Onkruidbeheersing en techniek in de

advertisement
Onkruidbeheersing en techniek in de
groenvoorziening
Inhoud
Blz.
1.
Indeling van onkruiden
3
2.
Kieming
4
3.
Onkruid algemeen
5
4.
Beleid van de overheid
6
5.
Chemische onkruidbestrijding
7
7
7
10
11
5.1
5.2
5.3
5.4
6.
7.
Bodemherbiciden
Bladherbiciden
Spuitapparatuur
Nadelen
Niet chemische onkruidbestrijding op verhardingen/ half
Verharding
12
6.1 Branderapparatuur
6.2 Borstelapparatuur
6.3 Overige methoden
12
13
13
Niet chemische onkruidbestrijding in beplanting
15
15
15
15
16
7.1
7.2
7.3
7.4
Mechanisch
Biologisch
Afdekken
Overige methoden
1
1. Indeling van onkruiden
Onkruiden worden kunnen op verschillende wijzen worden ingedeeld.
Een/tweezaadlobbigen
Eenzaadlobbigen of monocotylen; gewassen met
parallelnervige bladeren, zoals grassen, russen, zeggen en
bollen en knollen.
Tweezaadlobbigen of dicotylen; met hand- of veervormige enkelvoudige of samengestelde
bladeren afhankelijk van de evolutionaire status, zoals kruisbloemigen,
samengesteldbloemigen, windeachtigen, etc
Een/tweejarig
Eenjarige, tweejarige en overblijvende of vaste planten.
We onderscheiden één- en tweejarige planten:
éénjarige onkruiden kiemen, groeien, bloeien en vormen zaad binnen een periode van twaalf maanden;
tweejarige onkruiden kiemen in het voorjaar of de zomer van het
eerste jaar. Voor de winter vormen ze een rozet, waarna ze in het jaar daarop bloeien, zaad
dragen en afsterven.
Wortel/zaad
Wortel- en zaadonkruiden; de eerste soorten ontwikkelen zich vanuit grote hoeveelheden
zaden, die steeds maar weer opkomen zoals: akkerkers, korrelganzevoet, knopkruid, muur,
paardebloem, straatjesgras. Sommige kruiden leveren per plant 200 - 300 zaden, andere
vormen 1000 - 5000 zaden per plant, de zaadproduktie van vrijstaande planten kan het 10
voudige bedragen. De laatste soorten vormen vaak een diepgaand en zwaar wortelstelsel met
wortelstokken, penwortels, knollen e.d. zoals: akkerdistel, akkermelkdistel, heermoes,
zevenblad en kweek.
2
2. Kieming
Kieming
Op het moment dat het zaad van de moederplant loskomt kan het in veel gevallen nog niet
kiemen. Eerst vindt er nog narijping plaats. Als de kiemrust verbroken is kan kieming optreden,
mits aan een aantal voorwaarden is voldaan, zoals juiste vochtigheid, temperatuur en licht.
We onderscheiden:
Soort onkruid
voorbeelden
Voorjaarskiemers
Hennepnetel, herik, kamille, knopkruid,
melganzevoet, perzikkruid, varkensgras, witte
krodde, zwaluwtong, zwarte nachtschade
Najaarskiemers
Duist, klaproos, kleine veldkers, korenbloem,
windhalm
Jaarrondkiemers
Herderstasje, klein kruiskruid, muur, paarse
dovenetel, straatgras
Temperatuur en vochtigheid
Iedere onkruidsoort heeft zijn eigen optimale temperatuur en vochtigheid voor de kieming.
Vroege voorjaarskiemers , zoals kamille en melganzevoet kiemen bij lagere temperaturen dan
de late voorjaarskiemers zoals zwarte nachtschade, hanepoot en knopkruid
Lichtkiemers
De meeste onkruidzaden zijn lichtkiemers, door grondbewerking worden zaden naar de toplaag
verplaatst vervolgens wordt de kiemrust d.m.v. licht afgebroken waarna de zaden kiemen.
3
3. Onkruid algemeen
Onkruiden kunnen op verschillende manieren worden verspreid, o.a. door: wind, grond, mest,
mens en dier.
Grondsoort
Het aantal kruiden op een groeiplaats is niet allen afhankelijk van de hygiëne van de gebruiker
maar ook van een aantal andere factoren zoals: vocht, grondsoort en vooral de
voedingstoestand. Het voorkomen van bepaalde kruiden in perceel is vooral het gevolg van de
zeer eenzijdige bemesting en gebruik.
Voedselrijkdom
Zo zullen op een arme bodem zandraket en spurrie ontwikkelen, op matig voedselrijke gronden
komen vooral veldereprijs, witte honingklaver, klaproos op, terwijl op voedselrijke gronden
akkerdistel klein kruiskruid, koolzaad en zwarte nachtschade voorkomen. Op plaatsen met veel
stikstof komt veel muur en kleine brandnetel voor.
Zaadvoorraad
Het aantal zaden dat op een perceel voorkomt, kan zeer sterk uiteenlopen. Op licht vervuilde
percelen komen wel 10.000 zaden per m2 voor. Op percelen met een zware onkruiddruk kan
het aantal zaden oplopen tot 300.000 of meer. Door allerlei factoren kiemt steeds maar een
klein gedeelte van de aanwezige zaden. Door niet op tijd in te grijpen bij een hoge onkruiddruk,
neemt de zaadvoorraad in de bodem toe. Het is dus belangrijk om onkruid voor de zaadvorming
te bestrijden.
Groeiomstandigheden
Onkruiden kiemen en groeien alleen als de omstandigheden voor die soort geschikt zijn. Op
percelen met specifieke omstandigheden zijn daardoor bepaalde onkruiden te verwachten.
Bijvoorbeeld op stikstofrijke grond vinden we vaak muur, straatgras of akkerdistel.
Wortelonkruiden komen vaak voor op gronden met structuurbederf. Zij hebben daar de functie
om de bodem weer open te breken, zodat zaden weer kunnen kiemen.
Schade
De belangrijkste redenen om onkruiden te bestrijden zijn:
- gewasconcurrentie, onkruiden onttrekken voedingsstoffen, vocht, licht en ruimte aan het
gewas;
- ziektebestrijding, als waardplant voor ziekteverwekkers kunnen onkruiden ziekten en plagen
in stand houden of zelfs verbreiden;
- onkruiden kunnen het microklimaat veranderen ten gunste van aantasters als: naaktslakken,
schimmels, insekten, mijten;
- kwaliteitsvermindering;
- giftigheid voor dieren;
- stremming van de waterafvoer in sloten;
- verkeersonveiligheid;
- brandgevaar.
4
4. Beleid van de overheid
MJP-G
Het regeringsbeleid voor bestrijdingsmiddelen is vastgelegd in
de beleidsnota Meerjarenplan Gewasbescherming (MJP-G) van 1991 en beschrijft het beleid tot
het jaar 2000. De nota kent 3 hoofddoelstellingen, namelijk:
 Vermindering van de afhankelijkheid van chemische gewasbescherming
 Vermindering van de omvang van het verbruik van chemische bestrijdingsmiddelen
 Vermindering van de emissie van chemische bestrijdingsmiddelen naar het milieu
Convenant
Het beleid wordt uitgevoerd in een zogenaamd ‘convenant’ met het bedrijfsleven en semioverheidsinstellingen. Dat wil zeggen dan de verschillende deelnemers aan het convenant zich
achter het beleid scharen en dat zij een actief intern beleid voeren om de vastgestelde
doelstellingen te behalen. Dit convenant is in 1997 afgesloten.
Doelstellingen
De volgende doelstellingen zijn bij het convenant voor het openbaar groen afgesproken.
 Vergaande terugdringing van de structurele afhankelijkheid van
gewasbeschermingsmiddelen
 Reductie van het gebruik met gemiddeld 43%
 Vermindering van de emissie naar het oppervlaktewater met 90%
 Verbetering van de arbeidsomstandigheden bij het gebruik van bestrijdingsmiddelen
Wetgeving na 2000
Er is op dit moment veel discussie tussen overheid en belangengroeperingen over het te voeren
beleid na het jaar 2000. De overheid heeft geconcludeerd dat de belangrijkste doelstelling van
het MJP-G, vermindering van de afhankelijkheid van bestrijdingsmiddelen niet gehaald worden.
Uitgangspunt is het ‘nee, tenzij-principe’ . Hiermee wordt bedoeld dat je een chemische
bestrijding alleen mag toepassen, nadat je alle mogelijke preventieve en niet-chemische
maatregelen hebt getroffen. Het beleid voor 2000 en verder wordt aanzienlijk aangescherpt op
het gebied van bodem, water en lucht. Via de wet milieubeheer en het Lozingenbesluit
worden er hogere eisen gesteld aan het voorkomen van milieuvreemde stoffen in het milieu. Via
de Bestrijdingsmiddelenwet worden er strengere eisen gesteld aan de bestaande toelatingen
en nieuwe toelatingen
5
5. Chemische onkruidbestrijding
Het bestrijden van onkruiden met chemische middelen is vrij ingewikkeld omdat steeds een
andere groep kruiden moet worden gedood en omdat er steeds in andere omstandigheden
moet worden gewerkt. Om deze redenen worden ± 80 stoffen met verschillende werking
gebruikt.
De planten-dodende middelen hebben een zeer verschillende werking:
celdeling verstorend,
remming fotosynthese,
hormoonbesturing verstorend
assimilatie verstorend,
ademhaling verstorend,
eiwitvorming verstorend
Herbiciden
Planten-dodende middelen worden herbiciden genoemd. Deze chemische middelen worden op
verschillende manieren ingedeeld.
Werkingsbreedte
Als je let op wat er door het middel gedood wordt, kun je onderscheid maken tussen
allesdoders en selectieve middelen.
Allesdoders
Allesdoders doden alle planten, bijvoorbeeld Roundup.
Selectieve middelen
Selectieve middelen doden alleen een bepaalde kruidengroep. Een voorbeeld is Gallant 2000,
dat alleen grassen dood. Meestal is het cultuurgewas minder gevoelig voor het
bestrijdingsmiddel, meestal levert een onkruidbestrijdingsmiddel toch groeiremming.
Afhankelijk van de werking worden de middelen ingedeeld in bladherbiciden en
bodemherbiciden.
5.1 Bodemherbiciden
Deze middelen vormen in de grond een ‘ondoordringbaar’ laagje, een zgn. film. Alle onkruiden
die in dit laagje kiemen, nemen het herbicide op en gaan dood als ze gevoelig zijn voor het
middel. Bodemherbiciden werken doorgaans alleen als de grond vochtig is, op zandgronden
werken ze dus meestal minder goed dan op zwaardere gronden. Grotere onkruiden en
wortelonkruiden worden er over het algemeen niet door gedood, omdat die met hun wortels al
onder de herbicidefilm zitten.
Preventief
Bodemherbiciden hebben vaak een preventieve werking; de ontkiemende planten nemen het
middel op en sterven.
Lange werking
Bovendien hebben deze middelen een langdurige werking, tot
enkele maanden.
Org. stof/slibgehalte
Het humusgehalte of slib gehalte van de bodem zijn bij deze middelen van belang omdat de
bodemherbiciden worden vastgelegd. Als deze gehalten te laag zijn spoelen ze uit naar diepere
grondlagen en kunnen daardoor schade veroorzaken aan de gewassen.
6
Werking
De benodigde dosering en de werking is afhankelijk van de vochtigheid van de grond en de
neerslag.
Lijst bodemherbiciden voor openbaar groen
Werkzame stof
Merknaam o.a.
bentazon
Basagran
chloorprofam
Brabant Chloor-Ipc Vl.
dichlobenil
Casaron G
ioxynil
Acril 200
propyzamide
Rokade
5.2 Bladherbiciden
Dit zijn alle middelen die door het blad van een (onkruid)plant worden opgenomen. Deze
middelen worden gebruikt om het aanwezige onkruid dood te spuiten. Men kan men
onderscheid maken tussen systemische middelen en contactmiddelen.
Contactmiddelen
Deze middelen worden niet vervoerd in de plant, alleen de delen van het onkruid die geraakt
worden, sterven af. Dit soort middelen werkt dus niet tegen wortelonkruiden. Men heeft het
meeste succes met contactmiddelen als men ze spuit op kleinere onkruiden. Deze zijn er het
gevoeligst voor. Spuit bij voorkeur met zonnig, warm weer, dan is het effect het hoogst. Er
bestaat wel grote kant op hergroei vanuit de wortels. Voor het bestrijden van wortelonkruiden
zijn dit soort middelen niet geschikt. Reglone werkt alleen tegen breedbladige onkruiden, Finale
SL 14, zowel tegen grassen als breedbladigen.
Lijst contactherbiciden voor openbaar groen
Werkzame stof
Merknaam o.a.
glufosinaat-ammonium
Finale SL 14
diquat dibromide
Reglone
Systemische bladherbiciden
Deze middelen worden opgenomen in de plant en vervoerd naar de wortelstokken. Dit type
middelen werkt goed tegen veel wortelonkruiden. Voor een goede werking van deze middelen
moet de plant een behoorlijke hoeveelheid blad hebben. Enkele druppels van een systemisch
herbicide kunnen al voldoende effectief zijn.
7
Enkele wortelonkruiden en het systemische bladherbicide dat het beste kan worden
ingezet.
Wortelonkruid
Systemisch bladherbicide
akkerkers (kiek)
2,4-D/MCPA (Antikiek)
akkerdistel
2,4D/MCPA, glyfosaat of amitrol
akkerwinde
MCPA
basterd wederik
MCPA of 2,4-D
Inula brittanica
glyfosaat
haagwinde
MCPA
klein hoefblad
2,4-D of MCPA
knolcyperus
glyfosaat
kweek
glyfosaat of amitol
paardenstaart / heermoes
MCPA
straatgras
haloxyfop-P-methyl
Breedwerkend
Breedwerkende systemische middelen hebben geen specifieke onkruidsoorten waar ze tegen
werken. Deze middel moeten zeer voorzichtig worden toegepast, want ze kunnen veel schade
aan cultuurgewassen veroorzaken. Roundup is op dit moment het herbicide dat het meeste
gebruikt wordt in het openbaar groen. Met name omdat het met speciale, besparende
technieken gespoten kan worden. Daarnaast is er een formulering ontwikkeld waarbij uitvloeier
is toegevoegd, hierdoor is het middel effectiever en kan de dosering verlaagd worden.
Lijst systemische herbiciden voor openbaar groen
Werkzame stof
Merknaam o.a.
amitrol
Luxan Amitrol Vloeibaar
glyfosaat
Roundup
glyfosaat met uitvloeier
Roundup Evolution
glyfosaat-trimesium
Touchdown
Grasmiddelen
Grassen zijn een specifieke groep onkruiden. Bij gebruik van
bodemherbiciden is gras, met name straatgras, vaak een van
de onkruiden die niet goed bestreden wordt. De specifieke, systemische grasmiddelen kunnen
op bestaande grassen gespoten worden vanaf het 3-bladstadium tot het einde van de
uitstoeling. Gallant 2000 is het enige middel dat ook tegen straatgras werkt.
Lijst grasmiddelen voor openbaar groen
Werkzame stof
Merknaam o.a.
cycloxydim
Focus Plus
haloxyfop-P-methyl
Gallant 2000
Groeistoffen
Een belangrijke groep binnen de systemische middelen zijn de groeistoffen. Groeistoffen
ontregelen groeiprocessen in de plant, waardoor die zich 'kapot groeit'. Bekende groeistoffen
zijn MCPA, Mecoprop
8
Lijst groeistoffen voor openbaar groen
Werkzame stof
Merknaam o.a.
2,4-D
Brabant 2,4-D Amine
2,4-D / dicamba
Asef Evergrow onkruidbestrijder
2,4-D / MCPA
Antikiek
bifenox / mecoprop-P
AA Mix junior
bromoxynil / MCPA / mecoprop-p Certol Combin D
MCPA
mecoprop-p
Brabant Mcpa 500
Duplosan Mcpp
Omstandigheden
Systemische middelen werken het beste als de plant volop in de groei is. In de vaatbundels van
de plant vindt dan intensief transport plaats, waardoor het middel goed verplaatst wordt. Op het
etiket van veel systemische middelen wordt een minimale grootte van het te bestrijden onkruid
aangegeven. De meeste groeistoffen hebben geen effect op grassen, enkele middelen zoals
Fusillade kunnen worden gebruikt voor de bestrijding van gras, b.v. kweek in vaste planten en
heesters.
Klimaat
Systemische herbiciden en vooral groeistoffen werken het beste bij 'groeizaam' weer, wanneer
de temperatuur niet te laag is en de luchtvochtigheid hoog. Bij een hoge luchtvochtigheid staan
de huidmondjes van planten open, waardoor het middel goed opgenomen wordt. Een ander
voordeel van een hoge luchtvochtigheid is, dat het verspoten middel minder snel verdampt. Bij
zeer warm en zonnig weer is de werking minder.
Wortel/bladherbicide
Slechts enkele middelen kunnen zowel door het blad als door de wortels worden opgenomen.
5.3 Toedieningstechnieken
Rugspuit
Hoge-, lage- en middendruk rugspuit.
Motorvatspuit
Op wielen of aanhanger, incl. verbrandingsmotor met spuitpistool of spuitboom.
Kruiwagenspuit
"Rugspuit" op een eenwielig onderstel, aandrijving m.b.v. het wiel.
Motorrugstrooier
Ruggedragen machine met verbrandingsmotor voor granulaatvormige herbiciden.
Handstrooier
Strooibus, rugstrooier en z.g."buikorgel"(een met de hand aangedreven soort
kunstmeststrooier).
Schijfvernevelaar
Draaiende getande schijf op eenwielig onderstel voor puur middel ("Roundup"). De Mankar is
een voorbeeld van deze spuittechniek. In dit geval de spuitdop overkapt, zodat er geen drift is.
Omdat het middel niet wordt verdund kan het overgebleven middel na gebruik weer
teruggegoten worden in de voorraadcontainer.
9
Selector
Handgedragen soort injectiespuit met lange steel, op elke plant wordt een afgestelde
hoeveelheid middel gespoten. Elke onkruidplant moet dus afzonderlijk bespoten worden. Deze
techniek bespaart veel spuitvloeistof, maar is wel tijdrovend. Een standaard selector is
uitgevoerd met een druppelsysteem voor het verspuiten van o.a Roundup. Met een speciaal
sproeidopje is het ook geschikt voor contactherbiciden. Herbiciden worden vaak
geconcentreerder gespoten met dit systeem. Verder kan er ook een kleurstof door de
spuitvloeistof gemengd worden, dit maakt het gemakkelijker om te zien welke planten
behandeld zijn.
Strijkstok
Vochtig gehouden spons of koord, waarmee de vegetatie bestreken wordt. Alleen geschikt voor
systemische bladherbiciden. Nadeel van de onkruidstrijker is dat de spons of het koord na enige
tijd vuil wordt door o.a grond. Ook nadruppen kan een probleem zijn.
Selectiespuit
Geduwde motorvatspuit met handbediende elektrische kleppen die geopende kunnen worden
op elk gewenst moment.
Detectiespuit
Getrokken of zelfrijdende machine die met behulp van infraroodsensoren bladgroen
detecteren en dan geheel automatisch een afgestelde dosering op de plant spuit.
5.4 Nadelen
Schade
Door verkeerde toepassingen, overwaaien, tijdstip, van onkruidbestrijdingsmiddelen wordt veel
visuele schade aan de gewassen toegebracht. Door een juiste keuze van het middel, de goede
concentratie en een goede spuitmethode en ook de juiste dopkeuze en werkdruk kan dit
worden voorkomen.
Resistentie
Ook bij onkruiden kan resistentie voor een bestrijdingsmiddel ontstaan doordat deze
gedurende een langere tijd met hetzelfde middel zijn bespoten
Kruisresistentie
Bij kruisresistentie ontstaat resistentie tegen middelen met dezelfde werking. Door regelmatige
goed werkende middelen af te wisselen of door middelen te mengen kan dit enigszins worden
vermeden.
Milieuschade
Bespuitingen met herbiciden zijn niet erg efficiënt, bij een volledige bespuiting komt slechts 5%
op de gewenste plek terecht. Door een bestrijding uit te voeren op gewenste plaatsen,
pleksgewijs, kan de effectiviteit worden verhoogd. De restanten van de middelen komen in de
grond terecht, door uitspoeling kunnen ze daarna in het grondwater terechtkomen.
10
6. Alternatieve onkruidbestrijding op verharding / half verharding
Onkruidgroei op verhardingen en half-verhardingen krijg je op plekken waar een vochtig en
voedselrijk milieu heerst. Dit is in voegen en in opgehoopt vuil en zand. Hoe meer voegen er
zijn en hoe meer zand en vuil er ligt, des te groter de kans op onkruidgroei is. Ook de
gebruiksintensiteit (belopen en berijden) is van invloed op de groei van onkruid. Hoe groter de
gebruiksintensiteit, des te minder onkruid er op verhardingen groeit.
Preventie
Om onkruidgroei op verhardingen te voorkomen is het belangrijk dat bij het ontwerp en het
onderhoud er rekening mee gehouden wordt. Er zijn veel dingen te doen om onkruidgroei te
voorkomen.






Stem verharding af op het gebruik
Bundel kabels en leidingen
Gebruik grote elementen en passtukken
Maak stevige constructies
Maak vloeiende overgangen
Kies geschikte beplanting
6.1 Branderapparatuur
Infra-rood/stootbrander
Er zijn twee soorten branders, die beide werken met als brandstof propaan, butaan of LPG.
Goede bestrijdingsresultaten zijn te halen met een gecombineerde infrarood-stootbrander. Ze
zijn er in diverse maten en uitvoeringen. Op trekkers gemonteerde branders zijn echter weinig
wendbaar.
Stootbrander
Bij de brandermethode wordt alleen het bovengrondse deel van de plant door een open vlam
gedood. Wortelonkruiden lopen vaak weer uit. Door de grote hitte kan de rijsnelheid relatief
hoog zijn. Bij een sterke onkruidgroei neemt het aantal benodigde beurten toe. Later zijn drie à
vijf behandelingen per jaar voldoende.
Infraroodbrander
In een bak worden keramische elementen door verbranding van propaan, butaan of LPG verhit,
waardoor deze warmte naar de dieper gelegen plantendelen stralen. Voordeel van deze
methode is dat er geen brandgevaar is.
Veiligheid en ergonomie
De ergonomische eisen komen voornamelijk neer op bedieningsgemak en zicht op het werk. Bij
de branders moeten de warme delen goed zijn afgeschermd.
Bermbrandjes
Bovendien bestaat het gevaar voor bermbrandjes. In gevallen waar de beheerder problemen
voorzien kan men die voorkomen door bij dauw of na een kleine regenbui te branden. De
bestrijding is dan nog steeds effectief.
Opslagterreinen
Branden kan uit veiligheidsoverwegingen op bedrijfsopslagterreinen met gevaarlijke stoffen
onmogelijk zijn.
11
LPG
Het vullen bij een autogasstation van LPG voor niet-tractiedoeleinden is niet toegestaan.
LPG-stations hebben geen vergunning voor gasafgifte voor brandapparatuur.
Op dit moment wordt het vaak oogluikend toegestaan; dat kan echter ten koste van de
veiligheid gaan. Tanken van LPG is alleen op eigen terrein toegestaan als men een
hinderwetvergunning heeft. Het enige legale alternatief zijn de flessen propaangas.
6.2 Borstelapparatuur
Bovengrondse delen
Bij deze methode wordt d.m.v. een ronddraaiende staalborstel de bovengrondse delen van de
planten inclusief zand en stof weggehaald. Gewassen die onder de verharding zijn geworteld
lopen meestal vrij snel weer uit. Het gebruik van een borstelmachine voor de onkruidbestrijding
geeft over het algemeen een goed resultaat. De behandeling veroorzaakt wel enige vervuiling
(los onkruid en grond) die verwijderd moet worden.
Bezettingsgraad
Een borstelmachine kan ook een zware onkruidbezetting, <30 % van de voeglengte, goed aan.
De meeste machines hebben een beperkte wendbaarheid.
Duurder
Het is een duurdere methode dan branden omdat het vuil moet worden opzogen met een
veeg/zuigmachine en vervolgens moet worden afgevoerd. Daarnaast veroorzaakt borstelen op
een droog oppervlak erg veel stof.
Slijtage borstels
Een specifiek probleem bij borstelen is de slijtage van het verhardingsmateriaal. Deze slijtage is
wel zichtbaar, maar de levensduur van het materiaal wordt door borstelen amper beïnvloed.
Moderne borstels zijn van een dusdanige kwaliteit dat de slijtage bij de nieuwere versies steeds
minder wordt.
Veiligheid en ergonomie
Er bestaat soms gevaar voor wegspringende steentjes en stof.
Afvoeren materiaal
Handmatig afvoeren van vrijgekomen materiaal kan bij grotere hoeveelheden onaantrekkelijk
zijn. Er moet zwaar handwerk worden verricht om al het materiaal af te voeren. Men kan dan
beter veegapparatuur inzetten.
Opslagterreinen
Borstelen en branden kan uit veiligheidsoverwegingen op bedrijfsopslagterreinen met
gevaarlijke stoffen onmogelijk zijn.
6.3 Overige methoden
Bosmaaier
Vooral bij een verspreid voorkomende, lichte onkruidgroei kan het inzetten van een bosmaaier
het overwegen waard zijn. De begroeiing wordt bovengronds afgemaaid en tegelijk verspreid.
Daardoor is het niet nodig het materiaal op te ruimen. De frequentie van de behandelingen ligt
tussen de drie en zes maal per jaar. Let bij de uitvoering op de veiligheid voor de omgeving: er
kunnen steentjes e.d. worden weggeslingerd.
12
Thermisch
Thermische onkruidbestrijding met heet water of stoom laat de cellen van ongewenste planten
barsten door hitte. Met deze methode kunnen eenjarige en jonge meerjarige onkruiden worden
bestreden. Deze methode wordt niet vaak ingezet, waarschijnlijk is het een vrij kostbaar
systeem.
Voegenmortel
Door het gebruik van speciale voegenmortel kan de onkruidgroei tussen verharding voorkomen
worden. Voegenmortels zijn waterdoorlatend en hebben geen last van een hogedrukreiniger of
een veegmachine. Het is een dure, maar wel duurzame methode. Er is nooit een economische
vergelijking gemaakt met andere systemen zoals borstelen en branden.
13
7. Alternatieve onkruidbestrijding in beplanting
7.1 Mechanisch
Handmatig schoffelen
Handmatig schoffelen is toepasbaar in zowel jonge als oudere beplanting. De methode is bij
uitstek geschikt om representatieve beplantingen schoon te houden. Schoffelen kent twee
nadelen: allereerst worden bij schoffelen enkele arm en schouderspieren sterk belast.
Daarnaast kost schoffelen veel tijd.
Mechanisch schoffelen of frezen
Mechanisch schoffelen/frezen is toepasbaar in de eerste jaren na aanplant. Daarna is het
vrijwel onmogelijk om nog met een machine tussen beplanting door te gaan. De beplanting
moet in rijen staan met een passende afstand tussen de rij. Gebruik van een trekker met
apparatuur geeft altijd enige beschadiging aan wortels en takken van heesters.
7.2 Biologisch
Graskarper
In watergangen wordt de laatste jaren met succes graskarpers uitgezet om de plantengroei te
beperken. Deze soort eet voornamelijk ondergedoken waterplanten zoals waterpest.
Loodglans
Door Staatsbosbeheer wordt de bospest uitsluitend bestreden door de afgezaagde takken in te
smeren met de loodglansschimmel. Het blijkt een goed bruikbare methode te zijn als vervanging
voor het insmeren met glyfosaat.
Andere schimmels
Tevens wordt door onderzoek bekeken of melganzevoet (verwelkingsziekte), knolcyperus
(roest) en andere onkruiden met behulp van schimmels bestreden kunnen worden.
7.3 Afdekken
Houtsnippers / schors
Het afdekken met schors of houtsnippers in een laagdikte van 10 cm houdt ongeveer drie jaar
de groei van zaadonkruiden tegen. Wortelonkruiden groeien gewoon door de laag heen en
moeten pleksgewijs gewied worden. Deze methode is vooral toepasbaar bij die soorten
beplantingen die na enkele jaren zijn dichtgegroeid. Uit de praktijk is gebleken dat de aankoop
en het aanbrengen van schors een relatief dure methode is. Daarnaast leggen deze producten
veel stikstof vast.
Terra Star
Dit product bestaat uit korrels van gehakseld en geperst stro. Door opname van water zwellen
de korrels op en sluiten de grond af voor licht. Bovendien vormt zich een hard laagje waardoor
ook nieuwe onkruidzaden moeilijk kiemen. Tegen wortelonkruiden werkt het niet. In Duitsland
wordt dit product veel gebruikt in het openbaar groen. Uit onderzoek is gebleken dat een zeer
effectief en langdurig wekend product is.
Asolfil
Dit is een vloeibaar product op basis van houtpulp. De vloeistof moet worden opgebracht met
speciale spuitapparatuur. Na enige tijd vormt het een harde, donkere laag die de grond afsluit
14
voor licht, waardoor onkruidzaden niet de kans krijgen om te kiemen. Over de mogelijkheden
voor gebruik in openbaar groen en andere teelten wordt momenteel onderzoek gedaan.
Folies/matten/doeken
Ook dit soort producten dekken de bodem af voor licht. Op taluds wordt soms gebruikt gemaakt
van antiworteldoek. Hier worden dan bodembedekkende gewassen wordt in geplant. Een
milieuvriendelijk alternatief zouden vezelmatten kunnen zijn. Op het moment dat deze verteerd
zijn heeft het gewas voldoende massa gevormd om met het onkruid te concurreren.
7.4 Overige methoden
Bodembedekkers
Door een zorgvuldige keuze van het aangeplante sortiment kan de onkruidgroei beter
onderdrukt worden. Snel sluitende gewassen en bodembedekkers beperken de
onkruidbestrijding na volledige sluiting tot een minimum.
Inzaaien
Met het inzaaien van kruiden kiest de beheerder zelf welk (on) kruid er zal groeien, maar na
verloop van tijd zal door concurrentie de overige onkruidgroei weer toenemen. Sommige
beheerders grijpen dan in door middel van selectief wieden of uitsteken. Andere brengen
gekweekte kruidachtige vaste planten in die borders. De ligging van de border en de beheerder
bepalen het beheer en onderhoud. Per gemeente zie je veel verschillende toepassingen. Men
noemt dit ook wel een onderdeel van het ecologische groenbeheer.
Uitmaaien
Dit is geen bestrijding, maar op het juiste moment uitgevoerd en afgevoerd kan het een
acceptabele manier zijn om zonder bestrijdingsmiddelen iets te realiseren.
15
Download