HET KONINKRIJK DER HEMELEN EN HET KONINKRIJK VAN GOD De beide rijken mogen niet verward worden Er is grote verwarring over het ‘koninkrijk der hemelen’ en het ‘koninkrijk van God’. De uitdrukkingen lijken op elkaar. Toch is er een levensgroot verschil. Wij mogen de beide rijken niet verwarren. Wie meent, dat het koninkrijk der hemelen hetzelfde is als ons toekomstig verblijf in de hemel, raakt verward bij teksten die zeggen, dat mensen die in dit rijk binnengekomen waren, er weer uit verwijderd waren. Wie zo denkt, meent, dat de gelijkenis van de 10 maagden ook slaat op de hemel. Het koninkrijk der hemelen De uitdrukking “Het koninkrijk der hemelen” komen wij alleen in het evangelie van Mattheus tegen. Het is een term die sterk verbonden is met de inhoud en de bedoeling van dit evangelie. Mattheus schreef aan Joden over de Here Jezus de Koning der Joden en over het komende Messiaanse koninkrijk waarvan de Here Jezus de Koning zou zijn. De boodschap is op Israël gericht en alleen voor de Joden bestemd. De Here Jezus richt Zich niet tot heidenen en gaat niet naar heidenen / het buitenland. Hij schrijft over het koninkrijk der hemelen. Johannes schreef aan de eerste christenen over de Here Jezus als de Heiland van alle gelovigen, als het licht DER WERELD. De boodschap is voor alle mensen, wie zij ook zijn en waar zij ook wonen. Hij schrijft over het koninkrijk Gods. Ook Marcus en Lucas, die respectievelijk voor Romeinen en Grieken schreven, hebben het over het koninkrijk van God. Het kan geen toeval zijn, dat Mattheus steeds schrijft over ‘het koninkrijk der hemelen’. De betekenis van deze woorden Uit eerbied voor God zeiden de Joden in vroeger dagen in plaats van ‘God’ ook wel: ‘de hemel’. Bijvoorbeeld zoals je nog weleens hoort: „De hemel zij gedankt”. Zo gebruiken Joden nog steeds afwisselend de uitdrukking ‘het koninkrijk van God’ en ‘het koninkrijk van de hemel’. In de Bijbel blijkt echter, dat er meer is dan alleen maar een verschil van woorden. Dat hangt af van welke evangelist erover schrijft en tot wie hij zich richt. Vraag Wat bedoelde de Here Jezus toen Hij Zijn discipelen leerde bidden: „Uw Koninkrijk kome; uw wil geschiede, gelijk in de hemel alzo ook op de aarde.” (Mattheus 6:10 NBG) Let op: het gaat erom, dat (eens) Gods wil op aarde net zo openbaar zal worden als het geval is in de hemel! Dat is op dit moment niet het geval. Als rabbijn leerde Hij Zijn discipelen, wat het karakter van hun gebeden moest zijn. Zoals de religieuze Joden elke dag bidden om de komst van de Messias en Zijn rijk - en sinds de verwoesting van de tempel in 70 na Christus - ook bidden om het herstel van de tempel, zo leerde de Here Jezus Zijn discipelen ook om te bidden dat God Zijn beloofde koninkrijk aan Zijn volk zou geven. Als in de Bijbel over ‘het komende koninkrijk’ gesproken wordt, wordt niet gesproken dat het alleen in een bepaald gebied is, terwijl ook niet precies gezegd wordt in welke tijd het er zal zijn. Het verwijst naar meerdere perioden waarin het koningschap van God en/of van de Here Jezus openbaar zal zijn en allen zich aan deze Koning zullen onderwerpen. In die tijd zijn of komen de inwoners van dat koninkrijk vrij van zonde en de gevolgen van de zonde, zoals armoede, honger, ziekte en dood. Vijf perioden ‘koningschap’ Als wij naar de geschiedenis van de aarde kijken, kunnen wij vijf verschillende perioden onderscheiden waarin het gaat over het koningschap van God: 1. Vóór de komst van de Here Jezus op aarde. Dat is de tijd van het Oude Testament. God was koning over het volk Israël: „Maar toen u zag dat koning Nachas van Ammon u aanviel, zei u tegen mij: “Nee, we willen een koning!” En dat terwijl toch de HEER, uw God, uw koning is.” (1 Samuel 12:12) 2. Tijdens de tijd dat de Here Jezus op aarde was. „Jezus antwoordde: ‘Mijn koningschap hoort niet bij deze wereld. Als mijn koningschap bij deze wereld hoorde, zouden mijn dienaren wel gevochten hebben om te voorkomen dat ik aan de Joden werd uitgeleverd. Maar mijn koninkrijk is niet van hier.’” (Johannes 18:36) Daarnaast zei Hij dat Zijn rijk ‘nabij’ was. Het was er op dat moment dus niet, het was wel dichtbij! Hier moet de volgende tekst bij horen: „Na zijn lijden en dood heeft hij hun herhaaldelijk bewezen dat hij leefde; gedurende veertig dagen is hij in hun midden verschenen en sprak hij met hen over het koninkrijk van God.” (Handelingen 1:3) Het gaat nu - in het boek Handelingen - over de nieuwe tijd, die met de Pinksterdag zal aanbreken. Alleen begrepen de discipelen dit niet, zie punt 4. 3. De tijd nadat de Here Jezus naar de hemel was teruggekeerd, dus ‘onze tijd’, die de Joden ook wel ‘olam hazeh’ noemen. „Toen de Farizeeën Jezus vroegen wanneer het koninkrijk van God zou komen, antwoordde hij hun: ‘De komst van het koninkrijk van God laat zich niet aanwijzen, en men kan niet zeggen: “Kijk, hier is het!” of: “Daar is het!” Maar weet wel: het koninkrijk van God ligt binnen uw bereik.’” (Lucas 17:20,21) Dit is de tijd waarin de Here Jezus niet ‘de Koning van de Kerk’ is, maar ‘het Hoofd van de Gemeente’: „In hem zijn wij door zijn bloed verlost en zijn onze zonden vergeven, dankzij de rijke genade die God ons in overvloed heeft geschonken. Hij heeft ons in al zijn wijsheid en inzicht dit mysterie onthuld: zijn voornemen om met Christus de voltooiing van de tijd te verwezenlijken en zijn besluit om alles in de hemel en op aarde onder één hoofd bijeen te brengen, onder Christus.” (Ephese 1:7-9) en: Hij (God) heeft alles aan zijn (Jezus’) voeten gelegd en hem als hoofd over alles aangesteld, voor de kerk, die zijn lichaam is, de volheid van hem die alles in allen vervult.” (Ephese 1:22,23) In de Gemeente is sprake van een hemelse roeping - niet van een aardse, zoals bij het Messiaanse vrederijk. De Gemeente kan nooit het koningschap aanvaarden, want de Gemeente is geen aardse natie. Het heeft ook geen ministers, geen ambtenaren, maar voorgangers, oudsten en diakenen. In deze tijd van de Gemeente leven wij wel in het Koninkrijk van God, waarin God onze Koning en Vader is, maar waarin de Here Jezus niet onze Koning is. Keer op keer laat de Bijbel horen, dat de Here Jezus als troonopvolger naast de troon van de Vader zit en daar wacht totdat Hij het koningschap op aarde mag aanvaarden: Wij citeren hierover de volgende teksten Mattheüs 26:64 „Jezus antwoordde: ‘U zegt het. Maar ik zeg tegen u allen hier: vanaf nu zult u de Mensenzoon zien zitten aan de rechterhand van de Machtige en hem zien komen op de wolken van de hemel.’” Handelingen 2:33 „Hij (Jezus) is door God verheven, zit aan zijn rechterhand, en heeft van de Vader de heilige Geest, die ons beloofd is, ontvangen. Die Geest heeft hij op ons doen neerdalen, en dat is wat u ziet en hoort.” Handelingen 5:31 „God heeft hem (Jezus) een plaats gegeven aan zijn rechterhand, hem tot leidsman en redder verheven om de Israëlieten tot inkeer te brengen en hun zonden te vergeven.” Handelingen 7:55 „Maar vervuld van de heilige Geest sloeg Stefanus zijn blik op naar de hemel en zag de luister van God, en Jezus, die aan Gods rechterhand stond...” Handelingen 7:56 „...en hij (Stephanus) zei: ‘Ik zie de hemel geopend en de Mensenzoon, die aan Gods rechterhand staat.’” Romeinen 8:34 „Wie zal hen veroordelen? Christus Jezus, die gestorven is, meer nog, die is opgewekt en aan de rechterhand van God zit, pleit voor ons.” Efeziërs 1:20 „Die macht was ook werkzaam in Christus toen God hem opwekte uit de dood en hem in de hemelsferen een plaats gaf aan zijn rechterhand.” Colossenzen 3:1 „Als u nu met Christus uit de dood bent opgewekt, streef dan naar wat boven is, waar Christus zit aan de rechterhand van God.” Hebreeën 1:3 „In hem (Jezus) schittert Gods luister, hij is zijn evenbeeld, hij schraagt de schepping met zijn machtig woord; hij heeft, na de reiniging van de zonden te hebben voltrokken, plaatsgenomen aan de rechterzijde van Gods hemelse majesteit.” Hebreeën 1:13 „Tegen wie van de engelen heeft hij ooit gezegd: ‘Neem plaats aan mijn rechterhand, tot ik van je vijanden een bank voor je voeten heb gemaakt’?” Hebreeën 8:1 „De kern van mijn betoog is dat wij een hogepriester hebben die in de hemel plaatsgenomen heeft aan de rechterzijde van de troon van Gods majesteit.” Hebreeën 10:12 „...terwijl hij, na zijn eenmalig offer voor de zonden, voorgoed zijn plaats aan Gods rechterhand heeft ingenomen.” Hebreeën 12:2 „Laten we daarbij de blik gericht houden op Jezus, de grondlegger en voltooier van ons geloof: denkend aan de vreugde die voor hem in het verschiet lag, liet hij zich niet afschrikken door de schande van het kruis. Hij hield stand en nam plaats aan de rechterzijde van de troon van God.” 1 Petrus 3:22 „...die de hemel is binnengegaan en nu aan Gods rechterhand zit, terwijl de engelen, machten en krachten aan hem onderworpen zijn.” Dit alles maakt duidelijk dat ‘het koninkrijk der hemelen’ niet hetzelfde is als ‘de Kerk’ of ‘de Gemeente’. 4. De toekomstige tijd waarin het Messiaanse vrederijk op aarde zal zijn. De Joden noemen dit ‘olam haba’. „Zij die bijeengekomen waren, vroegen hem: ‘Heer, gaat u dan binnen afzienbare tijd het koningschap over Israël herstellen?’ Hij antwoordde: ‘Het is niet jullie zaak om te weten wat de Vader in zijn macht heeft vastgesteld over de tijd en het ogenblik waarop deze gebeurtenissen zullen plaatsvinden.” (Handelingen 1:6,7) De Heer zei niet, dat het niet zou komen, maar dat zij de tijd waarop niet hoefden te weten. Dit koninkrijk is al in Tenach (O.T.) aangekondigd: „Overal, tot aan de einden der aarde, zal men de HEER gedenken en zich tot hem wenden. Voor u zullen zich buigen alle stammen en volken. Want het koningschap is aan de HEER, hij heerst over de volken.” (Psalm 22:27,28) Letterlijk: „Eens worden indachtig en keren zich tot de Eeuwige alle úithoeken der áarde, — en buigen voor uw aanschijn alle vólkerénfamílies! Want het kóningschap is aan de Eeuwige, — hij is héerser óver de vólken!” ‘Uw koningschap omspant de eeuwen, uw heerschappij omvat alle geslachten.’ (Psalm 145:13) 5. De tijd van het eeuwige leven. Dit is de periode die wij noemen: ‘van eeuwigheid tot eeuwigheid’, dus: altijd. Dat is de tijd die nu reeds geldt voor gelovigen op aarde, voor gestorven gelovigen in de hemel en voor allen op de nieuwe aarde. „Jezus zei: ‘Waarachtig, ik verzeker u: alleen wie opnieuw wordt geboren, kan het koninkrijk van God zien.’” (Johannes 3:3) „Jezus antwoordde: ‘Waarachtig, ik verzeker u: niemand kan het koninkrijk van God binnengaan, tenzij hij geboren wordt uit water en geest.” (Johannes 3:5) „Maar toen Filippus hen door zijn verkondiging van het koninkrijk van God en de naam van Jezus Christus tot geloof had gebracht, lieten ze zich dopen, mannen zowel als vrouwen.” (Handelingen 8:12) „De volgende drie maanden ging hij regelmatig naar de synagoge, waar hij vrijmoedig met de bezoekers sprak over het koninkrijk van God en hen met zijn uiteenzettingen trachtte te overtuigen.” (Handelingen 19:8) Deze tijd bestaat uit twee perioden: a. De tijd van de Gemeente. Dat is de tijd van de eerste Pinksterdag in Handelingen 2 tot aan de opname van de Gemeente in 1 Thessalonicenzen 4:13-18. Paulus: „De Heer zal me van alle kwaad redden en me veilig naar zijn hemels koninkrijk brengen. Hem komt de eer toe tot in alle eeuwigheid. Amen.” (2 Timotheus 4:18) b. De tijd die wij ‘de eeuwigheid’ noemen, dat is de tijd van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde. „Zoals wij door Adam allen sterven, zo zullen wij door Christus allen levend worden gemaakt. Maar ieder op de voor hem bepaalde tijd: Christus als eerste en daarna, wanneer hij komt, zij die hem toebehoren. En dan komt het einde en draagt hij het koningschap over aan God, de Vader, nadat hij alle heerschappij en elke macht en kracht vernietigd heeft. Want hij moet koning zijn totdat ‘God alle vijanden aan zijn voeten heeft gelegd’. De laatste vijand die vernietigd wordt is de dood, want er staat: ‘Hij heeft alles aan zijn voeten gelegd.’ Wanneer er ‘alles’ staat, is dat natuurlijk uitgezonderd degene die alles aan hem onderwerpt. En op het moment dat alles aan hem onderworpen is, zal de Zoon zichzelf onderwerpen aan hem die alles aan hem onderworpen heeft, opdat God over alles en allen zal regeren.” (1 Corinthe 15:22-28) Eerst zal Christus koning zijn. Hier wordt niet geschreven over het koningschap van ‘Jezus’, maar van ‘Christus’, dat is: van de Joodse Messias. Hier gaat het dus over het duizendjarig Messiaanse koninkrijk waar de Here Jezus als Messias op de troon van David zal zitten en vanuit Jeruzalem over de gehele wereld zal regeren. Zie hiervoor ook : „Hij zal een groot man worden en Zoon van de Allerhoogste worden genoemd, en God, de Heer, zal hem de troon van zijn vader David geven. Tot in eeuwigheid zal hij koning zijn over het volk van Jakob, en aan zijn koningschap zal geen einde komen.’” (Lucas 1:32,33) Deze tekst klinkt in het Nederlands verwarrend. Letterlijke vertaling: „Hij zal groot zijn en ‘Zoon van de Allerhoogste’ worden genoemd; de Heer God zal Hem geven de troon van Zijn vader David; Hij zal koning zijn over het huis van Jakob in alle eeuwen, en aan Zijn koninkrijk zal geen grens en geen einde zijn!” In alle eeuwen van het Messiaanse rijk zal Hij koning zijn. Zijn rijk zal niet zomaar eindigen, omdat het zal overgaan in het koninkrijk van God, dat is: de eeuwigheid. Dan zal de Here Jezus Zich aan God onderwerpen en zal God ‘alles in allen’ zijn. Er staat een aantal teksten in de Bijbel die veel christenen grote angst bezorgd hebben. Zó groot was de angst dat een aantal van deze mensen zwaar depressief geworden is en in psychiatrische inrichtingen moest worden. Dat was vooral het geval als in hun kerk de prediking dit soort teksten ook nog eens op een bepaalde manier belichtte. Wij noemen verschillende van deze teksten: „Ik zeg jullie dat velen uit het oosten en uit het westen zullen komen en met Abraham, Isaak en Jakob zullen aanliggen in het koninkrijk van de hemel, maar de erfgenamen van het koninkrijk zullen worden verbannen naar de uiterste duisternis; daar zullen zij jammeren en knarsetanden.” (Mattheus 8:11,12) „Toen de koning binnenkwam om te zien wie er allemaal aanlagen, zag hij iemand die zich niet in bruiloftskleren gestoken had, en hij vroeg hem: “Vriend, hoe ben je hier binnengekomen terwijl je niet eens een bruiloftskleed aanhebt?” De man wist niets te zeggen. Daarop zei de koning tegen zijn hofdienaars: “Bind zijn handen en voeten vast en gooi hem eruit, in de uiterste duisternis, waar men jammert en knarsetandt. Velen zijn geroepen, maar slechts weinigen uitverkoren.”’ (Mattheus 22:11-14) De term ‘het koninkrijk der hemelen’ Uit eerbied voor God zeiden de Joden in vroeger dagen in plaats van ‘God’ ook wel: ‘de hemel’. Bijvoorbeeld zoals je nog weleens hoort: „De hemel zij gedankt”. Zo gebruiken Joden nog steeds afwisselend de uitdrukking ‘het koninkrijk van God’ en ‘het koninkrijk van de hemel’. In de Bijbel blijkt echter, dat er meer is dan alleen maar een verschil van woorden. Dat hangt van welke evangelist erover schrijft en tot wie hij zich richt. De eerste keer dat wij in het Nieuwe Testament te maken krijgen met de uitdrukking ‘het koninkrijk der hemelen’ is in de volgende tekst: „In die tijd trad Johannes de Doper op in de woestijn van Judea. Hij verkondigde: ‘Kom tot inkeer, want het koninkrijk van de hemel is nabij!’” (Mattheus 3:1,2) De eerste keer dat de uitdrukking ‘het koninkrijk van God’ heel duidelijk gebruikt wordt in een andere betekenis is in de volgende tekst: „Zo was er een Farizeeër, een van de Joodse leiders, met de naam Nikodemus. Hij kwam in de nacht naar Jezus toe. ‘Rabbi, ‘zei hij, ‘wij weten dat u een leraar bent die van God gekomen is, want alleen met Gods hulp kan iemand de wondertekenen doen die u verricht.’ Jezus zei: ‘Waarachtig, ik verzeker u: alleen wie opnieuw wordt geboren, kan het koninkrijk van God zien.’” (Johannes 3:1-3) De term ‘het koninkrijk der hemelen’ is overgenomen uit de Grieks van het Nieuwe Testament. Daar luidt het: ‘hè basileia toon oeranoon’. Deze uitdrukking is in feite afkomstig uit het Hebreeuws van het Oude Testament. In het Hebreeuws heet dit: ‘malkhoet shamajiem’. Het woord ‘hemel’ is een verwijzing naar God die in de hemel woont. De uitdrukking ‘koninkrijk der hemelen’ komt alleen in het evangelie van Mattheus voor. In de andere evangeliën wordt gesproken over ‘het koninkrijk van God’. Over het algemeen kun je zeggen, dat het in beide gevallen over het koninkrijk van God gaat dat uit de hemel op aarde zal komen. Het wordt echter anders als Johannes in zijn evangelie over ‘het koninkrijk van God’ schrijft. Dan blijkt ineens dat hij er iets geheel anders mee bedoelt. Een voorbeeld We geven hier eerst een voorbeeld waarbij met ‘het koninkrijk der hemelen’ en ‘het koninkrijk van God’ het zelfde koninkrijk bedoeld wordt: „Gelukkig wie nederig van hart (armen van geest) zijn, want voor hen is het koninkrijk van de hemel.” (Mattheus 5:3) Een zelfde uitspraak komt voor bij Lucas, terwijl hij het dan heeft over ‘het koninkrijk van God’: „Gelukkig jullie die arm zijn, want van jullie is het koninkrijk van God.” (Lucas 6:20) Nederigheid en armoede zijn geen voorwaarde om in de hemel te mogen komen. Om in de hemel te mogen komen moet je ‘weder geboren’ zijn (zie Johannes 3:1v.v.). Gods koninkrijk in het Oude Testament Als het gaat over Gods eeuwig koningschap dat hemel en aarde omspant en dus ‘van eeuwigheid tot in alle eeuwigheid’ is, lezen wij daarover onder andere in de volgende teksten: „De HEER zijn troon staat vast in de hemel, als koning heerst Hij over alles.” (Psalm 103:19) De Herziene Staten Vertaling heeft deze tekst als volgt: „De HEERE heeft Zijn troon in de hemel gevestigd, Zijn Koninkrijk heerst over alles.” Psalm 145:13 zegt van God: „Uw koningschap omspant de eeuwen, uw heerschappij omvat alle geslachten.” Letterlijk staat hier vanuit het Hebreeuws vertaald: „Nooit in alle eeuwen houdt Uw rijk, Uw koninkrijk op, altijd, geslacht na geslacht duurt Uw heerschappíj!” Zodra het echter gaat over Gods koningschap op aarde tijdens het komende Messiaanse vrederijk, lezen wij daarover onder andere in de volgende teksten: „Maar toen de zeven jaren verstreken waren, sloeg ik, Nebukadnessar, mijn ogen naar de hemel op en keerde mijn verstand in mij terug. Ik prees de hoogste God, ik roemde en verheerlijkte de eeuwig Levende: zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij en zijn koningschap duurt van generatie tot generatie voort.” (Daniël 4:31) Dit koninkrijk heeft ook betrekking op de toekomst: „En de HEER zal koning worden over de hele aarde. Dan zal de HEER de enige God zijn en zijn naam de enige naam.” (Zacharia 14:9) In het regelmatige gebed dat de Joden ‘Alenoe’ noemen, citeren zij deze woorden uit Zacharia 14:9. Het koninkrijk der hemelen is het koninkrijk dat vanuit de hemel op aarde zal opgericht worden. Echter niet in Amerika of Europa, niet in Nederland of België, maar in ‘het land’, dat is in de Bijbel: het land Israël. „Gelukkig wie nederig van hart zijn, want voor hen is het koninkrijk van de hemel. Gelukkig de treurenden, want zij zullen getroost worden. Gelukkig de zachtmoedigen, want zij zullen het land bezitten.” (Mattheus 5:3-5) De NBG had hier ten onrechte: „Zalig de zachtmoedigen, want zij zullen de aarde beërven.” De Willibrordvertaling had hier ook de juiste vertaling. Hoe komt deze verwisseling? Het Griekse woord ‘gè’ kan zowel als ‘aarde’ vertaald worden als met ‘land’. Wij moeten dus zelf kiezen waarvoor wij kiezen, voor ‘land’ of voor ‘aarde’. Wie de tekst ziet in het verband met andere teksten zoals de genoemde uit het Oude testament en de woorden uit Mattheus 5 met de rabbijnen meeleest, weet dat hier ‘land’ bedoeld wordt. Het is namelijk de weergave van wat David al eerder geschreven had: „Wie nederig zijn, zullen het land bezitten en gelukkig leven in overvloed en vrede.” (Psalm 37:11) In het Hebreeuws moet bij de vertaling ook gekozen worden tussen ‘land’ en ‘aarde’. De NBG heeft hier ook terecht voor ‘land’ gekozen. ‘Het land bezitten’ is de Oud Testamentische uitdrukking voor wat bij Mattheus heet: ‘hunner is het koninkrijk der hemelen’. De profeet Jesaja gebruikt dezelfde woorden: „Je volk telt enkel nog rechtvaardigen, zij zullen het land voorgoed bezitten.” (Jesaja 60:21a) Ook de NBG spreekt hier over ‘het land’. Het koninkrijk der hemelen De uitdrukking “Het koninkrijk der hemelen” komen wij alleen in het evangelie van Mattheus tegen. Het is een term die sterk verbonden is met de inhoud en de bedoeling van dit evangelie. Mattheus schreef aan Joden over de Here Jezus de Koning der Joden en over het komende Messiaanse koninkrijk waarvan de Here Jezus de Koning zou zijn. De boodschap is op Israël gericht en alleen voor de Joden bestemd. De Here Jezus richt Zich niet tot heidenen en gaat niet naar heidenen / het buitenland. Hij schrijft over het koninkrijk der hemelen. Johannes schreef aan de eerste christenen over de Here Jezus als de Heiland van alle gelovigen, als het licht DER WERELD. De boodschap is voor alle mensen, wie zij ook zijn en waar zij ook wonen. Hij schrijft over het koninkrijk Gods. Ook Marcus en Lucas, die respectievelijk voor Romeinen en Grieken schreven, hebben het over het koninkrijk van God. Het kan geen toeval zijn, dat Mattheus steeds schrijft over ‘het koninkrijk der hemelen’. Drie aspecten van het koninkrijk der hemelen Er zijn drie aspecten van het koninkrijk der hemelen in het evangelie van Mattheus: 1. Het is ‘nabij’. Deze nabijheid is begonnen toen Johannes de Doper zijn prediking begon, terwijl het eindigde op de dag van Jezus’ hemelvaart (zie Handelingen 1:4). In zekere zin eindigde het al toen de Here Jezus als koning van de joden verworpen werd en Hij een nieuwe gemeenschap aankondigde. 2. Het werd verkondigd aan de hand van zeven ‘geheimenissen’ die in diezelfde tijd in vervulling moesten gaan, terwijl hieraan de gelijkenissen van het koninkrijk der hemelen werden toegevoegd (dat is na Mattheus 13). 3. Het profetische aspect van het koninkrijk der hemelen werd openbaar toen de Here Jezus duidelijk maakte dat Zijn koninkrijk pas zou komen bij Zijn wederkomst als Hij in heerlijkheid zou verschijnen met Zijn heilige engelen. Zie Mattheus 24:29 - 25:46. Het koninkrijk van God Als we echter kijken naar de beschrijving van het Koninkrijk van God in het evangelie van Johannes en de latere brieven van het Nieuwe Testament, dan zien wij dat het koninkrijk van God niet aan de aarde en aan Israël verbonden is, maar dat het samengevat kan worden onder het woord ‘de Gemeente’. 1. Het koninkrijk van God zoals Johannes het beschrijft en zoals het in de brieven van het Nieuwe Testament voorkomt, omvat de gehele schepping; zowel de hemel als de aarde. Dus niet alleen de mensen, maar ook de engelen en de heiligen uit de tijd van het Oude Testament. „Nee, u staat voor de Sionsberg, voor de stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem, en voor duizenden engelen die in vreugde bijeen zijn, voor de gemeenschap van eerstgeborenen, die in de hemel ingeschreven zijn, voor God, de rechter van allen, en voor de geesten van de rechtvaardigen, die tot volmaaktheid gekomen zijn, voor de bemiddelaar van een nieuw verbond, Jezus, en voor het gesprenkelde bloed dat krachtiger spreekt dan dat van Abel.” (Hebreeën 12:22-24) 2. In het koninkrijk van God kunnen alleen zij binnenkomen, die een nieuwe schepping zijn, die wedergeboren zijn, die gereinigd zijn door het bloed van de Here Jezus. (Johannes 3:1-7) 3. Het koninkrijk van God dat eeuwig is omvat daarom ook het koninkrijk der hemelen dat ‘slechts’ duizend jaar duur (zie Openbaring 20:1v.v.) Omdat het koninkrijk van God het koninkrijk der hemelen omvat zijn bepaalde feiten die over het koninkrijk der hemelen gezegd worden ook van toepassing op het koninkrijk van God. Zo worden de gestraften van beide rijken naar de hel verwezen. 4. Terwijl het koninkrijk der hemelen aards en zichtbaar zal zijn, is het koninkrijk van God een geestelijk koninkrijk en niet uiterlijk zichtbaar of aanwijsbaar. „Toen de Farizeeën Jezus vroegen wanneer het koninkrijk van 5. God zou komen, antwoordde hij hun: ‘De komst van het koninkrijk van God laat zich niet aanwijzen, en men kan niet zeggen: “Kijk, hier is het!” of: “Daar is het!” Maar weet wel: het koninkrijk van God ligt binnen uw bereik.’” (Lucas 17:20,21) „Het koninkrijk van God is geen zaak van eten en drinken, maar van gerechtigheid, vrede en vreugde door de heilige Geest.” (Romeinen 14:17) Het aardse koninkrijk der hemelen zal eens opgenomen worden en overgaan in het eeuwige koninkrijk van God. „En dan komt het einde en draagt hij het koningschap over aan God, de Vader, nadat hij alle heerschappij en elke macht en kracht vernietigd heeft. Want hij moet koning zijn totdat ‘God alle vijanden aan zijn voeten heeft gelegd’. De laatste vijand die vernietigd wordt is de dood, want er staat: ‘Hij heeft alles aan zijn voeten gelegd.’ Wanneer er ‘alles’ staat, is dat natuurlijk uitgezonderd degene die alles aan hem onderwerpt. En op het moment dat alles aan hem onderworpen is, zal de Zoon zichzelf onderwerpen aan hem die alles aan hem onderworpen heeft, opdat God over alles en allen zal regeren.” (1 Corinthe 15:24-28) Waar komt de uitdrukking 'het koninkrijk der hemelen' vandaan? Het is niet het koninkrijk IN de hemelen, maar VAN de hemelen. Het is het koninkrijk waarvan Daniël gesproken heeft: „In mijn nachtelijke visioenen zag ik dat er met de wolken van de hemel iemand kwam die eruitzag als een mens. Hij naderde de oude wijze en werd voor hem geleid. Hem werden macht, eer en het koningschap verleend, en alle volken en naties, welke taal zij ook spraken, dienden hem. Zijn heerschappij was een eeuwige heerschappij die nooit ten einde zou komen, zijn koningschap zou nooit te gronde gaan.” (Daniël 7:13,14). 13 In mijn nachtelijke visioenen zag ik dat er met de wolken van de hemel iemand kwam die eruitzag als een mens. Hij naderde de oude wijze en werd voor hem geleid. 14 Hem werden macht, eer en het koningschap verleend, en alle volken en naties, welke taal zij ook spraken, dienden hem. Zijn heerschappij was een eeuwige heerschappij die nooit ten einde zou komen, zijn koningschap zou nooit te gronde gaan. 15 ¶ Ik, Daniël, was tot in het diepst van mijn gemoed geraakt; de visioenen die door mijn hoofd gingen brachten mij in verwarring. 16 Ik wendde me tot een van de omstanders en vroeg hem naar de ware betekenis van dit alles. Hij gaf mij deze verklaring: 17 “Die grote dieren, vier in getal, duiden op vier koningen die uit de aarde zullen opkomen. 18 Daarna zullen de heiligen van de hoogste God het koningschap ontvangen, en zij zullen het koningschap altijd behouden-voor eeuwig en altijd.” 19 Toen wilde ik de ware betekenis weten van het vierde dier, dat anders was dan alle andere, buitengewoon angstaanjagend met zijn ijzeren tanden en bronzen klauwen, dat alles vrat en vermaalde en wat overbleef met zijn poten vertrapte; 20 en de betekenis van de tien horens op zijn kop en van de nieuwe horen die opkwam, waarvoor er drie moesten wijken-de horen met ogen en een mond vol grootspraak die er groter uitzag dan de andere. 21 Ik had immers gezien hoe die horen strijd voerde tegen de heiligen en hen overwon, 22 totdat de oude wijze kwam, er recht werd verschaft aan de heiligen van de hoogste God en de tijd aanbrak dat de heiligen het koningschap in bezit kregen. 23 Hij zei: “Dat vierde dier duidt op een vierde koninkrijk dat op aarde zal komen, anders dan alle andere koninkrijken, en dat de hele aarde zal verslinden, vertrappen en vermorzelen. 24 Die tien horens duiden op tien koningen die uit dat koninkrijk zullen opstaan, maar na hen zal een andere opstaan, anders dan alle vorige, en deze zal drie koningen ten val brengen. 25 Hij zal in opstand komen tegen de hoogste God, en de heiligen van de hoogste onderdrukken. Hij zal proberen hun feesten en hun wet te veranderen, en zij zullen aan zijn heerschappij zijn overgeleverd voor één tijd, een dubbele tijd en een halve tijd. 26 Dan zal het hof plaatsnemen en zal hem zijn heerschappij ontnomen worden, hij zal voor eeuwig verdelgd en vernietigd worden. 27 Het koningschap, de heerschappij en de grootheid van alle koninkrijken onder de hemel zullen gegeven worden aan het volk van de heiligen van de hoogste God. Zijn koningschap is een eeuwig koningschap en alle machten zullen hem dienen en gehoorzamen.” (Daniël 7:13-27) en: „1 ¶ Ik zag een engel uit de hemel neerdalen met de sleutel van de onderaardse diepte en zware ketenen in zijn hand. 2 Hij greep de draak, de slang van weleer, die ook duivel of Satan wordt genoemd, en ketende hem voor duizend jaren. 3 Hij gooide hem in de diepte, sloot de put boven hem en verzegelde die, opdat de volken niet meer door hem misleid zouden worden tot de duizend jaar voorbij waren; daarna moet hij korte tijd worden losgelaten. 4 Ook zag ik tronen, en aan hen die erop zaten werd recht gedaan. Het zijn de zielen van hen die onthoofd waren omdat ze van Jezus hadden getuigd en over God hadden gesproken; zij hadden het beest en zijn beeld niet aanbeden en ook zijn merkteken niet op hun voorhoofd of hun hand gekregen. Zij waren tot leven gekomen en heersten duizend jaar lang samen met de messias. 5 De andere doden kwamen niet tot leven voordat de duizend jaar voorbij waren. Dit is de eerste opstanding. 6 Gelukkig en heilig zijn zij die deelhebben aan de eerste opstanding. De tweede dood heeft geen macht over hen. Zij zullen priester van God en van de messias zijn en duizend jaar lang samen met hem heersen.” (Openbaring 20:1-6) en: „Dit zijn de woorden van Jesaja, de zoon van Amos; het visioen dat hij zag over Juda en Jeruzalem. Eens zal de dag komen dat de berg met de tempel van de HEER rotsvast zal staan, verheven boven de heuvels, hoger dan alle bergen. Alle volken zullen daar samenstromen, machtige naties zullen zeggen: ‘Laten we optrekken naar de berg van de HEER, naar de tempel van Jakobs God. Hij zal ons onderrichten, ons de weg wijzen, en wij zullen zijn paden bewandelen.’ Vanaf de Sion klinkt zijn onderricht, vanuit Jeruzalem spreekt de HEER. Hij zal rechtspreken tussen de volken, over machtige naties een oordeel vellen. Zij zullen hun zwaarden omsmeden tot ploegijzers en hun speren tot snoeimessen. Geen volk zal nog het zwaard trekken tegen een ander volk, geen mens zal meer weten wat oorlog is.” (Jesaja 2:1-4) Dit is de aankondiging van het komende Messiaanse vrederijk. Zoals de naam zegt, is het het koninkrijk dat VAN de hemel komt. Het komt VAN de hemel OP de aarde. Het duurt slechts 1000 jaar. Realiseer u dat Joden haast nooit over de hemel spreken, als zij het hebben over hun toekomstige verwachting. In de Joodse toekomstverwachting wordt niet nagedacht over de hemel. Joden denken en spreken wel over de opstanding van de doden. Echter niet om naar de hemel te gaan, maar om het Messiaanse rijk binnen te gaan! Zij leven in de verwachting van het komende aardse vrederijk, waarin de Messias koning zal zijn. In dit koninkrijk gaat in vervulling dat Jezus ‘de Koning der Joden’ zal zijn. Zó zochten de wijzen uit het Oosten Hem en zó hing Hij aan het kruis. In de aanwezigheid van de Here Jezus in Israël werd dit koninkrijk aan Israël aangeboden. De Joden wezen het af. In gelijkenissen sprak de Here Jezus ook over het feit dat de Joden Hem als hun Koning afwezen. Denk aan de volgende gelijkenis: „1 ¶ Daarop vertelde Jezus hun opnieuw een gelijkenis: 2 ‘Het is met het koninkrijk van de hemel als met een koning die een bruiloftsfeest gaf voor zijn zoon. 3 Hij stuurde zijn dienaren erop uit om de bruiloftsgasten uit te nodigen, maar die wilden niet komen. 4 Daarna stuurde hij andere dienaren op pad met de opdracht: “Zeg tegen de genodigden: ‘Ik heb een feestmaal bereid, ik heb mijn stieren en het mestvee laten slachten. Alles staat klaar, kom dus naar de bruiloft!’ ” 5 Maar ze negeerden hen en vertrokken, de een naar zijn akker, de ander naar zijn handel. 6 De overigen namen zijn dienaren gevangen, mishandelden en doodden hen. 7 De koning ontstak in woede en stuurde zijn troepen erop af, hij liet de moordenaars ombrengen en hun stad in brand steken.” (Mattheus 22:1-7) De komst van het koninkrijk der hemelen werd vervolgens uitgesteld en zal nu in de eindtijd voor Israël komen. „19 Wend u af van uw huidige leven en keer terug tot God om vergeving te krijgen voor uw zonden. 20 Dan zal de Heer een tijd van rust doen aanbreken en zal hij de messias zenden die hij voor u bestemd heeft. Dat is Jezus, 21 die in de hemel moest worden opgenomen tot de tijd aanbreekt waarover God van oudsher bij monde van zijn heilige profeten heeft gesproken en waarin alles zal worden hersteld.” (Handelingen 3:19-21) Dit was verdrietig voor de Joden die toen niet hun Messiaanse vrederijk kregen. Het was een zegen voor de wereld omdat de redding die de Here Jezus aan het kruis verwierf nu aan de gehele wereld werd aangeboden. Na het kruis werd het koninkrijk der hemelen nogmaals aan Israël aangeboden, maar opnieuw door hen afgewezen: „19 Wend u af van uw huidige leven en keer terug tot God om vergeving te krijgen voor uw zonden. 20 Dan zal de Heer een tijd van rust doen aanbreken en zal hij de Messias zenden die hij voor u bestemd heeft. Dat is Jezus, 21 die in de hemel moest worden opgenomen tot de tijd aanbreekt waarover God van oudsher bij monde van zijn heilige profeten heeft gesproken en waarin alles zal worden hersteld. 22 Mozes heeft al gezegd: “De Heer, uw God, zal in uw midden een profeet zoals ik laten opstaan; luister naar hem en naar alles wat hij u zal zeggen. 23 Wie niet naar deze profeet luistert, zal uit het volk gestoten worden.” 24 Samuël en alle profeten na hem hebben deze tijd aangekondigd. 25 U bent de erfgenamen van de profeten; met uw voorouders heeft God zijn verbond gesloten toen hij tegen Abraham zei: “In jouw nageslacht zullen alle volken op aarde gezegend worden.” 26 God heeft zijn dienaar allereerst voor u laten opstaan en hem naar u gezonden om ieder van u die zich afkeert van zijn slechte daden te zegenen.’ (Handelingen 3:19-26) Prediking van het koninkrijk der hemelen In de volgende teksten gaat het over het ‘koninkrijk der hemelen’. Gaat het over de hemel? a. Door Johannes de Doper: Johannes de Doper predikte: „‘Kom tot inkeer, want het koninkrijk van de hemel is nabij!’” (Mattheus 3:2) b. Door de Here Jezus: Na de verzoeking in de woestijn staat er: „Vanaf dat moment begon Jezus zijn verkondiging. ‘Kom tot inkeer, ‘zei hij, ‘want het koninkrijk van de hemel is nabij!’” (Mattheus 4:17) en: „Hij trok rond in heel Galilea; hij gaf er onderricht in de synagogen, verkondigde het goede nieuws van het koninkrijk en genas iedere ziekte en elke kwaal onder het volk.” (Mattheus 4:23) „Jezus trok rond langs alle steden en dorpen, hij gaf er onderricht in de synagogen, verkondigde het goede nieuws over het koninkrijk en genas iedere ziekte en elke kwaal.” (Mattheus 9:35) en: „Zoek liever eerst het koninkrijk van God en zijn gerechtigheid, dan zullen al die andere dingen je erbij gegeven worden.” (Mattheus 6:33) Mattheüs 7:21 ¶ Niet iedereen die “Heer, Heer” tegen mij zegt, zal het koninkrijk van de hemel binnengaan, alleen wie handelt naar de wil van mijn hemelse Vader. Dat is: alleen zij die zich aan de Torah, de wet, houden zullen dit koninkrijk binnengaan. Er wordt geen geloof gevraagd, maar gehoorzaamheid! Mattheüs 8:11 „Ik zeg jullie dat velen uit het oosten en uit het westen zullen komen en met Abraham, Isaak en Jakob zullen aanliggen in het koninkrijk van de hemel.” Dat is niet: aanliggen met Jezus, maar met de aartsvaders van Israël! Meteen hierna: Mattheus 8:12 maar de erfgenamen van het koninkrijk zullen worden verbannen naar de uiterste duisternis; daar zullen zij jammeren en knarsetanden.’ Hier gaat het niet over christenen die uit de hemel geworpen worden, maar over Joden, die erfgenamen van dit koninkrijk zijn en er toch niet mogen binnen komen! c. Door de discipelen: Mattheüs 10:7 Ga op weg en verkondig: “Het koninkrijk van de hemel is nabij.” d. Door Paulus: „Wel zouden we graag van u horen wat uw denkbeelden zijn, want het is ons bekend dat de groep waartoe u behoort overal op verzet stuit.’ Ze maakten een afspraak en kwamen op de vastgestelde dag in groten getale naar hem toe. Van de ochtend tot de avond legde Paulus getuigenis af en sprak hij uitvoerig met hen over het koninkrijk van God, terwijl hij hen op grond van de Wet van Mozes en de Profeten voor Jezus probeerde te winnen. Sommigen lieten zich overtuigen door zijn woorden, maar anderen bleven ongelovig.” (Handelingen 28:22-24) Opmerkelijk teksten over het kon Mattheüs 11:11 Ik verzeker jullie: er is onder allen die uit een vrouw geboren zijn nooit iemand opgetreden die groter was dan Johannes de Doper; maar in het koninkrijk van de hemel is de kleinste nog groter dan hij. Mattheüs 11:12 Sinds de dagen van Johannes de Doper wordt het koninkrijk van de hemel door geweld bedreigd en proberen sommigen er zelfs met geweld beslag op te leggen. Mattheüs 13:11 Hij antwoordde: ‘Jullie mogen de geheimen van het koninkrijk van de hemel kennen, hun is dat niet gegeven. Mattheüs 13:52 Hij zei hun: ‘Zo lijkt iedere schriftgeleerde die leerling in het koninkrijk van de hemel is geworden op een huismeester die uit zijn voorraadkamer nieuwe en oude dingen te voorschijn haalt.’ Mattheüs 16:19 Ik zal je de sleutels van het koninkrijk van de hemel geven, en al wat je op aarde bindend verklaart zal ook in de hemel bindend zijn, en al wat je op aarde ontbindt zal ook in de hemel ontbonden zijn.’ Mattheüs 18:1 ¶ Op dat moment kwamen de leerlingen Jezus vragen: ‘Wie is eigenlijk de grootste in het koninkrijk van de hemel?’ Mattheüs 18:3 en zei: ‘Ik verzeker jullie: als je niet verandert en wordt als een kind, dan zul je het koninkrijk van de hemel zeker niet binnengaan. Mattheüs 18:4 Wie zichzelf vernedert en wordt als dit kind, die is de grootste in het koninkrijk van de hemel. Mattheüs 19:14 zei Jezus: ‘Laat de kinderen ongemoeid, belet ze niet bij mij te komen, want het koninkrijk van de hemel behoort toe aan wie is zoals zij.’ Mattheüs 19:23 ¶ Jezus wendde zich tot zijn leerlingen: ‘Ik verzeker jullie: slechts met grote moeite zal een rijke het koninkrijk van de hemel binnengaan. Mattheüs 23:13 ¶ Wee jullie, schriftgeleerden en Farizeeën, huichelaars, jullie versperren de mensen de toegang tot het koninkrijk van de hemel. Jullie gaan er zelf niet binnen, maar laten ook degenen die er willen binnengaan niet toe. Mattheüs 25:1 „Dan zal het met het koninkrijk van de hemel zijn als met tien meisjes die hun olielampen hadden gepakt en erop uittrokken, de bruidegom tegemoet.” Als u al deze teksten leest, hebt u dan de gedachte dat het over de hemel gaat of over een koninkrijk op aarde? Soms spreekt Mattheus over het koninkrijk ‘van God’ Mattheüs 6:33 Zoek liever eerst het koninkrijk van God en zijn gerechtigheid, dan zullen al die andere dingen je erbij gegeven worden. Mattheüs 12:28 Maar als ik door de Geest van God demonen uitdrijf, dan is het koninkrijk van God bij jullie gekomen. Mattheüs 19:24 Ik zeg het jullie nog eens: het is gemakkelijker voor een kameel om door het oog van een naald te gaan dan voor een rijke om het koninkrijk van God binnen te gaan.’ Mattheüs 21:31 Wie van de twee heeft nu de wil van zijn vader gedaan?’ Ze zeiden: ‘De eerste.’ Daarop zei Jezus: ‘Ik verzeker u: de tollenaars en de hoeren zijn u voor bij het binnengaan van het koninkrijk van God. Mattheüs 21:43 Daarom zeg ik u: het koninkrijk van God zal u worden ontnomen, en gegeven worden aan een volk dat het wel vrucht laat dragen. NB Mattheus schreef voor de Joden over het toekomstige koninkrijk dat de Joden verwachten. Hij schreef niet voor noch over christenen. De tijd die hij beschrijft en de mensen tot wie hij zich richt (Joden) maken duidelijk dat hij niet schrijft over een koninkrijk waar christenen deel aan zullen hebben, maar dat hij schreef over een koninkrijk waaraan in eerste instantie alleen Joden deel zullen hebben en in tweede instantie ook heidenen die overgaan tot de Joodse godsdienst (zie de studie over het boek Zacharia). Tegenstelling over het ‘binnengaan’ Er is een groot onderscheid tussen het binnengaan in het koninkrijk der hemelen en het binnengaan in het koninkrijk van God. „Want ik zeg jullie: als jullie gerechtigheid niet groter is dan die van de schriftgeleerden en de Farizeeën, zullen jullie zeker het koninkrijk van de hemel niet binnengaan.” (Mattheüs 5:20) „Jezus zei: ‘Waarachtig, ik verzeker u: alleen wie opnieuw wordt geboren, kan het koninkrijk van God zien.’” (Johannes 3:3) „Jezus antwoordde: ‘Waarachtig, ik verzeker u: niemand kan het koninkrijk van God binnengaan, tenzij hij geboren wordt uit water en geest.” (Johannes 3:5) Het koninkrijk der hemelen is niet de hemel! 1. Johannes de Doper was een prediker van het koninkrijk der hemelen (Mattheus 3:2). Hoe zou hij over de gemeente en het eeuwige leven in de hemel hebben kunnen prediken en de mensen dit rijk kunnen binnen leiden, terwijl de Here Jezus nog niet voor de zonden gestorven was? Het koninkrijk der hemelen was alleen voor de Joden en niet voor heidenen. Zie: „5 ¶ Deze twaalf zond Jezus uit, en hij gaf hun de volgende instructies: ‘Sla niet de weg naar de heidenen in en bezoek geen Samaritaanse stad. 6 Ga liever op zoek naar de verloren schapen van het volk van Israël. 7 Ga op weg en verkondig: “Het koninkrijk van de hemel is nabij.” 8 Genees zieken, wek doden op, maak mensen die aan huidvraat lijden rein en drijf demonen uit. Om niet hebben jullie ontvangen, om niet moeten jullie geven!” (Mattheus 10:5-8) 2. Om het koninkrijk der hemelen binnen te gaan, hoef je niet wederom geboren te zijn. a. Je moet een arme van geest zijn, zo zei de Here Jezus (Mattheus 5:3). b. Je moest een zachtmoedige zijn (Mattheus 5:5). c. Je moest een vervolgde zijn (Mattheus 10). d. Je mocht geen rijke zijn! (Mattheus 19:23) e. Je moet een rechtvaardige levenswandel hebben, die beter is dan die van de Farizeeën en Schriftgeleerden (Mattheus 5:20). 3. Mattheus 8:12 zegt dat er kinderen van het koninkrijk der hemelen uitgeworpen zullen worden in de buitenste duisternis. Er worden toch geen mensen uit de hemel verwijderd om alsnog naar de hel te gaan? 8 Vervolgens zei hij tegen zijn dienaren: “Alles staat klaar voor het bruiloftsfeest, maar de gasten waren het niet waard genodigd te worden. 9 Ga daarom naar de toegangswegen van de stad en nodig voor de bruiloft iedereen uit die je tegenkomt.” 10 De dienaren gingen de straat op en brachten zo veel mogelijk mensen samen, zowel goede als slechte. En de bruiloftszaal vulde zich met gasten voor de maaltijd. 11 Toen de koning binnenkwam om te zien wie er allemaal aanlagen, zag hij iemand die zich niet in bruiloftskleren gestoken had, 12 en hij vroeg hem: “Vriend, hoe ben je hier binnengekomen terwijl je niet eens een bruiloftskleed aanhebt?” De man wist niets te zeggen. 13 Daarop zei de koning tegen zijn hofdienaars: “Bind zijn handen en voeten vast en gooi hem eruit, in de uiterste duisternis, waar men jammert en knarsetandt. 14 Velen zijn geroepen, maar slechts weinigen uitverkoren.”’ (Mattheus 22:8-14) De kenmerken van dat koninkrijk 1. Dit koninkrijk zal aards en Joods van karakter zijn. Het is de periode van grote zegeningen als in het Paradijs die God aan Israël beloofd heeft. In deze tijd zal Israël het voornaamste (belangrijkste) volk op aarde zijn. 2. De in het Oude Testament beloofde Messias zal aanwezig zijn in Jeruzalem en vanuit Jeruzalem de gehele wereld regeren. Jeremia 23:5-8; 33:15; Zacharia 3:8; 6:12 3. Dit koninkrijk zal gekenmerkt worden door grote aardse zegeningen: voorspoed, welvaart en vrede. Er zullen geen oorlogen meer gevoerd worden. Er zullen ook geen legers meer zijn. Er zal een grote mate van eenheid onder de mensen zijn. De geprofeteerde zegeningen die velen zo graag in de Gemeente gestalte willen geven, zullen in dit rijk gezien worden. Jesaja 2:2-4 Grote technische zegeningen zullen vanuit Israël de wereld overspoelen. 4. Er zal geen ziekte meer zijn. De mensen zullen een gezond lichaam hebben. Jesaja 33:24; 35:5,6 5. De mensen zullen in hoge ouderdom sterven. De dood is dus niet verdwenen! Jesaja 65:20,22 6. Zelfs de natuur - het planten- en dierenrijk - zal vrede tonen. Jesaja 35:1 De straf op de zonde waren dorens en distels. De straf op de zonde zal dan zijn weggenomen. 7. Dit koninkrijk is aan een bepaalde periode gebonden: 1000 jaar (Openbaring 20). Maar... in dit koninkrijk zijn niet de zegeningen die de gelovigen eens in de hemel zullen ontvangen.