Concept Kadernota 2016 Uitgangspunten voor de praktijk Versienummer: 1.5 Datum: 27 februari 2015 Inhoudsopgave 1. Inleiding 1.1 Leeswijzer pag. 3 pag. 3 2. Algemeen 2.1 Omgevingsdienst Midden-Holland pag. 4 Wettelijke kaders 3.1 Omgevingswet 3.2 Privatisering bouwtoetsing en leges 3.3 Natuurbeschermingswet 3.4 Wijziging van de Wabo (Wet VTH) 3.5 Zwemwater pag. pag. pag. pag. pag. Bestuurlijke kaders 4.1 Evaluatie SER akkoord 4.2 Visie ondergrond pag. 8 pag. 8 Beleidsmatige kaders 5.1 Nota Bodembeheer 5.2 Convenant Bodem en Ondergrond 2016-2020 pag. 9 pag. 9 UItvoeringskaders 6.1 Gemeente Alphen aan den Rijn 6.2 Digitalisering bestuursrecht 6.3 Waterveiligheid pag. 10 pag. 10 pag. 10 3. 4. 5. 6. Kadernota 2016. Concept versie 1.5 5 6 6 6 7 2 van 10 1. Inleiding Voor u ligt de Kadernota 2016 van de Omgevingsdienst Midden-Holland. In deze nota schetsen wij de ontwikkelingen die vanaf 2016 mogelijk van invloed kunnen zijn op de uitvoering van de werkzaamheden van de Omgevingsdienst en het aanbod van producten naar de zes aangesloten gemeenten en de provincie Zuid-Holland. In de Kadernota 2016 zijn de vakinhoudelijke uitgangspunten geformuleerd om, gezamenlijk met de vastgestelde financiële kaders en het productenboek, de jaarprogramma’s 2016 vorm te geven. De jaarprogramma’s stellen we in het derde kwartaal 2015 op en bespreken we met de individuele deelnemers. Vooruitlopend op deze besprekingen stemmen we de financiële contouren (programmabegroting) voor de jaarprogramma’s in april 2015 met de aangesloten partijen af. De ontwikkelingen zoals beschreven in deze nota, passen binnen de financiële kaders zoals deze zijn afgesproken met de deelnemers. De financiële consequenties voor de optionele taken verschillen per deelnemer en zijn afhankelijk van de individuele afspraken. 1.1 Leeswijzer De ontwikkelingen zijn geschreven vanuit de optiek van de gemeenten en de provincie. Welke ontwikkelingen in het fysieke domein komen op onze opdrachtgevers af, waar moeten zij op inspelen en wat betekenen deze ontwikkelingen voor de uitvoering van de taken van de ODMH. Hoofdstuk 2 beschrijft een aantal algemene zaken ten aanzien van de Omgevingsdienst MiddenHolland. Hoofdstuk 3 beschrijft de wettelijke kaders die invloed gaan hebben op de werkzaamheden van de ODMH. Hoofdstuk 4 beschrijft de bestuurlijke kaders. Hoofdstuk 5 beschrijft de beleidsmatige kaders, waarna hoofdstuk 6 een aantal uitvoeringskaders vermeldt. Kadernota 2016. Concept versie 1.5 3 van 10 2. Algemeen 2.1 Omgevingsdienst Midden-Holland De Omgevingsdienst Midden-Holland (ODMH) draagt bij aan een veilige, duurzame en gezonde leefomgeving. Dit doen wij door milieutaken en bouw- en woningtoezichttaken uit te voeren in opdracht van de zes gemeenten en de provincie Zuid-Holland. De taken omvatten vergunningverlening, toezicht en handhaving van milieuregels, bouw- en woningtoezicht en advisering, ontwikkeling en uitvoering van duurzaamheidsbeleid. Daarnaast voert de dienst taken uit t.a.v. bodem, externe veiligheid, geluid- en luchtkwaliteit, archeologie, ecologie en milieueducatie. De dienst houdt ook toezicht op de kwaliteit en veiligheid van officiële zwemwaterlocaties voor het gehele grondgebied van de provincie Zuid-Holland en voert tevens voor de gehele provincie taken betreffende slootdempingen uit. Bij de ODMH werken per 1 januari 2016 ruim 200 medewerkers. De omgevingsdienst heeft vier afdelingen: Bedrijven, Expertise, Bouw- en Woningtoezicht en Bedrijfsvoering. De afdeling Bouw- en Woningtoezicht (BWT) voert de taken uit voor de gemeenten Bodegraven-Reeuwijk, Gouda, Zuidplas en Waddinxveen. De ODMH kenmerkt zich door een sterke bedrijfsvoering, het leveren van gedegen kwaliteit (ISO gecertificeerd) en veel kennis en ervaring met taken in de leefomgeving. Daarnaast vindt de omgevingsdienst de afspraken die gemaakt worden met de deelnemers erg belangrijk. Afspraak = afspraak, en hier houden wij ons als opdrachtnemer ook aan. Kadernota 2016. Concept versie 1.5 4 van 10 3. Wettelijke kaders 3.1 Omgevingswet De toekomstige omgevingswet wordt één van de grootste wijzigingen in de wetgeving betreffende het fysieke domein van de afgelopen decennia. De uitgangspunten van deze wet zijn participatie en integrale aanpak op basis van vertrouwen, met als doelen minder en overzichtelijkere regels, meer ruimte voor initiatieven van burgers en bedrijven en lokaal maatwerk. De wet bundelt 25 wetten, 120 sectorale AMvB’s en honderden ministeriële regelingen. De provincie is verplicht een omgevingsvisie en een omgevingsverordening op te stellen. Gemeenten hebben niet de verplichting een omgevingsvisie op te stellen, maar moeten wel een omgevingsplan hebben. Zowel de provinciale omgevingsverordening als het gemeentelijk omgevingsplan leggen algemene regels en vergunningplichten vast voor het gehele grondgebied. Er zullen vier AMvB’s worden ontwikkeld. Het ‘Omgevingsbesluit’ met daarin algemene en procedurele bepalingen, het besluit ‘Kwaliteit van de leefomgeving’ met daarin inhoudelijke normen die zich richten tot bestuursorganen en twee AMvB’s met uitvoeringsregels (waaronder het huidige Activiteitenbesluit en het Bouwbesluit). Mogelijk dat deze twee AMvB’s worden samengevoegd tot één AMvB. Naast deze AMvB’s, gereed in 2016, zal er een digitale ‘Laan van de leefomgeving’ worden ontwikkeld. Alle benodigde informatie die gebruikers (initiatiefnemers, belanghebbenden, bevoegd gezag) nodig hebben, zal in deze digitale omgeving te vinden zijn in zogenaamde ‘huizen’ (lucht, water, natuur, enz.) die door gegevensbeheerders worden aangeleverd. Welke rol regionale uitvoeringsdiensten, waaronder de ODMH, krijgen in relatie tot deze ‘Laan van de leefomgeving’ is op dit moment nog niet duidelijk, maar naar verwachting zal een deel van de gegevens die door de ODMH worden beheerd onderdeel gaan uitmaken van één of meerdere informatiehuizen. Conform planning van het Ministerie van I & M is het de bedoeling dat de Omgevingswet per 1 januari 2018 van kracht wordt, maar voordat het zover is, zal veel inspanning geleverd moeten worden door provincie, gemeenten en de ODMH om deze wet te implementeren binnen de eigen organisaties. Gezien het feit dat de Omgevingswet uitgaat van een integrale benadering aan de voorkant van het traject (participatie en besluitvorming), is de verwachting dat de ODMH wordt betrokken bij het implementatietraject en de latere uitvoering van de wet. Het tweede deel van de nieuwe geluidwetgeving (SWUNG2) voor provinciale wegen, waterschapswegen en gemeentelijke wegen zal gelijktijdig met de Omgevingswet in 2018 in werking treden. Naast het geluid van wegen, zal ook het beheren van het geluid van industrieterreinen wijzigen. Indien er meer informatie ter beschikking komt, wordt hierover met de gemeenten contact opgenomen. Ook de Wet bodembescherming zal in de Omgevingswet worden opgenomen. Regels worden geschrapt, aangepast of één op één overgenomen. Kadernota 2016. Concept versie 1.5 5 van 10 De ODMH kan, zowel voor de overdracht van kennis, als voor de verdere afstemming van procedures met provincie en gemeenten, een centrale rol binnen de regio gaan innemen. Ook bij de latere vormgeving van omgevingsvisie(s) en omgevingsplannen wordt verwacht dat de input van de ODMH onmisbaar zal zijn. Vanuit het Rijk zal de implementatie van de Omgevingswet mede gefaciliteerd gaan worden. 3.2 Privatisering bouwtoetsing en leges In 2016 wordt gestart met de privatisering van het bouwtoezicht. Marktpartijen krijgen meer verantwoordelijkheid voor de kwaliteitsborging en veiligheid van een bouwwerk. Gecertificeerde bouwplantoetsers en controleurs nemen het werk van de gemeentelijke ambtenaar over. De markt toetst zelf bouwplannen aan de bouwtechnische voorschriften van het Bouwbesluit en houdt toezicht op de uitvoering ervan. In 2016 zal het in de eerste fase gaan om de ‘lichtere’ vergunningplichtige bouwwerken, mits ze voldoen aan de standaarden uit het bouwbesluit. Naar verwachting zal eind 2016 deze eerste fase geëvalueerd worden en bepaald worden hoe het vervolgtraject er uit gaat zien. Uiteindelijk doel is de geprivatiseerde bouwtoetsing op te nemen in de toekomstige Omgevingswet. Gezien de mogelijke impact op de uitvoerende werkzaamheden van de ODMH, zal de dienst de privatisering van taken nauwgezet volgen en in overleg met gemeenten en provincie voorstellen doen hoe om te gaan met deze ontwikkelingen. De toekomstige impact zal mede afhangen van de keuzes die landelijk gemaakt worden als gevolg van de evaluatie eind 2016. In 2015 komt de Minister met een voorstel voor een nieuwe legesstructuur, rekening houdend met de invoering van de eerste stap in de private kwaliteitsborging. Op basis hiervan zal de ODMH de vier BWT-gemeenten adviseren hoe hier mee omgegaan kan worden, mede in het licht van het feit dat dan ook alle gemeenten op basis van p x q de taken afnemen. 3.3 Natuurbeschermingswet Het kabinet brengt de Natuurbeschermingswet, de Flora- en faunawet en de Boswet in één wet onder. Deze wet treedt in 2015 in werking. Een van de gevolgen van deze wet is dat toezicht en handhaving betreffende natuuraspecten van een gemeentelijke omgevingsvergunning een taak gaat worden voor gemeenten. In 2016 moet dit vormgegeven zijn. De ODMH kan voor de gemeenten een voorstel voorbereiden hoe deze verandering van de natuurwetgeving te implementeren. Uiteindelijk zal ook de nieuwe Natuurbeschermingswet worden opgenomen in de Omgevingswet. 3.4 Wijziging van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wet VTH) Waarschijnlijk per 1 januari 2016 zal hoofdstuk 5 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht worden gewijzigd. Door deze wijzigingen worden de regionale uitvoeringsdiensten wettelijk geborgd. De RUD’s zijn ingesteld als een openbaar lichaam en voeren minimaal het basistakenpakket uit. Gemeenten en provincies zijn verplicht voor de uitvoering van het takenpakket door regionale uitvoeringsdiensten regels te stellen om een goede kwaliteit voor deze werkzaamheden te waarborgen. Uitgangspunt is dat per 1 jan. 2016 de verordening voor het kwaliteitsniveau van de ODMH door gemeenten en provincie is vastgesteld en de ODMH in 2016 voldoet aan dit kwaliteitsniveau. Dit kwaliteitsniveau moet gelijk zijn binnen het gehele werkgebied van de ODMH. Kadernota 2016. Concept versie 1.5 6 van 10 Met de huidige VTH nota milieu en de uniformering van het Bouw- en Woningtoezicht welke in 2015 wordt vormgegeven, zijn de bouwstenen voor deze verordening aanwezig. De gemeentelijke risicovolle bedrijven (BRZO en RIE-4) verschuiven als gevolg van de op stapel staande wijzigingen op termijn mogelijk naar het provinciaal bevoegd gezag. 3.5 Zwemwater Per juli 2015 treedt het nieuwe Besluit hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden in werking. Voor zover nu bekend uit de conceptversie, bevat het nieuwe besluit 2 overgangstermijnen: een half jaar voor het voldoen aan de nieuwe parameters voor water- en luchtkwaliteit en een periode van anderhalf jaar voor het maken van een risicoanalyse met betrekking tot veiligheid en hygiëne en het opstellen van een beheersplan op basis van deze analyse. Tijdens de controles moeten de documenten beoordeeld en gecontroleerd worden. Ook zal de werkwijze van de controle veranderen. Nu wordt gekeken of het zwembad voldoet aan de vereisten (veelal middelvoorschriften) uit het huidige besluit. Het nieuwe besluit kent veel meer doelvoorschriften en er zal dus beoordeeld moeten worden of de exploitant voldoende maatregelen heeft getroffen om aan de doelstelling te voldoen. Om deze nieuwe manier van controleren eigen te maken en door te voeren zal meer tijd nodig zijn voor het uitvoeren van de controles. Consequentie van bovenstaande ontwikkeling is dat de uitvoering van de zwemwatertaken in 2016 meer tijd zal gaan kosten dan de huidige werkzaamheden. Kadernota 2016. Concept versie 1.5 7 van 10 4. Bestuurlijke kaders 4.1 Evaluatie SER akkoord In het ‘Energieakkoord voor duurzame groei” is de basis gelegd voor een breed gedragen, robuust en toekomstbestendig energie- en klimaatbeleid. Het akkoord biedt een langetermijnperspectief met afspraken voor de korte en middellange termijn. Partijen zetten zich in om de volgende doelen te realiseren: Een besparing van het finale energieverbruik met gemiddeld 1,5 procent per jaar; 100 PJ aan besparing in het finale energieverbruik van Nederland per 2020; Een toename van het aandeel van hernieuwbare energieopwekking (4 procent in 2013) naar 14 procent in 2020; Een verdere stijging van dit aandeel naar 16 procent in 2023; Tenminste 15.000 voltijdsbanen, voor een belangrijk deel in de eerstkomende jaren te creëren. In 2016 vindt een evaluatie van het akkoord plaats, waarbij de voortgang wordt beoordeeld en over het vervolg wordt besloten met het oog op het bereiken van de in het akkoord overeengekomen doelstellingen, inclusief het verkennen van aanvullende maatregelen. De Rijksoverheid neemt daartoe het voortouw. Daarbij zal rekenschap worden gegeven van het belang van lange termijn consistentie ten behoeve van het behoud van een goed investeringsklimaat. Vanuit diverse projecten draagt de ODMH bij aan het bereiken van de doelstellingen en zal dus in 2016 eventueel benodigde informatie verlenen t.b.v. de evaluatie. 4.2 Visie ondergrond Door een aantal gemeenten is aan de ODMH gevraagd een visie op de ondergrond te ontwikkelen. Indien gewenst kan de ODMH in 2016 voor de gehele regio Midden-Holland een visie op de ondergrond ontwikkelen. Kadernota 2016. Concept versie 1.5 8 van 10 5. Beleidsmatige kaders 5.1 Nota Bodembeheer Het huidige gebiedspecifieke beleid voor grond en bagger is in de regio Midden-Holland nog geldig tot en met medio 2016. Dit betekent dat in 2015 een start wordt gemaakt met het opstellen van een nieuwe bodemkwaliteitskaart en bijbehorende Nota Bodembeheer om deze in 2016 in werking te laten treden. De gemeente Alphen aan den Rijn en mogelijk de gemeente Zoetermeer zullen aanhaken bij de bodemkwaliteitskaart en de Nota Bodembeheer. 5.2 Convenant Bodem en Ondergrond 2016 – 2020 Het ‘Convenant bodemontwikkelingsbeleid en aanpak spoedlocaties’ uit juli 2009 eindigt op 31 december 2015. Omdat het convenant een goede basis voor samenwerking is gebleken hebben het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, het IPO, de VNG en de Unie van Waterschappen besloten om vervolgafspraken te maken en deze vast te leggen in een nieuw ‘Convenant Bodem en Ondergrond’ voor de periode 1 januari 2016 t/m 31 december 2020. De ambitie is dat aan het eind van de convenantperiode: De gevallen van ernstige bodemverontreiniging met onaanvaardbare humane, ecologische of verspreidingsrisico’s (‘spoedlocaties’) zijn gesaneerd of de risico’s in elk geval beheerst; In nader te bepalen gebieden minimaal de hoofdlijnen van een aanpak van gebiedsgericht beheer van (ernstige) grondwaterverontreinigingen zijn vastgesteld; De verontreinigde regionale waterbodems, vallend onder het regime van de Waterwet, zijn aangepakt indien de verontreiniging een belemmering vormt voor het bereiken van het waterkwaliteitsdoel en Partijen in staat zijn tot het duurzaam en efficiënt beheren van de bodem en ondergrond. Het convenant bevat voorts toezeggingen over de toekenning van de financiële middelen die nodig zijn voor het uitvoeren van de afspraken door de decentrale overheden. De ODMH zal de afspraken vanuit het convenant vanaf 2016 gaan uitvoeren. Kadernota 2016. Concept versie 1.5 9 van 10 6. Uitvoeringskaders 6.1 Gemeente Alphen aan den Rijn Gelet op de besluitvorming in het algemeen bestuur van de ODWH en in de gemeenteraad van Alphen aan den Rijn mag worden verwacht dat per 1 januari 2016 ook de milieutaken op het grondgebied van de voormalige gemeenten Alphen aan den Rijn en Rijnwoude worden uitgevoerd door de ODMH. Als gevolg hiervan wordt 20,76 fte aan capaciteit van de Omgevingsdienst West-Holland overgedragen aan de ODMH. 6.2 Digitalisering bestuursrecht In 2016 zullen een aantal werkzaamheden rondom het bestuursrecht gedigitaliseerd worden uitgevoerd. Het gaat hierbij onder meer om het digitaal uitwisselen van benodigde stukken met de rechtbank, welke voldoen aan de eisen die door de rechtbank worden gesteld, zoals een veilige digitale verzending, digitale ondertekening en e-herkenning. In 2015 zal dit samen met de gemeenten en provincie verder worden uitgewerkt. Verder is het per 1 januari 2017 verplicht overheidspublicaties digitaal te publiceren. Deze taak wordt nu al door de ODMH voor de PZH uitgevoerd, ook de gemeente Bodegraven-Reeuwijk heeft aan de ODMH verzocht hierin een rol te spelen. In 2016 zal dit gezamenlijk met de gemeenten worden vormgegeven, rekening houdend met de Wet bescherming persoonsgegevens. Digitale communicatie (o.a. berichtenbox voor bedrijven, berichtenbox voor burgers, lopende zaken, OLO3) zal de standaard worden en dat zal de nodige impact hebben op álle overheden, waaronder dus ook ODMH1. 6.3 Waterveiligheid Vanuit het Deltaprogramma wordt een visie ontwikkeld voor de ontwikkelingsrichting van de dijken in relatie tot de waterveiligheidsopgave. Om te onderzoeken of de beleidsinstrumenten die er nu zijn geschikt zijn om ruimtelijk te sturen op dijkversterking in samenhang met andere ruimtelijke ontwikkelingen, wordt in de Krimpenerwaard een pilot gestart. Hierbij staat de toepassing van ruimtelijke en financiële instrumenten centraal. De ODMH heeft veel kennis van zowel de Krimpenerwaard als van de ruimtelijke instrumenten, die beschikbaar gesteld kan worden voor de pilot. 1 “Visiebrief digitale overheid 2017”, Ministerie BZK. Kadernota 2016. Concept versie 1.5 10 van 10