Inhoudsopgave Inleiding……………………………………………………………………………………...3 Theoretisch kader…………………………………………………………………………..5 Het beleid……………………………………………………………………………………7 Het Nederlandse culturele veld…………………………………………………………..11 Het Nederlands profiel……………………………………………………………………15 2 Inleiding Sinds de jaren ’90 houdt de overheid zich bezig met het versterken van het profiel van Nederland met als doel ‘het bekendmaken in het buitenland van de eigen cultuur’.1 In 1997 werd de Homogene Groep voor Internationale Samenwerking (HGIS) verantwoordelijk gemaakt voor het internationaal cultuurbeleid, waarbij één hoofddoelstelling luidde: het versterken van het cultureel profiel van Nederland. Met deze expliciete verwijzing naar het cultureel profiel van Nederland in een hoofddoelstelling en daarnaast ook nog eens een extra impuls van 16 miljoen gulden, de zogenaamde HGIS- Cultuurmiddelen (HGIS-C), lijkt het alleen nog een kwestie van uitvoeren. Waar alleen bij stilgestaan moet worden: waarom wordt besloten het cultureel profiel van Nederland te versterken? Het cultureel profiel kan gezien worden als die kwaliteiten op cultureel gebied in Nederland, die bij elkaar een beeld vormen van Nederland in het buitenland. Beeldvorming staat niet op zichzelf en kan geplaatst worden in een communicatieproces.2 Binnen dit communicatieproces kan er onderscheid gemaakt worden tussen beïnvloedbare en niet-beïnvloedbare factoren. Met betrekking tot de beeldvorming naar het buitenland, heeft de HGIS besloten om de factoren die te beïnvloeden zijn in het communicatieproces, vast te leggen in een profiel. Door het profiel te benoemen als doelstelling heeft HGIS een communicatiestrategie te pakken, maar nog niet de invulling. Na zelf op zoek te zijn gegaan naar de wijze waarop HGIS invulling heeft gegeven aan het cultureel profiel heb ik geen expliciete invulling gevonden in kamerbrieven, begrotingstoelichtingen of overlegverslaggeving. Er moet dus op een andere manier gezocht worden naar de invulling door HGIS van het cultureel profiel van Nederland. In dit werkstuk ga ik in op hoe het cultureel profiel van Nederland invulling heeft gekregen door HGIS. Ik zal me hierbij toespitsen op de invulling van het profiel via de HGIS-C middelen. Daarnaast zal ik bekijken welke rol het culturele veld bij de invulling van het profiel heeft gespeeld. De centrale vraag hierbij luidt als volgt: Op welke manieren heeft HGIS invulling gegeven aan het cultureel profiel van Nederland en hoe is het culturele veld hiermee omgegaan? Om meer grip te krijgen op het begrip profiel, zal ik op zoek gaan naar context van dit begrip. Door te kijken naar voor en nadelen van een specifieke communicatiestrategie en de bijhorende instrumenten kan worden bekeken waarom een land kiest voor bepaalde strategie. Ik heb al eerder kamerstukken en overlegverslagen over het internationaal cultuurbeleid geanalyseerd op expliciete verwijzingen naar het profiel. Aangezien dit niets heeft opgeleverd zal dus verder gekeken moeten worden. Een ander instrument dat de HGIS kan inzetten om het profiel uit te dragen is het beleid. Aan de hand van evaluaties die uitgevoerd zijn 1 Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie, “De kunst van het internationaal cultuurbeleid” (Rapport Ministerie van Buitenlandse Zaken, Den Haag, 2001), 18. 2 W.A.R., Shahid, Beeldvorming: de verborgen dimensie bij internculturele communicatie.(Tilburg University Press, 1994), 8. 3 over het beleid, zal ik bekijken hoe het cultureel profiel van Nederland hier invulling heeft gekregen. Ik richt mij alleen op de periode van 1997 tot 2006, omdat in deze periode de hoofddoelstelling van HGIS het cultureel profiel betrof. Daarnaast richt ik mij op het culturele veld van Nederland. Om hier een beeld van te krijgen zal ik enerzijds op zoek gaan naar projecten die op initiatief van het culturele veld tot stand zijn gekomen met financiële steun uit de HGIS-C en anderzijds naar visies die in deze periode met betrekking tot het cultureel profiel van Nederland zijn geformuleerd. In hoofdstuk één zal er een theoretisch kader geschetst worden. Dit zal gedaan worden aan de hand van het fenomeen nation branding. In 2004 werd over dit concept een bundel gepubliceerd met inzichten over hoe dit concept toe te passen was op Nederland. Hoofdstuk twee gaat over hoe de invulling van het cultureel profiel van Nederland is bewerkstelligd door het beleid in te zetten. In hoofdstuk drie zal er middels verschillende bronnen bekeken worden hoe het culturele veld tegen het cultureel profiel aankeek. Hierbij wordt gebruik gemaakt van evaluaties, concrete projecten en de bundel All that Dutch. In deze bundel werd er onderscheid gemaakt tussen vier thema’s waar het cultureel profiel één thema van was. In het laatste hoofdstuk zal er een korte conclusie gegeven worden. 4 Theoretisch kader Door het begrip profiel in een breder context te plaatsen is er een vertrekpunt voor de rest van het onderzoek vastgesteld. In de bundel Branding NL: Nederland als merk komen een aantal communicatiestrategieën aan bod die een bijdrage kunnen leveren aan het vergroten van de bekendheid van Nederland. Eén van de strategieën is nation branding, een concept dat als volgt wordt gedefinieerd: een systematische poging om het imago- het totaal aan denkbeelden, opinies en gevoelens dat bij publieksgroepen bestaat over een land- te ontwikkelen en/ of te managen. Met deze strategie kan het imago binnen het communicatieproces positief beïnvloed worden.3 Een specifiek instrument hiervoor is om een land te beschouwen als een merk. Binnen de marketingwetenschappen wordt een merk gedefinieerd als een netwerk van associaties rondom een bepaald object of begrip in het brein van een individu. Het merk is dus een mentale constructie die niet eenduidig is. Het is het beeld dat een individu heeft van een bepaald object. Het doel van het instrument nation branding is om de beeldvorming van een land op een relevante manier te differentiëren, door onderscheidende associaties aan het object te koppelen. Na deze algemene theorievorming over nation branding, is het goed om nader te bekijken hoe dit van toepassing zou kunnen zijn op Nederland. Nederland kan gezien worden als een merk, omdat het een object is in het brein van een individu en hier kunnen allerlei associaties aan gekoppeld kunnen worden. Belangrijk is daarbij dat er onderscheidende associaties gevormd moeten worden. Hierbij komt een aantal complicerende factoren om de hoek kijken bij het beschouwen van een land als merk. Ten eerste kan een land niet elk individu aanspreken. Om een onderscheidende associatie toe te voegen aan een land moet er één positie ingenomen worden. Nederland kan niet alleen streven naar een onderscheidende positie op bijvoorbeeld het vlak cultuur en het vlak economie. Een probleem als gevolg is daarvan dat verschillende positioneringen op verschillende vlakken mogelijk een tegenstrijdig beeld opwekken binnen het landenmerk. Ten tweede is er een beperkte controleerbaarheid van toe te voegen en toegevoegde aan associaties. Associaties met betrekking tot een land betreffende de inwoners, de historie, uitzonderlijke gebeurtenissen en het eten tellen allemaal mee om een beeld te vormen van een land. Er zijn dus ook factoren die buiten het merk bestaan, maar toch bijdrage aan associaties met betrekking tot Nederland. De laatste complicatie heeft te maken met de onevenredige impact die sommige associaties kunnen hebben op het landenmerk. Het gaat hier om stereotyperen, om het opdelen van de wereld in categorieën. Een voorbeeld is dat het buitenland een Nederlander typeert als iemand met klompen aan. Uit de aangereikte theorie uit de bundel Branding NL: Nederland als merk blijkt dat het niet gemakkelijk is om een communicatiestrategie te bepalen voor een land. Veel termen die aan bod komen hebben een commercieel karakter. Het object moet verkopen, promoten en concurreren. In commerciële organisaties kan het object 3 H.H. Duijvestijn et al. Branding NL: Nederland als merk (Epe: Stichting Maatschappij en Onderneming, 2004), 11. 5 invulling krijgen door een product dat specifieke kwaliteiten bezit en zich middels een merk onderscheidt van de andere producten. Het product is als het ware de voedingsbodem van een merk. Een land daarentegen is geen product en heeft er ook geen. Het heeft hooguit een identiteit waarmee het zich kan onderscheiden van de rest van de wereld. De identiteit van een land wordt door Ruth Wodak, professor in toegepaste taalwetenschappen, beschreven als een relatie tussen twee of meer entiteiten op een manier waar saamhorigheid of gelijkheid uit voortkomt. Hij noemt het concept identiteit, een element dat oneindig gevormd wordt door de tijd en onderdeel is van een proces. De veranderlijkheid van het concept identiteit, maakt het te allen tijde moeizaam om voor een land een identiteit te construeren.4 Dat geldt ook voor Nederland. Al jarenlang is de vraag wat de Nederlandse identiteit is, onderheven aan discussies. Toch zal identiteit een plaats gegeven moeten worden om de strategie van het uitdragen van een profiel toe te kunnen passen. De Nederlandse identiteit is namelijk de voedingsbodem van een profiel van Nederland. De kwaliteiten die uitgedragen worden met een profiel zijn gebaseerd op de identiteit van Nederland. Vanaf dit punt begint de zoektocht naar de invulling van het cultureel profiel van Nederland binnen de HGIS-C. 4 Ruth Wodak et al. The discursive construction of national identity (Edinburgh: Edingburgh University Press, 1998) 11. 6 Het beleid Sinds 1997 kan er gesproken worden van de Homogene Groep Internationale Samenwerking. Het doel van de HGIS was om meer zicht te krijgen op de buitenlanduitgaven en daarmee de mogelijkheid om een betere samenhang in het buitenlandbeleid aan te brengen.5 In de eerste zelfstandige HGIS nota, uitgegeven in 1997, was er nog geen duidelijk doel vastgesteld met betrekking tot het internationaal cultuurbeleid. Er worden een aantal beleidsprioriteiten en intensiveringclusters onderscheiden, maar ‘een meer bescheiden intensivering’ is toegedeeld aan het internationaal cultuurbeleid.6 Om een stimulans te geven aan het internationaal cultuurbeleid, wordt dankzij de motie van PvdA- parlementariër Van Traa een bedrag van 16 miljoen gulden uitgetrokken.7 Op 5 maart 1997 wordt in een brief door de staatssecretarissen van Buitenlandse Zaken (BZ) Patijn en Onderwijs, Cultuur en Wetschap (OCW) Nuis uitgewerkt hoe dit bedrag, de zogenaamde HGIS- Cultuurmiddelen, besteed zal worden en hoe dit uiteindelijk zal zorgen voor een intensivering van het internationaal cultuurbeleid. Vrijwel direct wordt de term internationaal profiel geïntroduceerd in deze brief. Eén van de manieren om invulling te geven aan het internationaal profiel is door Nederland te introduceren: “als uitkijkpost maar ook trefpunt, overslagplaats voor goederen én ideeën, als plek waar lijnen samenkomen.” Het doel hiervan is een beeld te ontwikkelen dat aansprekend en herkenbaar is op internationaal niveau. Er ontstaat hiermee een belangrijk thema binnen het beleid: Nederland als culturele vrijhaven. In juli 1999 vindt tijdens een overleg van de commissies van het ministerie van BZ en OCW en de staatssecretarissen een terugblik plaats op de eerste twee jaren van de HGIS- Cultuurmiddelen. Hierin komt naar voren dat de thematische prioriteit, Nederland Culturele Vrijhaven, onvoldoende aanknopingspunten biedt voor sturing en selectie. Teveel activiteiten zijn gericht op onderlinge uitwisseling van professionals, daarnaast is er geen sprake van het versterken van het profiel.8 Een verklaring voor deze teleurstellende bevinding is terug te vinden in de evaluatie De kunst van het internationaal cultuurbeleid, uitgevoerd door de Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie (IOB) in 2001. Hierin wordt gesteld dat in de periode van 1997- 2000 het vrijhavenbeleid in de praktijk is verworden tot een festivalbeleid.9 De bijdrage aan de invulling van het profiel van Nederland is hiermee minimaal. Desondanks tonen cijfers uit de evaluatie van IOB aan, dat goedgekeurde projecten binnen de HGIS- cultuurmiddelen het thema ‘Nederland als culturele vrijhaven’ niet te kort hebben gedaan. Sterker nog, waar andere thema’s in 5 Toine Minnaert, Drang naar samenhang (Boekman:2009) 6. Homogene Groep voor Internationale Samenwerking, jaarnota (1997). 7 Raad voor Cultuur, Advies Culturele vertegenwoordiging in het buitenland (2010). 8 Commissies ministeries BZ en OCW en staatsecretaris van BZ en OCW, verslag van een algemeen overleg (1999), kamerstuk 29 591 nr. 3. 9 Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie, “De kunst van het internationaal cultuurbeleid” (Rapport Ministerie van Buitenlandse Zaken, Den Haag, 2001), 100. 6 7 het aantal goedgekeurde projecten daalde door de jaren heen, bleef dit aantal voor Nederland als culturele vrijhaven’ gelijk. Naast dit thema worden er ook grootschalige activiteiten ontwikkeld om het cultureel profiel te versterken binnen de HGIS- Cultuurmiddelen. Eén van deze activiteiten zijn grote manifestaties, bijvoorbeeld herdenkingen en vieringen van betrekkingen met andere landen. Volgens de staatssecretarissen van BZ en OCW zou deze aanpak bij uitstek geschikt zijn om het profiel van Nederland te versterken.10 Helaas worden hier geen concrete uitgangspunten bij geformuleerd. In het eerder genoemde evaluatierapport uitgevoerd door IOB, werd nader ingegaan op dit onderdeel van het internationaal cultuurbeleid. Hier komt naar voren dat sinds de tweede helft van de jaren negentig een discussie is ontstaan over de vraag of manifestaties wel geschikt zijn als instrument van het internationaal cultuurbeleid. Zowel enkele beleidsmakers en delen van het culturele veld vonden deze manifestaties niet binnen het internationaal cultuurbeleid vallen, omdat het een Holland Promotie11 en aanbodgericht karakter had.12 De Commissie Statelijke Manifestaties is met deze constatering aan de slag gegaan en er is in 2002 een advies uitgebracht over rol van manifestaties. Het instrument moest nog wel een onderdeel blijven van het internationaal cultuurbeleid, maar essentieel is het volgens de commissie om een gemeenschappelijk beleidskader te formuleren en planmatiger te werken. De betrokken ministeries moeten zich afvragen:”Wat zijn de doelstellingen en de verwachtingen van manifestaties?” Na het uitbrengen van een advies was het de grote vraag of het advies overgenomen zou worden door de ministeries. In dit geval werd er met gemengde gevoelens gereageerd op het advies. De ministeries vonden dat een planmatigere aanpak idealistisch, ingrijpend en niet altijd haalbaar is en dat de praktijk weerbarstiger is dan de theorie.13 Er is destijds niet veel met het advies van de commissie gedaan is. Op deze manier is er een beperkte bijdrage geleverd door de manifestaties aan de invulling van het cultureel profiel van Nederland. Door het promotionele karakter, blijft het vrijwel bij elke manifestatie beperkt tot een presentatie van Nederland. Het evaluatierapport Helder venster, gepubliceerd in 2007, evalueert het programma van de HGIS- Cultuurmiddelen over de periode 1998- 2006. Belangrijk is wel op te merken dat in het rapport Helder Venster in grote mate wordt verwezen naar het rapport van de IOB. Volgens de onderzoekers van Helder Venster waren veel bevindingen van het IOB nog actueel. Tijdens het onderzoek over de periode 19982006 werd geconstateerd dat een doelstelling als ‘versterkt internationaal cultureel profiel van Nederland’ te vaag is om een betrouwbare effectmeting toe te passen. In de hoofdbevindingen wordt het volgende gesteld: “Containerbegrippen als 10 Ministerie van BZ, Begroting en memorie van toelichting Ministerie van BZ (1997) 80. Holland Promotie refereert naar een begrip dat is geïntroduceerd om de algemene positie van Nederland in het buitenland te ondersteunen met een direct verband tussen cultuur en economische activiteiten. Holland Promotie richt zich op het beeld van Nederland als land van tulpen, klompen en molens. De doelstelling is in bredere zin op de beïnvloeding van het algemene imago van Nederland in het buitenland. 12 Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie, “De kunst van het internationaal cultuurbeleid” (Rapport Ministerie van Buitenlandse Zaken, Den Haag, 2001), 187. 13 Stichting Internationale Culturele Activiteiten, Advies Statelijke Manifestaties (2002). 11 8 ‘Nederland Vrijhaven’ of ‘Nederlands Cultureel Profiel’ zijn alleen bruikbaar al ze méér concrete invulling krijgen. Uit het rapport blijkt dan ook dat in de periode 1998- 2006 geen duidelijke invulling is gegeven aan het cultureel profiel van Nederland. De doelstellingen die werden geformuleerd met de komst van de HGIS- Cultuurmiddelen in 1997 met betrekking tot het Nederlands profiel, lijken hiermee minimale invulling te hebben gekregen. Toch is het belangrijk om nader in te gaan op de bevinding met betrekking tot containerbegrippen. De onderzoekers van het rapport Helder Venster baseren deze bevinding op een eerdere hoofdbevinding van de IOB, namelijk: “De twee hoofddoelstellingen van beleid (het internationaal cultuurbeleid) zijn onvoldoende in operationele termen vertaald.” Eén van deze hoofddoelstellingen verwijst direct naar het profiel van Nederland en de versterking van dit profiel. Maar hebben de beleidsmakers deze bevindingen meegenomen in de periode van 2001 tot 2006? Uit de cultuurnota Cultuur als confrontatie blijkt dat de ministeries zelf van mening zijn dat het profiel van Nederland door het internationaal cultuurbeleid wel degelijk versterkt is. Dit blijkt uit het volgende citaat uit de cultuurnota: ”Het internationaal cultuurbeleid heeft in de afgelopen jaren een sterker profiel gekregen”.14 Voor de beleidsperiode 2001- 2004 is er daarom geen reden voor een geheel andere aanpak. Wel worden de uitgangspunten van het nationaal cultuurbeleid doorgevoerd naar het internationaal cultuurbeleid. De prioriteiten cultureel ondernemerschap, publieksbereik en meer aandacht voor jeugd en allochtonen gelden op zowel nationaal als internationaal niveau.15 In juni 2003 wordt de cultuurnota door middel van een mid term review geëvalueerd door de Raad voor Cultuur.16 De reden hiervoor lag in de behoefte een preciezer inzicht te krijgen in omvang en effect van met subsidiemiddelen ondersteunde activiteiten.17 In deze mid term review stelt de Raad dat de Nederlandse kunst en cultuur in het buitenland bekendheid verliest, als de overheid en het culturele veld geen extra inspanning leveren. De Raad voor Cultuur adviseert een onderscheid te maken tussen praktisch en strategisch internationaal cultuurbeleid. Daarnaast moet aan culturele instellingen worden gevraagd om in hun beleidsplannen voor de volgende beleidsperiode expliciet aandacht te besteden aan hun rol op internationaal niveau.18 Over het profiel van Nederland wordt niet meer gesproken in het advies van de Raad. Zoals eerder vermeld is het na een advies afwachten wat de reactie is van de ministeries. De Staatssecretarissen van BZ en OCW concluderen het volgende uit het advies van de Raad van Cultuur: “het gaat goed met de promotie van Nederlandse kunst en cultuur in het buitenland, maar het kan beter.”19 Vanaf 2004 gaan beide ministeries na, welke rol de overheid kan spelen in deze verbetering en worden de volgende kernbegrippen geformuleerd voor de toekomst: verscherping, verbinding en verbreding. Gebaseerd op het advies wordt het beleid voor de volgende beleidsperiode aangescherpt. 14 Ministerie van OCW, Cultuurnota Cultuur als Confrontatie 2001- 2004, 50. Ministerie van OCW, Cultuurnota Cultuur als Confrontatie 2001- 2004, 51. 16 Raad voor Cultuur, Jaarverslag 2003. 17 Stichting Internationale Culturele Activiteiten, Informatie Internationaal Cultuurbeleid (2003). 18 Raad voor Cultuur, Jaarverslag 2003, 25. 19 Staatsecretarissen BZ en OCW, Brief Internationaal Cultuurbeleid, 2004. 15 9 De nota Koers Kiezen maakt een onderscheid in praktisch en strategisch beleid, waarbij de verantwoordelijkheid voor het praktische beleid in het culturele veld ligt en het strategisch beleid een actievere rol van de overheid vraagt.20 In de memorie van toelichting van het Ministerie van BZ voor het jaar 2006 krijgt deze actievere rol van de overheid meer vorm. Het versterken van het internationaal cultureel profiel blijft een belangrijke doelstelling, maar in tegenstelling tot voorheen, wordt de doelstelling concreet gemaakt. De doelstelling ‘versterking van het profiel’ zal tot resultaat leiden door het bevorderen van zowel intensieve culturele betrekkingen met een aantal prioritaire landen, posten en regio’s, als door op te treden als gastland voor internationale culturele uitwisseling.21 Het is niet alleen bij deze concretisering gebleven. Het beleid krijgt in deze periode de impuls waar al jaren naar gezocht werd. Door extra financiële middelen is een toename te zien in de internationale activiteiten.22 Bij de introductie van de HGIS- Cultuurmiddelen in 1997 had het Nederlandse profiel weinig invulling. Het thema Nederland als vrijhaven en grote manifestaties konden volgens de staatssecretarissen en de commissies bijdragen aan het versterken van het profiel. Door tussentijdse aanpassingen in het beleid hebben de activiteiten wel meer sturing en strategie gekregen. Het begrip profiel heeft hierdoor wel steeds aanleiding gegeven om de voorwaarden van de activiteiten die gefinancierd werden uit de HGIS-C aan te passen, maar directe invulling van het Nederlandse cultureel profiel door beleid is er niet geweest.23 20 Staatsecretarissen BZ en OCW, Cultuurnota Koers Kiezen, Ministerie van BZ, Begroting en memorie van toelichting Ministerie van BZ 1997, 89. 22 Toine Minnaert, Drang naar samenhang (Boekman:2009) 10. 23 Toine Minnaert, Drang naar samenhang (Boekman:2009) 11. 21 10 Het Nederlandse culturele veld Na gezien te hebben dat er geen directe invulling is gegeven aan het profiel van Nederland in het beleid, gaat de zoektocht naar invulling van het cultureel profiel verder bij het Nederlandse culturele veld. Allereerst zal bekeken worden of de projecten die gefinancierd zijn door de HGIS-C een bijdrage hadden bij invulling van het profiel. Daarna komt aan bod welke visies er waren binnen het culturele veld over het cultureel profiel van Nederland. In het evaluatierapport De kunst van het internationaal cultuurbeleid worden vijftig projecten beoordeeld op relevantie, effectiviteit, efficiency en transparantie. In het kader van het Nederlands profiel zijn de criteria relevantie en effectiviteit interessant om nader te bekijken, omdat hierbij een oordeel aan bod komt dat is gebaseerd op de mate waarin de projecten de doelstellingen van HGIS weten te realiseren.24 De beoordeling van relevantie richt zich op de vraag of de projecten passen binnen de twee hoofddoelstellingen, waarvan één direct verwijst naar de versterking van het Nederlandse cultureel profiel in het buitenland. De IOB stuitte bij deze beoordeling op een complicerende factor, omdat de HGIS- commissie zelf de aanvragen niet heeft geanalyseerd op hun bijdrage aan de hoofddoelstellingen. In de evaluatie zijn 27 projecten als relevant beschouwd. De rest van de projecten waren niet relevant of kon niet beoordeeld worden.25 De evaluatie van de effectiviteit van het HGISCultuurmiddelen beleid betreft een oordeel of projecten de beleidsdoelstellingen weten te realiseren. Hierbij worden 26 projecten positief beoordeeld. Af te leiden uit deze evaluatie is dat de helft van de geanalyseerde projecten direct heeft bijgedragen aan de hoofddoelstellingen en dus ook een bijdrage had in het versterken van het Nederlandse cultureel profiel. Opmerkelijk is wel dat de HGIScommissie zelf de aanvragen niet direct toetst op de hoofddoelstellingen. De projecten die afgewezen worden door de commissie hebben verschillende afwijzingsgronden. Hieronder de meest gebruikte afwijzingsgronden: - Onvoldoende financiële en/ of inhoudelijke bijdrage van de buitenlandse partner - Het project past niet binnen de beleidsprioriteiten, en levert geen bijdrage aan het intensiveringsbeleid - Er is niet voldaan aan de vormeisen en/ of de termijn van indiening - Er bestaat twijfel over de artistieke kwaliteit26 Gezien bovenstaande afwijzingsgronden zijn er weinig projecten afgewezen vanwege het feit dat ze geen bijdrage konden leveren aan het versterken van het Nederlands profiel. In het evaluatierapport Helder Venster wordt aandacht besteed aan de criteria die opgesteld zijn om subsidieaanvragen te beoordelen in het kader van algemene 24 Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie, “De kunst van het internationaal cultuurbeleid” (Rapport Ministerie van Buitenlandse Zaken, Den Haag, 2001), 126. 25 Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie, “De kunst van het internationaal cultuurbeleid” (Rapport Ministerie van Buitenlandse Zaken, Den Haag, 2001), 132. 26 Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie, “De kunst van het internationaal cultuurbeleid” (Rapport Ministerie van Buitenlandse Zaken, Den Haag, 2001), 167. 11 beoordelingscriteria, Gemeenschappelijk Cultureel Erfgoed, ‘Nederland als cultureel vrijhaven’ en geografische prioriteiten. Het enige criterium dat indirect verwijst naar een bijdrage tot het versterken van het Nederlandse cultureel profiel is ‘een bijdrage aan profilering Nederlandse cultuur’. Dit is één van de algemene beoordelingscriteria en aandachtspunten. Het algehele beeld dat de evaluaties schetsen is dat de projecten die ondersteuning hebben gehad van de HGIS- C, niet altijd een directe bijdrage aan de versterking van het Nederlandse cultureel profiel moesten opleveren. Bij de beoordeling of een project in aanmerking kon komen voor de HGIS-C werd nauwelijks het verband gezocht met deze hoofddoelstelling. Om dit vanuit een ander perspectief te bekijken zullen er een aantal projecten nader bekeken worden met als doel te achterhalen of de projecten werkelijk een toegevoegde waarden hadden. Jaarlijks werd er een rapport aangeboden aan de commissies en staatssecretarissen van BZ en OCW over de bestedingen van de HGIS-C. Hieruit zijn een aantal projecten geselecteerd die nader omschreven zullen worden. Alle projecten die aan bod komen zijn ondergebracht onder het thema Nederland als Culturele Vrijhaven. Dit thema moet volgens de doelstellingen zorgen voor een directe bijdrage aan het versterken van het profiel. 27 Op initiatief van Stichting Planet Jr. Productions werd in 1998 het Wereld Kinderfestival georganiseerd met financiële steun vanuit de HGIS-C. Het Wereld Kinderfestival, in 1998 voor de elfde keer georganiseerd, was een ontmoeting tussen Circus Ethiopië en een circus uit Rotterdam. Deze circussen hadden gezamenlijk een voorstelling gemaakt die werd opgevoerd in het Concertgebouw te Amsterdam. 28 De tentoonstelling, op initiatief van het Stedelijk Museum Amsterdam, Ceramic Millenium was een wandeling met twee kunstenaars langs een grote collectie keramiek. Deze tentoonstelling maakte deel uit van het Arts Festival, een internationale manifestatie waarbij Nederland als gastland optreedt. De tentoonstelling was drie maanden te zien in Amsterdam.29 Een ander project is de Architectuurstudio Hertzberger op initiatief van het Nederlands Architectuurinstituut. Hierbij werden recente projecten gepresenteerd tijdens een internationale reizende tentoonstelling. De tentoonstelling was voor het eerst te zien in Rotterdam. Tentoonstellingsobjecten waren tekeningen, foto’s, maquettes en videobeelden van ontwerpen die gemaakt waren door Hertzberger. Hertzberger is een toonaangevende architect uit Nederland die meerdere internationale prijzen op zijn naam heeft staan met zijn ontwerpen.30 27 Staatsecretaris BZ, Brief Geraamde Bestedingen, 1998, kamerstuk 25 270 nr. 12. Beeld en Geluid, Het Wereld Kinderfestival (1998). 29 Stedelijk Museum Amsterdam, Ceramic Millenium (1998). 30 Nederlands Architectuurinstituut, Collectie Informatiesysteem ir. Hertzberger. 28 12 Het allerlaatste voorbeeld is om aan te geven dat het niet altijd om specifieke projecten ging. Er worden in de rapporten naar de commissie en staatssecretarissen ook projecten omschreven als “Internationale Publieksactiviteiten bij het Nexus instituut’ of ‘Internationale presentaties van Nederlandse filmliga- programma’s door het Nederland Filmmuseum’. Een nadere toelichting van deze activiteiten is er niet. De bovengenoemde voorbeelden zijn projecten die goedkeuring hebben gekregen voor financiering uit de HGIS-C. Samenwerking met het buitenland en presentaties van Nederlandse objecten, projecten en cultuurdragers waren het doel. Het project waarbij een toonaangevende architect zijn werk tentoon stelt op internationaal niveau geeft indirect wél invulling aan het profiel. Het werk van architect Hertzberger bezit namelijk een aantal kwaliteiten die ook aan Nederland worden toegeschreven. De andere projecten zijn moeilijker te relateren aan het cultureel profiel. De constatering dat er met de door gefinancierde projecten uit de HGIS-C weinig aansluiting werd gezocht met de hoofddoelstellingen is hiermee nogmaals bevestigd. Ook het culturele veld had een mening over hoe er invulling werd gegeven aan het cultureel profiel van Nederland. In de bundel All that Dutch, uitgegeven in 2005, komt een aantal beroepsbeoefenaars in de kunsten, wetenschappers en beleidsmakers aan het woord in een eigen geschreven essay, waarin ze hun visie geven op het internationaal cultuurbeleid. De volgende vraag werd hun voorgelegd met betrekking tot het internationaal cultuurbeleid:”Wat moet Nederland waar doen en waarom?” In de bundel werd er onderscheid gemaakt tussen vier thema’s waar het cultureel profiel één thema van was.31 Valentijn Byvanck, directeur van het Zeeuws Museum in Middelburg, vindt dat wanneer er uitgegaan wordt van een Nederlands cultureel profiel, in de uitvoering hiervan alleen de hoogtepunten centraal moeten staan. Volgens Byvanck houdt Nederland zich te veel bezig met het denken over de term identiteit, terwijl er daarentegen aandacht besteed zou moeten worden aan nieuwe typeringen van de Nederlandse identiteit. Het beleid zal zich ook moeten richten op de recente hoogtepunten van de kunst, waarmee vooroordelen over Nederland vanzelf worden tegengegaan. Daarmee draagt het bij aan de identiteitvorming zonder dat het beleid zich expliciet bezig houdt met identiteitsvorming. De directeur van het Van Abbemuseum, Charles Esche, vindt het idee dat er in Nederland zelf te weinig ruimte wordt gemaakt van de aanwezigheid van buitenlanders. Nederland laat zich kenmerken door een individualistische instelling, waardoor buitenlandse deelnemers in het kunstwezen zich geïsoleerd voelen. Doordat de Nederlandse deelnemers zich niet of 31 Stichting Internationale Culturele Activiteiten. All that Dutch: over internationaal cultuurbeleid. Amsterdam, 2005. 13 nauwelijks lijken te mengen met de buitenlanders, zoeken de buitenlandse deelnemers elkaar op. Met betrekking tot invulling van het profiel vindt hij dat er sinds de jaren ’80 een conservatieve draai heeft plaatsgevonden. Het experimentele karakter is verloren gegaan of naar de underground gegaan en het verlangen naar een conservatieve positie is groter geworden. Aaron Betsky, directeur van het Nederland Architectuurinstituut, gaat in het essay uit van het idee dat een profiel maakbaar is. De visie die hij uitdraagt betreft met name de architectuur en vormgeving. Trots mag Nederland zijn met het verworven profiel op dit gebied. Historisch gezien heeft Nederland het altijd al goed gedaan in het samenbrengen van architectuur, kunst en vormgeving en heeft het beleid hier goed op in gespeeld door decentraal en doelgericht de presentatie van Nederlands werk in het buitenland te ondersteunen, maar ook door Nederlandse vormgevers de kans te geven om het werk te tonen. Als laatst komt de visie van Jan Debbaut, hoofd van de afdeling Collecties van de Tate Gallery in Londen, aan bod. Hij is van mening dat er in Nederland wel goede kunst wordt gemaakt, maar dat Nederland internationaal niet bestaat. ‘Er is geen profiel’ constateert hij omdat er door Nederland te weinig wordt deelgenomen aan internationale netwerken. Dat het profiel een maakbaar zou zijn is een illusie volgens hem en hier komt meer bij kijken dan een bak met geld ter beschikking stellen. Debbaut vindt ook dat culturele instellingen meer moeten samenwerken en coproducties in werking moeten stellen.32 De visies geven een beeld van wat het culturele veld nu zag gebeuren met betrekking tot de invulling van het cultureel profiel. Betsky geeft aan dat Nederland er goed aan heeft gedaan om de sector architectuur en vormgeving een prominente plaats te geven binnen het cultureel profiel van Nederland. De andere visies geven meer kritiek op de invulling van het cultureel profiel van Nederland. Het ministerie van BZ en OCW hebben de bundel All that Dutch niet zomaar voorbij laten gaan. In de brief Koers Kiezen: meer samenhang in het internationaal cultuurbeleid gaan de staatssecretarissen van BZ en OCW direct in op de visies uit het culturele veld die gepubliceerd zijn in de bundel.33 Naar aanleiding van de bundel wordt uiteengezet welke koerswijzigingen en instrumenten wordt ingezet om het beleid aan te scherpen. Om deze verscherping te bewerkstellingen hebben zij inbreng nodig van de sector zelf. Op dit punt heeft zich de ontwikkeling voorgedaan om een onderscheid te maken tussen praktisch en strategisch beleid. De ministeries hebben de stem van het culturele veld meegenomen voor het beleid vanaf 2006, Zoals eerder geconstateerd heeft dit geleid tot succes. 32 Stichting Internationale Culturele Activiteiten. All that Dutch: over internationaal cultuurbeleid. Amsterdam, 2005. 33 Staatsecretaris van Buitenlandse Zaken en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Koers Kiezen: Meer samenhang in het internationaal cultuurbeleid, (2006) 2. 14 Het Nederlands profiel Na op zoek te zijn gegaan naar de invulling van HGIS van het cultureel profiel van Nederland kan de volgende hoofdvraag beantwoord worden:” Op welke manieren heeft HGIS invulling gegeven aan het cultureel profiel van Nederland en hoe is het culturele veld hiermee omgegaan” Invulling aan het cultureel profiel van Nederland geven is een lastige kwestie. Tussen het beleid, de goedgekeurde projecten en het culturele veld wordt geen samenhangend strategie gehanteerd en is er geen sprake van een concreet profiel. Wel is er impliciet te herleiden dat versterking van het profiel inhield dat de sectoren waar kwaliteit lag meer aandacht kregen van de HGIS-C. De strategie om invulling te geven aan het cultureel profiel van Nederland was een goede poging, maar had geen eenduidig vertrekpunt. Waar de kern van het profiel, de Nederlandse identiteit, tot discussies leidde in die periode was de bruikbaarheid van het begrip profiel problematisch te noemen. Het beleid kwam nauwelijks terug op de invulling van het profiel, maar stelde alleen voorwaarden waar de versterking van het profiel een rol speelde. Het culturele veld heeft als het ware een noodkreet geuit met de publicatie van de bundel All that Dutch en verwoord hierin ook de kritiek die zij hadden. Hieruit blijkt dat het culturele veld ook moeite heeft met het geven van invulling aan het profiel. Ze dragen daarom andere strategieën aan om de branding van Nederland te verbeteren. In praktijk blijkt het cultureel profiel van Nederland geen bruikbare strategie te zijn, omdat een profiel al bestaat buiten het beleid om. Beïnvloeding van een profiel kan dus niet alleen met een beleid opstellen. De jaren die gebruikt zijn om het Nederlands cultureel profiel op te stellen, zijn niet voor niets geweest. In deze periode is de HGIS en het culturele veld naar elkaar toe gegroeid en weten zij wat ze van elkaar kunnen verwachten. Voor de toekomst kan dit betekenen dat de ontwikkelingen in het internationale cultuurbeleid van Nederland hier niet ophoudt. Vanaf hier kan het alleen maar beter worden. 15 Bronnenlijst Akkermans , A.H.M. van Helden, S. Scholten. Heldere Vensters: Evaluatie HGIScultuurprogramma 1998- 2006 en implementatie ‘Koers Kiezen’. Leusden, 2007. Beeld en Geluid, Het Wereld Kinderfestival 1998 http://zoeken.beeldengeluid.nl/internet/index.aspx?chapterid=1164&filterid=974&con tentid=7&searchID=1070692&columnorderid=1&orderby=1&itemsOnPage=10&defsortcol=12&defsortby=2&pvname=personen&pi s=expressies;selecties&startrow=1&resultitemid=2&nrofresults=52&verityID=/62913/ 63573/65714/118372@expressies. Commissies ministeries BZ en OCW en staatssecretaris van BZ en OCW, verslag van een algemeen overleg, 1999, kamerstuk 29 591 nr. 3. Duijvestijn, H. et al. Branding NL: Nederland als merk (Epe: Stichting Maatschappij en Onderneming, 2004). Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie, “De kunst van het internationaal cultuurbeleid” Rapport Ministerie van Buitenlandse Zaken, Den Haag, 2001. Ministerie van Buitenlandse Zaken, Begroting en memorie van toelichting Ministerie van Buitenlandse Zaken, 1997. Ministerie van Buitenlandse Zaken. HGIS- nota 2005. Den Haag, 2004. Ministerie van Buitenlandse Zaken. Nota: Homogene Groep Internationale Samenwerking. Den Haag, 1997. Ministerie van Buitenlandse Zaken. De kunst van het internationaal cultuurbeleid: evaluatie 1997- 2000. Den Haag, 2001. Minnaert, T. Drang naar samenhang (Boekman:2009). Nederlands Architectuurinstituut, Collectie Informatiesysteem ir. Hertzberger. http://zoeken.nai.nl/CIS/persoon/4147. Shahid, W.A.R., Beeldvorming: de verborgen dimensie bij internculturele communicatie.(Tilburg University Press, 1994). Staatssecretarissen van Buitenlandse zaken en Onderwijs,Cultuur en Wetenschap, Cultuurnota Koers Kiezen, 2001. Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Koers Kiezen: Meer samenhang in het internationaal cultuurbeleid, 2006. 16 Stedelijk Museum Amsterdam, Ceramic Millenium, 1998 http://www.stedelijk.nl/en/40051/ceramic-millenium. Stichting Internationale Culturele Activiteiten. All that Dutch: over internationaal cultuurbeleid. Amsterdam, 2005. Stichting Internationale Culturele Activiteiten, Informatie Internationaal Cultuurbeleid, 2003 http://www.sica.nl/content/nl-informatie-internationaal-cultuurbeleid-4. Stichting Internationale Culturele Activiteiten, Advies Statelijke Manifestaties, 2002 http://www.sica.nl/content/nl-advies-statelijke-manifestaties. Raad voor de Kunst. Advies internationaal cultuurbeleid.’s-Gravenhage, 1995. Raad voor Cultuur, Advies Culturele vertegenwoordiging in het buitenland, 2010. Wodak R. et al. The discursive construction of national identity (Edinburgh: Edingburgh University Press, 1998). 17