hangt af van de menopauzale status en vroegere hormoontherapieën. Voor patiënten vóór de menopauze: o wanneer vroeger nog geen tamoxifen* werd toegediend of tamoxifen langer dan 12 maanden is stopgezet, is de voorkeursoptie tamoxifen met analogen van gonadotropine-releasing hormoon* of ovariëctomie; o anders, aromataseremmers* zoals anastrozol, exemestaan of letrozol in combinatie met analogen van gonadotropine-releasing hormoon* of ovariëctomie. Calcium en vitamine D*-supplementen zijn aanbevolen naast deze behandeling. Voor patiënten na de menopauze: o wanneer vroeger nog geen aromataseremmers*, zoals anastrozol, exemestaan of letrozol, werden toegediend of ze langer dan 12 maanden werden stopgezet, zijn ze de voorkeursoptie. Calcium en vitamine D*supplementen zijn aanbevolen naast deze behandeling. o Anders kunnen tamoxifen*, fulvestrant*, megestrol of androgenen* worden gebruikt. o Wanneer er tekenen zijn dat de kanker evolueert of terugkomt ondanks de behandeling met anastrozol of letrozol, is het een optie om een combinatie van exemestan en everolimus* te gebruiken. Het combineren van tamoxifen* en everolimus* kan ook een optie zijn, maar kan nog niet voorgesteld worden in Europa. Borstkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen – v.2013.1 Pagina 20 Dit document werd opgesteld door Het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO. De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van Het Antikankerfonds en ESMO. o Kankers veranderen na verloop van tijd en een ER+-kanker kan ER- worden, of een ER+-kanker kan ongevoelig worden voor een hormoontherapie. Patiënten met een duidelijk geval van ongevoeligheid voor hormoontherapie dient chemotherapie* of een deelname aan klinische onderzoeken worden voorgesteld. Op HER2* gerichte therapie HER2* gerichte therapie zoals trastuzumab* of lapatinib* moet vroeg worden voorgesteld aan alle patiënten met HER2*-positieve metastaserende* ziekte, naast chemotherapie, hormoontherapie, of alleen. Dit zou het geval moeten zijn bij patiënten die zulke behandeling niet gekregen hebben als bijkomstige therapie, en die er geen nevenwerkingen van ondervinden (vb.: hartinsufficiëntie). Wanneer de kanker uitbreidt en vordert onder trastuzumab, kan trastuzumab worden voortgezet met een andere chemotherapie. Lapatinib*, een oraal geneesmiddel dat ook gericht is op de HER2*receptor, kan worden toegediend in combinatie met het orale chemotherapeuticum capecitabine*. De behandelingskeuze moet met een oncoloog worden besproken. Twee nieuwe medicijnen, namelijk pertuzumab* en ado-trastuzumab emtansine* zijn wellicht binnenkort beschikbaar in Europa voor patiënten met HER-2*-positieve tumoren. Chemotherapie* Chemotherapie moet worden voorgesteld aan: patiënten met snel groeiende tumoren in vitale organen (bv. uitgebreide betrokkenheid van de lever), waarbij een onmiddellijke respons op een systemische behandeling nodig is. patiënten met kankers die hormoonongevoelig en HER2-negatief zijn. Dergelijke kankers worden "triple negatief*" (ER-, PR-, en HER2*-) genoemd. Voor deze kankers is chemotherapie de belangrijkste behandelingsoptie. patiënten met hormoongevoelige* kankers die niet of niet meer reageren op een hormoontherapie. Aan patiënten die reeds chemotherapie met antracyclines (epirubicine* of doxorubicine*) hebben gekregen, moet chemotherapie met taxaan* (paclitaxel* of docetacel*) worden voorgesteld. Meestal wordt de voorkeur gegeven aan één chemotherapeuticum boven een combinatie van geneesmiddelen omdat dit met een betere levenskwaliteit geassocieerd is zonder een daling van de levensduur. De duur van de chemotherapie moet aan de individuele patiënt worden aangepast. Bij patiënten met triple negatieve tumoren* komen metastasen* in het algemeen vaker voor en is de vooruitgang van de ziekte sneller. Daarom kan de combinatie met chemotherapie* worden voorgesteld. Borstkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen – v.2013.1 Pagina 21 Dit document werd opgesteld door Het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO. De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van Het Antikankerfonds en ESMO. Voortzetting van chemotherapie nadat de patiënt 3 verschillende soorten schema's heeft gekregen is mogelijk voor patiënten met een goede algemene toestand en van wie de tumor "reageerde" (= gekrompen is) op een vroegere chemotherapie. Andere biologische therapieën Bevacizumab* is een medicijn waarvan men gelooft dat het de ontwikkeling van nieuwe vaatjes rond de tumor kan beperken. In Europa is het momenteel uitsluitend beschikbaar voor patiënten met metastaserende* borstkanker in combinatie met eerstelijnsbehandeling met chemotherapie* (paclitaxel* of capecitabine*). Deze combinatie kan overwogen worden bij bepaalde patiënten die beperkte behandelingsopties hebben, maar alleen na evaluatie van de mogelijke neveneffecten en het verwachte voordeel. Bevacizumab* is niet meer toegestaan voor patiënten met borstkanker in de Verenigde Staten. Andere therapieën Radiotherapie* kan worden toegepast als een palliatieve therapie voor de behandeling van bot- en hersenmetastasen* of andere lokale tumormassa's zoals paddestoelvormige wekedelenletsels. Bisfosfonaten* dienen te worden gebruikt voor de behandeling van hypercalciëmie* en botmetastasen. Ze hebben tot doel om de pijn te verlichten en gevolgen van botmetastasen te voorkomen, zoals fracturen. Bisfosfonaten* bestaan in orale en intraveneuze vorm. Ze worden zeer goed verdragen, maar in zeldzame gevallen kunnen ze botnecrose van de kaak veroorzaken. Dit zijn letsels van de bovenste en onderste kaakbeenderen met boterosie die slechts langzaam genezen. Deze complicaties komt vaker voor bij patiënten met een onverzorgd gebit. Daarom is vóór een bisfosfonaatbehandeling een tandcontrole aanbevolen. Denosumab is een nieuwe therapie voor de behandeling van botmetastasen. Het lijkt iets doeltreffender te zijn dan bisfosfonaten bij de preventie van botcomplicaties en is ook minder toxisch voor de nieren. Net als bisfosfonaten kan denosumab ook osteonecrose* van de kaak veroorzaken. Klinische studies Klinische studies met nieuwe geneesmiddelen worden vaak voorgesteld aan patiënten met gemetastaseerde kanker. Deelname aan klinische studies moet worden aangemoedigd omdat ze de enige kans op vooruitgang zijn in een context waarin genezing uiterst zeldzaam blijft. Responsevaluatie De behandelingsrespons moet worden geëvalueerd om te bepalen of er een behandelingsvoordeel is, vergeleken met de bijwerkingen. Deze responsevaluatie is aanbevolen na 2-3 maanden hormoontherapie en na 2 of 3 chemotherapiecyclussen. Deze evaluatie berust op een klinische en Borstkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen – v.2013.1 Pagina 22 Dit document werd opgesteld door Het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO. De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van Het Antikankerfonds en ESMO. symptoomevaluatie, een beoordeling van de levenskwaliteit, bloedonderzoeken en herhaling van de initieel afwijkende radiologische onderzoeken met vergelijkende metingen. Wanneer de voordelen niet opwegen tegen de bijwerkingen, moeten de patiënt, familie en artsen nieuwe behandelingsopties bespreken. Bij sommige patiënten kunnen de bloedconcentraties van CA15.3 of CEA, stoffen die tumormarkers worden genoemd, worden gemeten om te helpen bij de evaluatie van de behandelingsrespons. Een daling van een tumormarker zou aangeven dat de behandeling doeltreffend is en een stijging net het omgekeerde. Deze tests zijn echter niet erg betrouwbaar en hun gebruik is gewoonlijk beperkt tot patiënten voor wie geen radiologische tumorbeoordelingen beschikbaar zijn. WAT ZIJN DE MOGELIJKE BIJWERKINGEN VAN DE BEHANDELING? Risico's en bijwerkingen van een operatie Sommige risico's zijn gemeenschappelijk aan alle chirurgische ingrepen die onder algemene anesthesie* worden uitgevoerd. Deze complicaties zijn zeldzaam en omvatten diepe veneuze trombose*, hart- of ademhalingsproblemen, bloedingen, infectie of een reactie op de anesthesie. Pijn onmiddellijk na de operatie komt vaak voor, daarom zullen pijnstillers worden voorgesteld om ze te voorkomen en te behandelen. Stijfheid van de schouder kan ook voorkomen, maar gaat gewoonlijk over. Wanneer lymfeklieren* in de oksel worden verwijderd, kan dit het lymfevatensysteem beschadigen of blokkeren, met lymfoedeem als gevolg, een aandoening waarbij zich lymfevocht opstapelt in de arm waardoor hij zwelt. Dit kan gebeuren onmiddellijk na de ingreep, maar ook later. Dit risico is Borstkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen – v.2013.1 Pagina 23 Dit document werd opgesteld door Het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO. De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van Het Antikankerfonds en ESMO. kleiner wanneer alleen een biopsie van de schildwachtklier wordt uitgevoerd. Het risico is groter wanneer een okseldissectie* door radiotherapie* wordt gevolgd. In dat geval kan tot 40% van de patiënten lymfoedeem ontwikkelen. De bijwerkingen kunnen worden verlicht door overleg en advies van de oncologen. Bijwerkingen van radiotherapie* De meeste mensen hebben weinig bijwerkingen, en voor vele mensen zijn ze slechts licht van aard. Omdat radiotherapie mensen op verschillende manieren treft, is het moeilijk om precies te voorspellen hoe de patiënt op de behandeling zal reageren. Er zijn strategieën beschikbaar om een aantal van deze bijwerkingen te voorkomen of te verlichten. Er zijn belangrijke verbeteringen aan de radiotherapie-apparaten aangebracht en ernstige bijwerkingen zijn nu zeer zeldzaam. De meeste bijwerkingen van radiotherapie verdwijnen geleidelijk na de behandeling. Bij sommige mensen kunnen ze nog enkele weken aanhouden. De belangrijkste bijwerking van radiotherapie voor borstkanker is een rode, pijnlijke en/of jeukende borsthuid na drie tot vier weken uitwendige radiotherapie. Dit vermindert gewoonlijk twee tot vier weken na de behandeling. Het gebied kan echter iets gepigmenteerder blijven dan de omringende huid. Er zijn enkele langetermijnbijwerkingen die na maanden en soms jaren kunnen ontstaan. De huid kan anders aanvoelen of kan gepigmenteerder zijn dan voordien. Op de huid kunnen rode "ragfijne" vlekken (teleangiëctasie) ontstaan door beschadiging van bloedvaten. Zwelling in de arm (lymfoedeem) kan voorkomen omdat lymfeklieren* beschadigd zijn. De radiotherapie zelf kan kanker veroorzaken en een klein aantal mensen krijgt een tweede kanker als gevolg van de behandeling. De kans op een tweede kanker is echter klein en de risico's van radiotherapie wegen niet op tegen de voordelen. Het risico is niet dosisafhankelijk en neemt toe met de tijd. Bijwerkingen van chemotherapie* De bijwerkingen van chemotherapie zijn zeer frequent. Ze zijn afhankelijk van het/de toegediende geneesmiddel(en), de dosissen en individuele factoren. Als u in het verleden andere problemen hebt gehad (zoals hartproblemen), moeten enkele voorzorgsmaatregelen worden genomen en/of de behandeling worden aangepast. Combinaties van verschillende geneesmiddelen leiden gewoonlijk tot meer bijwerkingen dan het gebruik van één geneesmiddel. De frequentste bijwerkingen van de chemotherapeutica die gebruikt worden bij borstkanker zijn haaruitval en een verlaagde bloedceltelling. Een verlaagde bloedceltelling kan resulteren in anemie*, bloeding en infecties. Na de chemotherapie, groeit het haar terug en herstelt de bloedceltelling zich. Andere frequente bijwerkingen omvatten: allergische reacties, zoals warmteopwellingen en uitslag Borstkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen – v.2013.1 Pagina 24 Dit document werd opgesteld door Het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO. De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van Het Antikankerfonds en ESMO. zenuwproblemen die de handen en/of voeten treffen (perifere neuropathie*), die tintelingen in de huid, gevoelloosheid en/of pijn kunnen veroorzaken. tijdelijk verlies of veranderingen van het gezichtsvermogen oorsuizingen of veranderingen van het gehoor lage bloeddruk misselijkheid, braken en diarree ontsteking van gebieden zoals het mondslijmvlies smaakverlies gebrek aan eetlust trage hartslag dehydratatie lichte veranderingen van de nagels en de huid die snel weer verdwijnen pijnlijke zwelling en ontsteking op de plaats van de injectie spier- of gewrichtspijn aanvallen vermoeidheid Andere minder frequente maar ernstigere bijwerkingen kunnen voorkomen. Deze omvatten in het bijzonder, beroerte, myocardinfarct * en verminderde nier- en leverfunctie. Deze symptomen moeten aan een arts worden gemeld. Door sommige geneesmiddelen die bij chemotherapie worden gebruikt kunnen jongere vrouwen vroeg in de menopauze komen omdat de hormoonproductie door de eierstokken stopt. Daarom kunnen menopauzesymptomen optreden zoals het uitblijven van de menstruatie, warmteopwellingen, zweten, stemmingswisselingen en vaginale droogheid. De vruchtbaarheid kan ook aangetast zijn. De meeste bijwerkingen van chemotherapie kunnen worden behandeld. Daarom is het belangrijk met de arts of de verpleegkundige te praten over elk ongemak dat u ondervindt. Buiten deze, kunnen alle geneesmiddelen andere bijwerkingen hebben. De meest voorkomende worden hierna vermeld, hoewel niet iedereen ermee te maken krijgt of ze in dezelfde mate ervaart. Doxorubicine* en epirubicine* (in mindere mate) kunnen de hartspier beschadigen; daarom is het belangrijk om vóór de behandeling met deze twee geneesmiddelen de hartfunctie te beoordelen. Trastuzumab* kan ook hartbeschadiging veroorzaken en mag niet samen met doxorubicine of epirubicine worden toegediend. Doxorubicine en epirubicine kunnen de huid gevoeliger maken voor zonlicht en op plaatsen van eerdere radiotherapie* de huid rood maken. De urine kan tot enkele dagen na de behandeling rood of roze kleuren. Dit is geen bloed en is uitsluitend toe te schrijven aan de kleur van het geneesmiddel. Capecitabine* kan pijnlijke handpalmen en voetzolen veroorzaken. Deze aandoening wordt het handpalm-voetzoolsyndroom genoemd en kan tintelingen, gevoelloosheid, pijn, droogheid en mogelijk afschilfering van handpalmen en voetzolen veroorzaken. Docetaxel* veroorzaakt soms vochtretentie, tijdelijke nagelverkleuring en jeukende huiduitslag. Sommige mensen ontwikkelen ook het met capecitabine* vermelde handpalmvoetzoolsyndroom, of gewone gevoelloosheid en tintelingen in handen en voeten. Bij Borstkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen – v.2013.1 Pagina 25 Dit document werd opgesteld door Het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO. De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van Het Antikankerfonds en ESMO. ongeveer één op vier patiënten treedt een allergische reactie op tijdens het eerste of het tweede infuus met docetaxel. Afhankelijk van de toegediende dosis, de duur van het infuus en het toedieningsschema kan paclitaxel* perifere neuropathie* veroorzaken. Met lagere dosissen paclitaxel of wekelijkse schema's komt neuropathie minder vaak voor. Symptomen hiervan zijn gevoelloosheid, paresthesie en brandende pijn alsof men brandende handschoenen of kousen draagt. De symptomen zijn vaak symmetrisch en ontstaan gewoonlijk distaal in de onderste ledematen. Patiënten melden vaak het gelijktijdige ontstaan van symptomen in tenen en vingers, maar asymmetrische symptomen werden ook beschreven. Betrokkenheid van het gelaat komt minder vaak voor. Hoewel gemeld is dat lichte symptomen verbeteren of volledig verdwijnen binnen enkele maanden na stopzetting van de behandeling, blijken de symptomen en stoornissen langer aan te houden bij patiënten die ernstige neuropathie* ontwikkelen. Bijwerkingen van hormoontherapie De bijwerkingen van hormoontherapie zijn zeer frequent. Ze zijn afhankelijk van het/de toegediende geneesmiddel(en) maar alle hormonen hebben gemeenschappelijke bijwerkingen. Tamoxifen* heeft de neiging tot meer bijwerkingen dan aromataseremmers*. Bij vrouwen vóór de menopauze is het hoofddoel van een hormoontherapie de functie van de eierstokken te onderdrukken, door ze te verwijderen of door de werking van een geneesmiddel (gonadotropine-releasing hormoonanalogen*). Dit leidt tot menopauzesymptomen zoals warmteopwellingen, zweten, stemmingswisselingen en vaginale droogheid en natuurlijk het uitblijven van de menstruatie. De belangrijkste gemeenschappelijke bijwerkingen van hormoontherapieën worden hieronder vermeld en houden verband met veranderingen in het gehalte of het effect van hormonen door de therapie. Over het algemeen, primeren voor bijna alle vrouwen de voordelen van een hormoontherapie ten opzichte van de risico's. Warmteopwellingen en zweten (zeer frequent en vooral met tamoxifen*) Vaginale droogheid of afscheiding Spier- en gewrichtspijn (vooral met aromataseremmers*) Stemmingswisselingen Vermoeidheid Misselijkheid Minder zin in seks (kan veel verschillende oorzaken hebben die verband houden met borstkanker, maar hormonale veranderingen als gevolg van de therapie kunnen dit ten minste deels verklaren). Sommige andere ernstigere bijwerkingen zijn mogelijk. De meeste geneesmiddelen hebben een effect op de botten en kunnen leiden tot osteoporose. Daarom is een voldoende opname van calcium en vitamine D* belangrijk, evenals het bepalen van de botdensiteit door middel van radiologisch onderzoek*. Tamoxifen* kan het risico op kankers van het centrale deel van de baarmoeder verhogen bij vrouwen die het geneesmiddel na de menopauze gebruiken. Vaginale bloedingen na de menopauze Borstkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen – v.2013.1 Pagina 26 Dit document werd opgesteld door Het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO. De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van Het Antikankerfonds en ESMO. moeten aan een arts worden gemeld, ook al zijn de meeste vaginale bloedingen niet toe te schrijven aan baarmoederkanker. Tamoxifen kan ook het risico op bloedstolsels verhogen, vooral in de benen (diepe veneuze trombose*). Uitzonderlijk kan een stukje van het bloedstolsel in de bloedbaan vrijkomen (emboliseren) en in een longslagader terecht komen (longembolie) en pijn op de borst en kortademigheid veroorzaken. Deze symptomen moeten aan een arts worden gemeld. Bijwerkingen van gerichte* biologische therapieën Trastuzumab* De bijwerkingen van trastuzumab zijn beperkter dan die van chemotherapie*. Trastuzumab kan allergische reacties veroorzaken gaande van rillingen, koorts en mogelijk een jeukende huiduitslag, een gevoel van ziek zijn, kortademigheid, piepende ademhaling en hoofdpijn, tot opvliegers en flauwvallen. Rillingen, koorts, huiduitslag, misselijkheid en braken zijn gewoonlijk toe te schrijven aan het infuus zelf maar komen vaker voor tijdens de eerste infusen En nemen daarna af. Trastuzumab kan leiden tot hartschade, inclusief hartfalen. Voorzichtigheid is geboden bij toediening aan patiënten met bestaande hartproblemen of hoge bloeddruk en bij alle patiënten moet tijdens de behandeling het hart worden gecontroleerd. Trastuzumab mag niet worden gebruikt bij mensen die overgevoelig zijn voor trastuzumab, muizeneiwitten of de andere bestanddelen. Het mag niet worden gebruikt bij patiënten met ernstige ademhalingsproblemen wanneer ze rusten omwille van hun kanker, of die een zuurstoftherapie* nodig hebben. Eén of meer van de bovenvermelde bijwerkingen kunnen bij een patiënt worden waargenomen, maar daarom niet noodzakelijk allemaal bij eenzelfde patiënt. Lapatinib* De meest frequente neveneffecten die zich voordoen bij meer dan 30% van de patiënten die lapatinib nemen in combinatie met capecitabine*, zijn diarree en het hand-voetensyndroom (huiduitslag, zwelling, roodheid, pijn en/of afpellen van de huid op de handpalmen en voetzolen). Het is meestal mild, begint vroeg (meestal 2 weken) na de aanvang van de behandeling en kan ervoor zorgen dat de dosis medicijnen dient afgebouwd te worden. Er kan sprake zijn van bloedarmoede, zowel als misselijkheid en braken en een toename in het bloed van leverenzymen. Bevacizumab* Er zijn zeldzame doch serieuze complicaties bij bevacizumab-therapie die het volgende inhouden: - Gastro-intestinale perforatie, fistelvorming, complicaties bij de genezing van wonden; - Ernstige bloedingen; - Hypertensie-crisisen (ernstige hoge bloeddruk); - Nefrotisch syndroom – een toestand gekenmerkt door erg hoge niveau’s van proteinen in de urine (proteinuria), lage niveau’s van proteinen in het bloed, opzwellen, voornamelijk rond de ogen, voeten en handen; dit syndroom wordt veroorzaakt door schade aan de kleine Borstkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen – v.2013.1 Pagina 27 Dit document werd opgesteld door Het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO. De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van Het Antikankerfonds en ESMO. bloedvaatjes in de nier die afval en overtollig water afkomstig van het bloed zuiveren en naar de urine sturen in de vorm van urine; - Congestief hartfalen bij patiënten die bevacizumab hebben gekregen voor de behandeling met anthracycline*-gebaseerde chemotherapie* of radiotherapie* aan de borstwand. De meest voorkomende neveneffecten van bevacizumab zijn hypertensie, algemene zwakte, pijn, buikpijn, misselijkheid en braken, slechte eetlust, constipatie, infectie aan de bovenste luchtwegen, lag aantal witte bloedcellen (wat het risico op infectie kan verhogen), proteinuria, neusbloedingen, diarree, haarverlies, wondjes in de mond en hoofdpijn. Everolimus* Hoewel niet al deze neveneffecten zullen voorkomen, toch dienen ze medische aandacht te krijgen indien ze zich toch voordoen. Bespreek het meteen met uw dokter als één van de volgende neveneffecten zich voordoen: - opzwellen van het gezicht, de armen, handen, benen of voeten; bloedneus; beklemming of pijn op de borst; kuchen of heesheid; droge lippen; verminderd gewicht; diarree; kortademigheid of moeilijkheden bij het ademen; moelijkheden bij het slikken; koorts of rillingen; algemeen gevoel van ongemakkelijkheid of ziekte; pijn aan de onderkant van de rug of de zijkant; pijn of moelijkheden bij het plassen; snelle gewichtstoename; plekken, zweren of witte puntjes op de lippen, de tong of binnenin de mond; zwellen of ontsteken van de mond; verdikte bronchiale afscheidingen; en tintelen van handen en voeten. Borstkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen – v.2013.1 Pagina 28 Dit document werd opgesteld door Het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO. De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van Het Antikankerfonds en ESMO. WAT GEBEURT ER NA ADJUVANTE BEHANDELING? Het is niet ongebruikelijk dat na de adjuvante therapie behandelingsgerelateerde symptomen optreden. Angst, slaapproblemen of depressie zijn niet ongebruikelijk tijdens de postbehandelingsfase; patiënten met deze symptomen kunnen psychologische ondersteuning nodig hebben. Geheugen- en concentratieproblemen zijn vaak voorkomende bijwerkingen van chemotherapie* en verdwijnen meestal na enkele maanden. Door de chemotherapie* kunnen jonge vrouwen vroeg in de menopauze* komen met stemmingswisselingen, gewichtstoename, opvliegers, gewrichtspijn en slaapproblemen. De mogelijke behandeling van deze symptomen moet met hun arts worden besproken. Follow-up* met artsen Na de behandeling zullen artsen een follow-up* voorstellen om: terugval zo snel mogelijk op te sporen mogelijke kanker in de andere borst op te sporen bijwerkingen van de vorige behandeling te evalueren en te behandelen Borstkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen – v.2013.1 Pagina 29 Dit document werd opgesteld door Het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO. De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van Het Antikankerfonds en ESMO. psychologische ondersteuning te bieden en informatie te verstrekken om de terugkeer naar een normaal leven te versnellen. De follow-upbezoeken met de oncoloog omvatten: opnemen van de voorgeschiedenis, informeren naar symptomen en een lichamelijk onderzoek. een jaarlijkse mammografie* van de borst, indien geen mastectomie werd uitgevoerd, en van de andere borst voor alle vrouwen, is aanbevolen. Dit kan worden vervangen door een MRIonderzoek, vooral in bijzondere situaties zoals patiënten met familiale borstkanker of vrouwen jonger dan 35. Bij vrouwen die een borstreconstructie hebben ondergaan, wordt geen mammografie* uitgevoerd en zal een MRI-onderzoek worden uitgevoerd afhankelijk van de resultaten van de klinische evaluatie. geen verder radiologisch* of bloedonderzoek bij asymptomatische patiënten. Gewichtstoename heeft een negatieve invloed op de prognose* en moet worden vermeden. Daarom is voedingsadvies aanbevolen. Regelmatige, langdurige, matige tot intense lichamelijke inspanningen zijn geassocieerd met een gunstige prognose*; aerobics en gewichtheffen hebben geen negatieve invloed op de ontwikkeling van lymfoedeem*. Terugkeer naar een normaal leven Het kan moeilijk zijn om te leven met de gedachte dat de kanker kan terugkomen. Op basis van de huidige kennis, kunnen het vermijden van gewichtstoename en regelmatige lichaamsbeweging het risico op terugval verminderen na voltooiing van de behandeling. Regelmatige lichaamsbeweging houdt verschillende voordelen in. Het helpt om zich lichamelijk en psychisch beter te voelen en zou ook het risico op terugval kunnen verminderen. Gewichtstoename na voltooiing van de behandeling moet worden vermeden omdat dit waarschijnlijk een negatief effect heeft op de prognose. Voedingsadvies kan worden voorgesteld om gewichtstoename te vermijden en moet voor patiënten met obesitas worden aanbevolen. Voor rokers is het ook sterk aanbevolen om te stoppen en dit kan met de hulp van specialisten op dit gebied. Als gevolg van de kanker zelf en van de behandeling, kan voor sommige mensen een terugkeer naar een normaal leven moeilijk zijn. Er kunnen vragen ter sprake komen over het lichaamsbeeld, seksualiteit, vermoeidheid, werk, emoties of levensstijl. Het kan nuttig zijn om deze vragen te bespreken met familie, vrienden of artsen. Sommige personen kunnen ook nood hebben aan de steun van ex-patiëntengroepen of infolijnen. Wat als de kanker terugkomt? Kanker die terugkomt wordt recidief* genoemd en de behandeling hangt af van de ernst van het recidief*. Over het algemeen komt het voor bij tot 30% van de patiënten zonder initiële aanwezigheid van tumorcellen in hun lymfeklieren* en bij tot 70% bij diegenen waarbij hun tumor uitgezaaid was naar de lymfeklieren* op het moment van de diagnose. Borstkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen – v.2013.1 Pagina 30 Dit document werd opgesteld door Het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO. De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van Het Antikankerfonds en ESMO. Een recidief* op dezelfde plaats van de borst waarbij dezelfde lymfklieren betrokken, moet als een nieuwe kanker worden behandeld. Het is altijd aanbevolen om met radiologische onderzoeken de longen, de lever of de botten te controleren op metastasen*. Indien haalbaar, is de operatieve verwijdering van de volledige recidiverende tumor aanbevolen. Na de operatie kan, afhankelijk van de vroegere behandeling, ook radiotherapie* worden gegeven: Bij patiënten die nog niet postoperatief aan radiotherapie zijn blootgesteld moeten de borstwand en de regionale lymfkliergebieden worden bestraald. Patiënten die reeds postoperatief aan radiotherapie zijn blootgesteld mogen niet opnieuw worden bestraald om ernstige beschadiging van de longen en het hart te voorkomen. Voorzichtige bestraling kan worden toegepast op beperkte gebieden van de borst. Het is niet duidelijk in welke mate het gebruik van chemotherapie* hormoontherapie of HER2*gerichte therapie na de lokale behandeling het leven verlengt wanneer de kanker terugkomt in hetzelfde deel van de borst en de lymfeklieren* voor het eerst betrokken zijn. Het belangrijkste behandelingsdoel bij deze patiënten is palliatieve zorg, met als doel het behouden/verbeteren vand e levenskwaliteit, en mogelijk de overleving bevorderen. Voor patiënten die inoperabel worden beschouwd bij ziekterecidief is een systemische therapie* de eerste keuze om de tumor te verkleinen en operabel te maken, indien mogelijk. De tweede keuze is bestraling van de borstwand en regionale lymfkliergebieden. Wat chemotherapie betreft, dient rekening te worden gehouden met vele factoren waaronder de agressiviteit van de tumor, vroegere behandelingen, het algemene welzijn en de voorkeur van de patiënt voordat een behandelingsbeslissing wordt genomen. [Er moet een duidelijk onderscheid worden gemaakt tussen de situatie van lokale recidieven met “secundaire” adjuvante therapie en de situatie van metastasering*] Kanker die terugkomt als gemetastaseerde* kanker moet worden behandeld zoals uitgelegd in de paragraaf: “Behandelingsplan voor gemetastaseerde kanker (stadium IV) in de rubriek: "Wat zijn de behandelingsopties?". In dit geval, en telkens wanneer mogelijk, moet een biopt van de metastase worden genomen en in het laboratorium worden onderzocht om: te bevestigen dat het een borstkankermetastase is en geen metastase van een andere kanker of helemaal geen metastase; na te gaan of de kenmerken van de kanker, zoals de hormoonreceptorstatus en HER2-status nog dezelfde zijn, omdat kankereigenschappen mettertijd kunnen veranderen. Een biopsie van de metastase* kan worden vermeden indien de procedure te gevaarlijk is, de tijd tussen de eerste diagnose en metastasering kort is (niet langer dan 2 jaar) suggererend dat de kenmerken van de kanker niet zijn veranderd of wanneer de resultaten van een nieuwe biopsie het behandelingsplan niet zullen veranderen. Borstkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen – v.2013.1 Pagina 31 Dit document werd opgesteld door Het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO. De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van Het Antikankerfonds en ESMO. DEFINITIES VAN MOEILIJKE WOORDEN Ado-trastuzumab emtansine Een antilichaam-medicijn-verbinding die bestaat uit het antilichaam trastuzumab, dat gelinkt is aan het chemotherapie-middel mertansine. Het is aangewezen bij de behandeling van HER2-positieve patiënten met gevorderde borstkanker die voordien al een behandeling verkregen voor de gemetastaseerde ziekte (trastuzumab en een taxaan, apart of in combinatie) of voor de terugkeer binnen de eerste zes maanden na het afronden van de adjuvante therapie. Anemie Anemie of bloedarmoede is een aandoening waarbij het aantal rode bloedcellen* of de hemoglobineconcentratie lager is dan de normaalwaarde. Hemoglobine zorgt voor het transport van zuurstof vanaf de longen naar de rest van het lichaam. Dit gebeurt dan ook minder efficiënt bij anemie. Anesthesie Een omkeerbare staat van verminderde gewaarwording waarin de patiënt geen pijn voelt, geen normale reflexen heeft en minder reageert op stress. Deze toestand wordt kunstmatig veroorzaakt door bepaalde middelen die men anesthetica noemt. Anesthesie kan volledig of gedeeltelijk zijn en maakt mogelijk dat patiënten geopereerd kunnen worden of procedures kunnen ondergaan zoals een beenmergpunctie. Androgeen Een hormoon dat de ontwikkeling en de instandhouding van de mannelijke geslachtskenmerken bevordert. Aromataseremmer Een groep medicijnen die gebruikt wordt om borst- en eierstokkanker bij vrouwen in de menopauze te behandelen. Atypische ductale hyperplasie Een benigne (goedaardige) aandoening met abnormaal veel cellen in de bekleding van de borstkanaaltjes. Onder de microscoop zien deze cellen er afwijkend uit. Atypische ductale hyperplasie verhoogt het risico van borstkanker. Wordt ook ADH en atypische ductale borsthyperplasie genoemd. Atypische lobulaire hyperplasie Een benigne (goedaardige) aandoening met abnormaal veel cellen in de klierkwabjes van de borst. Onder de microscoop zien deze cellen er afwijkend uit. Atypische ductale hyperplasie verhoogt het risico van borstkanker. Wordt ook ALH en atypische lobulaire borsthyperplasie genoemd. Benign Goedaardig. Benigne tumoren kunnen groter worden, maar zaaien niet uit naar andere delen van het lichaam. Wordt ook ‘niet-malign’ genoemd. Bevacizumab Borstkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen – v.2013.1 Pagina 32 Dit document werd opgesteld door Het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO. De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van Het Antikankerfonds en ESMO. Bevacizumab is een monoklonaal antilichaam. Dat is een antilichaam (een soort eiwit*) dat een specifieke structuur in het lichaam (een antigen) op bepaalde cellen of in de bloedstroom kan herkennen en zich daaraan hecht. Bevacizumab is zodanig ontwikkeld dat het zich kan binden aan de vasculaire endotheliale groeifactor (VEGF), een eiwit dat in het bloed circuleert en verantwoordelijk is voor de groei van de bloedvaten. Door zich aan VEGF te hechten, belemmert bevacizumab de werking hiervan. De kankercellen kunnen daarom geen eigen bloedvaten meer aanmaken en krijgen geen zuurstof en voedingsstoffen meer. Hierdoor kan de groei van tumoren worden vertraagd. Biopsie Verwijdering van cellen of weefsels voor onderzoek door een patholoog. De patholoog kan het weefsel onderzoeken onder een microscoop of op de cellen of op het weefsel andere tests uitvoeren. Er bestaan veel verschillende biopsieprocedures. De belangrijkste zijn: (1) een incisiebiopsie, waarbij alleen een weefselmonster wordt genomen; (2) een excisiebiopsie waarbij een volledig gezwel of een verdacht gebied wordt verwijderd; en (3) een naaldbiopsie, waarbij een weefsel- of vloeistofmonster wordt genomen met behulp van een naald. Wanneer een dikke naald wordt gebruikt, noemt men deze procedure een corebiopsie. Wanneer een dunne naald wordt gebruikt, noemt men deze procedure een dunnenaaldpunctie. Bisfosfonaat Een geneesmiddel of stof, gebruikt voor de behandeling van hypercalciëmie (een abnormaal hoog calciumgehalte in het bloed) en van botpijn, veroorzaakt door sommige kankers. Sommige bisfosfonaten worden ook gebruikt voor de behandeling van osteoporose en botbeeldvorming. Bisfosfonaten remmen een type botcel die het bot afbreekt. Wordt ook difosfonaat genoemd. Bloedplaatje Bloedplaatjes zijn kleine celfragmenten die een fundamentele rol hebben in de bloedstolling. Mensen met te weinig plaatjes lopen risico op bloedingen, mensen met te veel plaatjes lopen risico op trombose (de vorming van bloedklonters die een ader kunnen blokkeren en beroertes kunnen veroorzaken, of andere gevaarlijke aandoeningen kunnen veroorzaken), en ook bloedingen, als de plaatjes niet meer naar behoren werken. Botmetastase Kanker die van de oorspronkelijke (primaire) tumor is uitgezaaid naar het bot. Capecitabine Capecitabine is een cytotoxine (een middel dat delende cellen, waaronder kankercellen, doodt) dat behoort tot de groep van antimetabolieten. Capecitabine is een zogenoemde ‘prodrug’ die in het lichaam wordt omgezet in 5‐fluorouracil (5‐FU). Dit gebeurt meer in tumorcellen dan in normaal weefsel. Het middel wordt toegediend als tablet, terwijl 5‐FU normaal gesproken wordt ingespoten. 5‐FU is een analoog (een synthetische stof die hetzelfde werkt als de natuurlijke stof) van pyrimidine. Pyrimidine is onderdeel van het genetisch materiaal van cellen (DNA en RNA). 5‐FU neemt in het lichaam de plaats in van pyrimidine en werkt in op de enzymen die een rol spelen bij het aanmaken van DNA. Hierdoor wordt de groei van tumorcellen geremd en sterven deze uiteindelijk af. Carboplatine Een geneesmiddel dat wordt gebruikt voor de behandeling van nog niet behandelde gevorderde eierstokkanker of symptomen van eierstokkanker die teruggekomen zijn na een therapie met andere Borstkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen – v.2013.1 Pagina 33 Dit document werd opgesteld door Het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO. De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van Het Antikankerfonds en ESMO. kankermedicijnen. Het wordt ook samen met andere geneesmiddelen gebruikt voor de behandeling van gevorderd, gemetastaseerd* of recidiverend niet-kleincellig longcarcinoom. Het wordt bestudeerd bij de behandeling van andere soorten kanker. Carboplatine is een vorm van cisplatine*, een kankermedicijn, en veroorzaakt minder bijwerkingen. Het hecht zich aan DNA in cellen en kan kankercellen doden. Het is een platinaverbinding. Carcinoom Kanker die ontstaat in de huid of in de weefsels die de inwendige organen bekleden of bedekken. Chemotherapie Een type kankerbehandeling die cellen doodt en/of hun groei beperkt. Deze medicijnen worden meestal toegediend door middel van een traag infuus, maar kunnen ook oraal worden ingenomen of rechtstreeks worden toegediend in een lidmaat of in de lever afhankelijk van de locatie van de kanker. Chromogene in situhybridisatie (CISH) Dit is een laboratoriumtest waarbij een gelabelde complementaire DNA- of RNA-streng die in het laboratorium is gemaakt wordt gebruikt om een specifieke DNA- of RNA-sequentie in een weefselmonster te lokaliseren. DNA en RNA zijn cellulaire bestanddelen die betrokken zijn bij de proteïnevorming en de overdracht van genetische informatie. Deze methode wordt gebruikt om de kenmerken en afwijkingen te identificeren in het DNA dat deel uitmaakt van de chromosomen, zelfs het aantal chromosomen. CISH is een alternatief voor een andere test, met name, fluorescentie in situ hybridisatie* (FISH). CT-scan Een vorm van radiografie waarbij organen van het lichaam gescand worden met X-stralen*. De resultaten worden door een computer verwerkt om afbeeldingen te bekomen van bepaalde lichaamsdelen. Cyclofosfamide Een geneesmiddel dat wordt gebruikt voor de behandeling van vele soorten kanker en wordt bestudeerd bij de behandeling van andere soorten kanker. Het wordt ook gebruikt voor de behandeling van sommige nierziekten bij kinderen. Cyclofosfamide hecht zich aan DNA in cellen en kan kankercellen doden. Het is een alkylerend middel. Wordt ook CTX en Cytoxan genoemd. Diepe veneuze trombose De vorming van een bloedklonter in een diepe ader of het onderbekken. Mogelijke symptomen zijn pijn, zwelling, warmte en roodheid in het getroffen gebied. Wordt ook DVT genoemd. Docetaxel Docetaxel behoort tot de groep van middelen tegen kanker die taxanen* worden genoemd. Docetaxel blokkeert het vermogen van cellen om het inwendige ‘skelet’ af te breken, dat ze nodig hebben om zich te kunnen delen en vermenigvuldigen. Als dit skelet intact blijft, kunnen de cellen zich niet delen en sterven ze uiteindelijk af. Ook gezonde cellen, zoals bloedcellen, worden door docetaxel aangetast en dit kan bijwerkingen tot gevolg hebben. Doxorubicine Borstkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen – v.2013.1 Pagina 34 Dit document werd opgesteld door Het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO. De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van Het Antikankerfonds en ESMO. Een geneesmiddel dat wordt gebruikt voor de behandeling van vele soorten kanker en wordt bestudeerd bij de behandeling van andere soorten kanker. Doxorubicine is geïsoleerd uit de bacterie Streptomyces peucetius. Het beschadigt DNA en kan kankercellen doden. Het is een antracyclineantibioticum met oncolytische werking. Wordt ook Adriamycine PFS, Adriamycine RDF, doxorubicinehydrochloride, hydroxydaunorubicine en Rubex genoemd. Echografie Een procedure waarbij geluidsgolven met een hoge frequentie op inwendige weefsels of organen terugkaatsen en een echo produceren. De echopatronen worden weergegeven op het scherm van een echograaf en vormen een beeld van de lichaamsweefsels, een sonogram genoemd. Wordt ook ultrasonografie genoemd. Eiwit Eiwitten zijn essentiële voedingsstoffen die bestaan uit aminozuren. Ze zijn essentieel voor de werking van het lichaam. Ze staan in voor transport en communicatie tussen cellen, voor chemische veranderingen en om de structuur van bijvoorbeeld cellen te handhaven. Epirubicine Een geneesmiddel dat samen met andere geneesmiddelen wordt gebruikt voor de behandeling van vroege, naar de lymfeklieren* uitgezaaide borstkanker. Het wordt ook bestudeerd bij de behandeling van andere soorten kanker. Epirubicine is een anthracycline‐antibioticum. Estradiol Estradiol is een geslachtshormoon. Over het algemeen wordt het gezien als een vrouwelijk geslachtshormoon, maar ook mannen maken estradiol aan. Estradiol heeft veel functies, zo is het bijvoorbeeld belangrijk voor borstontwikkeling en de groei van de vrouwelijke voortplantingsorganen. Everolimus Everolimus ageert door het blokkeren van een proteïne genaamd ‘mammalian target of rapamycin’ (mTOR). Aangezien mTOR betrokken is bij de controle van celsplitsing en de groei van bloedvaten, voorkomt everolimus de opsplitsing van kankercellen en doet hun bloedtoevoer afnemen. Everolimus wordt gebruikt bij de behandeling van patiënten met: - borstkanker in een gevorderd stadium (dat uitgezaaid is) en hormoon-receptor-positief is (wanneer de kankercellen receptoren op hun oppervlak bevatten voor hormonen) bij vrouwen die door hun menopause zijn gegaan. Het wordt samen met een geneesmiddel, genaamd exemestane, gebruikt nadat andere behandelingen, ‘niet-steroïdale aromataseremmers’ niet geholpen hebben; - neuroendocriene tumoren van de alvleesklier (tumoren van de hormoonproducerende cellen in de alvleesklier) wanneer de kankercellen goed of minder goed te onderscheiden (hetgeen betekent dat ze een gelijkend uitzicht hebben als de normale alvleeskliercellen) en de kanker erger wordt. Het wordt gebruikt wanneer de kanker gemetastaseerd is (uitgezaaid is naar andere delen van het lichaam) of wanneer deze niet chirurgisch verwijderd kan worden; - gevorderd niercelcarcinoom (een type nierkanker), wanneer de kanker erger geworden is ondanks behandeling met een type van geneeskunde genaamd ‘vasculaire endotheliale groeifactor (VEGF)’-gerichte geneeskunde. FISH/Fluorescentie in situ‐hybridisatie Borstkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen – v.2013.1 Pagina 35 Dit document werd opgesteld door Het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO. De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van Het Antikankerfonds en ESMO. Dit is een techniek die pathologen gebruiken om unieke veranderingen van genen en chromosomen te identificeren. Deze helpen een patholoog het type van kanker te bepalen, waaraan een patiënt lijdt. Follow-up De gezondheidstoestand van een persoon na behandeling een tijd opvolgen. Dit omvat het opvolgen van de gezondheidstoestand van personen die aan een klinische studie of een klinisch onderzoek deelnemen, zowel tijdens als na afloop van de studie. FSH Een hormoon dat in de hypofyse wordt geproduceerd. FSH stimuleert bij de vrouw de groei en de rijping van follikels in de eierstokken. Bij mannen bevordert FSH de vorming van zaadcellen in de teelballen. Wordt ook follikelstimulerend hormoon en follitropine genoemd. Fulvestrant Een geneesmiddel dat wordt gebruikt voor de behandeling van bepaalde types borstkanker bij postmenopauzale vrouwen. Het wordt ook bestudeerd bij de behandeling van andere types borstkanker. Fulvestrant blokkeert de werking van oestrogeen in het lichaam en is een oestrogeenantagonist. Genexpressieprofiel Informatie over alle messenger RNA's die in verschillende celtypes worden aangemaakt. Een genexpressieprofiel kan worden gebruikt om een ziekte of aandoening te vinden en te diagnosticeren en na te gaan hoe goed het lichaam op een behandeling reageert. Genexpressieprofielen kunnen worden gebruikt in gepersonaliseerde geneeskunde. Gerichte therapie Een type behandeling met medicijnen of andere stoffen, zoals monoklonale antilichamen*, specifiek ontworpen om kankercellen te identificeren en aan te vallen. Doelgerichte therapie kan minder bijwerkingen geven dan andere types van kankerbehandeling. Gonadotropine-releasing hormoonanaloog (klasse) Het is een synthetisch product dat vergelijkbaar is met gonadoliberine (GnRH). GnRH is een natuurlijk hormoon dat door de hypothalamus (een gedeelte van de hersenen) wordt aangemaakt. GnRH stimuleert de hypofyse om hormonen aan te maken die betrokken zijn bij de voortplanting (gonadotropinen). Sommige GnRH-analogen stimuleren de afgifte van gonadropine sterker dan door het lichaam geproduceerd GnRH. Graad Een beschrijving van een tumor op basis van hoe abnormaal de kankercellen er onder de microscoop uitzien en hoe snel de tumor waarschijnlijk zal groeien en uitzaaien. Voor elk type kanker is er een ander graderingssysteem. HER2 Een eiwit* betrokken bij de normale celgroei. Het komt op sommige kankerceltypes voor, inclusief kankercellen in de borst en eierstokken. Uit het lichaam verwijderde kankercellen kunnen worden onderzocht op de aanwezigheid van HER2 om het beste behandelingstype te helpen bepalen. HER2 is Borstkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen – v.2013.1 Pagina 36 Dit document werd opgesteld door Het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO. De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van Het Antikankerfonds en ESMO. een receptor tyrosinekinase. Wordt ook c-erbB-2, humane EGF-receptor 2 en humane epidermale groeifactorreceptor 2 genoemd. Hersenmetastase Kanker die van de oorspronkelijke (primaire) tumor is uitgezaaid naar de hersenen. Histologisch type De categorie waarin de tumor is ingedeeld, rekening houdend met de kenmerken van zijn cellen en andere structuren onder de microscoop. Histopathologie Het onderzoeken en bestuderen van weefsels en cellen onder een microscoop. Lichaamsweefsel verkregen via een biopsie wordt in een fixeermiddel geplaatst en naar het laboratorium gebracht. Daar wordt het in dunne coupes gesneden, gekleurd met verschillende kleurstoffen en onder de microscoop onderzocht. Een histopatholoog is een arts die de weefselcoupes inclusief tumorweefsel interpreteert. Hormoonreceptor Een celeiwit* dat bindt aan een specifiek hormoon. De hormoonreceptor kan zich aan het oppervlak of in de cel bevinden. Na binding van een hormoon aan zijn receptor, treden veel veranderingen op. Hormoongevoelig In de oncologie betekent hormoongevoelig dat kanker reageert op een hormoonbehandeling. Hypercalciëmie Abnormaal hoge calciumspiegels in het bloed. Sommige kankers verhogen het risico van hypercalciëmie. Immunohistochemie (IHC) In de immunohistochemie gebruikt men antilichamen die zich specifiek binden aan antigenen (een soort eiwitten*) om zo deze antigenen op te sporen in de cellen van bepaalde weefsels. Op deze manier worden de antigenen zichtbaar gemaakt onder een microscoop, door middel van een fluorescerende kleurstof, een enzyme of colloïdaal goud. Kleuring door immunohistochemie wordt vaak gebruikt in de diagnose van abnormale cellen, zoals in een kwaadaardige tumor. Intraveneus In of binnen een ader. Intraveneus verwijst meestal naar het toedienen van een geneesmiddel of een andere stof via een naald of een buisje die in de ader ingebracht worden. Invasieve kanker Kanker die van de weefsellaag waarin hij ontstond, is uitgezaaid naar omliggende, gezonde weefsels. Klinisch onderzoek Een lichamelijk onderzoek naar algemene ziektesymptomen. Lapatinib Lapatinib behoort tot een groep geneesmiddelen die proteïnekinaseremmers worden genoemd. Deze verbindingen werken door specifieke enzymen, de proteïnekinasen, te blokkeren. Deze Borstkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen – v.2013.1 Pagina 37 Dit document werd opgesteld door Het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO. De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van Het Antikankerfonds en ESMO. enzymen bevinden zich in bepaalde receptoren op de oppervlakte van kankercellen, waaronder HER2, een receptor voor de epidermale groeifactor die een rol speelt bij het stimuleren van ongecontroleerde celdeling. Door deze receptoren te blokkeren helpt lapatinib de celdeling te beheersen. Ongeveer een kwart van de borstkankers vertoont HER2-expressie. Lobulaire neoplasie Een aandoening waarbij abnormale cellen alleen worden gevonden in de lobuli en niet uitgezaaid zijn buiten de lobuli naar omliggende weefsels zoals bij invasieve lobulaire neoplasie. Lobulaire neoplasie wordt slechts zelden invasief lobulair carcinoom, maar lobulaire neoplasie in één borst verhoogt het risico op invasief carcinoom in één of beide borsten. Lobulaire neoplasie werd vroeger lobulair carcinoom in situ of LCIS genoemd. Lymfeklier Een klein ovaal orgaantje bestaande uit lymfatisch weefsel, omcirkeld door een kapsel van bindweefsel. Lymfeklieren filteren lymfevocht en slaan lymfocyten op (witte bloedcellen*). Ze bevinden zich aan lymfevaten. Worden ook lymfeknopen genoemd. Lymfoedeem Een aandoening waarbij extra lymfvocht zich ophoopt in weefsels en zwelling veroorzaakt. Lymfoedeem kan voorkomen in een arm of een been bij obstructie, beschadiging of na verwijdering van de lymfvaten. Lymfoom Kanker die ontstaat in cellen van het immuunsysteem. Lymfomen kunnen in twee hoofdcategorieën worden ingedeeld. De eerste categorie is Hodgkin lymfoom, gekenmerkt door de aanwezigheid van Reed-Sternberg cellen. De andere categorie omvat non-Hodgkin lymfomen, een grote, diverse groep kankers van immuunsysteemcellen. Non-Hodgkin lymfomen kunnen verder worden ingedeeld in kankers met indolent (traag groeiend) verloop en kankers met een agressief (snel groeiend) verloop. Deze subtypes gedragen zich en reageren anders op behandeling. Hodgkin en non-Hodgkin lymfomen kunnen zowel bij kinderen als bij volwassenen voorkomen en de prognose en behandeling hangen af van het kankerstadium en -type. Magnetische resonantiebeeldvorming (MRI) Een beeldvormingstechniek die gebruikt wordt in geneeskunde. Het maakt gebruik van magnetische golven. Soms wordt een stof ingespoten die het contrast tussen verschillende weefsels vergroot, om bepaalde structuren beter zichtbaar te maken. Mammografie Het gebruik van een film of een computer om een foto van de borst te maken. Marge De rand of grens van tijdens een kankeroperatie verwijderd weefsel. De marge is negatief of zuiver wanneer de patholoog geen kankercellen vindt aan de weefselrand. Dit suggereert dat de kanker volledig is verwijderd. De marge is positief of aangetast wanneer de patholoog kankercellen vindt aan de weefselrand. Dit suggereert dat niet alle kankercellen zijn verwijderd. Borstkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen – v.2013.1 Pagina 38 Dit document werd opgesteld door Het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO. De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van Het Antikankerfonds en ESMO. Menopauze Periode waarin de eierstokken van een vrouw stoppen met de aanmaak van hormonen en de menstruatie stopt. De natuurlijke menopauze treedt gewoonlijk op rond de leeftijd van 50 jaar. Een vrouw is in de menopauze wanneer ze 12 opeenvolgende maanden niet meer heeft gemenstrueerd. Symptomen van de menopauze zijn opvliegers, stemmingswisselingen, nachtelijk zweten, vaginale droogte, concentratieproblemen en onvruchtbaarheid. Metastase/metastasering De uitzaaiing van kanker naar andere lichaamsdelen. Een tumor gevormd door uitgezaaide cellen wordt een metastatische tumor of een metastase genoemd. De metastatische tumor bevat cellen die gelijkaardig zijn aan die van de oorspronkelijke tumor. Het meervoud van metastase is metastasen. Mitose Het proces waarbij een moedercel deelt in twee nieuwe dochtercellen. Elke dochtercel krijgt van de moedercel een volledige set chromosomen (deel van een cel dat genetische informatie bevat). Door dit proces kan het lichaam groeien en cellen vervangen. Multidisciplinair advies Een behandelingsplanning waarbij een aantal artsen met verschillende specialismen (disciplines) de medische aandoening en de behandelingsopties van een patiënt beoordelen en bespreken. Bij de behandeling van kanker kan dit het advies betreffen van een medisch oncoloog (die kanker met geneesmiddelen behandelt), een chirurgisch oncoloog (die kanker operatief behandelt) en een bestralingsoncoloog (die kanker behandelt met bestraling). Wordt ook tumor board review genoemd. Myocardinfarct Een myocardinfarct of hartaanval is de onderbreking van de bloedtoevoer naar een gedeelte van het hart, waardoor het afsterft. Indien onbehandeld, kan het een hartaanval, grote schade aan de hartspier of zelfs de dood veroorzaken. Neo-adjuvante therapie Behandeling om de tumor te verkleinen en die plaatsvindt voor de hoofdbehandeling, meestal een operatie. Voorbeelden van neo-adjuvante therapie zijn chemotherapie*, radiotherapie* en hormoontherapie. Het is een inductietherapie. Neuropathie Verwijst naar eender welke ziekte van het zenuwstelsel. Dit houdt de hersenen, het ruggenmerg en de zenuwen in. Niet-invasieve kanker Kanker die niet is uitgezaaid van de weefsellaag waarin hij ontstond. Oestrogeenreceptorpositief Beschrijft cellen die een receptoreiwit hebben dat bindt aan het hormoon oestrogeen. Kankercellen die oestrogeenreceptorpositief zijn, kunnen oestrogeen nodig hebben om te groeien en kunnen stoppen met groeien of sterven, wanneer ze worden behandeld met stoffen die de binding en werking van oestrogeen blokkeren. Wordt ook ER+ genoemd. Borstkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen – v.2013.1 Pagina 39 Dit document werd opgesteld door Het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO. De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van Het Antikankerfonds en ESMO. Okseldissectie Operatie waarbij lymfeklieren* in het okselgebied worden verwijderd. Wordt ook okselklierdissectie genoemd. Osteonecrose Een ziekte waarbij beenmassa afsterft omdat er niet meer voldoende bloed naar getransporteerd wordt. Osteoporose Een aandoening gekenmerkt door een afname van de botmassa en botdensiteit waardoor de botten broos worden. Paclitaxel Een geneesmiddel dat wordt gebruikt voor de behandeling van borst- en eierstokkanker en aan aids gerelateerd Kaposisarcoom. Het wordt ook samen met een ander geneesmiddel gebruikt voor de behandeling van niet-kleincellig longcarcinoom. Paclitaxel wordt ook bestudeerd bij de behandeling van andere soorten kanker. Het verhindert de celgroei door de celdeling te stoppen en kan kankercellen doden. Het is een antimitoticum. Palpatie Het aftasten van de borst of andere lichaamsdelen met de vingers en het voorzichtig bewegen van de vingers om de consistentie van het weefsel (vlees) te voelen. Pertuzumab Antikanker medicijn dat gebruikt wordt voor de behandeling van HER2-positieve metastatische borstkanker wanneer de patiënt voordien nog geen anti-HER2-therapie of chemotherapie heeft gekregen voor de gemetastaseerde ziekte. Het dient gebruikt te worden met trastuzumab en docetaxel. Profylactische chirurgie Een mastectomie gewoonlijk uitgevoerd aan beide borsten (bilateraal) bij patiënten met een hoog risico op borstkanker. Progesteronreceptorpositief (PR+) Beschrijft cellen die een proteïne hebben waaraan het hormoon progesteron bindt. Progesteronreceptorpositieve kankercelen hebben progesteron nodig om te groeien en stoppen gewoonlijk met groeien wanneer ze worden behandeld met hormonen die de progesteronbinding blokkeren. Wordt ook PR+ genoemd. Proliferatie Een toename van het aantal cellen als gevolg van celgroei of celdeling. Prognose Het waarschijnlijke resultaat of verloop van een ziekte; de kans op herstel of recidief. Radiologisch onderzoek Onderzoek a.h.v. beeldvormingstechnologie (zoals radiografie, echografie*, computertomografie of CT en nucleaire geneeskunde of MRI*) die organen, structuren en weefsels van het lichaam in beeld brengt, met de bedoeling een diagnose te stellen en ziekten te behandelen. Borstkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen – v.2013.1 Pagina 40 Dit document werd opgesteld door Het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO. De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van Het Antikankerfonds en ESMO. Radiotherapie Therapie waar bestraling wordt gebruikt voor de behandeling van kanker. De stralen worden zo precies mogelijk op de tumor gericht. Recidief Kanker die recidiveert (terugkomt), gewoonlijk na een periode waarin geen kanker kon worden waargenomen. De kanker kan op dezelfde plaats terugkomen als de oorspronkelijke (primaire) tumor, of op een andere plaats in het lichaam. Wordt ook recidiverende kanker genoemd. Relaps Het terugkeren van verschijnselen en symptomen van kanker na een periode van verbetering. Risicofactor Iets dat de kans op kanker verhoogt. Voorbeelden van risicofactoren van kanker zijn leeftijd, familiale voorgeschiedenis van bepaalde kankers, gebruik van tabaksproducten, blootstelling aan de bestraling of sommige chemische stoffen, sommige virale of bacteriële infecties en sommige genetische veranderingen. Rode bloedcel Het vaakst voorkomende type bloedcel. De rode bloedcellen geven het bloed zijn typische rode kleur. Het is het belangrijke transportmiddel voor zuurstof. Schildwachtklierbiopsie Verwijderen en onderzoeken van de schildwachtklier(en) (de eerste lymfeklier(en)* waarnaar kankercellen uitzaaien). Om schildwachtklier(en) te identificeren, injecteert de chirurg een radioactieve stof en/of blauwe kleurstof dichtbij de tumor. Met een sonde zoekt de chirurg de schildwachtklier(en) die de radioactieve stof bevat(ten) of zoekt de schildwachtklier(en) die met de kleurstof gemerkt is (zijn). Daarna verwijdert de chirurg de schildwachtklier(en) om ze te onderzoeken op de aanwezigheid van kankercellen. Schildwachtklierbiopsie van de borst. Een radioactieve stof en/of kleurstof wordt dichtbij de tumor geïnjecteerd (eerste vak). Het geïnjecteerde materiaal wordt visueel en/of met een sonde gedetecteerd die radioactiviteit opspoort (middelste vak). De schildwachtklieren (de eerste lymfklieren waarnaar kankercellen uitzaaien) worden verwijderd en onderzocht op kankercellen (laatste vak). Scintigrafie Een procedure waarbij opnamen (scans) worden gemaakt van structuren in het lichaam, inclusief gebieden met kankercellen. Scintigrafie wordt gebruikt voor ziektediagnose, -stadiëring en -controle. Borstkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen – v.2013.1 Pagina 41 Dit document werd opgesteld door Het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO. De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van Het Antikankerfonds en ESMO. Een kleine hoeveelheid van een radioactieve stof (radionucleïde) wordt ingeslikt of geïnjecteerd in een bloedvat. Verschillende radionucleïden komen via het bloed in verschillende organen terecht. Een machine met een speciale camera beweegt over de persoon die op een tafel ligt en detecteert het type straling die door de radionucleïden wordt afgegeven. Een computer vormt een beeld van de gebieden waar de radionucleïde zich ophoopt. Deze gebieden kunnen kankercellen bevatten. Wordt ook radionucleïdescannning genoemd. Screeningmammografie Preventief borstkankeronderzoek door middel van röntgenstralen. Stadiëring Onderzoeken en tests om het kankerstadium te bepalen, vooral of de ziekte van de oorspronkelijke plaats is uitgezaaid naar andere delen van het lichaam. De beste behandeling kan alleen worden gepland als het ziektestadium bekend is. Systemische therapie Behandeling met stoffen die via de bloedbaan cellen over het hele lichaam bereiken en aanvallen. Tamoxifen Een geneesmiddel dat wordt gebruikt voor de behandeling van sommige soorten borstkanker bij mannen en vrouwen. Het wordt ook gebruikt ter preventie van borstkanker bij vrouwen met ductaal carcinoom in situ (abnormale cellen in de kanalen in de borst) en bij vrouwen met een hoog risico van borstkanker. Tamoxifen wordt ook bestudeerd bij de behandeling van andere soorten kanker. Het remt de effecten van oestrogeen* in de borst. Tamoxifen is een antioestrogeen. Wordt ook tamoxifencitraat genoemd. Taxaan Een soort geneesmiddel dat de celgroei blokkeert door de mitose (celdeling) te stoppen. Taxanen interfereren met microtubulen (celstructuren die de chromosomen helpen bewegen tijdens de mitose). Ze dienen om kanker te behandelen. Trastuzumab Trastuzumab is een monoklonaal antilichaam. Dat is een antilichaam (een soort eiwit) dat tot doel heeft een specifieke structuur (een zogenoemd antigen) in bepaalde lichaamscellen te herkennen en zich daaraan te binden. Trastuzumab is zo ontwikkeld dat het zich bindt aan HER2. Door binding aan HER2 activeert trastuzumab cellen van het immuunsysteem, die vervolgens de tumorcellen doden. Trastuzumab verhindert ook dat HER2 signalen uitzendt die de tumorcellen doen groeien. Ongeveer een kwart van de borstkankers en een vijfde van de maagkankers vertonen HER2‐overexpressie. Triple negatieve borstkanker Beschrijft borstkankercellen die geen oestrogeenreceptoren, progesteronreceptoren of grote hoeveelheden HER2 –eiwit* hebben. Wordt ook ER-negatief PR-negatief HER2-negatief en ER-PRHER2 genoemd. Vitamine D Een voedingsstof waarvan het lichaam een kleine hoeveelheid nodig heeft om te functioneren en gezond te blijven. Vitamine D helpt het lichaam om calcium en fosfor te gebruiken voor sterke botten en tanden. Vitamine D is een in vet oplosbare vitamine (kan oplossen in vetten en oliën) en komt Borstkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen – v.2013.1 Pagina 42 Dit document werd opgesteld door Het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO. De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van Het Antikankerfonds en ESMO. voor in vette vis, eierdooiers en zuivelproducten. Aan zonlicht blootgestelde huid kan ook vitamine D aanmaken. Een vitamine D-tekort kan de beenderziekte rachitis veroorzaken. Wordt ook bestudeerd bij de preventie en de behandeling van sommige kankertypes. Wordt ook cholecalciferol genoemd. Weke delen Verwijst naar spier-, vet-, fibreus weefsel, bloedvaten of ander ondersteunend weefsel van het lichaam. Witte bloedcel Cellen van het immuunsysteem die belangrijk zijn voor de verdediging van het lichaam tegen infecties. X-stralen X-straling is een vorm van straling die gebruikt wordt om beelden van de binnenkant van dingen te maken. In geneeskunde worden x-stralen gebruikt om naar de binnenkant van het lichaam te kijken. Zuurstoftherapie Een behandeling waarbij een zuurstoftank of compressor wordt gebruikt om zuurstof toe te dienen aan mensen met ademhalingsproblemen. De zuurstof kan worden toegediend via een buisje in de neus, een masker of een tent. Deze extra zuurstof wordt samen met gewone lucht ingeademd. Wordt ook aanvullende zuurstoftherapie genoemd. Borstkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen – v.2013.1 Pagina 43 Dit document werd opgesteld door Het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO. De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van Het Antikankerfonds en ESMO. De ESMO / Antikankerfonds Gidsen voor Patiënten werden ontwikkeld om patiënten, hun familieleden en zorgverleners bij te staan in het begrijpen van verschillende kankertypes en in het evalueren van de beste behandelinsopties die beschikbaar zijn. De medische informatie die in de Gidsen voor Patiënten wordt beschreven is gebaseerd op de ESMO richtlijnen die opgesteld zijn om medische oncologen te begeleiden bij het bepalen van de diagnose, de opvolging en de behandeling van verschillende kankertypes. Deze gidsen worden ontwikkeld door het Antikankerfonds in nauwe samenwerking met de ESMO richtlijnen Werkgroep en de ESMO Kankerpatiënten Werkgroep. Voor meer informatie bezoek www.esmo.org en www.antikankerfonds.org www.antikankerfonds.org www.esmo.org