Vrede of sluimerend conflict? Het Noord-Ierse vredesproces na het Akkoord van Belfast R. Welbie 5600421 van Beethovensingel 109c 3131 EE Vlaardingen Tel. 06-80126637 E-mail: [email protected]/[email protected] Vak: Scriptie Studie: (Master) Internationale Betrekkingen in Historisch Perspectief ECTS: 15 Docent: dr. P. Malcontent 16-12-2016. Inhoudsopgave Inleiding : Hoofdstuk 1 : : Pagina 3 Transitional Justice en het bereiken van een positieve vrede : Pagina 11 Hoofdstuk 2 : Een positieve vrede? : Pagina 24 Hoofdstuk 3 : Transitional Justice in Noord-Ierland : Pagina 48 Conclusie : : Pagina 59 Literatuurlijst : : Pagina 62 Internetliteratuur : : Pagina 70 Samenvatting : : Pagina 75 2 Inleiding ‘What were once only hopes for the future have now come to pass; it is almost exactly 13 years since the overwhelming majority of people in Ireland and Northern Ireland voted in favour of the agreement signed on Good Friday 1998, paving the way for Northern Ireland to become the exciting and inspirational place that it is today.’ Dit zijn de woorden die de Britse koningin Elizabeth II gebruikte tijdens haar staatsbezoek aan Ierland in 2011 om de situatie in Noord-Ierland te beschrijven.1 De conflictueuze geschiedenis van Noord-Ierland is volgens de koningin, dankzij het vredesproces ingezet door het vredesakkoord van 1998, verleden tijd. Het conflict is terug te voeren naar 1922 toen Ierland in tweeën werd gedeeld. Deze tweedeling was het gevolg van spanningen tussen katholieken en protestanten. De protestanten wantrouwden de katholieken en wilden onder geen enkel beding in een staat leven waarin de meerderheid katholiek was. Als gevolg hiervan vormden 26 zuidelijke en overwegend katholieke graafschappen samen de onafhankelijke Ierse vrijstaat. Zes noordoostelijke en overwegend protestantse counties bleven onder de naam Noord-Ierland deel uitmaken van het Verenigd Koninkrijk.2 Het merendeel van de katholieken in Noord-Ierland wilde echter dat Noord-Ierland zich aansloot bij Ierland. Leden van deze groep die voor aansluiting bij Ierland waren, worden ook wel nationalisten genoemd. De protestantse gemeenschap in Noord-Ierland wilde echter bij Groot-Brittannië horen. Leden van deze groep worden ook wel unionisten genoemd. Beide gemeenschappen begonnen geweld te gebruiken en de spanningen tussen de twee groepen liepen in de jaren 60 zo hoog op dat er eind jaren 60 sprake was van een burgeroorlog.3 Tijdens deze burgeroorlog, ook wel the Troubles genoemd, maakten zowel de nationalistische als de unionistische paramilitaire organisaties zich schuldig aan bomaanslagen, ontvoeringen, moorden en andere vormen van geweld. Dit werd op basis van politieke doeleinden door beide partijen gelegitimeerd. De constante dreiging van geweld 1 Telegraph, Speech van de koningin geraadpleegd via: http://www.telegraph.co.uk/news/uknews/queenelizabeth-II/8522318/The-Queen-in-Ireland-Dublin-Castle-speech-in-full.html, gepubliceerd op: 18-05-2011, geraadpleegd op 10-01-2016. 2 L. E. Fletcher en M. Weinstein, ‘Context, Timing and the Dynamics of Transitional Justice: A Historical Perspective’, Human Rights Quarterly Vol. 31 (2009) 163-220, aldaar 179. 3 De spanningen liepen vooral op door protesten van de burgerrechtenbeweging in de tweede helft van de jaren 60. Deze werden vaak verboden en het waren vaak de unionistische machtshebbers die de protesten verboden terwijl nationalisten meeliepen in de demonstraties. Dit zette de verhoudingen die al scheef waren verder op scherp. zie: L. Bosi, 'Explaining the Emergence Process of the Civil Rights Protest in Northern Ireland (1945– 1968): Insights from a Relational Social Movement Approach', Journal of Historical Sociology 21(2/3) (2008) 242-271, aldaar 245-250, 260-262. Zie ook: T.P. Coogan, The Troubles: Ireland's Ordeal and the Search for Peace (New York 2002) 57, 87. 3 resulteerde in een verdere maatschappelijke ontwrichting met een complete politiek-religieuze segregatie als gevolg. Zo gingen katholieken en protestanten als gevolg van het conflict volledig gescheiden van elkaar naar school en bestonden de meeste wijken louter uit katholieken of protestanten. Er was voor het conflict begon al sprake van segregatie maar het conflict maakte de segregatie nog erger.4 Uiteindelijk kwamen de strijdende partijen in de jaren ’90 tot de conclusie dat doorvechten geen optie meer was. Zodoende werden er vredesonderhandelingen gestart. Het was lange tijd niet duidelijk of de paramilitairen zich hierbij neer zouden leggen, maar onder leiding van de politieke leiders van Noord-Ierland, wiens onderhandelingen gefaciliteerd werden door de Ierse en Britse staat, werd er uiteindelijk een vredesakkoord getekend.5 The Troubles eindigden op 10 april 1998 met de ondertekening van het Akkoord van Belfast. Hierin verklaarden de strijdende partijen voortaan alleen op een vreedzame, politieke manier de geschillen op te lossen. Sindsdien is er amper sprake van politiek geïnspireerd geweld in Noord-Ierland.6 In het Akkoord van Belfast werd vooral nadruk gelegd op de toekomst. ‘The tragedies of the past have left a deep and profoundly regrettable legacy of suffering. We must never forget those who have died or been injured, and their families. But we can best honour them through a fresh start, in which we firmly dedicate ourselves to the achievement of reconciliation, tolerance, and mutual trust, and to the protection and vindication of the human rights of all.’ 7 Dit komt volgens Brown omdat de politieke partijen bij de onderhandelingen over het vredesakkoord van 1998 vonden dat ze niet veel opschoten als ze zaken uit het verleden gingen bespreken, omdat hierover toch geen consensus bereikt kon worden. Over de aard van het conflict bestaat dan ook nog steeds geen overeenstemming tussen de beide gemeenschappen en er is ook weinig (politieke) bereidheid om hierover in dialoog te gaan. N.T. Aiken, ‘Learning to Live Together: Transitional Justice and Intergroup Reconciliation in Northern Ireland’ International Journal of Transitional Justice Vol. 4, no. 2 (2010) 166-188, aldaar 172. 5 J. Coakley en J. Todd, ‘Breaking Patterns of Conflict in Northern Ireland: New Perspectives’ Irish Political Studies Vol. 29, No. 1 (2014) 1-14, aldaar 1-2. P. Shirlow en C. Coulter, ‘Northern Ireland: 20 Years after the Cease-Fires’ Studies in Conflict & Terrorism 37, 9 (2014) 713-719, aldaar 714-715. 6 Shirlow en Coulter ‘Northern Ireland: 20 years after the Cease-Fires’ Studies in Conflict & Terrorism, 715, 717. 7 The Belfast Agreement, pagina 2, Decleration of Support, artikel 2. Geraadpleegd via: https://www.gov.uk/government/uploads/system/uploads/attachment_data/file/136652/agreement.pdf, laatst gewijzigd op 10-04-1998, geraadpleegd op 29-01-2016. 4 4 Het Akkoord van Belfast is daarom enkel op de toekomst gericht.8 De Noord-Ierse politieke partijen hebben met het tekenen over het Akkoord van Belfast de basis voor de huidige situatie hebben gelegd. Tijdens de onderhandelingen van dit akkoord hebben zij samen onderhandeld over hoe de toekomst van Noord-Ierland eruit zou moeten zien en welke maatregelen er wel of niet genomen moesten worden om het verleden zo goed mogelijk af te sluiten. De politieke partijen zijn dan ook belangrijk in het vredesproces. De gematigde Social Democratic and Labour Party (SDLP) en de extremere Sinn Féin zijn de nationalistische partijen die het akkoord ondertekend hebben. De gematigde Ulster Unionist Party (UUP) en de extremere Democratic Unionist Party (DUP), die in eerste instantie het akkoord niet wilde ondertekenen, zijn de grootste unionistische akkoordondertekenaars. De Alliance Party was de enige partij die het akkoord ondertekende zonder nationalistische of unionistische grondslag.9 Er is dus dankzij dit akkoord tussen de politieke partijen sprake van een vrede in Noord-Ierland. De vraag is echter of deze vrede positief dan wel negatief is. Een positieve vrede houdt in dat de groepen die vroeger in conflict met elkaar waren een streep onder het conflict hebben gezet en nu met elkaar kunnen samenwerken en samenleven op een normale manier. Belangrijk hiervoor is dat de structurele oorzaken van het conflict weggenomen zijn en er sociale (en economische) rechtvaardigheid is. Pas wanneer de partijen vreedzaam met elkaar kunnen leven, samenwerken en de structurele oorzaken van het conflict weggenomen zijn dan is er sprake van positieve vrede. Een negatieve vrede daarentegen houdt alleen de afwezigheid van geweld in. Bij een negatieve vrede zijn de structurele oorzaken nog niet weggenomen en kunnen de partijen nog niet goed met elkaar samenwerken.10 Of de vrede in Noord-Ierland een positieve dan wel negatieve vrede is, is onderwerp van discussie in de wetenschappelijke literatuur. Hierbij zijn de wetenschappers die stellen dat het enkel een negatieve vrede is in de meerderheid. Er zijn echter wel wat wetenschappers die stellen dat Noord-Ierland goede stappen maakt op weg naar een positieve vrede. Joanna Hughes en Rebecca Loader zijn zulke wetenschappers. Zij stellen in een wat andere bewoording dat Noord-Ierland op weg is naar een positieve vrede. Dit concluderen ze K. Brown, ‘Transitional Justice, Rigour and Politics: A Reply to McGrattan’ Politics vol. 30, no. 2 (2010) 119124, aldaar 122. 9 A. McCulloch, Power-sharing and Political Stability in Deeply Divided Societies (New York 2014) 66. 10 V. Mironova en S. Whitt ‘International Peacekeeping and Positive Peace: Evidence from Kosovo’ Journal of Conflict Resolution (Published online before print, 18 september 2015) (2015) 1-31, aldaar 4-5. De definities negatieve en positieve vrede komen oorspronkelijk uit: J. Galtung, ‘Violence, Peace and Peace Research’ Journal of Peace research vol 6. no 3. (1969) 167-191, aldaar, 183, 190. Zie ook: Y. Bitton en G. Salomon, ‘Peace in the Eyes of Israeli and Palestinian Youths: Effects of Collective Narratives and Peace Education Program’ Journal of Peace Research Vol.43, No. 2 (2006) 167-180 ,aldaar 168. 8 5 naar aanleiding van hun artikel over gemengde educatie in Noord-Ierland. Er is een programma gestart in 2007 dat de scholen van de twee gemeenschappen met elkaar in contact laat komen, het zogenaamde Shared Education Programme. De scholieren worden hierin verplicht om met leden van de andere gemeenschap in de klas te zitten om samen maatschappijleer te krijgen. Hierdoor leren ze dat vooroordelen over de andere groep niet waar zijn en wordt de basis gelegd om de samenwerking en contacten tussen de groepen te verbeteren. Volgens Hughes en Loader werkt het Shared Education Programme erg goed en daarom willen ze dat de regering dit ook expliciet een verzoeningsinstrument gaat noemen en er meer aan gaat doen om het in elke school door te voeren. Dit doet de regering nu niet uit angst voor de ouders die vaak niet willen dat er verzoend word. Het belangrijkste is echter dat het werkt en dat een positieve vrede door educatie van de jonge generatie mogelijk wordt in de toekomst, mits de regering zich eraan wil wagen.11 Dat Noord-Ierland op de goede weg is, wordt onderschreven door Clare Magill en Brandon Hamber. Deze auteurs hebben ook hun hoop gevestigd op de nieuwe generatie en educatie. Ze plaatsen echter wel kanttekeningen. Zo heeft het doceren van scholieren volgens hen alleen zin als deze generatie ook in dialoog komt met oudere generaties en als deze gepaard gaat met economische en politieke vooruitgang.12 Cillian McGrattan is het oneens met Hamber, Magill, Loader en Hughes. Uit zijn artikel blijkt dat hij vindt dat er in Noord-Ierland sprake is van een duidelijke negatieve vrede en hij voorlopig geen weg naar een positieve vrede ziet. Hij stelt dat de politieke leiders van de gemeenschappen niet de verantwoordelijkheid nemen voor de in het conflict gebeurde verschrikkingen waardoor deze geschiedenis telkens weer bovenkomt en zorgt voor discussie. Sterker nog, ze schuiven het af op de politieke leiders van de andere gemeenschap. waardoor er van verzoening en een positieve vrede waarin er goed samengewerkt wordt niet veel terecht kan komen.13 Dit is echter te wijten aan de afspraken gemaakt bij het vredesakkoord van 1998, waarin de partijen zich hebben gericht op de toekomst en niet op het verleden. Als men zich gericht had op het verleden bij deze besprekingen, dan was er waarschijnlijk geen vrede J. Hughes en R. Loader, ‘‘Plugging the gap’: shared education and the promotion of community relations through schools in Northern Ireland’ British Educational Research Journal Vol. 41, No. 6, (2015) 1142-1155, aldaar 1142, 1144, 1151. 12 C. Magill en B. Hamber, ‘“If They Don’t Start Listening to Us, the Future Is Going to Look the Same as the Past”: Young People and Reconciliation in Northern Ireland and Bosnia and Herzegovina’ Youth & Society Vol. 43 No. 2 (2011), 509-527, aldaar 524-526. 13 C. McGrattan, ‘Peace Building and the Politics of Responsibility: Governing Northern Ireland’ Peace & Change Vol. 39, No. 4 (2014) 519-541, aldaar 537-538. 11 6 omdat er over de aard van het conflict onmogelijk consensus bereikt kan worden.14 Volgens Hayes en McCallister werkt de zogeheten power-sharing het bereiken van een positieve vrede tegen. Power-sharing is het ervoor zorgen dat zowel nationalistische als unionistische partijen vertegenwoordigd zijn in de Noord-Ierse regering. Hiertoe werd in het Akkoord van Belfast besloten. De politieke partijen hoeven op deze manier geen moeite te doen om stemmen van buiten hun oude electoraat te halen, omdat ze al van een regeringsplaats verzekerd zijn dankzij de gemeenschap die ze vertegenwoordigen. Hierdoor blijven de politieke partijen dus ook sektarisch verdeeld en alleen gericht op de eigen gemeenschap waardoor de partijen als het ware in het conflict blijven hangen. Dit zal zo blijven zolang er geen hulp komt van buiten.15 Hieruit valt op te maken dat Hayes en McCallister de vrede in Noord-Ierland dus als een negatieve vrede zien. Paul Dixon sluit zich aan bij het kamp dat het Noord-Ierse vredesproces als een negatieve vrede ziet. Dit valt uit zijn artikel: ‘In Defence of Politics: Interupting the Peace Process and the Future of Northern Ireland’ op te maken. Naar aanleiding van dit artikel kan zelfs geconcludeerd worden dat de negatieve vrede de laatste jaren zelfs negatiever geworden is. De segregatie is namelijk gegroeid volgens Dixon. Zo is de huisvesting, sociale activiteiten, scholing en werk meer gesegregeerd geraakt. Maar waarin de segregatie het best te zien is zijn de muren die gebouwd zijn tussen nationalistische en unionistische wijken. Deze zijn niet afgenomen, maar toegenomen sinds de vrede van 1998, van 26 in 1996 naar 80 in 2009.16 Er kan dan ook gesteld worden dat Dixon vindt dat de negatieve vrede alleen maar negatiever geworden is. Volgens N.T. Aiken ligt de zaak genuanceerder. Hij stelt dat de maatregelen die in de Noord-Ierse kwestie genomen zijn ervoor hebben gezorgd dat er (economische) gelijke behandeling is en dat daardoor een belangrijke structurele oorzaak van het conflict weggenomen is, maar hij merkt ook op dat het samenwerken tussen de groepen nog niet al te best werkt. Dit komt volgens hem doordat beide groepen nog vast zitten in het zogenaamde nulsomspel.17 Hiermee wordt bedoeld dat wanneer de ene gemeenschap erkenning krijgt voor de aan hun toegebrachte schade door de andere gemeenschap, dat deze ‘wint’ en dat de andere gemeenschap verliest. Bijvoorbeeld met het Bloody Sunday onderzoek ‘wonnen’ de Brown, ‘Transitional Justice, Rigour and Politics’ Politics, 122. B. C. Hayes en I. McCallister, Conflict to Peace: Politics and Society in Northern Ireland over Half a Century (Manchester 2013) 166-167. 16 P. Dixon, ‘In Defence of Politics: Interupting the Peace Process and the Future of Northern Ireland’ Political Quarterly vol. 83, no. 2. (2012) 265-276, aldaar 274. 17 Aiken, ‘Learning to Live Together’ Journal of Transitional Justice, 186. 14 15 7 nationalisten en ‘verloren’ de unionisten. Unionisten vonden dat de balans zoek was omdat er volgens hen veel geld besteed werd aan het onderzoek naar de oorzaak waarom er die dag doden vielen aan nationalistische zijde, terwijl ‘hun’ doden amper onderzocht werden vanwege een geldgebrek. Daarnaast kregen ze kritiek in het onderzoeksrapport en dit voelde voor hen dus als een verlies. Dit terwijl de nationalisten kregen waarop ze gehoopt hadden, namelijk een grootschalig onderzoek dat de schuld van de gebeurtenissen niet bij hen legde.18 Aiken vindt in dit nulsomspel de reden waarom Noord-Ierland nog niet veel verder is gekomen op het gebied van samenwerking tussen de beide groepen. Toch ziet hij ook positieve ontwikkelingen. De belangrijkste manier waarop dit gebeurt is volgens Aiken het organiseren van bijeenkomsten waarop mensen uit de beide gemeenschappen op een positieve manier met elkaar in contact komen en in dialoog kunnen gaan. Volgens Aiken is er echter nog geen sprake van volledige verzoening, maar van het beter worden van de relaties tussen de beide gemeenschappen. Uit zijn stuk kan worden opgemaakt dat hij vindt dat er in NoordIerland eerder sprake is van een negatieve, dan van een positieve vrede.19 Sean Byrne et al. zijn het met Aiken eens. Hoewel ze het vredesproces meerdere malen een succes noemen is het volgens hen ook een kwestie van tijd en veel inspanning leveren om tot echte verzoening te komen.20 T.J. White sluit zich hierbij aan in de conclusie van het boek Lessons from the Northern Ireland Peace Process. Hij stelt dat er nu een negatieve vrede is, maar dat deze negatieve vrede wel een voorwaarde is voor het ontstaan van een burgermaatschappij waarin de groepen samen kunnen werken en dat is weer een voorwaarde voor positieve vrede. Hij stelt dat Noord-Ierland zeker op de goede weg is wat dat betreft, maar dat het verzoeningsproces niet zo snel gaat als de institutionele veranderingen. De institutionele veranderingen werden vrij drastisch doorgevoerd in 1998 met het Akkoord van Belfast en in 2007 toen de DUP en Sinn Féin, de meest extreme partijen van beide gemeenschappen, samen een regering gingen vormen.21 Graham Ellison ziet ook dat er stappen gemaakt worden naar een vrede waarin de structurele oorzaken van het conflict worden opgelost, een positieve vrede dus. Dit valt af te leiden uit zijn onderzoek naar politiehervormingen in Noord-Ierland. Hij merkt op dat er belangrijke hervormingen gedaan zijn in de politiedienst, maar dat deze hervormingen nog N.T. Aiken, ‘The Bloody Sunday Inquiry: Transitional Justice and Postconflict Reconciliation in Northern Ireland’ Journal of Human Rights Vol. 14, no. 1 (2015) 101-123, aldaar 118. 19 Aiken, ‘Learning to Live Together’ Journal of Transitional Justice, 186. 20 S. Byrne, J. Arnold, E. Fissuh, K. Standish, C. Irvine en P. Tennent, ‘The EU Peace II Fund and the International Fund for Ireland: Nurturing Cross-Community Contact and Reconciliation in Northern Ireland’ Geopolitics vol. 14, no. 4 (2009) 630-652, aldaar 631, 650. 21 T.J. White ‘Conclusion’ in Ed. T.J. White, Lessons from the Northern Ireland Peace Process (Madison, Wisconsin 2013) 291. 18 8 tijd nodig hebben om tot volledige ontplooiing te komen. Tijd is volgens hem ook wat het hele Noord-Ierse vredesproces nodig heeft. Hij ziet de toekomst van de politiedienst positief in nu alle politieke partijen, inclusief de republikeinse Sinn Féin, de politiedienst ondersteunen.22 Volgens sommige auteurs is Noord-Ierland dus wel op de goede weg, volgens andere niet. Wat opvalt is dat auteurs termen als verzoening en hervormingen in de mond nemen als er gekeken wordt of het vredesproces succesvol is. Dit brengt ons bij een ander begrip, namelijk transitional justice. Transitional justice behelst alle maatregelen die gericht zijn op het omgaan met een (conflictueus) verleden waarin mensenrechten zijn geschonden.23 In een vredesproces wordt vrijwel altijd gebruik gemaakt van Transitional Justice maatregelen. De maatregelen die bijvoorbeeld genomen kunnen worden in een transitional justice proces zijn het oprichten van een waarheidscommissie, (politieke) hervormingen, of het verlenen van amnestie.24 Door dit soort transitional justice instrumenten te gebruiken, hoopt men structurele oorzaken van het conflict te achterhalen en weg te nemen zodat er een streep onder het verleden gezet kan worden en er verzoening komt.25 Door middel van transitional justice maatregelen kunnen de doelen van een positieve vrede bereikt worden. In een positieve vrede is er op geen enkel niveau meer sprake van het oude conflict. De structurele oorzaken zijn opgelost en de partijen kunnen samenwerken. Transitional justice maatregelen proberen dit te verwezenlijken door concrete maatregelen, zoals de hervorming van de of een politiedienst, te treffen. Positieve vrede en transitional justice zijn dus niet hetzelfde, immers is een positieve vrede het doel en zijn de transitional justice maatregelen het middel. Daarom is de hoofdvraag van deze scriptie: in hoeverre is Noord-Ierland op de weg naar positieve vrede en welke rol speelt transitional justice hierin? Dit onderzoek kan helpen in het debat of Noord-Ierland nu wel of niet op de goede weg is naar een positieve vrede. Daarnaast kunnen er aan de hand van dit onderzoek ook aanbevelingen gedaan worden om tot een positieve(re) vrede te komen in Noord-Ierland. Het bredere verband van dit onderzoek is te vinden in andere landen die ook hun best doen om G. Ellison, ‘A Blueprint for Democratic Policing Anywhere in the World? Police Reform, Political Transition, and Conflict Resolution in Northern’ Ireland’Police Quarterly Vol. 10, no. 3 (2007) 243-269, aldaar 264-265. 23 C. Bell, ‘Transitional Justice, Interdisciplinarity and the State of the ‘Field’ or ‘Non-Field’ ’ International Journal of Transitional Justice, vol. 3, no 1, (2009) 5-27, aldaar 9-10. 24 M. Lynch en B. Marchesi ‘The Adoption and Impact of Transitional Justice’ 73-96 in L. Stan en N. Nedelsky eds., Post-Communist Transitional Justice, Lessons from Twenty-Five Years of Experience (New York 2015), 73. 25 R. Mani, ‘Editorial Dilemmas of Expanding Transitional Justice, or Forging the Nexus between Transitional Justice and Development’ International Journal of Transitional Justice, Vol. 2, no. 3, (2008), 253-265 ,aldaar 264-265. 22 9 van een negatieve vrede naar een positieve vrede te komen. Hierdoor kunnen lessen van de Noord-Ierse casus andere casussen helpen om te kijken wat er juist wel en wat juist niet moet gebeuren om een positieve vrede te krijgen. De hoofdvraag wordt onderzocht aan de hand van het theoretisch raamwerk dat geschetst wordt in hoofdstuk 1. In dit hoofdstuk gaat het onderzoek dieper in op wat transitional justice inhoudt, welke maatregelen er zijn en hoe het succes van deze maatregelen gemeten kan worden. Daarnaast wordt er uitgelegd hoe er van een negatieve vrede naar een positieve vrede gegaan kan worden en hoe meetbaar is waar Noord-Ierland in dit proces staat. In hoofdstuk 2 wordt besproken of er in Noord-Ierland sprake is van een positieve vrede, terwijl er in hoofdstuk 3 gekeken wordt welke rol transitional justice maatregelen hierin hebben gespeeld. Daarbij wordt er dus verder gegaan op het theoretisch raamwerk van hoofdstuk 1. Tot slot wordt in de conclusie beschreven in hoeverre Noord-Ierland op weg is naar een positieve vrede en welke rol transitional justice hierbij heeft gespeeld. Om tot een goede conclusie te komen worden zowel primaire als secundaire bronnen geraadpleegd. Er wordt een grote verscheidenheid aan secundaire literatuur gebruikt, vooral wetenschappelijke artikelen en boeken. De primaire bron die centraal staat in dit stuk is het Akkoord van Belfast, omdat de afspraken die de partijen hierin vastlegden de basis vormen voor de huidige situatie. Verder zijn krantenartikelen ook van groot belang om de huidige situatie in Noord-Ierland goed in te kunnen schatten. Vooral artikelen van The Belfast Telegraph, een krant die het best te omschrijven valt als gematigd unionistisch, worden gebruikt. Daarnaast zal er gebruik worden gemaakt van data die het Northern Ireland Life & Times Survey (NILTS) vrijgeeft. Het NILTS is een instituut dat peilingen uitvoert voor het Economisch en Sociaal Onderzoeksbureau van Noord-Ierland. Zo peilde dit instituut onder andere hoe de bevolking het Akkoord van Belfast waardeerde, waarbij ook de achtergrond van de mensen in acht genomen werd. Daardoor is deze bron zeer handig om te bekijken of de twee gemeenschappen bepaalde hervormingen evenveel waardeerde dan wel afkeurde 10 Hoofdstuk 1 – Transitional Justice en het bereiken van een positieve vrede Voordat in de volgende hoofdstukken gemeten kan worden hoe succesvol transitional justice in Noord-Ierland is, is het eerst de vraag wat transitional justice inhoudt en hoe het succes gemeten kan worden. In dit hoofdstuk wordt daarom het theoretisch raamwerk geschetst. Allereerst wordt er ingegaan op de herkomst van transitional justice. Vervolgens wordt uitgelegd wat transitional justice inhoudt en wat de doelen van transitional justice zijn. Hierna worden enkele transitional justice maatregelen besproken. Vervolgens wordt het concept peacebuilding nader geïntroduceerd en wordt er een raamwerk gecreëerd op basis waarvan kan worden vastgesteld in welke mate er vrede is. Daarna kan in de volgende hoofdstukken vastgesteld worden in hoeverre transitional justice maatregelen zijn toegepast en of ze hebben bijgedragen aan het bereiken van positieve vrede. Transitional justice is in de jaren 80 opgekomen als wetenschappelijk veld. Oorspronkelijk was het veld bedoeld om maatregelen, die een niet democratische staat konden helpen in de transitie naar een democratische staat, te onderzoeken. Dit kwam vooral door ontwikkelingen in Argentinië. Toen het militaire regime daar ineenstortte was er een groot publiek debat wie vervolgd moest worden voor het negeren van mensenrechten. Een ander punt dat terug kwam in het debat was wat er voor de slachtoffers van het militaire regime gedaan moest worden. Hierdoor kreeg het wetenschappelijk veld rond transitional justice momentum.26 Maar wat is transitional justice eigenlijk? De definitie die het International Center of Transitional Justice, een op dit gebied leidende organisatie die (lokale) overheden en de Verenigde Naties adviseert in transitional justice situaties, hanteert is de volgende: ‘Transitional justice refers to the set of judicial and non-judicial measures that have been implemented by different countries in order to redress the legacies of massive human rights abuses. These measures include criminal prosecutions, truth commissions, reparations programs, and various kinds of institutional reforms. Transitional justice is … an approach to achieving justice in times of transition from conflict and/or state repression. By trying to achieve accountability and redressing victims, transitional justice provides recognition of the rights of victims, promotes civic trust and strengthens the democratic rule of law.’27 De doelen die men in een tranistional justice proces wil bereiken zijn veranderd. Waar P. Arthur, ‘How “Transitions” Reshaped Human Rights: A Conceptual History of Transitional Justice’ Human Rights Quarterly Vol. 31, no. 2 (2009) 321-367, aldaar 322-324. 27 International Center for Transitional Justice, What is Transitional Justice? geraadpleegds via: https://www.ictj.org/about/transitional-justice, geraadpleegd op 12-03-2016. 26 11 de doelen van een transitional justice proces eerst het brengen van de waarheid, gerechtigheid en verzoening behelsden, zijn er door de jaren heen doelen bijgekomen.28 Transitional justice maatregelen dienen vandaag de dag namelijk ook de vrede en veiligheid te ondersteunen.29 Hierdoor is het volgens Mani ook noodzakelijk dat transitional justice de sociale ongelijkheid, corruptie en oneerlijke exploitatie van natuurlijke hulpbronnen bestrijdt. Dit betekent dus dat structurele oorzaken van het conflict bestreden moeten worden door transitional justice maatregelen.30 De doelen die het International Center for Transitional Justice koppelt aan transitional justice: slachtofferrecht, het versterken van de democratische rechtsstaat en het bevorderen van burgervertrouwen zijn dus niet de enige doelen waaraan een transitional justice proces moet voldoen.31 Er zijn twee manieren waarop een transitional justice proces doorgevoerd kan worden. Enerzijds is er een zogeheten restorative justice aanpak mogelijk en anderzijds de retributive justice aanpak. Retributive justice focust zich op het verleden en het straffen van daders van mensenrechtenschendingen. Restorative justice is er daarentegen op gericht om samen, als voormalige conflicterende groepen, het verleden af te sluiten en de toekomst tegemoet te treden. Hieronder worden de verschillen uiteengezet.32 Retributive justice veroordeelt een misdaad als een daad tegen de staat, als een wetsovertreding. Bij restorative justice is dat anders. Volgens deze stroming is een misdaad een overtreding tegen een andere persoon en de gemeenschap. De retributive justice aanpak ziet misdaad als een individuele daad, het is dus een indivuduele daad met individuele verantwoordelijkheid. Aanhangers van restorative justice aanpak zijn het hier niet mee eens. Zij vinden omgevingsfactoren zoals groepsdruk, locatie van het huis etc. ook belangrijk, de misdaad is dus niet enkel aan het individu te wijten.33 Volgens retributive justice aanhangers werkt het straffen van een misdadiger omdat het volgens hen potentiële nieuwe misdadigers afschrikt en zorgt voor een gedragsverandering. Restorative justice aanhangers zien dit echter anders. Deze stroming L. Waldorf, ‘Anticipating the Past: Transitional Justice and Socio-Economic Wrongs’ Social Legal Studies Vol. 21, No. 2 (2012) 1-16, aldaar 2. 29 Bell, ‘Transitional Justice, the State of the ‘Field’’ International Journal of Transitional Justice, 9. 30 Mani, ‘Editorial: forging the nexus between transitional justice and development.’ International Journal of Transitional Justice, 253-254. 31 International Center for Transitional Justice, What is Transitional Justice? geraadpleegds via: https://www.ictj.org/about/transitional-justice, geraadpleegd op 12-03-2016. 32 P. Bukuluki, Negotiating Retributive and Restorative Justice in Conflict Transformation Efforts: A Case of Northern Uganda (Berlijn 2011) 43. 33 Conflict Solution Centre, ‘Retributive vs. Restorative Justice’ http://www.cscsb.org/restorative_justice/retribution_vs_restoration.html, geraadpleegd op 12-02-2016. M. Hall. Restoring relationships: A community exploration of anti-social behaviour, punishment beatings and restorative justice. (Newtonabbey 2000), 4. 28 12 vindt dat straffen niet werkt omdat dit niet genoeg is om gedrag te veranderen. Retrubitive justice aanhangers vinden dat daders en slachtoffers in het rechtsproces vooral aan de zijkant moeten staan en geen invloed moeten hebben. Dit terwijl restorative justice aanhangers willen dat slachtoffers en daders in gesprek met elkaar gaan.34 Waar retributive justice zich focust op de schuldvraag en het verleden focust restorative justice zich op de toekomst. Hierdoor willen retributive justice aanhangers straffen terwijl restorative justice aanhangers liever willen kijken naar het voorkomen van de misdaden in de toekomst en het herstellen van goede relaties tussen gemeenschappen.35 Er zijn auteurs die stellen dat de retributive en restorative manieren van transitional justice beoefenen niet werken. Deze stroming is de transformative justice stroming. In feite is dit een andere naam voor restorative justice. Ze willen namelijk, net als restorative justice aanhangers, door middel van een door de gemeenschap gestuurd proces structurele symptomen bestrijden. Toch is deze stroming anders dan de restorative justice stroming. Transformative justice stelt namelijk dat restorative justice en retributive justice elkaar niet hoeven uit te sluiten en maakt gebruik van zowel retributive justice maatregelen als restorative justice maatregelen. De focus ligt zowel op het verleden, als op het heden en de toekomst. Om een conflict effectief op te lossen dienen zowel de politieke, juridische als sociaal-economische verhoudingen te veranderen. Aanhangers van de transformative justice stroming vinden de resultaten en impact van transitional justice maatregelen op zijn zachtst gezegd niet overtuigend. Hun belangrijkste argument hierbij is dat transitional justice de symptomen bestrijdt in plaats van de structurele oorzaken.36 Evans legt het treffend uit in zijn artikel. Zijn artikel over transformative justice gebruikt de Zuid-Afrikaanse casus om te laten zien dat transitional justice, ook in dit vaak geprezen voorbeeld, niet effectief geweest is in het veranderen van de maatschappij. De gevolgen van apartheid zijn nog steeds voelbaar in de maatschappij, terwijl het al meer dan twintig jaar afgeschaft is. Transitional justice maatregelen hebben gefaald in het brengen van sociaal-economische gerechtigheid. Hierdoor zijn de structurele oorzaken van geweld in de Zuid-Afrikaanse maatschappij niet weggenomen. Een voorbeeld hiervan is de landkwestie. Op dit moment is 85% van de Conflict Solution Centre, ‘Retributive vs. Restorative Justice’ http://www.cscsb.org/restorative_justice/retribution_vs_restoration.html, geraadpleegd op 12-02-2016. Hall. Restoring relationships: restorative justice., 4. 35 Conflict Solution Centre, ‘Retributive vs. Restorative Justice’ http://www.cscsb.org/restorative_justice/retribution_vs_restoration.html, geraadpleegd op 12-02-2016. M. Hall. Restoring relationships: restorative justice., 4. 36 P. Gready en S. Robbins ‘From Transitional to Transformative Justice: A New Agenda for Practice’ International Journal of Transitional Justice Vol. 8, No. 3 (2014) 339-361, aldaar 339-340. 34 13 landbouwgrond in handen van de blanke minderheid. In 1994, toen apartheid eindigde, was dit nog 87%. Dat een kleine minderheid nog steeds zoveel land bezit zorgt voor enorm veel onrust en geweld in de Zuid-Afrikaanse maatschappij. Transitional justice maatregelen hebben er in Zuid-Afrika dus niet voor kunnen zorgen dat de maatschappij veranderd is van een negatieve naar een positieve vrede, omdat structurele problemen niet aangepakt zijn.37 Dit terwijl een belangrijk doel van transitional justice het aanpakken van structurele problemen is. Nu duidelijk is dat transitional justice verschillend benaderd kan worden is het tijd om het concept te koppelen aan positieve vrede en te kijken hoe transitional justice maatregelen kunnen bijdragen aan een positieve vrede. Een positieve vrede betekent dat de conflicterende partijen samenwerken en bruggen bouwen, op basis van gelijkwaardigheid tussen de twee gemeenschappen. Daarnaast houdt een positieve vrede in dat de structurele oorzaken van het conflict weggenomen zijn en er sociale (en economische) rechtvaardigheid is. Als de partijen vreedzaam met elkaar kunnen leven, samenwerken en de structurele oorzaken van het conflict weggenomen zijn dan is er sprake van positieve vrede.38 Transitional justice heeft als doelen waarheid, gerechtigheid, verzoening, sociale gerechtigheid, vrede en veiligheid te bevorderen. Nu duidelijk is wat positieve vrede inhoudt blijkt dat transitional justice en positieve vrede termen zijn die hand in hand gaan. Transitional Justice maatregelen dienen dan ook gericht te zijn op het bereiken van positieve vrede. Als er geen positieve vrede is, zijn belangrijke transitional justice doelen als vrede en veiligheid namelijk niet haalbaar. Het is dus van belang dat transitional justice maatregelen helpen om structurele barrières uit het verleden te doorbreken zodat groepen harmonieus kunnen samenleven. Het is nu interessant om te kijken welke transitional justice maatregelen hierbij kunnen helpen. Het transitional justice doel van de waarheid achterhalen wordt vaak gekoppeld aan verzoening. Het bekendste voorbeeld hiervan is de Zuid-Afrikaanse Waarheids- en Verzoeningscommissie.39 Verzoening is voor een vredesproces dat moet leiden tot positieve vrede interessant, omdat dit inhoudt dat de partijen elkaar vergeven voor de verschrikkingen die ze elkaar aangedaan hebben. Voorstanders van waarheidsvinding beweren vaak dat het achterhalen van de waarheid een essentiële rol speelt in het afsluiten van het verleden. Er bestaan echter twijfels over de mate waarin een orgaan of instelling in staat is deze waarheid M. Evans, ‘Structural Violence, Socioeconomic Rights, and Transformative Justice’ Journal of Human Rights Vol. 15, No. 1 (2016) 1-20, aldaar 1-2, 10. 38 Y. Bitton en G. Salomon, ‘Peace in the Eyes of Israeli and Palestinian Youths: Effects of Collective Narratives and Peace Education Program’ Journal of Peace Research Vol.43, No. 2 (2006) 167-180 ,aldaar 168. 39 Fletcher en Weinstein, ‘Transitional Justice: A Historical Perspective’, Human Rights Quarterly, 167-169, 179, 188. 37 14 te achterhalen. Daarnaast is het niet duidelijk in hoeverre en op welke manier deze waarheidsbevindingen slachtoffers vooruit helpen en conflicterende partijen tot verzoening moeten brengen.40 Toch kan waarheidsvinding van belang zijn op de weg naar een positieve vrede door de politieke impact die het kan hebben. Hiermee wordt bedoeld dat leiders mensenrechtenschendingen publiekelijk kunnen erkennen en dat er institutionele hervormingen gedaan worden op aanbeveling van waarheidsrapporten. Veel waarheidsonderzoeken hebben politieke impact gehad. Bakiner onderscheidt directe en indirecte politieke impact. Met directe politieke impact van waarheidsvinding wordt bedoeld dat de aanbevelingen gedaan door het waarheidsonderzoek meteen doorgevoerd worden door de politici. Bij indirecte politieke impact moet de bevolking druk uitoefenen op de politiek om hervormingen door te voeren. De politieke impact van waarheidsonderzoek, die ervoor zorgt dat structurele hervormingen doorgevoerd worden zodat de structurele oorzaken van het conflict uitgeroeid worden, is het belangrijkste voor deze scriptie. Er zal dan ook in de volgende hoofdstukken worden gekeken wat waarheidsonderzoek in Noord-Ierland inhoudt en of de voorstellen voor structurele hervorming die in de rapporten staan ook geïmplementeerd worden.41 Waarheidsvinding is een typische restorative justice maatregel. Daders en slachtoffers mogen beiden hun woord doen en er wordt gezocht naar de oorzaak waarom het conflict kon escaleren. Er worden oplossingen voorgedragen hoe mensenrechtenschendingen in de toekomst voorkomen kunnen worden. Soms is er voor het bereiken van (positieve) vrede een transitional justice maatregel nodig die tegen het transitional justice doel van gerechtigheid ingaat. Zo kan besloten worden om amnestie te verlenen of gevangenen vrij te laten. Slachtoffers willen dit niet graag. Slachtoffers willen namelijk dat de daders hun straf uitzitten voor het gepleegde feit. Het gaat ook in tegen wat transitional justice wil voorkomen, namelijk dat er geen wettelijke aansprakelijkheid is voor mensenrechtenschenders.42 Wanneer geen van de partijen een duidelijke militaire overwinning weet te behalen kan amnestie ervoor zorgen dat de strijdende partijen de wapens neerleggen. Door de amnestie zullen de partijen zich niet zo verzetten tegen hervormingen die ervoor kunnen E. Daly, ‘Truth Skepticism: An Inquiry into the Value of Truth in Times of Transition’, International Journal of Transitional Justice 2, 1 (2008) 23-41, aldaar 23-24. 41 O. Bakiner, ‘Truth Commission Impact: An Assessment of How Commissions Influence Politics and Society’ International Journal of Transitional Justice Vol. 8, No. 1 (2014) 6-30, aldaar 7. 42 V. Igreja, ‘Amnesty Law, Political Struggles for Legitimacy and Violence in Mozambique’ International Journal of Transitional Justice Vol. 9, No. 2 (2015) 239-258, aldaar 242. 40 15 zorgen dat iedereen wel harmonieus kan samenwonen.43 Snyder en Vinjamuri sluiten zich hierbij aan en stellen dat een amnestie nodig is als eerste stap om de vrede te handhaven en de rechtsstaat en democratie op te bouwen. Daarnaast onderscheiden ze nog een andere vorm van amnestie, namelijk de facto amnestie. Een de facto amnestie houdt in dat een land geen formele amnestie uitvaardigt voor daders, maar de daders ook niet vervolgt.44 Het vrijlaten van politieke gevangenen is, net als het verlenen van amnestie, een niet al te populaire maatregel onder de bevolking. Toch heeft dit nut in een vredesproces. Door het vrijlaten van politieke gevangenen wordt onderling vertrouwen gekweekt. In de Noord-Ierse kwestie was het vrijlaten van politieke gevangenen een belangrijke stap in het vredesproces. Het is dus soms noodzakelijk om politieke gevangenen vrij te laten zodat het vredesproces niet spaak loopt.45 Het vrijlaten van gevangenen en het verlenen van amnestie zijn twee restorative justice maatregelen. Een retributive justice aanhanger zou het nooit goed vinden dat een dader zijn straf ontloopt. Straffen van daders is echter ook een transitional justice maatregel. Dit is een maatregel die retributive justice aanhangers zullen toejuichen. Slachtoffers willen dat degene die hen wat aangedaan heeft zijn straf niet ontloopt. Het probleem hierbij is dat het vaak onmogelijk is om iedereen te straffen. Daarom wordt de focus vaak gelegd op enkele ‘hoofddaders’. Hiermee worden de hoogste leiders bedoeld die de opdrachten gaven.46 Een andere transitional justice maatregel die genomen kan worden in een vredesproces is het aanbieden van verontschuldigingen. Door verontschuldigingen aan te bieden probeert men vertrouwen te winnen en hoopt men op vergeving voor misdaden gepleegd in het verleden. Het verdere doel van verontschuldigingen is het bevorderen van inlevingsvermogen tussen de groepen.47 Of een verontschuldiging deze doelen kan bereiken is echter de vraag. Volgens criticasters moet een verontschuldiging gepaard gaan met herstelbetalingen. Zodoende kan 43 M. Freeman, Necessary Evils: Amnesties and the Search for Justice (Cambridge 2009), 137-138. J. Snyder en L. Vinjamuri, ‘Trials and Errors: Principle and Pragmatism in Strategies of International Justice’ International Security Vol. 28, No. 3 (2003) 5-44, aldaar 18. 45 C.D. Dwyer, ‘Risk, Politics and the ‘Scientification’ of Political Judgement’: Prisoner Release and Confl ict Transformation in Northern Ireland ’ British Journal of Criminology, Vol. 47, No. 5 (2007) 779-797, aldaar 779. 46 https://www.ictj.org/our-work/transitional-justice-issues/criminal-justice, https://www.ictj.org/about/transitional-justice 47 M. Cárdenas, D Páez, B. Rimé en M. Arnoso, ‘How Transitional Justice Processes and Official Apologies Influence Reconciliation: The Case of the Chilean ‘Truth and Reconciliation’ and ‘Political Imprisonment and Torture’ Commissions’ Journal of Community & Applied Social Psychology Vol. 25, No. 6 (2015) 515-530, aldaar 516. 44 16 men laten zien dat ze het echt menen.48 Het aanbieden van verontschuldigingen is een restorative justice maatregel, bedoeld om het vertrouwen van de andere groep te winnen. Tegelijkertijd hoopt men op vergiffenis en dat men samen de toekomst tegemoet kan treden. Verontschuldigingen worden niet zonder meer geaccepteerd. Om geaccepteerd te worden moeten verontschuldigingen daadwerkelijk spijtbetuigingen zijn. Daarnaast moet degene die zich verontschuldigt ook de verantwoordelijkheid voor het gebeurde op zich nemen. Het belangrijkste is dat verontschuldigingen oprecht moeten zijn willen ze geaccepteerd worden door de slachtoffers.49 Dit houdt in dat daders zich niet door externe factoren genoodzaakt moeten voelen om excuses te maken, maar dat het echt vanuit hunzelf moet komen. Zo trokken veel slachtoffers van de apartheid de verontschuldigingen in twijfel. Ze hadden het gevoel dat de daders hun spijt betuigden onder druk van de Zuid-Afrikaanse waarheidscommissie. Wat voor de één als oprecht voelt kan de ander als niet oprecht beschouwen. Het meten van de oprechtheid van verontschuldigingen is dan ook lastig.50 De impact van verontschuldigingen op het bereiken van een positieve vrede is echter wel te meten. Een belangrijke manier waarop dit gemeten kan worden is door te kijken naar de ontvangst van de excuses in de maatschappij. Als de verontschuldiging door de hele maatschappij geaccepteerd wordt, zorgt dit er voor dat er amper controverse bestaat over het gebeurde en dat zou een grote stap voorwaarts zijn in het proces naar een positieve vrede. De persoon die verontschuldigingen aanbiedt is daarom ook belangrijk. Deze persoon moet van statuur zijn en een mandaat hebben van de groep, namens wie hij de excuses aanbiedt.51 Institutionele hervormingen zijn wellicht het belangrijkste onderdeel van een transitional justice proces. Het International Center for Transitional Justice definieert hoe dit kan helpen in een transitional justice proces: ‘Institutional reform of abusive state institutions such as armed forces, police and courts, to dismantle—by appropriate means—the structural machinery of abuses and prevent recurrence of serious human rights abuses and impunity.’52 Waar het International Center of Transitional Justice vooral vrede en veiligheid wil bereiken N. Henry, ‘From Reconciliation to Transitional Justice: The Contours of Redress Politics in Established Democracies ’ International Journal of Transitional Justice Vol. 9, No. 2 (2015) 199-218 ,aldaar 210. 49 S. Karstedt, ‘The Emotion Dynamics of Transitional Justice: An Emotion Sharing Perspective’ Emotion Review Vol. 8, No. 1 (2016) 50-55, aldaar 53. Cárdenas, Páez, Rimé en Arnoso, ‘Official Apologies Influence Reconciliation: The Case of the Chilean Commissions’ Journal of Community & Applied Social Psychology, 517. 50 R. David en S.Y.P. Choy, ‘Forgiveness and Transitional Justice in the Czech Republic’ Journal of Conflict Resolution Vol. 50, No. 3 (2006) 339-367, aldaar 345, 350. 51 Cárdenas, Páez, Rimé en Arnoso, ‘Official Apologies Influence Reconciliation: The Case of the Chilean Commissions’ Journal of Community & Applied Social Psychology, 517. 52 International Center for Transitional Justice, What is Transitional Justice? geraadpleegds via: https://www.ictj.org/about/transitional-justice, geraadpleegd op 16-03-2016. 48 17 door institutionele hervormingen, wordt dit in dit stuk breder gedefinieerd. Om permanente vrede en veiligheid te bereiken is het namelijk niet genoeg om alleen het rechtssysteem te hervormen, maar ook om politieke, economische en sociale structurele problemen op te lossen. Anders is de kans groot dat het conflict in de toekomst opnieuw begint.53 De hiervoor besproken maatregelen zijn dus niet de enige manieren waarop transitional justice doorgevoerd kan zijn in Noord-Ierland. Zoals de definitie van het International Center for Transitional Justice weergeeft: alles wat een land doet om in het verleden gebeurde mensenrechtenschendingen ter sprake te brengen en ervoor te zorgen dat deze niet meer kunnen gebeuren, valt onder transitional justice.54 Na wat in de inleiding over positieve vrede gesteld is, mag duidelijk zijn dat transitional justice maatregelen positieve vrede kunnen ondersteunen. Voor we verder gaan is het dan ook belangrijk om het concept positieve vrede nader te introduceren. Positieve vrede is te vergelijken met wat veel auteurs en de Verenigde Naties (VN) peace-building noemen. Bij peace-building wordt geprobeerd om de structurele oorzaken van het conflict weg te nemen om zo stabiliteit en gerechtigheid te stimuleren. ‘Peace-building is not primarily concerned with conflict behaviour but addresses the underlying context and attitudes that give rise to violence, such as unequal access to employment, discrimination, unacknowledged and unforgiven responsibility for past crimes, prejudice, mistrust, fear, hostility between groups.’55 Deze definitie van peace-building is volgens Fritz een definitie waarin gesteld wordt dat peace-building een lange termijn proces is, dat pas nadat het geweld minimaal of compleet gestopt is, tot stand kan komen. Er is echter ook nog een andere definitie van peacebuilding.56 Zo verstaat Lederach onder peace-building ‘more than post-accord reconstruction;” the term “encompasses, generates, and sustains the full array of processes, approaches and stages needed to transform conflict toward more sustainable, peaceful relationships.’57 Oftewel, alles in een vredesproces is onderdeel van peace-building. De definitie van peace-building die Lederach geeft, is de definitie die in dit stuk Bitton en Salomon, ‘Peace in the Eyes of Israeli and Palestinian Youths: Effects of Collective Narratives and Peace Education Program’ Journal of Peace Research Vol.43, No. 2 (2006) 167-180 ,aldaar 168. 54 International Center for Transitional Justice, What is Transitional Justice? geraadpleegds via: https://www.ictj.org/about/transitional-justice, geraadpleegd op 16-03-2016. 55 S. Fisher, D.I Abdi, J. Ludin, R. Smith, S. Williams en S. Williams, Working with conflict: Skills and strategies for action. (Londen 2000) 14. 56 J.M. Fritz, ‘UN Security Council Resolution 1325, Inclusive Peacebuilding and Countries in Transition’ in J.M. Fritz ed. Moving Toward a Just Peace: The Mediation Continuum (Dordrecht 2014) 245-272, aldaar 246247. 57 J. P. Lederach, Building peace: Sustainable reconciliation in divided societies. (Washington 1997) 20. 53 18 gebruikt wordt. Om een positieve vrede te bereiken is het daarom allereerst belangrijk om een negatieve vrede, het ontbreken van geweld, in stand te houden gedurende het vredesproces. Van daaruit kan de vredesopbouw starten die moet leiden naar positieve vrede. Er zijn ruwweg twee soorten peace-building te onderscheiden, namelijk liberal peacebuilding en communitarian peace-building. Liberal peace-builders willen door middel van peace-building ervoor zorgen dat het land waarin oorlog was in pas gaat lopen met de internationale standaard van goed bestuur. Dit houdt in dat de staat die verscheurd werd door oorlog een liberale democratie moet worden. Volgens de aanhangers van liberal peace kan er in een liberale democratie geen oorlog zijn, dus is een liberale democratie het beste middel voor positieve vrede.58 Dit betekent dat liberal peacebuilding vooral bestaat uit de volgende, door Richmond geformuleerde zaken: ‘democratization, economic liberalization, neoliberal development, human rights and the rule of law.’59 Het schema hieronder dient ter verduidelijking hoe een liberal peacebuilding proces in theorie in zijn werk gaat: (Afbeelding afkomstig uit: P.F. Diehl en D. Druckman, ‘Peace Operation Success: The Evaluation Framework’ in D. Druckan en P.F. Diehl (eds.) Peace Operation Success: A T. Donias, ‘Empowerment or Imposition? Dillemas of Local Ownership in Post-Conflict Peacebuilding Processes’ Peace & Change Vol. 34, No. 1 (2009) 3-26 ,aldaar 6-7. 59 O. Richmond, ‘Emancipatory Forms of Human Security and Liberal Peacebuilding’ International Journal Vol. 62, No. 3 (2007) 459-478, aldaar 462. 58 19 Comparative Analysis (Leiden 2013) 11-28, aldaar 17.) De aanhangers van de liberal peace theorie vinden dat er wereldwijde normen bestaan voor wat goed bestuur is. Staten moeten zich aan deze normen houden. De liberal peace theorie zou volgens hen dan ook overal toegepast kunnen worden omdat de liberale gebruiken en instituties altijd gewenst zijn. De aanhangers van de communitarian peace theorie daarentegen gaan er niet vanuit dat de wereld verlangt naar universele waarden. Ze stellen dat elk land anders is en dus andere vredesopbouw nodig heeft.60 De kritiek die communitarian peace theorie aanhangers hebben op de liberal peace theorie is dat liberal peace onvoldoende kijkt naar de kwaliteit van vrede. Liberal peace aanhangers zien vaak over het hoofd dat het indirecte geweld en de structurele oorzaken van het conflict niet opgelost worden door een liberale vredesopbouw.61 Sterker nog communitarian peace aanhangers stellen dat liberal peacebuilding ervoor kan zorgen dat er nieuwe conflicten ontstaan.62 Liberal peacebuilding maakt van vrede een ‘technocratic exercise of ticking boxes, counting heads and weapons, amending constitutions, and reconstructing housing units, while the more thorny affective and perceptual issues of reconciliation, exclusion and the restoration of dignity are left unaddressed’.63 In een communitarian peacebuilding proces staan lokale tradities en gebruiken centraal. De gemeenschap moet haar eigen keuzes kunnen maken op basis van eigen gebruiken en niet dingen vanaf bovenaf opgelegd krijgen zoals bij een liberal peacebuilding proces. Communitarian peacebuilding aanhangers vinden namelijk dat de waarden die liberal peacebuilding theorie aanhangers aanhangen, meer Westers dan universeel zijn. Daarin hebben ze een punt gezien het Westen een grote invloed heeft in de hedendaagse vredesprocessen. Een communitarian peacebuilding proces is dan ook meer een bottom up proces, terwijl een liberal peacebuilding proces veel meer een top down benadering is.64 De liberal peace theorie is echter het gebruikte raamwerk waarmee de Verenigde Naties, internationale financiële instituties, non-gouvernementele organisaties en Westerse staten conflicten in structurele vrede proberen om te zetten. Liberal peace is onder te verdelen in vier soorten. Deze vier zijn de Victor’s peace, Institutional peace, Constitutional peace en Donias, ‘Empowerment or Imposition?’ Peace & Change, 7. R. Mac Ginty, ‘No war, no peace: Why so many peace processes fail to deliver peace’ International Politics Vol. 47, No. 1 (2010) 145-162, aldaar 147. 62 K. Lidén, ‘Building Peace between Global and Local Politics: The Cosmopolitical Ethics of Liberal Peacebuilding’ International Peacekeeping Vol. 16, No. 5 (2009) 616-634, aldaar 631. 63 R. Mac Ginty, No War, No Peace: The Rejuvination of Stalled Peace Processes and Peace Accords (Basingstoke 2006) 3-4. 64 Donias, ‘Empowerment or Imposition?’ Peace & Change, 6-7. 60 61 20 Civil peace. De onderstaande tabel geeft weer wat de verschillen zijn tussen deze vier verschillende soorten Liberal peace.65 (Afbeelding afkomstig uit: O. Richmond, A. Björkdahl en S. Kappler, ‘The emerging EU peacebuilding framework: confirming or transcending liberal peacebuilding?’ Cambridge Review of International Affairs (2011) Vol. 24, No. 3 449-469, aldaar 453.) In Noord-Ierland wordt volgens Richmond, Björkdahl en Kappler dus geprobeerd om een civil peace te krijgen. Volgens hen is het vredesproces vooral bottom-up in NoordIerland.66 Als echter beter gekeken wordt naar het Noord-Ierse vredesproces is het ook een top-down proces. De leiders van Groot-Brittanie, Ierland en de Noord-Ierse politieke partijen hebben namelijk voor de vrede gezorgd.67 Of Noord-Ierland voldoet aan de criteria van een civil peace is dan ook interessant om te onderzoeken, is het wel zo bottom-up als Richmond, Bjorkdahl en Kappler stellen. Het doel van een civil peace is hetzelfde als een positieve vrede, namelijk door middel van samenwerking en economische en sociale rechtvaardigheid een rechtvaardige en duurzame vrede bereiken.68 O. Richmond, A. Björkdahl en S. Kappler, ‘The emerging EU peacebuilding framework: confirming or transcending liberal peacebuilding?’ Cambridge Review of International Affairs (2011) Vol. 24, No. 3 449-469, aldaar 452. 66 Richmond, Björkdahl en Kappler, ‘The emerging EU peacebuilding framework: confirming or transcending liberal peacebuilding?’ Cambridge Review of International Affairs 453. 67 Shirlow en Coulter ‘Northern Ireland: 20 years after the Cease-Fires’ Studies in Conflict & Terrorism, 714715. 68 Richmond, Björkdahl en Kappler, ‘The emerging EU peacebuilding framework: confirming or transcending liberal peacebuilding?’ Cambridge Review of International Affairs 453. 65 21 Nu duidelijk is dat er verschillende soorten vredes zijn en dat er in Noord-Ierland gestreefd wordt naar een positieve vrede is het de vraag hoe het meetbaar is. Hieronder volgt een bouwstenenplan. Op deze plaats gaat dit stuk kort in op elke bouwsteen. In het hoofdstuk hierna wordt per bouwsteen besproken hoe de bouwsteen geïmplementeerd wordt in NoordIerland. Bouwsteen nummer één op de weg naar positieve vrede is communicatie en vredesonderhandelingen tussen de conflicterende groepen.69 Dit hoort volgens de VN ook bij een vredesproces waarin alle partijen mee praten en een akkoord bereiken.70 Dit houdt dan ook in dat de regionale en internationale gemeenschap steun moet geven aan het vredesproces. De regionale en internationale gemeenschap kunnen namelijk legitimiteit geven aan het vredesproces maar ook het vredesproces negatief beïnvloeden. Bouwsteen twee is het opbouwen van politieke, economische en veiligheids instituties die ervoor zorgen dat de vrede blijvend kan zijn. Wat het belangrijkst hierbij is, is de vraag of de overheid aan de basisbehoeftes van de bevolking kan voldoen. Voorbeelden hiervan zijn een legitiem rechtssysteem en een goed onderwijssysteem.71 Het gaat dan ook om institution building bij deze bouwsteen. Als er rechtvaardige instituties zijn die iedereen dezelfde kansen geven dan is een belangrijke oorzaak van het conflict weggenomen. Daarom zijn deze institutionele hervormingen volgens de VN erg belangrijk in het omvormen van een conflict naar een duurzame vrede.72 Bouwsteen drie is het creëren van een overkoepelend gemeenschapsgevoel. Het is niet langer meer groep tegen groep, maar iedereen behoort tot een gemeenschap. Er moet dus een nieuw groepsgevoel ontstaan waaraan iedereen kan meedoen, zodat de mensen niet in hun oude conflicterende groepsdenken blijven.73 Deze bouwsteen vindt de VN ook erg belangrijk omdat zij het verbeteren van sociale cohesie als een belangrijke stap richting een duurzame vrede zien.74 Om deze drie bouwstenen goed te implementeren is het belangrijk dat het Bitton en Salomon, ‘Peace in the Eyes of Israeli and Palestinian Youths: Effects of Collective Narratives and Peace Education Program’ Journal of Peace Research 168. 69 L. Reychler, Time for Peace: The Essential Role of Time in Conflict and Peace Processes (Sint Lucia 2015) 38-41. Reychler noemt het in zijn boek een 5+1 bouwsteenplan, hier zijn twee bouwstenen geïntegreerd in een andere bouwsteen en is het dus een 3+1 bouwsteenplan. Goed leiderschap is de +1. 70 Verenigde Naties, What is Peacebuilding, geraadpleegd via http://www.unpbf.org/applicationguidelines/what-is-peacebuilding/, geraadpleegd op 14-03-2016. 71 Reychler, Time for Peace: The Essential Role of Time in Conflict and Peace Processes, 38-41. 72 Verenigde Naties, What is Peacebuilding, geraadpleegd via http://www.unpbf.org/applicationguidelines/what-is-peacebuilding/, geraadpleegd op 14-03-2016. 73 Reychler, Time for Peace: The Essential Role of Time in Conflict and Peace Processes, 39-40. 74 Verenigde Naties, What is Peacebuilding, geraadpleegd via http://www.unpbf.org/applicationguidelines/what-is-peacebuilding/, geraadpleegd op 14-03-2016. 22 peacebuilding leiderschap goed is. Leiders die vroeger recht tegenover elkaar stonden moeten nu samen ervoor zorgen dat er een gedeelde, gezamenlijke vredevolle toekomst komt. Ze geven zelf het goede voorbeeld door te stoppen met het geweld en samen te werken met de groep waar ze vroeger tegen vochten. Zodoende werkt dit integrerend voor de gehele samenleving. Als één van de peacebuilding blokken ontbreekt of slechts gedeeltelijk doorgevoerd wordt, dan zorgt dit ervoor dat het vredesproces vertraagt.75 Aan de hand van deze bouwstenen, die onderschreven worden door de VN, wordt gekeken hoever Noord-Ierland op weg is naar positieve vrede. Er wordt gekeken in hoeverre er voldaan is aan de eisen die gesteld worden per bouwsteen. Na het uiteenzetten van de theorie in dit hoofdstuk wordt in het vervolg van het stuk dit raamwerk toegepast op de kwestie Noord-Ierland. In het volgende hoofdstuk wordt eerst bekeken in hoeverre de bouwstenen zijn geïmplementeerd in Noord-Ierland. In hoofdstuk 3 wordt vervolgens bekeken in hoeverre transitional justice maatregelen geholpen hebben. Daarna kan geconcludeerd worden in hoeverre transitional justice maatregelen in Noord-Ierland ervoor gezorgd hebben dat er positieve vrede is. 75 Reychler, Time for Peace: The Essential Role of Time in Conflict and Peace Processes, 40-41. 23 Hoofdstuk 2 – Een positieve vrede? In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de vraag of er in Noord-Ierland sprake is van een positieve vrede. De richtlijnen hiervoor zijn in het vorige hoofdstuk gegeven met het introduceren van de drie bouwstenen. In dit hoofdstuk wordt per bouwsteen bekeken of deze wel of niet is geïmplementeerd in Noord-Ierland. Bouwsteen een – Communicatie en vredesonderhandelingen Bouwsteen één op weg naar positieve vrede is de communicatie en vredesonderhandelingen. Het is essentieel dat alle partijen aansluiten aan de onderhandelingstafel en dat het bereikte akkoord door elke partij als winst ervaren wordt. Daarnaast is het van belang dat de internationale gemeenschap, en dan vooral de regionale gemeenschap, steun verleent aan het vredesproces. Deze kunnen immers het vredesproces verstoren, maar ook juist legitimiteit geven.76 De focus van dit hoofdstuk ligt dan ook op de vredesonderhandelingen van het Akkoord van Belfast en of elke politieke partij het vredesakkoord een winst vond. Begin jaren 90 was er, na 20 jaar vol sektarisch geweld in Noord-Ierland, oorlogsmoeheid. Dit was echter niet de enige reden waarom het vredesproces begon. Zo hadden de veiligheidsdiensten de paramilitaire organisaties geïnfiltreerd waardoor ze steeds beter werden in het stoppen van geweld. Sommige paramilitairen werd het in de cel, dankzij educatie, duidelijk dat geweld niet de oplossing was van het conflict. Een andere reden was dat er een katholieke middenklasse was opgekomen dankzij Britse anti-discriminatie wetgeving. Hierdoor nam de bereidheid van katholieke jongeren om nationalistische paramilitaire organisaties te steunen af. De strijdende partijen werd het, door een mengsel van deze factoren, steeds duidelijker dat hun doelen niet meer via geweld te bereiken waren.77 Tegelijkertijd hadden de Britse en Ierse regeringen regelmatig contact gehad over de oplossing van het Noord-Ierse conflict. De Britse regering ging indertijd inzien dat het voor het oplossen van het conflict van belang was om de Ierse staat erbij te betrekken. Ierland kon immers de nationalisten overhalen om de wapens neer te leggen. Zodoende begonnen de Ierse en Britse regeringen te onderhandelen over hoe het conflict tot een einde te brengen. Ierland 76 Reychler, Time for Peace: The Essential Role of Time in Conflict and Peace Processes, 38-41. Verenigde Naties, What is Peacebuilding, geraadpleegd via http://www.unpbf.org/application-guidelines/whatis-peacebuilding/, geraadpleegd op 14-03-2016. 77 Shirlow en Coulter ‘Northern Ireland: 20 years after the Cease-Fires’ Studies in Conflict & Terrorism, 714715. 24 sprak hierbij met de nationalistische Noord-Ierse politieke partijen en paramilitaire organisaties over wat hun eisen waren voor een vrede, terwijl de Britten dat bij de unionistische politieke partijen en paramilitaire organisaties deden. Zodoende hadden de Ieren en Britten al in 1993 punten die in het latere akkoord werden opgenomen, uitgewerkt. Waaronder één van de belangrijkste, namelijk dat alleen de bevolking van Noord-Ierland over de constitutionele status van Noord-Ierland kon beslissen.78 De strijdende partijen in Noord-Ierland hadden inmiddels een impasse bereikt waarbij het hen duidelijk werd dat hun doelen niet via geweld te verwezenlijken waren. Samen met de druk van de Ierse en Britse regering om de wapens neer te leggen zorgde dit ervoor dat de weg naar de onderhandelingstafel open kwam te liggen. Toch was niet elk lid van de unionistische en nationalistische paramilitaire groeperingen overtuigd dat onderhandelingen de beste weg vooruit waren. Tijdens het vredesproces bleven unionistische en nationalistische paramilitaire groeperingen militaire operaties uitvoeren. Dat deze groepen uiteindelijk hun wapens definitief zouden neerleggen was lange tijd onduidelijk.79 Dat de paramilitaire groepen uiteindelijk hun wapens neerlegden kwam door twee factoren. Ten eerste hadden beide groepen het besef dat hun doel niet via geweld bereikt kon worden. Ten tweede werd ervoor gezorgd dat de paramilitaire groepen een plaats hadden aan de onderhandelingstafel.80 Dit kwam door druk van de Britse en Ierse regeringen, welke ervoor zorgde dat het duidelijk werd dat de doelen via geweld niet gehaald gingen worden. Daarnaast faciliteerde Groot-Brittannië en Ierland de vredesbesprekingen. Deze landen hebben dan ook een vrij grote rol gespeeld bij het bereiken van de vrede.81 Het inzicht dat geweld niet ging helpen en het vooruitzicht op een plek aan de onderhandelingstafel leidde er in 1994 toe dat de paramilitaire organisaties besloten tot een wapenstilstand. Hoewel de wapenstilstand sindsdien een paar keer werd verbroken was er vanaf deze wapenstilstand sprake van een verandering van het conflict.82 Het werd door de wapenstilstand van 1994 namelijk duidelijk dat alle partijen klaar waren met het militaire conflict en dat ze wilden onderhandelen. De vraag die resteerde was wie er plaats mocht nemen aan de onderhandelingstafel. Er werd uiteindelijk bepaald dat legitieme politieke partijen, en dus niet de paramilitaire organisaties, hierover moesten Coakley en Todd, ‘Breaking Patterns of Conflict in Northern Ireland’ Irish Political Studies, 1-2. S. E. Goddard, ‘Brokering Peace: Networks, Legitimacy, and the Northern Ireland Peace Process‘ International Studies Quarterly Vol 56, No. 3 (2012) 501-515, aldaar 503. 80 N. Jarman ‘From war to peace? Changing patterns of violence in Northern Ireland, 1990-2003’ Terrorism and Political Violence Vol. 16, No. 3 (2004) 420-438, aldaar 422. 81 Coakley en Todd, ‘Breaking Patterns of Conflict in Northern Ireland’ Irish Political Studies, 1-2. 82 Jarman ‘Changing patterns of violence in Northern Ireland, 1990-2003’ Terrorism and Political Violence, 422. 78 79 25 onderhandelen. In 1996 werden verkiezingen gehouden om te bepalen welke politieke partijen een plaats aan de onderhandelingstafel kregen. Er werden twee extra zetels aangeboden voor de tien partijen die de meeste stemmen hadden behaald. Hierdoor werd gegarandeerd dat zoveel mogelijk partijen mee zouden onderhandelen. Door twee extra zetels aan te bieden aan de tien grootste partijen wist men namelijk zeker dat vertegenwoordigers van zowel de nationalistische als de unionistische paramilitaire groeperingen een plaats zouden hebben aan de onderhandelingstafel. De gewapende tak mocht immers niet aan de onderhandelingstafel zitten, maar de politieke tak wel. Dit zorgde ervoor dat de wapens niet weer werden opgepakt.83 Het zou echter tot 1997 duren voordat de vredesonderhandelingen in een stroomversnelling kwamen. In mei 1997 waren er namelijk verkiezingen voor een nieuw parlement in Groot-Brittannië. Tony Blair en de Labour partij behaalden hierin een grote overwinning en dit was het belangrijkste omslagpunt in de vredesonderhandelingen.84 Hierna ging het vrij snel en uiteindelijk werd op 10 april 1998 het Akkoord van Belfast getekend, waarmee formeel een eind kwam aan the Troubles.85 Het leiderschap van de Noord-Ierse partijen heeft volgens Goddard ook een belangrijke rol gespeeld. De leiders van de Ulster Unionist Party, Social and Democratic Labour Party en de Sinn Féin wisten namelijk hun volgelingen ervan te overtuigen dat het gewapend conflict ze niet verder ging brengen. De leiders waren in het proces dan ook zeer belangrijk. Zij gingen met elkaar om de tafel om een oplossing te zoeken voor het conflict en wisten het resultaat te verkopen aan hun achterban. Dit heeft een belangrijke rol gespeeld en verklaard waarom de vredesonderhandelingen lukten.86 Het is dan ook interessant om te zien welke partijen zich allemaal bonden aan het Akkoord van Belfast. Daarna wordt gekeken hoe ze sinds het tekenen van het vredesakkoord met elkaar omgaan en of ze nog positief tegenover het akkoord staan. Hiervoor is het allereerst belangrijk om weer te geven welke Noord-Ierse politieke partijen er allemaal waren en wat hun grondslag was. Vrijwel alle partijen hebben in NoordIerland een unionistische of nationalistische grondslag. Waar de unionistische partijen de unie N. Whyte, ‘The 1996 Forum Elections and the Peace Process’ gepubliceerd op 3-6-1998 op: http://www.ark.ac.uk/elections/ff96.htm, laatst gewijzigd op 7-05-2003, geraadpleegd op 30-03-2016. Een voorbeeld hiervan is de Sinn Féin die gelieerd was aan de (P)IRA. 84 I. Somerville en S. Kirby ‘Public relations and the Northern Ireland peace process: Dissemination, reconciliation and the ‘Good Friday Agreement’ referendum campaign’ Public Relations Inquiry Vol. 1, No. 3 (2012) 231-255,aldaar 233. 85 Shirlow en Coulter ‘Northern Ireland: 20 years after the Cease-Fires’ Studies in Conflict & Terrorism, 714715. 86 Goddard, ‘Brokering Peace: the Northern Ireland Peace Process’ International Studies Quarterly, 504-505. 83 26 met het Verenigd-Koninkrijk willen behouden, willen nationalistische partijen dat NoordIerland zich aansluit bij de Republiek Ierland. Toch zijn er partijen zonder unionistische dan wel nationalistische grondslag, zoals de Alliance Party. Deze partij staat momenteel als enige neutraal tegen de vraag of NoordIerland bij het Verenigd Koninkrijk moet blijven, of zich moet aansluiten bij de Republiek Ierland. Een andere partij die aanschoof bij de vredesonderhandelingen en ook geen grondslag had, maar inmiddels niet meer bestaat, was de Northern Ireland Women’s Coalition (NIWC). De unionistische partijen die aan de vredesonderhandelingen mee deden waren de UUP, Ulster Democratic Party (UDP) en Progressive Unionist Party (PUP). De laatste twee partijen, de UDP en PUP, hadden banden met unionistische paramilitaire groeperingen en zijn de politieke tak van deze groepen. De nationalistische partijen die aan de vredesonderhandelingen mee deden waren de SDLP en Sinn Féin. Van deze twee partijen was de SDLP de partij die Ierse eenwording door middel van de constitutionele weg wilde laten uitkomen. Sinn Féin was de politieke tak van de Irish Republican Army (IRA). Sinn Féin was dus voorstander van geweld, in plaats van de constitutionele weg, als middel om Ierse eenwording te bereiken.87 Dat Sinn Féin aan de onderhandelingstafel zat was voor de Democratic Unionist Party (DUP) reden om niet deel te nemen aan de vredesonderhandelingen. De DUP zag de uitnodiging van de politieke tak van de IRA als een overgave aan terrorisme en beschouwde de vredesonderhandelingen op zichzelf als een overgave aan de nationalisten die uiteindelijk zou leiden tot een verenigd Ierland. De partij weigerde daarom aan de onderhandelingstafel te zitten.88 De DUP was echter de enige grote partij die afwezig was tijdens de vredesonderhandelingen en weigerde het akkoord te tekenen. De enige andere partij die zetels had in het Noord-Ierse Forum en weigerde mee te onderhandelen was de United Kingdom Unionist Party. Deze partij had minder dan vier procent van de stemmen gekregen. De partijen aan de onderhandelingstafel hadden samen 80% van de stemmen gewonnen toen er gestemd werd voor afgevaardigden bij de vredesbesprekingen. Een jaar later wonnen de partijen die wel wilden onderhandelen 85% tijdens de verkiezingen voor een nieuw parlement van Groot-Brittannië.89 87 McCulloch, Power-sharing and Political Stability in Deeply Divided Societies, 66. G. Ganiel, ‘‘Preaching to the Choir?’ An Analysis of DUP Discourses about the Northern Ireland Peace Process’ Irish Political Studies Vol. 22, No. 3 (2007) 303-320, aldaar 305. 89 Somerville en Kirby ‘Dissemination, reconciliation and the ‘Good Friday Agreement’ referendum campaign’ Public Relations Inquiry, aldaar 233. Voor verkiezingsuitslag Northern Ireland Forum zie: Whyte, ‘The 1996 88 27 Dit laat dus zien dat, hoewel een groot deel van het electoraat vertegenwoordigd werd aan de onderhandelingstafel, er nog altijd een substantieel deel van de Noord-Ierse bevolking niet vertegenwoordigd werd. Het akkoord werd dus niet door de gehele Noord-Ierse bevolking met gejuich ontvangen. Dit is ook terug te zien in de uitslag van het referendum dat naar aanleiding van het vredesakkoord werd uitgeschreven. Weliswaar was bij dit referendum 71,1% van de Noord-Ierse bevolking voor het akkoord, maar als het resultaat beter bekeken wordt is het toch zorgelijk. Waar katholieken massaal voor het akkoord stemden met 95% was de marge bij de protestanten veel kleiner. Ongeveer 55% van de protestanten stemde voor. Met andere woorden, nationalisten stemden voor en unionisten waren verdeeld.90 Een verklaring hiervoor is volgens Reychler te vinden in het feit dat niet iedere partij meeonderhandelde aan het akkoord. Als elke partij meeonderhandelt en het akkoord als winst ziet kan men samen de toekomst tegemoet treden.91 In Noord-Ierland was dit echter niet het geval. De DUP zei zelfs dat het akkoord er voor zorgde dat Noord-Ierland zich overgaf aan de Republiek Ierland. Door tegen het akkoord te zijn verdeelde de DUP de unionisten over het bereikte akkoord.92 Dat maar 55% van de protestanten vóór het akkoord stemde laat zien dat een groot gedeelte van de unionisten het bereikte akkoord niet als winst zag. Voor de katholieken, die massaal voorstemden, voelde het bereikte akkoord wel als winst. Dit wordt onderschreven door peilingen van het Northern Ireland Life & Times Survey. Al in 1998 vond ongeveer 60% van de protestanten dat de nationalisten meer profiteerden van het akkoord, terwijl 37% vond dat beide groeperingen evenveel profiteerden. Dit nam in de latere jaren alleen maar verder af. In 2003 vond nog maar 20% van de protestanten dat unionisten evenveel profiteerden van het akkoord als de nationalisten, terwijl 80% vond dat nationalisten meer profiteerden dan unionisten.93 De steun van unionisten aan het Akkoord van Belfast werd na verloop van tijd dan ook zwakker. Al in 2000, twee jaar na het referendum, was er bij de protestanten een minderheid Forum Elections’ gepubliceerd op 3-6-1998 op: http://www.ark.ac.uk/elections/ff96.htm, laatst gewijzigd op 705-2003, geraadpleegd op 30-03-2016. 90 S. Elliot ‘The referendum and assembly elections in Northern Ireland’ Irish Political Studies Vol. 14, No. 1 (1999) 138-149, aldaar 143. 91 Reychler, Time for Peace: The Essential Role of Time in Conflict and Peace Processes, 38. 92 Ganiel, ‘‘An Analysis of DUP Discourses about the Northern Ireland Peace Process’ Irish Political Studies, 305. 93 Deze peilingen worden uitgevoerd door het Northern Ireland Life & Times Survey, een instituut wat de peilingen uitvoert voor het Economisch en Sociaal onderzoeksbureau van Noord-Ierland. Deze resultaten heb ik echter gehaald uit B. C. Hayes, I. McAllister en L. Dowds, ‘The Erosion of Consent: Protestant Disillusionment with the 1998 Northern Ireland Agreement’ Journal of Elections, Public Opinion and Parties Vol. 15, No. 2 (2005) 147-167, aldaar 154-155. 28 die voor het akkoord zou stemmen. Nog maar 47% zei dat ze voor het akkoord zouden stemmen als het referendum toen zou zijn geweest. De volgende jaren bleef dit zo, maar in 2005 werd een echt dieptepunt bereikt toen bleek dat nog maar 36% van de protestanten voor zou stemmen als het referendum opnieuw gehouden zou worden.94 Dit gaat tegen het principe van bouwsteen één in. Volgens bouwsteen één moet iedereen het bereikte akkoord als winst zien en als dit niet zo is dan is dat een gevaar voor het verdere vredesproces. Eén van de belangrijkste redenen dat het enthousiasme voor het akkoord in het unionistische kamp steeds zwakker werd was de ontwapeningskwestie. In het Akkoord van Belfast stond dat politieke partijen geen geweld mochten gebruiken om hun doelen te bereiken. Als ze invloed in een paramilitaire organisatie hadden, dan moest de partij proberen ervoor te zorgen dat deze zich zou ontwapenen.95 Dit was ook hoe Sinn Féin het akkoord las. Volgens unionisten stond er in het akkoord dat de paramilitaire groeperingen zich moesten ontwapenen. Ze weigerden daarom samen te werken met Sinn Féin zolang de IRA dit nog niet gedaan had. Dit zorgde er in de periode 1998-2002 vier keer voor dat een ‘power-sharing’ regering niet van de grond kwam. Telkens werd dezelfde weg bewandeld. Unionisten stelden dat ze een regering wilden vormen met nationalisten onder voorwaarde dat de IRA zich zouden ontwapenen. Sinn Féin reageerde hierop door te stellen dat zij ook een regering wilden vormen, maar dat de IRA zich niet hoefde te ontwapenen omdat dit niet in het akkoord stond en dat unionisten dit alleen maar eisten omdat ze niet een regering met nationalisten wilden vormen. Een tijdje hierna trokken de unionisten de conclusie dat de IRA nog niet ontwapend was en stapten ze uit de regering waardoor het kabinet viel en het circus opnieuw kon beginnen.96 De communicatie tussen de partijen verliep stroef. Een goed voorbeeld hiervan was terug te zien in hoe de ministers met elkaar communiceerden, of liever gezegd het gebrek aan communicatie. In Noord-Ierland is het sinds het ratificeren van het Akkoord van Belfast normaal om ministersposten toe te bedelen aan partijen die genoeg zetels in het parlement B. C. Hayes, I. McAllister en L. Dowds, ‘The Erosion of Consent: Protestant Disillusionment with the 1998 Northern Ireland Agreement’ Journal of Elections, Public Opinion and Parties Vol. 15, No. 2 (2005) 147-167, aldaar 152-153. voor de resultaten van 2005 zie: Northern Ireland Life & Times Survey, If the vote on the Good Friday Agreement was held again today, how would you vote? geraadpleegd via: http://www.ark.ac.uk/nilt/2005/Political_Attitudes/VOTEGFA.html, geraadpleegd op 3-04-2016. 95 Belfast Agreement, 7. Decommisioning Geraadpleegd via: https://www.gov.uk/government/uploads/system/uploads/attachment_data/file/136652/agreement.pdf, geraadpleegd op 04-04-2016. 96 Shirlow en Coulter ‘Northern Ireland: 20 years after the Cease-Fires’ Studies in Conflict & Terrorism, 716. 94 29 hebben.97 De DUP had evenals de UUP, SDLP en Sinn Féin bij de verkiezingen genoeg stemmen gekregen om ministers te mogen leveren. Dit deden ze dan ook, maar de DUP ministers weigerden met Sinn Féin ministers te praten. Bij ministerraden kwamen DUP ministers niet opdagen. Ze waren namelijk nog steeds tegen het akkoord maar besloten wel hun ministersposten in te vullen omdat ze zo nog enigszins de besluitvorming konden beïnvloeden.98 Het opzetten van een stabiele regering struikelde dus steeds op de ontwapeningskwestie en een gebrek aan communicatie. In november 2003 stonden nieuwe verkiezingen op het programma. Tijdens deze verkiezingen werden de Sinn Féin en DUP de winnaars. Ze waren voor het eerst groter dan de gematigdere UUP en SDLP. Dit betekende dat de nieuwe regering gevormd moest worden door de DUP en Sinn Féin. Aangezien de DUP niet eens wilde praten met Sinn Féin zorgde dit voor een groot probleem in het vredesproces.99 Ondertussen was de IRA onder internationale druk begonnen met ontwapenen. Na de aanslagen op de Twin Towers in New York op 11 september 2001 maakte de IRA in oktober 2001 voor het eerst wapens onklaar. In september 2005 was de IRA volledig ontwapend. Tegelijkertijd was de oppositie van de DUP tegen het Akkoord van Belfast aan het afzwakken. Dit kwam omdat de partij nu de macht kon grijpen omdat ze de grootste partij was.100 De partijen werden in 2006 min of meer naar de onderhandelingstafel gedwongen door de Britse en Ierse regeringen die dreigden een plan B in werking te stellen als de Noord-Ierse politieke partijen niet snel een akkoord bereikten. Plan B hield in dat de regeringen bepaalde Brits-Ierse instituties zouden oprichten om ervoor te zorgen dat het Akkoord van Belfast geïmplementeerd werd, zonder dat Noord-Ierse politici geraadpleegd werden.101 Dit laat zien hoe betrokken Ierland en Groot-Brittannië waren bij het vredesproces. Voor een vredesproces is het erg belangrijk dat de internationale gemeenschap en de J. McGarry en B. O’Leary ‘Consociational Theory, Northern Ireland’s Conflict, and its Agreement. Part 1: What Consociationalists Can Learn from Northern Ireland’ Government and Opposition Vol. 41 No. 1 (2006) 43-63, aldaar 61. 98 Ganiel, , ‘‘An Analysis of DUP Discourses about the Northern Ireland Peace Process’ Irish Political Studies, 315 99 J. McEvoy, ‘The Northern Ireland Assembly Election 2007’ Irish Political Studies Vol. 22, No. 3 (2007) 367381, aldaar 367. 100 J. Coakley, ‘Has the Northern Ireland Problem Been Solved’ Journal of Democracy Vol. 19, No. 3 (2008) 98112, aldaar 104. 101 McEvoy, ‘The Northern Ireland Assembly Election 2007’ 168. 97 30 omliggende landen het verdrag steunen. De Ierse en de Britse regeringen gingen zelfs verder dan dat, zo waren beide landen ondertekenaars van het Akkoord van Belfast. De landen hadden er destijds dus niet alleen voor gezorgd dat de partijen konden onderhandelen, maar ze legden in het verdrag ook vast dat ze samen toezicht zouden houden op de Noord-Ierse situatie. Zij zorgden er dan ook nu weer voor dat de partijen aan tafel gingen met elkaar.102 De DUP wilde absoluut niet dat er Brits-Ierse instituties werden opgericht zonder dat ze daar inspraak op konden hebben en zij besloten daarom het St Andrews Akkoord van 13 oktober 2006 te ondersteunen. Hiermee gingen ze dus akkoord om samen te werken met Sinn Féin. Dit akkoord was slechts op een paar kleine punten aangepast ten opzichte van het Akkoord van Belfast. Er werd besloten dat er verkiezingen voor het Noord-Ierse parlement zouden volgen in maart 2007. Dit omdat de vorige verkiezingen bijna vier jaar eerder waren en de nieuwe regering er anders kort zou zitten. Het belangrijkste voor het slagen van het St Andrews Akkoord was dat Sinn Féin een speciale bijeenkomst zou houden. Op deze speciale bijeenkomst moesten de leden een motie aannemen die ervoor zorgde dat Sinn Féin de politie en het rechtssysteem erkende en steunde.103 Meer dan negentig procent van de aanwezigen van de bijeenkomst stemde voor de motie. Twee maanden later volgden er verkiezingen. Deze werden gewonnen door de DUP en Sinn Féin, die samen een regering gingen vormen. Dit deden ze samen met de UUP en de SDLP, gezien de UUP en de SDLP genoeg stemmen hadden mochten zij ook ministers leveren. Noord-Ierland had hiermee voor het eerst sinds 2002 weer een eigen regering. Bovendien speelde de ontwapeningskwestie, die ervoor had gezorgd dat de regeringen in de periode 1998-2002 telkens vielen, door de ontwapening van de IRA niet meer.104 Sindsdien is er sprake van politieke stabiliteit in Noord Ierland. De DUP, UUP, SDLP en Sinn Féin zijn sinds 2007 gezamenlijk aan de macht. Ook na de verkiezingen van 2011, waarbij Sinn Féin en de DUP weer de grootste partijen werden, vormden dezelfde partijen een regering. De enige verandering was dat de Alliance Party ook een ministeriële post toebedeeld kreeg, omdat deze partij nu ook genoeg stemmen gekregen had. Vanaf toen waren er dus vijf partijen die samen de Noord-Ierse regering vormen.105 In mei 2016 stonden er weer verkiezingen voor het Noord-Ierse parlement gepland. De Coakley en Todd, ‘Breaking Patterns of Conflict in Northern Ireland’ Irish Political Studies, 3. J. Tonge, M. Braniff, T. Hennessey, J. W. McAuley en S.A. Whitting, The Democratic Unionist Party: From Protest to Power (Oxford 2014), 48-50. 104 J. McGarry en B. O’Leary, ‘Power-Sharing Executives: Consociational and Centripetal Formulae and the Case of Northern Ireland’ Ethnopolitics Vol. 14, No.1 (2015) 1-23 aldaar 11. Zie ook: McEvoy, ‘The Northern Ireland Assembly Election 2007’ 168. 105 McGarry en O’Leary, ‘Power-Sharing Executives: Northern Ireland’ Ethnopolitics 11. 102 103 31 verwachting was dat de partijen die nu in de regering zaten ongeveer hetzelfde percentage van de stemmen zouden halen als bij de verkiezingen van 2011. Dit zou normaliter betekenen dat dezelfde partijen een regering zouden vormen.106 Een wetswijziging in 2015 zorgde er echter voor dat elke partij zelf kon kiezen om oppositie te voeren, de partijen werden dus niet langer meer gedwongen om samen te werken.107 De verkiezingen van mei 2016 waren de eerste verkiezingen sinds deze wijziging en het was dan ook spannend wat de uitwerking hiervan zou zijn. Het bleek dat de Alliance Party, UUP en SDLP liever oppositie gingen voeren.108 Dit maakte het des te spannender of de DUP en Sinn Féin, de twee partijen die elkaar vroeger naar het leven stonden, er voor kozen om samen te gaan regeren. De DUP en Sinn Féin besloten om een regering te vormen en sindsdien bestaat de regering dus enkel uit Sinn Féin en DUP ministers. Er kan gesteld worden dat er sprake is van een normalisatie van de politiek omdat het in westerse parlementen vanzelfsprekend is dat er een oppositie is. Het ontbreken van een oppositie was dan ook een kritiekpunt omdat dit ondemocratisch zou zijn. Elke partij die voldoende stemmen had werd namelijk gedwongen om mee te regeren.109 Sinds kort is dat dus anders en het is nog onduidelijk hoe het verder zal gaan. Er is nu een oppositie en er is een regering. Wat positief is, is dat de twee partijen, die elkaar vroeger naar het leven stonden, nu samen regeren. Dit is natuurlijk een hele verbetering vergeleken met vroeger maar het is de vraag hoe effectief de samenwerking is en of de groepen op een normale manier met elkaar communiceren. Als er gekeken wordt naar de hoeveelheid wetten die aangenomen worden door het Noord-Ierse parlement in de periode 2008-2011 lijken parlement en regering goed te werken. Zo werden er in 2011 maar liefst 29 wetten aangenomen, terwijl het parlement van 106 B. White, Northern Ireland Assembly Elections: Which Party are People Voting For? gepubliceerd door Belfast Telegraph/LucidTalk, Gepubliceerd op: 29-02-2016, geraadpleegd via: http://www.belfasttelegraph.co.uk/opinion/debateni/bill-white/northern-ireland-assembly-elections-which-partyare-people-voting-for-34498554.html, geraadpleegd op 04-04-2016. 107 Northern Ireland Assembly, ‘Assembly and Executive Reform (Assembly Opposition) Bill (Northern Ireland) 2015’, geraadpleegd via: http://www.niassembly.gov.uk/globalassets/documents/raise/publications/2015/exec_review/11915.pdf, gepubliceerd op: 04-11-2015, geraadpleegd op: 10-05-2016. 108 BBC, ‘NI Assembly: UUP will go into into opposition at Stormont’ geraadpleegd via: http://www.bbc.com/news/uk-northern-ireland-36277973, geraadpleegd op: 11-07-2016 BBC, ‘NI Assembly: SDLP to go into opposition’ Geraadpleegd via: http://www.bbc.com/news/uk-36337431, geraadpleegd op 11-072016 BBC, ‘NI Executive: Alliance Party ruling council endorses justice ministry decision’ Geraadpleegd via: http://www.bbc.com/news/uk-northern-ireland-politics-36328128, geraadpleegd op 11-07-2016. 109 C. McCrudden, J. McGarry, B. O’Leary en A. Schwartz ‘Why Northern Ireland’s Institutions Need Stability’ Government & Opposition Vol. 51 No. 1 (2016) 30-58, aldaar 31, 33. 32 Groot-Brittannië in hetzelfde jaar 25 wetten aannam.110 Hierna zijn echter lang niet zoveel wetten aangenomen door het parlement en dit zorgde voor een gevoel van teleurstelling bij de bevolking.111 Het is opmerkelijk om te zien dat de Noord-Ierse partijen na de Akkoorden geen enkele moeite doen om stemmers van de andere grondslag binnen te halen. De politici komen nog altijd alleen op voor de leden uit hun eigen gemeenschap. Toen er in 2014, als gevolg van de economische crisis, vanuit Westminster bezuinigingen werden aangekondigd die Noord-Ierland ook zouden raken verenigden unionisten en nationalisten zich niet. Het protest tegen de maatregelen werd in plaats daarvan apart gevoerd door de nationalistische en unionistische partijen, zonder dat ze hierbij overlegden met elkaar. De politiek is dus nog steeds erg ingesteld op nationalistisch versus unionistisch. De samenwerking tussen de beide groepen om zaken gedaan te krijgen, is vaak gebrekkig. Dat toont het protest tegen de bezuinigingsmaatregelen aan. Politieke partijen zonder unionistische dan wel nationalistische grondslag hebben nog steeds amper voet aan de grond gekregen. De enige partij zonder grondslag van enig belang is de Alliance Party maar deze partij kreeg bij de verkiezingen van 2016 niet meer dan 7% van de stemmen.112 Hoewel de communicatie zeker beter kan gaat het te ver om het politiek proces en bouwsteen één als mislukt te beschouwen. Sinds 2007 praat elke partij met elkaar en wordt het land door vertegenwoordigers van beide gemeenschappen geregeerd. In dat opzicht is bouwsteen één van het vredesproces geslaagd. Er is sprake van communicatie en de vredesonderhandelingen zijn geslaagd. Er is een stabiele regering waarin Sinn Féin en de DUP, de twee voormalige vijanden, samenwerken. Daarnaast is er amper meer sprake van politiek gemotiveerd geweld en het politieke geweld dat gebruikt wordt door enkele marginale groepen, wordt door elke politieke partij afgekeurd. Zodoende was in 2013 minder dan één procent van alle misdaden politiek Auteur niet bekend ‘Northern Ireland 2014’ Irish Political Studies Vol. 30 No. 3 (2015) 392-431, aldaar 401402. Zie ook publicatie van het parlement van Groot-Brittannië, geraadpleegd via: http://www.legislation.gov.uk/ukpga/2011, geraadpleegd op 04-05-2016. 111 A. Guelke, ‘Northern Ireland’s Flags Crisis and the Enduring Legacy of the Settler-Native Divide’ Nationalism and Ethnic Politics Vol. 20, No. 1 (2014) 133-151, aldaar 133. 112 C. Gilligan, ‘Austerity and consociational government in Northern Ireland’ Irish Studies Review Vol.24, No. 1 (2016) 35-48, aldaar 43. zie ook: White, Northern Ireland Assembly Elections: Which Party are People Voting For? gepubliceerd door Belfast Telegraph/LucidTalk, Gepubliceerd op: 29-02-2016, geraadpleegd via: http://www.belfasttelegraph.co.uk/opinion/debateni/bill-white/northern-ireland-assembly-elections-which-partyare-people-voting-for-34498554.html, geraadpleegd op 04-04-2016. BBC, ‘Northern Ireland Election 2016 Results’, geraadpleegd via: http://www.bbc.com/news/election/2016/northern_ireland/results, geraadpleegd 1007-2016 110 33 gemotiveerd.113 Alle belangrijke partijen hebben zich nu achter de Akkoorden van Belfast en St Andrews geschaard. Het enige gevaar is dat de unionisten vinden dat ze niet zoveel baat hebben als de nationalisten van de resultaten die de akkoorden hebben opgeleverd. Het is dan ook nu tijd om te kijken hoe bouwsteen twee, institutionele veranderingen, zijn geïmplementeerd. Bouwsteen twee - Institution Building Er is sinds 1998 vrede in Noord-Ierland. Sindsdien hebben de Noord-Ierse partijen, met uitzondering in de periode 2002-2006 samen het land geregeerd. In dit hoofdstuk wordt beschreven welke hervormingen en instituties er sinds de vrede geïmplementeerd zijn. Het belang hiervan is groot. Als er rechtvaardige instituties zijn die iedereen dezelfde kansen geven dan is namelijk een belangrijke oorzaak van het conflict weggenomen. Volgens de VN is deze bouwsteen dan ook essentieel in het veranderen van negatieve vrede naar positieve vrede.114 Eén van de belangrijkste hervormingen in Noord-Ierland was de hervorming van het Noord-Ierse politiekorps. Er was hierover echter wel controverse. Unionisten vonden namelijk dat de politiedienst goed werk leverde en dat zij de wet probeerde te handhaven. Katholieken daarentegen vertrouwden de Noord-Ierse politiedienst de Royal Ulster Constabulary (RUC) niet. Ze zagen het als een unionistisch bolwerk dat katholieken discrimineerde. Dit kwam onder andere omdat de politiedienst vrijwel uitsluitend protestanten in dienst had.115 De katholieken hadden daarnaast ook een gegronde reden om de politie te wantrouwen. Bij het ontstaan van Noord-Ierland in 1922 was er een tijdelijke noodwet aangenomen die de politie de macht gaf om zonder reden mensen op te pakken, te ondervragen en vast te zetten. In 1933 werd deze tijdelijke wet een permanente wet. De politie gebruikte de wet vrijwel uitsluitend tegen katholieken. Dit zorgde ervoor dat de katholieken de RUC ging zien als een instrument van de unionistische regering. Volgens de katholieken waren ze niet gelijk voor de wet, want de politiedienst was volgens hen bij uitstek het Shirlow en Coulter, ‘Northern Ireland: 20 Years after the Cease-Fires’ Studies in Conflict & Terrorism 716717. 114 Verenigde Naties, What is Peacebuilding, geraadpleegd via http://www.unpbf.org/applicationguidelines/what-is-peacebuilding/, geraadpleegd op 14-03-2016. 115 P. Lundy, ‘Exploring Home-Grown Transitional Justice and Its Dilemmas: A Case Study of the Historical Enquiries Team, Northern Ireland’ International Journal of Transitional Justice Vol. 3 No. 3 (2009) 321-340, aldaar 330-332. 113 34 voorbeeld dat de Noord-Ierse staat sektarisch was.116 Omdat de legitimiteit van de politiedienst zo in twijfel getrokken werd door de nationalisten besloten de politieke partijen tijdens de vredesonderhandelingen dat een individuele commissie opgericht werd om te kijken wat er veranderd moest worden. De aanbevelingen van de commissie moesten ervoor zorgen dat iedere inwoner van NoordIerland de politie vertrouwde. De onafhankelijke commissie bracht in de zomer van 1999 een rapport uit.117 Deze individuele commissie werd niet door iedereen ondersteund. Bij een peiling in 1998 bleek dat maar 37% van de protestanten de onafhankelijke commissie steunde. Daar tegenover stond dat 40% van de protestanten het idee dat een onafhankelijke commissie de RUC kritisch bekeek, afwees. De overige 23% was neutraal. De katholieken daarentegen waren zeer blij met de onafhankelijke commissie, maar liefst 85% vond dit een goed idee.118 De onafhankelijke commissie presenteerde op 9 september 1999 haar 175 aanbevelingen. Zo werd aanbevolen om de naam van de RUC te veranderen zodat de katholieken minder negatieve connotaties bij de politiedienst zouden hebben. De naam RUC werd dan ook op 4 november 2001 vervangen door de Police Service of Northern Ireland (PSNI). Daarnaast deed de commissie de aanbeveling om evenveel nieuwe protestantse en katholieke agenten te benoemen.119 Ook deze zogenaamde 50/50 aanbeveling werd opgevolgd. Hierdoor was in 2011 al 30.3% van de politieagenten katholiek, tegenover 8% in 2001.120 Omdat de katholieken nu ook goed vertegenwoordigd waren in de politiedienst werd in 2011 besloten om de 50/50 regeling los te laten.121 Ook veel andere aanbevelingen die de commissie deed, werden uitgevoerd. Het verwijderen van Britse symbolen bij de politiedienst was misschien wel het meest opvallend. Dit werd gedaan zodat katholieken zouden zien dat de politiedienst er niet enkel voor de unionisten was maar ook voor de nationalisten. Verder werd de positie van politieombudsman gecreëerd, waardoor klachten over de politie voortaan snel onderzocht konden worden.122 R. Perry, ‘The Devolution of Policing in Northern Ireland: Politics and Reform’ Politics Vol. 31, No. 3 (2011) 167-178, aldaar 167. 117 Lundy, ‘Case Study of the Historical Enquiries Team, Northern Ireland’ International Journal of Transitional Justice, 330-332. 118 Hayes, McAllister en Dowds, ‘Protestant Disillusionment with the 1998 Northern Ireland Agreement’Journal of Elections, Public Opinion and Parties, 156. 119 Perry, ‘Policing in Northern Ireland: Politics and Reform’ Politics, 168-169. 120 Police Service of Northern Ireland, http://www.psni.police.uk/recruitment_figures.pdf, geraadpleegd op 1405-2015. 121 BBC, http://www.bbc.com/news/uk-northern-ireland-12821412, gepubliceerd op 22-03-2011, laatst gewijzigd op 22-03-2011, geraadpleegd op 14-05-2015. 122 Perry, ‘Policing in Northern Ireland: Politics and Reform’ Politics, 168-169. 116 35 Hiernaast werden ook andere controlemechanismes ingevoerd zoals een Policing Board. Dit was een mechanisme waarmee de politieke partijen toezicht konden houden op de politie en waarmee ze politiecommissarissen benoemden. Verder moesten de Noord-Ierse politieagenten voortaan bij al hun acties volgens internationale mensenrechtenstandaard handelen. Deden ze dit niet, dan hebben de Policing Board en de politieombudsman de autoriteit om hun gedrag te onderzoeken en te bestraffen.123 Hoewel de hervormingen van de politiedienst ervoor hebben gezorgd dat alle politieke partijen de politie erkenden en steunden zodat het geen issue meer was op politiek vlak, was een deel van de bevolking niet blij met de hervormingen. Toen in 2003 gevraagd werd aan protestanten of de hervormingen van de politiedienst te ver gegaan waren, was 58% het daarmee eens. Dit terwijl een meerderheid van de katholieken vond dat de hervormingen niet ver genoeg waren gegaan. Een minderheid van de katholieken (42%) vond dat de hervormingen wel juist waren, ook bij de protestanten was een minderheid tevreden met de hervormingen, namelijk 35%.124 Dit laat zien dat beiden gemeenschappen andere prioriteiten hadden. Waar nationalisten vonden dat geweld het best gestopt kon worden door de oorzaken van het geweld te benoemen, waren unionisten gericht op concretere maatregelen die de symptomen bestreden. Nationalisten wilden gelijkheid, mensenrechten en anti-discriminatie hoog op de prioriteitenlijst hebben, terwijl unionisten ervoor wilden zorgen dat paramilitaire organisaties ontbonden werden en er meer anti-terreurmaatregelen genomen werden.125 Uit een enquête uit 2015 bleek dat 81% van de Noord-Ierse bevolking de politie inmiddels vertrouwde. 80% van de ondervraagden vonden dat katholieken en protestanten gelijk behandeld werden. De politiedienst is dan ook nog amper een probleem voor de NoordIerse bevolking.126 De politiedienst was niet de enige sector die hervormd werd, ook op politiek vlak waren er veel hervormingen. De partijen hadden bij het onderhandelen over het Akkoord van Belfast besloten dat Noord-Ierland weer een eigen parlement moest krijgen en dat er instituties opgericht moesten worden waarin Noord-Ierland en de Republiek Ierland samen zouden werken. Verder werd besloten dat er instituties opgericht moesten worden waarin Ellison, ‘Reform, Political Transition, and Conflict Resolution in Northern Ireland’ Police Quarterly, 248249. 124 Hayes, McAllister en Dowds, ‘Protestant Disillusionment with the 1998 Northern Ireland Agreement’ Journal of Elections, Public Opinion and Parties, 156. 125 Ibidem, 156. 126 Telegraph, ‘Survey finds 81% confidence rating for PSNI’, geraadpleegd op: 01-12-2016, geraadpleegd via: http://www.belfasttelegraph.co.uk/news/northern-ireland/survey-finds-81-confidence-rating-for-psni34141841.html, gepubliceerd op: 26-10-2015. 123 36 Groot-Brittannië en de Republiek Ierland zouden gaan samenwerken. In het akkoord stond hoe deze instituties uitgewerkt en geïmplementeerd moesten worden. Als eerste is het interessant om te kijken naar hoe het nieuwe Noord-Ierse parlement ingericht werd. Dit werd namelijk heel anders opgezet dan het oude Noord-Ierse parlement waar de unionisten ongestoord konden regeren omdat ze de meerderheid hadden. Zetels werden niet meer verdeeld via het first past the post systeem, maar door het single transferable vote systeem. Er werd gekozen voor het single transferable vote systeem omdat het first past the post systeem zeer voordelig was voor unionisten. In het first past the post systeem won degene met de meeste stemmen in een kiesdistrict namelijk de zetel. Doordat unionisten de grenzen van kiesdistricten konden veranderen, konden ze er voor zorgen dat ze een meerderheid behielden. Zo hadden unionisten vrijwel altijd 40 van de 52 zetels in het parlement. Zij konden er immers voor zorgen dat ze in de meeste kiesdistricten een meerderheid hadden door de nationalistische gemeenschappen te verdelen over de verschillende kiesdistricten.127 Dit is in het Noord-Ierse single transferable vote systeem niet mogelijk. De kiesdistricten staan namelijk vast en kunnen niet veranderd worden. De kiesdistricten komen overeen met de kiesdistricten die in Noord-Ierland gebruikt worden voor verkiezingen van het Britse parlement. In elk van de achttien kiesdistricten kunnen zes kandidaten verkozen worden. De kiezer geeft zijn eerste, tweede en derde voorkeurskandidaat van het kiesdistrict aan. Vervolgens wordt gekeken welke kandidaten het vastgestelde quotum hebben behaald. De kandidaten die aan het vastgestelde quotum hebben voldaan zijn meteen zeker van een zetel. De stemmen die de reeds verkozen kandidaat bovenop het vastgestelde quotum krijgt worden niet toegekend aan de reeds verkozen kandidaat, maar gaan naar de tweede voorkeurskandidaat die nog niet voldaan heeft aan het quotum. Als er dan nog niet genoeg kandidaten het quotum halen dan valt degene met de laagste hoeveelheid eerste en tweede voorkeurstemmen af en wordt er gekeken naar de derde voorkeur. Zo worden alle zes de zetels in elk kiesdistrict gevuld.128 Er is gekozen voor dit systeem om ervoor te zorgen dat in elk kiesdistrict iedere gemeenschap vertegenwoordigd wordt. Dit in plaats van het oude systeem waarin de nationalisten amper vertegenwoordigd werden omdat ze in weinig kiesdistricten konden 127 J. McEvoy, The Politics of Northern Ireland (Edinburgh 2008) 29-30. Bosi, 'Explaining the Emergence Process of the Civil Rights Protest in Northern Ireland (1945–1968): Insights from a Relational Social Movement Approach', Journal of Historical Sociology 242, 246, 254. 128 http://www.aboutmyvote.co.uk/upcoming-elections-and-referendums/northern-ireland-assembly, laatst gewijzigd op: 01-03-2016, geraadplgeed op: 20-04-2016. 37 winnen. De manier waarop de parlementsleden nu verkozen worden was niet de enige politiek-institutionele verandering ten opzichte van het oude parlement. Ministers, commissieleden en commissievoorzitters werden voortaan proportioneel verdeeld over de partijen die zetels hadden in het Noord-Ierse parlement. Dit zorgde ervoor dat de partij die de verkiezingen wint niet zelf kan beslissen met wie ze wil regeren, maar moet regeren met iedere partij die genoeg zetels had. Zodoende zouden de groepen leren om samen te werken. Alle wetten die de regering maakt moeten voldoen aan het Europese Verdrag voor de Mensenrechten. Daarnaast werd ook een gelijkheidscommissie opgericht in het parlement wiens taak het was om gelijkheid van kansen te bevorderen en om klachten tegen overheidsorganisaties te onderzoeken. Verder moeten alle belangrijke beslissingen door een meerderheid van unionisten en nationalisten goedgekeurd worden, als dit niet het geval was dan moest minstens 60% van het parlement voor zijn waarvan minstens 40% van beide gemeenschappen. Daarom werd de grondslag van elk parlementslid, unionistisch, nationalistisch of geen van beide, vastgelegd. Er waren dus allerlei hervormingen op politiek vlak.129 Er is echter veel kritiek op sommige van deze hervormingen. Vooral op de gedwongen samenwerking. Volgens politieke wetenschappers is een liberale democratie de beste manier om de vrede te bewaren. In Noord-Ierland worden de partijen echter gedwongen om met elkaar samen te werken. Het is dus geen liberale democratie. Het probleem bij een gedwongen samenwerking is dat de partijen niet bepaald gestimuleerd worden om de achterban te vergroten naar de andere gemeenschap. De unionistische partijen doen geen enkele moeite om kiezers uit de nationalistische gemeenschap over te halen op hen te stemmen, omdat dit stemmen kan kosten en omdat ze door power-sharing toch al in de regering komen. Bij de nationalisten gebeurt precies hetzelfde.130 Elk parlementslid wordt gevraagd zichzelf te registreren als unionist, nationalist of anders. Het is als het ware dus een institutionalisering van de verdeeldheid in Noord-Ierland. Het parlement bestaat hierdoor namelijk uit een groot nationalistisch blok, een groot unionistisch blok en een kleine groep ‘anderen’. Dit is dan ook de grootste kritiek op de 129 The Belfast Agreement, pagina 7-11, Strand one. Geraadpleegd via: https://www.gov.uk/government/uploads/system/uploads/attachment_data/file/136652/agreement.pdf, laatst gewijzigd op 10-04-1998, geraadpleegd op 20-04-2016. 130 J. Nagle, ‘From Secessionist Mobilization to Substate Nationalism? Assessing the Impact of Consociationalism and Devolution on Irish Nationalism in Northern Ireland’ Regional & Federal Studies Vol. 23, No. 4 (2013) 461-477, aldaar 473-474. 38 gedwongen samenwerking.131 Dit systeem kan ook omzeild worden. Een parlementslid kan op elk moment namelijk zijn registratie veranderen. In 2001 werd dit trucje uitgehaald door twee leden van de Alliance Party. Ze registreerden zichzelf als unionisten in plaats van als ‘anders’ waardoor een meerderheid van de unionisten voor het aanstellen van David Trimble (UUP) als premier en Mark Durkan (SDLP) als vicepremier was. Dit was van belang omdat er in het Noord-Ierse parlement voor belangrijke beslissingen en aanstellingen altijd een meerderheid van zowel nationalisten als unionisten nodig is. Door de truc van de Alliance Party leden kon dus een regering gevormd worden. Dit laat zien dat het Noord-Ierse parlement soms absurd werkt.132 Het Noord-Ierse parlement was volgens criticasters daarnaast ook nog ondemocratisch omdat er geen oppositie mogelijk was. Als een partij genoeg stemmen had dan moest die partij immers een minister leveren en dus deelnemen aan de regering.133 Met het afschaffen van deze regel in 2015 is dit veranderd en is deze kritiek niet langer terecht. De partijen werden tot voor kort dus gedwongen tot samenwerking met elkaar, maar dit was niet de enige gedwongen samenwerking die in het Akkoord van Belfast was vastgelegd. De Noord-Ierse partijen werden namelijk ook gedwongen tot samenwerking met de Republiek Ierland. Er werd een Noord-Zuid raad opgericht waarin de ministers van de Republiek Ierland en NoordIerland met elkaar vergaderen. De Noord-Zuid raad werd opgericht om zaken waarin Noord-Ierland en de Republiek Ierland beiden belangen hadden samen te regelen. Hierbij moet gedacht worden aan het regelen van transport over geheel Ierland, het beheren van waterwegen, millieustandaarden en toerisme. De ministers van beide landen komen in de Noord-Zuid raad bij elkaar om zodoende gezamenlijk beleid te maken. Beide kanten moesten het wel te allen tijde eens zijn met het voorgenomen beleid, beslissingen konden niet door het ene land opgelegd worden aan het andere land. De agenda voor elke ontmoeting werd al van te voren besloten door de beide partijen, zodoende konden de partijen ervoor zorgen dat de juiste ministers aan tafel zaten. Als een minister niet normaal wil meewerken aan de plannen dan kan er buiten deze minister om toch een beleidsbesluit genomen worden. De Ierse premier en de Noord-Ierse premier en vicepremier kunnen dan namelijk samen een akkoord over het te voeren beleid op dat Nagle, ‘Assessing the Impact of Consociationalism in Northern Ireland’ Regional & Federal Studies, 473474. McGarry en O’Leary ‘Power-Sharing Executives: Northern Ireland’ Ethnopolitics, 1, 15-16. 132 C. Thornton, ‘Alliance urges vote reform’ Belfast Telegraph, gepubliceerd op: 09-03-2003, geraadpleegd via: http://www.belfasttelegraph.co.uk/imported/alliance-urge-vote-reform-28146676.html, geraadpleegd op: 09-052016. 133 McCrudden, McGarry, O’Leary en Schwartz ‘Why Northern Ireland’s Institutions Need Stability’ Government & Opposition, 31, 33. 131 39 gebied bereiken.134 Naast de Noord-Zuid raad werd er ook een Brits-Ierse raad opgericht. Deze werkt op dezelfde manier als de Noord-Zuid raad. Het doel van de Brits-Ierse raad was om het harmonieus samenleven te bevorderen. Hoe dit bereikt moet worden blijft echter vaag. In het akkoord staat namelijk dat een manier om dit te bereiken het maken van afspraken over milleustandaarden en goede transportfaciliteiten zijn.135 Om het akkoord te ondertekenen moest de Republiek Ierland wel een constitutionele hervorming doorvoeren. In het Akkoord van Belfast werd namelijk opgenomen dat de constitutionele status van Noord-Ierland enkel door de Noord-Ierse bevolking veranderd kan worden. Hierdoor moest de Republiek Ierland een grondwetswijziging doorvoeren. In artikel 2 en 3 van de Ierse grondwet claimde de republiek namelijk het gehele eiland en stelde het tevens dat alle wetten die de republiek uitgaf overal op het eiland golden, waardoor het feitelijk Noord-Ierland en de wensen van de Noord-Ierse bevolking negeerde.136 Om de grondwet te veranderen moest een referendum gehouden worden. De Ierse bevolking stemde op 22 mei 1998 massaal voor de verandering van de grondwet, maar liefst 94,4% van de stemmen was voor aanpassing van artikel 2 en 3. Hierdoor kon Ierland het Akkoord van Belfast ondertekenen.137 De Britse grondwet hoefde niet veranderd te worden om het akkoord te ondertekenen, dit komt omdat Noord-Ierland Brits grondgebied is en er praktisch niets veranderd met het vredesakkoord. Wel werd in het Akkoord opgenomen dat Groot-Brittannië ten allen tijde akkoord moet gaan met de wens van de Noord-Ierse bevolking als de meerderheid wel bij Ierland wil gaan horen.138 Ook in Noord-Ierland werd een referendum uitgeschreven om te kijken of het merendeel van de bevolking het vredesakkoord steunde. Deze steun was er want de bevolking 134 The Belfast Agreement, pagina 13-17, Strand Two. Geraadpleegd via: https://www.gov.uk/government/uploads/system/uploads/attachment_data/file/136652/agreement.pdf, laatst gewijzigd op 10-04-1998, geraadpleegd op 22-04-2016. 135 The Belfast Agreement, pagina 17-18, Strand Three. Geraadpleegd via: https://www.gov.uk/government/uploads/system/uploads/attachment_data/file/136652/agreement.pdf, laatst gewijzigd op 10-04-1998, geraadpleegd op 22-04-2016. 136 The Belfast Agreement, pagina 5-6, Constitutional Issues, Annex B: Irish Government Draft Legislation. Geraadpleegd via: https://www.gov.uk/government/uploads/system/uploads/attachment_data/file/136652/agreement.pdf, laatst gewijzigd op 10-04-1998, geraadpleegd op 21-04-2016. 137 G.M. Maney, I. Ibrahim, G.I. Higgins en H. Herzog, ‘The Past’s Promise: Lessons from Peace Processes in Northern Ireland and the Middle East’ Journal of Peace Research Vol. 43, No. 2 (2006) 181-200, aldaar 191. 138 The Belfast Agreement, pagina 4-5, Constitutional Issues, Annex A: Draft Clauses/Schedules for Incorporation in British Legislation. Geraadpleegd via: https://www.gov.uk/government/uploads/system/uploads/attachment_data/file/136652/agreement.pdf, laatst gewijzigd op 10-04-1998, geraadpleegd op 21-04-2016. 40 stemde bij het referendum met meer dan 71% voor het vredesakkoord.139 Er kon dus een begin gemaakt worden met het implementeren van het vredesakkoord. In het akkoord stond ook een paragraaf over slachtoffers van geweld en verzoening. De partijen die het akkoord ondertekend hebben stellen dat ze het erg belangrijk vinden om de slachtoffers te erkennen en verontschuldigingen aan te bieden. Dit is volgens het akkoord een noodzakelijk element om tot verzoening te kunnen komen. Er staat echter dat de partijen hiervoor het rapport van de Noord-Ierse slachtoffercommissie afwachten.140 De transitional justice maatregelen die uit dit rapport voortkwamen worden in het volgende hoofdstuk besproken. Voor nu is het van belang dat er institutionele veranderingen werden doorgevoerd in Noord-Ierland. Het is nu tijd om te kijken hoe bouwsteen drie geïmplementeerd is. Bouwsteen drie - gemeenschapsgevoel Het is essentieel voor het vredesproces dat er een nieuw overkoepelend groepsgevoel ontstaat. Belangrijk hierbij is dat iedereen in de gemeenschap kan deelnemen aan deze nieuwe groep, zodat de mensen niet langer meer blijven hangen in het oude conflict. Het is voor het bereiken van een positieve vrede dus van belang dat de sociale cohesie verbetert en dat de oude groepen plaats maken voor een nieuwe overkoepelende groep.141 Hoewel dit een wat lastigere bouwsteen is om te meten, zijn er over het Noord-Ierse conflict genoeg enquêtes en artikelen verschenen die meten of er sprake is van een nieuw groepsgevoel.142 Eén van de manieren om te kijken of de Noord-Ierse bevolking een nieuw gemeenschapsgevoel heeft aangenomen zijn enquêtes van het Noord-Ierse onderzoeksbureau. Dit onderzoeksbureau stelde in de periode 1998-2014 elk jaar de vraag aan de onderzoeksgroep of ze zichzelf zien als Brits, Iers, Ulster, Noord-Iers of anders zagen. Ulster is een aparte term. Als iemand zich identificeert hiermee wil dat zeggen dat hij of zij zichzelf als eerste als een inwoner van Ulster ziet. Ulster is een van de vier oorspronkelijke provincies van het eiland Ierland en bestaat uit negen counties. Noord-Ierland bestaat uit zes van de negen counties die de provincie Ulster beslaan. De andere drie counties liggen op Iers Elliot ‘The referendum and assembly elections in Northern Ireland’ Irish Political Studies, 143. The Belfast Agreement, pagina 21-22, Reconciliation and Victims of Violence. Geraadpleegd via: https://www.gov.uk/government/uploads/system/uploads/attachment_data/file/136652/agreement.pdf, laatst gewijzigd op 10-04-1998, geraadpleegd op 25-04-2016. 141 Verenigde Naties, What is Peacebuilding, geraadpleegd via http://www.unpbf.org/applicationguidelines/what-is-peacebuilding/, geraadpleegd op 14-03-2016. Reychler, Time for Peace: The Essential Role of Time in Conflict and Peace Processes, 39. 142 Zie o.a. Northern Ireland Life & Times, ‘Which of these best describes the way you think of yourself’ http://www.ark.ac.uk/nilt/2007/Community_Relations/NINATID.html, geraadpleegd op 14-05-2016. 139 140 41 grondgebied. Als iemand zich ulster voelt dan is dat vrijwel altijd een unionist.143 Als de resultaten van 1998 en 2014 met elkaar vergeleken worden blijkt dat er geen nieuw groepsgevoel ontstaan is in Noord-Ierland, of in ieder geval dat dit nieuwe groepsgevoel niet gegroeid is in de periode. In 1998 voelde 41% van de ondervraagden zich Brits, 27% Iers, 23% voelde zichzelf Noord-Iers terwijl 6% gaf aan dat ze zich Ulster voelden een overige 3% voelde zich ‘anders’. In 2014 voelde 37% van de ondervraagden zich Brits, 29% Iers, 24% Noord Iers, 3% Ulster en 7% voelde zichzelf ‘anders’. Het verschil tussen deze beide meetpunten is dus minimaal te noemen. Het enige percentage dat met 5 procentpunten of meer veranderd is, is de groep die zich ‘anders’ voelt.144 Het is echter ook interessant om de resultaten te bekijken naar indeling op geloofsgroep. De enquêtehouder deelt de geloofsgroepen als volgt in: katholiek, protestants en geen religie. Over het algemeen is het zo dat de katholieken nationalistisch zijn en de protestanten unionistisch, het is dan ook interessant om te zien of deze religieuze groeperingen door de jaren heen veranderen van groepsvoorkeur. In 1998 voelde 8% van de katholieke deelnemers aan het onderzoek zich Brits, 65% voelde zich Iers, 24% voelde zich Noord-Iers, 0% zou zichzelf beschrijven als Ulster terwijl 3% zich iets ‘anders’ voelde. In 2014 voelde 6% van de katholieke deelnemers aan het onderzoek zich Brits, 60% voelde zich Iers, 26% van de katholieken voelde zich Noord-Iers en 8% voelde zich iets ‘anders’. Nul procent van de katholieken voelde zich dus Ulster. Erg opvallend zijn deze cijfers niet, het enige dat enigszins opvalt, is de lichte daling van 5% in het aantal katholieken dat zich Iers voelt en een lichte stijging van 6 procentpunten in de segment ‘anders’. Voor de rest is er geen verschil in groepsgevoel bij de Noord-Ierse katholieke gemeenschap.145 In 1998 voelde 67% van de protestanten zich Brits, 3% voelde zich Iers, 10% voelde zich Ulster, 18% Noord-Iers en 2% vond dat ze een andere identiteit hadden. In 2014 voelde 68% van de protestantse deelnemers aan het onderzoek zich Brits, 3% voelde zich Iers, 21% CAIN Web Service (Conflict and Politics in Northern Ireland) ‘A Glossary of Terms Related to the Conflict’, geraadpleegd via: http://cain.ulst.ac.uk/othelem/glossary.htm#U, geraadpleegd op: 14-07-2016. 144 Northern Ireland Life & Times, ‘Which of these best describes the way you think of yourself’ http://www.ark.ac.uk/nilt/1998/Community_Relations/NINATID.html, geraadpleegd op 15-05-2016. En: Northern Ireland Life & Times, ‘Which of these best describes the way you think of yourself’ http://www.ark.ac.uk/nilt/2014/Community_Relations/NINATID.html, geraadpleegd op 15-05-2016. 145 Northern Ireland Life & Times, ‘Which of these best describes the way you think of yourself’ http://www.ark.ac.uk/nilt/1998/Community_Relations/NINATID.html, geraadpleegd op 15-05-2016. En: Northern Ireland Life & Times, ‘Which of these best describes the way you think of yourself’ http://www.ark.ac.uk/nilt/2014/Community_Relations/NINATID.html, geraadpleegd op 15-05-2016. 143 42 voelde zich Noord-Iers, terwijl 5% vond dat ze een Ulster identiteit hadden en 3% voelde zich ‘anders’. Bij de protestantse deelnemers aan het onderzoek was het identiteitsgevoel dus nog minder veranderd dan bij de katholieke deelnemers. Er heeft geen opmerkelijke verandering plaatsgevonden.146 Van de deelnemers die aan het onderzoek meededen en geen religie hadden voelde in 1998 34% zich Brits, 16% voelde zich Iers, maar liefst 38% voelde zich Noord-Iers, terwijl 6% zichzelf Ulster voelde en 6% zich iets ‘anders’ voelde. In 2014 voelde 45% van de deelnemers zonder religie zich Brits, 12% Iers, 27% voelde zich Noord-Iers, 5% voelde zich Ulster en 10% voelde zich iets ‘anders’. Alleen bij deze groep is er sprake van een verandering van identiteitsgevoel. Minder mensen in de niet-religieuze groep voelde zich Iers. In vergelijking met 1998 was er in 2014 een afname van vier procentpunten te meten. Ook voelden ze zich minder Noord-Iers. Hier was een afname te meten van maar liefst 11 procent. Het gevoel in deze groep dat ze Brits waren was echter wel toegenomen in vergelijking met 1998, met maar liefst 11 procentpunten.147 Hoewel het onderzoek aantoont dat in de groep met niet-religieuze deelnemers er een verschuiving heeft plaatsgevonden in identiteitsgevoel is dat voor de Noord-Ierse katholieke en protestantse deelnemers niet zo. Wat wel gebeurd is in de groep niet religieuze deelnemers is dat de verschuiving er eentje is geweest naar unionisme, één van de twee grote gemeenschappen. Er kan dan ook geconcludeerd worden dat er niet echt een nieuwe identiteit is gevormd in deze tijd waarin alle Noord-Ieren zich prettig voelen, anders zou een veel hoger percentage van de ondervraagden zich Noord-Iers noemen. De oude identiteiten, unionistisch en nationalistisch/Iers, zijn dus nog steeds de leidende identiteiten en er is (nog) geen nieuwe identiteit opgekomen die deze kan vervangen. Dit is zorgelijk aangezien het volgens Reychler en de Verenigde Naties een belangrijke pijler van het vredesproces is en er na 16 jaar nog geen verandering te zien is. 148 Het is van belang om dit te doorbreken omdat de identiteiten nog exact hetzelfde verdeeld zijn als ten tijde van het conflict. Daardoor lijkt het er dan ook erg op alsof het oude hokjes denken nog steeds aanwezig is in Noord-Ierland, immers voelen katholieken zich nog altijd overwegend Iers en protestanten zich nog altijd Brits. Ofwel de ene groep is unionistisch en Northern Ireland Life & Times, ‘Which of these best describes the way you think of yourself’ http://www.ark.ac.uk/nilt/1998/Community_Relations/NINATID.html, geraadpleegd op 15-05-2016. En: Northern Ireland Life & Times, ‘Which of these best describes the way you think of yourself’ http://www.ark.ac.uk/nilt/2014/Community_Relations/NINATID.html, geraadpleegd op 15-05-2016. 147 Ibidem. 148 Verenigde Naties, ‘What is Peacebuilding’, geraadpleegd via http://www.unpbf.org/applicationguidelines/what-is-peacebuilding/, geraadpleegd op 14-03-2016. Reychler, Time for Peace: The Essential Role of Time in Conflict and Peace Processes, 39. 146 43 de andere nationalistisch. Er is geen nieuwe identiteit gekomen die dit idee bestrijd. Daarom is het nu tijd om te onderzoeken of het denken in termen van het conflict nog steeds aanwezig is. Volgens Hearty zijn delen van de unionistische en nationalistische gemeenschap nog steeds in termen van het conflict aan het denken. Hij onderzocht de protesten die ontstonden als gevolg van de beslissing van de gemeenteraad van Belfast om niet langer de Britse vlag 365 dagen per jaar uit te hangen bij het gemeentehuis.149 Voortaan zou de vlag nog maar op 15 speciale dagen uitgehangen mogen worden. Dit besluit werd aangenomen op 3 december 2012 met 29 raadsleden voor en 21 raadsleden tegen. De raadsleden van de Alliance Party, Sinn Féin en SDLP stemden voor terwijl de raadsleden van de UUP en DUP tegenstemden. Hoewel dit een democratisch besluit was, zorgde het besluit er direct voor dat er protesten werden georganiseerd door ontevreden unionisten.150 Net nadat het besluit genomen werd probeerden diverse ontevreden unionisten uit Belfast het gemeentehuis te bestormen, wat mislukte.151 Ook in de unionistische gemeenschappen buiten Belfast werd het besluit, wat enkel betrekking had op de stad Belfast, aangegrepen om te demonstreren. De reden dat het besluit op zoveel verzet stuitte was dat sommige delen van de unionistische gemeenschap dit besluit zagen als een verwijdering van de Britse identiteit van Noord-Ierland. Sinds het tekenen van het Akkoord van Belfast wordt er namelijk geprobeerd om iedereen erbij te laten horen en symbolen en vlaggen die aanstootgevend kunnen zijn worden daarom soms verwijderd. Er wordt zodoende geprobeerd om een zogenaamde ‘gemeenschappelijke ruimte’ te creëren. Volgens sommige delen van de unionistische gemeenschap gaat dit echter te ver, zij denken dat de Ierse nationalisten het argument van het creëren van een gemeenschappelijke ruimte gebruiken om alle Britse elementen uit het straatbeeld te zuiveren.152 Unionisten zagen het dus als een aanval op hun cultuur. Edward Stevenson een vooraanstaande unionist stelde zelfs dat, ‘Republicans are engaging in a cultural war to erode all symbols of Britishness’.153 Als respons hierop werden door unionisten overal in het K. Hearty, ‘The Great Awakening? The Belfast Flag Protests and Protestant/Unionist/Loyalist Countermemory in Northern Ireland’, Irish Political Studies Vol. 30 No. 2 (2015) 157-177, aldaar 157-158. 150 E. Mastors en N. Drumhiller, ‘What’s in a Flag? The Protestant Community’s Identity, Symbols and Protests in Belfast’ Peace & Change Vol. 39, No. 4. (2014) 495-518, aldaar, 503. 151 BBC, ‘Violence in Belfast after council votes to change Union flag policy’ gepubliceerd op 03-12-2015, geraadpleegd via: http://www.bbc.com/news/uk-northern-ireland-20587538, geraadpleegd op 13-05-2016. 152 Hearty, ‘The Great Awakening? The Belfast Flag Protests’, Irish Political Studies, 157-160. 153 Dit is een citaat van de BBC van de heer Edward Stevenson in het artikel: ‘Northern Ireland Orange Order leaders warn of cultural war’, gepubliceerd op: geraadpleegd via: http://www.bbc.com/news/uk-northern-ireland23267038, geraadpleegd op: 15-05-2015. 149 44 straatbeeld Britse vlaggen opgehangen en zelfs vlaggen van unionistische paramilitaire groeperingen werden weer zichtbaar. Dit is de reden waarom bepaalde segmenten van de unionistische gemeenschap zo heftig reageerden, maar ze waren ook ontevreden over de unionistische politici. Ze vonden namelijk dat de unionistische politici, met name de politici van de DUP, hen in de steek hadden gelaten. Hoewel de DUP tegen had gestemd toen het besluit genomen werd, vonden unionisten toch dat de partij hen niet goed genoeg verdedigd had. Dit kwam doordat de unionisten vonden dat de DUP, door samen te werken met de aan de IRA gelieerde Sinn Féin, hen in de steek hadden gelaten in ruil voor macht.154 De DUP verzette zich, nadat het besluit genomen was, heftig tegen het besluit van de gemeenteraad. Samen met de UUP jutten ze de unionistische gemeenschap nog eens extra op. Zo riepen de partijen op om niet te stoppen met protesteren totdat de beslissing teruggedraaid werd. Zo verspreidden ze onder andere pamfletten in Oost-Belfast waarin voornamelijk de Alliance Party er van langs kreeg. Dit had een achterliggende reden. De DUP had daar namelijk net de zetel van het Lagerhuis verloren aan de Alliance Party. Door te zeggen dat de Alliance Party en dan vooral het nieuwe verkozen lid voor het Lagerhuis, Naomi Long, verantwoordelijk was voor de beslissing hoopten ze de partij en Long zwart te maken zodat de DUP de volgende keer de zetel weer terug kon winnen. In een pamflet werd zelfs haar adres gepubliceerd en werd erop aangedrongen om contact op te nemen met de partij om het ongenoegen kenbaar te maken. Als gevolg hiervan werden zowel Long als andere partijleden bedreigd en werd zelfs een kantoor van de Alliance Party aangevallen met een brandbom. Long had niets te maken met de beslissing van de gemeenteraad en het was dan ook een onnodige aanval op haar.155 Een andere nog duidelijkere manier waarop tot uiting komt dat Noord-Ierland nog altijd even verdeeld is als vroeger is te kijken naar de verkiezingen. In Noord-Ierland wordt bij de verkiezingen van het Noord-Ierse parlement gebruik gemaakt van een methode waarbij de kiezer zijn eerste, tweede en derde voorkeur aangeeft. Unionisten en nationalisten gaven bij de verkiezingen van 2011 hun tweede of derde voorkeur vrijwel nooit iemand uit het andere kamp een stem. Tien procent van de unionisten stemde bij de tweede of derde voorkeur voor een nationalist, tegenover twintig procent van de nationalisten die hetzelfde Hearty, ‘The Great Awakening? The Belfast Flag Protests’, Irish Political Studies, 164. En Mastors en Drumhiller, ‘What’s in a Flag? The Protestant Community’s Identity’ Peace & Change, 506. 155 Mastors en Drumhiller, ‘What’s in a Flag? The Protestant Community’s Identity’ Peace & Change, 502. Zie ook: Hearty, ‘The Great Awakening? The Belfast Flag Protests’, Irish Political Studies, 164. 154 45 deden.156 Dit laat dus, net als de vlaggenkwestie, zien hoe vast de bevolking nog zit in het oude conflict denken en stemt op de partij die hun gemeenschap vertegenwoordigd. In dit opzicht is de transitional justice maatregel van het hervormen van het parlement met als doel ervoor zorgen dat mensen uit de ene gemeenschap ook stemmen op mensen van de andere gemeenschap om zo ervoor te zorgen dat de partijen meer ‘inclusive’ worden, mislukt. De gemeenschappen zijn electoraal nog steeds zo verdeeld als voor het Akkoord van Belfast.157 Deelconclusie Het is nu zaak om te kijken hoe ver Noord-Ierland is gekomen op de weg naar positieve vrede en welke bouwstenen geïmplementeerd zijn. De eerste bouwsteen, die van communicatie en vredesbesprekingen is in ieder geval geslaagd. Het proces was echter moeizaam en het duurde lang voordat daadwerkelijk alle partijen akkoord gingen. Belangrijk hiervoor was ook de regionale steun die de vredesonderhandelingen kregen van zowel het Verenigd-Koninkrijk als de Republiek Ierland. Deze landen traden op als facilitator van het de vredesbesprekingen en brachten de partijen aan tafel. Zo wilde de DUP eerst niet met Sinn Féin aan tafel, maar kwam het er een paar jaar later onder druk van de Ierse en Britse regering toch van. Toen deze partijen een akkoord sloten in 2007 was dat een nieuw begin. Waar het vorige regeringen aan stabiliteit ontbrak door onder andere de ontwapeningskwestie en de DUP die het Akkoord van Belfast niet had ondertekend, is er nu een periode van stabiele regeringen omdat de DUP het Akkoord nu wel ondertekende en de ontwapeningskwestie niet meer speelde. De communicatie tussen unionisten en nationalisten kan nog altijd beter, maar de partijen praten in ieder geval met elkaar en er is sprake van een stabiele regering die bestaat uit zowel nationalistische partijen als unionistische partijen. Bouwsteen één is dan ook wat mij betreft gelukt, omdat er sprake is van vrede en de partijen met elkaar communiceren. Een andere belangrijke pijler van positieve vrede is bouwsteen twee, Institution Building. Om van een negatieve vrede naar een positieve vrede te gaan is het enorm C. McGlynn, J. Tonge en J. McAuley, ‘The Party Politics of Post-devolution Identity in Northern Ireland’ British Journal of International Relations Vol. 16 No. 2 (2014) 273-295, aldaar 275. 157 Nagle, ‘Assessing the Impact of Consociationalism in Northern Ireland’ Regional & Federal Studies, 473474. McGarry en O’Leary ‘Power-Sharing Executives: Northern Ireland’ Ethnopolitics, 1, 15-16. McGlynn, Tonge en McAuley, ‘The Party Politics of Post-devolution Identity in Northern Ireland’ British Journal of International Relations, 275. 156 46 belangrijk om structurele oorzaken van het conflict weg te nemen. Hiervoor kunnen bepaalde instituties hervormd worden of opgebouwd. In Noord-Ierland is dit ook gebeurd. Zo werd de politiedienst flink hervormd. Dit veroorzaakte echter wel controverse omdat de unionisten vonden dat deze hervormingen te ver gingen, terwijl de nationalisten juist vonden dat ze niet ver genoeg gingen. De hervormingen van de politiedienst hebben uiteindelijk goed uitgepakt, zo bleek uit een enquête uit 2015. Inmiddels staat zo’n 80% van de Noord-Ieren achter de politiedienst, het vertrouwen is dus enorm gegroeid vergeleken met vroeger toen de gehele katholieke minderheid de politie niet vertrouwde. Eerst werkten de hervormingen van de politiedienst dus enorm verdelend, maar uiteindelijk zijn ze geslaagd gezien het zowel voor de politiek als voor de bevolking amper meer een probleem is. Dit was echter niet de enige institutieverandering die enigszins verdelend werkte. Zo werd er een Noord-Iers parlement opgericht waarin de volksvertegenwoordigers zich moesten registreren als unionistisch, nationalistisch of anders. Dit is dus een institutionalisering van de verdeeldheid in Noord-Ierland. Er zijn dus zeker institutionele hervormingen doorgevoerd, waarvan sommige hebben geholpen, maar sommige zeker niet hebben geholpen, om de negatieve vrede naar een positieve vrede om te buigen. Als we vervolgens kijken naar het gemeenschapsgevoel, ofwel bouwsteen drie, dan is die afwezig. Het is nog erg verdeeld in twee kampen. Er is geen nieuwe overkoepelende identiteit gekomen waar alle twee de groepen zich prettig bij voelen. Hierdoor identificeert vrijwel iedereen zich nog als unionistisch dan wel nationalistisch. Deze bouwsteen is dan ook niet aanwezig. Samenvattend over de drie bouwstenen kan dus geconcludeerd worden dat bouwsteen een geïmplementeerd is, terwijl bouwsteen twee half geïmplementeerd is en bouwsteen drie eigenlijk volledig ontbreekt. De vrede neigt dus meer naar een negatieve, dan naar een positieve kant. In het volgende hoofdstuk zal ingegaan worden op de transitional justice maatregelen die in Noord-Ierland genomen zijn. Er zal hierbij gekeken worden of deze hebben bijgedragen om de vrede, die nu nog te kenmerken valt als ietwat negatief, positiever te maken. 47 Hoofdstuk 3 – Transitional Justice in Noord-Ierland Er is inmiddels dus sprake van een vrede en er zijn veel institutionele veranderingen aangebracht in Noord-Ierland, terwijl het saamhorigheidsgevoel tussen de twee groepen nog afwezig is. Het oprichten en hervormen van instituties zoals de Noord-Zuid raad, Brits-Ierse raad, het Noord-Ierse parlement en de Noord-Ierse politiedienst zijn transitional justice maatregelen die in het vorige hoofdstuk besproken zijn. Andere transitional justice maatregelen die genomen zijn in Noord-Ierland zijn, tot nu toe, nog wat onderbelicht gebleven. Dit hoofdstuk zal daarom een overzicht geven van transitional justice maatregelen in Noord-Ierland en kijken in hoeverre deze hebben bijgedragen aan het bereiken van positieve vrede. Er zal per bouwsteen bekeken worden welke transitional justice maatregelen genomen zijn. Bouwsteen een – Communicatie en vredesonderhandelingen Nu is het belangrijk om vast te stellen wat transitional justice bijgedragen heeft aan het implementeren van bouwsteen één in Noord-Ierland. Bouwsteen één heeft als doel om ervoor te zorgen dat het conflict eindigt en dat de partijen samen tot een oplossing komen. Als de oude doelen van transitional justice maatregelen worden gebruikt: waarheid, gerechtigheid en verzoening, dan kan geconcludeerd worden dat transitional justice maatregelen tijdens bouwsteen één gefaald hebben.158 De enige transitional justice maatregelen die zijn genomen in het vredesproces zijn het verlenen van amnestie en het vrijlaten van paramilitaire gevangenen. De reden hiervoor wordt goed verwoord door Mallinder, McEvoy, Moffet en Anthony in hun onderzoek. ‘After the major conflict which followed, the peace process led to the introduction of an amnesty in 1997 for those decommissioning paramilitary arms. The early release of politically motivated prisoners was central to the Good Friday Agreement of 1998. Under legislation introduced in the UK and NI, prisoners aligned to paramilitary organisations which were on ceasefire were to be released under license within 2 years of the signing of the accord. This incentivised anti–Agreement organisations to declare ceasefires in order to comply. The scheme did not negate the original convictions.’159 Waldorf, ‘Anticipating the Past’ Social Legal Studies, aldaar 2. L. Mallinder, K. McEvoy, L. Moffett en G. Anthony ‘The Historical Use of Amnesties, Immunities, and Sentence Reductions in Northern Ireland’ Transitional Justice Institute Research Paper No. 16-12, aldaar pagina 1-25, pagina 6. Gepubliceerd op 06-06-2016, geraadpleegd via: https://poseidon01.ssrn.com/delivery.php?ID=52000611609607500507010310306612300512003706204602902 158 159 48 De reden was dus om alle partijen, ook de vechtende partijen die eigenlijk geen akkoord wilden, aan tafel te krijgen en ervoor te zorgen dat het politieke geweld stopte. Deze maatregelen waren echter niet gericht op het verkrijgen van waarheid, gerechtigheid en verzoening en in dat opzicht hebben de maatregelen dan ook gefaald. Het is echter interessanter om bouwsteen één te bekijken vanuit een breder gedefinieerd transitional justice doel. Dat van het bereiken van vrede en veiligheid.160 Met name vanuit het oogpunt van dit stuk is dat belangrijker dan bekijken of het voldoet aan de oude doelen van transitional justice. Als hiernaar gekeken wordt dan waren de vredesonderhandelingen en de daaruit volgende vrede transitional justice maatregelen om vrede en veiligheid te bereiken. De vrede heeft ervoor gezorgd dat er in Noord-Ierland sprake is van een veel stabielere samenleving dan voorheen. Zo is er amper meer sprake van politiek geïnspireerd geweld en werken politieke vijanden samen. De transitional justice maatregelen genomen, lees de vredesonderhandelingen en het opbouwen van communicatie tussen de strijdende partijen, tijdens bouwsteen één hebben dan ook een positief effect gehad op het bereiken van positieve vrede, omdat ze ervoor zorgden dat het geweld stopte en de partijen gingen praten en samenwerken. Bouwsteen twee – Institution Building Deze bouwsteen staat vol van de transitional justice maatregelen. In het vorige hoofdstuk is er al ingegaan op de institutionele veranderingen die doorgevoerd zijn. Nu is er meer aandacht voor andere transitional justice maatregelen die genomen zijn bij het opbouwen van instituties. In het Akkoord van Belfast werd een paragraaf opgenomen over slachtoffers van geweld en verzoening. Er werd niet uitgewerkt hoe dit zou moeten gebeuren, in plaats daarvan staat er in het akkoord dat de partijen het rapport van de Noord-Ierse slachtoffercommissie afwachten. Dit terwijl de partijen die het akkoord ondertekend hebben stellen dat ze het erg belangrijk vinden om de slachtoffers te erkennen en verontschuldigingen aan te bieden.161 507106411307106912607406909000501810701602604005804809007409209910710011404007200904702811 109612108712400810008608906904709811711911200208312309211110202010202110902501609107111011 7127097020067071121&EXT=pdf, geraadpleegd op 1-10-2016 160 Bell, ‘Transitional Justice, the State of the ‘Field’’ International Journal of Transitional Justice, 9. 161 The Belfast Agreement, pagina 21-22, Reconciliation and Victims of Violence. Geraadpleegd via: https://www.gov.uk/government/uploads/system/uploads/attachment_data/file/136652/agreement.pdf, laatst gewijzigd op 10-04-1998, geraadpleegd op 25-04-2016. 49 Na het verschijnen van het commissierapport bleven de partijen echter wachten met het aanbieden van excuses. Zo bood de IRA, de gewapende tak van Sinn Féin, pas in 2002 hun verontschuldigingen aan waar het rapport van de slachtoffercommissie al in het najaar van 1998 verscheen. Bovendien boden ze enkel hun excuses aan burgerslachtoffers. De IRA weigerde verontschuldigingen aan te bieden aan de politiedienst en het Britse leger.162 Volgens Donaldson van de UUP waren deze excuses dan ook schijn. Hij zei dit omdat de IRA destijds nog steeds niet een formeel einde aan de gewapende campagne had gemaakt. Volgens hem waren de excuses dus niet oprecht omdat de daden niet bij de woorden pasten. De IRA moest volgens Donaldson dan ook eerst zorgen dat ze de wapens opborgen en dat er nooit meer iemand zou sterven door hun toedoen, voordat ze verontschuldigingen aanboden aan slachtoffers.163 Dit was niet de eerste keer dat er excuses werden aangeboden voor de slachtoffers die de IRA had gemaakt. Sinn Féin had in de jaren daarvoor al diverse keren haar excuses aangeboden voor de slachtoffers die de IRA had gemaakt, maar ook deze werden niet geaccepteerd omdat de IRA destijds nog intact en actief was.164 De unionistische paramilitaire groeperingen hadden al in 1994 toen ze tot een staakhet-vuren besloten een gezamenlijke verklaring afgelegd waarin ze hun verontschuldigingen aan onschuldige slachtoffers wilden aanbieden. Deze werden, in tegenstelling tot het statement van de IRA, wel door elke partij goed ontvangen.165 De verontschuldigingen van de IRA werden dus niet als oprecht gezien en hebben niet bijgedragen aan verzoening, terwijl die van de Loyalisten beter werden ontvangen. Er werd in het Akkoord van Belfast voor de rest erg naar de gemeenschap gewezen wat betreft verzoening. De Noord-Ierse staat zou organisaties, opgericht door de gemeenschap, geld moeten geven zodat zij hun initiatieven kunnen ontplooien. Verder zouden de Noord-Ierse partijen moeten proberen om de unionistische en nationalistische groepen meer in contact met elkaar te laten komen door gezamenlijke scholing.166 De scholing was en is nog steeds namelijk erg gesegregeerd. Katholieken gaan naar katholieke scholen en The Telegraph, ‘IRA sorry for murders’ gepubliceerd op: 16-07-2002, geraadpleegd via: http://www.telegraph.co.uk/news/1401543/IRA-sorry-for-murders.html, geraadpleegd op: 10-05-2016. 163 The Telegraph, ‘IRA sorry for murders’ gepubliceerd op: 16-07-2002, geraadpleegd via: http://www.telegraph.co.uk/news/1401543/IRA-sorry-for-murders.html, geraadpleegd op: 10-05-2016. 164 G. Dawson, ‘Trauma, Memory and Politics: The Irish Troubles’ 180-204, in K.L. Rogers, S. Leyersdorff en G. Dawson eds., Trauma and Life Stories: International Perspectives (Londen 1999) , aldaar 196. 165 BBC, ‘1994: Loyalists announce a Ceasefire’ , geraadpleegd via: http://news.bbc.co.uk/onthisday/hi/dates/stories/october/13/newsid_4065000/4065897.stm, geraadpleegd op: 1005-2016. 166 The Belfast Agreement, pagina 22-23, Reconciliation and Victims of Violence. Geraadpleegd via: https://www.gov.uk/government/uploads/system/uploads/attachment_data/file/136652/agreement.pdf, laatst gewijzigd op 10-04-1998, geraadpleegd op 25-04-2016. 162 50 protestanten naar protestantse.167 Daarnaast zouden de partijen ook het wonen in de andere gemeenschap moeten stimuleren.168 Huisvesting was en is nog steeds gescheiden in Noord-Ierland. Alle katholieken wonen met elkaar in een wijk en alle protestanten leven met elkaar in een wijk. Zodoende hebben beide groepen amper contact met elkaar en dit zorgt ervoor dat ze de andere groep nog steeds niet vertrouwen en in hun groepsdenken blijven hangen.169 Wat erg opvalt is dat de Noord-Ierse politieke partijen de gemeenschap een erg grote rol gaven in het verzoeningsproces en zelf een rol als facilitator aannam. De gemeenschap en niet de staat, zou ervoor moeten zorgen dat de verschillende Noord-Ierse gemeenschappen elkaars tradities en gebruiken gaan respecteren en de andere groep beter te kunnen gaan begrijpen. De reden waarom hiervoor gekozen is, is dat de politieke partijen er nooit over uit zouden komen wie gelijk heeft. Volgens de unionisten begonnen de nationalisten met het geweld. Terwijl de nationalisten vinden dat de schuld lag bij de unionistische staat omdat zij enkel opkwamen voor gelijke rechten en deze protesten neergeslagen werden door de politie.170 Een goed voorbeeld van de verdeeldheid over de oorsprong van het conflict is te vinden in het enige grote waarheidsvindende rapport dat na het vredesakkoord gepubliceerd is, het onderzoek naar Bloody Sunday. Bloody Sunday is de naam voor de gebeurtenissen op 30 januari 1972. Gedurende deze dag werden er veertien ongewapende demonstranten doodgeschoten door het Britse leger. Hoewel de demonstratie verboden was, waren de doodgeschoten demonstranten geen gevaar voor de leden van het Britse leger en zijn ze onterecht doodgeschoten. Hierdoor werd Bloody Sunday één van de meest toonaangevende gebeurtenissen ten tijde van het Noord-Ierse conflict.171 Een dag na deze gebeurtenissen besloot de Britse regering een onderzoekscommissie in te stellen. De taak van deze commissie was om te reconstrueren wat voorgevallen was en wie er verantwoordelijk waren voor de gebeurtenissen. Dit onderzoek kwam onder leiding te staan van John Widgery. Widgery was op dat moment de Lord Chief Justice of England and R. Mac Ginty, O.T. Muldoon en N. Ferguson, ‘No war, no peace: Northern Ireland after the agreement’ Political psychology Vol. 28, No. 1 (2007) 1-11, aldaar 7-8. 168 The Belfast Agreement, pagina 23, Reconciliation and Victims of Violence. Geraadpleegd via: https://www.gov.uk/government/uploads/system/uploads/attachment_data/file/136652/agreement.pdf, laatst gewijzigd op 10-04-1998, geraadpleegd op 25-04-2016. 169 Mac Ginty, Muldoon en Ferguson, ‘No war, no peace: after the agreement’ Political psychology, 7-8. 170 Brown, ‘Transitional Justice, Rigour and Politics’ Politics, 122. 171 B. Conway, Commemoration and Bloody Sunday: Pathways of Memories (Basingstoke 2010) 1-10. B. Conway, ‘Local conditions, global environment and transnational discourses in memory work: The case of Bloody Sunday (1972)’ Memory Studies Vol.1 No. 2 (2008) 187-209, aldaar 191-192. 167 51 Wales, destijds de op een na hoogste rechter in rechtssysteem van Engeland en Wales. Hij stond dus hoog aangeschreven en wist snel een rapport te produceren. Na elf weken was het rapport af. Zijn rapport stelde dat het leger weinig fout deed en dat de schuld voornamelijk bij de demonstranten lag. De resultaten van dit als weinig objectief beschouwde onderzoek werden daarom niet geaccepteerd door de nationalistische gemeenschap die in de jaren daarna streed voor een nieuw onderzoek. Dit deed ze omdat ze het oneens was met Widgery’s bevindingen dat de demonstranten gewapend waren en simpelweg fout zaten omdat ze demonstreerden. De demonstratie was volgens hen juist vreedzaam verlopen tot het leger ingreep. Het nieuwe onderzoek zou er uiteindelijk komen onder druk van verschillende, zowel nationale als internationale organisaties en onderzoeken. De doorslag gaf de Ierse regering die in 1997 een zeer kritisch rapport over het Widgery-Tribunaal naar buiten bracht. In januari 1998 maakte de toenmalige Britse prime-minister Tony Blair bekend dat er een nieuw onderzoek kwam naar de gebeurtenissen op Bloody Sunday. Deze onderzoekscommissie kwam onder de leiding van Mark Saville. De resultaten van dit tweede onderzoek werden echter op hun beurt betwist door de unionistische gemeenschap.172 Door in 1998 een onderzoek in te stellen naar bijvoorbeeld de gebeurtenissen op ‘Bloody Sunday’ voelde de unionistische gemeenschap zich tekort gedaan. Beide kanten vonden en vinden namelijk dat ze vooral slachtoffer waren. De reactie van de leiders van de Unionistische partijen was dat het tijd werd dat er ook onderzoek gedaan moest worden naar moorden van de IRA en niet alleen naar het optreden van de veiligheidstroepen op ‘Bloody Sunday’. Het was dus volgens de unionistische partijleiders tijd dat er balans kwam in de onderzoeken naar het verleden, gerechtigheid en waarheid.173 De reactie van Gregory Campbell, parlementslid in Westminster namens de DUP, was dan ook dat de balans in het onderzoek zoek was en dat het een poging was om de geschiedenis te herschrijven. ‘Some try to insinuate that Bloody Sunday was the origin of the troubles, while others attempt to rewrite history by saying that if Bloody Sunday had not happened, the IRA would have been a footnote and a mere minor problem, but Northern Ireland was subjected to frequent 172 173 Aiken, ‘The Bloody Sunday Inquiry’ Journal of Human Rights, 102, 104-105. Ibidem, 118-119. 52 attacks…The truth is that murder, mayhem and terror were rife.’174 In de rest van zijn verhaal in het parlement wijst hij erop dat de IRA in de tijd voor ‘Bloody Sunday’ zeer actief was en dat de demonstratie verboden was. De demonstranten waren dus fout omdat ze demonstreerden terwijl dit verboden was, de troepen wilden alleen maar orde houden. Deze context ontbrak volledig in het rapport van de onderzoekscommissie en daar was hij verbolgen over. Gerry Adams, de leider van Sinn Féin, reageerde heel anders en stelde dat de slachtoffers nu eindelijk de waarheid hadden gekregen.175 Dat de reactie van de nationalisten en unionisten zo anders was op een rapport uitgevoerd door een onafhankelijke onderzoekscommissie komt doordat in Noord-Ierland alles gemeten wordt in mate van het nulsomspel. Het nulsomspel betekent dat als een kant wint de andere kant evenveel verliest. In dit geval hadden de nationalisten dus gewonnen en de unionisten verloren. Op nationaal niveau was het waarheidsonderzoek naar Bloody Sunday een fiasco in het dichterbij brengen van de twee kampen, maar lokaal had de Bloody Sunday commissie wel degelijk effect op het verbeteren van de relatie tussen de nationalistische en unionistische gemeenschappen. In Londonderry heeft het onderzoek van Saville bijgedragen aan het feit dat het in die stad de goede kant lijkt op te gaan. Het onderzoek heeft er namelijk voor gezorgd dat mensen in Londonderry Bloody Sunday konden afsluiten en zich konden gaan richten op een gezamenlijke toekomst. Zoals Aiken het stelt: ‘the Inquiry’s work has been instrumental in promoting social learning and intercommunal reconciliation within the city of Derry’.176 Volgens Aiken is het ontbreken van een overkoepelend verhaal van het conflict gevaarlijk. Dit komt omdat de huidige aanpak gericht is op stukjes van de waarheid en gerechtigheid brengt over bepaalde zaken, terwijl het overkoepelende verhaal ontbreekt. Zo had de politiedienst een apart historisch onderzoeksteam opgericht die de onderzoeken naar 1800 onopgeloste moorden uit het conflict uitvoerde. Dit team probeerde om stuk voor stuk de 1800 onopgeloste moorden op te lossen. Dit was de Noord-Ierse oplossing, in plaats van dat ze een waarheidscommissie een algemeen verhaal laten maken die alle kanten van het conflict belicht. Hierdoor krijg je, net als bij de ‘Bloody Sunday’ onderzoekscommissie te zien is, dat deze ‘stukjes’ waarheid en gerechtigheid zorgen voor versterkte spanningen tussen 174 G. Campbell, http://www.publications.parliament.uk/pa/cm201011/cmhansrd/cm101103/debtext/1011030002.htm#10110358000005, debat op 03-11-2010, aldaar column 972. Geraadpleegd op 20-05-2015. 175 An Phoblacht (het blad van Sinn Féin), http://www.anphoblacht.com/contents/100, gepubliceerd op 02-072010, laatst gewijzigd 02-07-2010, geraadpleegd op 20-05-2015. 176 Aiken, ‘The Bloody Sunday Inquiry’ Journal of Human Rights, 116-118. Citaat staat op pagina 118. 53 de nationalisten en unionisten. Het historische onderzoeksteam van de Noord-Ierse politiedienst is uiteindelijk in 2014 opgeheven vanwege een budgettekort en omdat het onvoldoende werkte voor slachtoffers en verzoening.177 De vraag is echter of waarheidsvinding wel kan voldoen aan de hoge eisen die aan de maatregel worden toegedicht. De waarheid zou namelijk ervoor moeten zorgen dat het verleden afgesloten wordt, daarnaast verwacht men vaak ook nog dat dit voor verzoening zorgt. Sommige waarheidsvindende organen dragen dit ook in hun naam uit, zoals het bekendste voorbeeld, de Zuid-Afrikaanse Waarheids- en Verzoeningscommissie.178 De Zuid-Afrikaanse waarheidscommissie werd lange tijd in de wetenschappelijke literatuur gezien als een groot succes maar het blijkt dat deze waarheidscommissie niet voor verzoening heeft gezorgd. Om ervoor te zorgen dat iedereen voor de commissie verscheen, verkreeg ieder individu dat wilde getuigen amnestie. Sommige slachtoffers wilden echter dat de daders wel degelijk gestraft werden. Een onderzoek uitgevoerd tussen 2002-2008 toont zelfs aan dat de waardering voor de verleende amnestie omlaag ging in deze periode. Er bleek dus een groeiende behoefte te zijn aan strafbaarstelling van de getuigen, maar dit kon niet meer gebeuren omdat de amnestie al verleend was. De waarheid zorgt dus niet altijd voor verzoening of afsluiting van het gebeurde.179 Toch dient gezegd te worden dat de Zuid-Afrikaanse casus wel degelijk een succes was. Door een waarheidscommissie de gehele periode van mensenrechtenschendingen te laten analyseren was er een duidelijk overkoepelend verhaal ontstaan over apartheid. De geschiedenis is dus niet meer iets waarover gestreden wordt in Zuid-Afrika.180 De redenen dat de politieke partijen geen waarheidscommissie zoals de ZuidAfrikaanse willen komt doordat de partijen weten dat ze, anders dan in Zuid-Afrika, over de aard van het conflict nooit een akkoord zouden bereiken. Beide kanten vinden dat ze vooral slachtoffer en geen dader waren. Zo zijn in de ogen van de unionisten de nationalisten de schuldigen, omdat zij begonnen met de agressie. Daartegenover vonden de nationalisten dat Aiken, ‘The Bloody Sunday Inquiry’ Journal of Human Rights, 119. Zie ook: C. Cromie, ‘PSNI cuts 300 jobs and axes Historical Enquiries Team’ ,Belfast Telegraph gepubliceerd op: 30-09-2014, geraadpleegd via: http://www.belfasttelegraph.co.uk/news/northern-ireland/psni-cuts-300-jobs-and-axes-historical-enquiries-team30626460.html, geraadpleegd op: 08-05-2016. 178 Fletcher en Weinstein, ‘Transitional Justice: A Historical Perspective’, Human Rights Quarterly, 167-169, 179, 188. 179 J. N. Clark, ‘Reconciliation via Truth? A Study of South Africa’s TRC’ Journal of Human Rights 11, 2 (2012) 189-202, aldaar 192. 180 J.L. Gibson, ‘Does Truth Lead to Reconciliation? Testing the Causal Assumptions of the South African Truth and Reconciliation Process ’ American Journal of Political Science, Vol. 48, No. 2 (2004) 201-217, aldaar 207. 177 54 zij onderdrukt werden door de unionisten.181 Deze race om erkend te worden als slachtoffer kon in gevaar komen door het vormen van een waarheidscommissie. Een waarheidscommissie zou namelijk rapporteren over wat de unionisten en nationalisten elkaar aandeden en zodoende de claim op slachtofferschap verzwakken voor beide groepen. Het zou laten zien dat beide partijen schuldig waren. Beide groepen willen daarom dat hun visie van de geschiedenis eerst geaccepteerd word door een waarheidscommissie en dat vanuit dat vertrekpunt de waarheid gezocht wordt, zodat ze er zeker van kunnen zijn dat ze ‘winnen’. In dit geval dus dat erkend wordt dat ‘hun groep’ niet aansprakelijk is voor het begin van het conflict.182 Het oprichten van een waarheidsvindend institituut dat de gehele geschiedenis van het conflict moet bekijken is voor de politieke partijen dan ook een optie die ze niet zullen nemen. Het zou teveel strubbelingen opleveren tussen nationalisten en unionisten over wie de hoofdschuldige is. Toch is het interessant om de waarheidsvindende organen die in NoordIerland hebben bestaan te hebben genoemd in dit onderzoek, vooral omdat de resultaten lieten zien dat het lokaal wel positief heeft gewerkt maar nationaal juist niet. Het laat ook zien dat de politieke partijen het nooit eens zullen worden over het verleden en dat het daarom misschien maar goed is dat de Noord-Ierse politiek enkel als facilitator werkt in het vredesproces en amper transitional justice maatregelen neemt. Juist omdat het verleden zo bestreden wordt door de twee gemeenschappen. De politieke partijen doen zich er goed aan om zich te focussen op de instituties zoals het parlement en de politie. Die zijn immers hervormd waardoor bepaalde structurele oorzaken van het conflict zijn weggenomen. Nu is het zo dat het nog niet fantastisch werkt omdat de communicatie tussen de twee gemeenschappen nog steeds stroef verloopt en er onenigheid is over de oorzaken van het conflict. Toch zijn er grote vorderingen gemaakt aangezien de twee politieke partijen die elkaar het meest naar het leven stonden, de DUP en de Sinn Féin, samen regeren. Nu is het belangrijk om te kijken of er ook transitional justice maatregelen genomen zijn om een gemeenschapsgevoel te creëren in Noord-Ierland. Bouwsteen drie - Gemeenschapsgevoel Voor het implementeren van de derde bouwsteen, een gemeenschapsgevoel waarin beide E. Ravenscroft, ‘The Meaning of the Peacelines of Belfast’ Peace Review: A Journal of Social Justice 21,2 (2009) 213-221, aldaar 215-216. 182 B. Rolston, ‘Dealing with the Past: Pro-State Paramilitaries, Truth and Transition in Northern Ireland’ Human Rights Quarterly 28, 3 (2006) 652-675, aldaar 653-655. 181 55 groepen zich thuis kunnen voelen, zijn tot nu toe weinig transitional justice maatregelen genomen. De Noord-Ierse politiek laat dit eigenlijk, zoals zoveel zaken, volledig over aan de gemeenschap. Zo heeft de politiek geen programma opgezet dat ervoor zou moeten zorgen dat unionisten en nationalisten door elkaar zouden gaan wonen in plaats van in hun eigen nationalistische dan wel unionistische wijk. Dit terwijl er expliciet in het Akkoord van Belfast staat dat de partijen die het akkoord ondertekenen zich hiervoor moeten inspannen.183 De Noord-Ierse politiek vindt dit echter een zaak van de gemeenschap en wenst zich er niet teveel mee te bemoeien. Het Shared Education Programme (SEP) is een van de weinige maatregelen die genomen werd door de politieke partijen om de groepen in contact met elkaar te brengen. In dit programma volgden scholieren uit nationalistische en unionistische wijken samen lessen in onder andere maatschappijleer. Het SEP had als doel om verzoenend te werken voor scholieren, leraren en ouders. Op de langere termijn zou het dan ook verzoenend moeten werken voor geheel Noord-Ierland. Zo’n 15.000 scholieren hebben op deze manier onderwijs genoten. De resultaten van het SEP waren positief. De scholieren die deelnamen aan het programma bekeken de andere groep positiever dan scholieren die niet meededen aan het project. Het SEP heeft zelfs navolging gekregen in Macedonië en Israël. De Noord-Ierse regering nam in het regeerakkoord van 2011 op dat elk kind de kans moest krijgen om mee te doen aan het project. Hiermee gaven de partijen waaruit de regering bestond aan dat ze het programma belangrijk vonden in het vredesproces.184 Hoewel het SEP ervoor gezorgd heeft dat de scholieren positiever naar de andere groep kijken, heeft het er nog niet voor gezorgd dat de groepen elkaar echt goed begrijpen. Een van de redenen hiervoor is dat de scholieren in hun schooluniform de gemengde klassen bezoeken. Scholen zijn in Noord-Ierland verdeeld op etnisch-religieuze gronden en laten dit ook vaak zien in hun schooluniformen. Daardoor is de identiteitskwestie nooit ver weg in gemengde klassen en is duidelijk te plaatsen wie bij welke groep hoort. Hierdoor zijn scholieren geneigd om geen contact te zoeken met scholieren van de andere groep. De belangrijkste reden is echter dat leraren en scholieren soms terughoudend zijn in het bespreken van verschillen tussen de groepen. Politiek gevoelige onderwerpen worden daarom vaak overgeslagen. Hierdoor zijn de resultaten volgens Hughes en Loader minder positief dan 183 The Belfast Agreement, pagina 23, Reconciliation and Victims of Violence. Geraadpleegd via: https://www.gov.uk/government/uploads/system/uploads/attachment_data/file/136652/agreement.pdf, laatst gewijzigd op 10-04-1998, geraadpleegd op 25-04-2016. 184 Hughes en Loader, ‘‘the promotion of community relations through schools in Northern Ireland’ British Educational Research Journal, 1146-1148, 1151. 56 dat ze kunnen zijn wanneer deze politiek gevoelige onderwerpen niet worden gemeden. Als de gevoelige onderwerpen niet gemeden zouden worden dan zouden de scholieren elkaar namelijk beter gaan begrijpen omdat ze elkaars beweegredenen leren kennen.185 Hoewel het programma wel degelijk beter kan is er wel bewijs dat het SEP werkt. 64% van de scholieren die in 2011 nog geen deel hadden genomen aan het programma zeiden dat ze religie niet belangrijk vonden bij het maken van vrienden. Toen deze groep aan het programma meedeed in 2012 vond 78% van de leerlingen religie niet belangrijk bij het maken van vrienden. De hoeveelheid scholieren zonder vrienden uit de andere gemeenschap daalde tijdens deelname aan het programma van 25% naar 21% in de periode 2011-2012.186 Deelconclusie Er zijn niet al te veel transitional justice maatregelen genomen in Noord-Ierland. Sommige kenmerkende transitional justice maatregelen hebben zelfs averechts gewerkt en spanningen tussen de gemeenschappen versterkt. Zo werden excuses niet geaccepteerd en waarheidsrapporten betwist. Het verleden wordt nog altijd betwist en dat is ook de belangrijkste reden waarom waarheidsvinding als transitional justice maatregel voor het gehele land een optie is die de politieke partijen niet snel zullen nemen. Dit vanwege het nulsomspel en het risico om de verliezer te zijn. Beide gemeenschappen vinden namelijk dat ze niet verantwoordelijk zijn voor het conflict en dat ze slachtoffer zijn. Deze race om erkend te worden als slachtoffer kon in gevaar komen door het vormen van een waarheidscommissie. Een waarheidscommissie zou namelijk rapporteren over wat de unionisten en nationalisten elkaar aandeden en zodoende de claim op slachtofferschap verzwakken voor beide groepen. Het zou laten zien dat beide partijen schuldig waren. Een waarheidsvindend instituut is voor beide groepen dan ook geen optie. De politieke partijen hebben sowieso niet veel transitional justice maatregelen genomen. Zo hebben ze bijvoorbeeld niet actief het gemixt wonen gestimuleerd terwijl dit zelfs opgenomen was in het Akkoord van Belfast. Beide groepen wonen dus nog steeds in wijken die door een gemeenschap gedomineerd worden. Een van de weinige initiatieven die de politiek toch heeft geïntroduceerd is het SEP. Zo helpt het SEP programma om de Hughes en Loader, ‘‘the promotion of community relations through schools in Northern Ireland’ British Educational Research Journal, 1148-1151. 186 SEPNI ‘Evolution of the Sharing Education Programme’ geraadpleegd via: http://www.sepni.org/resources/6287/6428_6287_77_Evaluation_of_the_Sharing_Education_Programme.pdf, aldaar pagina 31-32. Gepubliceerd op: ---05-2014, geraadpleegd op 1-10-2016. 185 57 gemeenschappen met elkaar in contact te laten komen, de resultaten zijn positief maar kunnen beter omdat bepaalde gevoelige onderwerpen nog steeds gemeden worden. De enige echt concrete transitional justice maatregelen die genomen zijn in NoordIerland zijn de institutionele hervormingen die in het vorige hoofdstuk besproken zijn. Deze hebben er in ieder geval voor gezorgd dat er sprake is van politieke stabiliteit en dat er amper sprake is van politiek gemotiveerd geweld, maar niet dat de vooroordelen tegen de ‘andere’ groep zijn weggenomen of dat er een nieuw gemeenschapsgevoel is ontstaan. 58 Conclusie De Noord-Ierse samenleving moest van ver komen toen in 1998 het vredesakkoord getekend werd. Na jaren vol onrust moest er gebouwd gaan worden aan een maatschappij waarin de gemeenschappen met elkaar konden samenwerken en waarin de structurele oorzaken van het conflict weggenomen werden. Het is nu tijd om te concluderen in hoeverre er in Noord-Ierland sprake is van een positieve vrede. Dit wordt gedaan door elke bouwsteen nogmaals te bespreken en te kijken of deze geïmplementeerd is in Noord-Ierland. Hoewel bouwsteen één, communicatie & vrede, van positieve vrede al is neergelegd in 1998 met het Akkoord van Belfast is deze stap niet helemaal zonder tegenslag geïmplementeerd. Eén van de belangrijkste unionistische partijen, de DUP, weigerde namelijk deel te nemen aan de gesprekken. Dit euvel kon pas in 2007, toen de DUP het op kleine punten aangepaste akkoord wel wilde ondertekenen, worden verholpen. Dit betekende maar liefst een vertraging van 9 jaar voor één van de belangrijkste afspraken van het Akkoord van Belfast, een Noord-Ierse regering waarin de grote nationalistische en unionistische partijen samenwerkte, kon worden uitgevoerd. De internationale gemeenschap heeft een grote rol gespeeld in het bereiken van een vrede en dan voornamelijk de Britse en Ierse staat. Door hun rol kon het vredesproces zich ontplooien, zij kregen de partijen naar de onderhandelingstafel. Steun van de regionale en internationale gemeenschap is erg belangrijk bij bouwsteen één, omdat deze het proces ook juist kunnen ontregelen. Ook bouwsteen twee: institution building werd geïmplementeerd. Er is sprake van institutionele hervorming in Noord-Ierland. Hierdoor zijn er structurele oorzaken van het conflict weggenomen. Eén van de belangrijkste stappen was wellicht het hervormen van de politiedienst. Hierdoor werd immers een structurele oorzaak van het conflict voor de katholieken, een oneerlijke politiedienst waarin zij zich niet gelijk voor de wet voelden, weggenomen. Toch was hier nog ontevredenheid over van beide kanten. Zo zouden de hervormingen bij de politiedienst volgens unionisten te ver zijn gegaan, terwijl nationalisten juist vonden dat ze niet ver genoeg gingen. Het Noord-Ierse parlement werd ook grondig hervormd. Zo werden kiesdistricten en het stemsysteem omgegooid. Op deze manier werden alle Noord-Ieren beter vertegenwoordigd. Ook werd er bepaald dat de nationalisten en unionisten samen moesten regeren. Zodoende kon het niet meer voorkomen dat unionisten in hun eentje konden regeren 59 en wetten konden doorvoeren, zonder dat een groot deel van de bevolking inspraak had. Bouwsteen drie betrof het gemeenschapsgevoel. Deze bouwsteen is in tegenstelling tot bouwsteen één en twee nog helemaal niet geïmplementeerd. Dit terwijl het van het grootste belang is voor het oplossen van het conflict dat de mensen niet in hun oude hun-tegen-ons mentaliteit blijven hangen. Dit is op dit moment nog wel het geval in Noord-Ierland. Er is nog geen nieuwe identiteit opgekomen die kan concurreren met de nationalistische dan wel unionistische identiteit. Deze blijven dan ook leidend en dit staat een positieve vrede in de weg. Het driestappenplan op weg naar positieve vrede is dus (nog) niet bereikt, en dit zal de komende tijd ook niet bereikt worden. Naast de drie bouwstenen is het van belang dat het peacebuilding leiderschap goed is. De Noord-Ierse leiders vertonen echter geen tekenen van goed leiderschap. Sterker nog, ze blijven zelf net als de bevolking, in het nulsomspel hangen. Ze blijven dus enkel opkomen voor de eigen gemeenschap. Dit is een ander punt dat de weg naar positieve vrede erg lastig maakt. Er is geen leider die de gemeenschappen kan verbinden en bruggen kan bouwen. Het blijft een ‘hun tegen ons’ verhaal. De leiders zijn soms zelfs aanstichters van onrust. Ze hebben het nagelaten om bruggen te bouwen en soms hitsten ze zelfs hun aanhangers op om in verzet te komen tegen ideeën die het land vooruit kunnen helpen. Zo werden unionisten opgehitst door hun partijleiders toen de gemeenteraad van Belfast, democratisch, besloot om de vlag nog maar 15 dagen per jaar uit te hangen in plaats van 365 dagen. De leiders van de unionistische partijen waren het hier niet mee eens en besloten een pamflet te verspreiden in Belfast. In dit pamflet gaven ze de Alliance Party de schuld van deze beslissing en stelde ze dat het kantoor van die partij bestookt moest worden met boze brieven. Als klap op de vuurpijl gaven ze het privéadres van een parlementslid van de Alliance party, die daarna bedreigd werd. De transitonal justice maatregelen die genomen zijn blijken, op de belangrijke institutionele hervormingen na, allemaal niet heel effectief geweest te zijn. Het waren er dan ook niet veel. De Noord-Ierse politiek laat het verzoeningsproces liever over aan de gemeenschap en neemt zelf niet veel maatregelen om het volk te verbinden. Er werd een waarheidsonderzoek naar Bloody Sunday opgericht welke lokaal succes had maar nationaal juist voor strubbelingen tussen politieke partijen zorgde. Het historisch onderzoeksteam, dat speciaal was opgericht voor het oplossen van 1800 moordzaken, werd in 2014 geschrapt wegens een budgettekort en omdat het niet de verzoenende werking had waarvan men had gehoopt die wel te bereiken. Ook de verontschuldigingen van de IRA werden in 2002 niet goed ontvangen door unionisten omdat unionisten vonden dat deze niet oprecht waren. 60 Natuurlijk zijn transitional justice maatregelen wel belangrijk geweest in het creëren van vrede. Het vrijlaten van gevangenen en het aanbieden van amnestie in ruil voor ontwapening speelde immers een belangrijke rol in het vredesproces. Deze maatregelen hebben echter bijgedragen aan een vrede, maar niet aan een positieve vrede. De bijdrage van transitional justice tot het bereiken van positieve vrede is dan ook zoals hierboven aangegeven erg klein geweest. Er is in Noord-Ierland dan ook nog sprake van een negatieve vrede. Beide gemeenschappen bekijken alles nog te veel in termen van het nulsomspel en het lijkt er dan ook op alsof het conflict op een andere, vreedzame, manier is verdergegaan. Toch vallen er ook positieve dingen te zeggen over de negatieve vrede. Zo is er geen sprake meer van politiek geweld en is er sprake van enige politieke stabiliteit waarin de partijen die elkaar vroeger verachtte gedwongen samen werken. Bouwsteen één en bouwsteen twee zijn (deels) geïmplementeerd en daardoor zijn structurele oorzaken van het conflict weggenomen. Er zijn dus stappen gezet richting een positievere vrede. De lastigste bouwsteen, bouwsteen drie het bereiken van een gemeenschapsgevoel, moet echter nog bereikt worden. Dit kan een tijd gaan duren gezien er in de zestien jaar na het conflict geen nieuwe identiteit is ontstaan die de unionistische of nationalistische identiteit heeft vervangen. Deze groepen zijn qua denkwijze achtergebleven in het conflict. Ze zien het nog steeds als zij-tegen-ons. Het kan nog jaren duren voordat dit veranderd. De politieke partijen zouden hieraan kunnen bijdragen door zelf een actieve rol als verbinder aan te nemen. Nu zetten ze de groepen nog wel is tegen elkaar op omdat dit electoraal het beste uitkomt, zoals te zien was met de vlaggenkwestie. Het zal dan ook nog veel tijd en moeite kosten voordat dit nulsomspel denken overgaat en er een echte positieve vrede bereikt kan worden in Noord-Ierland. 61 Literatuurlijst Aiken, N.T. ‘Learning to Live Together: Transitional Justice and Intergroup Reconciliation in Northern Ireland’ International Journal of Transitional Justice Vol. 4, no. 2 (2010) 166-188. Aiken, N.T., ‘The Bloody Sunday Inquiry: Transitional Justice and Postconflict Reconciliation in Northern Ireland’ Journal of Human Rights Vol. 14, no. 1 (2015) 101-123. Auteur niet bekend ‘Northern Ireland 2014’ Irish Political Studies Vol. 30 No. 3 (2015) 392-431. Arthur, P., ‘How “Transitions” Reshaped Human Rights: A Conceptual History of Transitional Justice’ Human Rights Quarterly Vol. 31, no. 2 (2009) 321-367. Bakiner, O., ‘Truth Commission Impact: An Assessment of How Commissions Influence Politics and Society’ International Journal of Transitional Justice Vol. 8, No. 1 (2014) 6-30. Bell, C ‘Transitional Justice, Interdisciplinarity and the State of the ‘Field’ or ‘Non-Field’’ International Journal of Transitional Justice, vol. 3, no 1, (2009) 5-27. Bitton, Y. en G. Salomon, ‘Peace in the Eyes of Israeli and Palestinian Youths: Effects of Collective Narratives and Peace Education Program’ Journal of Peace Research Vol.43, No. 2 (2006) 167-180. Bosi, L. 'Explaining the Emergence Process of the Civil Rights Protest in Northern Ireland (1945–1968): Insights from a Relational Social Movement Approach', Journal of Historical Sociology 21(2/3) (2008) 242-271. Brown, K. ‘Transitional Justice, Rigour and Politics: A Reply to McGrattan’ Politics vol. 30, no. 2 (2010) 119-124. 62 Bukuluki, P., Negotiating Retributive and Restorative Justice in Conflict Transformation Efforts: A Case of Northern Uganda (Berlijn 2011). Byrne, S., J. Arnold, E. Fissuh, K. Standish, C. Irvine en P. Tennent, ‘The EU Peace II Fund and the International Fund for Ireland: Nurturing Cross-Community Contact and Reconciliation in Northern Ireland’ Geopolitics vol. 14, no. 4 (2009) 630-652. Cárdenas, M., D. Páez, B. Rimé en M. Arnoso, ‘How Transitional Justice Processes and Official Apologies Influence Reconciliation: The Case of the Chilean ‘Truth and Reconciliation’ and ‘Political Imprisonment and Torture’ Commissions’ Journal of Community & Applied Social Psychology Vol. 25, No. 6 (2015) 515-530. Clark, J.N., ‘Reconciliation via Truth? A Study of South Africa’s TRC’ Journal of Human Rights 11, 2 (2012) 189-202. Coakley, J., ‘Has the Northern Ireland Problem Been Solved’ Journal of Democracy Vol. 19,No. 3 (2008) 98-112. Coakley, J., en J. Todd, ‘Breaking Patterns of Conflict in Northern Ireland: New Perspectives’ Irish Political Studies Vol. 29, No. 1 (2014) 1-14 Conway, B., ‘Local conditions, global environment and transnational discourses in memory work: The case of Bloody Sunday (1972)’ Memory Studies Vol.1 No. 2 (2008) 187-209. Conway, B., Commemoration and Bloody Sunday: Pathways of Memories (Basingstoke 2010) Coogan, T.P., The Troubles: Ireland's Ordeal and the Search for Peace (New York 2002) Daly, E., ‘Truth Skepticism: An Inquiry into the Value of Truth in Times of Transition’, International Journal of Transitional Justice 2, 1 (2008) 23-41. 63 David, R., en S.Y.P. Choy, ‘Forgiveness and Transitional Justice in the Czech Republic’ Journal of Conflict Resolution Vol. 50, No. 3 (2006) 339-367. Dawson, G., ‘Trauma, Memory and Politics: The Irish Troubles’ 180-204, in K.L. Rogers, S. Leyersdorff en G. Dawson eds., Trauma and Life Stories: International Perspectives (Londen 1999) , aldaar 196. Diehl, P.F., en D. Druckman, ‘Peace Operation Success: The Evaluation Framework’ in D. Druckan en P.F. Diehl (eds.) Peace Operation Success: A Comparative Analysis (Leiden 2013) 11-28. Dixon, P., ‘In Defence of Politics: Interupting the Peace Process and the Future of Northern Ireland’ Political Quarterly vol. 83, no. 2. (2012) 265-276. Donias, T., ‘Empowerment or Imposition? Dillemas of Local Ownership in Post-Conflict Peacebuilding Processes’ Peace & Change Vol. 34, No. 1 (2009) 3-26. Dwyer, C.D., ‘Risk, Politics and the ‘Scientification’ of Political Judgement’: Prisoner Release and Confl ict Transformation in Northern Ireland ’ British Journal of Criminology, Vol. 47, No. 5 (2007) 779-797. Elliot, S., ‘The referendum and assembly elections in Northern Ireland’ Irish Political Studies Vol. 14, No. 1 (1999) 138-149. Ellison, G., ‘A Blueprint for Democratic Policing Anywhere in the World? Police Reform, Political Transition, and Conflict Resolution in Northern’ Ireland’Police Quarterly Vol. 10, no. 3 (2007) 243-269. Evans, M. ‘Structural Violence, Socioeconomic Rights, and Transformative Justice’ Journal of Human Rights Vol. 15, No. 1 (2016) 1-20. Fisher, S., D.I. Abdi, J. Ludin, R. Smith, S. Williams en S. Williams, Working with conflict: Skills and strategies for action. (Londen 2000). 64 Fletcher, L.E. en M. Weinstein, ‘Context, Timing and the Dynamics of Transitional Justice: A Historical Perspective’, Human Rights Quarterly Vol. 31 (2009) 163-220. Freeman, M., Necessary Evils: Amnesties and the Search for Justice (Cambridge 2009), 137138. Fritz, J.M., ‘UN Security Council Resolution 1325, Inclusive Peacebuilding and Countries in Transition’ in J.M. Fritz ed. Moving Toward a Just Peace: The Mediation Continuum (Dordrecht 2014) 245-272. Galtung, J. ‘Violence, Peace and Peace Research’ Journal of Peace research vol 6. no 3. (1969) 167-191. Ganiel, G., ‘‘Preaching to the Choir?’ An Analysis of DUP Discourses about the Northern Ireland Peace Process’ Irish Political Studies Vol. 22, No. 3 (2007) 303-320. Gibson, J.L., ‘Does Truth Lead to Reconciliation? Testing the Causal Assumptions of the South African Truth and Reconciliation Process ’ American Journal of Political Science, Vol. 48, No. 2 (2004) 201-217. Gilligan, C. ‘Austerity and consociational government in Northern Ireland’ Irish Studies Review Vol.24, No. 1 (2016) 35-48. Goddard, S.E., ‘Brokering Peace: Networks, Legitimacy, and the Northern Ireland Peace Process‘ International Studies Quarterly Vol 56, No. 3 (2012) 501-515. Gready, P. en S. Robbins ‘From Transitional to Transformative Justice: A New Agenda for Practice’ International Journal of Transitional Justice Vol. 8, No. 3 (2014) 339-361. Guelke, A., ‘Northern Ireland’s Flags Crisis and the Enduring Legacy of the Settler-Native Divide’ Nationalism and Ethnic Politics Vol. 20, No. 1 (2014) 133-151. Hall, M. Restoring relationships: A community exploration of anti-social behaviour, punishment beatings and restorative justice. (Newtonabbey 2000). 65 Hayes, B.C., I. McAllister en L. Dowds, ‘The Erosion of Consent: Protestant Disillusionment with the 1998 Northern Ireland Agreement’ Journal of Elections, Public Opinion and Parties Vol. 15, No. 2 (2005) 147-167. Hayes, B.C., en I. McCallister, Conflict to Peace: Politics and Society in Northern Ireland over Half a Century (Manchester 2013) Hearty, K., ‘The Great Awakening? The Belfast Flag Protests andProtestant/Unionist/Loyalist Counter-memory in Northern Ireland’, Irish Political Studies Vol. 30 No. 2 (2015) 157-177. Henry, N., ‘From Reconciliation to Transitional Justice: The Contours of Redress Politics in Established Democracies ’ International Journal of Transitional Justice Vol. 9, No. 2 (2015) 199-218. Hughes, J. en R. Loader, ‘‘Plugging the gap’: shared education and the promotion of community relations through schools in Northern Ireland’ British Educational Research Journal Vol. 41, No. 6, (2015) 1142-1155. Igreja, V., ‘Amnesty Law, Political Struggles for Legitimacy and Violence in Mozambique’ International Journal of Transitional Justice Vol. 9, No. 2 (2015) 239-258. Jarman, N., ‘From war to peace? Changing patterns of violence in Northern Ireland, 1990-2003’ Terrorism and Political Violence Vol. 16, No. 3 (2004) 420-438. Karstedt, S., ‘The Emotion Dynamics of Transitional Justice: An Emotion Sharing Perspective’ Emotion Review Vol. 8, No. 1 (2016) 50-55. Lederach, J.P., Building peace: Sustainable reconciliation in divided societies. (Washington 1997) Lidén, K., ‘Building Peace between Global and Local Politics: The Cosmopolitical Ethics of 66 Liberal Peacebuilding’ International Peacekeeping Vol. 16, No. 5 (2009) 616-634. Lundy, P., ‘Exploring Home-Grown Transitional Justice and Its Dilemmas: A Case Study of the Historical Enquiries Team, Northern Ireland’ International Journal of Transitional Justice Vol. 3 No. 3 (2009) 321-340. Lynch, M. en B. Marchesi, ‘The Adoption and Impact of Transitional Justice’ 73-96 in L. Stan en N. Nedelsky eds., Post-Communist Transitional Justice, Lessons from Twenty-Five Years of Experience (New York 2015). Mac Ginty, R. No War, No Peace: The Rejuvination of Stalled Peace Processes and Peace Accords (Basingstoke 2006). Mac Ginty, R., O.T. Muldoon en N. Ferguson, ‘No war, no peace: Northern Ireland after the agreement’ Political psychology Vol. 28, No. 1 (2007) 1-11. Mac Ginty, R., ‘No war, no peace: Why so many peace processes fail to deliver peace’ International Politics Vol. 47, No. 1 (2010) 145-162. Magill, C. en B. Hamber, ‘“If They Don’t Start Listening to Us, the Future Is Going to Look the Same as the Past”: Young People and Reconciliation in Northern Ireland and Bosnia and Herzegovina’ Youth & Society Vol. 43 No. 2 (2011), 509-527. Maney, G.M., I. Ibrahim, G.I. Higgins en H. Herzog, ‘The Past’s Promise: Lessons from Peace Processes in Northern Ireland and the Middle East’ Journal of Peace Research Vol. 43, No. 2 (2006) 181-200. Mani, R. ‘Editorial Dilemmas of Expanding Transitional Justice, or Forging the Nexus between Transitional Justice and Development’ International Journal of Transitional Justice, Vol. 2, no. 3, (2008), 253-265. 67 Mastors, E., en N. Drumhiller, ‘What’s in a Flag? The Protestant Community’s Identity, Symbols and Protests in Belfast’ Peace & Change Vol. 39, No. 4. (2014) 495-518. McCrudden, C., J. McGarry, B. O’Leary en A. Schwartz ‘Why Northern Ireland’s Institutions Need Stability’ Government & Opposition Vol. 51 No. 1 (2016) 30-58. McCulloch, A., Power-sharing and Political Stability in Deeply Divided Societies (New York 2014) McEvoy, J., ‘The Northern Ireland Assembly Election 2007’ Irish Political Studies Vol. 22, No. 3 (2007) 367-381. McEvoy, J., The Politics of Northern Ireland (Edinburgh 2008). McGarry, J. en B. O’Leary ‘Consociational Theory, Northern Ireland’s Conflict, and its Agreement. Part 1: What Consociationalists Can Learn from Northern Ireland’ Government and Opposition Vol. 41 No. 1 (2006) 43-63. McGarry, J., en B. O’Leary, ‘Power-Sharing Executives: Consociational and Centripetal Formulae and the Case of Northern Ireland’ Ethnopolitics Vol. 14, No.1 (2015) 1-23. McGlynn, C., J. Tonge en J. McAuley, ‘The Party Politics of Post-devolution Identity in Northern Ireland’ British Journal of International Relations Vol. 16 No. 2 (2014) 273-295. McGrattan, C. ‘Peace Building and the Politics of Responsibility: Governing Northern Ireland’ Peace & Change Vol. 39, No. 4 (2014) 519-541. Mironova, V. en S. Whitt ‘International Peacekeeping and Positive Peace: Evidence from Kosovo’ Journal of Conflict Resolution (Published online before print, 18 september 2015) (2015) 1-31. Nagle, J., ‘From Secessionist Mobilization to Substate Nationalism? Assessing the Impact of Consociationalism and Devolution on Irish Nationalism in Northern Ireland’ Regional 68 & Federal Studies Vol. 23, No. 4 (2013) 461-477. Perry, R., ‘The Devolution of Policing in Northern Ireland: Politics and Reform’ Politics Vol. 31, No. 3 (2011) 167-178. Ravenscroft, E., ‘The Meaning of the Peacelines of Belfast’ Peace Review: A Journal of Social Justice 21,2 (2009) 213-221. Reychler, L., Time for Peace: The Essential Role of Time in Conflict and Peace Processes (Sint Lucia 2015) Richmond, O., ‘Emancipatory Forms of Human Security and Liberal Peacebuilding’ International Journal Vol. 62, No. 3 (2007) 459-478. Richmond, O., A. Björkdahl en S. Kappler, ‘The emerging EU peacebuilding framework: confirming or transcending liberal peacebuilding?’ Cambridge Review of International Affairs (2011) Vol. 24, No. 3 449-469. Rolston, B., ‘Dealing with the Past: Pro-State Paramilitaries, Truth and Transition in Northern Ireland’ Human Rights Quarterly 28, 3 (2006) 652-675. Shirlow, P. en C. Coulter, ‘Northern Ireland: 20 Years after the Cease-Fires’ Studies in Conflict & Terrorism 37, 9 (2014) 713-719. Snyder, J., en L. Vinjamuri, ‘Trials and Errors: Principle and Pragmatism in Strategies of International Justice’ International Security Vol. 28, No. 3 (2003) 5-44. Somerville, I., en S. Kirby ‘Public relations and the Northern Ireland peace process: Dissemination, reconciliation and the ‘Good Friday Agreement’ referendum campaign’ Public Relations Inquiry Vol. 1, No. 3 (2012) 231-255. Tonge, J., M. Braniff, T. Hennessey, J. W. McAuley en S.A. Whitting, The Democratic Unionist Party: From Protest to Power (Oxford 2014). 69 Waldorf, L., ‘Anticipating the Past: Transitional Justice and Socio-Economic Wrongs’ Social Legal Studies Vol. 21, No. 2 (2012) 1-16. White, T.J., ‘Conclusion’ in Ed. T.J. White, Lessons from the Northern Ireland Peace Process (Madison, Wisconsin 2013) Internetliteratuur About my vote (Kiescommissie van Groot-Brittanie) http://www.aboutmyvote.co.uk/upcoming-elections-and-referendums/northernireland-assembly, laatst gewijzigd op: 01-03-2016, geraadplgeed op: 20-04-2016. An Phoblacht, http://www.anphoblacht.com/contents/100, gepubliceerd op 02-07-2010, laatst gewijzigd 02-07-2010, geraadpleegd op 20-05-2015. BBC, ‘50-50 policing to end in six days says NI Secretary’, http://www.bbc.com/news/uknorthern-ireland-12821412, gepubliceerd op 22-03-2011, laatst gewijzigd op 22-032011, geraadpleegd op 14-05-2015. BBC, ‘Violence in Belfast after council votes to change Union flag policy’ gepubliceerd op 03-12-2012, geraadpleegd via: http://www.bbc.com/news/uk-northern-ireland20587538, geraadpleegd op 13-05-2016. BBC: ‘Northern Ireland Orange Order leaders warn of cultural war’, gepubliceerd op: 12-03-2013 geraadpleegd via: http://www.bbc.com/news/uk-northern-ireland23267038, geraadpleegd op: 15-05-2015. BBC, ‘1994: Loyalists announce a Ceasefire’ , geraadpleegd via: http://news.bbc.co.uk/onthisday/hi/dates/stories/october/13/newsid_4065000/406 5897.stm, geraadpleegd op: 10-05-2016. BBC, ‘Northern Ireland Election 2016 Results’, geraadpleegd via: 70 http://www.bbc.com/news/election/2016/northern_ireland/results, geraadpleegd 10-07-2016 BBC, ‘NI Assembly: UUP will go into into opposition at Stormont’ geraadpleegd via: http://www.bbc.com/news/uk-northern-ireland-36277973, geraadpleegd op: 11-072016 BBC, ‘NI Assembly: SDLP to go into opposition’ Geraadpleegd via: http://www.bbc.com/news/uk-36337431, geraadpleegd op 11-07-2016 BBC, ‘NI Executive: Alliance Party ruling council endorses justice ministry decision’ Geraadpleegd via: http://www.bbc.com/news/uk-northern-ireland-politics-36328128, geraadpleegd op 11-07-2016. Belfast Agreement, The, geraadpleegd via: https://www.gov.uk/government/uploads/system/uploads/attachment_data/file/136652/ agreement.pdf, laatst gewijzigd op 10-04-1998. Belfast Telegraph, ‘Ulster Unionist Party to form first official Northern Ireland Assembly opposition’ gepubliceerd op 12-05-2016, geraadpleegd via: http://www.belfasttelegraph.co.uk/news/northern-ireland/ulster-unionist-party-toform-first-official-northern-ireland-assembly-opposition-34709194.html, geraadpleegd op: 14-05-2016. CAIN Web Service (Conflict and Politics in Northern Ireland) ‘A Glossary of Terms Related to the Conflict’, geraadpleegd via: http://cain.ulst.ac.uk/othelem/glossary.htm#U, geraadpleegd op: 14-07-2016. Campbell, G. http://www.publications.parliament.uk/pa/cm201011/cmhansrd/cm101103/debtext/10 1103-0002.htm#10110358000005, debat op 03-11-2010, aldaar column 972. Geraadpleegd op 20-05-2015. 71 Cromie, C. ‘PSNI cuts 300 jobs and axes Historical Enquiries Team’ ,Belfast Telegraph gepubliceerd op: 30-09-2014, geraadpleegd via: http://www.belfasttelegraph.co.uk/news/northern-ireland/psni-cuts-300-jobs-and-axeshistorical-enquiries-team-30626460.html, geraadpleegd op: 08-05-2016. Conflict Solution Centre, ‘Retributive vs. Restorative Justice’ http://www.cscsb.org/restorative_justice/retribution_vs_restoration.html, geraadpleegd op 12-02-2016. International Center for Transitional Justice, What is Transitional Justice? geraadpleegds via: https://www.ictj.org/about/transitional-justice. Geraadpleegd op: 12-03-2016. International Center for Transitional Justice, Criminal Justice Geraadpleegd via: https://www.ictj.org/our-work/transitional-justice-issues/criminal-justice, geraadpleegd op 12-03-2016 Mallinder, L., K. McEvoy, L. Moffett en G. Anthony ‘The Historical Use of Amnesties, Immunities, and Sentence Reductions in Northern Ireland’ Transitional Justice Institute Research Paper No. 16-12, aldaar pagina 1-25. Gepubliceerd op 06-06-2016, geraadpleegd via: https://poseidon01.ssrn.com/delivery.php?ID=52000611609607500507010310306612 300512003706204602902507106411307106912607406909000501810701602604005 804809007409209910710011404007200904702811109612108712400810008608906 904709811711911200208312309211110202010202110902501609107111011712709 7020067071121&EXT=pdf, geraadpleegd op 1-10-2016 National Archives, The, ‘UK Public General Acts from 2011’ http://www.legislation.gov.uk/ukpga/2011, geraadpleegd op 04-05-2016. Northern Ireland Assembly, ‘Assembly and Executive Reform (Assembly Opposition) Bill (Northern Ireland) 2015’, geraadpleegd via: http://www.niassembly.gov.uk/globalassets/documents/raise/publications/2015/exec_r eview/11915.pdf, gepubliceerd op: 04-11-2015, geraadpleegd op: 10-05-2016 72 Northern Ireland Life & Times Survey, ‘If the vote on the Good Friday Agreement was held again today, how would you vote?’ geraadpleegd via: http://www.ark.ac.uk/nilt/2005/Political_Attitudes/VOTEGFA.html., geraadpleegd op 03-04-2016 Northern Ireland Life & Times, ‘Which of these best describes the way you think of yourself?’ http://www.ark.ac.uk/nilt/2007/Community_Relations/NINATID.html, geraadpleegd op 14-05-2016. Northern Ireland Life & Times, ‘Which of these best describes the way you think of yourself?’http://www.ark.ac.uk/nilt/1998/Community_Relations/NINATID.html geraadpleegd op 15-05-2016. Northern Ireland Life & Times, Which of these best describes the way you think of yourself?’http://www.ark.ac.uk/nilt/2014/Community_Relations/NINATID.html geraadpleegd op 15-05-2016. Police Service of Northern Ireland, http://www.psni.police.uk/recruitment_figures.pdf, geraadpleegd op 14-05-2015. SEPNI ‘Evolution of the Sharing Education Programme’ geraadpleegd via: http://www.sepni.org/resources/6287/6428_6287_77_Evaluation_of_the_Sharin g_Education_Programme.pdf, aldaar pagina 31-32. Gepubliceerd op: ---052014, geraadpleegd op 1-10-2016. Telegraph, Speech van de koningin geraadpleegd via: http://www.telegraph.co.uk/news/uknews/queen-elizabeth-II/8522318/TheQueen-in-Ireland-Dublin-Castle-speech-in-full.html, gepubliceerd op: 18-05-2011. Telegraph, ‘Survey finds 81% confidence rating for PSNI’, geraadpleegd op: 01-12-2016, geraadpleegd via: http://www.belfasttelegraph.co.uk/news/northernireland/survey-finds-81-confidence-rating-for-psni-34141841.html, 73 gepubliceerd op: 26-10-2015. Telegraph, ‘IRA sorry for murders’ gepubliceerd op: 16-07-2002, geraadpleegd via: http://www.telegraph.co.uk/news/1401543/IRA-sorry-for-murders.html geraadpleegd op: 10-05-2016. Thornton, C. ‘Alliance urges vote reform’ Belfast Telegraph, gepubliceerd op: 09-03-2003, geraadpleegd via: http://www.belfasttelegraph.co.uk/imported/alliance-urgevote-reform-28146676.html, geraadpleegd op: 09-05-2016. Verenigde Naties, What is Peacebuilding, geraadpleegd via http://www.unpbf.org/application-guidelines/what-is-peacebuilding/, geraadpleegd op 14-03-2016 White, B. Northern Ireland Assembly Elections: Which Party are People Voting For? gepubliceerd door Belfast Telegraph/LucidTalk, Gepubliceerd op: 29-02-2016, geraadpleegd via: http://www.belfasttelegraph.co.uk/opinion/debateni/billwhite/northern-ireland-assembly-elections-which-party-are-people-voting-for34498554.html. geraadpleegd op 04-04-2016. Whyte, N. ‘The 1996 Forum Elections and the Peace Process’ gepubliceerd op 3-6-1998 op: http://www.ark.ac.uk/elections/ff96.htm, laatst gewijzigd op 7-05-2003. Geraadpleegd op 30-03-2016. 74 Samenvatting Toen de politieke partijen in 1998 het Akkoord van Belfast sloten, begon er een nieuw tijdperk in Noord-Ierland. De politieke en sociale onrust nam enorm af. Dit betekent echter niet dat er zomaar sprake is van een positieve vrede. Zo is er nog altijd geen identiteit ontstaan waarbij zowel nationalisten als unionisten zich prettig voelen. De groepen blijven dan ook erg verdeeld en politiek is nog steeds een ‘wij tegen zij’-spel. Transitional justice maatregelen hebben geen grote rol gespeeld in het bereiken van een positievere vrede. Sterker nog, behalve belangrijke institutionele hervormingen werden er amper dergelijke maatregelen genomen. Er is in Noord-Ierland dan ook nog geen sprake van een positieve vrede. 75