KMO-PROGRAMMA programma tot stimulering van innovatie

advertisement
HANDLEIDING
KMO-PROGRAMMA
programma tot stimulering van
innovatie bij kmo’s
Versie 2.1 / maart 2012
IWT
Ellipsgebouw
Koning Albert II-laan 35, bus 16
1030 Brussel
Tel. +32 (0)2 432 42 00
Fax +32 (0)2 432 43 99
www.iwt.be
1
INHOUDSTAFEL
Inleiding ...................................................................................................................................... 3
Begeleiding en voorbespreking (optioneel) . .............................................................................. 3
Belangrijke noot ......................................................................................................................... 3
Het kmo-programma gesitueerd in een ruimer kader van steun aan kmo’s ................................ 5
Algemene kenmerken van het kmo-programma ......................................................................... 7
Aanvragers, bedrijfspartners, onderzoekspartners en onderaannemers ..................................... 9
kmo-programma : 2 projectvormen ......................................................................................... 11
kmo-haalbaarheidsstudies ................................................................................................. 11
kmo-innovatieprojecten..................................................................................................... 13
Aanvaardbare projectkosten ........................................................................................ …….....15
Behandeling van de projectaanvraag .......................................................................... …….....18
Rechten en plichten bij de uitvoering van het project ................................................. …….....22
Bijlagen:
Toelichtingsdocument kmo-programma:
Voorbeelden van steunbare en niet-steunbare activiteiten
Algemene bepalingen kmo-haalbaarheidsstudie
2
Inleiding
In deze handleiding wordt uitgelegd wat het kmo-programma is, en hoe Vlaamse kmo’s van de
steunregelingen binnen dit programma kunnen genieten.
Deze handleiding omvat algemene informatie over het kmo-programma, de verschillende projecttypes
met hun belangrijkste kenmerken en modaliteiten. Achteraan de handleiding zijn de benodigde
aanvraagdocumenten toegevoegd.
Voor specifieke informatie over onder meer aanvaardbare kosten, verslaggevingswijze, ... wordt waar
nodig verwezen naar toelichtingsdocumenten en veel gestelde vragen (FAQ) op de website
(www.iwt.be). Het wordt aangeraden om regelmatig de website te raadplegen, teneinde steeds de
meest actuele versie van de handleiding en bijkomende informatie te bezitten.
Met overblijvende vragen na het doornemen van de handleiding en de informatie op de website kan
men terecht op het volgende adres :
IWT
kmo-programma
Ellipsgebouw
Koning Albert II-laan 35, bus 16
1030 Brussel
Tel. +32 (0)2 432 42 00
Fax +32 (0)2 432 43 99
[email protected]
De aanvragen worden naar hetzelfde adres gestuurd.
Begeleiding en voorbespreking (optioneel)
Binnen het Vlaamse innovatielandschap zijn vele organisaties en personen actief die de kmo op
gepaste wijze kunnen bijstaan bij hun ideevorming, hun vragen rond innovatie alsook inhoudelijk
kunnen begeleiden. Zij werden gegroepeerd onder het Vlaams InnovatieNetwerk (VIN). Een
overzicht van door het IWT gesteunde organisaties en initiatieven kan men terugvinden op
www.innovatienetwerk.be.
Ook de regionale innovatiecentra kunnen de kmo concreet helpen en gespecialiseerde begeleiding
aanbieden bij het definiëren van uw project en het opmaken van het aanvraagdocument. Het
dichtstbijzijnde centrum kan men vinden op www.innovatiecentrum.be.
Ook kan men steeds terecht bij het IWT om een voorbespreking van uw mogelijk projectvoorstel aan
te vragen. Een eenvoudig aanvraagdocument voor dergelijke bespreking is beschikbaar op de website
http://www.iwt.be/subsidies/documenten/aanvraag-voorbespreking-iwt-doc .
Belangrijke noot
Deze handleiding vervangt alle vorige handleidingen van het kmo-programma. De handleiding is
geldig vanaf mei 2012 en te gebruiken voor alle projecten ingediend vanaf deze datum.
Er wordt aangeraden om steeds de IWT-website te bekijken voor de meest actuele versie van de
handleiding.
Ten opzichte van versie 2.0/december 2010 werden de mogelijkheden voor samenwerking met
onderzoeksinstellingen in kmo-innovatieprojecten verduidelijkt, zodat de wijze van samenwerking
3
(uitbesteding bij een onderzoeksinstelling of samenwerking als onderzoekspartner) en de modaliteiten
van de samenwerking bij aanvraag duidelijk zijn.
Verder werd een toelichting en verklaring i.v.m. de fiscale voordelen voor kleine startende
ondernemingen opgenomen (YIC-maatregel (Young Innovative Company)).
Er wordt nu ook een richtcijfer voor het aantal pagina's en een maximaal aantal pagina's gegeven.
4
Het kmo-programma gesitueerd in een ruimer kader van
steun aan kmo’s.
Het IWT wil via het kmo-programma de Vlaamse kmo’s en startende ondernemingen een
laagdrempelig programma aanbieden ter aanmoediging en ondersteuning van innovatie (in producten,
processen en/of diensten). Innovatie vergt veelal een kennisbehoefte (technologisch of niet
technologisch) die gepast moet ingevuld worden. De activiteiten die bijdragen tot de invulling van
deze kennisbehoefte, worden financieel ondersteund binnen het kmo-programma.
Het kmo-programma is echter niet het enige instrument waarmee het IWT steun geeft aan kmo’s in
hun innovatietraject.
Zo kan een kmo voor grotere onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten ook steeds terecht binnen de
regeling voor O&O-bedrijfsprojecten. Verdere informatie en de handleiding hiervoor zijn
beschikbaar op de website (www.iwt.be) of via [email protected].
Aanvullend aan de financiering in het kader van een kmo-innovatieproject of een O&Obedrijfsproject, kan men een achtergestelde lening aanvragen. Deze aanvullende financiering vraagt
men
aan
bij
PMV-Innovatiemezzanine,
Participatiemaatschappij
Vlaanderen
(http://www.pmv.eu/nl/diensten/innovatiemezzanine).
Naast deze directe financieringsinstrumenten voor bedrijven, ondersteunt het IWT binnen het VISprogramma (Vlaamse InnovatieSamenwerkingsverbanden) ook VIS-trajecten waaraan men als kmo
kan participeren. De belangrijkste doelstelling van het VIS-trajecten programma is om vanuit een
concrete probleemstelling of vraaggedreven opportuniteit van een collectief van bedrijven,
innovatieve oplossingen aan te bieden die op korte termijn toepasbaar zijn en die een duidelijk
economisch effect realiseren bij de ruime doelgroep, in de eerste plaats Vlaamse kmo’s.
Ook kan een kmo als lid van een gebruikerscommissie op de eerste rij participeren in de opvolging
van collectieve onderzoeksprojecten bedoeld voor een bredere groep van bedrijven. Dergelijk
collectief onderzoek wordt uitgevoerd door een kennisinstelling en is gericht op het verwerven, het
bundelen en het vertalen van kennis tot bruikbare innovatietoepassingen voor de bedrijfswereld.
Een gelijkaardig initiatief vormen de TEchnologieTRAnsfer projecten uitgevoerd door instellingen
van hoger onderwijs (TETRA-fonds). Dit programma richt zich prioritair tot hogescholen en hanteert
eveneens gebruikerscommissies waaraan men als bedrijf kan participeren om de projecten op te
volgen.
Ook het programma Strategisch BasisOnderzoek (SBO) maakt gebruik van dergelijke
gebruikerscommissies.
Daarnaast ondersteunt het IWT ook meerdere competentiepolen en strategische onderzoekscentra die
de Vlaamse bedrijven met raad en daad kunnen bijstaan in hun innovatietraject.
Specifiek naar kmo’s gericht ondersteunt het IWT ook een netwerk van regioniale InnovatieCentra.
Per provincie zijn er een aantal innovatie-adviseurs actief die als missie hebben bedrijven en
ondernemers aan te moedigen en effectief te begeleiden naar efficiënt en duurzaam innoveren.
Meer informatie over al deze innovatie-instrumenten is te vinden op de website van het IWT
(www.iwt.be). Een overzicht van lopende projecten (collectief onderzoek, VIS, TETRA, …) alsook
van de betrokken
organisaties en contactpersonen kan
men terugvinden op
www.innovatienetwerk.be. De regionale innovatiecentra en hun lopende acties vindt men op
www.innovatiecentrum.be .
5
Tenslotte wordt hier ook verwezen naar de kmo-portefeuille van het Agentschap Ondernemen.
Binnen deze kmo-portefeuille kan men als kmo beroep doen op de zogenaamde
Technologieverkenningen. Een technologieverkenning omvat een technologische adviesverstrekking
door een door het IWT erkend kenniscentrum, en wordt financieel ondersteund met een subsidie van
75% op de externe kost van het adviesverstrekkende kenniscentrum, dit met een maximum steun van
€ 10.000 per kmo per kalenderjaar.
De technologieverkenningen kunnen ook ingezet worden om samen met de kennisinstelling een
voorbereidingstraject ten gronde (naar inhoud) voor een groter internationaal project (Europees
Kaderprogramma, Eureka, European Research Area (ERA) ...) uit te voeren.
Ook voor een technologietransfer traject in samenwerking met een erkend kenniscentrum en dat loopt
via het EEN-loket (Enterprise Europe Network Vlaanderen) bij het IWT kan een
technologieverkenning gebruikt worden. Voor meer informatie rond Europese programma’s en EEN
kan men terecht op www.europrogs.be respectievelijk http://een.iwt.be/ .
Voor de volledige details van deze Technologieverkenningen steunmaatregel en hoe deze aan te
vragen wordt verwezen naar de betreffende website van het Agentschap Ondernemen (www.kmo-
portefeuille.be).
6
Algemene kenmerken van het kmo-programma
In dit hoofdstuk worden de algemene kenmerken van het kmo-programma samengevat. Belangrijke
aspecten worden verder uitgediept in de volgende hoofdstukken.
Het kmo-programma biedt directe financiële steun voor kmo’s voor studies en projecten geïnitieerd
door die bedrijven, met als doel innovatieve producten, processen en/of diensten te ontwikkelen.
Binnen het kmo-programma moet innovatie begrepen worden als het tot stand brengen van een voor
de kmo nieuw (of vernieuwend) product, proces of dienst die een vernieuwing bij het bedrijf
vereist en die kan leiden tot een substantiële economisch toegevoegde waarde voor de Vlaamse kmo.
De activiteiten van kennisontwikkeling ten behoeve van deze innovatie kunnen binnen deze context
gesteund worden.
De vernieuwing en de betrokken kennisontwikkeling kunnen zowel technologisch als niettechnologisch van aard zijn.
De kennisontwikkeling kan door de kmo zelfstandig gebeuren (al dan niet gepaard gaande met
gepaste aanwerving van benodigde competenties) en/of in samenwerking met anderen
(onderzoeksinstellingen, bedrijven, onderaannemers).
Het kmo-programma vertoont de volgende algemene kenmerken :

Het programma staat open voor alle kmo’s met (toekomstige) activiteiten in het Vlaamse gewest,
die op termijn in Vlaanderen in voldoende mate economisch toegevoegde waarde zullen creëren
door toepassing van de resultaten van het project. Economisch toegevoegde waarde moet hierbij
begrepen worden als tewerkstelling en nieuwe investeringen in de eerste plaats bij de Vlaamse
vestiging van de kmo, maar ook bij zijn Vlaamse toeleveranciers en partners. Voldoende
toegevoegde waarde in Vlaanderen sluit absoluut valorisatie in het buitenland niet uit, laat staan
dat het export zou belemmeren.

De beoogde innovatie kan zowel technologisch als niet-technologisch van aard zijn. Ook komen
alle activiteiten die de nodige kennisverwerving voor de innovatie ondersteunen in aanmerking
voor steun, onafgezien van het feit of deze activiteiten op zich technologisch van aard zijn of
niet.

Alle kennis- en toepassingsdomeinen kunnen aan bod komen in het kmo-programma. Met
uitzondering van militaire toepassingen zijn er geen restricties op dat vlak.

Het kmo-programma staat permanent open voor het indienen van aanvragen. Elke aanvraag
wordt individueel behandeld, waarbij er gestreefd wordt om de doorlooptijd tot een beslissing
over de steun zo kort mogelijk te houden.

De behandeling van projecten is interactief, waarbij de aanvrager zo nodig de mogelijkheid krijgt
om zijn aanvraag te verbeteren in de loop van de behandelingsprocedure.
7
Concreet worden in het kmo-programma twee projectvormen aangeboden. Het overzicht hieronder
geeft bondig de belangrijkste kenmerken en modaliteiten van deze beide projectvormen weer. De
details worden verder in de handleiding gegeven.
kmo-haalbaarheidsstudie
studie ter voorbereiding van een verder natraject met een welbepaald innovatiedoel
maximum 12 maanden
minimaal € 10.000
subsidie van 50% van de aanvaarde kosten met een maximum steun van € 25.000,
te verhogen tot maximaal € 35.000 in geval de studie aansluit bij een
beleidsdoelstelling of in geval van een relevante substantiële externe kennisinbreng
Aantal maximaal 3 kmo-haalbaarheidsstudies (incl. O&O-haalbaarheidsstudies) kunnen
per kalenderjaar per bedrijf gesteund worden.
Definitie
Duur
Begroting
Steun
uitbreiding voor startende of jonge ondernemingen
Startende of jonge ondernemingen kunnen binnen een kmo-haalbaarheidsstudie ook de studie van
hun ondernemingsplan/businessmodel opnemen. Op die wijze kunnen zij een kmohaalbaarheidsstudie tot € 50.000 subsidie definiëren. Deze uitbreiding van de steun voor startende
of jonge ondernemingen kan maar éénmaal toegekend worden per bedrijf.
kmo-innovatieproject
project gericht op de concrete realisatie van een innovatie
maximum 24 maanden
minimaal € 50.000
subsidie van 35% (45% voor kleine ondernemingen) van de aanvaarde kosten met
een maximum steun van € 200.000, te verhogen tot maximaal € 250.000 voor
projecten die aansluiten bij een beleidsdoelstelling of die voorzien in een relevante
substantiële samenwerking met onafhankelijke bedrijven. De subsidie kan voor
startende kleine ondernemingen aangevuld worden met een achtergestelde lening
vanuit PMV-Innovatiemezzanine. De som van de IWT-subsidie en de PMV-lening
kan maximaal 80% van de aanvaarde projectkosten bedragen.
Aantal maximaal 2 kmo-innovatieprojecten kunnen per kalenderjaar per bedrijf gesteund
worden
Definitie
Duur
Begroting
Steun
8
Aanvragers, bedrijfspartners, onderzoekspartners en
onderaannemers
Het kmo-programma is enkel en alleen bedoeld voor Vlaamse kmo aanvragers. Vlaams betekent
hier dat het aanvragend bedrijf een exploitatiezetel in Vlaanderen heeft (of kortelings zal hebben) en
er economische activiteiten uitoefent (gaat uitoefenen). Ook ondernemingen actief in de social profit
sector kunnen aanvrager zijn mits zij een voldoende economisch valorisatiepotentieel met
toegevoegde waarde in Vlaanderen kunnen aantonen. Voorwaarde is ook dat het bedrijf beschikt over
een rechtspersoonlijkheid1 bij het ondertekenen van de overeenkomst.
Het aanvragende bedrijf moet voldoen aan de Europese kmo-definitie. Dit betekent:
 een onderneming met minder dan 250 werknemers;
 met niet meer dan € 50 miljoen jaaromzet óf niet meer dan € 43 miljoen jaarlijks balanstotaal;
 bij de berekening van beide bovenstaande criteria moet er tevens geconsolideerd worden wanneer
de onderneming geen zelfstandig bedrijf is: d.i. wanneer er een deelnemingsrelatie bestaat met
andere vennootschappen van 25% of meer van het kapitaal of de stemrechten. Een groter
aandeelhouderschap door risicokapitaalmaatschappijen, openbare participatiemaatschappijen,
universiteiten of onderzoekscentra zonder winstoogmerk, is evenwel toegestaan. Meer details in
verband met de juiste interpretatie van deze definitie kan u terug vinden op
http://www.iwt.be/glossary/term/69 en in het “toelichtingsdocument voor O&Obedrijfsprojecten: Omschrijving van een kmo en een ko”, eveneens te vinden op de iwt-website.
Kleine ondernemingen (ko’s) kunnen bij kmo-innovatieprojecten 10% extra steun verkrijgen. Ook
hier wordt de Europese definitie gevolgd. Dit betekent: een onderneming met minder dan 50
werknemers en met niet meer dan € 10 miljoen jaaromzet of balanstotaal. Bij consolidatie moet de
onderneming eveneens blijven voldoen aan deze definitie van een ko.
Voor startende of jonge ondernemingen bestaat er bij kmo-haalbaarheidsstudies een specifieke
steunmodaliteit die enkel voor hen van toepassing is (zie verder). Een startende of jonge onderneming
is gedefinieerd als een kleine onderneming die op het ogenblik van de steunaanvraag nog niet langer
dan 6 volledige jaren ingeschreven staat in de KruispuntBank van Ondernemingen (KBO).
De aanvraag kan gebeuren door een individuele Vlaamse kmo of door verschillende Vlaamse
bedrijven die samen het risico en de kosten van het project dragen (bedrijfspartners). Deze
bedrijfspartners delen dan ook gezamenlijk volgens onderling te maken afspraken de eigendoms- en
valorisatierechten op de potentiële projectresultaten. Mits de aanvragende kmo voldoende eigendomsen valorisatierechten bezit op de projectresultaten, is het toegestaan dat ook grote ondernemingen
participeren als bedrijfspartner in een projectaanvraag binnen het kmo-programma. Bij de berekening
van de subsidie zal er logischerwijze geen kmo-toeslag op het projectaandeel van deze grote
ondernemingen zijn.
Voor de uitvoering van een kmo-haalbaarheidsstudie of kmo-innovatieproject kan ook worden
samengewerkt met onderzoeksinstellingen zoals universiteiten, hogescholen, collectieve centra, …
Ook kunnen bepaalde taakpakketten uitbesteed worden aan andere bedrijven (onderaannemers).
Zowel de onderzoeksinstellingen als de onderaannemers kunnen zowel in het binnen- als in het
buitenland liggen. De aanvragende kmo (of aanvragende bedrijfspartners) draagt steeds de kosten van
deze onderzoeksinstellingen en onderaannemers, en kan deze voor steun inbrengen in het project.
De projecten kunnen ook deel uitmaken van een ruimer internationaal project met partijen buiten
Vlaanderen. Dit kan in de eerste plaats gebeuren in de context van netwerken zoals EUREKA of de
1
Voor een overzicht van de aanvaardbare rechtspersoonlijkheidsvormen (NV, BVBA, EBVBA, CV, VZW ...)
wordt verwezen naar de FAQ onder financiële steun op www.iwt.be
9
samenwerkingen gestimuleerd door de Europese Commissie in de European Research Area. Als
buitenlandse bedrijven een eigen valorisatierationale hebben en dus voor eigen rekening aan de
projecten deelnemen, zullen ze niet kunnen genieten van Vlaamse steun.
Specifiek : samenwerking met een onderzoeksinstelling in een kmo-innovatieproject.
De Europese regelgeving betreffende de Staatssteun op Onderzoek, Ontwikkeling en Innovatie2
bepaalt de principes voor samenwerking tussen bedrijven met onderzoeksorganisaties. Er worden
twee vormen van samenwerking met een onderzoeksorganisatie onderscheiden. In de eerste vorm gaat
het om uitbesteding en treedt de onderzoeksorganisatie op als een onderaannemer. Voor de prestatie
van de onderzoeksorganisatie betaalt het bedrijf de marktprijs voor deze prestatie of dient het
volledige kosten te vergoeden vermeerderd met een redelijke marge. In de tweede vorm gaat het om
een inhoudelijke samenwerking tussen bedrijf en onderzoeksorganisatie, worden er projectresultaten
uit het onderzoek van deze laatste gegenereerd welke vatbaar zijn voor intellectuele
eigendomsrechten, en treedt de onderzoeksorganisatie op als onderzoekspartner. In dit geval vergoedt
het bedrijf de geleverde prestatie aan reële kost en komt daarenboven een regeling overeen in de
participatie van de eigendomsrechten op deze projectresultaten.
Deze participatie kan volgende vormen aannemen:
o eigendomsrechten bij het bedrijf met een billijke vergoeding naar de onderzoeksorganisatie bij
exploitatie van de projectresultaten;
o opdeling van de eigendomsrechten waarbij het bedrijf en de onderzoeksorganisatie elk
eigendomsrechten heeft op een verschillende groep van deelresultaten met toekenning van
domeinen voor (autonome) exploitatie. Ingeval van onmogelijkheid van opsplitsing van de
projectresultaten kan deze toekenning van domeinen voor (autonome) exploitatie ook binnen
een regime van gedeelde eigendomsrechten;
o eigendomsrechten op de projectresultaten bij de onderzoekinstelling met minstens een
gebruiksrecht op de benodigde projectresultaten voor het bedrijf;
o regeling van onverdeelde gemeenschappelijke eigendomsrechten op de projectresultaten bij het
bedrijf en de onderzoeksinstelling.
Bovenvernoemde opties zijn slechts voorbeelden. Diverse combinaties van de voorgestelde situaties
en andere opties waar de eigendomsrechten op de projectresultaten uit activiteiten van de
onderzoeksinstelling gedeeld worden zijn aanvaardbaar, voor zover deze niet strijdig zijn met de
doelstellingen van het betrokken programma en voor zover er een participatie in de projectresultaten
komende uit het onderzoek van de onderzoeksorganisatie wordt geregeld. Essentieel is dat het bedrijf
minstens over de nodige vrijheid beschikt om de geplande valorisatie waar te maken.
De samenwerkingspartners dienen de basisafspraken hierover bij indiening van de projectaanvraag bij
IWT kenbaar te maken. Het is evenwel in eerste instantie aan de onderzoeksorganisatie om te waken
over de correcte toepassing van de marktprijs voor een geleverde prestatie door deze
onderzoeksorganisatie. Bij uitbesteding is het aanbevolen om in de offerte melding te maken dat de
prestatie te leveren door de onderzoeksinstelling tegen marktprijs vergoed wordt. Meer
achtergrondinformatie is te vinden in het Toelichtingsdocument Regeling voor de kosten (versie
september 2011) en het Toelichtingsdocument beleidslijn: Gebruik van resultaten van IWT-gesteunde
projecten (versie december 2011).
2
Concreet betreft het de Communautaire Kaderregeling (Nr. 2006/C 323/01) van 30 december 2006
inzake Staatssteun voor Onderzoek, Ontwikkeling en Innovatie.
10
kmo-programma : 2 projectvormen
Kmo-haalbaarheidsstudies
Definitie en steunbare activiteiten
Een kmo-haalbaarheidsstudie is algemeen te definiëren als een studie die tot doel heeft betere en
onderbouwde inzichten op te leveren rond de mogelijkheden en de haalbaarheid van een innovatie. In
een ruimere context gedefinieerd kan een kmo-haalbaarheidsstudie ook aangewend worden om:
 een globaal ondernemingsplan/businessmodel in relatie tot het innovatieve idee te definiëren
(enkel voor startende en jonge ondernemingen en éénmalig toekenbaar – zie verder);
 een uitgebreid eerste innovatieplan voor de kmo op te stellen met eerste aanwerving van een
hooggeschoolde of met externe kennisinbreng;
 een onderzoeks- en ontwikkelingsproject van internationale samenwerking op te zetten in
het kader van internationale samenwerkingsprogramma’s zoals Eureka, Eurostars, ERA,
Europese kaderprogramma, ...
Typisch is een kmo-haalbaarheidsstudie een (voor)studie van beperkte omvang die tot doel heeft na
te gaan of en op welke wijze een innovatie het best kan gerealiseerd worden. Het resultaat van deze
(voor)studie laat de kmo toe om op een verantwoorde wijze te beslissen of er al dan niet zinvol kan
verdergegaan worden met de beoogde innovatie, en zo ja hoe. Met andere woorden, een kmohaalbaarheidsstudie levert in principe geen resultaten op onder de vorm van bijvoorbeeld een
prototype, maar daarentegen wel de noodzakelijke kennis (technologisch en niet-technologisch) om
gepast te kunnen starten met het vervolg van het innovatietraject. Dit kan dan een traject zijn van
verder onderzoek of ontwikkeling, al dan niet met steun van het IWT. Mogelijk kan de studie ook
uitwijzen dat een niet steunbaar engineeringstraject of een investering aangewezen is. Een andere
mogelijke conclusie is dat het beoogde innovatietraject stop gezet moet worden wegens niet haalbaar.
Welke richting voor het vervolgtraject de kmo-haalbaarheidsstudie finaal na uitvoering ervan ook
uitwijst, bij de start van de studie (en dus ook bij de evaluatie van het voorstel door het IWT) moet
deze duidelijk een potentieel bieden voor een begin van een ruimer innovatietraject met daarin een
relevant potentieel aan (steunbare) onderzoek- en/of ontwikkelingscomponenten.
Alle noodzakelijke kennisverwervende activiteiten die substantieel bijdragen tot een onderbouwde
definitie van dit vervolg-innovatietraject komen in principe voor steun in aanmerking. Dit kunnen
zowel technologische als niet-technologische activiteiten zijn. Voorbeelden van steunbare (en niet
steunbare activiteiten) zijn opgenomen in een apart toelichtingsdocument te vinden op de website van
het IWT en tevens bijgevoegd bij deze handleiding.
Startende en jonge ondernemingen kunnen daarnaast éénmaal een studie uitvoeren met als
hoofddoelstelling een globaal ondernemingsplan/businessmodel in relatie tot de beoogde innovatie te
definiëren. Tot de steunbare activiteiten binnen dat kader horen dan alle studiewerkzaamheden (incl.
externe inbreng) die noodzakelijke kennis opleveren nodig voor de opstelling van een onderbouwd en
doordacht ondernemingsplan en/of businessmodel. Ook het opstellen van dit plan zelf behoort tot de
steunbare activiteiten. Het implementeren van het ondernemingsplan en businessmodel valt echter
buiten het steunbare.
Omvang van een kmo-haalbaarheidstudie
Een kmo-haalbaarheidsstudie duurt maximaal 12 maanden.
De minimale begroting voor een kmo-haalbaarheidsstudie bedraagt 10.000 euro.
11
Omvang van de steun
De steun voor een kmo-haalbaarheidstudie is een directe toelage (subsidie) berekend op basis van de
aanvaardbare kosten. Het steunpercentage bedraagt 50%, en de steun bedraagt maximaal 25.000
euro.
Een verhoging van dit subsidieplafond tot 35.000 euro is mogelijk:
 indien de studie aansluit bij een beleidsdoelstelling (Duurzame Technologische Ontwikkeling
(DTO), Lucht- en Ruimtevaart (LuRu), Automobiel)3, en/of
 indien voorzien is in een relevante en substantiële externe kennisinbreng van derden4
(onderzoeksinstellingen, kenniscentra, onafhankelijke bedrijven (als bedrijfspartner of
onderaannemer), …).
Een startende of jonge onderneming kan éénmaal binnen een kmo-haalbaarheidsstudie ook een
ondernemingsplan/businessmodel gerichte studie in relatie tot een innovatie uitvoeren en daarbij
gepaste specifieke expertise inzetten. Voor dergelijke studies verhoogt het subsidieplafond van de
kmo-haalbaarheidsstudie tot maximaal 50.000 euro.
Indien de kmo-haalbaarheidsstudie voorbereidende studie-activiteiten gericht op een onderzoeks- en
ontwikkelingsproject van internationale samenwerking omvat, geldt als vuistregel dat de steun voor
het daarvoor voorgestelde takenpakket begrensd wordt op 10.000 euro, mogelijk hoger mits een
duidelijke en correcte motivatie.
Elke kmo kan tot 3 kmo-haalbaarheidsstudies (inclusief O&O-haalbaarheidsstudies5) gesteund hebben
per kalenderjaar.
3
Om de mogelijke extra steun wegens aansluiting bij een beleidsdoelstelling aan te vragen, raadpleegt men de
betreffende handleiding op de website (cfr. http://www.iwt.be/subsidies ) en voegt men de bijkomende
gevraagde informatie toe als bijlage aan het aanvraagdocument.
4 Dergelijke externe kennisinbreng moet relevant en voldoende substantieel zijn: de kosten van de externe partij
bedragen minstens 20% van de aanvaardbare studiekosten.
5 Zie de handleiding O&O-haalbaarheidsstudies op www.iwt.be voor meer informatie hieromtrent
12
Kmo-innovatieprojecten
Definitie en steunbare activiteiten
Kmo-innovatieprojecten zijn projecten die bijdragen tot het realiseren van een innovatie. Een
innovatie kan zowel de ontwikkeling van een volledig nieuw of een beduidend vernieuwend
(verbeterd) product, proces, dienst of concept omvatten. Innovatie of vernieuwing is daarbij te
interpreteren als vernieuwend voor het bedrijf met een duidelijke impact op de bedrijfsactiviteiten.
Met andere woorden, projecten zonder een duidelijk aantoonbare meerwaarde of “me too”-projecten
(kopiëren van wat reeds bestaat bij anderen) voldoen niet aan de definitie van een kmoinnovatieproject.
Verder worden kmo-innovatieprojecten getypeerd door het feit dat de beoogde innovatie vereist dat de
onderneming nieuwe kennis (technologische en/of niet-technologische) ontwikkelt, vergaart en/of
creatief en intelligent toepast. Het louter toepassen van welgekende bedrijfseigen know-how volstaat
niet. Ten opzichte van de normale bedrijfsactiviteiten en courante vernieuwingsprocessen moet het
project duidelijk afwijken in werkwijzen, inhoud, beoogde resultaten en/of risico’s waarvoor kennis
moet opgebouwd worden.
Op voorwaarde dat engineeringactiviteiten voldoende creatief en intelligent zijn en afwijken van de
gebruikelijke werkwijzen (engineeringsactiviteiten) van het bedrijf, kunnen deze activiteiten toch in
aanmerking komen. Bijkomende vereiste hierbij is ook dat het product, proces, dienst of concept dat
men wenst te realiseren zeer duidelijk als innovatief en origineel te onderscheiden is van wat reeds op
de markt aanwezig is.
Wanneer de aanvragende kmo voor de uitwerking van zijn innovatief idee niet de nodige competentie
in huis heeft en verplicht is om een belangrijk deel uit te besteden, kan de kennisverwerving bij de
aanvrager zeer beperkt of moeilijk of niet aantoonbaar zijn. Indien de aanvragende kmo echter
voldoende kan aantonen dat hij op basis van dergelijk extern uitbesteed project, in staat zal zijn om
zijn potentieel en capaciteiten tot innovatie – m.i.v. de valorisatie ervan – te waarborgen/verbeteren,
kan dergelijk project mogelijk toch in aanmerking voor steun komen.
Het is duidelijk dat een kmo-innovatieproject het logische vervolg kan zijn op een kmohaalbaarheidsstudie. Er is echter geen enkele verplichting om eerst een dergelijke studie uit te moeten
voeren alvorens te starten met een kmo-innovatieproject.
Voorbeelden van steunbare (en niet steunbare) technologische en niet-technologische activiteiten
zijn terug te vinden in een apart toelichtingsdocument op de website van het IWT, en bijgevoegd als
bijlage aan deze handleiding.
Omvang van een kmo-innovatieproject
Een kmo-innovatieproject duurt maximaal 24 maanden.
De minimale begroting voor een kmo-innovatieproject bedraagt 50.000 euro.
Omvang van de steun
De steun voor een kmo-innovatieproject is een directe toelage (subsidie) berekend op basis van de
aanvaardbare kosten. Het steunpercentage bedraagt 35% (of 45% voor kleine ondernemingen), en de
steun bedraagt maximaal 200.000 euro.
Een verhoging van dit subsidieplafond tot 250.000 euro is mogelijk:
13


indien het innovatieproject aansluit bij een beleidsdoelstelling6 (Duurzame Technologische
Ontwikkeling (DTO), Lucht en Ruimtevaart (LuRu), automobiel, samenwerking met een
onderzoeksinstelling7), of
als binnen het project een relevante en substantiële samenwerking tussen minstens twee
onafhankelijke bedrijven8 bestaat. Voor dergelijke projecten wordt overigens 10% extra steun
toegekend bovenop het basissteunpercentage van 35% (of 45% voor kleine ondernemingen).
Een startende kleine onderneming (niet langer dan 6 volledige jaren ingeschreven bij de
KruispuntBank voor Ondernemingen) kan tevens de toegekende steun in een kmo-innovatieproject
aanvullen met een achtergestelde lening vanuit PMV-Innovatiemezzanine tot maximaal 80% van de
aanvaardbare projectkosten (zie hiervoor de betreffende informatie op de website van het IWT en op
http://www.pmv.eu/nl/diensten/innovatiemezzanine).
Elke kmo kan tot 2 kmo-innovatieprojecten gesteund hebben per kalenderjaar.
6
Om de mogelijke extra steun wegens aansluiting bij een beleidsdoelstelling aan te vragen, raadpleegt men de
betreffende handleiding op de website (cfr. http://www.iwt.be/subsidies ) en voegt men de bijkomende
gevraagde informatie toe als bijlage aan het aanvraagdocument.
7 Dergelijke samenwerking moet relevant en voldoende substantieel zijn: de kosten van de onderzoeksinstelling
bedragen minstens 20% van de aanvaardbare projectkosten.
8 Samenwerking met onafhankelijke bedrijven houdt in dat elk van de bedrijfspartners risico draagt en voor zijn
eigen aandeel in de projectkosten instaat. Geen van de bedrijfspartners heeft daarbij meer dan 70% budgettair
aandeel in de totale aanvaardbare projectkosten.
14
Aanvaardbare projectkosten
De aanvaarde begroting van het project vormt de basis voor de berekening van de subsidie.
Deze begroting moet worden opgesteld zoals uitgelegd in het aanvraagdocument. Welke kosten
aanvaardbaar zijn en hoe ze na afloop van de haalbaarheidsstudie of het innovatieproject bewezen
moeten worden, wordt in detail uitgelegd in het toelichtingsdocument “Regeling van de kosten”,
beschikbaar op de website www.iwt.be. Hieronder worden de belangrijkste principes uiteengezet.
In essentie omvat de begroting de personeelskosten van de bedrijfspartners (op basis van menskracht
en reële loonkosten), de overige kosten van de bedrijfspartners en de uitbestedingen bij
onderzoekspartners en onderaannemers.
Personeelskosten
Aanvaardbare personeelskosten zijn gedefinieerd als loonkosten van werknemers bij de
bedrijfspartners (al dan niet reeds in dienst of nog aan te werven) en/of bij deelnemende partners of
onderaannemers die een actieve en noodzakelijke bijdrage leveren tot de realisatie van de
projectdoelstellingen9. Het gaat hier om inzet van personeel die direct in relatie kan gebracht worden
met de vermelde steunbare activiteiten van kennisverwerving. Met andere woorden, personeel dat
ingezet wordt in een ondersteunende functie voor het project, zoals bijvoorbeeld
secretariaatsondersteuning,
projectboekhouding,
aankoop
en
besteldienst,
technische
onderhoudsdienst, ..., behoren tot de vaste kosten (overhead) van het project. Hun activiteiten kunnen
niet beschouwd worden als kennisverwervend. De kost hieraan verbonden is dus niet op te nemen
onder de rubriek personeelskosten, maar moet worden aanzien als een indirecte of vaste kost (zie
hieronder).
De aanvaardbare loonkost10 is gedefinieerd als de brutoloonkost met inbegrip van de verplichte
werknemers- en werkgeversbijdragen alsook de geldelijke extra-legale voordelen voor zover deze niet
afwijken van de normale praktijk bij het bedrijf. Winstafhankelijke uitkeringen zijn echter niet
aanvaardbaar. Eventuele verlagingen van de totale loonkost door fiscale maatregelen moeten
vooralsnog niet in rekening worden gebracht.
Indien gewenst kan de aanvrager de personeelskost ook eenvoudig berekenen als het reële brutoloon
verhoogd met 55% ter dekking van de werkgeversbijdragen, zonder dat dit verder verantwoord moet
worden.
Niet-personeelskosten
Niet-personeelskosten zijn onder te verdelen in directe en indirecte (vaste) kosten. Enkel kosten
exclusief B.T.W. worden hier aanvaard. Bij een kmo-haalbaarheidsstudie zijn deze nietpersoneelskosten eenvoudig te begroten als een vast percentage van 50% van de personeelskosten. Bij
kmo-innovatieprojecten kunnen deze ofwel eveneens eenvoudig als een vast percentage van de
9
Personeel dat ook nog elders dan bij het aanvragende bedrijf een betrekking heeft of activiteiten uitvoert of
van een aan loon gelijkgestelde vergoeding geniet, kan niet voor een hogere bezettingsgraad in de studiekosten
begroot worden dan het percentage tijd dat men niet voor deze derden actief is.
10 Voor startende ondernemingen kan aanvaard worden dat een conventionele personeelskost wordt ingebracht
door de bedrijfsleider die niet ingeschreven is als personeelslid of die zichzelf een lager loon uitbetaalt dan
normaal verantwoord zou zijn gezien zijn functie. Deze kost wordt in elk geval beperkt tot € 5.000 per
aanvaarde mensmaand.
In het geval van zelfstandige bedrijfsleiders, managementvennootschappen of consultancy bedrijven kunnen de
reële kosten (facturen) worden ingebracht. IWT kan echter excessieve kosten a priori niet aanvaarden. In het
bijzonder voor startende bedrijven is de aanvaardbare kost voor bedrijfsleiders e.d. die op die wijze vergoed
worden beperkt tot € 5.000 per mensmaand.
15
personeelskosten begroot worden (tot maximaal 50%), ofwel mits detaillering van deze kosten tot
maximaal 80% van de personeelskosten. Hieronder volgt een bondig overzicht van dergelijke
detaillering.
Directe kosten omvatten enerzijds kosten voor werkingsmiddelen (onderdelen en grondstoffen voor
het prototype, testmateriaal, verbruik van gereedschappen (frezen, lasstaven, ...),
onderaanneming/toelevering van specifieke stukken, onderdelen of activiteiten (adviezen,
standaardtesten, ...), reiskosten, ... Deze kosten kunnen integraal, d.w.z. aan 100% volle kost, geboekt
worden op de projectbegroting.
Anderzijds omvatten directe kosten ook duurzame uitrustingsgoederen: goederen die noodzakelijk
zijn en specifiek aangekocht worden voor het project, maar die tevens ook buiten het project nog
inzetbaar zijn binnen de onderneming. Dergelijke uitrustingsgoederen kunnen geboekt worden op de
projectbegroting à rato van hun afschrijvingswaarde. Het IWT hanteert een standaard
afschrijvingsperiode van 3 jaar voor computerapparatuur met een max. aankoopprijs van € 15.000 en
5 jaar voor ander materieel (bijv. labo-toestellen, meetapparatuur, ...). Productieapparatuur komt niet
in aanmerking, evenals gebouwen en investeringen in algemene infrastructuur.
Indirecte kosten, ook wel vaste kosten genoemd, zijn kosten van algemene ondersteunende aard, zoals
onder andere reeds hoger vermeld : secretariaatswerking, aankoopdienst, boekhouding, verwarming,
huur, enz. Indirecte kosten kunnen forfaitair op maximum 20% van de personeelskosten berekend
worden.
Onderaannemingen
Kosten voor onderaannemingen (vanaf € 5.000) kan men apart begroten los van de eigen personeelsen niet personeelskosten als deze onderaannemingen direct bijdragen tot de kennisverwerving of ze
specifieke taken voor het project omvatten (maatwerk). De aankoop van standaardmateriaal,
componenten, diensten en dergelijke valt hier dus niet onder en moet in de eigen nietpersoneelskosten volgens het principe van max. 50% (of eventueel bij kmo-innovatieprojecten tot
max. 80%) van de personeelskost opgenomen worden. Belangrijk is dat de gegrondheid van een kost
van een onderaanneming wordt aangetoond (bijv. via offertes) en/of dat een onderbouwing wordt
geleverd aan de hand van te leveren prestaties en eenheidskosten.
Dossiervoorbereidingskost
De kosten ter voorbereiding van de projectaanvraag bij het IWT kunnen apart begroot worden. Deze
dossiervoorbereidingskost is beperkt tot maximaal 10% van de totale projectkost, met een maximum
van 3.000 euro.
Kosten gerelateerd aan intellectuele eigendom
Mits niet reeds gesteund in een voorafgaandelijk IWT-project (bijv. in een kmo-haalbaarheidsstudie)
kan de kost van een voorstudie gericht op het analyseren van intellectuele eigendom tot maximaal
2.000 euro ingebracht worden als voorbereidingskost bij een kmo-innovatieproject. De aanvraag
omvat dan bijkomend een voorbereidingsrapport met de resultaten van de octrooiliteratuurstudie.
Bij een kmo-haalbaarheidsstudie is het inbrengen van dergelijke octrooivoorstudiekost als een aparte
kostenpost niet mogelijk. Natuurlijk is het uitvoeren van octrooivoorstudie als activiteit op zich een
steunbare activiteit binnen een kmo-haalbaarheidsstudie, en kunnen de ermee overeenstemmende
personeelskosten en niet-personeelskosten in de begroting opgenomen worden.
Met betrekking tot steun op de voorbereidingskosten en de indieningskosten voor het nemen van
intellectuele eigendomsrechten voor de beoogde innovatie, is voorzien dat deze kan aangevraagd
16
worden via een aparte korte aanvraag tijdens of tot 6 maanden na afloop van de betrokken studie of
innovatieproject. De steun geldt voor alle titels van bescherming van intellectuele eigendom waarvoor
een formele verlenings- of registratieprocedure moet worden gevolgd (dus octrooien, merken, maar
ook kwekersrechtcertificaten, maar niet: auteursrechten). Meer informatie is te vinden in de specifieke
handleiding op de IWT-website, waar tevens het aanvraagformulier beschikbaar wordt gesteld (zie:
http://www.iwt.be/subsidies/extrasteun/ie-subsidie ). De steun op de aanvaardbare kosten voor het
nemen van intellectuele eigendomsrechten wordt berekend aan de hand van het toegekend
steunpercentage voor de kmo-haalbaarheidsstudie of kmo-innovatieproject waar deze betrekking
hebben. De aanvaardbare kost is beperkt tot 20.000 euro. Enkel externe kosten (formele
proceduretaksen + kosten van de optredende gemachtigde) zijn aanvaardbaar.
Retro-activiteit van aanvaardbare kosten
Belangrijk is dat de steun aan een kmo-haalbaarheidsstudie en kmo-innovatieproject niet retro-actief
kan verleend worden. Dat wil zeggen dat, met uitzondering van de voorbereidingkost voor de opmaak
van het dossier en de eventuele octrooivoorstudiekost, activiteiten die in het verleden reeds werden
uitgevoerd niet voor steun in aanmerking komen. Concreet kunnen slechts kosten aanvaard worden
vanaf de in het aanvraagdocument opgegeven startdatum, die ten vroegste met de eerste van de maand
waarin u het volledige aanvraagdocument voor de kmo-haalbaarheidsstudie of het kmoinnovatieproject bij het IWT indient, kan samenvallen
17
Behandeling van de projectaanvraag
Indienen van de aanvraag
Voor advies begeleiding bij de indiening van een aanvraag kan men zich eventueel laten bijstaan door
één van de 5 verschillende regionale innovatiecentra, die in elke Vlaamse provincie zijn
ondergebracht (zie www.innovatiecentrum.be) of door andere leden van het Vlaams
InnovatieNetwerk (VIN – zie www.innovatienetwerk.be) . In het bijzonder voor bedrijven die de
eerste maal een aanvraag indienen, maar zeker niet uitsluitend, kan dergelijke begeleiding nuttig zijn.
Maar het is absoluut geen verplichting noch vormt het een garantie op steun.
De mogelijkheid bestaat ook om vóór de uitwerking van de volledige steunaanvraag een verkennend
gesprek te hebben met een adviseur van het IWT (voorbespreking), op basis van een korte
projectbeschrijving. Het aanvraagdocument voor deze voorbespreking kan men in editeerbaar Wordformaat terugvinden op de IWT-website. De voorbespreking moet toelaten vragen te stellen en
eventueel de kans op steun beter in te schatten.
Projectaanvragen worden schriftelijk ingediend op basis van het daartoe bestemde aanvraagdocument
voor een kmo-project. Dit document is te vinden in editeerbaar Word-formaat op onze website onder
de rubriek kmo-programma. Elektronische aanvragen zijn vooralsnog niet mogelijk.
De aanvraag mag in het Nederlands of het Engels opgesteld worden. Aanvragen kunnen elke dag van
het jaar ingediend worden.
Ontvankelijkheid en evaluatieprocedure
Elke aanvraag voor een kmo-haalbaarheidsstudie of een kmo-innovatieproject wordt direct na
ontvangst door het IWT gecontroleerd op de volgende elementen:
 Beantwoordt het aanvragend bedrijf aan de definitie van een kmo met exploitatiezetel in
Vlaanderen?
 Bevat de aanvraag de vereiste en voldoende informatie (cfr. het aanvraagdocument) om de
evaluatie correct te kunnen opstarten?
 Is voldaan aan de ontvankelijkheidsvoorwaarde dat nog geen andere overheidssteun werd
gevraagd of verkregen voor de aangevraagde kmo-haalbaarheidsstudie?
 Voldoet de onderneming aan de overheidsverplichtingen op sociaal, fiscaal en ecologisch vlak?
 Is voldaan aan de formele projectvoorwaarden betreffende de maximale duur van het project,
de minimale begroting, het aantal reeds gesteunde projecten op jaarbasis?
 Is de aanvraag ondertekend?
Binnen een termijn van 2 tot 3 weken na ontvangst wordt u door het IWT schriftelijk verwittigd van
het resultaat van deze controle en of de evaluatie van uw aanvraag al dan niet wordt opgestart.
Aan elke aanvraag worden een adviseur en een financieel adviseur toegewezen. Zij zullen de aanvraag
grondig met de aanvragende kmo bespreken.11 Tijdens dergelijke vergadering komen volgende
punten aan bod:
 een meer uitvoerige discussie over de geplande innovatie en gerelateerde
ondernemingsactiviteiten: markten, klanten, concurrenten, export, eigen onderzoek &
ontwikkeling, bedrijfsstrategie, ...;
11
Bij kmo-haalbaarheidsstudies gericht op de voorbereiding van een internationaal samenwerkingsproject
wordt standaard geen vergadering georganiseerd. Bij belangrijke onduidelijkheden of tekortkomingen in de
aanvraag zal door de projectadviseur wel (telefonisch) contact opgenomen worden met de aanvrager.
18

een gedetailleerde discussie over het projectvoorstel zelf, waarbij ook kan ingegaan worden op
vragen die u zelf nog heeft;
 eventueel een bezoek aan de bedrijfsruimtes.
In functie van de resultaten van deze bespreking bestaat steeds de mogelijkheid om zo nodig het
projectvoorstel bij te sturen of opnieuw in te dienen als er zich grondige herformuleringen opdringen.
De adviseur kan echter het project niet ten gronde herformuleren voor u (m.a.w. geen situatie van
“rechter” en “partij”).
Uw aanvraag wordt vervolgens beoordeeld door het IWT met advies door externe deskundigen
vertrouwd met kmo’s en het kmo-programma. In geval van een kmo-haalbaarheidsstudie worden deze
deskundigen schriftelijk bevraagd door het IWT. Uitzondering kan gemaakt worden voor startende of
jonge ondernemingen die hun ondernemingsplan en businessplan gerichte activiteiten ook mondeling
kunnen komen toelichten tegenover deze deskundigen. In geval van een kmo-innovatieproject is er
altijd de mogelijkheid voorzien om het projectvoorstel mondeling toe te lichten aan dit college,
waarbij men zich (zo gewenst) kan laten bijstaan door derden (industriële partner, onderzoekspartner,
intermediair, …).
De beslissing over de toekenning van subsidie aan uw project wordt door het IWT genomen op basis
van de globale evaluatie van de selectiecriteria.
Bij een normaal verloop mag u een behandelingstermijn verwachten van twee maanden tussen de
bevestiging van de opstart van de evaluatie van uw voorstel en de beslissing.
Selectiecriteria
Elke aanvraag voor een kmo-haalbaarheidsstudie of kmo-innovatieproject wordt beoordeeld op 2
dimensies: de kwaliteit van het projectvoorstel en de valorisatiemogelijkheden. Elke
beoordelingsdimensie heeft een gelijk gewicht in de eindbeoordeling van de studie of het project. Elke
dimensie is opgedeeld in een aantal subcriteria die beoordeeld worden.
Voor de eerste beoordelingsas (kwaliteit van het voorstel) zijn de subcriteria:
- originaliteit en innovatiegerichtheid;
- kennismeerwaarde voor de onderneming en bijdrage/relevantie van de studie of het project
hiertoe;
- kwaliteit van de uitvoering, haalbaarheid binnen het vastgestelde tijdsbestek en met de
voorgestelde middelen;
- competentie van de uitvoerders (en kwaliteit van de samenwerking).
Voor kmo-haalbaarheidsstudies wordt hieraan het criterium toegevoegd of de studie wel degelijk
aanleiding kan geven tot een potentieel steunbaar ruimer innovatie-natraject.
Voor kmo-innovatieprojecten wordt bijkomend het karakter van de voorgestelde projectactiviteiten
(onderzoek en ontwikkeling versus implementatie van nieuwe kennis versus creatieve en intelligente
toepassing van aanwezige know-how versus niet steunbare engineering e.a.) afgewogen.
De tweede beoordelingsas (economisch valorisatiepotentieel) omvat volgende subcriteria:
- potentieel tot economische activiteiten (groeipad/vernieuwingsgraad) en belang van de
studie/het project hiervoor;
- kansen/bedreigingen in de markt (extern voor het bedrijf);
- sterktes/zwaktes van de aanvragende onderneming (en eventuele bedrijfspartner(s));
- socio-economische impact in Vlaanderen (potentieel voor tewerkstelling en investeringen).
Voor de beoordeling van deze tweede dimensie (economisch valorisatiepotentieel) wordt er vanuit
gegaan dat de kmo-haalbaarheidsstudie (met inbegrip van het vervolgtraject) of het kmoinnovatieproject succesvol is uitgevoerd. Verder wordt er bij de beoordeling rekening gehouden met
de fase waarin het projectvoorstel (studie versus ontwikkeling) of de onderneming (starter of niet)
19
zich bevindt en de diepgang en onderbouwing van de informatie aangaande het latere
valorisatietraject die op dat moment redelijkerwijze kan verwacht worden.
Voor kmo-haalbaarheidsstudies die enkel als doel hebben een internationaal
samenwerkingsproject voor te bereiden is hiervan een vereenvoudigde set van criteria afgeleid.
Naast bovenvermelde beoordeling van de studie of het project wordt ook nagegaan of de aanvragende
kmo (en zijn eventuele bedrijfspartner(s)) voldoet aan eventuele overheids- en
vergunningsverplichtingen. Tevens worden de financieringscapaciteiten van de onderneming m.b.t.
het projectvoorstel nagegaan.
Ten slotte wordt ook geverifieerd, zo van toepassing, in hoeverre de aanvragende kmo (en zijn
bedrijfspartner(s)) vorige IWT-projecten correct uitvoerde, onder meer inzake informatieverstrekking,
inhoudelijke en financiële verplichtingen en verslaggeving.
Elk jaar wordt door de Raad van Bestuur van het IWT beslist in functie van de budgettaire
mogelijkheden en de verwachte steunvraag hoe de selectie van de projecten zal gebeuren. Dit
selectiviteitsmechanisme houdt rekening met de scores op de beide dimensies en met eventuele
prioriteiten. Aanvragen voor een kmo-innovatieproject worden ondergebracht in één van de volgende
3 categoriën: project gesteund, steun afhankelijk van de budgettaire ruimte op het einde in het
begrotingsjaar (de zgn. wachtlijn) of project dat niet voor steun in aanmerking komt. Kmohaalbaarheidsstudies worden ondergebracht in twee categoriëen: gesteund of niet gesteund.
Verdere gegevens over de wijze van beoordelen, de inhoud van de criteria en het scoremechanisme
staan in een toelichtingsdocument op de website van het IWT.
Herziening
De aanvrager kan een herziening vragen van een negatieve beslissing. Deze vraag tot herziening moet
ingediend worden binnen een termijn van 30 werkdagen na de beslissing en gebaseerd zijn op
duidelijke en verifieerbare elementen. Dit zijn ofwel concrete elementen die volgens de aanvragers
niet correct werden geapprecieerd, ofwel relevante aanvullende informatie die IWT niet tijdig kon
bereiken of die belangrijke bijsturingen betreft die tegemoet komen aan de bemerkingen van IWT.
Vanzelfsprekend moeten de aangebrachte elementen voldoende belangrijk zijn om de genomen
beslissing te kunnen wijzigen. De Raad van Bestuur van het IWT neemt een beslissing 30 werkdagen
na ontvangst van de vraag tot herziening. Als nieuwe externe deskundigen worden geraadpleegd,
wordt deze termijn met 30 werkdagen verlengd.
Voor een herziening moet het innovatiedoel hetzelfde blijven. Bij een grondige wijziging van het
innovatiedoel, kan wel een nieuwe aanvraag worden ingediend met alle normale modaliteiten
inclusief de regels met betrekking tot de startdatum en de periode van aanvaarding van de kosten.
Klacht
Bij ontevredenheid over de wijze van behandelen door IWT kan te allen tijde schriftelijk, mondeling
of elektronisch klacht worden ingediend. Deze klachten worden binnen de 45 dagen na ontvangst
behandeld.
Klachten over een negatieve beoordeling van een aanvraag kunnen slechts ingediend worden nadat
een vraag tot herziening van de beslissing is ingediend en behandeld.
20
Geheimhouding
Alle personeelsleden van het IWT, externe deskundigen en leden van de Raad van Bestuur zijn er toe
gebonden alle informatie vertrouwelijk te behandelen en geen gegevens aan derden mee te delen of
aan te wenden ter voordele van zichzelf.
Van de goedgekeurde projecten publiceert het IWT wel de bedrijfsnaam, de titel, startdatum en duur
van het project en de toegekende steun in het jaarlijkse IWT-Activiteitenverslag. Eventueel kan van
de goedgekeurde projecten een bondige samenvatting worden gepubliceerd, op te stellen in onderling
overleg met de aanvrager(s).
21
Rechten en plichten bij de uitvoering van het project
Overeenkomst (middelenverbintenis)
Na goedkeuring van de aanvraag wordt een overeenkomst afgesloten tussen het IWT en de
bedrijfspartners.
Voor een kmo-haalbaarheidsstudie bestaat deze overeenkomst eenvoudig uit het volledige en
gehandtekende aanvraagdocument enerzijds en het officiële antwoord van het IWT waarin de
goedkeuring tot steun wordt meegedeeld anderzijds. Met het indienen van het volledige en door de
aanvragende kmo en de eventuele derden gehandtekende aanvraag onderschrijft de aanvrager de
modaliteiten van een kmo-haalbaarheidsstudie en erkent hij hiermee de terzake geldende Algemene
Bepalingen te zullen naleven. Deze Algemene Bepalingen voor kmo-haalbaarheidsstudies zijn terug
te vinden als bijlage aan deze handleiding achteraan evenals op de website.
Bij een positieve beslissing over een kmo-innovatieproject wordt een overeenkomst opgemaakt
tussen IWT en de bedrijfspartners. De algemene voorwaarden voor IWT-steun zijn gepubliceerd op
de website. Essentiële elementen van de overeenkomst zijn de begroting, de steun, het innovatiedoel
en eventueel specifieke voorwaarden. De overeenkomst laat de aanvragers flexibiliteit om binnen die
contouren de aanpak van het project bij te sturen tijdens de uitvoering.
De hoofdverbintenis is een middelenverbintenis, waarbij de bedrijfspartners toezeggen de nodige
inspanningen te doen om met de overeengekomen middelen via onderzoeks- en
ontwikkelingsactiviteiten het beschreven innovatiedoel te bereiken en de resultaten te valoriseren.
In geval er door PMV-Innovatiemezzanine tevens een aanvullende achtergestelde lening aan het kmoinnovatieproject werd toegekend, zal PMV-Innovatiemezzanine zelf hiervoor een aparte
leningovereenkomst met de betrokken bedrijfspartner(s) opmaken.
Samenwerkingsovereenkomst
Tenzij het IWT dit expliciet als voorwaarde stelt bij de toekenning van de steun, en/of tenzij men een
afwijking wenst op de Algemene Bepalingen van een kmo-haalbaarheidsstudie, is er voor kmohaalbaarheidsstudies geen aparte samenwerkingsovereenkomst tussen bedrijfspartners en
onderzoekspartners nodig.
Als er in het kader van een kmo-innovatieproject meerdere bedrijfspartners samenwerken of als er
onderzoekspartners zijn, is er wel een onderlinge samenwerkingsovereenkomst nodig. De
samenwerkingsovereenkomst dient te worden opgesteld in uitvoering van de overeenkomst met IWT
en mag er op geen enkel moment mee in tegenspraak zijn.
De samenwerkingsovereenkomst dient minstens de volgende zaken te regelen :
 de aanduiding van de coördinator;
 modaliteiten zoals te leveren diensten of producten, kostenberekeningen, betalingsmodaliteiten
enz.;
 afspraken omtrent intellectuele eigendom (eigendoms- en gebruiksrechten, wijze van
bescherming, exploitatiestrategie,…);
 de procedure bij eventuele onderlinge geschillen;
 indien een onderzoeksinstelling is betrokken, moeten minstens de voor hen relevante
bepalingen uit de IWT-overeenkomst worden opgenomen.
In het bijzonder als de afspraken tussen partners een essentiële rol spelen bij de beoordeling van de
valorisatiemogelijkheden, zal IWT tijdens de behandeling van de aanvraag inzage vragen in de
onderlinge overeenkomsten. In elk geval dient vóór de beslissing van de Raad van Bestuur minstens
een intentieverklaring tussen de bedrijfspartners en onderzoekspartners voorgelegd te worden.
22
Behalve bij gemotiveerde uitzonderingen dient de ondertekende samenwerkingsovereenkomst aan
IWT te worden overhandigd binnen de 4 maanden na de verzending van de IWT-overeenkomst.
Uitbetaling van de steun
Voor kmo-haalbaarheidsstudies gebeurt de uitbetaling van de toegekende steun standaard in 2
gelijke schijven: een eerste schijf van 50% als voorschot na de beslissingsmelding en start van de
studie, en een tweede na verslaggeving en afsluiting van de studie. Voor kmo-haalbaarheidsstudies
gericht op de voorbereiding van een internationaal samenwerkingsproject gebeurt de uitbetaling van
de toegekende steun in 1 enkele schijf na bewijsvoering van effectieve indiening van het
internationale samenwerkingsprojectvoorstel en de nodige verslaggeving van de studie.
Bij kmo-innovatieprojecten gebeurt de uitbetaling van de toegekende steun in zesmaandelijkse
schijven, onder de vorm van voorschotten. De eerste schijf wordt betaald na ondertekening van de
overeenkomst en start van het project, en de laatste na de afsluiting van de uitvoering van het IWTproject. De kalender van de uitbetalingen en de voorwaarden die voor elke schijf moeten vervuld zijn,
zijn opgenomen in de overeenkomst.
Als er bij de uitvoering van het kmo-innovatieproject meerdere partners betrokken zijn, dienen
onderling afspraken te worden gemaakt over de financiering van het gedeelte van de begroting dat
niet door IWT wordt gedragen. Deze regeling zal ook gespecificeerd zijn in de
samenwerkingsovereenkomst. De betalingen door IWT zijn natuurlijk afhankelijk van de correcte
naleving van de afspraken.
Elk van de bedrijfspartners wordt rechtstreeks en individueel door IWT uitbetaald.
Onderzoekspartners kunnen evenwel geen rechtstreekse begunstigden zijn. De bedrijfspartners
betalen hun totale factuur, die deel uitmaakt van de aanvaardbare kosten van de bedrijfspartners
waarop ze subsidie ontvangen.
Het IWT kan steeds afwijken van hogervermelde betalingsschema’s in geval er bijzondere
voorwaarden gesteld zijn aan de toekenning van de steun.
Naast een correcte uitvoering van de kmo-haalbaarheidsstudie of het kmo-innovatieproject zijn het
naleven van de verslagverplichtingen en de meldingsplicht (m.b.t. onvoorziene en belangrijke
wijzigingen in de projectuitvoering) basisvoorwaarden voor uitbetaling.
Verslaggeving
De verslaggeving over het project bestaat standaard uit korte opvolgingsfiches12 bij elke
betalingsschijf en het verslag bij het einde van de uitvoering van het project. Kort samengevat bestaat
het eindverslag uit een bondige rapportering over de uitgevoerde activiteiten, geleverde prestaties,
behaalde resultaten en geactualiseerde valorisatievooruitzichten. Ook moet een financieel verslag
gemaakt worden van de reëel besteedde projectkosten. Een verslaggevingstemplate is terug te vinden
op de website onder de rubriek “documenten” bij kmo-haalbaarheidsstudies en -innovatieprojecten.
Bij de toekenning van de steun kan voorzien worden dat deze gekoppeld wordt aan een tussentijdse
evaluatie van bijvoorbeeld de gemaakte progressie in het project na een bepaald tijdsverloop. Dit zal
gemeld worden bij de beslissing over het project en tevens opgenomen worden in de overeenkomst als
een specifieke voorwaarde. Bij dergelijke tussentijdse evaluaties kunnen dan steeds specifieke
verslagen worden gevraagd.
12
Opvolgingsfiches zijn niet van toepassing bij kmo-haalbaarheidsstudies.
23
Tot slot wordt bij het einde van het project afgesproken welke informatie nog zal moeten geleverd
worden tijdens de valorisatieperiode. Standaard zal dit bestaan uit een korte opvolgingsfiche na 3
en/of 5 jaar na het einde van het project die het IWT zal uitsturen.
24
Bijlagen
Toelichtingsdocument kmo-programma :
Steunbare en niet-steunbare activiteiten
Algemene bepalingen kmo-haalbaarheidsstudie
Toelichtingsdocument kmo-programma :
Voorbeelden van steunbare en niet-steunbare activiteiten
Versie : januari 2010
Onderstaande lijsten van steunbare en niet-steunbare activiteiten in een kmohaalbaarheidsstudie en kmo-innovatieproject worden regelmatig gereviseerd en/of aangevuld
met bijkomende illustratieve voorbeelden. De meest actuele lijst met voorbeelden is terug te
vinden op de website van het IWT onder de rubriek kmo-programma.
Hieronder volgt een lijst van steunbare activiteiten het kmo-programma. Elk op zich zullen de
voorgestelde activiteiten moeilijk of niet een steunbare studie kunnen verantwoorden.
Daarentegen moet het geheel aan meerdere te combineren en in te plannen activiteiten
beschouwd worden, die leiden tot een voldoende grote kennisopbouw en die een substantiële
bijdrage leveren aan het innovatietraject.
Tot de steunbare activiteiten bij een kmo-haalbaarheidsstudie behoren onder meer:
 identificeren, analyseren, bestuderen van de mogelijke technische problemen,
invloedsparameters of belemmeringen;
 het uitvoeren van eerste berekeningen, verkennende (labo)proeven en simulaties;
 bijkomend het in detail definiëren van de doelstellingen, de taken, termijnen, financiële
planning, enz. van de innovatie;
 het verzamelen van aanvullende basisinformatie in vakliteratuur, in octrooibanken ...
 het uitvoeren van LCA (LevensCyclusAnalyse) studies;
 een technologische audit, een innovatiescan, het onderzoek van de noodzaak tot het
aantrekken van hoger geschoold technisch-wetenschappelijk personeel, en dergelijke
meer;
 het onderzoek naar de marktaspecten en gebruiksaspecten van de beoogde innovatie;
 de studie van terzake geldende normeringen en reglementeringen;
 de studie van aspecten van intellectuele eigendom; het nagaan van de benodigde freedom
tot operate;
 het verkrijgen van zekerheid over de medewerking van alle voor een succesvol project
benodigde partners;
 voorbereidende studie-activiteiten gericht op internationale samenwerking in het kader
van een project binnen het Europees kaderprogramma, Eureka, ERA, ...
 specifieke opleidingen voor het personeel dat de studie dient uit te voeren.
Bij een kmo-innovatieproject kan bovenvermelde lijst uitgebreid worden met onder meer:
 alle ontwerpactiviteiten (berekeningen, simulaties, tekeningen, ...) en functionele
designactiviteiten in het kader van het te ontwikkelen product, proces of dienst;
 het bouwen van een prototype of van proefopstellingen van het product, proces of dienst;
 alle voor de controle van de goede werking van het ontwerpvoorstel (prototype of
testopstelling) noodzakelijke proeven en verificaties;
 alle in functie van deze controle noodzakelijke door te voeren aanpassingen aan het ontwerp;
Ter verduidelijking van wat wel en niet kan, volgt hier een niet-limitatieve lijst van activiteiten
die niet voor steun in aanmerking komen:
 klassieke vertrouwde engineeringsactiviteiten (d.i. toepassing van aanwezige kennis op
maat van een specifieke klant of markt);
 het implementeren van het businessplan;
 marketingacties, promotie-activiteiten, ...
 bedrijfskundig advies in de ruime zin ten behoeve van een doorlichting en aanpassing van
de bedrijfsorganisatie (hiervoor kan men zich wenden tot het Agentschap Ondernemen);
 het aanleggen en uitschrijven van een administratief dossier (vergunning, norm,
verkrijgen label, enz.);
 de loutere uitbesteding van routinematige testen;
 activiteiten in het kader van kwaliteitsborgingsystemen; accreditatie-activiteiten;
homologatietesten; ...
 zoektocht naar kapitaalverschaffers ten behoeve van de financieringsnoden van het
bedrijf;
 algemene opleidingen;
 arbeidsmarktbemiddeling;
 investering en licentiename (wel de verdere kennis-verwerving op basis hiervan).
-
ALGEMENE BEPALINGEN
KMO-HAALBAARHEIDSSTUDIES
Versie 1.2 – 16/09/2010
Art.1.Ontvankelijkheidsvoorwaarden
Om in aanmerking te komen voor het verkrijgen van SUBSIDIE voor
het uitvoeren van een KMO-HAALBAARHEIDSSTUDIE dient het
BEDRIJF te voldoen aan de volgende voorwaarden :
a) rechtspersoonlijkheid hebben
b) voldoen aan de volgende drie formele criteria, op het eind van het
laatste afgesloten boekjaar:
- minder dan 250 werknemers tewerkstellen (voltijds-equivalenten)
- de jaaromzet overschrijdt niet de 50 miljoen EURO ofwel het
balanstotaal overschrijdt niet de 43 miljoen EURO
- het BEDRIJF wordt voor minder dan 25% rechtstreeks of
onrechtstreeks gecontroleerd (via kapitaal of stemrecht) door één
of meerdere bedrijven of investeerders die zelf geen KMO zijn.
Een groter aandeelhouderschap, evenwel beperkt tot minder dan
50%, door banken of investeringsmaatschappijen (GIMV, VIV,
...) wordt echter wel toegestaan. Eveneens is een KMO, het
BEDRIJF dat wegens de spreiding van het kapitaal het
onmogelijk is te weten in wiens handen het is, en het BEDRIJF
verklaart dat zij redelijkerwijs mag aannemen niet voor 25% of
meer in handen te zijn van een niet KMO.
c) een exploitatiezetel te hebben in het Vlaams Gewest
d) eerder geen enkele andere overheidssteun te hebben gekregen of zullen
krijgen voor de aangevraagde KMO-HAALBAARHEIDSSTUDIE
e)
voldoen aan de overheidsverplichtingen op sociaal, fiscaal en
ecologisch vlak
het niet meer relevant of zinvol zijn van de doelstelling van de KMOHAALBAARHEIDSSTUDIE zoals opgenomen in het aanvraagdocument.
Het BEDRIJF vraagt voorafgaandelijk voor hun uitvoering of toepassing
schriftelijk de toestemming van IWT over die acties die een oplossing bieden
voor bovenvermelde gebeurtenissen. Indien IWT geen antwoord geeft
binnen een periode van veertien werkdagen wordt de toestemming geacht te
zijn gegeven.
Art.4.Verslaggeving door het BEDRIJF
4.1 Het BEDRIJF verbindt er zich toe, uiterlijk twee maanden na de
einddatum, een verslag uit te brengen over de uitvoering van de KMOHAALBAARHEIDSSTUDIE. Dit verslag omvat :
- een nota met een beschrijving van de geleverde prestaties (ook van de
eventueel betrokken DERDEn) en de resultaten van de KMOHAALBAARHEIDSSTUDIE, aangevuld met een nota over het gevolg dat
aan de KMO-HAALBAARHEIDSSTUDIE zal worden gegeven.
- een financieel verslag van de gemaakte kosten, conform de geldende regels
beschreven in de handleiding in voege op datum van de projectaanvraag,
samen met de facturen van de betrokken DERDEn en een kopie van
betalingsbewijs van deze factuur.
- in geval van een KMO-HAALBAARHEIDSSTUDIE gericht op de
voorbereiding van een internationaal samenwerkingsproject: een exemplaar
van het ingediende projectvoorstel bij het internationale programma en het
bewijs van correcte indiening (acknowledgement of receipt)
4.2. Het BEDRIJF zal de bewijsstukken die te maken hebben met de
inhoudelijke
en
kostenverantwoording
van
de
KMOHAALBAARHEIDSSTUDIE bewaren gedurende de wettelijke termijn van
zeven jaar na goedkeuring van het financieel eindverslag.
4.3 Het BEDRIJF meldt in het verslag over de uitvoering van de KMOHAALBAARHEIDSSTUDIE de motieven die aanleiding hebben gegeven
tot eventuele onderbreking van de KMO-HAALBAARHEIDSSTUDIE. (cf.
6.4.c)
Art.2.Uitvoering van de KMO-HAALBAARHEIDSSTUDIE
Art.5.Betaling door IWT
De SUBSIDIE, die maximaal 50% van de aanvaarde kosten bedraagt,
wordt toegekend aan het BEDRIJF voor de uitvoering van de KMOHAALBAARHEIDSSTUDIE. Het BEDRIJF wendt die SUBSIDIE
enkel aan voor de betaling van de eigen prestaties van het BEDRIJF en
in voorkomend geval de prestaties van een of meerdere DERDE(N),
zoals beschreven in het aanvraagdocument §1 voor de uitvoering van de
KMO-HAALBAARHEIDSSTUDIE, eveneens beschreven in het
aanvraagdocument.
5.1 IWT staat in voor de betalingen van de SUBSIDIE. Met uitzondering
van KMO-HAALBAARHEIDSSTUDIES gericht op de voorbereiding van
een internationaal samenwerkingsproject waar de SUBSIDIE in één schijf
wordt uitgekeerd volgens artikel 5.2, wordt de SUBSIDIE uitgekeerd in
twee betalingen. Een eerste betaling, 50% van de voorziene SUBSIDIE, zal
als voorschot worden gedaan ten laatste veertien dagen na de formele
goedkeuring van de aanvraag door IWT en, indien van toepassing, na
goedkeuring door IWT van de invulling van de bijzondere voorwaarde zoals
vermeld in het schrijven van het IWT ter formele goedkeuring van de
aanvraag
De start- en einddatum van de KMO-HAALBAARHEIDSSTUDIE zijn
vastgelegd in het aanvraagdocument. De duur van de KMOHAALBAARHEIDSSTUDIE kan in geen geval langer zijn dan 12
maand.
Art.3.Opvolging van de KMO-HAALBAARHEIDSSTUDIE.
3.1 De correcte uitvoering van de KMO-HAALBAARHEIDSSTUDIE is
de verantwoordelijkheid van het BEDRIJF.
3.2 IWT heeft een algemene bevoegdheid tot controle en opvolging. In
die context kan het alle initiatieven nemen die redelijkerwijze nodig zijn,
bvb. het bezoeken van de plaatsen van uitvoering en het opvragen van
alle informatie ter controle. IWT heeft de mogelijkheid om de
werkelijkheid en de redelijkheid van de gemaakte kosten te onderzoeken
en op basis van dit onderzoek over de aanvaarding van de ingebrachte
kosten te beslissen.
3.3 Het BEDRIJF en met zijn toedoen ook de eventuele andere
betrokken DERDEN zullen aan deze controles en aan het verstrekken
van informatie voor de opvolging medewerken.
3.4 Het BEDRIJF meldt aan IWT onmiddellijk iedere gebeurtenis die
zeer ernstige gevolgen heeft op de ononderbroken of zorgvuldige
uitvoering van de KMO-HAALBAARHEIDSSTUDIE, in het bijzonder :
- de stopzetting van samenwerking met de DERDEN
5.2 Het saldo aan SUBSIDIE wordt afgerekend op basis van de werkelijk
gemaakte en door IWT goedgekeurde kosten, na overhandiging van het
volledig verslag zoals vermeld in artikel 4 aan IWT.
Art.6.Samenwerking met eventuele DERDE.
6.1 Opdracht van de DERDE.
De DERDE helpt de KMO-HAALBAARHEIDSSTUDIE mee uitvoeren en
is als dusdanig geïdentificeerd in het aanvraagdocument. De DERDE meldt
aan het BEDRIJF welke medewerkers belast zijn met de uitvoering van de
KMO-HAALBAARHEIDSSTUDIE. Wijzigingen in dit verband worden
schriftelijk aan het BEDRIJF gemeld.
6.2 Betaling van de DERDE
Het BEDRIJF betaalt de kosten voor de uitvoering van de KMOHAALBAARHEIDSSTUDIE gemaakt door de DERDE op basis van
facturatie. Eventuele voorafbetalingen kunnen in onderling akkoord worden
geregeld.
6.3 Verantwoording van kosten
De DERDE verantwoordt de aangerekende kosten door middel van een
factuur. In geval de DERDE een onderzoeksinstelling of kenniscentrum is,
dient de factuur de naam van de werknemer(s) van de DERDE die
instond(en) voor de begeleiding van het BEDRIJF en de door hen
gepresteerde dagen en hun dagkostprijs te vermelden.
6.4 Wederzijdse engagementen
a)
Het BEDRIJF en de DERDE erkennen dat de samenwerking bij de
uitvoering van de KMO-HAALBAARHEIDSSTUDIE een
essentiële voorwaarde is voor het welslagen ervan. Zij zeggen hun
volle medewerking toe en verbinden zich er toe voor de duur van de
KMO-HAALBAARHEIDSSTUDIE het nodige personeel,
gegevens, infrastructuur en andere middelen ter beschikking te stellen
zodat de KMO-HAALBAARHEIDSSTUDIE in optimale
omstandigheden kan verlopen.
b) Het BEDRIJF en de DERDE verbinden er zich toe alle product- en
procesgebonden informatie welke wordt uitgewisseld, strikt
vertrouwelijk te houden. Het BEDRIJF en de DERDE zullen deze
verplichting eveneens opleggen aan hun werknemers en
onderaannemers, die bij deze samenwerking worden betrokken.
c)
Het BEDRIJF en de DERDE leggen vooraf de begin – en einddatum
voor de samenwerking bij de uitvoering van de KMOHAALBAARHEIDSSTUDIE vast en melden dit bij de aanvraag aan
IWT. Zij kunnen hiervan slechts in onderling schriftelijk akkoord van
afwijken. Dit wordt door het BEDRIJF gemeld aan IWT bij het
verslag cf. 4.1.
6.5. Afspraken met betrekking tot het gebruik van bestaande kennis
De DERDE zal alle vooraf aan de KMO-HAALBAARHEIDSSTUDIE
ontwikkelde kennis, die beschikbaar is binnen zijn organisatie en alle eigen
ontwikkelde technieken, producten of processen die noodzakelijk zijn voor
het welslagen van de KMO-HAALBAARHEIDSSTUDIE inbrengen
tijdens de duur van zijn begeleiding bij de uitvoering van de KMOHAALBAARHEIDSSTUDIE
Het BEDRIJF erkent dat indien voornoemde inbreng aanwijsbaar en
betekenisvol bijdraagt tot een ontwikkeling die aan andere partijen kan
worden verkocht, het met de DERDE een billijke regeling zal afspreken ter
vergoeding van die inbreng. Nadere bepalingen kunnen onderling worden
afgesproken. Zij dienen evenwel gemeld aan IWT n.a.v. de verslaggeving
vermeld in punt 4.1.
6.6 Andere afspraken
Het BEDRIJF en de DERDE kunnen onderling nadere afspraken maken,
voor zover deze geen afbreuk doen aan deze algemene bepalingen. Deze
afspraken worden gemeld aan IWT.
Art.7.Verder gebruik van de resultaten.
7.1 Het BEDRIJF is de eigenaar van de resultaten van de KMOHAALBAARHEIDSSTUDIE.
7.2 Het BEDRIJF verbindt zich ertoe alle inspanningen te leveren die
redelijkerwijze mogen worden verwacht om de bereikte resultaten van
de KMO-HAALBAARHEIDSSTUDIE te valoriseren volgens de opties
omschreven in het projectvoorstel zoals goedgekeurd door IWT en
waarop de toekenning van de SUBSIDIE gebaseerd is.
Art.8.Publicaties en mededelingen.
8.1 Elke publicatie door het BEDRIJF of de DERDE betreffende de
KMO-HAALBAARHEIDSSTUDIE zal de vermelding dragen: "Project
verricht met steun van het Vlaamse gewest - IWT" in de taal van de
publicatie.
8.2 Het BEDRIJF geeft IWT de toelating de titel, de startdatum, de duur,
de STEUN en de bedrijfsnaam te publiceren.
Art.9.Adressering voor briefwisseling en
betalingen.
9.1 De briefwisseling en mededelingen aan IWT gebeuren aan IWT kmo-programma - Ellipsgebouw- Koning Albert II-laan 35 bus 16 1030 BRUSSEL.
10.1 De verplichtingen opgenomen in deze algemene bepalingen eindigen bij
uitbetaling van het saldo van de voorziene SUBSIDIE, met uitzondering van
de verdere valorisatie van de verkregen resultaten (cf. 7.2), het bijhouden van
de bewijsstukken (cf. 4.3) en de algemene bevoegdheid tot controle en
opvolging van IWT waaraan het BEDRIJF en de betrokken DERDEn te
allen tijde hun medewerking zullen blijven verlenen. (art 3).
10.2 Indien de DERDE in gebreke blijft zijn opdracht in het kader van de
KMO-HAALBAARHEIDSSTUDIE uit te voeren, neemt het BEDRIJF
onverwijld de nodige maatregelen om de samenwerking stop te zetten en
naar een passende oplossing te zoeken. Het BEDRIJF meldt dit aan IWT (cf.
3.4).
10.3 Onverminderd het bepaalde in art 10.2 kan het BEDRIJF, door een
gemotiveerd en aangetekend schrijven aan IWT voortijdig een eind stellen
aan de KMO-HAALBAARHEIDSSTUDIE.
10.4 In geval van voortijdige beëindiging van de KMOHAALBAARHEIDSSTUDIE, zal IWT, na onderzoek van de gegrondheid
en de onoverkomelijkheid van de aangehaalde redenen, de grootte van de
SUBSIDIE vaststellen in functie van de gemaakte kosten.
Art.11. Stopzetting of terugvordering van SUBSIDIE.
IWT kan de uitbetaling van de SUBSIDIE stopzetten en/of terugvorderen :
a)
wanneer het BEDRIJF zijn verplichtingen tot informatie en
verslaggeving, of tot medewerking aan de controle niet nakomt (cf. 4.1),
b) bij oneigenlijk gebruik van de SUBSIDIE of van daartoe betaalde
sommen, in het bijzonder bij een niet geoorloofde wijziging in
doelstelling (cf. 3.4),
c)
wanneer het BEDRIJF met het oog op het verkrijgen van de SUBSIDIE
onjuiste of onvolledige verklaringen heeft afgelegd,
d) wanneer het BEDRIJF zijn verplichtingen inzake valorisatie niet nakomt
(cf. 7.2),
e)
wanneer het BEDRIJF een gerechtelijke reorganisatie overweegt aan te
vragen en het deze intentie niet voorafgaandelijk aan IWT heeft gemeld,
f)
bij opheffing van de activiteiten, vrijwillige vereffening of faling van het
BEDRIJF of indien daartoe een curator, bewindvoerder of vereffenaar
wordt aangesteld
Bij beëindiging op grond van één van de redenen artikel 11.a tot artikel 11.d
zal
IWT
de
terugbetaling
van
alle
voor
deze
KMOHAALBAARHEIDSSTUDIE ontvangen sommen van het BEDRIJF
vorderen.
Bij beëindiging omwille van de redenen vermeld in artikel 11.e en 11.f zal
IWT de SUBSIDIE beperken tot die werkzaamheden die IWT
redelijkerwijze en billijkerwijze kan goedkeuren, rekening houdend met de
geleverde prestaties door de DERDE.
In voorkomend geval is het BEDRIJF toch verplicht alle geleverde prestaties
door
de
DERDE
in
de
uitvoering
van
de
KMOHAALBAARHEIDSSTUDIE te betalen.
Art.12.Betaling van de prestaties van de DERDE.
Onverminderd het bepaalde in artikel 3.4 en 10.2 tot 10.4 is het BEDRIJF
verplicht alle door de DERDE geleverde prestaties in uitvoering van de
KMO-HAALBAARHEIDSSTUDIE te betalen.
Art.13.Aansprakelijkheid.
De uitvoering van de KMO-HAALBAARHEIDSSTUDIE kan, in geen
geval, voor IWT om het even welke aansprakelijkheid meebrengen voor de
schade aan personen, goederen of bedrijven welke rechtstreeks of
onrechtstreeks voortspruit uit de uitvoering van de
KMOHAALBAARHEIDSSTUDIE.
9.2 De briefwisseling aan het BEDRIJF zal gericht worden aan de aan
IWT in het aanvraagdocument gemelde contactpersoon.
Art.14.Geschillen.
9.3 De betalingen gebeuren door overschrijving naar een aan IWT
gemeld rekeningnummer ten name van het BEDRIJF met de vermelding
van het nummer van de schijf.
Het BEDRIJF, en met diens toedoen ook de DERDE en IWT zullen de
geschillen die tussen hen ontstaan met betrekking tot deze algemene
bepalingen eerst in onderlinge verstandhouding pogen te regelen.
9.4 Voor de uitvoering van de KMO-HAALBAARHEIDSSTUDIE is
het BEDRIJF, de voor IWT enig aanspreekbare rechtspersoon.
Bij ontstentenis van een akkoord tussen het BEDRIJF en IWT zijn alleen de
rechtbanken van Brussel bevoegd om te oordelen over vorderingen
betreffende geschillen betreffende de uitvoering van deze algemene
bepalingen. Het Belgisch recht is van toepassing.
Art.10.Beëindiging van de KMOHAALBAARHEIDSSTUDIE.
Download