Inhoud Startpagina Natuurlijke gehalogeneerde organische verbindingen 129–1 Natuurlijke gehalogeneerde organische verbindingen ir. E. J. Hoekstra, TNO Milieu, Energie en Procesinnovatie, Afdeling Analyse en Sensoren, Delft, dr. ir. E. W. B. de Leer, NMi Van Swinden Laboratorium, Delft en prof. dr. U. A. Th. Brinkman, Vrije Universiteit, Afdeling Algemene en Analytische Scheikunde, Amsterdam 1. 2. 2.1. 2.1.1. 2.1.2. 2.1.3. 2.2. 3. 4. 4.1. 4.2. 4.3. 4.4. 4.5. 4.6. 4.7. 5. Inleiding Natuurlijke halogeneringsmechanismen Biotische mechanismen Oxidatie via haloperoxidasen Substitutie via transferasen Andere mechanismen Abiotische mechanismen Functie van gehalogeneerde stoffen in het milieu Gehalogeneerde stoffen van natuurlijke en antropogene oorsprong Chloormethaan (methylchloride) Broommethaan (methylbromide) Trichloormethaan (chloroform) Tetrachloormethaan (tetrachloorkoolstof; tetra) Chloorfluorkoolwaterstoffen (CFK’s) Trichlooretheen (tri) en tetrachlooretheen (per) Polygechloreerde fenolen (PCP), dibenzo-pdioxinen (PCDD) en dibenzofuranen (PCDF) Aanvullende literatuur 19 Chemische feitelijkheden februari 1997 129– 129– 129– 129– 129– 129– 129– 3 4 4 4 5 5 7 129– 7 129– 9 129–10 129–11 129–11 129–14 129–14 129–15 129–15 129–16 tekst/129 Inhoud Startpagina Natuurlijke gehalogeneerde organische verbindingen 1. 129–3 Inleiding Sinds 1896 worden natuurlijke organische halogeenverbindingen in de literatuur gerapporteerd. Naarmate de analysetechnieken zich verder ontwikkelden, konden steeds meer van deze natuurlijk gevormde organohalogenen worden geïdentificeerd; anno 1996 zijn dit er ongeveer 2000. Deze Chemische Feitelijkheid gaat in op de vorming en voorkomen van natuurlijke organohalogenen in ons milieu en met name op de natuurlijke gehalogeneerde stoffen die ook door de mens in het milieu worden gebracht. Voorbeelden van antropogene (d.w.z. door de mens gevormde) gehalogeneerde verbindingen zijn: bestrijdingsmiddelen, oplosmiddelen en blus- en brandwerende middelen. Van de halogenen (chloor, fluor, broom, jood, astaat) is chloor qua volume voor de mens het belangrijkste; het speelt een onmisbare rol in de menselijke consumptie (keukenzout) en in allerlei industriële synthesen (zie ook Chemische Feitelijkheden nr. 37). Rond de Tweede Wereldoorlog nam het gebruik van chloor voor de synthese van organochloorproducten sterk toe. Organochloorproducten werden, bijvoorbeeld als pesticide (denk hierbij aan 2,2-bis (4-chloorfenyl)-1,1,1-trichloorethaan ofwel DDT) op grote schaal gebruikt in open terrein, waardoor deze stoffen over de gehele aardbol zijn verspreid. Productieprocessen waarin chloor werd toegepast (bijv. drins), zorgden verder voor de vorming van gechloreerde afvalstoffen. Aangezien men toentertijd niet bekend was met de gevaren van gechloreerde afvalstoffen voor het milieu, waren er geen voorzieningen voor de verwerking ervan; de stoffen werden direct in het milieu geloosd. In de jaren ’60 werden de negatieve effecten van de chloorverbindingen zichtbaar en kwamen zij in de belangstelling van de milieubeweging. De discussie over chloor en organochloorverbindingen tussen de milieubeweging en de industrie duurt nu zo’n 30 jaar. Inmiddels gaat de aandacht ook uit naar problemen met gefluorideerde en gebromeerde verbindingen. Het is overigens opvallend dat in de discussie nooit gekeken is naar het voorkomen van natuurlijke organische halogeenverbindingen. Ook aan de geproduceerde hoe19 Chemische feitelijkheden februari 1997 tekst/129 Inhoud Startpagina 129–4 Natuurlijke gehalogeneerde organische verbindingen veelheden en de verspreiding van natuurlijke organohalogenen in het milieu is tot nu toe weinig aandacht besteed. 2. Natuurlijke halogeneringsmechanismen De natuur kent verschillende halogeneringsmechanismen. Er wordt onderscheid gemaakt in de halogenering door levende organismen (biotische mechanismen) en door de niet-levende natuur (abiotische mechanismen). 2.1. Biotische mechanismen 2.1.1. Oxidatie via haloperoxidasen Chloorgas (Cl2) en onderchlorigzuur (HOCl) zijn bekend uit waterdesinfectie, bestrijding van algengroei en bleekprocessen. Natuurlijk organisch materiaal (o.a. humus) dat bij deze processen aanwezig is, reageert met het toegevoegde „reactief chloor” tot een scala van organohalogeenproducten, zoals de trihalomethanen CHCl3, CHBrCl2, CHBr2Cl en CHBr3, trichloorazijnzuur en gechloreerd humus. Het oxidatieniveau van chloor in chloorgas en onderchlorigzuur is respectievelijk 0 en +1 en dit niveau daalt naar −1 in organochloorverbindingen Cl2 + H2O E HOCl + Cl− + H+ Humus-H + Cl2/HOCl → Humus-Cl + CHCl3 + CCl3COOH + . . . De tweede reactie vindt ook in de natuur plaats. De natuurlijke bron van „reactief chloor” is de oxidatie van chloride door waterstofperoxide (H2O2), waarbij enzymen van het peroxidase-type een belangrijke rol spelen. Vele planten en organismen, ook de mens, produceren peroxidasen, maar niet alle peroxidasen zijn in staat om de vorming van „reactief chloor” te katalyseren. De peroxidasen worden geklassificeerd aan de hand van het halogeen waarvan ze de oxidatie kunnen katalyseren; te zamen vormen zij de groep van de haloperoxidasen. 19 Chemische feitelijkheden februari 1997 tekst/129 Inhoud Startpagina Natuurlijke gehalogeneerde organische verbindingen 129–5 H2O2 + H+ + Cl− chloorperoxidase → HOCl + H2O Indien andere halogeniden (Br−, I− ) aanwezig zijn, worden deze zeer snel door „reactief chloor” geoxideerd en kunnen gebromeerde of gejodeerde organische stoffen ontstaan. HOCl + Br− → HOBr + Cl− De concentratie van natuurlijke organohalogenen in het milieu wordt bepaald door de beschikbaarheid van peroxidasen, de activiteit ervan en door afbraakreacties. De peroxidase-activiteit is afhankelijk van de reactieomstandigheden (bijv. pH en waterstofperoxideconcentratie). 2.1.2. Substitutie via transferasen Het enzym methyltransferase katalyseert de omzetting van S-adenosylmethionine en chloride tot S-adenosylhomocysteïne en methylchloride: R-S+(CH3)-adenosine + Cl− methyltransferase → R-S-adenosine + CH3Cl (R = − CH2-CH2-CH(NH2)-COOH) Het lijkt erop dat chloride in het algemeen aan (di)methylsulfoniumverbindingen kan substitueren onder de vorming van methylchloride. Deze reactie lijkt parallel te lopen aan de natuurlijke vorming van (di)methylsulfide uit dezelfde (di)methylsulfoniumverbindingen. In zeewater, waarin ook bromide en jodide voorkomen, kunnen op deze wijze eveneens methylbromide en -jodide worden gevormd. De omstandigheden in de zee zorgen er echter voor dat methyltransferase bij voorkeur de vorming van methylchloride katalyseert. Het is niet duidelijk of dit mechanisme verantwoordelijk is voor de gigantische hoeveelheden methylchloride die in de oceanen worden gevormd (zie par. 4.1). 2.1.3. Andere mechanismen Halogeneren met „reactieve halogenen” is een niet-specifieke reactie. De vorming van methylchloride met behulp van transferasen is 19 Chemische feitelijkheden februari 1997 tekst/129 Inhoud Startpagina 129–6 Natuurlijke gehalogeneerde organische verbindingen een voorbeeld van een specifieke natuurlijke chlorering. Er zullen echter nog meer mechanismen zijn die zorgen voor de vorming van specifieke gehalogeneerde verbindingen. Een voorbeeld is de vorming van gechloreerde anisylalcoholen en -aldehyden door schimmels, met name de groep van de basidomyceten (paddestoelen). Het is aannemelijk dat deze stoffen specifiek door paddestoelen worden geproduceerd, mede omdat de verbindingen niet bekend staan als product uit de chlorering van humusmateriaal. 0886-071 R1 CI R2 anisylalcohol: R1 = – CH2OH anisylaldehyde: R1 = – CHO R2 = – H of – CL OCH3 Anisylalcohol en -aldehyde Uit bepalingen met behulp van de zogenaamde adsorbeerbaar organohalogeen-methode (AOX) blijkt dat paddestoelen een scala van gechloreerde verbindingen produceren. Bij deze methoden worden de organohalogenen aan actief kool geadsorbeerd en de halogeniden met een nitraatoplossing verwijderd. Vervolgens kan door verbranding van de actief kool en de micro-coulometrische bepaling van de halogeniden met behulp van zilverionen de totale groep organohalogenen worden bepaald. Een ander voorbeeld is de natuurlijke vorming van fluoracetaat in tropische planten. Het is niet bekend hoe de koolstof-fluorbinding tot stand komt. Fluoride is moeilijk te oxideren door natuurlijke oxidatoren, omdat de standaard redox-potentiaal erg laag is; er zijn nog geen enzymen aangetoond die de vorming van deze binding kunnen katalyseren. Het moge duidelijk zijn dat er naast bovengenoemde nog vele biotische halogeneringsmechanismen bestaan die leiden tot vorming van de ongeveer 2000 geïdentificeerde gehalogeneerde verbindingen. 19 Chemische feitelijkheden februari 1997 tekst/129 Inhoud Startpagina Natuurlijke gehalogeneerde organische verbindingen 2.2. 129–7 Abiotische mechanismen Gehalogeneerde stoffen kunnen vrijkomen bij onvolledige verbrandingsprocessen in de natuur, zoals bosbranden (CH3Cl, dioxinen) en vulkaanerupties (CFK’s). Een andere bron van natuurlijk gehalogeneerde stoffen is de vorming van „reactieve halogenen” in/op zeewateraërosolen vlak boven de golven. Chloride in de aërosolen kan bijvoorbeeld op de onderstaande manier door ozon worden geoxideerd. Cl− + O3 → ClO− + O2 Het „reactief chloor” reageert òf met aanwezig organisch materiaal òf het wordt omgezet in chloorradicalen. De chloorradicalen vormen snel waterstofchloride. 3. Functie van gehalogeneerde stoffen in het milieu De functie van natuurlijke halogenering is niet geheel vastgesteld. Het feit dat natuurlijke gehalogeneerde organische verbindingen en haloperoxidasen wijdverspreid in de natuur voorkomen, geeft aan dat natuurlijke halogeneringsprocessen een belangrijke rol in de natuur spelen. Het is voor te stellen dat natuurlijke halogeneringsprocessen deel kunnen uitmaken van het verdedigingsmechanisme van een organisme; de mens heeft immers zelf al jaren chloor gebruikt voor het desinfecteren van haar drinkwater. „Reactieve halogenen” en vele gehalogeneerde organische stoffen zijn toxisch voor organismen. Er zijn diverse voorbeelden uit de biologie bekend waarbij de rol van gehalogeneerde verbindingen is terug te voeren op verdediging; de aanwezigheid van chloorperoxidasen in onze witte bloedlichaampjes is daarvan misschien wel het bekendst. Een ander voorbeeld is de vorming van fluoracetaat in bladeren van tropische planten. Deze stof kan worden omgezet in fluoracetylcoënzym A, waardoor de vorming en transport van citraat worden geblokkeerd. Hierdoor wordt de citroenzuurcyclus, die voor de energievoorziening van de plant zorg draagt, onderbroken. De planten kunnen zelf waarschijnlijk fluoracetyl-CoA hydrolyseren zonder dat dit de werking van acetyl-CoA beïnvloedt. Ondanks de toxiciteit 19 Chemische feitelijkheden februari 1997 tekst/129 Inhoud Startpagina 129–8 Natuurlijke gehalogeneerde organische verbindingen van fluoracetaat worden de bladeren aangetast door een parasitaire rups en leeft een bacterie in symbiose met deze planten. Deze twee organismen zijn blijkbaar eveneens in staat fluoracetaat af te breken. Een tweede rol van gehalogeneerde stoffen in de natuur is de deelname van chlooranisylalcoholen en -aldehyden aan de productie van waterstofperoxide door schimmels. Schimmels zijn belangrijk in de koolstofkringloop en breken plantaardig materiaal af. Hout bestaat uit cellulose en het moeilijk afbreekbare lignine. Schimmels die de cellulose als koolstofbron gebruiken, produceren waterstofperoxide om de lignine te kunnen oxideren. Gehalogeneerde verbindingen bezitten niet alleen afwerende of destructieve eigenschappen. Zo is 2,6-dichloorfenol voor de mannetjes van een aantal tekensoorten een aantrekkelijke stof. Dit zogeheten feromoon wordt door de vrouwtjes geproduceerd; in de mannetjes is vrijwel geen 2,6-dichloorfenol aangetroffen. Natuurlijke vluchtige gehalogeneerde stoffen hebben ook een functie in de atmosfeer. Stoffen, zoals chloor- en broommethaan, met een levensduur van ongeveer meer dan één jaar in de troposfeer kunnen de stratosfeer bereiken (zie tabel 1). Deze stoffen splitsen chloor- en broomradicalen af die op hun beurt reageren met de aanwezige ozon. De activiteit van broomradicalen in de stratosfeer is ongeveer een factor 30 groter dan die van chloorradicalen, zodat broom een groter effect levert op de afbraak van de ozonlaag. In de periode voor de Tweede Wereldoorlog, toen stoffen zoals chloorfluorkoolwaterstoffen (CFK’s), tetrachloormethaan en 1,1,1trichloorethaan, nog niet op grote schaal werden gebruikt, werd de dikte van de ozonlaag bepaald door natuurlijke fluctuaties in de vorming van o.a. chloormethaan. Anno 1996 bestaat ongeveer 20 % van de totale hoeveelheid chloor in de stratosfeer uit chloor afkomstig van natuurlijk gevormd chloormethaan. Naarmate de chloorbijdrage van antropogene stoffen in de stratosfeer in de toekomst zal dalen, zal de invloed van natuurlijk gehalogeneerde stoffen op de dikte van de ozonlaag groter worden. 19 Chemische feitelijkheden februari 1997 tekst/129 Inhoud Startpagina 129–9 Natuurlijke gehalogeneerde organische verbindingen Tabel 1. Wereldwijde emissies van vluchtige gehalogeneerde stoffen naar de atmosfeer Emissie natuurlijk menselijk Verblijfstijd atmosfeer Chloorbijdrage aan stratosfeer Stof kton.jaar−1 kton.jaar−1 jaar % CH3Cl CH3Br 3.000-8.000 70-350 26 10-50 1,5 1,3 20 0 CH3I CHBr3 CHCl3 CCl4 CH3-CCl3 CCl2=CHCl CCl2=CCl2 CFCl3 CF2Cl2 CHF2Cl CF2Cl-CFCl2 300-1.300 1.000-2.000 590-790 ? 0 ? ? ? ? 0 0 0 0,6-6 12-20 (81) 100 (90) 720 (90); 380 (93) 241 (90); 197 (92) 366 (90); 295 (92) 430 (90) 540 (90) 170 (90) 200 (90) 0,02 0,04 0,25-0,4 42 6 0,02 < 0,5 50 102 13 85 0 0 0 13 13 0 0 22 25 3 3 4. Gehalogeneerde stoffen van natuurlijke en antropogene oorsprong Hieronder wordt een aantal stoffen belicht waarvan zowel natuurlijke als antropogene bronnen bekend zijn. Opvallend is dat in het terrestrisch milieu (op het land) tot nu toe hoofdzakelijk verschillende natuurlijke chloorverbindingen zijn aangetoond, terwijl het mariene milieu (de zee), naast een groot aantal broomchloorverbindingen, ook de meest verschillende broom- of joodbevattende stoffen kent. In het terrestrische milieu is de bromideconcentratie ongeveer een factor 10 lager dan de chlorideconcentratie. Dit lijkt echter niet van belang te zijn. In het mariene milieu verschillen de concentraties chloride, bromide en jodide veel meer – respectievelijk 19000, 65 en 0,05 mg/l – terwijl de concentraties van de corresponderende methylhaliden in zeewater in de orde van respectievelijk 10, 1,0 en 1,0 ng/l liggen. Dit fenomeen kan een aantal oorzaken hebben: afwezigheid van enzymen die chloride kunnen oxideren, directe 19 Chemische feitelijkheden februari 1997 tekst/129 Inhoud Startpagina 129–10 Natuurlijke gehalogeneerde organische verbindingen oxidatie van bromide en jodide door het gevormde „reactief chloor” of een slechtere afbraak van broomverbindingen. 4.1. Chloormethaan (methylchloride) Modelberekeningen met chloormethaanconcentraties wereldwijd geven aan dat 3000-8000 kton natuurlijk chloormethaan per jaar wordt gevormd, terwijl de mens een bijdrage levert van ongeveer 26 kton per jaar. Door de chemische resistentie in de troposfeer draagt chloormethaan bij aan de afbraak van de ozonlaag (zie par. 3). Chloormethaan wordt gevormd bij bosbranden en bij het creëren van landbouwgrond in de tropen door het platbranden van bosgebieden. Deze „natuurlijke” bron produceert naar schatting 600 kton chloormethaan per jaar. De concentratie chloormethaan in vulkaanerupties is duidelijk hoger dan die van de omgevingslucht. De bijdrage van vulkanen aan de totale chloormethaanemissie is niet gekwantificeerd en het is niet duidelijk of deze significant is. Thermodynamische berekeningen geven overigens aan dat de chloormethaanemissie bij erupties mogelijk niet van de vulkaan zelf, maar van de verbranding van de aanwezige vegetatie afkomstig is. De oceanen zijn met een schatting van 5000 kton per jaar de grootste bron voor chloormethaan in de atmosfeer. Aanvankelijk dacht men dat chloormethaan in de zee door omzetting van biologisch gevormd joodmethaan werd gevormd: CH3I + Cl− → CH3Cl + I− Indien dit vormingsmechanisme belangrijk is, is de verwachting dat er een correlatie bestaat tussen de concentratie chloor- en joodmethaan in zeewater. Deze correlatie tussen chloor- en joodmethaan is niet gevonden. Het methyltransferase gekatalyseerde mechanisme in paragraaf 2.1.2 kan naar schatting maar ongeveer 3 kton per jaar verklaren. Hoe het werkelijke vormingsmechanisme verloopt is nog niet bekend. 19 Chemische feitelijkheden februari 1997 tekst/129 Inhoud Startpagina Natuurlijke gehalogeneerde organische verbindingen 129–11 Bekende bronnen in het terrestrisch milieu zijn schimmels, hogere planten en naaldbomen. Schimmels zijn in staat een groot percentage chloride in de bodem om te zetten in chloormethaan (zie par. 2.1.2). Aardappelknollen emitteren bij het verkurkingsproces chloormethaan; dit proces loopt door tot vijf dagen na de oogst. Na die tijd kan de emissie weer op gang worden gebracht door de aardappelknol te verwonden. Van andere (zoutminnende) planten is eveneens bekend dat ze chloormethaan produceren. Door de diversiteit aan planten en de grote productieverschillen per soort is het moeilijk een schatting te maken van hun totale bijdrage aan de terrestrische emissie van chloormethaan. Onderzoek aan natuurlijke bronnen en atmosferische modellen moet duidelijkheid verschaffen over het verschil tussen de gemodelleerde emissie van methylchloride op basis van globale concentraties, gemeten emissies en vormings- en afbraakkinetiek. 4.2. Broommethaan (methylbromide) De natuurlijke emissie van broommethaan van naar schatting 70350 kton per jaar verschilt niet zo veel met de antropogene emissie van 10-50 kton per jaar. De productie van broommethaan door algen is gekoppeld aan die van chloormethaan. Het mechanisme is niet duidelijk, maar de door methyltransferase gekatalyseerde reactie (zie par. 2.1.2) kan hierbij een rol spelen. Van de natuurlijke bronnen levert de oceaan 60-300 kton per jaar aan de atmosfeer en de verbranding van biomassa 10-50 kton per jaar. Hoewel deze hoeveelheden relatief gering zijn, is methylbromide een stof die een duidelijke bijdrage levert aan de afbraak van de ozonlaag (zie par. 3). 4.3. Trichloormethaan (chloroform) Uit modelberekeningen aan chloroform kan worden geconcludeerd dat nog onbekende bronnen een bijdrage leveren aan de huidige chloroformconcentratie in de atmosfeer. De totale emissies zijn berekend tussen 610 en 810 kton per jaar. Daarvan zou 40% antropogeen zijn en 60% uit de oceanen. De berekende data komen niet overeen met de schatting van de antropogene emissies. De productie 19 Chemische feitelijkheden februari 1997 tekst/129 Inhoud Startpagina 129–12 Natuurlijke gehalogeneerde organische verbindingen in 1987 was 460 kton, waarvan 90% werd gebruikt bij de productie van CFK’s en polytetrafluoretheen (PTFE). Dit betekent dat maximaal 10% (46 kton per jaar) uiteindelijk in de atmosfeer terecht kan komen. Daarnaast komt chloroform vrij bij chloreringsprocessen die worden toegepast bij de bestrijding van algengroei, bleken en bij de desinfectie van drink- en zwemwater. In 1981 werd de totale antropogene emissie van chloroform geschat op 12-20 kton per jaar, waarvan 1,9 kton afkomstig uit Europa en 0,2 kton uit Nederland. De huidige Nederlandse emissie van chloroform wordt geschat op 0,07 kton per jaar. Gezien de dalende trend in het gebruik van chloor in bovengenoemde processen en een dalende productie van gechloreerde oplosmiddelen, kunnen de uitkomsten van de modelberekeningen waarschijnlijk niet met antropogene bronnen alleen worden verklaard. Mogelijk heeft dit te maken met het feit dat de modellen ervan uitgaan dat de terrestrische emissies uitsluitend worden veroorzaakt door menselijke bronnen. De aanwezigheid van verschillende natuurlijke terrestrische bronnen kan een deel van bovengenoemde verschillen verklaren. Chloroform wordt in sterk verhoogde concentraties gevonden in geologische bronnen (zie tabel 2). De emissie van chloroform als gevolg van mijnactiviteiten wordt geschat op 10-15 kton per jaar, maar de totale bronsterkte uit de aarde is niet bekend. Verder worden emissies van biochemische aard veroorzaakt door termieten. Chloroformconcentraties in termietenheuvels zijn hoger dan de atmosferische concentratie. Op 1 tot 10 meter afstand van termietenheuvels in Australië is een „flux” gemeten van 3-70 mg/ m2/jaar; mondiale schattingen geven een totale bronsterkte van 10100 kton per jaar. Het is echter onduidelijk of de chloroform wordt geproduceerd door de termieten zelf of door de schimmels die door termieten worden gekweekt en als voedsel dienen voor larven en vruchtbare volwassen termieten. 19 Chemische feitelijkheden februari 1997 tekst/129 Inhoud Startpagina Natuurlijke gehalogeneerde organische verbindingen 129–13 Tabel 2. Concentraties van gehalogeneerde methanen (µgm−3) in de atmosfeer en in geologische emissies in de periode vanaf 1983 Monsterplaats CFCl3 CF2Cl2 CHCl3 CCl4 oceaanlucht vulkaangas warmwaterbrongas mijngas 1,1 3-480 2-33 10-1.300 1,6 4,4-840 2,5-1.100 0,052 86-4.300 100- 7.900 810-1.300.000 0,77 4,8-130 0,67-70 3-480 De bodem van Nederland is ook een bron van chloroform. Dat blijkt uit veldexperimenten waarbij de humuslaag van de bodem met het chloor-37 isotoop in de vorm van natriumchloride is verrijkt. De inbouw van chloride-37 in chloroform is aangetoond met behulp van massaspectrometrie. De vorming van chloroform met een verhoogd gehalte aan chloor-37 ten opzichte van de natuurlijke chloorisotoopverhouding 35Cl:37Cl van 76:24 geeft aan dat een mechanisme zoals beschreven in paragraaf 2.1.1 (of een soortgelijke reactie) in de bodem kan plaatsvinden. Bodemextracten vertonen chloorperoxidase-activiteit en ook alle andere ingrediënten voor dit mechanisme zijn in de bodem aanwezig. De chloorperoxidase-activiteit is tot nu toe bekend bij bodemschimmels, maar bodemmicroorganismen en planten kunnen in verband met hun verdedigingsmechanisme evengoed over chloorperoxidasen beschikken. De chloroformemissie van verschillende bodemtypen in Nederland wordt geschat op 0,1-9 mg/m2/jaar. Aangezien schimmels over de hele wereld zijn verspreid, geeft extrapolatie van de Nederlandse emissiegetallen naar het totaal aardoppervlak een indruk in welke orde van grootte de wereldwijde emissie uit de bodem zou kunnen liggen, namelijk 15-1500 kton per jaar. Het onverklaarde emissiedeel van 200-270 kton per jaar uit bovengenoemde wereldemissiemodellen zou heel goed door schimmelactiviteit kunnen worden verklaard. 19 Chemische feitelijkheden februari 1997 tekst/129 Inhoud Startpagina 129–14 4.4. Natuurlijke gehalogeneerde organische verbindingen Tetrachloormethaan (tetrachloorkoolstof; tetra) Voor tetrachloormethaan zijn tot nu toe alleen geochemische bronnen bekend op basis van meting van verhoogde concentraties ten opzichte van de atmosferische concentraties (zie tabel 2). Voorzover de auteurs bekend, zijn er voor tetrachloormethaan geen modelberekeningen gemaakt waaruit zou kunnen blijken of naast de emissie van 100 kton per jaar uit antropogene bronnen een significante natuurlijke bron aanwezig is. Dit is van belang omdat tetrachloormethaan, door de grote stabiliteit in de atmosfeer, de troposfeer bereikt en aan de afbraak van de ozonlaag deelneemt. Anno 1996 draagt tetrachloormethaan voor ongeveer 13% bij aan de totale hoeveelheid chloor in de stratosfeer. 4.5. Chloorfluorkoolwaterstoffen (CFK’s) De aantasting van de ozonlaag door de emissie van CFK’s wordt algemeen aanvaard. Antropogene emissies liggen in de orde van 200-600 kton per jaar op wereldschaal, maar dalen drastisch door de emissiebeperkingen die overal ter wereld zijn overeengekomen. Door hun relatief hoge chemische inertie kunnen CFK’s doordringen in de stratosfeer. De natuurlijke vorming van CFK’s door levende organismen is tot nu toe niet aangetoond, maar wel die bij geochemische processen, o.a. in vulkanen, warmwaterbronnen en mijnen. Tabel 2 geeft een overzicht van de concentraties in de atmosfeer boven oceanen en in vulkaangassen (zie ook Chemische Feitelijkheden nr. 48). De verhoogde concentratie van CFK’s in vulkaanemissies (een factor 400-500 hoger dan de achtergrondconcentraties boven oceanen) geeft aan dat vulkanen een bron van CFK’s zijn. Over het vormingsmechanisme bestaat echter geen overeenstemming. Eén groep wetenschappers gaat ervan uit dat de stoffen worden gevormd bij de omzettingen van organisch materiaal dat aanwezig is in gesteenten, danwel uit de verbranding en/of pyrolyse van vegetatie en grond op de vulkaanhelling. Een andere groep wetenschappers veronderstelt de abiotische vorming uit anorganische stoffen volgens de hieronder weergegeven reacties: 19 Chemische feitelijkheden februari 1997 tekst/129 Inhoud Startpagina Natuurlijke gehalogeneerde organische verbindingen CO + 3H2 CO2 + 4H2 CH4 + 4HCl 2CCl4 + 3HF 4.6. → → → → 129–15 CH4 + H2O CH4 + 2H2O CCl4 + 2H2 CFCl3 + CF2Cl2 + 3HCl Trichlooretheen (tri) en tetrachlooretheen (per) Onderzoekers hebben onlangs aangetoond dat bepaalde marine algen tri- en tetrachlooretheen kunnen produceren. Het is niet duidelijk of de productie in de natuur significant is ten opzichte van de antropogene emissies. Modelberekeningen, op basis van atmosferische chemie en de waargenomen atmosferische concentraties op wereldschaal, kunnen binnen 25% nauwkeurig de bekende antropogene bronnen voorspellen. Uitgaande dat de modellen de processen in de atmosfeer juist beschrijven, betekent dit dat de natuur maar een geringe bijdrage aan de emissie van tri- en tetrachlooretheen levert. 4.7. Polygechloreerde fenolen (PCP), dibenzo-p-dioxinen (PCDD) en dibenzofuranen (PCDF) Chloorfenolen (PCP) behoren tot een groep stoffen die voornamelijk dienen als (grondstof voor) pesticiden en waarvan jaarlijks ongeveer 200 kton per jaar wordt geproduceerd. Van een aantal congeneren is aangetoond dat ze ook een natuurlijke bron hebben. Zo wordt 2,4-dichloorfenol geproduceerd als grondstof voor het herbicide 2,4-D, maar wordt het ook in de bodem gevormd door een schimmel. Sprinkhanen gebruiken 2,5-dichloorfenol als afweer tegen mieren en wordt, zoals we al eerder zagen, 2,6-dichloorfenol door het vrouwtje van een tekensoort gebruikt als lokstof voor het mannetje. 0886-072 CIn OH Polychloorfenol 19 Chemische feitelijkheden februari 1997 tekst/129 Inhoud Startpagina 129–16 Natuurlijke gehalogeneerde organische verbindingen 0886-073 O CIn CIn O Polychloordibenzo-p-dioxine 0886-074 CIn CIn O Polychloor-dibenzofuran Met behulp van veldexperimenten (analoog aan die beschreven in par. 4.3) is aangetoond dat de vorming van polychloorfenolen in de bodem kan plaatsvinden. De natuurlijke vorming van PCP in de bodem heeft tot gevolg dat eveneens PCDD/PCDF kunnen worden gevormd. 2,4,5-Trichloorfenol kan in een door mierikswortelperoxidase gekatalyseerde reactie worden omgezet in een scala van PCDD-/ PCDF-congeneren. Een verhoging van PCDD-/ PCDFconcentraties is aangetoond in een composthoop verontreinigd met PCP. In natuurlijke humuslagen is echter geen natuurlijke vorming van PCDD-/ PCDF uit chloride gevonden. Dit betekent nog niet dat natuurlijke vorming van PCDD/F in de bodem niet kan plaatsvinden. De tweede natuurlijke bron van PCDD/F is de verbranding van organische materialen als gevolg van ontstekingsmechanismen (bliksem) en warmtebronnen (vulkanen). De antropogene bronnen veroorzaken momenteel een ongeveer driemaal hogere concentratie PCDD/F in de bodem dan de verschillende natuurlijke bronnen. 5. Aanvullende literatuur Chemische Feitelijkheden: – nr. 2. Methylbromide – nr. 11. Dioxine – nr. 12. PCB’s 19 Chemische feitelijkheden februari 1997 tekst/129 Inhoud Startpagina Natuurlijke gehalogeneerde organische verbindingen 129–17 – nr. 35. Mycotoxines – nr. 37. Chloor – nr. 38. CFK’s als drijfgassen – nr. 39. Kooldioxide en klimaat – nr. 47. Hexachloorcyclohexaan – nr. 48. Vulkaangassen – nr. 67. Tri- en tetrachlooretheen – nr. 91. Brandvertragers – nr. 95. Dioxinen – nr. 99. Polyvinylchloride – nr. 106. Desinfectiemiddelen – nr. 115. Zwemwaterbehandeling De Chemische Feitelijkheden nrs. 1-80 zijn verkrijgbaar bij Samsom H.D.Tjeenk Willink, Alphen aan den Rijn; ISBN 90 6500 886 1. Gribble, G. W., „Naturally occurring organohalogen compounds – a survey”, Journal of Natural Products 55, 1353-1395 (1992); Gribble, G. W., „The natural production of chlorinated compounds”, Environmental Science Technology 28, 310A-319A (1994); Grimvall, A., E. W. B. de Leer (eds.), Naturally-Produced Organohalogens, Kluwer Academic Press, ISBN 0-7923-3435-3 (1995); Isidorov, V. A., Organic chemistry of the earth’s atmosphere, SpringerVerlag, ISBN 3-540-51731-6 (1990); Kirk, K. L., Biochemistry of the elemental halogens and inorganic halides, Plenum Press, ISBN 0-306-43653-1 (1991); Kirk, K. L., Biochemistry of halogenated organic compounds, Plenum Press, ISBN 0-306-43657-4 (1991); Neidleman, S. L., J. Geigert, Biohalogenation: principles, basic roles and applications, Ellis Horwood, ISBN 0-85312-984-3 (1986). 19 Chemische feitelijkheden februari 1997 tekst/129