De Vrede van Munster: Veranderende grenzen in Europa Onderwijsconferentie 1998 Rogier Gerritzen Op vrijdag 6 februari 1998 organiseerde de Atlantische Commissie haar jaarlijkse Onderwijsconferentie in Muziekcentrum Vredenburg te Utrecht. De conferentie stond dit jaar in het teken van het 350-jarig bestaan van de Vrede van Munster, die een einde maakte aan de Dertigjarige en de Tachtigjarige Oorlog. Ruim 200 docenten geschiedenis, aardrijkskunde en maatschappijleer en andere belangstellenden bezochten de conferentie. Het ochtendgedeelte van het programma bestond uit de historische benadering van het thema. De spits werd afgebeten door prof. dr. Simon Groenveld, hoogleraar Vaderlandse Geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Leiden. Verder spraken prof. dr. Wim Roobol, hoogleraar Europese Studies aan de Universiteit van Amsterdam en dr. Koen Koch, universitair hoofddocent bij de vakgroep Politieke Wetenschappen aan de Rijksuniversiteit Leiden. Het thema van het middaggedeelte was gericht op de Vrede van Munster in hedendaags perspectief. Sprekers waren prof. dr. Joep Leerssen, hoogleraar Europese Studies aan de Universiteit van Amsterdam en mr. Henri Wijnaendts, oud-ambassadeur te Parijs en voormalig vertegenwoordiger van de EU in het voormalig Joegoslavië. Vrede van Munster door de eeuwen heen Professor Groenveld behandelde in zijn lezing de verschillende visies op de Vrede van Munster die door de eeuwen heen zijn ontstaan. Hij zag een verschil in de beschrijving van de gebeurtenissen in 1648 door tijdgenoten en beschouwingen van later datum. Tijdgenoten waren het er niet over eens of de oorlog gestreden was om de traditionele vrijheden te beschermen of dat de oorlog een puur religieus karakter had. Verder was de Republiek onderling verdeeld over de wenselijkheid van vrede met de Spanjaarden. In oktober 1648 sloot het Duitse Rijk vrede met Frankrijk en Zweden tijdens de Vrede van Westfalen. De Republiek kon volwaardig deelnemen aan de vredesonderhandelingen van Munster en verkreeg hiermee officieel soevereiniteit. Dit werd gedurende de rest van de eeuw gezien als de grootste verworvenheid van de Vrede van Munster. De Vrede werd echter snel vergeten en pas tijdens de eeuwviering van 1748 werd er weer volop aandacht aan besteed. Dit werd veroorzaakt door de Franse inval van een jaar eerder. Nu werd de Vrede van Munster gezien in het licht van de recente bedreiging van de ‘staatse vrijheid’. De Vrede van Munster werd echter ook beschouwd als de aanstichter van luiheid en zelfgenoegzaamheid die hadden geleid tot stagnatie. Na de Napoleontische periode kwam in heel Europa het nationalisme op. In Nederland gebeurde dit minder sterk dan in omringende landen, hoewel de gemeenschappelijke cultuur en het Oranjehuis als bindende factoren werden ervaren. Algemeen heerste echter een gevoel van eigentijds onvermogen. Er werd nu positief teruggekeken naar de Opstand en de Vrede van Munster, die hiermee verbonden was. Deze terugblik zorgde voor een impuls in het wetenschappelijk onderzoek naar deze Vrede. In 1848 werd herdenking van Munster gezien als een middel om Nederland terug te brengen naar de Gouden Eeuw. Er ontstond echter een strijd over het ware karakter van de Vrede. De orthodox-calvinisten koppelden de Vrede aan de Reformatie, wat het Katholieke volksdeel uiteraard tegen de borst stootte. De Vrede van Munster werd nu ook gekoppeld aan de Groot-Nederlandse gedachte en erkenning van het Nederlands als volwaardige taal in Vlaanderen. Deze vergruizing van het geschiedbeeld werd aan het eind van de negentiende eeuw bestreden door de historicus P.J. Blok, die de Vrede zag als het begin van een sterke onafhankelijke staat. Ook Blok kon echter niet om de verschillen van mening heen. Deze 1 verschillen werden aan het begin van de twintigste eeuw als gevolg van de Verzuiling alleen maar groter. Door de invloed van de Tweede Wereldoorlog werd er in 1948 wel grootscheeps herdacht. De verse herinneringen van de oorlog zorgden voor een nieuwe waardering voor Munster. Toch bleven er kritische geluiden te horen. De Vrede werd gezien als een partijoverwinning voor het machtige gewest Holland, dat zijn zin doordreef ten opzichte van de andere gewesten. Na 1948 werd het internationale aspect van de Vrede belangrijker. Het verkleinen van afstanden door nieuwe media en vervoermiddelen zorgden voor een herwaardering van de Vrede in internationaal opzicht. Bovendien was deze nadruk op het internationale karakter van Munster een reactie op het nationalisme dat ten grondslag lag aan de Wereldoorlogen. De conclusie van Groenveld luidde dat de opinie van de tijdgenoten van de Vrede werd bepaald door de mate waarin de Vrede voldeed aan zijn of haar wensen. Voor latere generaties gold dat de invloed van de eigen tijd evenzeer bepalend was als de historische feiten van de Vrede. In onze huidige tijd wordt Munster vooral gezien als de formele erkenning van de Republiek als onafhankelijke staat. Belang van de Vrede van Westfalen voor Europa Professor Roobol begon zijn betoog met de vraag in hoeverre de Vrede van Westfalen van invloed was op het staatsvormingsproces in Europa.1 Roobol maakte onderscheid tussen zes vormen van strijd die het proces van staatsvorming versterken. De eerste voorwaarde was een gevoel van samenhang binnen een bepaald gebied. Voor Europa was in dit opzicht het Christendom van belang. Vervolgens was er de strijd tussen Keizer en Paus, die zich allebei als leider van de Christelijke wereld zagen. De derde vorm van strijd bestond uit de twisten tussen protestanten en katholieken. Een vierde vorm was die van dynastieke vorsten tegen universele pretendenten. Als vijfde noemde Roobol de pogingen van dynastieke vorsten om zoveel mogelijk burgers op een zo groot mogelijk grondgebied te verkrijgen. Dit leidde uiteindelijk tot het kolonialisme en het modernimperialisme. Tenslotte vormden de interne machtsverhoudingen de zesde vorm van strijd. De twisten tussen verschillende groepen in de samenleving, zoals de adel, de geestelijkheid, boeren en burgers in steeds wisselende coalities, droegen eveneens bij aan de vormgeving van het staatsbestel. Deze verschillende factoren zorgden ervoor dat er uiteindelijk in de zeventiende eeuw een Europees statensysteem ontstond, dat ook door de tijdgenoten als zodanig werd herkend. Aan het einde van deze eeuw kwam de term ‘machtsevenwicht’ (‘balance of power’) tussen de verschillende Europese staten in gebruik. De afbakening van Europa was echter allerminst onomstreden. Met name de oostgrens van Europa was aan verschillende interpretaties onderhevig. De vraag of Rusland en Turkije bij Europa hoorden bleef onbeantwoord. Voor veel landen in Europa was de Vrede van Westfalen geen mijlpaal. Rusland speelde in die tijd geen rol van betekenis in de Europese politiek. Voor het Osmaanse Rijk en GrootBrittannië was Westfalen ook niet van belang. Spanje verloor in 1648 officieel de controle over de Republiek hoewel dit slechts een formalisering was van de feitelijke situatie. De oorlog tussen Spanje en Frankrijk ging ondanks Westfalen gewoon door en dus was de Vrede voor Spanje ook geen mijlpaal. Voor de Fransen betekende de Vrede van Westfalen een opwaardering van hun macht. Toch werd deze vrede beschouwd als een Duitse vrede waar Frankrijk slechts zijdelings aan had bijgedragen. In Scandinavië beslechtte de Vrede van Westfalen niet het conflict tussen Zweden en Denemarken, hoewel de Zweedse veldtocht in het Duitse Rijk door de vrede tot een einde kwam. Alleen voor het Heilige Roomse Rijk was de Vrede van Westfalen van daadwerkelijk belang. Het merendeel van de krijgshandelingen had plaats op Duits grondgebied en de vrede maakte hieraan een einde. De vrede van Westfalen was dus vooral een Duitse vrede. Roobol sloot af met de conclusie dat voor Europa als geheel de Vrede van Westfalen niet 2 erg belangrijk was. Er was nog geen sprake van een politieke of geografische Europese gedachte. De macht van de dynastieke vorsten had nog geen plaats gemaakt voor nationalisme. Bovendien werd de vrede niet gesloten omwille van het machtsevenwicht in Europa maar vanwege de rust in de Christelijke wereld. Er is volgens Roobol dus alle reden om de rol van de Vrede van Westfalen in het Europese staatsvormingsproces te relativeren. De vorming van Nederland als natiestaat De these van Koen Koch was dat staten niet alléén ontstaan maar juist worden gevormd door de buitenwereld. Er is altijd eerst de staat, later vindt pas het proces van natievorming plaats. Volgens Koch kunnen staat en statenstelsel niet zonder elkaar. In 1648 werd de Republiek erkend als staat en nam het daarna deel aan het Europese statensysteem. Dit betekende echter niet dat de Republiek ook daadwerkelijk voldeed aan alle eisen van een staat. Er was in 1648 geen geweldsmonopolie binnen de Republiek. Er was geen centraal gestuurd veiligheids- of defensiebeleid. De vloot van Amsterdam kon alleen worden ingezet als de stad zelf hiermee instemde. De strijd tegen Spanje was bovendien mede gevochten om de oude rechten en privileges te behouden. Uiteindelijk werd het ontstaan van een Nederlandse eenheidsstaat bewerkstelligd door invloeden van buitenaf. Elke binnenlandse poging tot hervorming strandde op de onderlinge onenigheid tussen de verschillende partijen die de dienst uitmaakten. De omringende landen gebruikten deze interne verdeeldheid om hun invloed op de Republiek te vergroten via intriges en allianties met de verschillende binnenlandse partijen. De modernisering van het politieke systeem kwam pas in 1795 op gang toen de Republiek werd bezet door Franse troepen. Deze centralisatie van het overheidsgezag werd dus ook van buitenaf veroorzaakt. Ook de vorming van het Koninkrijk der Nederlanden werd door andere staten opgelegd. Tijdens het Congres van Wenen werd besloten om Vlaanderen en de voormalige Republiek samen te voegen als noordelijke buffer tegen Frankrijk. Binnen het nieuwe koninkrijk was echter geen homogeniteit tussen de verschillende bevolkingsgroepen. Van een natiestaat was vanwege de religieuze scheidslijn dan ook geen sprake. Ook zorgde het gebruik van dialecten in de verschillende gebiedsdelen ervoor dat het eenheidsbesef maar langzaam ontstond. Met het creëren van dit eenheidsbesef werd pas echt een begin gemaakt toen de centrale overheid via het proces van nation-building hier positieve impulsen aan gaf. De invoering van het verplicht lager onderwijs en de dienstplicht zijn hiervan voorbeelden. Ook het introduceren van het volkslied en het ‘nationaliseren’ van de geschiedschrijving zijn uitvloeisels van deze pogingen om een eenheidsgedachte van bovenaf op te leggen. Ondanks alle inspanningen door de overheid duurde het volgens Koch nog tot ver in de twintigste eeuw voordat er werkelijk sprake kon zijn van een redelijke mate van nationale eenheid. De schoolstrijd en de blijvende invloed van dialecten zijn voorbeelden van de grenzen van homogenisering. Volgens Koch heeft dit alles tot gevolg gehad dat in Nederland de verschillen tussen de diverse bevolkingsgroepen zoveel mogelijk worden gladgestreken, hetgeen heeft geleid tot de zogeheten consensusdemocratie. Dit is het echte bindmiddel, dat ervoor zorgt dat er in Nederland beslissingen genomen worden. Nederland heeft er zich bij neergelegd dat er geen volstrekte beleidsautonomie bestaat. Dit besef en de overlegeconomie, die hiervan het gevolg is, vormt de ware kracht van Nederland, aldus Koch. De rol van Limburg en de landen van Overmaas in de Vrede van Munster De grenzen van landen worden vaak gezien als een legpuzzel waarbij de raakvlakken van deze puzzeldeeltjes de grens vormen. Professor Leerssen draaide in zijn betoog deze beeldvorming om. Hij beschouwt grenzen als de breukvlakken van Europa. Een grens heeft volgens Leerssen drie functies. Ten eerste is het de weerspiegeling van het machtsbereik van een land. Daarnaast is het de afbakening van het staatsgezag voor de eigen maatschappij. Tenslotte hebben grenzen een nationale betekenis; zij vormen de afbakening 3 van een homogene bevolkingsgroep en vallen veelal samen met een taalgebied. Het legpuzzel-denken zorgt ervoor, dat deze drie functies verenigd worden in één beeld over grenzen. Dit ideaalbeeld blijkt in de praktijk echter niet altijd te kloppen. Culturele grenzen zijn door de geschiedenis heen uitermate stabiel gebleven. Op de meeste plaatsen waar in een grensgebied een cultureel gemengde bevolking woont zijn er door de eeuwen heen oorlogen ontstaan. Vanaf de zeventiende eeuw begon de afbakeningsfunctie van de grenzen sterker te worden. De Vrede van Munster was een uitvloeisel van deze nieuwe visie op grenzen terwijl de oude visies gedeeltelijk bleven bestaan. Nederland hield aan de Vrede van Munster een zeer stabiele oostgrens over, terwijl de zuidgrens voor problemen bleef zorgen. De status van Limburg tijdens de Vrede van Munster bleef onzeker. De Duitse keizer, de hertog van Brabant en de stad Luik konden allen aanspraak maken op meerdere stukjes Limburg en hier hun invloed op uitoefenen. De driehoek Maastricht, Aken, Luik kende hierdoor een uiterst grillig grensverloop nadat de Vrede van Munster gesloten was. Tijdens de Tachtigjarige en Dertigjarige oorlog werden deze gebieden strategisch belangrijk. De ambassadeurs konden het in 1648 dan ook niet eens worden waar de gebiedjes heen moesten gaan en dus werden de zogeheten landen van Overmaas uitgesloten van het verdrag van Munster. Pas met de komst van de Fransen aan het einde van de achttiende eeuw kwamen de gebieden definitief bij Nederland. Het verdrag van Munster betekende voor Limburg dan ook niet de afsluiting van een woelige periode. De politieke en militaire strijd over de status van de landen van Overmaas ging nog geruime tijd na 1648 verder. Deze case-study kan volgens Leerssen als voorbeeld dienen voor de grensvorming in de rest van Europa. Op de plaatsen waar landen aan elkaar grenzen en de centrale macht het zwakste is zullen volgens hem problemen over deze grenzen ontstaan. Er is echter wel een verschil tussen het huidige territoriale nationalisme en de toenmalige verdeling van de Landen van Overmaas. De motieven van de partijen in 1648 waren meer van strategische aard. Het bezit van vestingsteden als Maastricht was belangrijker dan een taal- of cultuurgrens. Ook speelde het economisch belang van deze gebieden mee. De kolen- en ertsmijnen waren aantrekkelijk voor elke vorst. Tenslotte had het probleem van de verdeling ook een religieuze dimensie. Het verdrag van Munster vormde een laatste stuiptrekking van de oude Rijksgedachte, waarbij de vorst de belichaming van de staat was. Na 1648 werden de staatsgrenzen belangrijker en werden de positie van de universele vorst en de Rijksgedachte zwakker. De onderhandelingen over de landen van Overmaas kunnen in dit licht worden gezien als een uitvloeisel van de nieuwe denkbeelden die ervoor zorgden dat het trekken van grenzen volgens andere criteria gebeurt. Hedendaagse grenzen: voormalig Joegoslavië In het eerste deel van zijn betoog gaf Wijnaendts een uiteenzetting over de geschiedenis van Joegoslavië en de oorzaken van het recente conflict. Vervolgens ging hij in op de rol van de Europese staten en de Verenigde Naties. Na de Eerste Wereldoorlog kwam er een Joegoslavische staat onder de naam Koninkrijk der Serviërs, Kroaten en Slovenen. Het land werd echter opgedeeld in provincies waarvan de etnische grenzen niet overeenkwamen met de historische grenzen. Hier lag de kiem voor een gewapend conflict. Het was Tito die na de Tweede Wereldoorlog orde op zaken stelde. Het communisme diende als bindmiddel om het gevoel van eenheid tussen de verschillende volkeren te bevorderen. Tito liet uiteindelijk in de grondwet opnemen dat elk lid van een bevolkingsgroep binnen Joegoslavië het recht had op zelfbeschikking. Deze bepaling vormde volgens Wijnaendts de directe aanleiding voor de oorlog op de Balkan, waarbij de Servische minderheid in Kroatië zich verzette tegen de afscheiding van dit gebied en zich hierbij kon beroepen op de grondwet. Na de val van het communisme zag de Servische leider Slobodan Milosevic het nationalisme als het nieuwe bindmiddel voor zijn volk. Tegelijkertijd kwam ook het nationalisme in Kroatië 4 en Slovenië sterk opzetten. De Serviërs reageerden op het dreigende uiteenvallen van Joegoslavië door te wijzen op de grondwet. De Servische minderheid in Kroatië had zelfbeschikkingsrecht en kon dus volgens Milosevic voor Joegoslavië behouden blijven. Toen Kroatië de onafhankelijkheid afkondigde leidde dit dan ook tot oorlog met Servië. Uiteindelijk gingen de Europese staten en de Verenigde Naties zich met dit conflict bemoeien en werden er waarnemers naar de oorlogsgebieden gestuurd. Het plan Carrington voorzag in een geleidelijke afscheiding van de gebieden die dit wilden, maar wel na een onderhandelingsproces. Milosevic weigerde echter dit plan te aanvaarden en bleef zich beroepen op de grondwet. Duitsland ging over tot erkenning van Kroatië en Slovenië en zorgde er zo voor dat de gedachte om pas na succesvol onderhandelen tot afscheiding over te gaan naar de achtergrond verdween. Ongeveer tegelijkertijd werd in Bosnië besloten een referendum over de onafhankelijkheid te houden. Bosnië was etnisch echter sterk verdeeld en herbergde een grote Servische minderheid. Die minderheid besloot onder aanvoering van Radovan Karadzic om zich gewapenderhand te verzetten. De Verenigde Naties konden niet ingrijpen omdat het de vrede alleen wilde bewaren en niet afdwingen. Op deze wijze kon volgens Wijnaendts de oorlog in Bosnië ongehinderd voortgang vinden zonder dat de VN iets deed. Het enige dat de organisatie in Bosnië deed was het verbieden van wapenleveranties aan de strijdende partijen, waardoor de Moslims en de Kroaten verzwakt werden. De Serviërs waren echter uitstekend bewapend met wapens uit het voormalige Joegoslavische leger. De doortocht van hulpkonvooien kon door de VN niet worden gegarandeerd, omdat het gebruik van geweld buiten het mandaat lag. Pas toen de Amerikanen zich ermee gingen bemoeien kwam er schot in de zaak. In de akkoorden van Dayton werd Bosnië opgedeeld in gebieden volgens de etnische grenzen. Na jaren van bloedvergieten is er volgens Wijnaendts stabiliteit opgelegd door de macht van de Verenigde Staten en niet door de Europese staten of de Verenigde Naties. Tijdens de conferentie kwamen verschillende kanten van de Vrede van Munster naar voren. De historische discussie leverde een relativering van het belang van de Vrede van Munster en Westfalen voor West-Europa op. De case-studie over Limburg relativeerde bovendien het belang van de Vrede van Munster voor deze provincie. De ontwikkelingen in het voormalig Joegoslavië tonen aan dat de internationale gemeenschap nog steeds moeite heeft om tot een oplossing te komen voor problemen die ontstaan als gevolg van onenigheid over het grensverloop en etnische verschillen. R.A.M. Gerritzen is student Geschiedenis van Internationale Betrekkingen aan de Universiteit Utrecht en stagiair bij de Atlantische Commissie. De inleidingen van de Onderwijsconferentie zijn verschenen als Atlantisch Onderwijs Paper 18. Noot 1. De Vrede van Westfalen is de naam die wordt gebruikt voor het geheel van verdragen dat in 1648 werd gesloten. In Osnabrück sloot de Duitse keizer vrede met Zweden en in Munster met Frankrijk. Hiermee kwam een einde aan de Dertigjarige Oorlog. In Munster sloten ook Spanje en de Republiek vrede, waardoor de Tachtigjarige Oorlog werd beëindigd. 5