Wordt Eva zelf de verboden vrucht

advertisement
Edito 248
Wordt Eva zelf de verboden vrucht…???
Kritische kijk op het BBB van de Vlaamse administratie
Het rommelt al een hele tijd in het Vlaams ministerie. Reeds jarenlang zijn diepgaande
veranderingsprocessen in gang gezet, en ook deze regering heeft daar ijverig aan voort gewerkt.
Vanuit het kerntakendebat en met de focus op het primaat van de politiek werd heel de structuur
grondig onder de loupe genomen door externe experten met veel ervaring in
bedrijfsherstructurering. Intussen is het nieuwe blauwdrukje met de herschikking van
beleidsdomeinen alom bekend. Zo werden ook in het departement welzijn en gezondheid zes
verzelfstandigde agentschappen opgericht (te weten Vlaams Psychiatrisch Centrum, Kind en
Gezin, Jongeren Welzijn, Personen met een handicap, Zorg en Gezondheid en Inspectie) met
daarboven een beleidsraad van de topambtenaren en naast elk agentschap een raadgevend
comité, waar het middenveld en de doelgroepen alsnog een plaats krijgen. Heel het proces wordt
aangestuurd door een veranderingsmanager die daar een meer dan vette kluif aan heeft.
Dit alles leek nog een ver van ons bed show, zolang de discussie over het eigenlijk statuut van de
agentschappen niet aan de orde was. Intussen werden drie nieuwe types gelanceerd, met name
IVA (intern verzelfstandigd agentschap), IVA met rechtspersoonlijkheid en EVA (extern
verzelfstandigd agentschap). Op alle administratieve units die nu bestaan moet zulk een nieuwe
type-naam geplakt worden. Ten gronde gaat het bij die indeling om de vraag welke graad van
autonome bestuursbevoegdheid aan een agentschap gegeven wordt, met welke vorm van
inspraak en betrokkenheid van het middenveld en de cliëntdoelgroepen, en in hoeverre het
rechtreeks geïntegreerd wordt of niet in de Vlaamse administratie, onder de al of niet directe
verantwoordelijkheid van de bevoegde minister. Allerlei speculaties deden de ronde, waarbij velen
de stille hoop koesterden dat EVA hun ega zou worden, dat niet zou geraakt worden aan de
‘verworven vrij autonome statuten’ van sommige sectoren en dat zelfs een uitbreiding daarvan
naar andere sectoren mogelijk zou zijn.
Intussen werd hier echter de ontnuchterende sluier gelicht: behoudens voor initiatieven waarbij de
Vlaamse regering rechtsreeks door haar zelf georganiseerde zorg of dienstverlening aan de
bevolking aanbiedt, worden alle beleidsstructuren tot het IVA type (al of niet met
rechtspersoonlijkheid) herleid. Dit heeft zware repercussies voor het Vlaams Fonds en Kind en
Gezin. Meteen wordt de moeizaam verworven en toch wel originele constructie van partnerschap
in het beleid en medebeheer in deze sectoren – die ons soms in het buitenland benijd wordt – van
zowel de welzijnsinitiatieven als de doelgroeporganisaties afgebouwd, en dit uitgerekend op een
moment waar de mainstream van het beleid vanuit concepten van vraaggestuurde en
vraaggerichte zorg deze betrokkenheid en hun steeds meer verfijnde afstemming ‘in partnerschap’
op het beleid broodnodig heeft. Begrijpe wie kan!
Men kan natuurlijk gissen wat de achtergronden van deze beslissing zijn. Op de voorgrond staan
ongetwijfeld een visie op het primaat van de politiek en op stroomlijning van het management in
die richting. Men ontkomt echter niet aan de indruk dat er meer achter zit. Het gaat wellicht ook om
het ‘op zijn plaats’ zetten van het te gekleurde middenveld, waarmee trouwens tegelijk de impact
van een historisch gegroeid overwicht vanuit een bepaalde hoek door de huidige meerderheid
wordt gecorrigeerd. In tegenstelling tot andere ingrepen, waarbij in bepaalde sectoren omwille van
een meer cliëntgerichte aanpak gestreefd wordt naar een nieuwe eenheidsstructuur of eenvormig
netwerk gestuurd door de overheid zelf, kan hier zelfs het cliëntgerichte argument niet meer
worden aangevoerd.
Nu is het ook zo dat in de relatie tussen de overheid en de VOI’s met medebeer niet altijd alles van
een leien dakje liep. Wat ook begrijpelijk is, aangezien de concertatie met alle betrokkenen in één
structuur en in één moment plaats vindt. Eens men - soms moeizaam - een consensus gevonden
heeft, is deze moeilijk ook door het beleid te relativeren, maar tegelijk zijn heel wat andere
overlegstappen meteen overbodig en weet het beleid waar het aan toe is. Het beproefde spel van
‘verdeel en heers’ kan hierdoor niet meer gespeeld worden. En hoe zwaar de kritiek van sommigen
op dit model ook is, het kan niet ontkend worden dat het door de betrokkenheid van het
middenveld ook een zekere democratische legitimiteit bezit, sterk gebaseerd blijft op de principes
van het sociale zekerheidsmodel en de eindverantwoordelijkheid van de regering en parlement
erkent en respecteert.
De toch wel performante en dynamische resultaten van de VOI’s staan in schril contrast met deze
van sectoren die volledig in de administratie waren ingebed. Deze vorm van verzelfstandiging
hoeft dan ook een goed begrepen primaat van de politiek niet in de weg te staan. Bovendien kan
men in deze structuren gerust spreken over de weldaden van een permanente bevruchting van de
cybernetische cirkel van beleidsvoorbereiding, beleidsvorming en beleidsuitvoering én evaluatie
waarbij alle partners betrokken zijn. Dit uit elkaar trekken en alleen beleidsuitvoering in het
agentschap steken, lijkt dan ook een meer dan serieuze stap achteruit. De participatiebeweging
van onderuit gegroeid in de jaren tachtig in gezinsorganisaties en gehandicaptenmiddens,
uitlopend op een stuk responsabilisering, wordt daarbij een forse halt toegeroepen vanuit een toch
wel heel onverwachte hoek. Het Vlaams parlement bevestigde nochtans de legitimiteit van deze
participatie-eis met de oprichting van het Vlaams Fonds en Kind en Gezin.
De maatschappelijke meerwaarde van deze VOI’s kan niet worden onderschat omwille van
volgende elementen: ze zijn een herkenbaar aanspreekpunt voor de klant, verzekeren
rechtstreekse participatie van alle betrokken actoren met responsabilisering van de administratie,
de gebruikers en de zorgverstrekkers, en staan in voor een continue terugkoppeling van
gebruikersgegevens en zorgbehoeften naar het zorgaanbod en het beleid. Ook voor niet-VOI
sectoren zou moeten nagedacht worden over een betere vertegenwoordiging van gebruikers,
initiatiefnemers en deskundigen in de nieuwe aanpak.
Het nu voorliggende model staat daar mijlen ver van af. Het gevaar voor nieuwe politisering en
grotere bureaucratisering steekt dan ook opnieuw de kop op. Maar vooral wordt het middenveld
sterk teruggefloten naar een beproefd liberaal model, dat in nog niet zo oude boeken over
burgerschap uitvoerig werd uiteengezet. Een nieuwe politieke cultuur van verkozen mandatarissen
die zonder middenveld in eenzame verantwoordelijkheid erg ver van het volk dreigen te staan en
alleen oog hebben voor individuele potentiële kiezers. Ministers zonder kabinet met loodzware
administraties die het haast alleen voor het zeggen zullen hebben. Immers, wat er van de
adviescomités te verwachten valt daar hebben we reeds een goed voorsmaakje van gekregen in
het verkwikkende verhaal van de Gezins- en Welzijnsraad…
Het reeds zo bijbels beladen begrip van de ongehoorzame EVA, symbool van het stoute
middenveld, die niet op haar plaats kon blijven en de macht van haar overste, haar schepper als
het ware ambieerde door aan hem gelijk te willen zijn, krijgt hier wel een sprankelend nieuwe
betekenis. In de tuin van Eden die deze meerderheid wil scheppen wordt EVA zelf de verboden
vrucht!
Redactie
Download