Integrale gezondheidszorg Meer dan de som der delen

advertisement
Integrale gezondheidszorg
Meer dan de som der delen
Rede, uitgesproken door
Prof. dr. Caroline Baan
Prof. dr. Caroline A. Baan is bijzonder hoogleraar Integrale gezondheidszorg bij
Tranzo, Tilburg University. Deze bijzondere leerstoel wordt mogelijk gemaakt door het
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM).
Het doel van de leerstoel is een bijdrage te leveren aan het in samenhang vorm geven van
preventie, zorg en welzijn om daarmee de gezondheid van de populatie en de kwaliteit van
zorg te verbeteren en groei in zorgkosten te verlagen.
Colofon
vormgeving
Beelenkamp Ontwerpers, Tilburg
foto omslag
Maurice van den Bosch
druk
Caroline Baan heeft Biologie gestudeerd aan de Universiteit van Utrecht. In 1999 is zij bij
de Erasmus Universiteit in Rotterdam gepromoveerd op onderzoek naar de langetermijn
consequenties van diabetes mellitus. Met behulp van simulatiemodellen heeft zij verkend
wat mogelijke preventieve- en zorginterventies voor diabetes zouden kunnen opleveren aan
gezondheidswinst. Na haar promotieonderzoek heeft zij achtereenvolgens gewerkt bij de
GGD van Rotterdam als beleidsmedewerker en vanaf 2001 is zij werkzaam bij het RIVM.
Diabetes, chronische aandoeningen en ouderen zijn steeds haar aandachtsgebied geweest.
Als (co)promotor is zij bij een breed scala van onderzoeken betrokken (geweest).
PrismaPrint, Tilburg University
Integrale gezondheidszorg
Meer dan de som der delen
Rede,
In verkorte vorm uitgesproken bij de openbare aanvaarding van het ambt van bijzonder
hoogleraar in de Integrale Gezondheidszorg aan Tilburg University op vrijdag 12 juni 2015
door prof. dr. Caroline Baan
Deze bijzondere leerstoel wordt mogelijk gemaakt door het Rijksinstituut voor
Volksgezondheid en Milieu.
Meer dan de som der delen 1
©Caroline Baan, Tilburg University 2015
ISBN: 978-94-6167-245-2
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een
geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch,
mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier.
All rights reserved. This publication is protected by copyright, and permission must be obtained from the
publisher prior to any reproduction, storage in a retrieval system, or transmission in any form or by any means,
electronic, mechanical, photocopying, recording or otherwise.
www.tilburguniversity.edu/nl
2 Meer dan de som der delen
Meneer de Rector Magnificus,
Zeer gewaardeerde aanwezigen,
Ik wil u graag voorstellen aan meneer V. Meneer V. is 74 jaar oud, is gehuwd en woont nog
zelfstandig. Zijn dochter woont in de buurt. Meneer V. heeft onder meer diabetes, reuma,
artrose en COPD. Daarom gebruikt hij diverse medicijnen, elf verschillende om precies
te zijn. En meneer komt regelmatig bij de huisarts en andere zorgverleners, waaronder
medisch specialisten, de praktijkondersteuner en de fysiotherapeut. Omdat hij niet goed
ter been is, brengt zijn dochter hem elke week naar de bridgeclub, een dorp verder op.
Meneer V. is eigenlijk best gelukkig en voelt zich ook redelijk gezond omdat hij nog steeds
dingen kan doen waar hij plezier uithaalt, zoals de wekelijkse bridgeavond en – als het
weer het toelaat – in de tuin zitten met zijn vrouw.
Afstemming en samenwerking tussen alle zorgverleners die meneer V. behandelen, is
belangrijk, zodat hij niet steeds hetzelfde verhaal hoeft te vertellen of dat er gaten vallen
in zijn zorg en ondersteuning. Daardoor is meneer V. in staat om, ondanks al zijn ziekten,
toch de door hem gekozen invulling aan zijn leven te geven.
Onze behoefte aan zorg en ondersteuning is al een aantal decennia aan het veranderen,
onder andere doordat we steeds ouder worden en door een toename van het aantal
chronisch zieken. Hierdoor zijn de zorgkosten in Nederland inmiddels erg hoog. Om
de zorg betaalbaar te houden enerzijds en anderzijds te zorgen dat de zorg ook in de
toekomst aansluit bij de behoeften, zijn veranderingen noodzakelijk.
Op dit moment lijkt de gezondheidszorg op een tekening van Escher: er is veel te zien,
trappen verbinden diverse etages, mensen lopen rond door de gangen, of zitten buiten
aan een tafel. Het lijkt een mooi huis, maar als u goed kijkt, ziet u dat het net niet goed
op elkaar aansluit. Hierdoor is er toch geen echte verbinding tussen de onderdelen, en
lopen mensen soms letterlijk langs elkaar heen. Het geheel levert minder op dan de som
der delen. En dan kan men zich afvragen wat voor veranderingen er nodig zijn om de
onderdelen beter te laten aansluiten, zijn er grotere ingrepen nodig, of zelfs een geheel
nieuwe tekening?
Er wordt in dit licht vaak gesproken over de benodigde transitie in de gezondheidszorg.
Een transitie is een maatschappelijke structurele verandering met een grote impact op
de samenleving. Voor het bewerkstelligen van een transitie zijn tal van samenhangende
innovaties nodig: vernieuwingen op het niveau van o.a. technologieën, regels en organiMeer dan de som der delen 3
satievormen, maar ook culturele en gedragsveranderingen. Vanwege deze complexe en
ingrijpende veranderingen kost een transitie ook tijd.
Met mijn leerstoel ‘integrale gezondheidszorg’ hoop ik bij te dragen aan de transitie van de
gezondheidszorg en daarmee aan het verbeteren van de tekening van de gezondheidszorg.
Zodat u en ik én Meneer V. goede en betaalbare zorg en ondersteuning krijgen die we
nodig hebben, nu en in de toekomst.
Mijn leerstoel ‘integrale gezondheidszorg’ is gericht op het in samenhang vorm geven van
preventie, zorg en welzijn om daarmee de gezondheid van de populatie en de kwaliteit van
zorg te verbeteren en groei in zorgkosten te verlagen. Dit is een hele mond vol, maar ik zal
u in de loop van mijn verhaal hopelijk duidelijk maken wat ik hieronder versta. Dit thema
sluit goed aan bij de strategische koers van zowel Tranzo, het wetenschappelijk centrum
voor zorg en welzijn van Tilburg University, als ook het RIVM, waar ik beide werkzaam
ben. Bij Tranzo wordt, samen met het veld, gewerkt aan het vergroten van de kennis op
het gebied van zorg en welzijn. Het RIVM heeft de ambitie om bij te dragen aan een betere
gezondheid voor iedereen en wil midden in de maatschappij staan. Preventie, zorg en
welzijn zijn essentiële onderdelen voor een goede gezondheid. Door het samenwerken
met het veld en het beleid, staat het onderzoek binnen mijn leerstoel midden in de
maatschappij. In mijn leerstoel zal ik integrale gezondheidszorg vooral benaderen vanuit
de invalshoek van chronische zieken en ouderen.
In mijn oratie wil ik achtereenvolgens bespreken waarom we naar meer integratie van
preventie, zorg en ondersteuning toe moeten. Daaropvolgend zal ik kort aangeven wat
integrale gezondheidszorg als concept zou moeten inhouden. Vervolgens zal ik ingaan
op wat er in de afgelopen jaren is gebeurd in Nederland als het gaat om integrale zorg
voor chronisch zieken en de daaruit voortvloeiende verbreding naar integratie van zorg
met preventie en welzijn. Daarna zal ik ingaan op waar we naar toe moeten om ‘volledige’
integrale gezondheidszorg te bewerkstelligen en wat het onderzoek binnen mijn leerstoel
hier aan kan bijdragen. En omdat een verbeterde wereld bij jezelf begint, wil ik ook ingaan
op hoe integraal ik nu eigenlijk zelf ben en wil zijn.
Waarom is integratie van preventie,
zorg en ondersteuning nodig? Zoals ik al aangaf is de behoefte
aan zorg en ondersteuning al een aantal decennia aan het veranderen. Deels kom dit
door veranderingen in de bevolkingsopbouw. We worden in Nederland, net als in andere
4 Meer dan de som der delen
Westerse landen, steeds ouder. Op dit moment zijn er ongeveer 2,8 miljoen 65-plussers
in Nederland. De verwachting is dat in 2030 één op de vier Nederlands ouder is dan 65
jaar en er 1,2 miljoen mensen 80 jaar of ouder zijn. Deze oudere van 80 jaar heeft dan
gemiddeld nog zo’n 10 jaar te leven1.
Mede door de vergrijzing, maar ook door verbeteringen in de zorg, is tevens het aantal
mensen met een chronische aandoening sterk toegenomen. Vroegopsporing van
ziekten plus een betere behandeling maken dat mensen langer leven met hun ziekte. Zo
verdubbelde bijvoorbeeld, het aantal mensen met diabetes mellitus van 0,4 miljoen in
2000 tot 0,8 miljoen in 20111. In 2011 telde Nederland in totaal 5,3 miljoen mensen met
één of meerdere chronische aandoeningen, dat is ongeveer 30% van de bevolking. De
verwachting is dat het aantal mensen met één of meerdere chronische ziekten zal stijgen
naar 7 miljoen in 2030, wat neer komt op 40% van de bevolking1.
Net als meneer V., hebben mensen vaak meer dan één chronische aandoening. Dat
noemen we ook wel multi- of comorbiditeit. Ongeveer elf procent van de Nederlanders
heeft twee of meer chronische ziekten. Bij 75-plussers is dit zelfs 50%1.
De toename van het aantal mensen met een chronische aandoening leidt tot een
toenemende druk op de gezondheidszorg. Bij de toenemende vraag naar zorg en
zorgverleners zal het totaal aan arbeidspotentieel wat in de zorg werkzaam zal moeten zijn,
tekort schieten, ook al is het moeilijk om dat exact te duiden. Daarnaast zal de toename
in het aantal chronisch zieken zonder meer consequenties hebben voor de uitgaven in de
zorg. Tussen 2000 en 2013 verdubbelden de totale uitgaven aan zorg van €41 miljard naar
€85 miljard. Daarmee is het aandeel van de zorg in de totale collectieve uitgaven in de
loop der jaren toegenomen van ruim 13% in 2000 tot meer dan 21% in 20122. Hoewel het
goede nieuws is dat de groei in zorgkosten de laatste jaren afneemt, blijft het in bedwang
houden van de zorgkosten een belangrijk aandachtspunt.
Het capaciteitsprobleem en de stijgende zorgkosten zijn niet de enige reden waarom de
gezondheidszorg aan verandering toe is. Ook de aard van de zorgvraag is veranderd. Van
oudsher is de zorg ingericht rondom acute aandoeningen. Infectieziekten of een trauma
incident zoals een gebroken been, vragen om een onmiddellijke aanpak, al dan niet met
medisch ingrijpen. Als het goed is treedt er herstel op en is de patiënt weer patiënt af. De
zorg voor mensen met een chronische ziekte vraagt om een andere aanpak. De patiënt
kan immers niet genezen van zijn aandoening en zal er in het dagelijks leven mee moeten
leren omgaan. Zoals de casus van meneer V. liet zien, hebben patiënten met één of meerdere chronische aandoeningen te maken met een veelheid aan zorgverleners, waardoor
Meer dan de som der delen 5
samenwerking tussen de zorgverleners belangrijk is. Dat maakt dat de patiënt veel meer
zelf regie zou moeten voeren over de behandeling en daarnaast vaak ook een eigen deskundigheid en ervaring inbrengt die een wezenlijk onderdeel zou moeten vormen van de
behandelingsafspraken.
Al deze bevindingen zijn terug te vinden in de discussie over een nieuw concept van
gezondheid. In dit nieuwe concept staat ziekte niet langer centraal maar de mens/patiënt
in zijn geheel (holistische visie). De nadruk ligt minder op of iemand een ziekte heeft,
maar meer op de vraag hoe iemand met eventuele gezondheidsproblemen kan omgaan
en welke beperkingen hij ervaart. Het gaat erom dat u tegen uzelf kunt zeggen ‘ik voel me
gezond’ en dat kan ook als je een chronische ziekte onder de leden hebt3. Net als meneer
V kan je je gezond voelen en toch één of meerdere aandoeningen hebben. Dit nieuwe
concept van gezondheid erkent daarmee de enorme variëteit binnen de grote groep
chronisch zieken. Er zit ook een dynamisch element in dit concept, omdat het vermogen
om je aan te passen en eigen regie te voeren kan wisselen over de tijd. Dat betekent dat
het belangrijk is om continue de behoefte van de patiënt te blijven monitoren en de zorg
en ondersteuning daar op af te stemmen.
Ouderen hebben vaak een nog grotere behoefte aan zorg en ondersteuning, omdat
ouderen vaak te maken hebben met meerdere problemen op het gebied van gezondheid
en welzijn4. Tegelijkertijd blijven ouderen steeds langer thuis wonen; de afgelopen
decennia daalde het aantal ouderen in een verzorgings- of verpleeghuis of een andere
(zorg)instelling. In 1995 woonde nog 17 procent van de 75-plussers in een instelling, in
2014 nog maar 10 procent. Van de 65-plussers woonde 95 procent thuis, dat zijn bijna 2,8
miljoen mensen. Maar ook van de 85 plussers woont nog 80% zelfstandig 5.
Langer thuis wonende ouderen betekent niet dat zij geen zorg of ondersteuning nodig
hebben. Recent kopte het NRC, op basis van gegevens van het Centraal Bureau voor de
Statistiek, dat een derde van de zelfstandig wonende ouderen, moeite heeft met één of
meer dagelijkse werkzaamheden in en rondom het huis5. De afstemmings- en coördinatievraagstukken die voor de chronische zorg gelden, gelden dus nog meer voor zorg en
ondersteuning bij ouderen.
In de discussie over toename van het aantal chronisch zieken en de consequenties die dit
heeft voor gezondheidszorg, speelt primaire preventie ook een belangrijke rol. Immers,
veel chronische ziekten zijn het gevolg van een ongezonde leefstijl. Zo is roken nog steeds
de belangrijkste oorzaak van sterfte en ziekte, gevolgd door overgewicht en weinig bewegen1. Verlagen van die leefstijl gerelateerde risicofactoren kan dus de aanwas van chroni6 Meer dan de som der delen
sche zieken beperken of zelfs helemaal voorkómen6.
Preventie is ook van belang bínnen de zorg voor chronische ziekten. Denk hierbij aan
het voorkomen dan wel uitstellen van complicaties, zogenoemde secundaire en tertiaire
preventie. Zo leidt een interventie om ouderen meer te laten bewegen ertoe dat ouderen
die in een instelling wonen een verlaagde kans hebben op incontinentie, botontkalking
en valincidenten. Daarnaast vergroot meer bewegen bij ouderen de zelfredzaamheid en
vertraagt verdere achteruitgang in de kwaliteit van leven7.
Tot nu toe heb ik u meegenomen in mijn betoog dat door de toename in het aantal
ouderen en chronisch zieken ons gezondheidszorgsysteem onder druk staat. Daarnaast
vergen de veranderingen in de aard van de zorgvraag en het daaraan gerelateerde nieuwe
concept van gezondheid ook een aanpassing van het aanbod aan zorg en ondersteuning
en met name een aanpassing afgestemd op de behoefte van de patiënt en een groter
accent op zelfmanagement.
Wat is dan
integrale gezondheidszorg?
In mijn visie op integrale gezondheidszorg staan preventie, zorg en welzijn in dienst van het behoud van functioneren van
de patiënt. Hierbij wordt onmiddellijk helder dat de patiënt of zelfs de burger centraal
moeten komen te staan, immers zij zijn degenen die moeten aangeven op welke manier
zij invulling willen geven aan hun leven en wat functioneren voor hen inhoudt.
Natuurlijk zijn daarnaast ook kwaliteit van zorg en kosten belangrijke elementen. We
willen immers allemaal kunnen vertrouwen op een goede en effectieve behandeling
wanneer we die nodig hebben. En we moeten als samenleving de zorgkosten wel kunnen
blijven opbrengen. De samenhang tussen deze drie elementen: gezondheid, kwaliteit van
zorg en kosten, moet leiden tot de juiste keuzes en de juiste prioriteiten. Dit zogenaamde
Triple Aim principe8 komt verderop in mijn betoog terug en vormt de basis voor integrale
gezondheidszorg.
Meer dan de som der delen 7
Gezondheid
Triple Aim
Kosten
Kwaliteit
van zorg
Figuur 1: Triple Aim
Hoe vertaalt zich dit dan naar de huidige gezondheidszorg in Nederland? Wetenschappelijke inzichten over welke zorg wel en niet effectief is, bestaande structuren binnen de
gezondheidszorg, beleidsmatige kaders, de financiering van de zorg, maar ook de persoonlijke attitudes van alle betrokkenen, zijn allemaal bepalend voor de stappen die men
kan en wil zetten richting de ‘ideale situatie’. In de internationale literatuur ten aanzien
van de Triple Aim wordt wel gesteld dat een gezondheidszorgsysteem dat alle drie de doelen, gezondheid, kwaliteit van zorg en kosten, kan bewerkstelligen er anders uit zal zien
dan één die zich slechts richt op het verbeteren van de zorg alleen8.
De transitie naar integrale gezondheidszorg is een zoektocht. Elke stap die wordt gezet,
levert nieuwe inzichten op, maar ook de noodzaak tot vervolgstappen. Ik wil deze
zoektocht illustreren aan de hand van de ontwikkelingen binnen de chronische zorg
in de afgelopen decennia. Gedurende mijn tijd bij het RIVM heb ik deze zoektocht en
ontwikkelingen van dichtbij meegemaakt. Ik zal eerst in gaan op de ontwikkeling van
zogenoemde zorgprogramma’s voor chronische ziekten, en vervolgens bespreken hoe
deze zorgprogramma’s zijn ingevoerd in de Nederlandse gezondheidszorg.
Wat zijn de ontwikkelingen afgelopen
jaren geweest in integratie van chronische zorg?
De afgelopen jaren zijn er nationaal en internationaal diverse zorgprogramma’s binnen
de chronische zorg ontwikkeld om de integratie van de chronische zorg te verbeteren en
beter te laten aansluiten bij de nieuwe behoeften van patiënten9-16. De meeste zorgpro8 Meer dan de som der delen
gramma’s richtten zich op het integratief vormgeven van de zorg voor mensen met één
specifieke chronische aandoening, zoals diabetes of hartfalen, maar er worden ook steeds
meer zorgprogramma’s ontwikkeld gericht op mensen met multimorbiditeit en/of kwetsbare ouderen17.
Het chronische zorgmodel wordt vaak als raamwerk gebruikt voor deze zorgprogramma’s, en onderscheidt vier kernonderdelen die in samenhang zouden moeten leiden tot
betere en efficiëntere zorg18,19. Dus ook in dit model geldt dat de som meer is dan de
afzonderlijke onderdelen. In het model is er een gelijkwaardige interactie tussen de geïnformeerde patiënt en zijn zorgverleners (zie figuur 2). Deze vier kernonderdelen voor een
integratief zorgprogramma zijn:
• Zelfmanagementondersteuning; dat wil zeggen het stimulering en ondersteunen van
de patiënt om de ziekte(n) zelf te managen in het dagelijks leven;
• Een zorgproces waarin er multidisciplinaire samenwerking is van zorgverleners met
een heldere verdeling van taken en verantwoordelijkheden en een proactieve en
planmatige wijze van zorgverlening;
• Besluitvorming t.a.v evidence based zorgverlening op basis van richtlijnen, en scholing
van zorgverleners in het gebruik van die richtlijnen;
• Klinische informatiesystemen waarmee bijvoorbeeld een oproepsysteem voor
controlebezoeken van de patiënt kan worden ingesteld of waarmee feedback op de
resultaten van het eigen handelen van zorgverleners kunnen worden gegenereerd.
Figuur 2: Het chronische zorgmodel18,19
Meer dan de som der delen 9
Ondanks de logica achter het chronische zorgmodel, ontbreekt het nog aan eenduidig
bewijs dat de zorgprogramma’s effectief zijn als het gaat om de kwaliteit en de doelmatigheid van de zorg10, 12-15,17,21. Uit de diverse studies die zijn gedaan om chronische
zorgprogramma’s te evalueren, blijkt dat zelden álle vier de onderdelen van het chronisch zorgmodel worden geïmplementeerd. Meestal bestaat een ziektespecifiek zorgprogramma, bijvoorbeeld voor COPD patiënten, uit twee van de vier kerncomponenten. Vaak is dit zelfmanagementondersteuning en verbetering van de multidisciplinaire
samenwerking10, 12-15. Binnen de zorgprogramma’s voor ouderen en/of multimorbiditeit
is daarnaast ook aandacht voor ondersteuning op het gebied van welzijn, zoals transport van en naar het ziekenhuis of het verstrekken van maaltijden, zoals tafeltje dekje 17.
Los van het aantal onderdelen wat in een zorgprogramma wordt meegenomen, worden
deze ook niet altijd op dezelfde manier uitgewerkt. Zo kan zelfmanagementondersteuning
in het ene inititatief bestaan uit het inzetten van een praktijkondersteuner voor de educatie van patiënten, en in andere initiatief uit het voeren van motivational interviewing. Dit
hoeft natuurlijk geen probleem te zijn. Sterker nog, dit is misschien juist wel wenselijk
als de zorg afgestemd wordt op de behoefte van de patiënt. Helaas gebied de eerlijkheid
mij te zeggen dat de evidence-based onderbouwing van de keuze voor een bepaalde uitwerking van een onderdeel binnen een zorgprogramma vaak ontbreekt. Daarnaast is het
lastig om de effectiviteit van onderdelen te vergelijken tussen zorgprogramma’s als ze
verschillend zijn uitgewerkt.
Afhankelijk van de uitkomstmaten die zijn meegenomen en afhankelijk van de ziekte waar
het programma zich op richt, hebben de onderzochte zorgprogramma’s meer of minder
effect. Zo hebben hartfalenpatiënten die deelnemen aan een integraal zorgprogramma
meer kennis van hun ziekte, gaan minder naar de eerste hulp en hebben minder ziekenhuisopnames, dan hartfalenpatiënten die reguliere zorg krijgen12. Bij depressiepatiënten
die deelnamen aan een zorgprogramma, verminderde de depressie en werd medicatie
adequater voorgeschreven dan bij patiënten binnen de reguliere zorg14.Maar er zijn ook
studies die geen of juist een slechter resultaat op de kwaliteit van zorg bij diverse aandoeningen laten zien.
De meeste van al deze studies duurden niet langer dan 1 jaar, waardoor lange-termijneffecten niet bekend zijn. Het lijkt er vooralsnog op dat bij vele aandoeningen de uitkomsten sterker verbeteren bij een langere follow-up duur van de studie, en ook dat hoe meer
onderdelen van het chronisch zorgmodel worden meegenomen, hoe sterker het effect is.
Uit een overzichtsonderzoek naar effecten van integrale zorgprogramma’s op kosten die
10 Meer dan de som der delen
we vanuit het RIVM hebben uitgevoerd, blijkt dat de helft van de studies een verlaging van
de totale zorgkosten laten zien ten opzichte van reguliere zorg21. Met name hartfalenprogramma’s lijken kosten te besparen, evenals programma’s voor mensen met depressie.
Voor diabetes en COPD zijn de resultaten wisselender.
Tot nu toe is er onvoldoende aandacht voor de mate van implementatie van de chronische
zorgprogramma’s. Terwijl dit zeker gevolgen heeft voor de effectiviteit alsmede voor de
kosten. Immers, bedachte onderdelen kunnen wel juist lijken op de tekentafel, maar als
ze niet goed worden geïmplementeerd, zal de effectiviteit lager uitvallen en daarmee ook
minder kostenbesparing opleveren. Daarnaast is inzicht in de succes- en faalfactoren van
het implementatieproces ook van belang als een zorgprogramma ook in andere settings
of andere landen geïmplementeerd zal worden9.
In de meeste studies naar de effectiviteit van zorgprogramma’s worden nog steeds alleen
zogenoemde klinische uitkomstmaten meegenomen, zoals bijvoorbeeld de bloeddruk bij
patiënten met hartfalen of het HbA1c, een maat voor glucoseinstelling, bij diabetespatiënten. In het licht van het nieuwe gezondheidsconcept waarbij veel meer het functioneren
van de patiënt centraal staat, zouden uitkomstmaten als symptomen, klachten, dagelijks
functioneren, tevredenheid met de geleverde zorg, en kwaliteit van leven ook meegenomen moeten worden. Zeker bij zorgprogramma’s voor ouderen met chronische aandoeningen is het maar de vraag in hoeverre er nog grote verbeteringen in klinische uitkomstmaten kunnen worden gerealiseerd. Bij mensen als meneer V. die ik in de inleiding aan
u voorstelde, gaat het er veel meer om hoe zij een nog zo prettig mogelijk leven kunnen
leiden wat aansluit bij de persoonlijke wensen en/of doelstellingen. Maar ook een vrachtwagenchauffeur met diabetes heeft wellicht veel meer baat bij zorg die rekening houdt
met hoe hij zijn werk kan blijven doen zonder het risico van een hypo achter het stuur. Bij
zo’n patiënt wil je wellicht minder focussen op een strenge glucoseregulering omdat dit
het risico op een hypo kan vergroten.
Hoe zijn zorgprogramma’s ingevoerd in de
Nederlandse gezondheidszorg en welke randvoorwaarden hebben hieraan bijgedragen? Ondanks dat
er nog veel vragen zijn over de vorm, effectiviteit en kosteneffectiviteit van zorgprogramma’s
en de implementatie ervan, is men in Nederland aan de slag gegaan om zorgprogramma’s
voor diverse chronische aandoeningen op te zetten en te implementeren. Daarbij heeft
het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) met haar beleidsvisie
Meer dan de som der delen 11
‘programmatische aanpak’, mede richting gegeven aan de verandering van chronische
zorg22. In deze beleidsvisie werd de invoering van zorgprogramma’s gestimuleerd door
twee instrumenten: de zorgstandaard en integrale bekostiging van chronische zorg op
basis van de zorgstandaard. Ik zal ze hier kort bespreken.
Zorgstandaarden
De zorgstandaard heeft als doel de kwaliteit van de zorg voor een bepaalde specifieke ziekte
te optimaliseren. De zorgstandaard beschrijft op hoofdlijnen welke zorg de patiënt moet
krijgen; wat de rol van de patiënt in het behandelproces is en welke ondersteuning de patiënt
kan verwachten van de zorgverleners. Daarnaast geeft de zorgstandaard een beschrijving
van de organisatie van deze zorg en relevante kwaliteitsindicatoren waarmee kan worden
beoordeeld of de zorg het gewenste effect heeft gehad23. Het chronisch zorgmodel is
een belangrijke inspiratiebron geweest voor de invulling van de zorgstandaarden. De vier
eerder genoemde kernonderdelen van het zorgmodel (zelfmanagementondersteuning,
multidisciplinaire samenwerking, evidence based zorgverlening en informatiesystemen)
zijn dan ook terug te vinden in de zorgstandaard.
In een zorgstandaard staat welke zorg patiënten moeten krijgen. Voor diabetes bijvoorbeeld
staat er ondermeer in dat alle patiënten één uitgebreide controle per jaar moeten krijgen
en drie keer per jaar een reguliere controle. Maar er staat bewust niet in wíé die zorg moet
geven en wáár dat moet gebeuren. Dat maakt het mogelijk om de taken anders te verdelen
onder zorgverleners dan nu vaak het geval is. Bijvoorbeeld door de reguliere controles van
de diabetespatiënten te laten uitvoeren door praktijkondersteuners in plaats van door de
huisarts.
Een zorgstandaard wordt opgesteld door het veld, waarbij idealiter alle betrokken actoren
rondom de zorg voor een specifieke aandoening betrokken worden. Hiermee wordt
draagvlak gecreeërd en ontstaat er een gemeenschappelijke visie en taal over wat alle
betrokkenen (zorgverleners en patiënten) zien als goede zorg. Als eerste is in Nederland
de Zorgstandaard diabetes type 2 opgesteld. Vervolgens zijn ook andere zorgstandaarden
ontwikkeld, waaronder die van COPD, Astma, dementie, overgewicht en depressie. Om te
voorkomen dat iedereen bij het ontwikkelen van een zorgstandaard het wiel opnieuw uit
moest vinden, is in 2010 door het Coördinatieplatform Zorgstandaarden een raamwerk
onwikkeld waarin staat welke onderdelen er in een zorgstandaard moeten worden
opgenomen23.
Integrale bekostiging van chronische zorg
In de praktijk blijkt echter dat het opstellen van een zorgstandaard alleen onvoldoende
12 Meer dan de som der delen
is om op continue basis zorgprogramma’s tot stand te brengen en zo de kwaliteit van
de zorg te verbeteren. Vooral de huidige versnipperde bekostigingssystematiek van de
verschillende onderdelen van de chronische zorg wordt door het veld als een belangrijke
barriere gezien24. Om hieraan tegemoet te komen heeft VWS in 2007 een nieuw
bekostigingssystematiek ingevoerd, ook wel integrale bekostiging genoemd. Dit heeft
geleid tot de komst van zogenoemde zorggroepen.
Een zorggroep is een nieuwe juridisch entiteit in het zorglandschap - vaak een BV, coöperatie of een stichting - waarin zorgaanbieders zijn verenigd. Bij integrale bekostiging
heeft één partij - de zorggroep dus- de regie over de afstemming en coördinatie van de
zorg voor een specifieke ziekte25. De zorggroep onderhandelt met de zorgverzekeraar over
inhoud en prijs van de zorg die geleverd wordt, op basis van wat er in de zorgstandaard is
beschreven. De zorggroep fungeert dus als hoofdaannemer en is verantwoordelijk voor de
organisatie en levering van de zorg. Vervolgens maakt de zorggroep afspraken met individuele zorgverleners en zorginstellingen, de onderaannemers, over wie welk onderdeel van
die zorg voor zijn rekening neemt. In 2007 is men begonnen met integrale bekostiging
voor onder andere diabetespatiënten, en in een aantal jaren is het aantal zorggroepen
voor diabetes enorm toegenomen. Op dit moment zijn er zeker 113 diabeteszorggroepen26.
De komst van de diabeteszorggroepen heeft gezorgd voor een betere samenwerking
en afstemming tussen zorgverleners doordat er duidelijke protocollen zijn ontwikkeld
en formele afspraken over rollen en taken werden gemaakt27. Naast deze heldere
taakafbakening zijn er ook inspanningen verricht om de informatievoorziening tussen
zorgverleners te verbeteren. In elektronische informatiedossiers is de informatie over
de patiënt toegankelijk gemaakt voor diverse zorgverleners, en soms zelfs ook voor de
patiënt zelf.
Zoals ik eerder aangaf, geeft de zorgstandaard aan wat voor zorg er verleend moet
worden, maar niet door wie. Daardoor is er binnen de zorggroepen vaak sprake van
taakherschikking en taakdelegatie. In alle zorggroepen is de praktijkondersteuner de
spil van de diabeteszorg en worden de reguliere controles veelal door hen uitgevoerd27.
Maar ook bijvoorbeeld oogcontroles worden steeds vaker uitgevoerd door optometristen,
gespecialiseerde verpleegkundigen of huisartsen in plaats van door de oogarts. Daarnaast
worden in toenemende mate insulineafhankelijke patiënten zonder verdere complicaties
in de huisartsenpraktijk behandeld in plaats van in het ziekenhuis.
Het doel van de zorggroepen was om de zorg voor mensen met een chronische aandoeMeer dan de som der delen 13
ning te verbeteren. Uit de evaluatiestudies die wij vanuit het RIVM hebben uitgevoerd,
en de jaarrapportages Transparante ketenzorg, opgesteld door InEen, blijkt dat er kleine
positieve effecten op de kwaliteit van zorg zijn gevonden25-27. Patiënten kregen vaker zorg
zoals in de zorgstandaard staat beschreven. Daarnaast maakten de deelnemers aan een
zorgprogramma diabetes minder vaak gebruik van het ziekenhuis in vergelijking met de
diabetespatiënten die reguliere zorg ontvingen28. Er zijn wel verschillen te zien tussen
de zorggroepen in deze scores op kwaliteit. Op dit moment ronden we een studie naar
de effecten tot vier jaar na invoering van integrale bekostiging af. De voorlopige conclusies hieruit zijn dat er minder diabetespatiënten zijn overleden in een zorggroep dan
diabetespatienten die reguliere zorg hebben ontvangen. Gelijktijdig zijn de kosten minder
toegenomen bij de zorggroepen in vergelijking met reguliere zorg. Hiermee lijkt de doelmatigheid van de diabeteszorg verbeterd met de invoering van integrale bekostiging29.
Waar moeten we naar toe om meer
integrale gezondheidszorg te bewerkstelligen?De
diabeteszorggroepen zijn een mooi voorbeeld van hoe randvoorwaarden als een
zorgstandaard- waardoor er consensus is over wat goede zorg inhoudt- en integrale
bekostiging helpen om zorgprogramma’s breed te implementeren en daarmee bij te
dragen aan doelmatige zorg. Het is wel belangrijk om te kijken waardoor de verschillen
tussen de zorggroepen in hoe ze scoren op de kwaliteitsmaten wordt veroorzaakt en waar
mogelijke verbeteringen zitten.
De implementatie van andere zorgprogramma’s, bijvoorbeeld voor COPD loopt echter
veel minder soepel. Het blijkt dus wel dat randvoorwaarden als zorgstandaarden en
integrale bekostiging niet de enige bepalende factoren zijn voor integratie van chronische
zorg.
Ik heb eerder ook aangegeven dat, in de zoektocht naar integratie van zorg, iedere
stap die wordt gezet weliswaar nieuwe inzichten oplevert, maar ook de noodzaak tot
vervolgstappen. Dat kan mooi worden geïllustreerd aan de hand van de zorgstandaarden.
De ontwikkeling van zorgstandaarden heeft gezorgd voor een toenemende standaardisatie
van de chronische zorg. Voor de diabeteszorg betekende dit onder andere dat alle
patiënten vier keer per jaar op controle komen, zoals beschreven in de zorgstandaard.
Enerzijds prima omdat daarmee het niveau van de kwaliteit van zorg voor alle patiënten
verbeterd, maar het voldoet niet aan zorg waar de behoefte van de patiënt centraal staat.
Een diabetespatiënt die goed is ingesteld en goed voor zichzelf kan zorgen, heeft wellicht
14 Meer dan de som der delen
genoeg aan twee of zelfs maar één controle per jaar. En een diabetespatiënt die grote
moeite heeft om de diabetes zelf te managen, moet wellicht wel zes keer per jaar voor
controle komen. Daarnaast bieden de ziektespecifieke zorgstandaarden onvoldoende
houvast voor de patiënt met multimorbiditeit, iemand als meneer V. bijvoorbeeld
Er moeten dus nieuwe stappen worden gezet om deze ongewenste effecten het hoofd
te bieden. Onder de noemer ‘zorg op maat’, worden nu dan ook diverse initiatieven
gestart. Zo wordt er op dit moment binnen de diabeteszorg de stap gezet naar meer
individualisering binnen de standaard: de ontwikkeling van zogenoemde patiëntprofielen.
Deze patiëntprofielen moeten meer recht gaan doen aan de verschillen tussen patiënten
in hun zorgbehoeftes, mogelijkheden tot zelfzorg en risico op verdere complicaties30.
Ook vanuit het eerder genoemde Coördinatieplatform, wat nu is opgegaan binnen het
Zorginstituut Nederland (ZIN), wordt gewerkt aan de vertaling van algemene normen
voor goede zorg -zoals vastgelegd in de zorgstandaarden- naar de individuele doelen,
behoeften en situatie van de patiënt, vastgelegd in een Individeel Zorgplan (IZP)31. Dit
individueel zorgplan wordt op maat gemaakt per patiënt en lijkt daarmee tegemoet te
komen aan de grote verschillen tussen chronisch zieken. Binnen mijn leerstoel zal ik ook
aan dit thema blijven werken, oa door de ontwikkeling van dynamische zorgprofielen voor
diabetespatiënten. Ik zal daar straks nog even op terugkomen.
In het begin van mijn betoog gaf ik aan dat het doel van integrale gezondheidszorg
drieledig zou moeten zijn: het verbeteren van de gezondheid van een populatie, het
verbeteren van de kwaliteit van geleverde zorg en het verlagen van de zorgkosten. Naast
toewerken naar meer ‘zorg op maat, is het dan ook van belang om de drie domeinen
preventie, zorg en welzijn echt te gaan integreren. Dit wordt ook steeds meer onderkent
in de beleidsnota’s van de afgelopen jaren32-36. In deze beleidsnota’s geeft VWS aan dat
mensen die gezond willen leven hierbij zo min mogelijk drempels moeten tegenkomen en
ondersteuning bij een gezonde leefstijl dicht bij huis toegankelijk moet zijn. Tegelijkertijd
wordt er meer nadruk gelegd op versterking van zorg en welzijn in de buurt, meer nadruk
op de eigen verantwoordelijkheid van de burger en staat het uitgangspunt centraal dat
mensen zolang mogelijk gezond en zelfredzaam blijven met regie over hun eigen leven.
Met de decentralisatie tenslotte van overheidstaken richting gemeenten per 1 januari
201536, krijgen gemeenten een steeds grotere rol in de zorg en ondersteuning voor
ouderen en chronisch zieken. Hiermee komen gemeenten, zorgaanbieders, burgers en
zorgverzekeraars in een andere verhouding tot elkaar te staan.
In navolging van de ontwikkelingen in de chronische zorg en de zojuist genoemde
beleidontwikkelingen ten aanzien van integrale zorg, zijn er op regionaal niveau
Meer dan de som der delen 15
verschillende initiatieven gestart om zorg en welzijn op regionaal niveau anders vorm
te geven. VWS heeft op voordracht van de zorgverzekeraars negen van deze regionale
initiatieven geselecteerd als zogenoemde ‘proeftuinen’. Deze kunt in deze figuur zien37.
Deze proeftuinen concentreren zich op de populatie in de betreffende regio en het daar
aanwezige zorg- en ondersteuningsaanbod. De proeftuinen worden vijf jaar gevolgd
binnen de Landelijke Monitor Proeftuinen (LMP) van het RIVM38,39.
Om de proeftuinen op een systematische en vergelijkbare manier te kunnen monitoren
hebben wij vanuit het RIVM een raamwerk opgesteld, gebaseerd op internationale
literatuur40. Zoals u in Figuur 3 kunt zien, onderscheidt het raamwerk een aantal stappen
om populatiegerichte zorg en ondersteuning te kunnen vormgeven:
Allereerst wordt de populatie gedefinieerd. Dit kunnen bijvoorbeeld alle inwoners van een
bepaalde regio zijn, of alle ingeschrevenen bij een bepaalde verzekeraar of zorgverlener.
Vervolgens wordt in de tweede stap van deze populatie de gezondheid, kwaliteit en kosten
van zorg vastgesteld op basis van diverse informatiebronnen. Daarmee wordt in feite
de zorgbehoefte van de populatie in kaart gebracht. In de derde stap wordt, op basis
van de uitkomsten van stap 2, de populatie ingedeeld in subgroepen waarop specifieke
interventies kunnen worden geselecteerd en toegesneden. In stap 4 worden die specifieke
interventies geïmplementeerd. Dit kunnen zorginhoudelijke interventies zijn, maar ook
preventieve of ondersteuningsinterventies. Daarnaast kunnen er ook randvoorwaardelijke
interventies worden ingezet om gedrags- of contextfactoren te beïnvloeden, zoals
kostenbewustzijn vergroten van zorgverleners of burgers of de realisatie van een datainfrastructuur om gegevens uit te kunnen uitwisselen en te monitoren. In stap 5 wordt het
effect van de interventies geëvalueerd aan de hand van diverse uitkomstmaten. Idealiter
komen deze uitkomstmaten overeen met de drie doelen gezondheid, kwaliteit van zorg en
kosten. In de laatste stap staat het kwaliteitsverbeteringsproces centraal.
16 Meer dan de som der delen
Figuur 3: Raamwerk populatiegerichte aanpak39,40
Wat leveren
proeftuinen vooralsnog op? In de afgelopen twee jaar hebben de
proeftuinen zich tot netwerken gevormd waarbij tussen de vier en veertig organisaties
deelnemen in een proeftuin. Op één regio na, werken alle proeftuinen met een stuurgroep
als besluitvormend orgaan met daaronder werk- en/of projectgroepen41. In de meeste
Meer dan de som der delen 17
proeftuinen zijn huisartsen, zorgverzekeraars en ziekenhuizen vertegen-woordigd in de
stuurgroep. Vaak is ook een partij aangesloten die de patiënten en burgerbelangen behartigd. Ook de gemeenten zijn in zes proeftuinen actief betrokken. Alhoewel het streven
van de proeftuinen is om preventie, zorg en welzijn te integereren, worden er vooralsnog
vooral zorginhoudelijke interventies geïmplementeerd zoals het doelmatiger voorschrijven van geneesmiddelen en zogenoemde ‘anderhalvelijnszorg’. In anderhalvelijnszorg
wordt deel van de zorg die normaliter in de 2e lijn – het ziekenhuis – wordt gegeven, verplaatst naar de huisartspraktijken, bijvoorbeeld in de vorm van specialisten die spreekuur
houden in de huisartspraktijk41.
De proeftuinen kunnen worden gezien als een katalysator voor de transitie naar integrale
zorg en ondersteuning. Zoals ik eerder al aangaf is een dergelijke transitie een structurele
maatschappelijke verandering die vraagt om gedragsveranderingen van betrokken actoren en om wijzigingen van cultuur en bestaande (organisatie)structuren. In de meeste
proeftuinen worden dan ook naast zorginhoudelijke interventies ook ‘randvoorwaardelijke’ interventies geïmplementeerd om bij te dragen aan deze transitie. De randvoorwaardelijke interventies versterken de fundamenten om integrale zorg te realiseren, door
bijvoorbeeld de ICT-infrastructuur van verschillende zorgaanbieders te verbinden, nieuwe
rollen van zorgverleners/actoren vorm te geven en innovatieve bekostigingsmethoden
voor preventie, zorg en ondersteuning te ontwikkelen41.
De samenwerking tussen zorgaanbieders, verzekeraars en gemeente is verbeterd met de
komst van de proeftuinen, evenals het vertrouwen en openheid tussen actoren. Maar er is
nog zeker verbetering mogelijk. De betrokkenen geven aan dat woorden nog niet altijd in
lijn zijn met de daden en ook dat gevoeligheden niet of onvoldoende worden besproken.
Betrokkenen denken nog voornamelijk vanuit het eigen organisatiebelang en deze
organisatiebelangen zijn veelal nog niet in lijn met het ideële doel van de proeftuin. Zo zal
bijvoorbeeld de verschuiving van zorg van het ziekenhuis richting de huisartsenpraktijk
zorgen voor volumereductie voor het ziekenhuis en daar moet dan ook een passend
antwoord op worden gevonden.
Een daadwerkelijke populatiegerichte aanpak waarbij vanuit de behoefte van de populatie
wordt gedacht is nog beperkt41. Als we het raamwerk weer even in gedachten nemen,
worden dus de tweede en derde stap van het raamwerk, het in kaart brengen van de
gezondheid, zorg en kosten en het gericht inzetten van interventies op basis van deze
informatie, nog onvoldoende uitgewerkt.
18 Meer dan de som der delen
Waar moeten we naar toe om ‘volledige’
integrale gezondheidszorg te bewerkstelligen Ik gaf
al aan dat de proeftuinen in het licht kunnen worden gezien van de transitie in
de gezondheidszorg. Een belangrijke basis voor deze transitie is een succesvolle
samenwerking met overeenstemming over de doelstellingen42. Hoewel er al belangrijke
stappen gezet zijn, is het voor de verdere ontwikkeling van de proeftuinen en daarmee
integrale gezondheidszorg noodzakelijk dat er geïnvesteerd moet blijven worden in de
samenwerking. Er zal, meer dan nu, gezocht moeten worden naar de gemene deler in
de verschillende belangen tussen de proeftuin en de deelnemende organisaties. Bij
het zoeken naar deze algemene deler, en de samenwerking tussen de organisaties, is
vertrouwen essentieel43,44. ‘Vertrouwen komt te voet en gaat te paard’ is een uitspraak
die mijn collega Jeroen Struijs al vele malen heeft gedaan. Hij heeft hierin zeker gelijk en
werken aan vertrouwen zal dan ook een belangrijke doelstelling voor de komende jaren
moeten blijven.
Naast de samenwerking en vertrouwen is ook het ontwikkelen van een gemeenschappelijke
taal belangrijk. Ik bedoel hiermee dat het belangrijk is om de ideeële doelstelling van
de proeftuinen uit te werken in concrete doelstellingen voor de korte, middellange en
lange termijn. Immers, iedereen is voor het bereiken van duurzame zorg (zeg maar de
wereldvrede), maar de devil zit natuurlijk in the details, waar de organisatiebelangen op de
proppen komen. Bij het uitwerken van deze doelstellingen is het van belang om consequent
de populatie centraal te stellen, omdat dit in ieder geval gemene deler voor alle betrokken
actoren is. Bij optimale duurzame zorg, zal meer worden gestuurd op behoud van
functionaliteit en eigen regie van de burger waardoor preventie een belangrijk onderdeel
wordt en kosten veel meer vanuit maatschappelijk perspectief worden meegenomen.
Maar gemeenschappelijke taal betekent ook dat er blijvend moet worden ingezet op de
transparantie. Als we het raamwerk weer in gedachten nemen, wordt het duidelijk dat
inzicht in gezondheid, kwaliteit van zorg en kosten voor alle fases van belang is. Pas dan is
het mogelijk om de behoefte van de populatie in kaart te brengen en vast te stellen welke
zorgarrangementen en ondersteuning nodig zijn. Het wordt dan ook mogelijk een goede
feedbackcyclus in te richten waarbij uitkomsten van interventies worden teruggekoppeld
zodat het voor alle partijen inzichtelijk wordt wat de meerwaarde van de proeftuin is
en kunnen eventuele bijstellingen goed onderbouwd worden. Dit hoeft overigens niet te
betekenen dat alle data opnieuw verzameld moeten worden. Het verdient de voorkeur
om gebruik te maken van bestaande datasystemen en deze via zogenoemde trusted third
parties te koppelen27,40.
Meer dan de som der delen 19
Tenslotte zijn veranderingen binnen de zorginkoop belangrijk om de Triple Aim - gezondheid,
kwaliteit en kosten van zorg- daadwerkelijk te kunnen bewerkstelligen. Denk hierbij aan
het stimuleren van zorgaanbieders om in gezamenlijkheid verantwoordelijkheid te dragen
voor zowel de kwaliteit als de kosten van de zorg. In dit kader worden er in het buitenland
veelal juridische entiteiten geïntroduceerd die de financiële verantwoordelijkheid op zich
nemen namens meerdere zorgaanbieders45-49. Het ontstaan van zorggroepen in Nederland
waarbij aanbieders zowel de klinische als financiële verantwoordelijkheid op zich nemen
voor de gecontracteerde chronische zorg kan ook in dit licht gezien worden. Daarnaast
is het belangrijk om oplossingen te vinden voor het bekostigen over financieringskaders
heen, bijvoorbeeld het tegelijk benutten van gelden uit de zorgverzekeringswet en de wet
langdurige zorg.
Wat is mijn bijdrage vanuit de leerstoel
aan de zoektocht integrale gezondheidszorg Het doel
van mijn leerstoel is het beleid en de praktijk behulpzaam te zijn om te komen tot een
meer geïntegreerde gezondheidszorg. Om te illustreren hoe ik dit zie, wil ik u graag een
verhaal vertellen, het verhaal van de blinden en de olifant50:
Er was eens een stad waar alle inwoners blind waren. Op een dag kwam de koning met
zijn hofhouding en leger naar deze stad en zette daar zijn kamp op. Deze koning bezat een
olifant. De mensen stonden te popelen om de olifant te zien en sommige blinden renden
vooruit om te ontdekken wat het was. En omdat ze geen idee hadden van de vorm en het
uiterlijk van de olifant, verzamelden ze informatie door ieder een gedeelte van de olifant
te betasten. Toen ze terugkwamen bij hun stadsgenoten, wilde men horen wat ze dachten
dat de waarheid was. De man die het oor had aangeraakt zei: ‘het is een groot ruw ding,
zo groot als een tapijt’. Degene die de slurf had aangeraakt zei: ‘ik weet wat het is. Het is
een rechte en holle pijp, vreselijk en vernietigend’. Degene die de poot had onderzocht zei:
‘het is krachtig en stevig, zoals een pilaar’.
Het verhaal van de blinden en de olifant vertelt hoe belangrijk het is om oog te hebben voor
het geheel en hoe belangrijk het daarbij is om inzicht te verkrijgen door waarnemingen
vanuit verschillende perspectieven naast elkaar te leggen. Iedere inwoner had op de tast
een gedeelte van het lichaam van de olifant onderzocht, maar geen van hen had daardoor
een juist beeld van het gehele lichaam gekregen. De combinatie van de verschillende
beelden geeft meer inzicht dan de losse onderdelen.
20 Meer dan de som der delen
Ik heb in mijn betoog laten zien dat de huidige werkelijkheid zo complex is en voortdurend
verandert, waardoor er behoefte is aan een vorm van leren en onderzoek doen die beter
past bij behoeften van deze tijd. Deze vorm bestaat voor mij uit het combineren van
verschillende perspectieven, waarbij je op zoek gaat naar uitganspunten met algemene
geldigheid en universeel karakter. Deze universele uitgangspunten kunnen dienen als
basis voor creatieve vernieuwing binnen gezondheidszorg. Een open en nieuwsgierige
houding is daarbij essentieel. Ik wil dan ook vanuit deze vorm mijn onderzoek vormgeven.
Het verhaal staat voor mij ook symbool voor de samenwerking die nodig is tussen de
diverse actoren om daardoor het totale beeld van de olifant te kunnen schetsen.
Het onderzoek wat binnen mijn leerstoel zal worden uitgevoerd draagt bij aan het
identificeren van essentiële, effectieve en kosteneffectieve elementen van geïntegreerde
gezondheidszorg, zoals zelfmanagementondersteuning. Ten tweede draagt het onderzoek
bij aan de transparantie van kwaliteit van zorg en ondersteuning, bijvoorbeeld door het
ontwikkelen van nieuwe indicatoren alsook methoden om bestaande dataregistraties te
gebruiken voor wetenschappelijk onderzoek. Tenslotte draagt het onderzoek bij aan het
verder wetenschappelijk onderbouwen en inzicht geven in het implementatieproces van
integrale gezondheidszorg. Daarbij zal ik gebruik maken van zogenoemde ‘mixed methods’.
Dat wil zeggen een combinatie van kwalitatieve en kwantitatieve onderzoeksmethoden om
zo meer inzicht te krijgen op het geheel. Naast de inhoudelijke bijdrage aan het vormgeven
van integrale gezondheidszorg, zal mijn onderzoek ook bijdragen aan het vraagstuk hoe
dergelijke complexe projecten te evalueren en resultaten te vergelijken.
In mijn leerstoel zal ik voortborduren op het onderzoek wat ik de afgelopen jaren al heb
verricht, samen met mijn collega’s bij het RIVM en andere kennisinstituten. Ik wil er een
aantal projecten hierbij specifiek de revue laten passeren:
Allereerst de onderzoeken rondom de proeftuinen populatiegerichte zorg. Eerder in mijn
rede heb ik al resultaten uit de Landelijke Monitor Populatiemanagement laten zien. De
komende jaren zullen we de negen proeftuinen blijven volgen op hun weg naar integrale
gezondheidszorg. Binnen het onderzoek zal ik samen met mijn RIVM collega’s aandacht
blijven besteden aan het implementatieproces, maar ook aan het in beeld brengen van
de ontwikkelingen in gezondheid, zorg en kosten. Binnen de onderzoeken werken we
samen met de Universiteit Maastricht, iBMG en Vilans. En natuurlijk is de samenwerking
met de proeftuinen essentieel in een onderzoek als dit. Ik heb grote bewondering voor
de drijfveren en incasseringsvermogen van de proeftuinen die met de voeten in de klei
integrale gezondheidszorg vorm proberen te geven. Ik hoop dat wij met ons onderzoek
hen daarbij kunnen helpen, door te spiegelen en reflecteren op de processen en bij te
Meer dan de som der delen 21
dragen aan het zichtbaar maken van de behaalde resultaten. Door de krachten te bundelen
op het thema van populatiegerichte zorg en welzijn hopen we verder te komen dan ieder
voor zich.
Als tweede project wil ik de Monitor Integrale Geboortezorg noemen. Gebruikmakend van
onze eerdere ervaringen binnen de evaluatie van integrale bekostiging diabetes, gaan we
de komende jaren het traject richting integrale bekostiging van de geboortezorg evalueren.
De komende drie jaar, zal ik samen met Jeroen Struijs, mijn maatje vanaf het eerste uur op
dit thema, en andere RIVM collega’s de ontwikkelingen richting integrale geboortezorg en
het integraal bekostigen hiervan volgen.
Mijn derde project dat ik wil noemen betreft integrale gezondheidszorg voor ouderen.
Heel trots ben ik op het Europese project ‘Sustain’ binnen Horizon 2020 wat in april dit
jaar van start is gegaan. Sustain staat voor ‘Sustainable tailored integrated Care for older
people in Europe’. Een hele mond vol, maar het komt er op neer dat we met verschillende
Europese partners de implementatie van integrale zorgprogramma’s voor (kwetsbare)
ouderen zullen evalueren om zo meer inzicht te krijgen in wat werkt in welke context
en welke elementen van zorg essentieel zijn voor het slagen ervan. Samen met de VU
coördineert het RIVM dit project en dit beloofd een mooie samenwerking te worden.
Tenslotte wil ik twee modelmatige onderzoeken onder de aandacht brengen. Ten eerste
het project rondom de dynamisch patiëntprofielen voor diabetes, waarin we hopen bij
te dragen aan de zorg op maat discussie die ik eerder in mijn verhaal heb geadresseerd.
In dit project werk ik wederom samen met de VU, maar ook met het Julius Centrum en
het PHARMO instituut. Een bijzondere samenwerking, omdat dit ook de eerste keer is
dat ik samen met mijn echtgenoot aan een onderzoeksproject zal werken. Ik ben net zo
nieuwsgierig als u hoe dat zal bevallen. Ten tweede het project waarbij ik samenwerk met
de universiteit van Groningen en mijn RIVM collega’s om regionale simulatie modellen te
ontwikkelen vanuit bestaande landelijke modellen en deze valideren. Simulatiemodellen
kunnen een ondersteuning bieden bij het stellen van prioriteiten in preventieve en
zorginterventies omdat zij de lange termijn consequenties van interventies simuleren.
De kennis die ik in de onderzoeken op doe, wil ik graag ten dienste brengen van de praktijk
en het beleid. Ik vind het belangrijk om te werken aan de maatschappelijke impact van mijn
onderzoek, naast de wetenschappelijke impact die nu eenmaal bij een rol als hoogleraar
hoort. Ook vanuit mijn rol als afdelingshoofd bij het RIVM hecht ik hier belang aan. Het
RIVM wil midden in de samenleving staan, en die ambitie past mij prima. Dat betekent dat
ik bijzondere aandacht zal besteden aan het uitwisselen en overdragen van (verworven)
22 Meer dan de som der delen
kennis met de zorgpraktijk (relevante beroepsgroepen, zorggroepen, patiëntengroepen/verenigingen) en beleid.
Meer dan
de som der delen Zoveel als mogelijk, is het doel van mijn leerstoel om bij
te dragen aan de noodzakelijke verschuiving richting integrale gezondheidszorg. Hiervoor
is samenwerking nodig waarin ruimte moet zijn om buiten de gebaande paden en
belangen wegen te vinden om hier invulling aan te geven. In mijn ogen is voor een goede
invulling van mijn leerstoel samenwerken met anderen essentieel. Vanuit de schaarse
middelen bezien, maar ook vanwege de complexe thematiek, is het van belang om kennis
en expertise te bundelen vanuit verschillende disciplines en organisaties. Door co-creatie
komen we verder dan ieder voor zich. Bovendien kan samenwerken ook buitengewoon leuk
en inspirerend zijn! Ik besef maar al te goed dat ook binnen de wetenschappelijke wereld
er perverse prikkels bestaan die samenwerking en co-creatie in de weg kunnen staan.
Gelukkig heb ik in de afgelopen jaren al met veel slimme en interessante mensen mogen
samenwerken, mensen die vaak in staat waren om boven eigen of instituutsbelangen uit
te stijgen voor het hogere doel. Ik hoop dat ik in de komende jaren daar nog veel mooie
ervaringen aan toe mag/kan voegen. Als u zich aangesproken voelt nodig ik u van harte
uit om samen de mogelijkheden te verkennen.
Dankwoord Mijnheer de Rector, dames en heren, ik wil graag afsluiten met een
woord van dank. Ik heb net al geschetst dat ik graag samenwerk en gewerkt heb met
anderen, zowel binnen als buiten het RIVM en Tranzo. Dat maakt ook dat ik volmondig
kan zeggen dat ik deze leerstoel niet zou kunnen bekleden zonder de medewerking en
steun van anderen. Ik kan onmogelijk iedereen noemen en de eer geven die hem of haar
toekomt, maar ik ga mijn best doen.
Allereerst wil ik de Universiteit van Tilburg en in het bijzonder Tranzo en het RIVM danken
voor het mogelijk maken van deze leerstoel en het in mij gestelde vertrouwen. Henk
Garretsen en Hans van Oers hebben het initiatief voor deze leerstoel genomen en mij
weten te enthousiasmeren om onze samenwerking op deze manier verder uit te bouwen.
Henk, we hebben het record van samenwerken binnen dezelfde organisatie verbroken,
zoals we laatst bij de lunch concludeerden. Dat was weliswaar niet zo moeilijk, gezien
de lengte van het vorige record, maar ik wil hier vooral benadrukken dat Tranzo als een
warm bad voelt en dat vind ik zeker een verdienste van hoe jij het hebt vormgegeven en
Meer dan de som der delen 23
leiding geeft. Hans, ook jou ken ik al van voor mijn tijd bij het RIVM en het samenwerken
met jou heeft mij altijd veel gebracht. Niet alleen inhoudelijk, want je kennis en netwerk
in de public health is groot, maar ook vanwege je persoon. Altijd in voor een geintje en
persoonlijke noot.
Al vele jaren werk ik met zeer veel inzet en plezier bij het RIVM. De interessante thematiek, de leuke en enthousiaste collega’s en de vele kansen die het RIVM mij heeft geboden,
maken dat ik me er nog altijd als een vis in het water voel. Jantine Schuit, met jou als
centrumhoofd van Voeding, Preventie en Zorg (VPZ) waar ik als afdelingshoofd werkzaam
ben, vind ik het elke dag weer prettig werken. Je bent een voorbeeld voor mij als het gaat
om het leidinggeven vanuit vertrouwen en met respect voor ieders inbreng. Ook het werken met de andere MT leden, Monique Verschuren, Bernadette Ossendorp, Matthijs van
den Berg, Nancy Hoeymans en sinds kort Hendriek Boshuizen ervaar ik als zeer prettig.
Ik zeg heel vaak dat ik het geluk heb om afdelingshoofd te zijn van de leukste afdeling van
het RIVM. Dat klinkt misschien blasé, maar ik ervaar het echt zo. De afdeling Kwaliteit
van Zorg en Gezondheidseconomie, KZG in de afkortingenvorm waar het RIVM zo dol
op is, bestaat stuk voor stuk uit enthousiaste, humorvolle, betrokken collega’s die iets
voor elkaar over hebben. Door jullie ga ik elke dag weer met plezier naar het werk. Dank
hiervoor! Ik wil hier twee collega’s in het bijzonder nog even aanhalen, zij hebben me de
afgelopen maanden bijgestaan naar deze dag toe: Simone de Bruin en Hanneke Drewes.
Simone en Hanneke, werken met jullie is een genot en dan niet alleen vanwege de inhoud
die jullie in huis hebben! maar ook gewoon omdat jullie twee super vrouwen zijn!
Omdat ik onmogelijk iedereen kan bedanken, en het tijd wordt voor de borrel, wil ik
meer in algemeen de samenwerkingen met collega’s van VWS en de diverse Nederlandse
kennisinstituten waaronder het Nivel, SCP, Vilans, Universiteit Maastricht, de VU en
Universiteit Utrecht bedanken voor de samenwerking tot nu toe.
Natuurlijk is er ook een leven buiten het werk. Juist! Eigenlijk zijn die werelden niet eens
zo gescheiden voor mij, gezien het feit dat ik vele vriendschappen heb ontwikkeld met
mensen die ik in eerste instantie op het werk heb ontmoet (o.a. de mutsenclub en om
maar niet te zwijgen over mijn echtgenoot). Lieve vrienden, ik ben zo blij dat jullie hier
zijn om met mij deze heugelijke dag te vieren. Gewoon, omdat het altijd fijn is om tijd met
jullie door te brengen, goede gesprekken en lief en leed te delen. Een dag als deze geeft
mij de gelegenheid om mijn dankbaarheid uit te spreken dat ik me omringd weet met
zoveel mooie, lieve, warme en bijzondere mensen!
24 Meer dan de som der delen
Speciale dankbaarheid wil ik hier uitspreken aan de Tiara dames. Ook jullie heb ik via het
werk leren kennen, in één van de leiderschapstrajecten die ik heb mogen volgen vanuit
het RIVM. De wijze lessen die ik van, nee mèt jullie jullie geleerd heb, helpen mij om alle
uitdagingen het hoofd te bieden en balans in mijn leven te houden. Ik hoop dat we samen
ook andere mensen kunnen blijven inspireren.
Dan kom ik steeds dichter bij huis, bij de kern. Mijn schoonfamilie, dank dat jullie er
voor mij zijn met jullie belangstelling en steun. Ik ben blij dat ik onderdeel ben van jullie
eenheid. Paul, mijn grote broer en Astrid, ik vind het heel fijn dat jullie er vandaag zijn.
Mam, pap. Ik weet dat jullie trots zijn op mij. Maar ik ben ook trots op jullie. Jullie hebben
aan de basis gestaan!
Last but not least kom ik dan bij de vier meest belangrijke mensen in mijn leven terecht:
Carl, Jasper, Tessa en Marijn. Ja jongens, nu moeten jullie wel even opletten, want dit gaat
over jullie! (en we zijn bijna aan het einde van het verhaal). Ik hoop dat ik het genoeg laat
blijken: ik ben namelijk ontzettend trots op jullie en hou heel veel van jullie. Jasper, Tessa
en Marijn, elke dag geniet ik van de dynamiek van ons gezin en jullie hebben daar allemaal
je eigen unieke inbreng in. Lieve Carl, we delen samen veel lief en leed, en de band die we
hebben is sterk en veerkrachtig. Ik weet niet of er ooit rustige tijden komen, maar ik heb
er vertrouwen in dat we het leven samen aankunnen. Lieve alle vier, samen zijn we meer
dan de som der delen!
Ik heb gezegd.
Meer dan de som der delen 25
26 Meer dan de som der delen
Literatuur
Meer dan de som der delen 27
28 Meer dan de som der delen
1.
Hoeymans N, Loon van AJM, Berg van den M., Harbers MM, Hilderink HBM, Oers van JAM,
Schoemaker CG (2014). Een gezonder Nederland. Volksgezondheid Toekomstverkenning 2014.
Bilthoven: Rijksinstituut Volksgezondheid en Milieu.
2. Berg van der MJ, Boer de D, Gijsen R, Heijink R, Limburg LCM, Zwakhals SLN (2014).
Zorgbalans 2014. De prestaties van de Nederlandse gezondheidszorg. Bilthoven: Rijksinstituut
Volksgezondheid en Milieu.
3.
Huber M, Knottnerus JA, Green L, et al (2011). How should we define health? BMJ, 343: d4163.
4. Campen van C, Broese van Groenou M, Deeg D, Iedema J (2013). Met zorg ouder worden.
Zorgtrajecten van ouderen in tien jaar. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.
5.
http://www.statline.cbs.nl/statweb/
6. Mackenbach JP. Ziekte in Nederland (2010). Volksgezondheid tussen biologie en politiek.
Amsterdam: Mouria en Elsevier gezondheidszorg.
7.
Binnekade TT, Eggermont LHP, Scherder EJA (2012). Onbewogen om bewegen: Lichamelijke
(in)activiteit in zorginstellingen. Amsterdam: VU Medisch Centrum.
8. Berwick, DAM, Nolan TW, Whittington J (2008).The Triple Aim: care, health and cost. Health
Affairs (Project Hope), 27 (3):759-69.
9. Greß S, Baan CA, Calnan M, Dedeu T, Groenewegen P, Howson H, Kokko S, Maroy L, Nolte
E, Redaèlli M, Saarelma O, Schmacke N, Schumacher K, Lente Van EJ, Vrijhoef B. (2009)
Coordination and Management of Chronic Conditions in Europe – The Role of Primary Care.
Qual Prim Care, 17(1):75-86.
10. Coleman K, Austin B, Brach C, Wagner EH (2009). Evidence on the chronic care model in the
new millennium. Health Affairs, 28:75-85.
11. Mattke S, Seid M, Ma S (2007). Evidence of the effect of disease management: is $1 billion a
year a good investment? Am J Manag Care 13:670-6.
12. Drewes HW; Steuten LGM, Lemmens LC, Baan CA, Boshuizen H, Elissen AMJ, Lemmens
KMM, Meeuwissen JAC, Vrijhoef HJM (2012). The effectiveness of chronic care management
for heart failure: a systematic review and meta-regression analysis to explain the
heterogeneity in outcomes. Health Services Research,47:1926-1959.
13. Elissen AMJ, Lemmens LC, Drewes HW; Steuten LGM, Baan CA, Lemmens KMM,
Meeuwissen JAC, Vrijhoef HJM (2013). Meta-analysis of the effectiveness of chronic care
management for diabetes: investigating heterogeneity in outcomes. J Eval Clin Pract, 19(5):
753-762.
14. Meeuwissen JAC, Lemmens LC, Drewes HW, Lemmens KMM, Steuten LGM, Vrijhoef HJM,
Baan CA (2013). The effectiveness of chronic care management for patients with depression:
a systematic review and meta-regression analysis explaining heterogeneity in outcomes.
International Journal of Person Centered Medicine.
Meer dan de som der delen 29
15. Lemmens KMM, Lemmens LC, Boom JHC, Drewes HW, Meeuwissen JAC, Steuten LGM,
Vrijhoef HJM, Baan CA (2013). Chronic care management for patients with COPD: A critical
review of the available evidence. J Eval Clin Pract, 19(5): 734-752
16. Busse R, Blümel, M, Scheller-Kreinsen, Zentner A. (2010) Tackling chronic disease in Europe.
Strategies, interventions and challenges. World Health Organisation. Observatory Studies Series
No 20.
17. Bruin de SR, Versnel N, Lemmens LC, Molema C, Schellevis FC, Nijpels G, Baan CA (2012).
Disease management programs for patients with multiple chronic conditions: a systematic
review of the literature. Health Policy, 107: 108-145.
18. Wagner EH, Austin BT, Von Korff M (1996). Organising care for patients with chronic illness.
Milbank Quarterly,74:511-44.
19. Bodenheimer T, Wagner EH, Grumbach K (2002). Improving primary care for patients with
chronic illness: the chronic care model. JAMA,288:1775-9.
20. Nolte E, McKee M. (2008) Caring for people with chronic conditions. Berkshire: McGraw Hill
Open University Press.
21. Bruin de SR, Heijink R, Lemmens LC, Struijs JN, Baan CA (2011). Impact of disease
management programs on healthcare expenditures for patients with diabetes, depression,
heart failure or chronic obstructive pulmonary disease: a systematic review of the literature.
Health Policy, 105-121.
22. VWS, Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (2008). Programmatische aanpak voor
chronisch zieken. Den Haag: Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
23. Coördinatieplatform Zorgstandaarden (2012). Zorgstandaarden in Nederland, de balans
opgemaakt.
24. Taakgroep (2005) Diabeteszorg beter. Rapport van de Taakgroep Programma Diabeteszorg. Den
Haag: Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
25. Struijs JN, de Jong-van Til JT, Lemmens LC, Drewes HW, Bruin de SR, Baan CA (2012). Drie
jaar integrale bekostiging van diabeteszorg. Effecten op zorgproces en kwaliteit van zorg.
Bilthoven: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
26. InEen (2015).Transparante ketenzorg rapportage 2014. Zorggroepen Diabetes mellitus, COPD en
VRM. Op weg naar genuanceerde rapportage van zorg.
27. Struijs JN, Baan CA (2011). Integrating Care through Bundled Payments — Lessons from the
Netherlands. N Eng J Med, 264;11:990-991.
28. Struijs JN, Mohnen SM, Molema CCM, de Jong-van Til JT, Baan CA (2012). Effect van integrale
bekostiging op curatieve zorgkosten. Een analyse voor diabeteszorg en vasculair risicomanagement
op basis van registratiebestanden Vektis, 2007-2010. Bilthoven: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu.
30 Meer dan de som der delen
29. Struijs JN, Mohnen SM, Baan CA, Rosenthal MB. The effect of bundled payments for diabetes
care on mortality and medical spending. A 4-year follow-up study based on Dutch national
health claims data (submitted)
30. http://www.diabetesfederatie.nl/ndf-nieuwsbrieven/70-nieuwsbrieven-2014/ndf-nieuwsbriefdecember-2014/412-ndf-dossier-project-patientprofielen-nb
31. http://www.zorginstituutnederland.nl/kwaliteit/kwaliteitsbibliotheek/
zorgstandaarden#RaamwerkIndividueelZorgplanIZP
32. VWS, Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (2007). Gezond zijn, gezond blijven.
Een visie op gezondheid en preventie. Den Haag: Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport.
33. VWS, Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (2011). Landelijke nota
gezondheidsbeleid ‘Gezondheid dichtbij’. Den Haag: Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport.
34. VWS, Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (2012). Zorg en ondersteuning in de
buurt. Den Haag: Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Zorg.
35. VWS, Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (2013). Agenda voor een Nationaal
Programma Preventie. Den Haag: Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
36. VWS, Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (2013). Hervorming langdurige zorg:
naar een waardevolle toekomst. Den Haag: Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
37. VWS, Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (2013). Kamerbrief betreffende
proeftuinen en pilots ‘betere zorg met minder kosten’. Den Haag: Ministerie van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
38. Drewes HW, Heijink R, Struijs JN, Baan CA (2014). Landelijke monitor populatiemanagement.
Deel 1: beschrijving proeftuinen. Bilthoven: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu.
39. Heijink R, Drewes HW, Struijs JN, Baan CA (2014). Landelijke Monitor Populatiemanagement.
Deel 2: Ontwerprapport. Bilthoven: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu.
40. Struijs JN, Drewes, HW, Heijink R, Baan CA. (2014). How to evaluate population
management? Transforming the Care Continuum Alliance population health guide toward a
broadly applicable analytical framework. Health Policy. doi: 10.1016/j.healthpol.2014.12.003
41. Drewes HW, Heijink R, Struijs JN, Baan CA (2015). Samen werken aan duurzame zorg.
Landelijke monitor proeftuinen. Bilthoven: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu.
42. Bengoa R (2013). Transforming health care: an approach to system-wide implementation.
International journal of integrated care, 13, e039.
43. Covey SMR (2006). The Speed of Trust. CoveyLink LLC.
44. Kaats EAP, Opheij W (2012). Leren samenwerken tussen organisaties. Deventer: Kluwer.
Meer dan de som der delen 31
45. Hildebrandt H (2011). Better health, improved care and lower health care costs—the international strive for integration. Should not we be confident enough to go into risk? Integrated
Care = higher quality but less costs to the sickness funds/health insurances. Results of the
German and Swiss experiences of the last years. International journal of integrated care, 11, 1.
46. Barnes AJ, Unruh L, Chukmaitov A, van Ginneken E. (2014). Accountable care organizations
in the USA: types, developments and challenges. Health Policy, 118(1), 1-7. doi: 10.1016/j.
healthpol.2014.07.019
47. Chernew ME, Mechanic RE, Landon BE, Safran DG. (2011). Private-payer innovation in
Massachusetts: the ‘alternative quality contract’. Health Affairs, 30(1), 51-61. doi: 10.1377/
hlthaff.2010.0980
48. Song Z, Rose S, Safran DG, Landon BE, Day MP, Chernew, ME. (2014). Changes in health care
spending and quality 4 years into global payment. New England Journal of Medicine, 371(18),
1704-1714. doi: 10.1056/NEJMsa1404026
49. NHS, National Health Services. (2015). About CCG’s, from: http://www.nhs.uk. Retrieved 2
mei, 2015
50. Vries de M (2007) De Hele olifant in beeld. Inzicht in het bestaan en de werking van universele
wetten en de gulden snede. Deventer: Uitgeverij Ankh-Hermes BV.
32 Meer dan de som der delen
Prof. dr. Caroline A. Baan is bijzonder hoogleraar Integrale gezondheidszorg bij
Tranzo, Tilburg University. Deze bijzondere leerstoel wordt mogelijk gemaakt door het
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM).
Het doel van de leerstoel is een bijdrage te leveren aan het in samenhang vorm geven van
preventie, zorg en welzijn om daarmee de gezondheid van de populatie en de kwaliteit van
zorg te verbeteren en groei in zorgkosten te verlagen.
Colofon
vormgeving
Beelenkamp Ontwerpers, Tilburg
foto omslag
Maurice van den Bosch
druk
Caroline Baan heeft Biologie gestudeerd aan de Universiteit van Utrecht. In 1999 is zij bij
de Erasmus Universiteit in Rotterdam gepromoveerd op onderzoek naar de langetermijn
consequenties van diabetes mellitus. Met behulp van simulatiemodellen heeft zij verkend
wat mogelijke preventieve- en zorginterventies voor diabetes zouden kunnen opleveren aan
gezondheidswinst. Na haar promotieonderzoek heeft zij achtereenvolgens gewerkt bij de
GGD van Rotterdam als beleidsmedewerker en vanaf 2001 is zij werkzaam bij het RIVM.
Diabetes, chronische aandoeningen en ouderen zijn steeds haar aandachtsgebied geweest.
Als (co)promotor is zij bij een breed scala van onderzoeken betrokken (geweest).
PrismaPrint, Tilburg University
Integrale gezondheidszorg
Meer dan de som der delen
Rede, uitgesproken door
Prof. dr. Caroline Baan
Download