Transitional Justice en het bereiken van een positieve vrede

advertisement
Vrede of sluimerend conflict?
Het Noord-Ierse vredesproces na het Akkoord van Belfast
R. Welbie
5600421
van Beethovensingel 109c
3131 EE Vlaardingen
Tel. 06-80126637
E-mail: [email protected]/[email protected]
Vak: Scriptie
Studie: (Master) Internationale Betrekkingen in Historisch Perspectief
ECTS: 15
Docent: dr. P. Malcontent
16-12-2016.
Inhoudsopgave
Inleiding
:
Hoofdstuk 1
:
:
Pagina 3
Transitional Justice en het bereiken van een positieve vrede
:
Pagina 11
Hoofdstuk 2
:
Een positieve vrede?
:
Pagina 24
Hoofdstuk 3
:
Transitional Justice in Noord-Ierland
:
Pagina 48
Conclusie
:
:
Pagina 59
Literatuurlijst
:
:
Pagina 62
Internetliteratuur
:
:
Pagina 70
Samenvatting
:
:
Pagina 75
2
Inleiding
‘What were once only hopes for the future have now come to pass; it is almost exactly 13
years since the overwhelming majority of people in Ireland and Northern Ireland voted in
favour of the agreement signed on Good Friday 1998, paving the way for Northern Ireland to
become the exciting and inspirational place that it is today.’ Dit zijn de woorden die de Britse
koningin Elizabeth II gebruikte tijdens haar staatsbezoek aan Ierland in 2011 om de situatie in
Noord-Ierland te beschrijven.1
De conflictueuze geschiedenis van Noord-Ierland is volgens de koningin, dankzij het
vredesproces ingezet door het vredesakkoord van 1998, verleden tijd. Het conflict is terug te
voeren naar 1922 toen Ierland in tweeën werd gedeeld. Deze tweedeling was het gevolg van
spanningen tussen katholieken en protestanten. De protestanten wantrouwden de katholieken
en wilden onder geen enkel beding in een staat leven waarin de meerderheid katholiek was.
Als gevolg hiervan vormden 26 zuidelijke en overwegend katholieke graafschappen samen de
onafhankelijke Ierse vrijstaat. Zes noordoostelijke en overwegend protestantse counties
bleven onder de naam Noord-Ierland deel uitmaken van het Verenigd Koninkrijk.2
Het merendeel van de katholieken in Noord-Ierland wilde echter dat Noord-Ierland
zich aansloot bij Ierland. Leden van deze groep die voor aansluiting bij Ierland waren, worden
ook wel nationalisten genoemd. De protestantse gemeenschap in Noord-Ierland wilde echter
bij Groot-Brittannië horen. Leden van deze groep worden ook wel unionisten genoemd. Beide
gemeenschappen begonnen geweld te gebruiken en de spanningen tussen de twee groepen
liepen in de jaren 60 zo hoog op dat er eind jaren 60 sprake was van een burgeroorlog.3
Tijdens deze burgeroorlog, ook wel the Troubles genoemd, maakten zowel de
nationalistische als de unionistische paramilitaire organisaties zich schuldig aan
bomaanslagen, ontvoeringen, moorden en andere vormen van geweld. Dit werd op basis van
politieke doeleinden door beide partijen gelegitimeerd. De constante dreiging van geweld
1
Telegraph, Speech van de koningin geraadpleegd via: http://www.telegraph.co.uk/news/uknews/queenelizabeth-II/8522318/The-Queen-in-Ireland-Dublin-Castle-speech-in-full.html, gepubliceerd op: 18-05-2011,
geraadpleegd op 10-01-2016.
2
L. E. Fletcher en M. Weinstein, ‘Context, Timing and the Dynamics of Transitional Justice: A Historical
Perspective’, Human Rights Quarterly Vol. 31 (2009) 163-220, aldaar 179.
3
De spanningen liepen vooral op door protesten van de burgerrechtenbeweging in de tweede helft van de jaren
60. Deze werden vaak verboden en het waren vaak de unionistische machtshebbers die de protesten verboden
terwijl nationalisten meeliepen in de demonstraties. Dit zette de verhoudingen die al scheef waren verder op
scherp. zie: L. Bosi, 'Explaining the Emergence Process of the Civil Rights Protest in Northern Ireland (1945–
1968): Insights from a Relational Social Movement Approach', Journal of Historical Sociology 21(2/3) (2008)
242-271, aldaar 245-250, 260-262.
Zie ook: T.P. Coogan, The Troubles: Ireland's Ordeal and the Search for Peace (New York 2002) 57, 87.
3
resulteerde in een verdere maatschappelijke ontwrichting met een complete politiek-religieuze
segregatie als gevolg. Zo gingen katholieken en protestanten als gevolg van het conflict
volledig gescheiden van elkaar naar school en bestonden de meeste wijken louter uit
katholieken of protestanten. Er was voor het conflict begon al sprake van segregatie maar het
conflict maakte de segregatie nog erger.4
Uiteindelijk kwamen de strijdende partijen in de jaren ’90 tot de conclusie dat
doorvechten geen optie meer was. Zodoende werden er vredesonderhandelingen gestart. Het
was lange tijd niet duidelijk of de paramilitairen zich hierbij neer zouden leggen, maar onder
leiding van de politieke leiders van Noord-Ierland, wiens onderhandelingen gefaciliteerd
werden door de Ierse en Britse staat, werd er uiteindelijk een vredesakkoord getekend.5
The Troubles eindigden op 10 april 1998 met de ondertekening van het Akkoord van
Belfast. Hierin verklaarden de strijdende partijen voortaan alleen op een vreedzame, politieke
manier de geschillen op te lossen. Sindsdien is er amper sprake van politiek geïnspireerd
geweld in Noord-Ierland.6
In het Akkoord van Belfast werd vooral nadruk gelegd op de toekomst.
‘The tragedies of the past have left a deep and profoundly regrettable legacy of suffering. We must never forget
those who have died or been injured, and their families. But we can best honour them through a fresh start, in
which we firmly dedicate ourselves to the achievement of reconciliation, tolerance, and mutual trust, and to the
protection and vindication of the human rights of all.’ 7
Dit komt volgens Brown omdat de politieke partijen bij de onderhandelingen over het
vredesakkoord van 1998 vonden dat ze niet veel opschoten als ze zaken uit het verleden
gingen bespreken, omdat hierover toch geen consensus bereikt kon worden. Over de aard van
het conflict bestaat dan ook nog steeds geen overeenstemming tussen de beide
gemeenschappen en er is ook weinig (politieke) bereidheid om hierover in dialoog te gaan.
N.T. Aiken, ‘Learning to Live Together: Transitional Justice and Intergroup Reconciliation in Northern
Ireland’ International Journal of Transitional Justice Vol. 4, no. 2 (2010) 166-188, aldaar 172.
5
J. Coakley en J. Todd, ‘Breaking Patterns of Conflict in Northern Ireland: New Perspectives’ Irish Political
Studies Vol. 29, No. 1 (2014) 1-14, aldaar 1-2.
P. Shirlow en C. Coulter, ‘Northern Ireland: 20 Years after the Cease-Fires’ Studies in Conflict & Terrorism 37,
9 (2014) 713-719, aldaar 714-715.
6
Shirlow en Coulter ‘Northern Ireland: 20 years after the Cease-Fires’ Studies in Conflict & Terrorism, 715,
717.
7
The Belfast Agreement, pagina 2, Decleration of Support, artikel 2. Geraadpleegd via:
https://www.gov.uk/government/uploads/system/uploads/attachment_data/file/136652/agreement.pdf, laatst
gewijzigd op 10-04-1998, geraadpleegd op 29-01-2016.
4
4
Het Akkoord van Belfast is daarom enkel op de toekomst gericht.8
De Noord-Ierse politieke partijen hebben met het tekenen over het Akkoord van
Belfast de basis voor de huidige situatie hebben gelegd. Tijdens de onderhandelingen van dit
akkoord hebben zij samen onderhandeld over hoe de toekomst van Noord-Ierland eruit zou
moeten zien en welke maatregelen er wel of niet genomen moesten worden om het verleden
zo goed mogelijk af te sluiten. De politieke partijen zijn dan ook belangrijk in het
vredesproces. De gematigde Social Democratic and Labour Party (SDLP) en de extremere
Sinn Féin zijn de nationalistische partijen die het akkoord ondertekend hebben. De gematigde
Ulster Unionist Party (UUP) en de extremere Democratic Unionist Party (DUP), die in eerste
instantie het akkoord niet wilde ondertekenen, zijn de grootste unionistische
akkoordondertekenaars. De Alliance Party was de enige partij die het akkoord ondertekende
zonder nationalistische of unionistische grondslag.9
Er is dus dankzij dit akkoord tussen de politieke partijen sprake van een vrede in
Noord-Ierland. De vraag is echter of deze vrede positief dan wel negatief is. Een positieve
vrede houdt in dat de groepen die vroeger in conflict met elkaar waren een streep onder het
conflict hebben gezet en nu met elkaar kunnen samenwerken en samenleven op een normale
manier. Belangrijk hiervoor is dat de structurele oorzaken van het conflict weggenomen zijn
en er sociale (en economische) rechtvaardigheid is. Pas wanneer de partijen vreedzaam met
elkaar kunnen leven, samenwerken en de structurele oorzaken van het conflict weggenomen
zijn dan is er sprake van positieve vrede. Een negatieve vrede daarentegen houdt alleen de
afwezigheid van geweld in. Bij een negatieve vrede zijn de structurele oorzaken nog niet
weggenomen en kunnen de partijen nog niet goed met elkaar samenwerken.10
Of de vrede in Noord-Ierland een positieve dan wel negatieve vrede is, is onderwerp
van discussie in de wetenschappelijke literatuur. Hierbij zijn de wetenschappers die stellen dat
het enkel een negatieve vrede is in de meerderheid. Er zijn echter wel wat wetenschappers die
stellen dat Noord-Ierland goede stappen maakt op weg naar een positieve vrede.
Joanna Hughes en Rebecca Loader zijn zulke wetenschappers. Zij stellen in een wat
andere bewoording dat Noord-Ierland op weg is naar een positieve vrede. Dit concluderen ze
K. Brown, ‘Transitional Justice, Rigour and Politics: A Reply to McGrattan’ Politics vol. 30, no. 2 (2010) 119124, aldaar 122.
9
A. McCulloch, Power-sharing and Political Stability in Deeply Divided Societies (New York 2014) 66.
10
V. Mironova en S. Whitt ‘International Peacekeeping and Positive Peace: Evidence from Kosovo’ Journal of
Conflict Resolution (Published online before print, 18 september 2015) (2015) 1-31, aldaar 4-5. De definities
negatieve en positieve vrede komen oorspronkelijk uit: J. Galtung, ‘Violence, Peace and Peace Research’
Journal of Peace research vol 6. no 3. (1969) 167-191, aldaar, 183, 190. Zie ook: Y. Bitton en G. Salomon,
‘Peace in the Eyes of Israeli and Palestinian Youths: Effects of Collective Narratives and Peace Education
Program’ Journal of Peace Research Vol.43, No. 2 (2006) 167-180 ,aldaar 168.
8
5
naar aanleiding van hun artikel over gemengde educatie in Noord-Ierland. Er is een
programma gestart in 2007 dat de scholen van de twee gemeenschappen met elkaar in contact
laat komen, het zogenaamde Shared Education Programme. De scholieren worden hierin
verplicht om met leden van de andere gemeenschap in de klas te zitten om samen
maatschappijleer te krijgen. Hierdoor leren ze dat vooroordelen over de andere groep niet
waar zijn en wordt de basis gelegd om de samenwerking en contacten tussen de groepen te
verbeteren.
Volgens Hughes en Loader werkt het Shared Education Programme erg goed en
daarom willen ze dat de regering dit ook expliciet een verzoeningsinstrument gaat noemen en
er meer aan gaat doen om het in elke school door te voeren. Dit doet de regering nu niet uit
angst voor de ouders die vaak niet willen dat er verzoend word. Het belangrijkste is echter dat
het werkt en dat een positieve vrede door educatie van de jonge generatie mogelijk wordt in
de toekomst, mits de regering zich eraan wil wagen.11
Dat Noord-Ierland op de goede weg is, wordt onderschreven door Clare Magill en
Brandon Hamber. Deze auteurs hebben ook hun hoop gevestigd op de nieuwe generatie en
educatie. Ze plaatsen echter wel kanttekeningen. Zo heeft het doceren van scholieren volgens
hen alleen zin als deze generatie ook in dialoog komt met oudere generaties en als deze
gepaard gaat met economische en politieke vooruitgang.12
Cillian McGrattan is het oneens met Hamber, Magill, Loader en Hughes. Uit zijn
artikel blijkt dat hij vindt dat er in Noord-Ierland sprake is van een duidelijke negatieve vrede
en hij voorlopig geen weg naar een positieve vrede ziet. Hij stelt dat de politieke leiders van
de gemeenschappen niet de verantwoordelijkheid nemen voor de in het conflict gebeurde
verschrikkingen waardoor deze geschiedenis telkens weer bovenkomt en zorgt voor discussie.
Sterker nog, ze schuiven het af op de politieke leiders van de andere gemeenschap. waardoor
er van verzoening en een positieve vrede waarin er goed samengewerkt wordt niet veel terecht
kan komen.13
Dit is echter te wijten aan de afspraken gemaakt bij het vredesakkoord van 1998,
waarin de partijen zich hebben gericht op de toekomst en niet op het verleden. Als men zich
gericht had op het verleden bij deze besprekingen, dan was er waarschijnlijk geen vrede
J. Hughes en R. Loader, ‘‘Plugging the gap’: shared education and the promotion of community relations
through schools in Northern Ireland’ British Educational Research Journal Vol. 41, No. 6, (2015) 1142-1155,
aldaar 1142, 1144, 1151.
12
C. Magill en B. Hamber, ‘“If They Don’t Start Listening to Us, the Future Is Going to Look the Same as the
Past”: Young People and Reconciliation in Northern Ireland and Bosnia and Herzegovina’ Youth & Society Vol.
43 No. 2 (2011), 509-527, aldaar 524-526.
13
C. McGrattan, ‘Peace Building and the Politics of Responsibility: Governing Northern Ireland’ Peace &
Change Vol. 39, No. 4 (2014) 519-541, aldaar 537-538.
11
6
omdat er over de aard van het conflict onmogelijk consensus bereikt kan worden.14
Volgens Hayes en McCallister werkt de zogeheten power-sharing het bereiken van een
positieve vrede tegen. Power-sharing is het ervoor zorgen dat zowel nationalistische als
unionistische partijen vertegenwoordigd zijn in de Noord-Ierse regering. Hiertoe werd in het
Akkoord van Belfast besloten. De politieke partijen hoeven op deze manier geen moeite te
doen om stemmen van buiten hun oude electoraat te halen, omdat ze al van een
regeringsplaats verzekerd zijn dankzij de gemeenschap die ze vertegenwoordigen. Hierdoor
blijven de politieke partijen dus ook sektarisch verdeeld en alleen gericht op de eigen
gemeenschap waardoor de partijen als het ware in het conflict blijven hangen. Dit zal zo
blijven zolang er geen hulp komt van buiten.15 Hieruit valt op te maken dat Hayes en
McCallister de vrede in Noord-Ierland dus als een negatieve vrede zien.
Paul Dixon sluit zich aan bij het kamp dat het Noord-Ierse vredesproces als een
negatieve vrede ziet. Dit valt uit zijn artikel: ‘In Defence of Politics: Interupting the Peace
Process and the Future of Northern Ireland’ op te maken. Naar aanleiding van dit artikel kan
zelfs geconcludeerd worden dat de negatieve vrede de laatste jaren zelfs negatiever geworden
is. De segregatie is namelijk gegroeid volgens Dixon. Zo is de huisvesting, sociale
activiteiten, scholing en werk meer gesegregeerd geraakt. Maar waarin de segregatie het best
te zien is zijn de muren die gebouwd zijn tussen nationalistische en unionistische wijken.
Deze zijn niet afgenomen, maar toegenomen sinds de vrede van 1998, van 26 in 1996 naar 80
in 2009.16 Er kan dan ook gesteld worden dat Dixon vindt dat de negatieve vrede alleen maar
negatiever geworden is.
Volgens N.T. Aiken ligt de zaak genuanceerder. Hij stelt dat de maatregelen die in de
Noord-Ierse kwestie genomen zijn ervoor hebben gezorgd dat er (economische) gelijke
behandeling is en dat daardoor een belangrijke structurele oorzaak van het conflict
weggenomen is, maar hij merkt ook op dat het samenwerken tussen de groepen nog niet al te
best werkt. Dit komt volgens hem doordat beide groepen nog vast zitten in het zogenaamde
nulsomspel.17
Hiermee wordt bedoeld dat wanneer de ene gemeenschap erkenning krijgt voor de aan
hun toegebrachte schade door de andere gemeenschap, dat deze ‘wint’ en dat de andere
gemeenschap verliest. Bijvoorbeeld met het Bloody Sunday onderzoek ‘wonnen’ de
Brown, ‘Transitional Justice, Rigour and Politics’ Politics, 122.
B. C. Hayes en I. McCallister, Conflict to Peace: Politics and Society in Northern Ireland over Half a Century
(Manchester 2013) 166-167.
16
P. Dixon, ‘In Defence of Politics: Interupting the Peace Process and the Future of Northern Ireland’ Political
Quarterly vol. 83, no. 2. (2012) 265-276, aldaar 274.
17
Aiken, ‘Learning to Live Together’ Journal of Transitional Justice, 186.
14
15
7
nationalisten en ‘verloren’ de unionisten. Unionisten vonden dat de balans zoek was omdat er
volgens hen veel geld besteed werd aan het onderzoek naar de oorzaak waarom er die dag
doden vielen aan nationalistische zijde, terwijl ‘hun’ doden amper onderzocht werden
vanwege een geldgebrek. Daarnaast kregen ze kritiek in het onderzoeksrapport en dit voelde
voor hen dus als een verlies. Dit terwijl de nationalisten kregen waarop ze gehoopt hadden,
namelijk een grootschalig onderzoek dat de schuld van de gebeurtenissen niet bij hen legde.18
Aiken vindt in dit nulsomspel de reden waarom Noord-Ierland nog niet veel verder is
gekomen op het gebied van samenwerking tussen de beide groepen. Toch ziet hij ook
positieve ontwikkelingen. De belangrijkste manier waarop dit gebeurt is volgens Aiken het
organiseren van bijeenkomsten waarop mensen uit de beide gemeenschappen op een positieve
manier met elkaar in contact komen en in dialoog kunnen gaan. Volgens Aiken is er echter
nog geen sprake van volledige verzoening, maar van het beter worden van de relaties tussen
de beide gemeenschappen. Uit zijn stuk kan worden opgemaakt dat hij vindt dat er in NoordIerland eerder sprake is van een negatieve, dan van een positieve vrede.19
Sean Byrne et al. zijn het met Aiken eens. Hoewel ze het vredesproces meerdere
malen een succes noemen is het volgens hen ook een kwestie van tijd en veel inspanning
leveren om tot echte verzoening te komen.20 T.J. White sluit zich hierbij aan in de conclusie
van het boek Lessons from the Northern Ireland Peace Process. Hij stelt dat er nu een
negatieve vrede is, maar dat deze negatieve vrede wel een voorwaarde is voor het ontstaan
van een burgermaatschappij waarin de groepen samen kunnen werken en dat is weer een
voorwaarde voor positieve vrede. Hij stelt dat Noord-Ierland zeker op de goede weg is wat dat
betreft, maar dat het verzoeningsproces niet zo snel gaat als de institutionele veranderingen.
De institutionele veranderingen werden vrij drastisch doorgevoerd in 1998 met het Akkoord
van Belfast en in 2007 toen de DUP en Sinn Féin, de meest extreme partijen van beide
gemeenschappen, samen een regering gingen vormen.21
Graham Ellison ziet ook dat er stappen gemaakt worden naar een vrede waarin de
structurele oorzaken van het conflict worden opgelost, een positieve vrede dus. Dit valt af te
leiden uit zijn onderzoek naar politiehervormingen in Noord-Ierland. Hij merkt op dat er
belangrijke hervormingen gedaan zijn in de politiedienst, maar dat deze hervormingen nog
N.T. Aiken, ‘The Bloody Sunday Inquiry: Transitional Justice and Postconflict Reconciliation in Northern
Ireland’ Journal of Human Rights Vol. 14, no. 1 (2015) 101-123, aldaar 118.
19
Aiken, ‘Learning to Live Together’ Journal of Transitional Justice, 186.
20
S. Byrne, J. Arnold, E. Fissuh, K. Standish, C. Irvine en P. Tennent, ‘The EU Peace II Fund and the
International Fund for Ireland: Nurturing Cross-Community Contact and Reconciliation in Northern Ireland’
Geopolitics vol. 14, no. 4 (2009) 630-652, aldaar 631, 650.
21
T.J. White ‘Conclusion’ in Ed. T.J. White, Lessons from the Northern Ireland Peace Process (Madison,
Wisconsin 2013) 291.
18
8
tijd nodig hebben om tot volledige ontplooiing te komen. Tijd is volgens hem ook wat het
hele Noord-Ierse vredesproces nodig heeft. Hij ziet de toekomst van de politiedienst positief
in nu alle politieke partijen, inclusief de republikeinse Sinn Féin, de politiedienst
ondersteunen.22
Volgens sommige auteurs is Noord-Ierland dus wel op de goede weg, volgens andere
niet. Wat opvalt is dat auteurs termen als verzoening en hervormingen in de mond nemen als
er gekeken wordt of het vredesproces succesvol is. Dit brengt ons bij een ander begrip,
namelijk transitional justice. Transitional justice behelst alle maatregelen die gericht zijn op
het omgaan met een (conflictueus) verleden waarin mensenrechten zijn geschonden.23 In een
vredesproces wordt vrijwel altijd gebruik gemaakt van Transitional Justice maatregelen. De
maatregelen die bijvoorbeeld genomen kunnen worden in een transitional justice proces zijn
het oprichten van een waarheidscommissie, (politieke) hervormingen, of het verlenen van
amnestie.24 Door dit soort transitional justice instrumenten te gebruiken, hoopt men
structurele oorzaken van het conflict te achterhalen en weg te nemen zodat er een streep onder
het verleden gezet kan worden en er verzoening komt.25
Door middel van transitional justice maatregelen kunnen de doelen van een positieve
vrede bereikt worden. In een positieve vrede is er op geen enkel niveau meer sprake van het
oude conflict. De structurele oorzaken zijn opgelost en de partijen kunnen samenwerken.
Transitional justice maatregelen proberen dit te verwezenlijken door concrete maatregelen,
zoals de hervorming van de of een politiedienst, te treffen. Positieve vrede en transitional
justice zijn dus niet hetzelfde, immers is een positieve vrede het doel en zijn de transitional
justice maatregelen het middel. Daarom is de hoofdvraag van deze scriptie: in hoeverre is
Noord-Ierland op de weg naar positieve vrede en welke rol speelt transitional justice hierin?
Dit onderzoek kan helpen in het debat of Noord-Ierland nu wel of niet op de goede
weg is naar een positieve vrede. Daarnaast kunnen er aan de hand van dit onderzoek ook
aanbevelingen gedaan worden om tot een positieve(re) vrede te komen in Noord-Ierland. Het
bredere verband van dit onderzoek is te vinden in andere landen die ook hun best doen om
G. Ellison, ‘A Blueprint for Democratic Policing Anywhere in the World? Police Reform, Political
Transition, and Conflict Resolution in Northern’ Ireland’Police Quarterly Vol. 10, no. 3 (2007) 243-269, aldaar
264-265.
23
C. Bell, ‘Transitional Justice, Interdisciplinarity and the State of the ‘Field’ or ‘Non-Field’ ’ International
Journal of Transitional Justice, vol. 3, no 1, (2009) 5-27, aldaar 9-10.
24
M. Lynch en B. Marchesi ‘The Adoption and Impact of Transitional Justice’ 73-96 in L. Stan en N. Nedelsky
eds., Post-Communist Transitional Justice, Lessons from Twenty-Five Years of Experience (New York 2015),
73.
25
R. Mani, ‘Editorial Dilemmas of Expanding Transitional Justice, or Forging the Nexus between Transitional
Justice and Development’ International Journal of Transitional Justice, Vol. 2, no. 3, (2008), 253-265 ,aldaar
264-265.
22
9
van een negatieve vrede naar een positieve vrede te komen. Hierdoor kunnen lessen van de
Noord-Ierse casus andere casussen helpen om te kijken wat er juist wel en wat juist niet moet
gebeuren om een positieve vrede te krijgen.
De hoofdvraag wordt onderzocht aan de hand van het theoretisch raamwerk dat
geschetst wordt in hoofdstuk 1. In dit hoofdstuk gaat het onderzoek dieper in op wat
transitional justice inhoudt, welke maatregelen er zijn en hoe het succes van deze maatregelen
gemeten kan worden. Daarnaast wordt er uitgelegd hoe er van een negatieve vrede naar een
positieve vrede gegaan kan worden en hoe meetbaar is waar Noord-Ierland in dit proces staat.
In hoofdstuk 2 wordt besproken of er in Noord-Ierland sprake is van een positieve
vrede, terwijl er in hoofdstuk 3 gekeken wordt welke rol transitional justice maatregelen
hierin hebben gespeeld. Daarbij wordt er dus verder gegaan op het theoretisch raamwerk van
hoofdstuk 1. Tot slot wordt in de conclusie beschreven in hoeverre Noord-Ierland op weg is
naar een positieve vrede en welke rol transitional justice hierbij heeft gespeeld.
Om tot een goede conclusie te komen worden zowel primaire als secundaire bronnen
geraadpleegd. Er wordt een grote verscheidenheid aan secundaire literatuur gebruikt, vooral
wetenschappelijke artikelen en boeken. De primaire bron die centraal staat in dit stuk is het
Akkoord van Belfast, omdat de afspraken die de partijen hierin vastlegden de basis vormen
voor de huidige situatie. Verder zijn krantenartikelen ook van groot belang om de huidige
situatie in Noord-Ierland goed in te kunnen schatten. Vooral artikelen van The Belfast
Telegraph, een krant die het best te omschrijven valt als gematigd unionistisch, worden
gebruikt. Daarnaast zal er gebruik worden gemaakt van data die het Northern Ireland Life &
Times Survey (NILTS) vrijgeeft. Het NILTS is een instituut dat peilingen uitvoert voor het
Economisch en Sociaal Onderzoeksbureau van Noord-Ierland. Zo peilde dit instituut onder
andere hoe de bevolking het Akkoord van Belfast waardeerde, waarbij ook de achtergrond
van de mensen in acht genomen werd. Daardoor is deze bron zeer handig om te bekijken of de
twee gemeenschappen bepaalde hervormingen evenveel waardeerde dan wel afkeurde
10
Hoofdstuk 1 – Transitional Justice en het bereiken van een positieve vrede
Voordat in de volgende hoofdstukken gemeten kan worden hoe succesvol transitional justice
in Noord-Ierland is, is het eerst de vraag wat transitional justice inhoudt en hoe het succes
gemeten kan worden. In dit hoofdstuk wordt daarom het theoretisch raamwerk geschetst.
Allereerst wordt er ingegaan op de herkomst van transitional justice. Vervolgens wordt
uitgelegd wat transitional justice inhoudt en wat de doelen van transitional justice zijn. Hierna
worden enkele transitional justice maatregelen besproken. Vervolgens wordt het concept
peacebuilding nader geïntroduceerd en wordt er een raamwerk gecreëerd op basis waarvan
kan worden vastgesteld in welke mate er vrede is. Daarna kan in de volgende hoofdstukken
vastgesteld worden in hoeverre transitional justice maatregelen zijn toegepast en of ze hebben
bijgedragen aan het bereiken van positieve vrede.
Transitional justice is in de jaren 80 opgekomen als wetenschappelijk veld.
Oorspronkelijk was het veld bedoeld om maatregelen, die een niet democratische staat konden
helpen in de transitie naar een democratische staat, te onderzoeken. Dit kwam vooral door
ontwikkelingen in Argentinië. Toen het militaire regime daar ineenstortte was er een groot
publiek debat wie vervolgd moest worden voor het negeren van mensenrechten. Een ander
punt dat terug kwam in het debat was wat er voor de slachtoffers van het militaire regime
gedaan moest worden. Hierdoor kreeg het wetenschappelijk veld rond transitional justice
momentum.26
Maar wat is transitional justice eigenlijk? De definitie die het International Center of
Transitional Justice, een op dit gebied leidende organisatie die (lokale) overheden en de
Verenigde Naties adviseert in transitional justice situaties, hanteert is de volgende:
‘Transitional justice refers to the set of judicial and non-judicial measures that have been implemented by
different countries in order to redress the legacies of massive human rights abuses. These measures include
criminal prosecutions, truth commissions, reparations programs, and various kinds of institutional reforms.
Transitional justice is … an approach to achieving justice in times of transition from conflict and/or state
repression. By trying to achieve accountability and redressing victims, transitional justice provides recognition of
the rights of victims, promotes civic trust and strengthens the democratic rule of law.’27
De doelen die men in een tranistional justice proces wil bereiken zijn veranderd. Waar
P. Arthur, ‘How “Transitions” Reshaped Human Rights: A Conceptual History of Transitional Justice’
Human Rights Quarterly Vol. 31, no. 2 (2009) 321-367, aldaar 322-324.
27
International Center for Transitional Justice, What is Transitional Justice? geraadpleegds via:
https://www.ictj.org/about/transitional-justice, geraadpleegd op 12-03-2016.
26
11
de doelen van een transitional justice proces eerst het brengen van de waarheid, gerechtigheid
en verzoening behelsden, zijn er door de jaren heen doelen bijgekomen.28 Transitional justice
maatregelen dienen vandaag de dag namelijk ook de vrede en veiligheid te ondersteunen.29
Hierdoor is het volgens Mani ook noodzakelijk dat transitional justice de sociale ongelijkheid,
corruptie en oneerlijke exploitatie van natuurlijke hulpbronnen bestrijdt. Dit betekent dus dat
structurele oorzaken van het conflict bestreden moeten worden door transitional justice
maatregelen.30 De doelen die het International Center for Transitional Justice koppelt aan
transitional justice: slachtofferrecht, het versterken van de democratische rechtsstaat en het
bevorderen van burgervertrouwen zijn dus niet de enige doelen waaraan een transitional
justice proces moet voldoen.31
Er zijn twee manieren waarop een transitional justice proces doorgevoerd kan worden.
Enerzijds is er een zogeheten restorative justice aanpak mogelijk en anderzijds de retributive
justice aanpak. Retributive justice focust zich op het verleden en het straffen van daders van
mensenrechtenschendingen. Restorative justice is er daarentegen op gericht om samen, als
voormalige conflicterende groepen, het verleden af te sluiten en de toekomst tegemoet te
treden. Hieronder worden de verschillen uiteengezet.32
Retributive justice veroordeelt een misdaad als een daad tegen de staat, als een
wetsovertreding. Bij restorative justice is dat anders. Volgens deze stroming is een misdaad
een overtreding tegen een andere persoon en de gemeenschap. De retributive justice aanpak
ziet misdaad als een individuele daad, het is dus een indivuduele daad met individuele
verantwoordelijkheid. Aanhangers van restorative justice aanpak zijn het hier niet mee eens.
Zij vinden omgevingsfactoren zoals groepsdruk, locatie van het huis etc. ook belangrijk, de
misdaad is dus niet enkel aan het individu te wijten.33
Volgens retributive justice aanhangers werkt het straffen van een misdadiger omdat
het volgens hen potentiële nieuwe misdadigers afschrikt en zorgt voor een
gedragsverandering. Restorative justice aanhangers zien dit echter anders. Deze stroming
L. Waldorf, ‘Anticipating the Past: Transitional Justice and Socio-Economic Wrongs’ Social Legal Studies
Vol. 21, No. 2 (2012) 1-16, aldaar 2.
29
Bell, ‘Transitional Justice, the State of the ‘Field’’ International Journal of Transitional Justice, 9.
30
Mani, ‘Editorial: forging the nexus between transitional justice and development.’ International Journal of
Transitional Justice, 253-254.
31
International Center for Transitional Justice, What is Transitional Justice? geraadpleegds via:
https://www.ictj.org/about/transitional-justice, geraadpleegd op 12-03-2016.
32
P. Bukuluki, Negotiating Retributive and Restorative Justice in Conflict Transformation Efforts: A Case of
Northern Uganda (Berlijn 2011) 43.
33
Conflict Solution Centre, ‘Retributive vs. Restorative Justice’
http://www.cscsb.org/restorative_justice/retribution_vs_restoration.html, geraadpleegd op 12-02-2016.
M. Hall. Restoring relationships: A community exploration of anti-social behaviour, punishment beatings and
restorative justice. (Newtonabbey 2000), 4.
28
12
vindt dat straffen niet werkt omdat dit niet genoeg is om gedrag te veranderen. Retrubitive
justice aanhangers vinden dat daders en slachtoffers in het rechtsproces vooral aan de zijkant
moeten staan en geen invloed moeten hebben. Dit terwijl restorative justice aanhangers willen
dat slachtoffers en daders in gesprek met elkaar gaan.34
Waar retributive justice zich focust op de schuldvraag en het verleden focust
restorative justice zich op de toekomst. Hierdoor willen retributive justice aanhangers straffen
terwijl restorative justice aanhangers liever willen kijken naar het voorkomen van de
misdaden in de toekomst en het herstellen van goede relaties tussen gemeenschappen.35
Er zijn auteurs die stellen dat de retributive en restorative manieren van transitional
justice beoefenen niet werken. Deze stroming is de transformative justice stroming. In feite is
dit een andere naam voor restorative justice. Ze willen namelijk, net als restorative justice
aanhangers, door middel van een door de gemeenschap gestuurd proces structurele
symptomen bestrijden. Toch is deze stroming anders dan de restorative justice stroming.
Transformative justice stelt namelijk dat restorative justice en retributive justice elkaar niet
hoeven uit te sluiten en maakt gebruik van zowel retributive justice maatregelen als
restorative justice maatregelen. De focus ligt zowel op het verleden, als op het heden en de
toekomst. Om een conflict effectief op te lossen dienen zowel de politieke, juridische als
sociaal-economische verhoudingen te veranderen. Aanhangers van de transformative justice
stroming vinden de resultaten en impact van transitional justice maatregelen op zijn zachtst
gezegd niet overtuigend. Hun belangrijkste argument hierbij is dat transitional justice de
symptomen bestrijdt in plaats van de structurele oorzaken.36
Evans legt het treffend uit in zijn artikel. Zijn artikel over transformative justice
gebruikt de Zuid-Afrikaanse casus om te laten zien dat transitional justice, ook in dit vaak
geprezen voorbeeld, niet effectief geweest is in het veranderen van de maatschappij. De
gevolgen van apartheid zijn nog steeds voelbaar in de maatschappij, terwijl het al meer dan
twintig jaar afgeschaft is. Transitional justice maatregelen hebben gefaald in het brengen van
sociaal-economische gerechtigheid. Hierdoor zijn de structurele oorzaken van geweld in de
Zuid-Afrikaanse maatschappij niet weggenomen.
Een voorbeeld hiervan is de landkwestie. Op dit moment is 85% van de
Conflict Solution Centre, ‘Retributive vs. Restorative Justice’
http://www.cscsb.org/restorative_justice/retribution_vs_restoration.html, geraadpleegd op 12-02-2016.
Hall. Restoring relationships: restorative justice., 4.
35
Conflict Solution Centre, ‘Retributive vs. Restorative Justice’
http://www.cscsb.org/restorative_justice/retribution_vs_restoration.html, geraadpleegd op 12-02-2016.
M. Hall. Restoring relationships: restorative justice., 4.
36
P. Gready en S. Robbins ‘From Transitional to Transformative Justice: A New Agenda for Practice’
International Journal of Transitional Justice Vol. 8, No. 3 (2014) 339-361, aldaar 339-340.
34
13
landbouwgrond in handen van de blanke minderheid. In 1994, toen apartheid eindigde, was
dit nog 87%. Dat een kleine minderheid nog steeds zoveel land bezit zorgt voor enorm veel
onrust en geweld in de Zuid-Afrikaanse maatschappij. Transitional justice maatregelen
hebben er in Zuid-Afrika dus niet voor kunnen zorgen dat de maatschappij veranderd is van
een negatieve naar een positieve vrede, omdat structurele problemen niet aangepakt zijn.37 Dit
terwijl een belangrijk doel van transitional justice het aanpakken van structurele problemen is.
Nu duidelijk is dat transitional justice verschillend benaderd kan worden is het tijd om
het concept te koppelen aan positieve vrede en te kijken hoe transitional justice maatregelen
kunnen bijdragen aan een positieve vrede. Een positieve vrede betekent dat de conflicterende
partijen samenwerken en bruggen bouwen, op basis van gelijkwaardigheid tussen de twee
gemeenschappen. Daarnaast houdt een positieve vrede in dat de structurele oorzaken van het
conflict weggenomen zijn en er sociale (en economische) rechtvaardigheid is. Als de partijen
vreedzaam met elkaar kunnen leven, samenwerken en de structurele oorzaken van het conflict
weggenomen zijn dan is er sprake van positieve vrede.38
Transitional justice heeft als doelen waarheid, gerechtigheid, verzoening, sociale
gerechtigheid, vrede en veiligheid te bevorderen. Nu duidelijk is wat positieve vrede inhoudt
blijkt dat transitional justice en positieve vrede termen zijn die hand in hand gaan.
Transitional Justice maatregelen dienen dan ook gericht te zijn op het bereiken van positieve
vrede. Als er geen positieve vrede is, zijn belangrijke transitional justice doelen als vrede en
veiligheid namelijk niet haalbaar. Het is dus van belang dat transitional justice maatregelen
helpen om structurele barrières uit het verleden te doorbreken zodat groepen harmonieus
kunnen samenleven. Het is nu interessant om te kijken welke transitional justice maatregelen
hierbij kunnen helpen.
Het transitional justice doel van de waarheid achterhalen wordt vaak gekoppeld aan
verzoening. Het bekendste voorbeeld hiervan is de Zuid-Afrikaanse Waarheids- en
Verzoeningscommissie.39 Verzoening is voor een vredesproces dat moet leiden tot positieve
vrede interessant, omdat dit inhoudt dat de partijen elkaar vergeven voor de verschrikkingen
die ze elkaar aangedaan hebben. Voorstanders van waarheidsvinding beweren vaak dat het
achterhalen van de waarheid een essentiële rol speelt in het afsluiten van het verleden. Er
bestaan echter twijfels over de mate waarin een orgaan of instelling in staat is deze waarheid
M. Evans, ‘Structural Violence, Socioeconomic Rights, and Transformative Justice’ Journal of Human Rights
Vol. 15, No. 1 (2016) 1-20, aldaar 1-2, 10.
38
Y. Bitton en G. Salomon, ‘Peace in the Eyes of Israeli and Palestinian Youths: Effects of Collective Narratives
and Peace Education Program’ Journal of Peace Research Vol.43, No. 2 (2006) 167-180 ,aldaar 168.
39
Fletcher en Weinstein, ‘Transitional Justice: A Historical Perspective’, Human Rights Quarterly, 167-169,
179, 188.
37
14
te achterhalen. Daarnaast is het niet duidelijk in hoeverre en op welke manier deze
waarheidsbevindingen slachtoffers vooruit helpen en conflicterende partijen tot verzoening
moeten brengen.40
Toch kan waarheidsvinding van belang zijn op de weg naar een positieve vrede door
de politieke impact die het kan hebben. Hiermee wordt bedoeld dat leiders
mensenrechtenschendingen publiekelijk kunnen erkennen en dat er institutionele
hervormingen gedaan worden op aanbeveling van waarheidsrapporten. Veel
waarheidsonderzoeken hebben politieke impact gehad. Bakiner onderscheidt directe en
indirecte politieke impact. Met directe politieke impact van waarheidsvinding wordt bedoeld
dat de aanbevelingen gedaan door het waarheidsonderzoek meteen doorgevoerd worden door
de politici. Bij indirecte politieke impact moet de bevolking druk uitoefenen op de politiek om
hervormingen door te voeren. De politieke impact van waarheidsonderzoek, die ervoor zorgt
dat structurele hervormingen doorgevoerd worden zodat de structurele oorzaken van het
conflict uitgeroeid worden, is het belangrijkste voor deze scriptie. Er zal dan ook in de
volgende hoofdstukken worden gekeken wat waarheidsonderzoek in Noord-Ierland inhoudt
en of de voorstellen voor structurele hervorming die in de rapporten staan ook
geïmplementeerd worden.41
Waarheidsvinding is een typische restorative justice maatregel. Daders en slachtoffers
mogen beiden hun woord doen en er wordt gezocht naar de oorzaak waarom het conflict kon
escaleren. Er worden oplossingen voorgedragen hoe mensenrechtenschendingen in de
toekomst voorkomen kunnen worden.
Soms is er voor het bereiken van (positieve) vrede een transitional justice maatregel
nodig die tegen het transitional justice doel van gerechtigheid ingaat. Zo kan besloten worden
om amnestie te verlenen of gevangenen vrij te laten. Slachtoffers willen dit niet graag.
Slachtoffers willen namelijk dat de daders hun straf uitzitten voor het gepleegde feit. Het gaat
ook in tegen wat transitional justice wil voorkomen, namelijk dat er geen wettelijke
aansprakelijkheid is voor mensenrechtenschenders.42
Wanneer geen van de partijen een duidelijke militaire overwinning weet te behalen
kan amnestie ervoor zorgen dat de strijdende partijen de wapens neerleggen. Door de
amnestie zullen de partijen zich niet zo verzetten tegen hervormingen die ervoor kunnen
E. Daly, ‘Truth Skepticism: An Inquiry into the Value of Truth in Times of Transition’, International Journal
of Transitional Justice 2, 1 (2008) 23-41, aldaar 23-24.
41
O. Bakiner, ‘Truth Commission Impact: An Assessment of How Commissions Influence Politics and Society’
International Journal of Transitional Justice Vol. 8, No. 1 (2014) 6-30, aldaar 7.
42
V. Igreja, ‘Amnesty Law, Political Struggles for Legitimacy and Violence in Mozambique’ International
Journal of Transitional Justice Vol. 9, No. 2 (2015) 239-258, aldaar 242.
40
15
zorgen dat iedereen wel harmonieus kan samenwonen.43
Snyder en Vinjamuri sluiten zich hierbij aan en stellen dat een amnestie nodig is als
eerste stap om de vrede te handhaven en de rechtsstaat en democratie op te bouwen.
Daarnaast onderscheiden ze nog een andere vorm van amnestie, namelijk de facto amnestie.
Een de facto amnestie houdt in dat een land geen formele amnestie uitvaardigt voor daders,
maar de daders ook niet vervolgt.44
Het vrijlaten van politieke gevangenen is, net als het verlenen van amnestie, een niet al
te populaire maatregel onder de bevolking. Toch heeft dit nut in een vredesproces. Door het
vrijlaten van politieke gevangenen wordt onderling vertrouwen gekweekt. In de Noord-Ierse
kwestie was het vrijlaten van politieke gevangenen een belangrijke stap in het vredesproces.
Het is dus soms noodzakelijk om politieke gevangenen vrij te laten zodat het vredesproces
niet spaak loopt.45 Het vrijlaten van gevangenen en het verlenen van amnestie zijn twee
restorative justice maatregelen. Een retributive justice aanhanger zou het nooit goed vinden
dat een dader zijn straf ontloopt.
Straffen van daders is echter ook een transitional justice maatregel. Dit is een
maatregel die retributive justice aanhangers zullen toejuichen. Slachtoffers willen dat degene
die hen wat aangedaan heeft zijn straf niet ontloopt. Het probleem hierbij is dat het vaak
onmogelijk is om iedereen te straffen. Daarom wordt de focus vaak gelegd op enkele
‘hoofddaders’. Hiermee worden de hoogste leiders bedoeld die de opdrachten gaven.46
Een andere transitional justice maatregel die genomen kan worden in een vredesproces
is het aanbieden van verontschuldigingen. Door verontschuldigingen aan te bieden probeert
men vertrouwen te winnen en hoopt men op vergeving voor misdaden gepleegd in het
verleden. Het verdere doel van verontschuldigingen is het bevorderen van inlevingsvermogen
tussen de groepen.47
Of een verontschuldiging deze doelen kan bereiken is echter de vraag. Volgens
criticasters moet een verontschuldiging gepaard gaan met herstelbetalingen. Zodoende kan
43
M. Freeman, Necessary Evils: Amnesties and the Search for Justice (Cambridge 2009), 137-138.
J. Snyder en L. Vinjamuri, ‘Trials and Errors: Principle and Pragmatism in Strategies of International Justice’
International Security Vol. 28, No. 3 (2003) 5-44, aldaar 18.
45
C.D. Dwyer, ‘Risk, Politics and the ‘Scientification’ of Political Judgement’: Prisoner Release and Confl ict
Transformation in Northern Ireland ’ British Journal of Criminology, Vol. 47, No. 5 (2007) 779-797, aldaar 779.
46
https://www.ictj.org/our-work/transitional-justice-issues/criminal-justice,
https://www.ictj.org/about/transitional-justice
47
M. Cárdenas, D Páez, B. Rimé en M. Arnoso, ‘How Transitional Justice Processes and Official Apologies
Influence Reconciliation: The Case of the Chilean ‘Truth and Reconciliation’ and ‘Political Imprisonment and
Torture’ Commissions’ Journal of Community & Applied Social Psychology Vol. 25, No. 6 (2015) 515-530,
aldaar 516.
44
16
men laten zien dat ze het echt menen.48 Het aanbieden van verontschuldigingen is een
restorative justice maatregel, bedoeld om het vertrouwen van de andere groep te winnen.
Tegelijkertijd hoopt men op vergiffenis en dat men samen de toekomst tegemoet kan treden.
Verontschuldigingen worden niet zonder meer geaccepteerd. Om geaccepteerd te
worden moeten verontschuldigingen daadwerkelijk spijtbetuigingen zijn. Daarnaast moet
degene die zich verontschuldigt ook de verantwoordelijkheid voor het gebeurde op zich
nemen. Het belangrijkste is dat verontschuldigingen oprecht moeten zijn willen ze
geaccepteerd worden door de slachtoffers.49 Dit houdt in dat daders zich niet door externe
factoren genoodzaakt moeten voelen om excuses te maken, maar dat het echt vanuit hunzelf
moet komen. Zo trokken veel slachtoffers van de apartheid de verontschuldigingen in twijfel.
Ze hadden het gevoel dat de daders hun spijt betuigden onder druk van de Zuid-Afrikaanse
waarheidscommissie. Wat voor de één als oprecht voelt kan de ander als niet oprecht
beschouwen. Het meten van de oprechtheid van verontschuldigingen is dan ook lastig.50
De impact van verontschuldigingen op het bereiken van een positieve vrede is echter
wel te meten. Een belangrijke manier waarop dit gemeten kan worden is door te kijken naar
de ontvangst van de excuses in de maatschappij. Als de verontschuldiging door de hele
maatschappij geaccepteerd wordt, zorgt dit er voor dat er amper controverse bestaat over het
gebeurde en dat zou een grote stap voorwaarts zijn in het proces naar een positieve vrede. De
persoon die verontschuldigingen aanbiedt is daarom ook belangrijk. Deze persoon moet van
statuur zijn en een mandaat hebben van de groep, namens wie hij de excuses aanbiedt.51
Institutionele hervormingen zijn wellicht het belangrijkste onderdeel van een
transitional justice proces. Het International Center for Transitional Justice definieert hoe dit
kan helpen in een transitional justice proces: ‘Institutional reform of abusive state institutions
such as armed forces, police and courts, to dismantle—by appropriate means—the structural
machinery of abuses and prevent recurrence of serious human rights abuses and impunity.’52
Waar het International Center of Transitional Justice vooral vrede en veiligheid wil bereiken
N. Henry, ‘From Reconciliation to Transitional Justice: The Contours of Redress Politics in Established
Democracies ’ International Journal of Transitional Justice Vol. 9, No. 2 (2015) 199-218 ,aldaar 210.
49
S. Karstedt, ‘The Emotion Dynamics of Transitional Justice: An Emotion Sharing Perspective’ Emotion
Review Vol. 8, No. 1 (2016) 50-55, aldaar 53.
Cárdenas, Páez, Rimé en Arnoso, ‘Official Apologies Influence Reconciliation: The Case of the Chilean
Commissions’ Journal of Community & Applied Social Psychology, 517.
50
R. David en S.Y.P. Choy, ‘Forgiveness and Transitional Justice in the Czech Republic’ Journal of Conflict
Resolution Vol. 50, No. 3 (2006) 339-367, aldaar 345, 350.
51
Cárdenas, Páez, Rimé en Arnoso, ‘Official Apologies Influence Reconciliation: The Case of the Chilean
Commissions’ Journal of Community & Applied Social Psychology, 517.
52
International Center for Transitional Justice, What is Transitional Justice? geraadpleegds via:
https://www.ictj.org/about/transitional-justice, geraadpleegd op 16-03-2016.
48
17
door institutionele hervormingen, wordt dit in dit stuk breder gedefinieerd. Om permanente
vrede en veiligheid te bereiken is het namelijk niet genoeg om alleen het rechtssysteem te
hervormen, maar ook om politieke, economische en sociale structurele problemen op te
lossen. Anders is de kans groot dat het conflict in de toekomst opnieuw begint.53
De hiervoor besproken maatregelen zijn dus niet de enige manieren waarop
transitional justice doorgevoerd kan zijn in Noord-Ierland. Zoals de definitie van het
International Center for Transitional Justice weergeeft: alles wat een land doet om in het
verleden gebeurde mensenrechtenschendingen ter sprake te brengen en ervoor te zorgen dat
deze niet meer kunnen gebeuren, valt onder transitional justice.54
Na wat in de inleiding over positieve vrede gesteld is, mag duidelijk zijn dat
transitional justice maatregelen positieve vrede kunnen ondersteunen. Voor we verder gaan is
het dan ook belangrijk om het concept positieve vrede nader te introduceren. Positieve vrede
is te vergelijken met wat veel auteurs en de Verenigde Naties (VN) peace-building noemen.
Bij peace-building wordt geprobeerd om de structurele oorzaken van het conflict weg te
nemen om zo stabiliteit en gerechtigheid te stimuleren. ‘Peace-building is not primarily
concerned with conflict behaviour but addresses the underlying context and attitudes that give
rise to violence, such as unequal access to employment, discrimination, unacknowledged and
unforgiven responsibility for past crimes, prejudice, mistrust, fear, hostility between
groups.’55
Deze definitie van peace-building is volgens Fritz een definitie waarin gesteld wordt
dat peace-building een lange termijn proces is, dat pas nadat het geweld minimaal of compleet
gestopt is, tot stand kan komen. Er is echter ook nog een andere definitie van peacebuilding.56 Zo verstaat Lederach onder peace-building ‘more than post-accord
reconstruction;” the term “encompasses, generates, and sustains the full array of processes,
approaches and stages needed to transform conflict toward more sustainable, peaceful
relationships.’57 Oftewel, alles in een vredesproces is onderdeel van peace-building.
De definitie van peace-building die Lederach geeft, is de definitie die in dit stuk
Bitton en Salomon, ‘Peace in the Eyes of Israeli and Palestinian Youths: Effects of Collective Narratives and
Peace Education Program’ Journal of Peace Research Vol.43, No. 2 (2006) 167-180 ,aldaar 168.
54
International Center for Transitional Justice, What is Transitional Justice? geraadpleegds via:
https://www.ictj.org/about/transitional-justice, geraadpleegd op 16-03-2016.
55
S. Fisher, D.I Abdi, J. Ludin, R. Smith, S. Williams en S. Williams, Working with conflict: Skills and
strategies for action. (Londen 2000) 14.
56
J.M. Fritz, ‘UN Security Council Resolution 1325, Inclusive Peacebuilding and Countries in Transition’ in
J.M. Fritz ed. Moving Toward a Just Peace: The Mediation Continuum (Dordrecht 2014) 245-272, aldaar 246247.
57
J. P. Lederach, Building peace: Sustainable reconciliation in divided societies. (Washington 1997) 20.
53
18
gebruikt wordt. Om een positieve vrede te bereiken is het daarom allereerst belangrijk om een
negatieve vrede, het ontbreken van geweld, in stand te houden gedurende het vredesproces.
Van daaruit kan de vredesopbouw starten die moet leiden naar positieve vrede.
Er zijn ruwweg twee soorten peace-building te onderscheiden, namelijk liberal peacebuilding en communitarian peace-building. Liberal peace-builders willen door middel van
peace-building ervoor zorgen dat het land waarin oorlog was in pas gaat lopen met de
internationale standaard van goed bestuur.
Dit houdt in dat de staat die verscheurd werd door oorlog een liberale democratie moet
worden. Volgens de aanhangers van liberal peace kan er in een liberale democratie geen
oorlog zijn, dus is een liberale democratie het beste middel voor positieve vrede.58 Dit
betekent dat liberal peacebuilding vooral bestaat uit de volgende, door Richmond
geformuleerde zaken: ‘democratization, economic liberalization, neoliberal development,
human rights and the rule of law.’59
Het schema hieronder dient ter verduidelijking hoe een liberal peacebuilding proces in
theorie in zijn werk gaat:
(Afbeelding afkomstig uit: P.F. Diehl en D. Druckman, ‘Peace Operation Success: The
Evaluation Framework’ in D. Druckan en P.F. Diehl (eds.) Peace Operation Success: A
T. Donias, ‘Empowerment or Imposition? Dillemas of Local Ownership in Post-Conflict Peacebuilding
Processes’ Peace & Change Vol. 34, No. 1 (2009) 3-26 ,aldaar 6-7.
59
O. Richmond, ‘Emancipatory Forms of Human Security and Liberal Peacebuilding’ International Journal
Vol. 62, No. 3 (2007) 459-478, aldaar 462.
58
19
Comparative Analysis (Leiden 2013) 11-28, aldaar 17.)
De aanhangers van de liberal peace theorie vinden dat er wereldwijde normen bestaan
voor wat goed bestuur is. Staten moeten zich aan deze normen houden. De liberal peace
theorie zou volgens hen dan ook overal toegepast kunnen worden omdat de liberale gebruiken
en instituties altijd gewenst zijn. De aanhangers van de communitarian peace theorie
daarentegen gaan er niet vanuit dat de wereld verlangt naar universele waarden. Ze stellen dat
elk land anders is en dus andere vredesopbouw nodig heeft.60
De kritiek die communitarian peace theorie aanhangers hebben op de liberal peace
theorie is dat liberal peace onvoldoende kijkt naar de kwaliteit van vrede. Liberal peace
aanhangers zien vaak over het hoofd dat het indirecte geweld en de structurele oorzaken van
het conflict niet opgelost worden door een liberale vredesopbouw.61 Sterker nog
communitarian peace aanhangers stellen dat liberal peacebuilding ervoor kan zorgen dat er
nieuwe conflicten ontstaan.62 Liberal peacebuilding maakt van vrede een ‘technocratic
exercise of ticking boxes, counting heads and weapons, amending constitutions, and
reconstructing housing units, while the more thorny affective and perceptual issues of
reconciliation, exclusion and the restoration of dignity are left unaddressed’.63
In een communitarian peacebuilding proces staan lokale tradities en gebruiken
centraal. De gemeenschap moet haar eigen keuzes kunnen maken op basis van eigen
gebruiken en niet dingen vanaf bovenaf opgelegd krijgen zoals bij een liberal peacebuilding
proces. Communitarian peacebuilding aanhangers vinden namelijk dat de waarden die liberal
peacebuilding theorie aanhangers aanhangen, meer Westers dan universeel zijn. Daarin
hebben ze een punt gezien het Westen een grote invloed heeft in de hedendaagse
vredesprocessen. Een communitarian peacebuilding proces is dan ook meer een bottom up
proces, terwijl een liberal peacebuilding proces veel meer een top down benadering is.64
De liberal peace theorie is echter het gebruikte raamwerk waarmee de Verenigde
Naties, internationale financiële instituties, non-gouvernementele organisaties en Westerse
staten conflicten in structurele vrede proberen om te zetten. Liberal peace is onder te verdelen
in vier soorten. Deze vier zijn de Victor’s peace, Institutional peace, Constitutional peace en
Donias, ‘Empowerment or Imposition?’ Peace & Change, 7.
R. Mac Ginty, ‘No war, no peace: Why so many peace processes fail to deliver peace’ International Politics
Vol. 47, No. 1 (2010) 145-162, aldaar 147.
62
K. Lidén, ‘Building Peace between Global and Local Politics: The Cosmopolitical Ethics of Liberal
Peacebuilding’ International Peacekeeping Vol. 16, No. 5 (2009) 616-634, aldaar 631.
63
R. Mac Ginty, No War, No Peace: The Rejuvination of Stalled Peace Processes and Peace Accords
(Basingstoke 2006) 3-4.
64
Donias, ‘Empowerment or Imposition?’ Peace & Change, 6-7.
60
61
20
Civil peace. De onderstaande tabel geeft weer wat de verschillen zijn tussen deze vier
verschillende soorten Liberal peace.65
(Afbeelding afkomstig uit: O. Richmond, A. Björkdahl en S. Kappler, ‘The emerging EU
peacebuilding framework: confirming or transcending liberal peacebuilding?’ Cambridge
Review of International Affairs (2011) Vol. 24, No. 3 449-469, aldaar 453.)
In Noord-Ierland wordt volgens Richmond, Björkdahl en Kappler dus geprobeerd om
een civil peace te krijgen. Volgens hen is het vredesproces vooral bottom-up in NoordIerland.66 Als echter beter gekeken wordt naar het Noord-Ierse vredesproces is het ook een
top-down proces. De leiders van Groot-Brittanie, Ierland en de Noord-Ierse politieke partijen
hebben namelijk voor de vrede gezorgd.67
Of Noord-Ierland voldoet aan de criteria van een civil peace is dan ook interessant om
te onderzoeken, is het wel zo bottom-up als Richmond, Bjorkdahl en Kappler stellen. Het doel
van een civil peace is hetzelfde als een positieve vrede, namelijk door middel van
samenwerking en economische en sociale rechtvaardigheid een rechtvaardige en duurzame
vrede bereiken.68
O. Richmond, A. Björkdahl en S. Kappler, ‘The emerging EU peacebuilding framework: confirming or
transcending liberal peacebuilding?’ Cambridge Review of International Affairs (2011) Vol. 24, No. 3 449-469,
aldaar 452.
66
Richmond, Björkdahl en Kappler, ‘The emerging EU peacebuilding framework: confirming or transcending
liberal peacebuilding?’ Cambridge Review of International Affairs 453.
67
Shirlow en Coulter ‘Northern Ireland: 20 years after the Cease-Fires’ Studies in Conflict & Terrorism, 714715.
68
Richmond, Björkdahl en Kappler, ‘The emerging EU peacebuilding framework: confirming or transcending
liberal peacebuilding?’ Cambridge Review of International Affairs 453.
65
21
Nu duidelijk is dat er verschillende soorten vredes zijn en dat er in Noord-Ierland
gestreefd wordt naar een positieve vrede is het de vraag hoe het meetbaar is. Hieronder volgt
een bouwstenenplan. Op deze plaats gaat dit stuk kort in op elke bouwsteen. In het hoofdstuk
hierna wordt per bouwsteen besproken hoe de bouwsteen geïmplementeerd wordt in NoordIerland.
Bouwsteen nummer één op de weg naar positieve vrede is communicatie en
vredesonderhandelingen tussen de conflicterende groepen.69 Dit hoort volgens de VN ook bij
een vredesproces waarin alle partijen mee praten en een akkoord bereiken.70 Dit houdt dan
ook in dat de regionale en internationale gemeenschap steun moet geven aan het
vredesproces. De regionale en internationale gemeenschap kunnen namelijk legitimiteit geven
aan het vredesproces maar ook het vredesproces negatief beïnvloeden.
Bouwsteen twee is het opbouwen van politieke, economische en veiligheids instituties
die ervoor zorgen dat de vrede blijvend kan zijn. Wat het belangrijkst hierbij is, is de vraag of
de overheid aan de basisbehoeftes van de bevolking kan voldoen. Voorbeelden hiervan zijn
een legitiem rechtssysteem en een goed onderwijssysteem.71 Het gaat dan ook om institution
building bij deze bouwsteen. Als er rechtvaardige instituties zijn die iedereen dezelfde kansen
geven dan is een belangrijke oorzaak van het conflict weggenomen. Daarom zijn deze
institutionele hervormingen volgens de VN erg belangrijk in het omvormen van een conflict
naar een duurzame vrede.72
Bouwsteen drie is het creëren van een overkoepelend gemeenschapsgevoel. Het is niet
langer meer groep tegen groep, maar iedereen behoort tot een gemeenschap. Er moet dus een
nieuw groepsgevoel ontstaan waaraan iedereen kan meedoen, zodat de mensen niet in hun
oude conflicterende groepsdenken blijven.73 Deze bouwsteen vindt de VN ook erg belangrijk
omdat zij het verbeteren van sociale cohesie als een belangrijke stap richting een duurzame
vrede zien.74
Om deze drie bouwstenen goed te implementeren is het belangrijk dat het
Bitton en Salomon, ‘Peace in the Eyes of Israeli and Palestinian Youths: Effects of Collective Narratives and
Peace Education Program’ Journal of Peace Research 168.
69
L. Reychler, Time for Peace: The Essential Role of Time in Conflict and Peace Processes (Sint Lucia 2015)
38-41. Reychler noemt het in zijn boek een 5+1 bouwsteenplan, hier zijn twee bouwstenen geïntegreerd in een
andere bouwsteen en is het dus een 3+1 bouwsteenplan. Goed leiderschap is de +1.
70
Verenigde Naties, What is Peacebuilding, geraadpleegd via http://www.unpbf.org/applicationguidelines/what-is-peacebuilding/, geraadpleegd op 14-03-2016.
71
Reychler, Time for Peace: The Essential Role of Time in Conflict and Peace Processes, 38-41.
72
Verenigde Naties, What is Peacebuilding, geraadpleegd via http://www.unpbf.org/applicationguidelines/what-is-peacebuilding/, geraadpleegd op 14-03-2016.
73
Reychler, Time for Peace: The Essential Role of Time in Conflict and Peace Processes, 39-40.
74
Verenigde Naties, What is Peacebuilding, geraadpleegd via http://www.unpbf.org/applicationguidelines/what-is-peacebuilding/, geraadpleegd op 14-03-2016.
22
peacebuilding leiderschap goed is. Leiders die vroeger recht tegenover elkaar stonden moeten
nu samen ervoor zorgen dat er een gedeelde, gezamenlijke vredevolle toekomst komt. Ze
geven zelf het goede voorbeeld door te stoppen met het geweld en samen te werken met de
groep waar ze vroeger tegen vochten. Zodoende werkt dit integrerend voor de gehele
samenleving. Als één van de peacebuilding blokken ontbreekt of slechts gedeeltelijk
doorgevoerd wordt, dan zorgt dit ervoor dat het vredesproces vertraagt.75
Aan de hand van deze bouwstenen, die onderschreven worden door de VN, wordt
gekeken hoever Noord-Ierland op weg is naar positieve vrede. Er wordt gekeken in hoeverre
er voldaan is aan de eisen die gesteld worden per bouwsteen. Na het uiteenzetten van de
theorie in dit hoofdstuk wordt in het vervolg van het stuk dit raamwerk toegepast op de
kwestie Noord-Ierland. In het volgende hoofdstuk wordt eerst bekeken in hoeverre de
bouwstenen zijn geïmplementeerd in Noord-Ierland. In hoofdstuk 3 wordt vervolgens
bekeken in hoeverre transitional justice maatregelen geholpen hebben. Daarna kan
geconcludeerd worden in hoeverre transitional justice maatregelen in Noord-Ierland ervoor
gezorgd hebben dat er positieve vrede is.
75
Reychler, Time for Peace: The Essential Role of Time in Conflict and Peace Processes, 40-41.
23
Hoofdstuk 2 – Een positieve vrede?
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de vraag of er in Noord-Ierland sprake is van een
positieve vrede. De richtlijnen hiervoor zijn in het vorige hoofdstuk gegeven met het
introduceren van de drie bouwstenen. In dit hoofdstuk wordt per bouwsteen bekeken of deze
wel of niet is geïmplementeerd in Noord-Ierland.
Bouwsteen een – Communicatie en vredesonderhandelingen
Bouwsteen één op weg naar positieve vrede is de communicatie en vredesonderhandelingen.
Het is essentieel dat alle partijen aansluiten aan de onderhandelingstafel en dat het bereikte
akkoord door elke partij als winst ervaren wordt. Daarnaast is het van belang dat de
internationale gemeenschap, en dan vooral de regionale gemeenschap, steun verleent aan het
vredesproces. Deze kunnen immers het vredesproces verstoren, maar ook juist legitimiteit
geven.76 De focus van dit hoofdstuk ligt dan ook op de vredesonderhandelingen van het
Akkoord van Belfast en of elke politieke partij het vredesakkoord een winst vond.
Begin jaren 90 was er, na 20 jaar vol sektarisch geweld in Noord-Ierland,
oorlogsmoeheid. Dit was echter niet de enige reden waarom het vredesproces begon. Zo
hadden de veiligheidsdiensten de paramilitaire organisaties geïnfiltreerd waardoor ze steeds
beter werden in het stoppen van geweld. Sommige paramilitairen werd het in de cel, dankzij
educatie, duidelijk dat geweld niet de oplossing was van het conflict. Een andere reden was
dat er een katholieke middenklasse was opgekomen dankzij Britse anti-discriminatie
wetgeving. Hierdoor nam de bereidheid van katholieke jongeren om nationalistische
paramilitaire organisaties te steunen af. De strijdende partijen werd het, door een mengsel van
deze factoren, steeds duidelijker dat hun doelen niet meer via geweld te bereiken waren.77
Tegelijkertijd hadden de Britse en Ierse regeringen regelmatig contact gehad over de
oplossing van het Noord-Ierse conflict. De Britse regering ging indertijd inzien dat het voor
het oplossen van het conflict van belang was om de Ierse staat erbij te betrekken. Ierland kon
immers de nationalisten overhalen om de wapens neer te leggen. Zodoende begonnen de Ierse
en Britse regeringen te onderhandelen over hoe het conflict tot een einde te brengen. Ierland
76
Reychler, Time for Peace: The Essential Role of Time in Conflict and Peace Processes, 38-41.
Verenigde Naties, What is Peacebuilding, geraadpleegd via http://www.unpbf.org/application-guidelines/whatis-peacebuilding/, geraadpleegd op 14-03-2016.
77
Shirlow en Coulter ‘Northern Ireland: 20 years after the Cease-Fires’ Studies in Conflict & Terrorism, 714715.
24
sprak hierbij met de nationalistische Noord-Ierse politieke partijen en paramilitaire
organisaties over wat hun eisen waren voor een vrede, terwijl de Britten dat bij de
unionistische politieke partijen en paramilitaire organisaties deden. Zodoende hadden de Ieren
en Britten al in 1993 punten die in het latere akkoord werden opgenomen, uitgewerkt.
Waaronder één van de belangrijkste, namelijk dat alleen de bevolking van Noord-Ierland over
de constitutionele status van Noord-Ierland kon beslissen.78
De strijdende partijen in Noord-Ierland hadden inmiddels een impasse bereikt waarbij
het hen duidelijk werd dat hun doelen niet via geweld te verwezenlijken waren. Samen met de
druk van de Ierse en Britse regering om de wapens neer te leggen zorgde dit ervoor dat de
weg naar de onderhandelingstafel open kwam te liggen. Toch was niet elk lid van de
unionistische en nationalistische paramilitaire groeperingen overtuigd dat onderhandelingen
de beste weg vooruit waren. Tijdens het vredesproces bleven unionistische en nationalistische
paramilitaire groeperingen militaire operaties uitvoeren. Dat deze groepen uiteindelijk hun
wapens definitief zouden neerleggen was lange tijd onduidelijk.79
Dat de paramilitaire groepen uiteindelijk hun wapens neerlegden kwam door twee
factoren. Ten eerste hadden beide groepen het besef dat hun doel niet via geweld bereikt kon
worden. Ten tweede werd ervoor gezorgd dat de paramilitaire groepen een plaats hadden aan
de onderhandelingstafel.80 Dit kwam door druk van de Britse en Ierse regeringen, welke
ervoor zorgde dat het duidelijk werd dat de doelen via geweld niet gehaald gingen worden.
Daarnaast faciliteerde Groot-Brittannië en Ierland de vredesbesprekingen. Deze landen
hebben dan ook een vrij grote rol gespeeld bij het bereiken van de vrede.81 Het inzicht dat
geweld niet ging helpen en het vooruitzicht op een plek aan de onderhandelingstafel leidde er
in 1994 toe dat de paramilitaire organisaties besloten tot een wapenstilstand. Hoewel de
wapenstilstand sindsdien een paar keer werd verbroken was er vanaf deze wapenstilstand
sprake van een verandering van het conflict.82
Het werd door de wapenstilstand van 1994 namelijk duidelijk dat alle partijen klaar
waren met het militaire conflict en dat ze wilden onderhandelen. De vraag die resteerde was
wie er plaats mocht nemen aan de onderhandelingstafel. Er werd uiteindelijk bepaald dat
legitieme politieke partijen, en dus niet de paramilitaire organisaties, hierover moesten
Coakley en Todd, ‘Breaking Patterns of Conflict in Northern Ireland’ Irish Political Studies, 1-2.
S. E. Goddard, ‘Brokering Peace: Networks, Legitimacy, and the Northern Ireland Peace Process‘
International Studies Quarterly Vol 56, No. 3 (2012) 501-515, aldaar 503.
80
N. Jarman ‘From war to peace? Changing patterns of violence in Northern Ireland, 1990-2003’ Terrorism and
Political Violence Vol. 16, No. 3 (2004) 420-438, aldaar 422.
81
Coakley en Todd, ‘Breaking Patterns of Conflict in Northern Ireland’ Irish Political Studies, 1-2.
82
Jarman ‘Changing patterns of violence in Northern Ireland, 1990-2003’ Terrorism and Political Violence, 422.
78
79
25
onderhandelen. In 1996 werden verkiezingen gehouden om te bepalen welke politieke partijen
een plaats aan de onderhandelingstafel kregen. Er werden twee extra zetels aangeboden voor
de tien partijen die de meeste stemmen hadden behaald. Hierdoor werd gegarandeerd dat
zoveel mogelijk partijen mee zouden onderhandelen. Door twee extra zetels aan te bieden aan
de tien grootste partijen wist men namelijk zeker dat vertegenwoordigers van zowel de
nationalistische als de unionistische paramilitaire groeperingen een plaats zouden hebben aan
de onderhandelingstafel. De gewapende tak mocht immers niet aan de onderhandelingstafel
zitten, maar de politieke tak wel. Dit zorgde ervoor dat de wapens niet weer werden
opgepakt.83
Het zou echter tot 1997 duren voordat de vredesonderhandelingen in een
stroomversnelling kwamen. In mei 1997 waren er namelijk verkiezingen voor een nieuw
parlement in Groot-Brittannië. Tony Blair en de Labour partij behaalden hierin een grote
overwinning en dit was het belangrijkste omslagpunt in de vredesonderhandelingen.84 Hierna
ging het vrij snel en uiteindelijk werd op 10 april 1998 het Akkoord van Belfast getekend,
waarmee formeel een eind kwam aan the Troubles.85
Het leiderschap van de Noord-Ierse partijen heeft volgens Goddard ook een
belangrijke rol gespeeld. De leiders van de Ulster Unionist Party, Social and Democratic
Labour Party en de Sinn Féin wisten namelijk hun volgelingen ervan te overtuigen dat het
gewapend conflict ze niet verder ging brengen. De leiders waren in het proces dan ook zeer
belangrijk. Zij gingen met elkaar om de tafel om een oplossing te zoeken voor het conflict en
wisten het resultaat te verkopen aan hun achterban. Dit heeft een belangrijke rol gespeeld en
verklaard waarom de vredesonderhandelingen lukten.86 Het is dan ook interessant om te zien
welke partijen zich allemaal bonden aan het Akkoord van Belfast. Daarna wordt gekeken hoe
ze sinds het tekenen van het vredesakkoord met elkaar omgaan en of ze nog positief tegenover
het akkoord staan.
Hiervoor is het allereerst belangrijk om weer te geven welke Noord-Ierse politieke
partijen er allemaal waren en wat hun grondslag was. Vrijwel alle partijen hebben in NoordIerland een unionistische of nationalistische grondslag. Waar de unionistische partijen de unie
N. Whyte, ‘The 1996 Forum Elections and the Peace Process’ gepubliceerd op 3-6-1998 op:
http://www.ark.ac.uk/elections/ff96.htm, laatst gewijzigd op 7-05-2003, geraadpleegd op 30-03-2016. Een
voorbeeld hiervan is de Sinn Féin die gelieerd was aan de (P)IRA.
84
I. Somerville en S. Kirby ‘Public relations and the Northern Ireland peace process: Dissemination,
reconciliation and the ‘Good Friday Agreement’ referendum campaign’ Public Relations Inquiry Vol. 1, No. 3
(2012) 231-255,aldaar 233.
85
Shirlow en Coulter ‘Northern Ireland: 20 years after the Cease-Fires’ Studies in Conflict & Terrorism, 714715.
86
Goddard, ‘Brokering Peace: the Northern Ireland Peace Process’ International Studies Quarterly, 504-505.
83
26
met het Verenigd-Koninkrijk willen behouden, willen nationalistische partijen dat NoordIerland zich aansluit bij de Republiek Ierland.
Toch zijn er partijen zonder unionistische dan wel nationalistische grondslag, zoals de
Alliance Party. Deze partij staat momenteel als enige neutraal tegen de vraag of NoordIerland bij het Verenigd Koninkrijk moet blijven, of zich moet aansluiten bij de Republiek
Ierland. Een andere partij die aanschoof bij de vredesonderhandelingen en ook geen grondslag
had, maar inmiddels niet meer bestaat, was de Northern Ireland Women’s Coalition (NIWC).
De unionistische partijen die aan de vredesonderhandelingen mee deden waren de
UUP, Ulster Democratic Party (UDP) en Progressive Unionist Party (PUP). De laatste twee
partijen, de UDP en PUP, hadden banden met unionistische paramilitaire groeperingen en zijn
de politieke tak van deze groepen.
De nationalistische partijen die aan de vredesonderhandelingen mee deden waren de
SDLP en Sinn Féin. Van deze twee partijen was de SDLP de partij die Ierse eenwording door
middel van de constitutionele weg wilde laten uitkomen. Sinn Féin was de politieke tak van
de Irish Republican Army (IRA). Sinn Féin was dus voorstander van geweld, in plaats van de
constitutionele weg, als middel om Ierse eenwording te bereiken.87
Dat Sinn Féin aan de onderhandelingstafel zat was voor de Democratic Unionist Party
(DUP) reden om niet deel te nemen aan de vredesonderhandelingen. De DUP zag de
uitnodiging van de politieke tak van de IRA als een overgave aan terrorisme en beschouwde
de vredesonderhandelingen op zichzelf als een overgave aan de nationalisten die uiteindelijk
zou leiden tot een verenigd Ierland. De partij weigerde daarom aan de onderhandelingstafel te
zitten.88
De DUP was echter de enige grote partij die afwezig was tijdens de
vredesonderhandelingen en weigerde het akkoord te tekenen. De enige andere partij die zetels
had in het Noord-Ierse Forum en weigerde mee te onderhandelen was de United Kingdom
Unionist Party. Deze partij had minder dan vier procent van de stemmen gekregen. De
partijen aan de onderhandelingstafel hadden samen 80% van de stemmen gewonnen toen er
gestemd werd voor afgevaardigden bij de vredesbesprekingen. Een jaar later wonnen de
partijen die wel wilden onderhandelen 85% tijdens de verkiezingen voor een nieuw parlement
van Groot-Brittannië.89
87
McCulloch, Power-sharing and Political Stability in Deeply Divided Societies, 66.
G. Ganiel, ‘‘Preaching to the Choir?’ An Analysis of DUP Discourses about the Northern Ireland Peace
Process’ Irish Political Studies Vol. 22, No. 3 (2007) 303-320, aldaar 305.
89
Somerville en Kirby ‘Dissemination, reconciliation and the ‘Good Friday Agreement’ referendum campaign’
Public Relations Inquiry, aldaar 233. Voor verkiezingsuitslag Northern Ireland Forum zie: Whyte, ‘The 1996
88
27
Dit laat dus zien dat, hoewel een groot deel van het electoraat vertegenwoordigd werd
aan de onderhandelingstafel, er nog altijd een substantieel deel van de Noord-Ierse bevolking
niet vertegenwoordigd werd. Het akkoord werd dus niet door de gehele Noord-Ierse
bevolking met gejuich ontvangen. Dit is ook terug te zien in de uitslag van het referendum dat
naar aanleiding van het vredesakkoord werd uitgeschreven. Weliswaar was bij dit referendum
71,1% van de Noord-Ierse bevolking voor het akkoord, maar als het resultaat beter bekeken
wordt is het toch zorgelijk. Waar katholieken massaal voor het akkoord stemden met 95% was
de marge bij de protestanten veel kleiner. Ongeveer 55% van de protestanten stemde voor.
Met andere woorden, nationalisten stemden voor en unionisten waren verdeeld.90
Een verklaring hiervoor is volgens Reychler te vinden in het feit dat niet iedere partij
meeonderhandelde aan het akkoord. Als elke partij meeonderhandelt en het akkoord als winst
ziet kan men samen de toekomst tegemoet treden.91 In Noord-Ierland was dit echter niet het
geval. De DUP zei zelfs dat het akkoord er voor zorgde dat Noord-Ierland zich overgaf aan de
Republiek Ierland. Door tegen het akkoord te zijn verdeelde de DUP de unionisten over het
bereikte akkoord.92
Dat maar 55% van de protestanten vóór het akkoord stemde laat zien dat een groot
gedeelte van de unionisten het bereikte akkoord niet als winst zag. Voor de katholieken, die
massaal voorstemden, voelde het bereikte akkoord wel als winst. Dit wordt onderschreven
door peilingen van het Northern Ireland Life & Times Survey. Al in 1998 vond ongeveer 60%
van de protestanten dat de nationalisten meer profiteerden van het akkoord, terwijl 37% vond
dat beide groeperingen evenveel profiteerden. Dit nam in de latere jaren alleen maar verder af.
In 2003 vond nog maar 20% van de protestanten dat unionisten evenveel profiteerden van het
akkoord als de nationalisten, terwijl 80% vond dat nationalisten meer profiteerden dan
unionisten.93
De steun van unionisten aan het Akkoord van Belfast werd na verloop van tijd dan ook
zwakker. Al in 2000, twee jaar na het referendum, was er bij de protestanten een minderheid
Forum Elections’ gepubliceerd op 3-6-1998 op: http://www.ark.ac.uk/elections/ff96.htm, laatst gewijzigd op 705-2003, geraadpleegd op 30-03-2016.
90
S. Elliot ‘The referendum and assembly elections in Northern Ireland’ Irish Political Studies Vol. 14, No. 1
(1999) 138-149, aldaar 143.
91
Reychler, Time for Peace: The Essential Role of Time in Conflict and Peace Processes, 38.
92
Ganiel, ‘‘An Analysis of DUP Discourses about the Northern Ireland Peace Process’ Irish Political Studies,
305.
93
Deze peilingen worden uitgevoerd door het Northern Ireland Life & Times Survey, een instituut wat de
peilingen uitvoert voor het Economisch en Sociaal onderzoeksbureau van Noord-Ierland. Deze resultaten heb ik
echter gehaald uit B. C. Hayes, I. McAllister en L. Dowds, ‘The Erosion of Consent: Protestant Disillusionment
with the 1998 Northern Ireland Agreement’ Journal of Elections, Public Opinion and Parties Vol. 15, No. 2
(2005) 147-167, aldaar 154-155.
28
die voor het akkoord zou stemmen. Nog maar 47% zei dat ze voor het akkoord zouden
stemmen als het referendum toen zou zijn geweest. De volgende jaren bleef dit zo, maar in
2005 werd een echt dieptepunt bereikt toen bleek dat nog maar 36% van de protestanten voor
zou stemmen als het referendum opnieuw gehouden zou worden.94
Dit gaat tegen het principe van bouwsteen één in. Volgens bouwsteen één moet
iedereen het bereikte akkoord als winst zien en als dit niet zo is dan is dat een gevaar voor het
verdere vredesproces. Eén van de belangrijkste redenen dat het enthousiasme voor het
akkoord in het unionistische kamp steeds zwakker werd was de ontwapeningskwestie. In het
Akkoord van Belfast stond dat politieke partijen geen geweld mochten gebruiken om hun
doelen te bereiken. Als ze invloed in een paramilitaire organisatie hadden, dan moest de partij
proberen ervoor te zorgen dat deze zich zou ontwapenen.95 Dit was ook hoe Sinn Féin het
akkoord las. Volgens unionisten stond er in het akkoord dat de paramilitaire groeperingen
zich moesten ontwapenen. Ze weigerden daarom samen te werken met Sinn Féin zolang de
IRA dit nog niet gedaan had.
Dit zorgde er in de periode 1998-2002 vier keer voor dat een ‘power-sharing’ regering
niet van de grond kwam. Telkens werd dezelfde weg bewandeld. Unionisten stelden dat ze
een regering wilden vormen met nationalisten onder voorwaarde dat de IRA zich zouden
ontwapenen. Sinn Féin reageerde hierop door te stellen dat zij ook een regering wilden
vormen, maar dat de IRA zich niet hoefde te ontwapenen omdat dit niet in het akkoord stond
en dat unionisten dit alleen maar eisten omdat ze niet een regering met nationalisten wilden
vormen. Een tijdje hierna trokken de unionisten de conclusie dat de IRA nog niet ontwapend
was en stapten ze uit de regering waardoor het kabinet viel en het circus opnieuw kon
beginnen.96
De communicatie tussen de partijen verliep stroef. Een goed voorbeeld hiervan was
terug te zien in hoe de ministers met elkaar communiceerden, of liever gezegd het gebrek aan
communicatie. In Noord-Ierland is het sinds het ratificeren van het Akkoord van Belfast
normaal om ministersposten toe te bedelen aan partijen die genoeg zetels in het parlement
B. C. Hayes, I. McAllister en L. Dowds, ‘The Erosion of Consent: Protestant Disillusionment with the 1998
Northern Ireland Agreement’ Journal of Elections, Public Opinion and Parties Vol. 15, No. 2 (2005) 147-167,
aldaar 152-153. voor de resultaten van 2005 zie: Northern Ireland Life & Times Survey, If the vote on the Good
Friday Agreement was held again today, how would you vote? geraadpleegd via:
http://www.ark.ac.uk/nilt/2005/Political_Attitudes/VOTEGFA.html, geraadpleegd op 3-04-2016.
95
Belfast Agreement, 7. Decommisioning Geraadpleegd via:
https://www.gov.uk/government/uploads/system/uploads/attachment_data/file/136652/agreement.pdf,
geraadpleegd op 04-04-2016.
96
Shirlow en Coulter ‘Northern Ireland: 20 years after the Cease-Fires’ Studies in Conflict & Terrorism, 716.
94
29
hebben.97
De DUP had evenals de UUP, SDLP en Sinn Féin bij de verkiezingen genoeg
stemmen gekregen om ministers te mogen leveren. Dit deden ze dan ook, maar de DUP
ministers weigerden met Sinn Féin ministers te praten. Bij ministerraden kwamen DUP
ministers niet opdagen. Ze waren namelijk nog steeds tegen het akkoord maar besloten wel
hun ministersposten in te vullen omdat ze zo nog enigszins de besluitvorming konden
beïnvloeden.98
Het opzetten van een stabiele regering struikelde dus steeds op de
ontwapeningskwestie en een gebrek aan communicatie. In november 2003 stonden nieuwe
verkiezingen op het programma. Tijdens deze verkiezingen werden de Sinn Féin en DUP de
winnaars. Ze waren voor het eerst groter dan de gematigdere UUP en SDLP. Dit betekende
dat de nieuwe regering gevormd moest worden door de DUP en Sinn Féin. Aangezien de
DUP niet eens wilde praten met Sinn Féin zorgde dit voor een groot probleem in het
vredesproces.99
Ondertussen was de IRA onder internationale druk begonnen met ontwapenen. Na de
aanslagen op de Twin Towers in New York op 11 september 2001 maakte de IRA in oktober
2001 voor het eerst wapens onklaar. In september 2005 was de IRA volledig ontwapend.
Tegelijkertijd was de oppositie van de DUP tegen het Akkoord van Belfast aan het
afzwakken. Dit kwam omdat de partij nu de macht kon grijpen omdat ze de grootste partij
was.100
De partijen werden in 2006 min of meer naar de onderhandelingstafel gedwongen door
de Britse en Ierse regeringen die dreigden een plan B in werking te stellen als de Noord-Ierse
politieke partijen niet snel een akkoord bereikten. Plan B hield in dat de regeringen bepaalde
Brits-Ierse instituties zouden oprichten om ervoor te zorgen dat het Akkoord van Belfast
geïmplementeerd werd, zonder dat Noord-Ierse politici geraadpleegd werden.101
Dit laat zien hoe betrokken Ierland en Groot-Brittannië waren bij het vredesproces.
Voor een vredesproces is het erg belangrijk dat de internationale gemeenschap en de
J. McGarry en B. O’Leary ‘Consociational Theory, Northern Ireland’s Conflict, and its Agreement. Part 1:
What Consociationalists Can Learn from Northern Ireland’ Government and Opposition Vol. 41 No. 1 (2006)
43-63, aldaar 61.
98
Ganiel, , ‘‘An Analysis of DUP Discourses about the Northern Ireland Peace Process’ Irish Political Studies,
315
99
J. McEvoy, ‘The Northern Ireland Assembly Election 2007’ Irish Political Studies Vol. 22, No. 3 (2007) 367381, aldaar 367.
100
J. Coakley, ‘Has the Northern Ireland Problem Been Solved’ Journal of Democracy Vol. 19, No. 3 (2008) 98112, aldaar 104.
101
McEvoy, ‘The Northern Ireland Assembly Election 2007’ 168.
97
30
omliggende landen het verdrag steunen. De Ierse en de Britse regeringen gingen zelfs verder
dan dat, zo waren beide landen ondertekenaars van het Akkoord van Belfast. De landen
hadden er destijds dus niet alleen voor gezorgd dat de partijen konden onderhandelen, maar ze
legden in het verdrag ook vast dat ze samen toezicht zouden houden op de Noord-Ierse
situatie. Zij zorgden er dan ook nu weer voor dat de partijen aan tafel gingen met elkaar.102
De DUP wilde absoluut niet dat er Brits-Ierse instituties werden opgericht zonder dat
ze daar inspraak op konden hebben en zij besloten daarom het St Andrews Akkoord van 13
oktober 2006 te ondersteunen. Hiermee gingen ze dus akkoord om samen te werken met Sinn
Féin. Dit akkoord was slechts op een paar kleine punten aangepast ten opzichte van het
Akkoord van Belfast. Er werd besloten dat er verkiezingen voor het Noord-Ierse parlement
zouden volgen in maart 2007. Dit omdat de vorige verkiezingen bijna vier jaar eerder waren
en de nieuwe regering er anders kort zou zitten. Het belangrijkste voor het slagen van het St
Andrews Akkoord was dat Sinn Féin een speciale bijeenkomst zou houden. Op deze speciale
bijeenkomst moesten de leden een motie aannemen die ervoor zorgde dat Sinn Féin de politie
en het rechtssysteem erkende en steunde.103
Meer dan negentig procent van de aanwezigen van de bijeenkomst stemde voor de
motie. Twee maanden later volgden er verkiezingen. Deze werden gewonnen door de DUP en
Sinn Féin, die samen een regering gingen vormen. Dit deden ze samen met de UUP en de
SDLP, gezien de UUP en de SDLP genoeg stemmen hadden mochten zij ook ministers
leveren. Noord-Ierland had hiermee voor het eerst sinds 2002 weer een eigen regering.
Bovendien speelde de ontwapeningskwestie, die ervoor had gezorgd dat de regeringen in de
periode 1998-2002 telkens vielen, door de ontwapening van de IRA niet meer.104
Sindsdien is er sprake van politieke stabiliteit in Noord Ierland. De DUP, UUP, SDLP
en Sinn Féin zijn sinds 2007 gezamenlijk aan de macht. Ook na de verkiezingen van 2011,
waarbij Sinn Féin en de DUP weer de grootste partijen werden, vormden dezelfde partijen een
regering. De enige verandering was dat de Alliance Party ook een ministeriële post toebedeeld
kreeg, omdat deze partij nu ook genoeg stemmen gekregen had. Vanaf toen waren er dus vijf
partijen die samen de Noord-Ierse regering vormen.105
In mei 2016 stonden er weer verkiezingen voor het Noord-Ierse parlement gepland. De
Coakley en Todd, ‘Breaking Patterns of Conflict in Northern Ireland’ Irish Political Studies, 3.
J. Tonge, M. Braniff, T. Hennessey, J. W. McAuley en S.A. Whitting, The Democratic Unionist Party: From
Protest to Power (Oxford 2014), 48-50.
104
J. McGarry en B. O’Leary, ‘Power-Sharing Executives: Consociational and Centripetal Formulae and the
Case of Northern Ireland’ Ethnopolitics Vol. 14, No.1 (2015) 1-23 aldaar 11. Zie ook: McEvoy, ‘The Northern
Ireland Assembly Election 2007’ 168.
105
McGarry en O’Leary, ‘Power-Sharing Executives: Northern Ireland’ Ethnopolitics 11.
102
103
31
verwachting was dat de partijen die nu in de regering zaten ongeveer hetzelfde percentage van
de stemmen zouden halen als bij de verkiezingen van 2011. Dit zou normaliter betekenen dat
dezelfde partijen een regering zouden vormen.106
Een wetswijziging in 2015 zorgde er echter voor dat elke partij zelf kon kiezen om
oppositie te voeren, de partijen werden dus niet langer meer gedwongen om samen te
werken.107 De verkiezingen van mei 2016 waren de eerste verkiezingen sinds deze wijziging
en het was dan ook spannend wat de uitwerking hiervan zou zijn.
Het bleek dat de Alliance Party, UUP en SDLP liever oppositie gingen voeren.108 Dit
maakte het des te spannender of de DUP en Sinn Féin, de twee partijen die elkaar vroeger
naar het leven stonden, er voor kozen om samen te gaan regeren. De DUP en Sinn Féin
besloten om een regering te vormen en sindsdien bestaat de regering dus enkel uit Sinn Féin
en DUP ministers. Er kan gesteld worden dat er sprake is van een normalisatie van de politiek
omdat het in westerse parlementen vanzelfsprekend is dat er een oppositie is. Het ontbreken
van een oppositie was dan ook een kritiekpunt omdat dit ondemocratisch zou zijn. Elke partij
die voldoende stemmen had werd namelijk gedwongen om mee te regeren.109
Sinds kort is dat dus anders en het is nog onduidelijk hoe het verder zal gaan. Er is nu
een oppositie en er is een regering. Wat positief is, is dat de twee partijen, die elkaar vroeger
naar het leven stonden, nu samen regeren.
Dit is natuurlijk een hele verbetering vergeleken met vroeger maar het is de vraag hoe
effectief de samenwerking is en of de groepen op een normale manier met elkaar
communiceren. Als er gekeken wordt naar de hoeveelheid wetten die aangenomen worden
door het Noord-Ierse parlement in de periode 2008-2011 lijken parlement en regering goed te
werken. Zo werden er in 2011 maar liefst 29 wetten aangenomen, terwijl het parlement van
106
B. White, Northern Ireland Assembly Elections: Which Party are People Voting For? gepubliceerd door
Belfast Telegraph/LucidTalk, Gepubliceerd op: 29-02-2016, geraadpleegd via:
http://www.belfasttelegraph.co.uk/opinion/debateni/bill-white/northern-ireland-assembly-elections-which-partyare-people-voting-for-34498554.html, geraadpleegd op 04-04-2016.
107
Northern Ireland Assembly, ‘Assembly and Executive Reform (Assembly Opposition) Bill (Northern Ireland)
2015’, geraadpleegd via:
http://www.niassembly.gov.uk/globalassets/documents/raise/publications/2015/exec_review/11915.pdf,
gepubliceerd op: 04-11-2015, geraadpleegd op: 10-05-2016.
108
BBC, ‘NI Assembly: UUP will go into into opposition at Stormont’ geraadpleegd via:
http://www.bbc.com/news/uk-northern-ireland-36277973, geraadpleegd op: 11-07-2016 BBC, ‘NI Assembly:
SDLP to go into opposition’ Geraadpleegd via: http://www.bbc.com/news/uk-36337431, geraadpleegd op 11-072016 BBC, ‘NI Executive: Alliance Party ruling council endorses justice ministry decision’ Geraadpleegd via:
http://www.bbc.com/news/uk-northern-ireland-politics-36328128, geraadpleegd op 11-07-2016.
109
C. McCrudden, J. McGarry, B. O’Leary en A. Schwartz ‘Why Northern Ireland’s Institutions Need Stability’
Government & Opposition Vol. 51 No. 1 (2016) 30-58, aldaar 31, 33.
32
Groot-Brittannië in hetzelfde jaar 25 wetten aannam.110
Hierna zijn echter lang niet zoveel wetten aangenomen door het parlement en dit
zorgde voor een gevoel van teleurstelling bij de bevolking.111 Het is opmerkelijk om te zien
dat de Noord-Ierse partijen na de Akkoorden geen enkele moeite doen om stemmers van de
andere grondslag binnen te halen. De politici komen nog altijd alleen op voor de leden uit hun
eigen gemeenschap. Toen er in 2014, als gevolg van de economische crisis, vanuit
Westminster bezuinigingen werden aangekondigd die Noord-Ierland ook zouden raken
verenigden unionisten en nationalisten zich niet. Het protest tegen de maatregelen werd in
plaats daarvan apart gevoerd door de nationalistische en unionistische partijen, zonder dat ze
hierbij overlegden met elkaar.
De politiek is dus nog steeds erg ingesteld op nationalistisch versus unionistisch. De
samenwerking tussen de beide groepen om zaken gedaan te krijgen, is vaak gebrekkig. Dat
toont het protest tegen de bezuinigingsmaatregelen aan. Politieke partijen zonder
unionistische dan wel nationalistische grondslag hebben nog steeds amper voet aan de grond
gekregen. De enige partij zonder grondslag van enig belang is de Alliance Party maar deze
partij kreeg bij de verkiezingen van 2016 niet meer dan 7% van de stemmen.112
Hoewel de communicatie zeker beter kan gaat het te ver om het politiek proces en
bouwsteen één als mislukt te beschouwen. Sinds 2007 praat elke partij met elkaar en wordt
het land door vertegenwoordigers van beide gemeenschappen geregeerd. In dat opzicht is
bouwsteen één van het vredesproces geslaagd. Er is sprake van communicatie en de
vredesonderhandelingen zijn geslaagd. Er is een stabiele regering waarin Sinn Féin en de
DUP, de twee voormalige vijanden, samenwerken.
Daarnaast is er amper meer sprake van politiek gemotiveerd geweld en het politieke
geweld dat gebruikt wordt door enkele marginale groepen, wordt door elke politieke partij
afgekeurd. Zodoende was in 2013 minder dan één procent van alle misdaden politiek
Auteur niet bekend ‘Northern Ireland 2014’ Irish Political Studies Vol. 30 No. 3 (2015) 392-431, aldaar 401402. Zie ook publicatie van het parlement van Groot-Brittannië, geraadpleegd via:
http://www.legislation.gov.uk/ukpga/2011, geraadpleegd op 04-05-2016.
111
A. Guelke, ‘Northern Ireland’s Flags Crisis and the Enduring Legacy of the Settler-Native Divide’
Nationalism and Ethnic Politics Vol. 20, No. 1 (2014) 133-151, aldaar 133.
112
C. Gilligan, ‘Austerity and consociational government in Northern Ireland’ Irish Studies Review Vol.24, No.
1 (2016) 35-48, aldaar 43. zie ook: White, Northern Ireland Assembly Elections: Which Party are People Voting
For? gepubliceerd door Belfast Telegraph/LucidTalk, Gepubliceerd op: 29-02-2016, geraadpleegd via:
http://www.belfasttelegraph.co.uk/opinion/debateni/bill-white/northern-ireland-assembly-elections-which-partyare-people-voting-for-34498554.html, geraadpleegd op 04-04-2016. BBC, ‘Northern Ireland Election 2016
Results’, geraadpleegd via: http://www.bbc.com/news/election/2016/northern_ireland/results, geraadpleegd 1007-2016
110
33
gemotiveerd.113 Alle belangrijke partijen hebben zich nu achter de Akkoorden van Belfast en
St Andrews geschaard. Het enige gevaar is dat de unionisten vinden dat ze niet zoveel baat
hebben als de nationalisten van de resultaten die de akkoorden hebben opgeleverd. Het is dan
ook nu tijd om te kijken hoe bouwsteen twee, institutionele veranderingen, zijn
geïmplementeerd.
Bouwsteen twee - Institution Building
Er is sinds 1998 vrede in Noord-Ierland. Sindsdien hebben de Noord-Ierse partijen, met
uitzondering in de periode 2002-2006 samen het land geregeerd. In dit hoofdstuk wordt
beschreven welke hervormingen en instituties er sinds de vrede geïmplementeerd zijn. Het
belang hiervan is groot. Als er rechtvaardige instituties zijn die iedereen dezelfde kansen
geven dan is namelijk een belangrijke oorzaak van het conflict weggenomen. Volgens de VN
is deze bouwsteen dan ook essentieel in het veranderen van negatieve vrede naar positieve
vrede.114
Eén van de belangrijkste hervormingen in Noord-Ierland was de hervorming van het
Noord-Ierse politiekorps. Er was hierover echter wel controverse. Unionisten vonden
namelijk dat de politiedienst goed werk leverde en dat zij de wet probeerde te handhaven.
Katholieken daarentegen vertrouwden de Noord-Ierse politiedienst de Royal Ulster
Constabulary (RUC) niet. Ze zagen het als een unionistisch bolwerk dat katholieken
discrimineerde. Dit kwam onder andere omdat de politiedienst vrijwel uitsluitend protestanten
in dienst had.115
De katholieken hadden daarnaast ook een gegronde reden om de politie te
wantrouwen. Bij het ontstaan van Noord-Ierland in 1922 was er een tijdelijke noodwet
aangenomen die de politie de macht gaf om zonder reden mensen op te pakken, te
ondervragen en vast te zetten. In 1933 werd deze tijdelijke wet een permanente wet. De politie
gebruikte de wet vrijwel uitsluitend tegen katholieken. Dit zorgde ervoor dat de katholieken
de RUC ging zien als een instrument van de unionistische regering. Volgens de katholieken
waren ze niet gelijk voor de wet, want de politiedienst was volgens hen bij uitstek het
Shirlow en Coulter, ‘Northern Ireland: 20 Years after the Cease-Fires’ Studies in Conflict & Terrorism 716717.
114
Verenigde Naties, What is Peacebuilding, geraadpleegd via http://www.unpbf.org/applicationguidelines/what-is-peacebuilding/, geraadpleegd op 14-03-2016.
115
P. Lundy, ‘Exploring Home-Grown Transitional Justice and Its Dilemmas: A Case Study of the Historical
Enquiries Team, Northern Ireland’ International Journal of Transitional Justice Vol. 3 No. 3 (2009) 321-340,
aldaar 330-332.
113
34
voorbeeld dat de Noord-Ierse staat sektarisch was.116
Omdat de legitimiteit van de politiedienst zo in twijfel getrokken werd door de
nationalisten besloten de politieke partijen tijdens de vredesonderhandelingen dat een
individuele commissie opgericht werd om te kijken wat er veranderd moest worden. De
aanbevelingen van de commissie moesten ervoor zorgen dat iedere inwoner van NoordIerland de politie vertrouwde. De onafhankelijke commissie bracht in de zomer van 1999 een
rapport uit.117
Deze individuele commissie werd niet door iedereen ondersteund. Bij een peiling in
1998 bleek dat maar 37% van de protestanten de onafhankelijke commissie steunde. Daar
tegenover stond dat 40% van de protestanten het idee dat een onafhankelijke commissie de
RUC kritisch bekeek, afwees. De overige 23% was neutraal. De katholieken daarentegen
waren zeer blij met de onafhankelijke commissie, maar liefst 85% vond dit een goed idee.118
De onafhankelijke commissie presenteerde op 9 september 1999 haar 175
aanbevelingen. Zo werd aanbevolen om de naam van de RUC te veranderen zodat de
katholieken minder negatieve connotaties bij de politiedienst zouden hebben. De naam RUC
werd dan ook op 4 november 2001 vervangen door de Police Service of Northern Ireland
(PSNI). Daarnaast deed de commissie de aanbeveling om evenveel nieuwe protestantse en
katholieke agenten te benoemen.119 Ook deze zogenaamde 50/50 aanbeveling werd
opgevolgd. Hierdoor was in 2011 al 30.3% van de politieagenten katholiek, tegenover 8% in
2001.120 Omdat de katholieken nu ook goed vertegenwoordigd waren in de politiedienst werd
in 2011 besloten om de 50/50 regeling los te laten.121
Ook veel andere aanbevelingen die de commissie deed, werden uitgevoerd. Het
verwijderen van Britse symbolen bij de politiedienst was misschien wel het meest opvallend.
Dit werd gedaan zodat katholieken zouden zien dat de politiedienst er niet enkel voor de
unionisten was maar ook voor de nationalisten. Verder werd de positie van politieombudsman
gecreëerd, waardoor klachten over de politie voortaan snel onderzocht konden worden.122
R. Perry, ‘The Devolution of Policing in Northern Ireland: Politics and Reform’ Politics Vol. 31, No. 3
(2011) 167-178, aldaar 167.
117
Lundy, ‘Case Study of the Historical Enquiries Team, Northern Ireland’ International Journal of Transitional
Justice, 330-332.
118
Hayes, McAllister en Dowds, ‘Protestant Disillusionment with the 1998 Northern Ireland Agreement’Journal
of Elections, Public Opinion and Parties, 156.
119
Perry, ‘Policing in Northern Ireland: Politics and Reform’ Politics, 168-169.
120
Police Service of Northern Ireland, http://www.psni.police.uk/recruitment_figures.pdf, geraadpleegd op 1405-2015.
121
BBC, http://www.bbc.com/news/uk-northern-ireland-12821412, gepubliceerd op 22-03-2011, laatst
gewijzigd op 22-03-2011, geraadpleegd op 14-05-2015.
122
Perry, ‘Policing in Northern Ireland: Politics and Reform’ Politics, 168-169.
116
35
Hiernaast werden ook andere controlemechanismes ingevoerd zoals een Policing
Board. Dit was een mechanisme waarmee de politieke partijen toezicht konden houden op de
politie en waarmee ze politiecommissarissen benoemden. Verder moesten de Noord-Ierse
politieagenten voortaan bij al hun acties volgens internationale mensenrechtenstandaard
handelen. Deden ze dit niet, dan hebben de Policing Board en de politieombudsman de
autoriteit om hun gedrag te onderzoeken en te bestraffen.123
Hoewel de hervormingen van de politiedienst ervoor hebben gezorgd dat alle politieke
partijen de politie erkenden en steunden zodat het geen issue meer was op politiek vlak, was
een deel van de bevolking niet blij met de hervormingen. Toen in 2003 gevraagd werd aan
protestanten of de hervormingen van de politiedienst te ver gegaan waren, was 58% het
daarmee eens. Dit terwijl een meerderheid van de katholieken vond dat de hervormingen niet
ver genoeg waren gegaan. Een minderheid van de katholieken (42%) vond dat de
hervormingen wel juist waren, ook bij de protestanten was een minderheid tevreden met de
hervormingen, namelijk 35%.124
Dit laat zien dat beiden gemeenschappen andere prioriteiten hadden. Waar
nationalisten vonden dat geweld het best gestopt kon worden door de oorzaken van het
geweld te benoemen, waren unionisten gericht op concretere maatregelen die de symptomen
bestreden. Nationalisten wilden gelijkheid, mensenrechten en anti-discriminatie hoog op de
prioriteitenlijst hebben, terwijl unionisten ervoor wilden zorgen dat paramilitaire organisaties
ontbonden werden en er meer anti-terreurmaatregelen genomen werden.125
Uit een enquête uit 2015 bleek dat 81% van de Noord-Ierse bevolking de politie
inmiddels vertrouwde. 80% van de ondervraagden vonden dat katholieken en protestanten
gelijk behandeld werden. De politiedienst is dan ook nog amper een probleem voor de NoordIerse bevolking.126
De politiedienst was niet de enige sector die hervormd werd, ook op politiek vlak
waren er veel hervormingen. De partijen hadden bij het onderhandelen over het Akkoord van
Belfast besloten dat Noord-Ierland weer een eigen parlement moest krijgen en dat er
instituties opgericht moesten worden waarin Noord-Ierland en de Republiek Ierland samen
zouden werken. Verder werd besloten dat er instituties opgericht moesten worden waarin
Ellison, ‘Reform, Political Transition, and Conflict Resolution in Northern Ireland’ Police Quarterly, 248249.
124
Hayes, McAllister en Dowds, ‘Protestant Disillusionment with the 1998 Northern Ireland Agreement’
Journal of Elections, Public Opinion and Parties, 156.
125
Ibidem, 156.
126
Telegraph, ‘Survey finds 81% confidence rating for PSNI’, geraadpleegd op: 01-12-2016, geraadpleegd via:
http://www.belfasttelegraph.co.uk/news/northern-ireland/survey-finds-81-confidence-rating-for-psni34141841.html, gepubliceerd op: 26-10-2015.
123
36
Groot-Brittannië en de Republiek Ierland zouden gaan samenwerken. In het akkoord stond
hoe deze instituties uitgewerkt en geïmplementeerd moesten worden.
Als eerste is het interessant om te kijken naar hoe het nieuwe Noord-Ierse parlement
ingericht werd. Dit werd namelijk heel anders opgezet dan het oude Noord-Ierse parlement
waar de unionisten ongestoord konden regeren omdat ze de meerderheid hadden. Zetels
werden niet meer verdeeld via het first past the post systeem, maar door het single
transferable vote systeem. Er werd gekozen voor het single transferable vote systeem omdat
het first past the post systeem zeer voordelig was voor unionisten.
In het first past the post systeem won degene met de meeste stemmen in een
kiesdistrict namelijk de zetel. Doordat unionisten de grenzen van kiesdistricten konden
veranderen, konden ze er voor zorgen dat ze een meerderheid behielden. Zo hadden
unionisten vrijwel altijd 40 van de 52 zetels in het parlement. Zij konden er immers voor
zorgen dat ze in de meeste kiesdistricten een meerderheid hadden door de nationalistische
gemeenschappen te verdelen over de verschillende kiesdistricten.127
Dit is in het Noord-Ierse single transferable vote systeem niet mogelijk. De
kiesdistricten staan namelijk vast en kunnen niet veranderd worden. De kiesdistricten komen
overeen met de kiesdistricten die in Noord-Ierland gebruikt worden voor verkiezingen van het
Britse parlement. In elk van de achttien kiesdistricten kunnen zes kandidaten verkozen
worden. De kiezer geeft zijn eerste, tweede en derde voorkeurskandidaat van het kiesdistrict
aan. Vervolgens wordt gekeken welke kandidaten het vastgestelde quotum hebben behaald.
De kandidaten die aan het vastgestelde quotum hebben voldaan zijn meteen zeker van een
zetel. De stemmen die de reeds verkozen kandidaat bovenop het vastgestelde quotum krijgt
worden niet toegekend aan de reeds verkozen kandidaat, maar gaan naar de tweede
voorkeurskandidaat die nog niet voldaan heeft aan het quotum. Als er dan nog niet genoeg
kandidaten het quotum halen dan valt degene met de laagste hoeveelheid eerste en tweede
voorkeurstemmen af en wordt er gekeken naar de derde voorkeur. Zo worden alle zes de
zetels in elk kiesdistrict gevuld.128
Er is gekozen voor dit systeem om ervoor te zorgen dat in elk kiesdistrict iedere
gemeenschap vertegenwoordigd wordt. Dit in plaats van het oude systeem waarin de
nationalisten amper vertegenwoordigd werden omdat ze in weinig kiesdistricten konden
127
J. McEvoy, The Politics of Northern Ireland (Edinburgh 2008) 29-30.
Bosi, 'Explaining the Emergence Process of the Civil Rights Protest in Northern Ireland (1945–1968): Insights
from a Relational Social Movement Approach', Journal of Historical Sociology 242, 246, 254.
128
http://www.aboutmyvote.co.uk/upcoming-elections-and-referendums/northern-ireland-assembly, laatst
gewijzigd op: 01-03-2016, geraadplgeed op: 20-04-2016.
37
winnen. De manier waarop de parlementsleden nu verkozen worden was niet de enige
politiek-institutionele verandering ten opzichte van het oude parlement. Ministers,
commissieleden en commissievoorzitters werden voortaan proportioneel verdeeld over de
partijen die zetels hadden in het Noord-Ierse parlement. Dit zorgde ervoor dat de partij die de
verkiezingen wint niet zelf kan beslissen met wie ze wil regeren, maar moet regeren met
iedere partij die genoeg zetels had. Zodoende zouden de groepen leren om samen te werken.
Alle wetten die de regering maakt moeten voldoen aan het Europese Verdrag voor de
Mensenrechten. Daarnaast werd ook een gelijkheidscommissie opgericht in het parlement
wiens taak het was om gelijkheid van kansen te bevorderen en om klachten tegen
overheidsorganisaties te onderzoeken. Verder moeten alle belangrijke beslissingen door een
meerderheid van unionisten en nationalisten goedgekeurd worden, als dit niet het geval was
dan moest minstens 60% van het parlement voor zijn waarvan minstens 40% van beide
gemeenschappen. Daarom werd de grondslag van elk parlementslid, unionistisch,
nationalistisch of geen van beide, vastgelegd. Er waren dus allerlei hervormingen op politiek
vlak.129
Er is echter veel kritiek op sommige van deze hervormingen. Vooral op de gedwongen
samenwerking. Volgens politieke wetenschappers is een liberale democratie de beste manier
om de vrede te bewaren. In Noord-Ierland worden de partijen echter gedwongen om met
elkaar samen te werken. Het is dus geen liberale democratie. Het probleem bij een gedwongen
samenwerking is dat de partijen niet bepaald gestimuleerd worden om de achterban te
vergroten naar de andere gemeenschap. De unionistische partijen doen geen enkele moeite om
kiezers uit de nationalistische gemeenschap over te halen op hen te stemmen, omdat dit
stemmen kan kosten en omdat ze door power-sharing toch al in de regering komen. Bij de
nationalisten gebeurt precies hetzelfde.130
Elk parlementslid wordt gevraagd zichzelf te registreren als unionist, nationalist of
anders. Het is als het ware dus een institutionalisering van de verdeeldheid in Noord-Ierland.
Het parlement bestaat hierdoor namelijk uit een groot nationalistisch blok, een groot
unionistisch blok en een kleine groep ‘anderen’. Dit is dan ook de grootste kritiek op de
129
The Belfast Agreement, pagina 7-11, Strand one. Geraadpleegd via:
https://www.gov.uk/government/uploads/system/uploads/attachment_data/file/136652/agreement.pdf, laatst
gewijzigd op 10-04-1998, geraadpleegd op 20-04-2016.
130
J. Nagle, ‘From Secessionist Mobilization to Substate Nationalism? Assessing the Impact of
Consociationalism and Devolution on Irish Nationalism in Northern Ireland’ Regional & Federal Studies Vol.
23, No. 4 (2013) 461-477, aldaar 473-474.
38
gedwongen samenwerking.131
Dit systeem kan ook omzeild worden. Een parlementslid kan op elk moment namelijk
zijn registratie veranderen. In 2001 werd dit trucje uitgehaald door twee leden van de Alliance
Party. Ze registreerden zichzelf als unionisten in plaats van als ‘anders’ waardoor een
meerderheid van de unionisten voor het aanstellen van David Trimble (UUP) als premier en
Mark Durkan (SDLP) als vicepremier was. Dit was van belang omdat er in het Noord-Ierse
parlement voor belangrijke beslissingen en aanstellingen altijd een meerderheid van zowel
nationalisten als unionisten nodig is. Door de truc van de Alliance Party leden kon dus een
regering gevormd worden. Dit laat zien dat het Noord-Ierse parlement soms absurd werkt.132
Het Noord-Ierse parlement was volgens criticasters daarnaast ook nog ondemocratisch
omdat er geen oppositie mogelijk was. Als een partij genoeg stemmen had dan moest die
partij immers een minister leveren en dus deelnemen aan de regering.133 Met het afschaffen
van deze regel in 2015 is dit veranderd en is deze kritiek niet langer terecht. De partijen
werden tot voor kort dus gedwongen tot samenwerking met elkaar, maar dit was niet de enige
gedwongen samenwerking die in het Akkoord van Belfast was vastgelegd. De Noord-Ierse
partijen werden namelijk ook gedwongen tot samenwerking met de Republiek Ierland. Er
werd een Noord-Zuid raad opgericht waarin de ministers van de Republiek Ierland en NoordIerland met elkaar vergaderen.
De Noord-Zuid raad werd opgericht om zaken waarin Noord-Ierland en de Republiek
Ierland beiden belangen hadden samen te regelen. Hierbij moet gedacht worden aan het
regelen van transport over geheel Ierland, het beheren van waterwegen, millieustandaarden en
toerisme. De ministers van beide landen komen in de Noord-Zuid raad bij elkaar om
zodoende gezamenlijk beleid te maken. Beide kanten moesten het wel te allen tijde eens zijn
met het voorgenomen beleid, beslissingen konden niet door het ene land opgelegd worden aan
het andere land. De agenda voor elke ontmoeting werd al van te voren besloten door de beide
partijen, zodoende konden de partijen ervoor zorgen dat de juiste ministers aan tafel zaten.
Als een minister niet normaal wil meewerken aan de plannen dan kan er buiten deze minister
om toch een beleidsbesluit genomen worden. De Ierse premier en de Noord-Ierse premier en
vicepremier kunnen dan namelijk samen een akkoord over het te voeren beleid op dat
Nagle, ‘Assessing the Impact of Consociationalism in Northern Ireland’ Regional & Federal Studies, 473474.
McGarry en O’Leary ‘Power-Sharing Executives: Northern Ireland’ Ethnopolitics, 1, 15-16.
132
C. Thornton, ‘Alliance urges vote reform’ Belfast Telegraph, gepubliceerd op: 09-03-2003, geraadpleegd via:
http://www.belfasttelegraph.co.uk/imported/alliance-urge-vote-reform-28146676.html, geraadpleegd op: 09-052016.
133
McCrudden, McGarry, O’Leary en Schwartz ‘Why Northern Ireland’s Institutions Need Stability’
Government & Opposition, 31, 33.
131
39
gebied bereiken.134
Naast de Noord-Zuid raad werd er ook een Brits-Ierse raad opgericht. Deze werkt op
dezelfde manier als de Noord-Zuid raad. Het doel van de Brits-Ierse raad was om het
harmonieus samenleven te bevorderen. Hoe dit bereikt moet worden blijft echter vaag. In het
akkoord staat namelijk dat een manier om dit te bereiken het maken van afspraken over
milleustandaarden en goede transportfaciliteiten zijn.135
Om het akkoord te ondertekenen moest de Republiek Ierland wel een constitutionele
hervorming doorvoeren. In het Akkoord van Belfast werd namelijk opgenomen dat de
constitutionele status van Noord-Ierland enkel door de Noord-Ierse bevolking veranderd kan
worden. Hierdoor moest de Republiek Ierland een grondwetswijziging doorvoeren. In artikel
2 en 3 van de Ierse grondwet claimde de republiek namelijk het gehele eiland en stelde het
tevens dat alle wetten die de republiek uitgaf overal op het eiland golden, waardoor het
feitelijk Noord-Ierland en de wensen van de Noord-Ierse bevolking negeerde.136
Om de grondwet te veranderen moest een referendum gehouden worden. De Ierse
bevolking stemde op 22 mei 1998 massaal voor de verandering van de grondwet, maar liefst
94,4% van de stemmen was voor aanpassing van artikel 2 en 3. Hierdoor kon Ierland het
Akkoord van Belfast ondertekenen.137 De Britse grondwet hoefde niet veranderd te worden
om het akkoord te ondertekenen, dit komt omdat Noord-Ierland Brits grondgebied is en er
praktisch niets veranderd met het vredesakkoord. Wel werd in het Akkoord opgenomen dat
Groot-Brittannië ten allen tijde akkoord moet gaan met de wens van de Noord-Ierse bevolking
als de meerderheid wel bij Ierland wil gaan horen.138
Ook in Noord-Ierland werd een referendum uitgeschreven om te kijken of het
merendeel van de bevolking het vredesakkoord steunde. Deze steun was er want de bevolking
134
The Belfast Agreement, pagina 13-17, Strand Two. Geraadpleegd via:
https://www.gov.uk/government/uploads/system/uploads/attachment_data/file/136652/agreement.pdf, laatst
gewijzigd op 10-04-1998, geraadpleegd op 22-04-2016.
135
The Belfast Agreement, pagina 17-18, Strand Three. Geraadpleegd via:
https://www.gov.uk/government/uploads/system/uploads/attachment_data/file/136652/agreement.pdf, laatst
gewijzigd op 10-04-1998, geraadpleegd op 22-04-2016.
136
The Belfast Agreement, pagina 5-6, Constitutional Issues, Annex B: Irish Government Draft Legislation.
Geraadpleegd via:
https://www.gov.uk/government/uploads/system/uploads/attachment_data/file/136652/agreement.pdf, laatst
gewijzigd op 10-04-1998, geraadpleegd op 21-04-2016.
137
G.M. Maney, I. Ibrahim, G.I. Higgins en H. Herzog, ‘The Past’s Promise: Lessons from Peace Processes in
Northern Ireland and the Middle East’ Journal of Peace Research Vol. 43, No. 2 (2006) 181-200, aldaar 191.
138
The Belfast Agreement, pagina 4-5, Constitutional Issues, Annex A: Draft Clauses/Schedules for
Incorporation in British Legislation. Geraadpleegd via:
https://www.gov.uk/government/uploads/system/uploads/attachment_data/file/136652/agreement.pdf, laatst
gewijzigd op 10-04-1998, geraadpleegd op 21-04-2016.
40
stemde bij het referendum met meer dan 71% voor het vredesakkoord.139 Er kon dus een
begin gemaakt worden met het implementeren van het vredesakkoord. In het akkoord stond
ook een paragraaf over slachtoffers van geweld en verzoening. De partijen die het akkoord
ondertekend hebben stellen dat ze het erg belangrijk vinden om de slachtoffers te erkennen en
verontschuldigingen aan te bieden. Dit is volgens het akkoord een noodzakelijk element om
tot verzoening te kunnen komen. Er staat echter dat de partijen hiervoor het rapport van de
Noord-Ierse slachtoffercommissie afwachten.140 De transitional justice maatregelen die uit dit
rapport voortkwamen worden in het volgende hoofdstuk besproken. Voor nu is het van belang
dat er institutionele veranderingen werden doorgevoerd in Noord-Ierland. Het is nu tijd om te
kijken hoe bouwsteen drie geïmplementeerd is.
Bouwsteen drie - gemeenschapsgevoel
Het is essentieel voor het vredesproces dat er een nieuw overkoepelend groepsgevoel ontstaat.
Belangrijk hierbij is dat iedereen in de gemeenschap kan deelnemen aan deze nieuwe groep,
zodat de mensen niet langer meer blijven hangen in het oude conflict. Het is voor het bereiken
van een positieve vrede dus van belang dat de sociale cohesie verbetert en dat de oude
groepen plaats maken voor een nieuwe overkoepelende groep.141 Hoewel dit een wat lastigere
bouwsteen is om te meten, zijn er over het Noord-Ierse conflict genoeg enquêtes en artikelen
verschenen die meten of er sprake is van een nieuw groepsgevoel.142
Eén van de manieren om te kijken of de Noord-Ierse bevolking een nieuw
gemeenschapsgevoel heeft aangenomen zijn enquêtes van het Noord-Ierse onderzoeksbureau.
Dit onderzoeksbureau stelde in de periode 1998-2014 elk jaar de vraag aan de
onderzoeksgroep of ze zichzelf zien als Brits, Iers, Ulster, Noord-Iers of anders zagen. Ulster
is een aparte term. Als iemand zich identificeert hiermee wil dat zeggen dat hij of zij zichzelf
als eerste als een inwoner van Ulster ziet. Ulster is een van de vier oorspronkelijke provincies
van het eiland Ierland en bestaat uit negen counties. Noord-Ierland bestaat uit zes van de
negen counties die de provincie Ulster beslaan. De andere drie counties liggen op Iers
Elliot ‘The referendum and assembly elections in Northern Ireland’ Irish Political Studies, 143.
The Belfast Agreement, pagina 21-22, Reconciliation and Victims of Violence. Geraadpleegd via:
https://www.gov.uk/government/uploads/system/uploads/attachment_data/file/136652/agreement.pdf, laatst
gewijzigd op 10-04-1998, geraadpleegd op 25-04-2016.
141
Verenigde Naties, What is Peacebuilding, geraadpleegd via http://www.unpbf.org/applicationguidelines/what-is-peacebuilding/, geraadpleegd op 14-03-2016.
Reychler, Time for Peace: The Essential Role of Time in Conflict and Peace Processes, 39.
142
Zie o.a. Northern Ireland Life & Times, ‘Which of these best describes the way you think of yourself’
http://www.ark.ac.uk/nilt/2007/Community_Relations/NINATID.html, geraadpleegd op 14-05-2016.
139
140
41
grondgebied. Als iemand zich ulster voelt dan is dat vrijwel altijd een unionist.143 Als de
resultaten van 1998 en 2014 met elkaar vergeleken worden blijkt dat er geen nieuw
groepsgevoel ontstaan is in Noord-Ierland, of in ieder geval dat dit nieuwe groepsgevoel niet
gegroeid is in de periode.
In 1998 voelde 41% van de ondervraagden zich Brits, 27% Iers, 23% voelde zichzelf
Noord-Iers terwijl 6% gaf aan dat ze zich Ulster voelden een overige 3% voelde zich ‘anders’.
In 2014 voelde 37% van de ondervraagden zich Brits, 29% Iers, 24% Noord Iers, 3% Ulster
en 7% voelde zichzelf ‘anders’. Het verschil tussen deze beide meetpunten is dus minimaal te
noemen. Het enige percentage dat met 5 procentpunten of meer veranderd is, is de groep die
zich ‘anders’ voelt.144
Het is echter ook interessant om de resultaten te bekijken naar indeling op
geloofsgroep. De enquêtehouder deelt de geloofsgroepen als volgt in: katholiek, protestants en
geen religie. Over het algemeen is het zo dat de katholieken nationalistisch zijn en de
protestanten unionistisch, het is dan ook interessant om te zien of deze religieuze
groeperingen door de jaren heen veranderen van groepsvoorkeur.
In 1998 voelde 8% van de katholieke deelnemers aan het onderzoek zich Brits, 65%
voelde zich Iers, 24% voelde zich Noord-Iers, 0% zou zichzelf beschrijven als Ulster terwijl
3% zich iets ‘anders’ voelde. In 2014 voelde 6% van de katholieke deelnemers aan het
onderzoek zich Brits, 60% voelde zich Iers, 26% van de katholieken voelde zich Noord-Iers
en 8% voelde zich iets ‘anders’. Nul procent van de katholieken voelde zich dus Ulster. Erg
opvallend zijn deze cijfers niet, het enige dat enigszins opvalt, is de lichte daling van 5% in
het aantal katholieken dat zich Iers voelt en een lichte stijging van 6 procentpunten in de
segment ‘anders’. Voor de rest is er geen verschil in groepsgevoel bij de Noord-Ierse
katholieke gemeenschap.145
In 1998 voelde 67% van de protestanten zich Brits, 3% voelde zich Iers, 10% voelde
zich Ulster, 18% Noord-Iers en 2% vond dat ze een andere identiteit hadden. In 2014 voelde
68% van de protestantse deelnemers aan het onderzoek zich Brits, 3% voelde zich Iers, 21%
CAIN Web Service (Conflict and Politics in Northern Ireland) ‘A Glossary of Terms Related to the Conflict’,
geraadpleegd via: http://cain.ulst.ac.uk/othelem/glossary.htm#U, geraadpleegd op: 14-07-2016.
144
Northern Ireland Life & Times, ‘Which of these best describes the way you think of yourself’
http://www.ark.ac.uk/nilt/1998/Community_Relations/NINATID.html, geraadpleegd op 15-05-2016. En:
Northern Ireland Life & Times, ‘Which of these best describes the way you think of yourself’
http://www.ark.ac.uk/nilt/2014/Community_Relations/NINATID.html, geraadpleegd op 15-05-2016.
145
Northern Ireland Life & Times, ‘Which of these best describes the way you think of yourself’
http://www.ark.ac.uk/nilt/1998/Community_Relations/NINATID.html, geraadpleegd op 15-05-2016. En:
Northern Ireland Life & Times, ‘Which of these best describes the way you think of yourself’
http://www.ark.ac.uk/nilt/2014/Community_Relations/NINATID.html, geraadpleegd op 15-05-2016.
143
42
voelde zich Noord-Iers, terwijl 5% vond dat ze een Ulster identiteit hadden en 3% voelde zich
‘anders’. Bij de protestantse deelnemers aan het onderzoek was het identiteitsgevoel dus nog
minder veranderd dan bij de katholieke deelnemers. Er heeft geen opmerkelijke verandering
plaatsgevonden.146
Van de deelnemers die aan het onderzoek meededen en geen religie hadden voelde in
1998 34% zich Brits, 16% voelde zich Iers, maar liefst 38% voelde zich Noord-Iers, terwijl
6% zichzelf Ulster voelde en 6% zich iets ‘anders’ voelde. In 2014 voelde 45% van de
deelnemers zonder religie zich Brits, 12% Iers, 27% voelde zich Noord-Iers, 5% voelde zich
Ulster en 10% voelde zich iets ‘anders’. Alleen bij deze groep is er sprake van een
verandering van identiteitsgevoel. Minder mensen in de niet-religieuze groep voelde zich Iers.
In vergelijking met 1998 was er in 2014 een afname van vier procentpunten te meten. Ook
voelden ze zich minder Noord-Iers. Hier was een afname te meten van maar liefst 11 procent.
Het gevoel in deze groep dat ze Brits waren was echter wel toegenomen in vergelijking met
1998, met maar liefst 11 procentpunten.147
Hoewel het onderzoek aantoont dat in de groep met niet-religieuze deelnemers er een
verschuiving heeft plaatsgevonden in identiteitsgevoel is dat voor de Noord-Ierse katholieke
en protestantse deelnemers niet zo. Wat wel gebeurd is in de groep niet religieuze deelnemers
is dat de verschuiving er eentje is geweest naar unionisme, één van de twee grote
gemeenschappen. Er kan dan ook geconcludeerd worden dat er niet echt een nieuwe identiteit
is gevormd in deze tijd waarin alle Noord-Ieren zich prettig voelen, anders zou een veel hoger
percentage van de ondervraagden zich Noord-Iers noemen. De oude identiteiten, unionistisch
en nationalistisch/Iers, zijn dus nog steeds de leidende identiteiten en er is (nog) geen nieuwe
identiteit opgekomen die deze kan vervangen.
Dit is zorgelijk aangezien het volgens Reychler en de Verenigde Naties een
belangrijke pijler van het vredesproces is en er na 16 jaar nog geen verandering te zien is. 148
Het is van belang om dit te doorbreken omdat de identiteiten nog exact hetzelfde verdeeld zijn
als ten tijde van het conflict. Daardoor lijkt het er dan ook erg op alsof het oude hokjes denken
nog steeds aanwezig is in Noord-Ierland, immers voelen katholieken zich nog altijd
overwegend Iers en protestanten zich nog altijd Brits. Ofwel de ene groep is unionistisch en
Northern Ireland Life & Times, ‘Which of these best describes the way you think of yourself’
http://www.ark.ac.uk/nilt/1998/Community_Relations/NINATID.html, geraadpleegd op 15-05-2016. En:
Northern Ireland Life & Times, ‘Which of these best describes the way you think of yourself’
http://www.ark.ac.uk/nilt/2014/Community_Relations/NINATID.html, geraadpleegd op 15-05-2016.
147
Ibidem.
148
Verenigde Naties, ‘What is Peacebuilding’, geraadpleegd via http://www.unpbf.org/applicationguidelines/what-is-peacebuilding/, geraadpleegd op 14-03-2016.
Reychler, Time for Peace: The Essential Role of Time in Conflict and Peace Processes, 39.
146
43
de andere nationalistisch. Er is geen nieuwe identiteit gekomen die dit idee bestrijd. Daarom
is het nu tijd om te onderzoeken of het denken in termen van het conflict nog steeds aanwezig
is.
Volgens Hearty zijn delen van de unionistische en nationalistische gemeenschap nog
steeds in termen van het conflict aan het denken. Hij onderzocht de protesten die ontstonden
als gevolg van de beslissing van de gemeenteraad van Belfast om niet langer de Britse vlag
365 dagen per jaar uit te hangen bij het gemeentehuis.149 Voortaan zou de vlag nog maar op
15 speciale dagen uitgehangen mogen worden. Dit besluit werd aangenomen op 3 december
2012 met 29 raadsleden voor en 21 raadsleden tegen. De raadsleden van de Alliance Party,
Sinn Féin en SDLP stemden voor terwijl de raadsleden van de UUP en DUP tegenstemden.
Hoewel dit een democratisch besluit was, zorgde het besluit er direct voor dat er protesten
werden georganiseerd door ontevreden unionisten.150 Net nadat het besluit genomen werd
probeerden diverse ontevreden unionisten uit Belfast het gemeentehuis te bestormen, wat
mislukte.151 Ook in de unionistische gemeenschappen buiten Belfast werd het besluit, wat
enkel betrekking had op de stad Belfast, aangegrepen om te demonstreren.
De reden dat het besluit op zoveel verzet stuitte was dat sommige delen van de
unionistische gemeenschap dit besluit zagen als een verwijdering van de Britse identiteit van
Noord-Ierland. Sinds het tekenen van het Akkoord van Belfast wordt er namelijk geprobeerd
om iedereen erbij te laten horen en symbolen en vlaggen die aanstootgevend kunnen zijn
worden daarom soms verwijderd. Er wordt zodoende geprobeerd om een zogenaamde
‘gemeenschappelijke ruimte’ te creëren. Volgens sommige delen van de unionistische
gemeenschap gaat dit echter te ver, zij denken dat de Ierse nationalisten het argument van het
creëren van een gemeenschappelijke ruimte gebruiken om alle Britse elementen uit het
straatbeeld te zuiveren.152
Unionisten zagen het dus als een aanval op hun cultuur. Edward Stevenson een
vooraanstaande unionist stelde zelfs dat, ‘Republicans are engaging in a cultural war to erode
all symbols of Britishness’.153 Als respons hierop werden door unionisten overal in het
K. Hearty, ‘The Great Awakening? The Belfast Flag Protests and Protestant/Unionist/Loyalist Countermemory in Northern Ireland’, Irish Political Studies Vol. 30 No. 2 (2015) 157-177, aldaar 157-158.
150
E. Mastors en N. Drumhiller, ‘What’s in a Flag? The Protestant Community’s Identity, Symbols and Protests
in Belfast’ Peace & Change Vol. 39, No. 4. (2014) 495-518, aldaar, 503.
151
BBC, ‘Violence in Belfast after council votes to change Union flag policy’ gepubliceerd op 03-12-2015,
geraadpleegd via: http://www.bbc.com/news/uk-northern-ireland-20587538, geraadpleegd op 13-05-2016.
152
Hearty, ‘The Great Awakening? The Belfast Flag Protests’, Irish Political Studies, 157-160.
153
Dit is een citaat van de BBC van de heer Edward Stevenson in het artikel: ‘Northern Ireland Orange Order
leaders warn of cultural war’, gepubliceerd op: geraadpleegd via: http://www.bbc.com/news/uk-northern-ireland23267038, geraadpleegd op: 15-05-2015.
149
44
straatbeeld Britse vlaggen opgehangen en zelfs vlaggen van unionistische paramilitaire
groeperingen werden weer zichtbaar. Dit is de reden waarom bepaalde segmenten van de
unionistische gemeenschap zo heftig reageerden, maar ze waren ook ontevreden over de
unionistische politici. Ze vonden namelijk dat de unionistische politici, met name de politici
van de DUP, hen in de steek hadden gelaten. Hoewel de DUP tegen had gestemd toen het
besluit genomen werd, vonden unionisten toch dat de partij hen niet goed genoeg verdedigd
had. Dit kwam doordat de unionisten vonden dat de DUP, door samen te werken met de aan
de IRA gelieerde Sinn Féin, hen in de steek hadden gelaten in ruil voor macht.154
De DUP verzette zich, nadat het besluit genomen was, heftig tegen het besluit van de
gemeenteraad. Samen met de UUP jutten ze de unionistische gemeenschap nog eens extra op.
Zo riepen de partijen op om niet te stoppen met protesteren totdat de beslissing teruggedraaid
werd. Zo verspreidden ze onder andere pamfletten in Oost-Belfast waarin voornamelijk de
Alliance Party er van langs kreeg. Dit had een achterliggende reden. De DUP had daar
namelijk net de zetel van het Lagerhuis verloren aan de Alliance Party. Door te zeggen dat de
Alliance Party en dan vooral het nieuwe verkozen lid voor het Lagerhuis, Naomi Long,
verantwoordelijk was voor de beslissing hoopten ze de partij en Long zwart te maken zodat de
DUP de volgende keer de zetel weer terug kon winnen. In een pamflet werd zelfs haar adres
gepubliceerd en werd erop aangedrongen om contact op te nemen met de partij om het
ongenoegen kenbaar te maken. Als gevolg hiervan werden zowel Long als andere partijleden
bedreigd en werd zelfs een kantoor van de Alliance Party aangevallen met een brandbom.
Long had niets te maken met de beslissing van de gemeenteraad en het was dan ook een
onnodige aanval op haar.155
Een andere nog duidelijkere manier waarop tot uiting komt dat Noord-Ierland nog
altijd even verdeeld is als vroeger is te kijken naar de verkiezingen. In Noord-Ierland wordt
bij de verkiezingen van het Noord-Ierse parlement gebruik gemaakt van een methode waarbij
de kiezer zijn eerste, tweede en derde voorkeur aangeeft. Unionisten en nationalisten gaven
bij de verkiezingen van 2011 hun tweede of derde voorkeur vrijwel nooit iemand uit het
andere kamp een stem. Tien procent van de unionisten stemde bij de tweede of derde
voorkeur voor een nationalist, tegenover twintig procent van de nationalisten die hetzelfde
Hearty, ‘The Great Awakening? The Belfast Flag Protests’, Irish Political Studies, 164. En Mastors en
Drumhiller, ‘What’s in a Flag? The Protestant Community’s Identity’ Peace & Change, 506.
155
Mastors en Drumhiller, ‘What’s in a Flag? The Protestant Community’s Identity’ Peace & Change, 502. Zie
ook: Hearty, ‘The Great Awakening? The Belfast Flag Protests’, Irish Political Studies, 164.
154
45
deden.156 Dit laat dus, net als de vlaggenkwestie, zien hoe vast de bevolking nog zit in het
oude conflict denken en stemt op de partij die hun gemeenschap vertegenwoordigd.
In dit opzicht is de transitional justice maatregel van het hervormen van het parlement
met als doel ervoor zorgen dat mensen uit de ene gemeenschap ook stemmen op mensen van
de andere gemeenschap om zo ervoor te zorgen dat de partijen meer ‘inclusive’ worden,
mislukt. De gemeenschappen zijn electoraal nog steeds zo verdeeld als voor het Akkoord van
Belfast.157
Deelconclusie
Het is nu zaak om te kijken hoe ver Noord-Ierland is gekomen op de weg naar positieve vrede
en welke bouwstenen geïmplementeerd zijn. De eerste bouwsteen, die van communicatie en
vredesbesprekingen is in ieder geval geslaagd. Het proces was echter moeizaam en het duurde
lang voordat daadwerkelijk alle partijen akkoord gingen. Belangrijk hiervoor was ook de
regionale steun die de vredesonderhandelingen kregen van zowel het Verenigd-Koninkrijk als
de Republiek Ierland.
Deze landen traden op als facilitator van het de vredesbesprekingen en brachten de
partijen aan tafel. Zo wilde de DUP eerst niet met Sinn Féin aan tafel, maar kwam het er een
paar jaar later onder druk van de Ierse en Britse regering toch van. Toen deze partijen een
akkoord sloten in 2007 was dat een nieuw begin. Waar het vorige regeringen aan stabiliteit
ontbrak door onder andere de ontwapeningskwestie en de DUP die het Akkoord van Belfast
niet had ondertekend, is er nu een periode van stabiele regeringen omdat de DUP het Akkoord
nu wel ondertekende en de ontwapeningskwestie niet meer speelde. De communicatie tussen
unionisten en nationalisten kan nog altijd beter, maar de partijen praten in ieder geval met
elkaar en er is sprake van een stabiele regering die bestaat uit zowel nationalistische partijen
als unionistische partijen. Bouwsteen één is dan ook wat mij betreft gelukt, omdat er sprake is
van vrede en de partijen met elkaar communiceren.
Een andere belangrijke pijler van positieve vrede is bouwsteen twee, Institution
Building. Om van een negatieve vrede naar een positieve vrede te gaan is het enorm
C. McGlynn, J. Tonge en J. McAuley, ‘The Party Politics of Post-devolution Identity in Northern Ireland’
British Journal of International Relations Vol. 16 No. 2 (2014) 273-295, aldaar 275.
157
Nagle, ‘Assessing the Impact of Consociationalism in Northern Ireland’ Regional & Federal Studies, 473474.
McGarry en O’Leary ‘Power-Sharing Executives: Northern Ireland’ Ethnopolitics, 1, 15-16.
McGlynn, Tonge en McAuley, ‘The Party Politics of Post-devolution Identity in Northern Ireland’ British
Journal of International Relations, 275.
156
46
belangrijk om structurele oorzaken van het conflict weg te nemen. Hiervoor kunnen bepaalde
instituties hervormd worden of opgebouwd. In Noord-Ierland is dit ook gebeurd. Zo werd de
politiedienst flink hervormd. Dit veroorzaakte echter wel controverse omdat de unionisten
vonden dat deze hervormingen te ver gingen, terwijl de nationalisten juist vonden dat ze niet
ver genoeg gingen.
De hervormingen van de politiedienst hebben uiteindelijk goed uitgepakt, zo bleek uit
een enquête uit 2015. Inmiddels staat zo’n 80% van de Noord-Ieren achter de politiedienst,
het vertrouwen is dus enorm gegroeid vergeleken met vroeger toen de gehele katholieke
minderheid de politie niet vertrouwde. Eerst werkten de hervormingen van de politiedienst
dus enorm verdelend, maar uiteindelijk zijn ze geslaagd gezien het zowel voor de politiek als
voor de bevolking amper meer een probleem is.
Dit was echter niet de enige institutieverandering die enigszins verdelend werkte. Zo
werd er een Noord-Iers parlement opgericht waarin de volksvertegenwoordigers zich moesten
registreren als unionistisch, nationalistisch of anders. Dit is dus een institutionalisering van de
verdeeldheid in Noord-Ierland. Er zijn dus zeker institutionele hervormingen doorgevoerd,
waarvan sommige hebben geholpen, maar sommige zeker niet hebben geholpen, om de
negatieve vrede naar een positieve vrede om te buigen.
Als we vervolgens kijken naar het gemeenschapsgevoel, ofwel bouwsteen drie, dan is
die afwezig. Het is nog erg verdeeld in twee kampen. Er is geen nieuwe overkoepelende
identiteit gekomen waar alle twee de groepen zich prettig bij voelen. Hierdoor identificeert
vrijwel iedereen zich nog als unionistisch dan wel nationalistisch. Deze bouwsteen is dan ook
niet aanwezig.
Samenvattend over de drie bouwstenen kan dus geconcludeerd worden dat bouwsteen
een geïmplementeerd is, terwijl bouwsteen twee half geïmplementeerd is en bouwsteen drie
eigenlijk volledig ontbreekt. De vrede neigt dus meer naar een negatieve, dan naar een
positieve kant. In het volgende hoofdstuk zal ingegaan worden op de transitional justice
maatregelen die in Noord-Ierland genomen zijn. Er zal hierbij gekeken worden of deze
hebben bijgedragen om de vrede, die nu nog te kenmerken valt als ietwat negatief, positiever
te maken.
47
Hoofdstuk 3 – Transitional Justice in Noord-Ierland
Er is inmiddels dus sprake van een vrede en er zijn veel institutionele veranderingen
aangebracht in Noord-Ierland, terwijl het saamhorigheidsgevoel tussen de twee groepen nog
afwezig is. Het oprichten en hervormen van instituties zoals de Noord-Zuid raad, Brits-Ierse
raad, het Noord-Ierse parlement en de Noord-Ierse politiedienst zijn transitional justice
maatregelen die in het vorige hoofdstuk besproken zijn. Andere transitional justice
maatregelen die genomen zijn in Noord-Ierland zijn, tot nu toe, nog wat onderbelicht
gebleven. Dit hoofdstuk zal daarom een overzicht geven van transitional justice maatregelen
in Noord-Ierland en kijken in hoeverre deze hebben bijgedragen aan het bereiken van
positieve vrede. Er zal per bouwsteen bekeken worden welke transitional justice maatregelen
genomen zijn.
Bouwsteen een – Communicatie en vredesonderhandelingen
Nu is het belangrijk om vast te stellen wat transitional justice bijgedragen heeft aan het
implementeren van bouwsteen één in Noord-Ierland. Bouwsteen één heeft als doel om ervoor
te zorgen dat het conflict eindigt en dat de partijen samen tot een oplossing komen. Als de
oude doelen van transitional justice maatregelen worden gebruikt: waarheid, gerechtigheid en
verzoening, dan kan geconcludeerd worden dat transitional justice maatregelen tijdens
bouwsteen één gefaald hebben.158
De enige transitional justice maatregelen die zijn genomen in het vredesproces zijn het
verlenen van amnestie en het vrijlaten van paramilitaire gevangenen. De reden hiervoor wordt
goed verwoord door Mallinder, McEvoy, Moffet en Anthony in hun onderzoek.
‘After the major conflict which followed, the peace process led to the introduction of an amnesty in 1997 for
those decommissioning paramilitary arms. The early release of politically motivated prisoners was central to the
Good Friday Agreement of 1998. Under legislation introduced in the UK and NI, prisoners aligned to
paramilitary organisations which were on ceasefire were to be released under license within 2 years of the
signing of the accord. This incentivised anti–Agreement organisations to declare ceasefires in order to comply.
The scheme did not negate the original convictions.’159
Waldorf, ‘Anticipating the Past’ Social Legal Studies, aldaar 2.
L. Mallinder, K. McEvoy, L. Moffett en G. Anthony ‘The Historical Use of Amnesties, Immunities, and
Sentence Reductions in Northern Ireland’ Transitional Justice Institute Research Paper No. 16-12, aldaar pagina
1-25, pagina 6. Gepubliceerd op 06-06-2016, geraadpleegd via:
https://poseidon01.ssrn.com/delivery.php?ID=52000611609607500507010310306612300512003706204602902
158
159
48
De reden was dus om alle partijen, ook de vechtende partijen die eigenlijk geen akkoord
wilden, aan tafel te krijgen en ervoor te zorgen dat het politieke geweld stopte. Deze
maatregelen waren echter niet gericht op het verkrijgen van waarheid, gerechtigheid en
verzoening en in dat opzicht hebben de maatregelen dan ook gefaald.
Het is echter interessanter om bouwsteen één te bekijken vanuit een breder
gedefinieerd transitional justice doel. Dat van het bereiken van vrede en veiligheid.160 Met
name vanuit het oogpunt van dit stuk is dat belangrijker dan bekijken of het voldoet aan de
oude doelen van transitional justice. Als hiernaar gekeken wordt dan waren de
vredesonderhandelingen en de daaruit volgende vrede transitional justice maatregelen om
vrede en veiligheid te bereiken. De vrede heeft ervoor gezorgd dat er in Noord-Ierland sprake
is van een veel stabielere samenleving dan voorheen. Zo is er amper meer sprake van politiek
geïnspireerd geweld en werken politieke vijanden samen. De transitional justice maatregelen
genomen, lees de vredesonderhandelingen en het opbouwen van communicatie tussen de
strijdende partijen, tijdens bouwsteen één hebben dan ook een positief effect gehad op het
bereiken van positieve vrede, omdat ze ervoor zorgden dat het geweld stopte en de partijen
gingen praten en samenwerken.
Bouwsteen twee – Institution Building
Deze bouwsteen staat vol van de transitional justice maatregelen. In het vorige
hoofdstuk is er al ingegaan op de institutionele veranderingen die doorgevoerd zijn. Nu is er
meer aandacht voor andere transitional justice maatregelen die genomen zijn bij het
opbouwen van instituties. In het Akkoord van Belfast werd een paragraaf opgenomen over
slachtoffers van geweld en verzoening. Er werd niet uitgewerkt hoe dit zou moeten gebeuren,
in plaats daarvan staat er in het akkoord dat de partijen het rapport van de Noord-Ierse
slachtoffercommissie afwachten. Dit terwijl de partijen die het akkoord ondertekend hebben
stellen dat ze het erg belangrijk vinden om de slachtoffers te erkennen en verontschuldigingen
aan te bieden.161
507106411307106912607406909000501810701602604005804809007409209910710011404007200904702811
109612108712400810008608906904709811711911200208312309211110202010202110902501609107111011
7127097020067071121&EXT=pdf, geraadpleegd op 1-10-2016
160
Bell, ‘Transitional Justice, the State of the ‘Field’’ International Journal of Transitional Justice, 9.
161
The Belfast Agreement, pagina 21-22, Reconciliation and Victims of Violence. Geraadpleegd via:
https://www.gov.uk/government/uploads/system/uploads/attachment_data/file/136652/agreement.pdf, laatst
gewijzigd op 10-04-1998, geraadpleegd op 25-04-2016.
49
Na het verschijnen van het commissierapport bleven de partijen echter wachten met
het aanbieden van excuses. Zo bood de IRA, de gewapende tak van Sinn Féin, pas in 2002
hun verontschuldigingen aan waar het rapport van de slachtoffercommissie al in het najaar
van 1998 verscheen. Bovendien boden ze enkel hun excuses aan burgerslachtoffers. De IRA
weigerde verontschuldigingen aan te bieden aan de politiedienst en het Britse leger.162
Volgens Donaldson van de UUP waren deze excuses dan ook schijn. Hij zei dit omdat
de IRA destijds nog steeds niet een formeel einde aan de gewapende campagne had gemaakt.
Volgens hem waren de excuses dus niet oprecht omdat de daden niet bij de woorden pasten.
De IRA moest volgens Donaldson dan ook eerst zorgen dat ze de wapens opborgen en dat er
nooit meer iemand zou sterven door hun toedoen, voordat ze verontschuldigingen aanboden
aan slachtoffers.163 Dit was niet de eerste keer dat er excuses werden aangeboden voor de
slachtoffers die de IRA had gemaakt. Sinn Féin had in de jaren daarvoor al diverse keren haar
excuses aangeboden voor de slachtoffers die de IRA had gemaakt, maar ook deze werden niet
geaccepteerd omdat de IRA destijds nog intact en actief was.164
De unionistische paramilitaire groeperingen hadden al in 1994 toen ze tot een staakhet-vuren besloten een gezamenlijke verklaring afgelegd waarin ze hun verontschuldigingen
aan onschuldige slachtoffers wilden aanbieden. Deze werden, in tegenstelling tot het
statement van de IRA, wel door elke partij goed ontvangen.165 De verontschuldigingen van de
IRA werden dus niet als oprecht gezien en hebben niet bijgedragen aan verzoening, terwijl die
van de Loyalisten beter werden ontvangen.
Er werd in het Akkoord van Belfast voor de rest erg naar de gemeenschap gewezen
wat betreft verzoening. De Noord-Ierse staat zou organisaties, opgericht door de
gemeenschap, geld moeten geven zodat zij hun initiatieven kunnen ontplooien. Verder zouden
de Noord-Ierse partijen moeten proberen om de unionistische en nationalistische groepen
meer in contact met elkaar te laten komen door gezamenlijke scholing.166 De scholing was en
is nog steeds namelijk erg gesegregeerd. Katholieken gaan naar katholieke scholen en
The Telegraph, ‘IRA sorry for murders’ gepubliceerd op: 16-07-2002, geraadpleegd via:
http://www.telegraph.co.uk/news/1401543/IRA-sorry-for-murders.html, geraadpleegd op: 10-05-2016.
163
The Telegraph, ‘IRA sorry for murders’ gepubliceerd op: 16-07-2002, geraadpleegd via:
http://www.telegraph.co.uk/news/1401543/IRA-sorry-for-murders.html, geraadpleegd op: 10-05-2016.
164
G. Dawson, ‘Trauma, Memory and Politics: The Irish Troubles’ 180-204, in K.L. Rogers, S. Leyersdorff en
G. Dawson eds., Trauma and Life Stories: International Perspectives (Londen 1999) , aldaar 196.
165
BBC, ‘1994: Loyalists announce a Ceasefire’ , geraadpleegd via:
http://news.bbc.co.uk/onthisday/hi/dates/stories/october/13/newsid_4065000/4065897.stm, geraadpleegd op: 1005-2016.
166
The Belfast Agreement, pagina 22-23, Reconciliation and Victims of Violence. Geraadpleegd via:
https://www.gov.uk/government/uploads/system/uploads/attachment_data/file/136652/agreement.pdf, laatst
gewijzigd op 10-04-1998, geraadpleegd op 25-04-2016.
162
50
protestanten naar protestantse.167
Daarnaast zouden de partijen ook het wonen in de andere gemeenschap moeten
stimuleren.168 Huisvesting was en is nog steeds gescheiden in Noord-Ierland. Alle katholieken
wonen met elkaar in een wijk en alle protestanten leven met elkaar in een wijk. Zodoende
hebben beide groepen amper contact met elkaar en dit zorgt ervoor dat ze de andere groep nog
steeds niet vertrouwen en in hun groepsdenken blijven hangen.169
Wat erg opvalt is dat de Noord-Ierse politieke partijen de gemeenschap een erg grote
rol gaven in het verzoeningsproces en zelf een rol als facilitator aannam. De gemeenschap en
niet de staat, zou ervoor moeten zorgen dat de verschillende Noord-Ierse gemeenschappen
elkaars tradities en gebruiken gaan respecteren en de andere groep beter te kunnen gaan
begrijpen. De reden waarom hiervoor gekozen is, is dat de politieke partijen er nooit over uit
zouden komen wie gelijk heeft. Volgens de unionisten begonnen de nationalisten met het
geweld. Terwijl de nationalisten vinden dat de schuld lag bij de unionistische staat omdat zij
enkel opkwamen voor gelijke rechten en deze protesten neergeslagen werden door de
politie.170
Een goed voorbeeld van de verdeeldheid over de oorsprong van het conflict is te
vinden in het enige grote waarheidsvindende rapport dat na het vredesakkoord gepubliceerd
is, het onderzoek naar Bloody Sunday. Bloody Sunday is de naam voor de gebeurtenissen op
30 januari 1972. Gedurende deze dag werden er veertien ongewapende demonstranten
doodgeschoten door het Britse leger. Hoewel de demonstratie verboden was, waren de
doodgeschoten demonstranten geen gevaar voor de leden van het Britse leger en zijn ze
onterecht doodgeschoten. Hierdoor werd Bloody Sunday één van de meest toonaangevende
gebeurtenissen ten tijde van het Noord-Ierse conflict.171
Een dag na deze gebeurtenissen besloot de Britse regering een onderzoekscommissie
in te stellen. De taak van deze commissie was om te reconstrueren wat voorgevallen was en
wie er verantwoordelijk waren voor de gebeurtenissen. Dit onderzoek kwam onder leiding te
staan van John Widgery. Widgery was op dat moment de Lord Chief Justice of England and
R. Mac Ginty, O.T. Muldoon en N. Ferguson, ‘No war, no peace: Northern Ireland after the agreement’
Political psychology Vol. 28, No. 1 (2007) 1-11, aldaar 7-8.
168
The Belfast Agreement, pagina 23, Reconciliation and Victims of Violence. Geraadpleegd via:
https://www.gov.uk/government/uploads/system/uploads/attachment_data/file/136652/agreement.pdf, laatst
gewijzigd op 10-04-1998, geraadpleegd op 25-04-2016.
169
Mac Ginty, Muldoon en Ferguson, ‘No war, no peace: after the agreement’ Political psychology, 7-8.
170
Brown, ‘Transitional Justice, Rigour and Politics’ Politics, 122.
171
B. Conway, Commemoration and Bloody Sunday: Pathways of Memories (Basingstoke 2010) 1-10.
B. Conway, ‘Local conditions, global environment and transnational discourses in memory work: The case of
Bloody Sunday (1972)’ Memory Studies Vol.1 No. 2 (2008) 187-209, aldaar 191-192.
167
51
Wales, destijds de op een na hoogste rechter in rechtssysteem van Engeland en Wales. Hij
stond dus hoog aangeschreven en wist snel een rapport te produceren. Na elf weken was het
rapport af. Zijn rapport stelde dat het leger weinig fout deed en dat de schuld voornamelijk bij
de demonstranten lag. De resultaten van dit als weinig objectief beschouwde onderzoek
werden daarom niet geaccepteerd door de nationalistische gemeenschap die in de jaren daarna
streed voor een nieuw onderzoek. Dit deed ze omdat ze het oneens was met Widgery’s
bevindingen dat de demonstranten gewapend waren en simpelweg fout zaten omdat ze
demonstreerden. De demonstratie was volgens hen juist vreedzaam verlopen tot het leger
ingreep.
Het nieuwe onderzoek zou er uiteindelijk komen onder druk van verschillende, zowel
nationale als internationale organisaties en onderzoeken. De doorslag gaf de Ierse regering die
in 1997 een zeer kritisch rapport over het Widgery-Tribunaal naar buiten bracht. In januari
1998 maakte de toenmalige Britse prime-minister Tony Blair bekend dat er een nieuw
onderzoek kwam naar de gebeurtenissen op Bloody Sunday. Deze onderzoekscommissie
kwam onder de leiding van Mark Saville. De resultaten van dit tweede onderzoek werden
echter op hun beurt betwist door de unionistische gemeenschap.172
Door in 1998 een onderzoek in te stellen naar bijvoorbeeld de gebeurtenissen op
‘Bloody Sunday’ voelde de unionistische gemeenschap zich tekort gedaan. Beide kanten
vonden en vinden namelijk dat ze vooral slachtoffer waren. De reactie van de leiders van de
Unionistische partijen was dat het tijd werd dat er ook onderzoek gedaan moest worden naar
moorden van de IRA en niet alleen naar het optreden van de veiligheidstroepen op ‘Bloody
Sunday’. Het was dus volgens de unionistische partijleiders tijd dat er balans kwam in de
onderzoeken naar het verleden, gerechtigheid en waarheid.173
De reactie van Gregory Campbell, parlementslid in Westminster namens de DUP, was
dan ook dat de balans in het onderzoek zoek was en dat het een poging was om de
geschiedenis te herschrijven.
‘Some try to insinuate that Bloody Sunday was the origin of the troubles, while others attempt
to rewrite history by saying that if Bloody Sunday had not happened, the IRA would have
been a footnote and a mere minor problem, but Northern Ireland was subjected to frequent
172
173
Aiken, ‘The Bloody Sunday Inquiry’ Journal of Human Rights, 102, 104-105.
Ibidem, 118-119.
52
attacks…The truth is that murder, mayhem and terror were rife.’174
In de rest van zijn verhaal in het parlement wijst hij erop dat de IRA in de tijd voor ‘Bloody
Sunday’ zeer actief was en dat de demonstratie verboden was. De demonstranten waren dus
fout omdat ze demonstreerden terwijl dit verboden was, de troepen wilden alleen maar orde
houden. Deze context ontbrak volledig in het rapport van de onderzoekscommissie en daar
was hij verbolgen over.
Gerry Adams, de leider van Sinn Féin, reageerde heel anders en stelde dat de
slachtoffers nu eindelijk de waarheid hadden gekregen.175 Dat de reactie van de nationalisten
en unionisten zo anders was op een rapport uitgevoerd door een onafhankelijke
onderzoekscommissie komt doordat in Noord-Ierland alles gemeten wordt in mate van het
nulsomspel. Het nulsomspel betekent dat als een kant wint de andere kant evenveel verliest.
In dit geval hadden de nationalisten dus gewonnen en de unionisten verloren.
Op nationaal niveau was het waarheidsonderzoek naar Bloody Sunday een fiasco in
het dichterbij brengen van de twee kampen, maar lokaal had de Bloody Sunday commissie
wel degelijk effect op het verbeteren van de relatie tussen de nationalistische en unionistische
gemeenschappen. In Londonderry heeft het onderzoek van Saville bijgedragen aan het feit dat
het in die stad de goede kant lijkt op te gaan. Het onderzoek heeft er namelijk voor gezorgd
dat mensen in Londonderry Bloody Sunday konden afsluiten en zich konden gaan richten op
een gezamenlijke toekomst. Zoals Aiken het stelt: ‘the Inquiry’s work has been instrumental
in promoting social learning and intercommunal reconciliation within the city of Derry’.176
Volgens Aiken is het ontbreken van een overkoepelend verhaal van het conflict
gevaarlijk. Dit komt omdat de huidige aanpak gericht is op stukjes van de waarheid en
gerechtigheid brengt over bepaalde zaken, terwijl het overkoepelende verhaal ontbreekt. Zo
had de politiedienst een apart historisch onderzoeksteam opgericht die de onderzoeken naar
1800 onopgeloste moorden uit het conflict uitvoerde. Dit team probeerde om stuk voor stuk
de 1800 onopgeloste moorden op te lossen. Dit was de Noord-Ierse oplossing, in plaats van
dat ze een waarheidscommissie een algemeen verhaal laten maken die alle kanten van het
conflict belicht. Hierdoor krijg je, net als bij de ‘Bloody Sunday’ onderzoekscommissie te
zien is, dat deze ‘stukjes’ waarheid en gerechtigheid zorgen voor versterkte spanningen tussen
174
G. Campbell, http://www.publications.parliament.uk/pa/cm201011/cmhansrd/cm101103/debtext/1011030002.htm#10110358000005, debat op 03-11-2010, aldaar column 972. Geraadpleegd op 20-05-2015.
175
An Phoblacht (het blad van Sinn Féin), http://www.anphoblacht.com/contents/100, gepubliceerd op 02-072010, laatst gewijzigd 02-07-2010, geraadpleegd op 20-05-2015.
176
Aiken, ‘The Bloody Sunday Inquiry’ Journal of Human Rights, 116-118. Citaat staat op pagina 118.
53
de nationalisten en unionisten. Het historische onderzoeksteam van de Noord-Ierse
politiedienst is uiteindelijk in 2014 opgeheven vanwege een budgettekort en omdat het
onvoldoende werkte voor slachtoffers en verzoening.177
De vraag is echter of waarheidsvinding wel kan voldoen aan de hoge eisen die aan de
maatregel worden toegedicht. De waarheid zou namelijk ervoor moeten zorgen dat het
verleden afgesloten wordt, daarnaast verwacht men vaak ook nog dat dit voor verzoening
zorgt. Sommige waarheidsvindende organen dragen dit ook in hun naam uit, zoals het
bekendste voorbeeld, de Zuid-Afrikaanse Waarheids- en Verzoeningscommissie.178
De Zuid-Afrikaanse waarheidscommissie werd lange tijd in de wetenschappelijke
literatuur gezien als een groot succes maar het blijkt dat deze waarheidscommissie niet voor
verzoening heeft gezorgd. Om ervoor te zorgen dat iedereen voor de commissie verscheen,
verkreeg ieder individu dat wilde getuigen amnestie. Sommige slachtoffers wilden echter dat
de daders wel degelijk gestraft werden. Een onderzoek uitgevoerd tussen 2002-2008 toont
zelfs aan dat de waardering voor de verleende amnestie omlaag ging in deze periode. Er bleek
dus een groeiende behoefte te zijn aan strafbaarstelling van de getuigen, maar dit kon niet
meer gebeuren omdat de amnestie al verleend was. De waarheid zorgt dus niet altijd voor
verzoening of afsluiting van het gebeurde.179
Toch dient gezegd te worden dat de Zuid-Afrikaanse casus wel degelijk een succes
was. Door een waarheidscommissie de gehele periode van mensenrechtenschendingen te laten
analyseren was er een duidelijk overkoepelend verhaal ontstaan over apartheid. De
geschiedenis is dus niet meer iets waarover gestreden wordt in Zuid-Afrika.180
De redenen dat de politieke partijen geen waarheidscommissie zoals de ZuidAfrikaanse willen komt doordat de partijen weten dat ze, anders dan in Zuid-Afrika, over de
aard van het conflict nooit een akkoord zouden bereiken. Beide kanten vinden dat ze vooral
slachtoffer en geen dader waren. Zo zijn in de ogen van de unionisten de nationalisten de
schuldigen, omdat zij begonnen met de agressie. Daartegenover vonden de nationalisten dat
Aiken, ‘The Bloody Sunday Inquiry’ Journal of Human Rights, 119. Zie ook: C. Cromie, ‘PSNI cuts 300 jobs
and axes Historical Enquiries Team’ ,Belfast Telegraph gepubliceerd op: 30-09-2014, geraadpleegd via:
http://www.belfasttelegraph.co.uk/news/northern-ireland/psni-cuts-300-jobs-and-axes-historical-enquiries-team30626460.html, geraadpleegd op: 08-05-2016.
178
Fletcher en Weinstein, ‘Transitional Justice: A Historical Perspective’, Human Rights Quarterly, 167-169,
179, 188.
179
J. N. Clark, ‘Reconciliation via Truth? A Study of South Africa’s TRC’ Journal of Human Rights 11, 2
(2012) 189-202, aldaar 192.
180
J.L. Gibson, ‘Does Truth Lead to Reconciliation? Testing the Causal Assumptions of the South African Truth
and Reconciliation Process ’ American Journal of Political Science, Vol. 48, No. 2 (2004) 201-217, aldaar 207.
177
54
zij onderdrukt werden door de unionisten.181
Deze race om erkend te worden als slachtoffer kon in gevaar komen door het vormen
van een waarheidscommissie. Een waarheidscommissie zou namelijk rapporteren over wat de
unionisten en nationalisten elkaar aandeden en zodoende de claim op slachtofferschap
verzwakken voor beide groepen. Het zou laten zien dat beide partijen schuldig waren. Beide
groepen willen daarom dat hun visie van de geschiedenis eerst geaccepteerd word door een
waarheidscommissie en dat vanuit dat vertrekpunt de waarheid gezocht wordt, zodat ze er
zeker van kunnen zijn dat ze ‘winnen’. In dit geval dus dat erkend wordt dat ‘hun groep’ niet
aansprakelijk is voor het begin van het conflict.182
Het oprichten van een waarheidsvindend institituut dat de gehele geschiedenis van het
conflict moet bekijken is voor de politieke partijen dan ook een optie die ze niet zullen nemen.
Het zou teveel strubbelingen opleveren tussen nationalisten en unionisten over wie de
hoofdschuldige is. Toch is het interessant om de waarheidsvindende organen die in NoordIerland hebben bestaan te hebben genoemd in dit onderzoek, vooral omdat de resultaten lieten
zien dat het lokaal wel positief heeft gewerkt maar nationaal juist niet. Het laat ook zien dat
de politieke partijen het nooit eens zullen worden over het verleden en dat het daarom
misschien maar goed is dat de Noord-Ierse politiek enkel als facilitator werkt in het
vredesproces en amper transitional justice maatregelen neemt. Juist omdat het verleden zo
bestreden wordt door de twee gemeenschappen.
De politieke partijen doen zich er goed aan om zich te focussen op de instituties zoals
het parlement en de politie. Die zijn immers hervormd waardoor bepaalde structurele
oorzaken van het conflict zijn weggenomen. Nu is het zo dat het nog niet fantastisch werkt
omdat de communicatie tussen de twee gemeenschappen nog steeds stroef verloopt en er
onenigheid is over de oorzaken van het conflict. Toch zijn er grote vorderingen gemaakt
aangezien de twee politieke partijen die elkaar het meest naar het leven stonden, de DUP en
de Sinn Féin, samen regeren. Nu is het belangrijk om te kijken of er ook transitional justice
maatregelen genomen zijn om een gemeenschapsgevoel te creëren in Noord-Ierland.
Bouwsteen drie - Gemeenschapsgevoel
Voor het implementeren van de derde bouwsteen, een gemeenschapsgevoel waarin beide
E. Ravenscroft, ‘The Meaning of the Peacelines of Belfast’ Peace Review: A Journal of Social Justice 21,2
(2009) 213-221, aldaar 215-216.
182
B. Rolston, ‘Dealing with the Past: Pro-State Paramilitaries, Truth and Transition in Northern Ireland’ Human
Rights Quarterly 28, 3 (2006) 652-675, aldaar 653-655.
181
55
groepen zich thuis kunnen voelen, zijn tot nu toe weinig transitional justice maatregelen
genomen. De Noord-Ierse politiek laat dit eigenlijk, zoals zoveel zaken, volledig over aan de
gemeenschap. Zo heeft de politiek geen programma opgezet dat ervoor zou moeten zorgen dat
unionisten en nationalisten door elkaar zouden gaan wonen in plaats van in hun eigen
nationalistische dan wel unionistische wijk. Dit terwijl er expliciet in het Akkoord van Belfast
staat dat de partijen die het akkoord ondertekenen zich hiervoor moeten inspannen.183 De
Noord-Ierse politiek vindt dit echter een zaak van de gemeenschap en wenst zich er niet teveel
mee te bemoeien.
Het Shared Education Programme (SEP) is een van de weinige maatregelen die
genomen werd door de politieke partijen om de groepen in contact met elkaar te brengen. In
dit programma volgden scholieren uit nationalistische en unionistische wijken samen lessen in
onder andere maatschappijleer. Het SEP had als doel om verzoenend te werken voor
scholieren, leraren en ouders. Op de langere termijn zou het dan ook verzoenend moeten
werken voor geheel Noord-Ierland. Zo’n 15.000 scholieren hebben op deze manier onderwijs
genoten. De resultaten van het SEP waren positief. De scholieren die deelnamen aan het
programma bekeken de andere groep positiever dan scholieren die niet meededen aan het
project. Het SEP heeft zelfs navolging gekregen in Macedonië en Israël. De Noord-Ierse
regering nam in het regeerakkoord van 2011 op dat elk kind de kans moest krijgen om mee te
doen aan het project. Hiermee gaven de partijen waaruit de regering bestond aan dat ze het
programma belangrijk vonden in het vredesproces.184
Hoewel het SEP ervoor gezorgd heeft dat de scholieren positiever naar de andere
groep kijken, heeft het er nog niet voor gezorgd dat de groepen elkaar echt goed begrijpen.
Een van de redenen hiervoor is dat de scholieren in hun schooluniform de gemengde klassen
bezoeken. Scholen zijn in Noord-Ierland verdeeld op etnisch-religieuze gronden en laten dit
ook vaak zien in hun schooluniformen. Daardoor is de identiteitskwestie nooit ver weg in
gemengde klassen en is duidelijk te plaatsen wie bij welke groep hoort. Hierdoor zijn
scholieren geneigd om geen contact te zoeken met scholieren van de andere groep. De
belangrijkste reden is echter dat leraren en scholieren soms terughoudend zijn in het
bespreken van verschillen tussen de groepen. Politiek gevoelige onderwerpen worden daarom
vaak overgeslagen. Hierdoor zijn de resultaten volgens Hughes en Loader minder positief dan
183
The Belfast Agreement, pagina 23, Reconciliation and Victims of Violence. Geraadpleegd via:
https://www.gov.uk/government/uploads/system/uploads/attachment_data/file/136652/agreement.pdf, laatst
gewijzigd op 10-04-1998, geraadpleegd op 25-04-2016.
184
Hughes en Loader, ‘‘the promotion of community relations through schools in Northern Ireland’ British
Educational Research Journal, 1146-1148, 1151.
56
dat ze kunnen zijn wanneer deze politiek gevoelige onderwerpen niet worden gemeden. Als
de gevoelige onderwerpen niet gemeden zouden worden dan zouden de scholieren elkaar
namelijk beter gaan begrijpen omdat ze elkaars beweegredenen leren kennen.185
Hoewel het programma wel degelijk beter kan is er wel bewijs dat het SEP werkt. 64%
van de scholieren die in 2011 nog geen deel hadden genomen aan het programma zeiden dat
ze religie niet belangrijk vonden bij het maken van vrienden. Toen deze groep aan het
programma meedeed in 2012 vond 78% van de leerlingen religie niet belangrijk bij het maken
van vrienden. De hoeveelheid scholieren zonder vrienden uit de andere gemeenschap daalde
tijdens deelname aan het programma van 25% naar 21% in de periode 2011-2012.186
Deelconclusie
Er zijn niet al te veel transitional justice maatregelen genomen in Noord-Ierland. Sommige
kenmerkende transitional justice maatregelen hebben zelfs averechts gewerkt en spanningen
tussen de gemeenschappen versterkt. Zo werden excuses niet geaccepteerd en
waarheidsrapporten betwist. Het verleden wordt nog altijd betwist en dat is ook de
belangrijkste reden waarom waarheidsvinding als transitional justice maatregel voor het
gehele land een optie is die de politieke partijen niet snel zullen nemen. Dit vanwege het
nulsomspel en het risico om de verliezer te zijn. Beide gemeenschappen vinden namelijk dat
ze niet verantwoordelijk zijn voor het conflict en dat ze slachtoffer zijn. Deze race om erkend
te worden als slachtoffer kon in gevaar komen door het vormen van een waarheidscommissie.
Een waarheidscommissie zou namelijk rapporteren over wat de unionisten en nationalisten
elkaar aandeden en zodoende de claim op slachtofferschap verzwakken voor beide groepen.
Het zou laten zien dat beide partijen schuldig waren. Een waarheidsvindend instituut is voor
beide groepen dan ook geen optie.
De politieke partijen hebben sowieso niet veel transitional justice maatregelen
genomen. Zo hebben ze bijvoorbeeld niet actief het gemixt wonen gestimuleerd terwijl dit
zelfs opgenomen was in het Akkoord van Belfast. Beide groepen wonen dus nog steeds in
wijken die door een gemeenschap gedomineerd worden. Een van de weinige initiatieven die
de politiek toch heeft geïntroduceerd is het SEP. Zo helpt het SEP programma om de
Hughes en Loader, ‘‘the promotion of community relations through schools in Northern Ireland’ British
Educational Research Journal, 1148-1151.
186
SEPNI ‘Evolution of the Sharing Education Programme’ geraadpleegd via:
http://www.sepni.org/resources/6287/6428_6287_77_Evaluation_of_the_Sharing_Education_Programme.pdf,
aldaar pagina 31-32. Gepubliceerd op: ---05-2014, geraadpleegd op 1-10-2016.
185
57
gemeenschappen met elkaar in contact te laten komen, de resultaten zijn positief maar kunnen
beter omdat bepaalde gevoelige onderwerpen nog steeds gemeden worden.
De enige echt concrete transitional justice maatregelen die genomen zijn in NoordIerland zijn de institutionele hervormingen die in het vorige hoofdstuk besproken zijn. Deze
hebben er in ieder geval voor gezorgd dat er sprake is van politieke stabiliteit en dat er amper
sprake is van politiek gemotiveerd geweld, maar niet dat de vooroordelen tegen de ‘andere’
groep zijn weggenomen of dat er een nieuw gemeenschapsgevoel is ontstaan.
58
Conclusie
De Noord-Ierse samenleving moest van ver komen toen in 1998 het vredesakkoord
getekend werd. Na jaren vol onrust moest er gebouwd gaan worden aan een maatschappij
waarin de gemeenschappen met elkaar konden samenwerken en waarin de structurele
oorzaken van het conflict weggenomen werden. Het is nu tijd om te concluderen in hoeverre
er in Noord-Ierland sprake is van een positieve vrede. Dit wordt gedaan door elke bouwsteen
nogmaals te bespreken en te kijken of deze geïmplementeerd is in Noord-Ierland.
Hoewel bouwsteen één, communicatie & vrede, van positieve vrede al is neergelegd in
1998 met het Akkoord van Belfast is deze stap niet helemaal zonder tegenslag
geïmplementeerd. Eén van de belangrijkste unionistische partijen, de DUP, weigerde namelijk
deel te nemen aan de gesprekken. Dit euvel kon pas in 2007, toen de DUP het op kleine
punten aangepaste akkoord wel wilde ondertekenen, worden verholpen. Dit betekende maar
liefst een vertraging van 9 jaar voor één van de belangrijkste afspraken van het Akkoord van
Belfast, een Noord-Ierse regering waarin de grote nationalistische en unionistische partijen
samenwerkte, kon worden uitgevoerd.
De internationale gemeenschap heeft een grote rol gespeeld in het bereiken van een
vrede en dan voornamelijk de Britse en Ierse staat. Door hun rol kon het vredesproces zich
ontplooien, zij kregen de partijen naar de onderhandelingstafel. Steun van de regionale en
internationale gemeenschap is erg belangrijk bij bouwsteen één, omdat deze het proces ook
juist kunnen ontregelen.
Ook bouwsteen twee: institution building werd geïmplementeerd. Er is sprake van
institutionele hervorming in Noord-Ierland. Hierdoor zijn er structurele oorzaken van het
conflict weggenomen. Eén van de belangrijkste stappen was wellicht het hervormen van de
politiedienst. Hierdoor werd immers een structurele oorzaak van het conflict voor de
katholieken, een oneerlijke politiedienst waarin zij zich niet gelijk voor de wet voelden,
weggenomen. Toch was hier nog ontevredenheid over van beide kanten. Zo zouden de
hervormingen bij de politiedienst volgens unionisten te ver zijn gegaan, terwijl nationalisten
juist vonden dat ze niet ver genoeg gingen.
Het Noord-Ierse parlement werd ook grondig hervormd. Zo werden kiesdistricten en
het stemsysteem omgegooid. Op deze manier werden alle Noord-Ieren beter
vertegenwoordigd. Ook werd er bepaald dat de nationalisten en unionisten samen moesten
regeren. Zodoende kon het niet meer voorkomen dat unionisten in hun eentje konden regeren
59
en wetten konden doorvoeren, zonder dat een groot deel van de bevolking inspraak had.
Bouwsteen drie betrof het gemeenschapsgevoel. Deze bouwsteen is in tegenstelling tot
bouwsteen één en twee nog helemaal niet geïmplementeerd. Dit terwijl het van het grootste
belang is voor het oplossen van het conflict dat de mensen niet in hun oude hun-tegen-ons
mentaliteit blijven hangen. Dit is op dit moment nog wel het geval in Noord-Ierland. Er is nog
geen nieuwe identiteit opgekomen die kan concurreren met de nationalistische dan wel
unionistische identiteit. Deze blijven dan ook leidend en dit staat een positieve vrede in de
weg.
Het driestappenplan op weg naar positieve vrede is dus (nog) niet bereikt, en dit zal de
komende tijd ook niet bereikt worden. Naast de drie bouwstenen is het van belang dat het
peacebuilding leiderschap goed is. De Noord-Ierse leiders vertonen echter geen tekenen van
goed leiderschap. Sterker nog, ze blijven zelf net als de bevolking, in het nulsomspel hangen.
Ze blijven dus enkel opkomen voor de eigen gemeenschap. Dit is een ander punt dat de weg
naar positieve vrede erg lastig maakt. Er is geen leider die de gemeenschappen kan verbinden
en bruggen kan bouwen. Het blijft een ‘hun tegen ons’ verhaal.
De leiders zijn soms zelfs aanstichters van onrust. Ze hebben het nagelaten om
bruggen te bouwen en soms hitsten ze zelfs hun aanhangers op om in verzet te komen tegen
ideeën die het land vooruit kunnen helpen. Zo werden unionisten opgehitst door hun
partijleiders toen de gemeenteraad van Belfast, democratisch, besloot om de vlag nog maar 15
dagen per jaar uit te hangen in plaats van 365 dagen. De leiders van de unionistische partijen
waren het hier niet mee eens en besloten een pamflet te verspreiden in Belfast. In dit pamflet
gaven ze de Alliance Party de schuld van deze beslissing en stelde ze dat het kantoor van die
partij bestookt moest worden met boze brieven. Als klap op de vuurpijl gaven ze het
privéadres van een parlementslid van de Alliance party, die daarna bedreigd werd.
De transitonal justice maatregelen die genomen zijn blijken, op de belangrijke
institutionele hervormingen na, allemaal niet heel effectief geweest te zijn. Het waren er dan
ook niet veel. De Noord-Ierse politiek laat het verzoeningsproces liever over aan de
gemeenschap en neemt zelf niet veel maatregelen om het volk te verbinden. Er werd een
waarheidsonderzoek naar Bloody Sunday opgericht welke lokaal succes had maar nationaal
juist voor strubbelingen tussen politieke partijen zorgde. Het historisch onderzoeksteam, dat
speciaal was opgericht voor het oplossen van 1800 moordzaken, werd in 2014 geschrapt
wegens een budgettekort en omdat het niet de verzoenende werking had waarvan men had
gehoopt die wel te bereiken. Ook de verontschuldigingen van de IRA werden in 2002 niet
goed ontvangen door unionisten omdat unionisten vonden dat deze niet oprecht waren.
60
Natuurlijk zijn transitional justice maatregelen wel belangrijk geweest in het creëren
van vrede. Het vrijlaten van gevangenen en het aanbieden van amnestie in ruil voor
ontwapening speelde immers een belangrijke rol in het vredesproces. Deze maatregelen
hebben echter bijgedragen aan een vrede, maar niet aan een positieve vrede. De bijdrage van
transitional justice tot het bereiken van positieve vrede is dan ook zoals hierboven aangegeven
erg klein geweest.
Er is in Noord-Ierland dan ook nog sprake van een negatieve vrede. Beide
gemeenschappen bekijken alles nog te veel in termen van het nulsomspel en het lijkt er dan
ook op alsof het conflict op een andere, vreedzame, manier is verdergegaan. Toch vallen er
ook positieve dingen te zeggen over de negatieve vrede. Zo is er geen sprake meer van
politiek geweld en is er sprake van enige politieke stabiliteit waarin de partijen die elkaar
vroeger verachtte gedwongen samen werken. Bouwsteen één en bouwsteen twee zijn (deels)
geïmplementeerd en daardoor zijn structurele oorzaken van het conflict weggenomen. Er zijn
dus stappen gezet richting een positievere vrede.
De lastigste bouwsteen, bouwsteen drie het bereiken van een gemeenschapsgevoel,
moet echter nog bereikt worden. Dit kan een tijd gaan duren gezien er in de zestien jaar na het
conflict geen nieuwe identiteit is ontstaan die de unionistische of nationalistische identiteit
heeft vervangen. Deze groepen zijn qua denkwijze achtergebleven in het conflict. Ze zien het
nog steeds als zij-tegen-ons. Het kan nog jaren duren voordat dit veranderd. De politieke
partijen zouden hieraan kunnen bijdragen door zelf een actieve rol als verbinder aan te nemen.
Nu zetten ze de groepen nog wel is tegen elkaar op omdat dit electoraal het beste uitkomt,
zoals te zien was met de vlaggenkwestie. Het zal dan ook nog veel tijd en moeite kosten
voordat dit nulsomspel denken overgaat en er een echte positieve vrede bereikt kan worden in
Noord-Ierland.
61
Literatuurlijst
Aiken, N.T. ‘Learning to Live Together: Transitional Justice and Intergroup Reconciliation in
Northern Ireland’ International Journal of Transitional Justice Vol. 4, no. 2 (2010)
166-188.
Aiken, N.T., ‘The Bloody Sunday Inquiry: Transitional Justice and Postconflict
Reconciliation in Northern Ireland’ Journal of Human Rights Vol. 14, no. 1 (2015)
101-123.
Auteur niet bekend ‘Northern Ireland 2014’ Irish Political Studies Vol. 30 No. 3 (2015)
392-431.
Arthur, P., ‘How “Transitions” Reshaped Human Rights: A Conceptual History of
Transitional Justice’ Human Rights Quarterly Vol. 31, no. 2 (2009) 321-367.
Bakiner, O., ‘Truth Commission Impact: An Assessment of How Commissions Influence
Politics and Society’ International Journal of Transitional Justice Vol. 8, No. 1 (2014)
6-30.
Bell, C ‘Transitional Justice, Interdisciplinarity and the State of the ‘Field’ or ‘Non-Field’’
International Journal of Transitional Justice, vol. 3, no 1, (2009) 5-27.
Bitton, Y. en G. Salomon, ‘Peace in the Eyes of Israeli and Palestinian Youths: Effects of
Collective Narratives and Peace Education Program’ Journal of Peace Research
Vol.43, No. 2 (2006) 167-180.
Bosi, L. 'Explaining the Emergence Process of the Civil Rights Protest in Northern Ireland
(1945–1968): Insights from a Relational Social Movement Approach', Journal of
Historical Sociology 21(2/3) (2008) 242-271.
Brown, K. ‘Transitional Justice, Rigour and Politics: A Reply to McGrattan’ Politics vol. 30,
no. 2 (2010) 119-124.
62
Bukuluki, P., Negotiating Retributive and Restorative Justice in Conflict Transformation
Efforts: A Case of Northern Uganda (Berlijn 2011).
Byrne, S., J. Arnold, E. Fissuh, K. Standish, C. Irvine en P. Tennent, ‘The EU Peace II Fund
and the International Fund for Ireland: Nurturing Cross-Community Contact and
Reconciliation in Northern Ireland’ Geopolitics vol. 14, no. 4 (2009) 630-652.
Cárdenas, M., D. Páez, B. Rimé en M. Arnoso, ‘How Transitional Justice Processes and
Official Apologies Influence Reconciliation: The Case of the Chilean ‘Truth and
Reconciliation’ and ‘Political Imprisonment and Torture’ Commissions’ Journal of
Community & Applied Social Psychology Vol. 25, No. 6 (2015) 515-530.
Clark, J.N., ‘Reconciliation via Truth? A Study of South Africa’s TRC’ Journal of Human
Rights 11, 2 (2012) 189-202.
Coakley, J., ‘Has the Northern Ireland Problem Been Solved’ Journal of Democracy
Vol. 19,No. 3 (2008) 98-112.
Coakley, J., en J. Todd, ‘Breaking Patterns of Conflict in Northern Ireland: New Perspectives’
Irish Political Studies Vol. 29, No. 1 (2014) 1-14
Conway, B., ‘Local conditions, global environment and transnational discourses in memory
work: The case of Bloody Sunday (1972)’ Memory Studies Vol.1 No. 2 (2008)
187-209.
Conway, B., Commemoration and Bloody Sunday: Pathways of Memories
(Basingstoke 2010)
Coogan, T.P., The Troubles: Ireland's Ordeal and the Search for Peace (New York 2002)
Daly, E., ‘Truth Skepticism: An Inquiry into the Value of Truth in Times of Transition’,
International Journal of Transitional Justice 2, 1 (2008) 23-41.
63
David, R., en S.Y.P. Choy, ‘Forgiveness and Transitional Justice in the Czech Republic’
Journal of Conflict Resolution Vol. 50, No. 3 (2006) 339-367.
Dawson, G., ‘Trauma, Memory and Politics: The Irish Troubles’ 180-204, in K.L. Rogers, S.
Leyersdorff en G. Dawson eds., Trauma and Life Stories: International Perspectives
(Londen 1999) , aldaar 196.
Diehl, P.F., en D. Druckman, ‘Peace Operation Success: The Evaluation Framework’ in D.
Druckan en P.F. Diehl (eds.) Peace Operation Success: A Comparative Analysis
(Leiden 2013) 11-28.
Dixon, P., ‘In Defence of Politics: Interupting the Peace Process and the Future of Northern
Ireland’ Political Quarterly vol. 83, no. 2. (2012) 265-276.
Donias, T., ‘Empowerment or Imposition? Dillemas of Local Ownership in Post-Conflict
Peacebuilding Processes’ Peace & Change Vol. 34, No. 1 (2009) 3-26.
Dwyer, C.D., ‘Risk, Politics and the ‘Scientification’ of Political Judgement’: Prisoner
Release and Confl ict Transformation in Northern Ireland ’ British Journal of
Criminology, Vol. 47, No. 5 (2007) 779-797.
Elliot, S., ‘The referendum and assembly elections in Northern Ireland’ Irish Political Studies
Vol. 14, No. 1 (1999) 138-149.
Ellison, G., ‘A Blueprint for Democratic Policing Anywhere in the World? Police Reform,
Political Transition, and Conflict Resolution in Northern’ Ireland’Police Quarterly
Vol. 10, no. 3 (2007) 243-269.
Evans, M. ‘Structural Violence, Socioeconomic Rights, and Transformative Justice’ Journal
of Human Rights Vol. 15, No. 1 (2016) 1-20.
Fisher, S., D.I. Abdi, J. Ludin, R. Smith, S. Williams en S. Williams, Working with conflict:
Skills and strategies for action. (Londen 2000).
64
Fletcher, L.E. en M. Weinstein, ‘Context, Timing and the Dynamics of Transitional Justice: A
Historical Perspective’, Human Rights Quarterly Vol. 31 (2009) 163-220.
Freeman, M., Necessary Evils: Amnesties and the Search for Justice (Cambridge 2009), 137138.
Fritz, J.M., ‘UN Security Council Resolution 1325, Inclusive Peacebuilding and Countries in
Transition’ in J.M. Fritz ed. Moving Toward a Just Peace: The Mediation Continuum
(Dordrecht 2014) 245-272.
Galtung, J. ‘Violence, Peace and Peace Research’ Journal of Peace research vol 6. no 3.
(1969) 167-191.
Ganiel, G., ‘‘Preaching to the Choir?’ An Analysis of DUP Discourses about the Northern
Ireland Peace Process’ Irish Political Studies Vol. 22, No. 3 (2007) 303-320.
Gibson, J.L., ‘Does Truth Lead to Reconciliation? Testing the Causal Assumptions of the
South African Truth and Reconciliation Process ’ American Journal of Political
Science, Vol. 48, No. 2 (2004) 201-217.
Gilligan, C. ‘Austerity and consociational government in Northern Ireland’ Irish Studies
Review Vol.24, No. 1 (2016) 35-48.
Goddard, S.E., ‘Brokering Peace: Networks, Legitimacy, and the Northern Ireland Peace
Process‘ International Studies Quarterly Vol 56, No. 3 (2012) 501-515.
Gready, P. en S. Robbins ‘From Transitional to Transformative Justice: A New Agenda for
Practice’ International Journal of Transitional Justice Vol. 8, No. 3 (2014) 339-361.
Guelke, A., ‘Northern Ireland’s Flags Crisis and the Enduring Legacy of the Settler-Native
Divide’ Nationalism and Ethnic Politics Vol. 20, No. 1 (2014) 133-151.
Hall, M. Restoring relationships: A community exploration of anti-social behaviour,
punishment beatings and restorative justice. (Newtonabbey 2000).
65
Hayes, B.C., I. McAllister en L. Dowds, ‘The Erosion of Consent: Protestant Disillusionment
with the 1998 Northern Ireland Agreement’ Journal of Elections, Public Opinion and
Parties Vol. 15, No. 2 (2005) 147-167.
Hayes, B.C., en I. McCallister, Conflict to Peace: Politics and Society in Northern Ireland
over Half a Century (Manchester 2013)
Hearty, K., ‘The Great Awakening? The Belfast Flag Protests andProtestant/Unionist/Loyalist
Counter-memory in Northern Ireland’, Irish Political Studies Vol. 30 No. 2 (2015)
157-177.
Henry, N., ‘From Reconciliation to Transitional Justice: The Contours of Redress Politics in
Established Democracies ’ International Journal of Transitional Justice Vol. 9, No. 2
(2015) 199-218.
Hughes, J. en R. Loader, ‘‘Plugging the gap’: shared education and the promotion of
community relations through schools in Northern Ireland’ British Educational
Research Journal Vol. 41, No. 6, (2015) 1142-1155.
Igreja, V., ‘Amnesty Law, Political Struggles for Legitimacy and Violence in
Mozambique’ International Journal of Transitional Justice Vol. 9, No. 2 (2015)
239-258.
Jarman, N., ‘From war to peace? Changing patterns of violence in Northern Ireland,
1990-2003’ Terrorism and Political Violence Vol. 16, No. 3 (2004) 420-438.
Karstedt, S., ‘The Emotion Dynamics of Transitional Justice: An Emotion Sharing
Perspective’ Emotion Review Vol. 8, No. 1 (2016) 50-55.
Lederach, J.P., Building peace: Sustainable reconciliation in divided societies.
(Washington 1997)
Lidén, K., ‘Building Peace between Global and Local Politics: The Cosmopolitical Ethics of
66
Liberal Peacebuilding’ International Peacekeeping Vol. 16, No. 5 (2009) 616-634.
Lundy, P., ‘Exploring Home-Grown Transitional Justice and Its Dilemmas: A Case Study of
the Historical Enquiries Team, Northern Ireland’ International Journal of Transitional
Justice Vol. 3 No. 3 (2009) 321-340.
Lynch, M. en B. Marchesi, ‘The Adoption and Impact of Transitional Justice’ 73-96 in
L. Stan en N. Nedelsky eds., Post-Communist Transitional Justice, Lessons from
Twenty-Five Years of Experience (New York 2015).
Mac Ginty, R. No War, No Peace: The Rejuvination of Stalled Peace Processes and Peace
Accords (Basingstoke 2006).
Mac Ginty, R., O.T. Muldoon en N. Ferguson, ‘No war, no peace: Northern Ireland after the
agreement’ Political psychology Vol. 28, No. 1 (2007) 1-11.
Mac Ginty, R., ‘No war, no peace: Why so many peace processes fail to deliver peace’
International Politics Vol. 47, No. 1 (2010) 145-162.
Magill, C. en B. Hamber, ‘“If They Don’t Start Listening to Us, the Future Is Going to Look
the Same as the Past”: Young People and Reconciliation in Northern Ireland and
Bosnia and Herzegovina’ Youth & Society Vol. 43 No. 2 (2011), 509-527.
Maney, G.M., I. Ibrahim, G.I. Higgins en H. Herzog, ‘The Past’s Promise: Lessons from
Peace Processes in Northern Ireland and the Middle East’ Journal of Peace Research
Vol. 43, No. 2 (2006) 181-200.
Mani, R. ‘Editorial Dilemmas of Expanding Transitional Justice, or Forging the Nexus
between Transitional Justice and Development’ International Journal of Transitional
Justice, Vol. 2, no. 3, (2008), 253-265.
67
Mastors, E., en N. Drumhiller, ‘What’s in a Flag? The Protestant Community’s Identity,
Symbols and Protests in Belfast’ Peace & Change Vol. 39, No. 4. (2014) 495-518.
McCrudden, C., J. McGarry, B. O’Leary en A. Schwartz ‘Why Northern Ireland’s Institutions
Need Stability’ Government & Opposition Vol. 51 No. 1 (2016) 30-58.
McCulloch, A., Power-sharing and Political Stability in Deeply Divided Societies
(New York 2014)
McEvoy, J., ‘The Northern Ireland Assembly Election 2007’ Irish Political Studies Vol. 22,
No. 3 (2007) 367-381.
McEvoy, J., The Politics of Northern Ireland (Edinburgh 2008).
McGarry, J. en B. O’Leary ‘Consociational Theory, Northern Ireland’s Conflict, and its
Agreement. Part 1: What Consociationalists Can Learn from Northern Ireland’
Government and Opposition Vol. 41 No. 1 (2006) 43-63.
McGarry, J., en B. O’Leary, ‘Power-Sharing Executives: Consociational and Centripetal
Formulae and the Case of Northern Ireland’ Ethnopolitics Vol. 14, No.1 (2015) 1-23.
McGlynn, C., J. Tonge en J. McAuley, ‘The Party Politics of Post-devolution Identity in
Northern Ireland’ British Journal of International Relations Vol. 16 No. 2 (2014)
273-295.
McGrattan, C. ‘Peace Building and the Politics of Responsibility: Governing Northern
Ireland’ Peace & Change Vol. 39, No. 4 (2014) 519-541.
Mironova, V. en S. Whitt ‘International Peacekeeping and Positive Peace: Evidence from
Kosovo’ Journal of Conflict Resolution (Published online before print, 18 september
2015) (2015) 1-31.
Nagle, J., ‘From Secessionist Mobilization to Substate Nationalism? Assessing the Impact of
Consociationalism and Devolution on Irish Nationalism in Northern Ireland’ Regional
68
& Federal Studies Vol. 23, No. 4 (2013) 461-477.
Perry, R., ‘The Devolution of Policing in Northern Ireland: Politics and Reform’ Politics Vol.
31, No. 3 (2011) 167-178.
Ravenscroft, E., ‘The Meaning of the Peacelines of Belfast’ Peace Review: A Journal of
Social Justice 21,2 (2009) 213-221.
Reychler, L., Time for Peace: The Essential Role of Time in Conflict and Peace Processes
(Sint Lucia 2015)
Richmond, O., ‘Emancipatory Forms of Human Security and Liberal Peacebuilding’
International Journal Vol. 62, No. 3 (2007) 459-478.
Richmond, O., A. Björkdahl en S. Kappler, ‘The emerging EU peacebuilding framework:
confirming or transcending liberal peacebuilding?’ Cambridge Review of International
Affairs (2011) Vol. 24, No. 3 449-469.
Rolston, B., ‘Dealing with the Past: Pro-State Paramilitaries, Truth and Transition in Northern
Ireland’ Human Rights Quarterly 28, 3 (2006) 652-675.
Shirlow, P. en C. Coulter, ‘Northern Ireland: 20 Years after the Cease-Fires’ Studies in
Conflict & Terrorism 37, 9 (2014) 713-719.
Snyder, J., en L. Vinjamuri, ‘Trials and Errors: Principle and Pragmatism in Strategies of
International Justice’ International Security Vol. 28, No. 3 (2003) 5-44.
Somerville, I., en S. Kirby ‘Public relations and the Northern Ireland peace process:
Dissemination, reconciliation and the ‘Good Friday Agreement’ referendum
campaign’ Public Relations Inquiry Vol. 1, No. 3 (2012) 231-255.
Tonge, J., M. Braniff, T. Hennessey, J. W. McAuley en S.A. Whitting, The Democratic
Unionist Party: From Protest to Power (Oxford 2014).
69
Waldorf, L., ‘Anticipating the Past: Transitional Justice and Socio-Economic Wrongs’ Social
Legal Studies Vol. 21, No. 2 (2012) 1-16.
White, T.J., ‘Conclusion’ in Ed. T.J. White, Lessons from the Northern Ireland Peace Process
(Madison, Wisconsin 2013)
Internetliteratuur
About my vote (Kiescommissie van Groot-Brittanie)
http://www.aboutmyvote.co.uk/upcoming-elections-and-referendums/northernireland-assembly, laatst gewijzigd op: 01-03-2016, geraadplgeed op: 20-04-2016.
An Phoblacht, http://www.anphoblacht.com/contents/100, gepubliceerd op 02-07-2010,
laatst gewijzigd 02-07-2010, geraadpleegd op 20-05-2015.
BBC, ‘50-50 policing to end in six days says NI Secretary’, http://www.bbc.com/news/uknorthern-ireland-12821412, gepubliceerd op 22-03-2011, laatst gewijzigd op 22-032011, geraadpleegd op 14-05-2015.
BBC, ‘Violence in Belfast after council votes to change Union flag policy’ gepubliceerd op
03-12-2012, geraadpleegd via: http://www.bbc.com/news/uk-northern-ireland20587538, geraadpleegd op 13-05-2016.
BBC: ‘Northern Ireland Orange Order leaders warn of cultural war’, gepubliceerd op:
12-03-2013 geraadpleegd via: http://www.bbc.com/news/uk-northern-ireland23267038, geraadpleegd op: 15-05-2015.
BBC, ‘1994: Loyalists announce a Ceasefire’ , geraadpleegd via:
http://news.bbc.co.uk/onthisday/hi/dates/stories/october/13/newsid_4065000/406
5897.stm, geraadpleegd op: 10-05-2016.
BBC, ‘Northern Ireland Election 2016 Results’, geraadpleegd via:
70
http://www.bbc.com/news/election/2016/northern_ireland/results, geraadpleegd
10-07-2016
BBC, ‘NI Assembly: UUP will go into into opposition at Stormont’ geraadpleegd via:
http://www.bbc.com/news/uk-northern-ireland-36277973, geraadpleegd op: 11-072016
BBC, ‘NI Assembly: SDLP to go into opposition’ Geraadpleegd via:
http://www.bbc.com/news/uk-36337431, geraadpleegd op 11-07-2016
BBC, ‘NI Executive: Alliance Party ruling council endorses justice ministry decision’
Geraadpleegd via: http://www.bbc.com/news/uk-northern-ireland-politics-36328128,
geraadpleegd op 11-07-2016.
Belfast Agreement, The, geraadpleegd via:
https://www.gov.uk/government/uploads/system/uploads/attachment_data/file/136652/
agreement.pdf, laatst gewijzigd op 10-04-1998.
Belfast Telegraph, ‘Ulster Unionist Party to form first official Northern Ireland Assembly
opposition’ gepubliceerd op 12-05-2016, geraadpleegd via:
http://www.belfasttelegraph.co.uk/news/northern-ireland/ulster-unionist-party-toform-first-official-northern-ireland-assembly-opposition-34709194.html, geraadpleegd
op: 14-05-2016.
CAIN Web Service (Conflict and Politics in Northern Ireland) ‘A Glossary of Terms Related
to the Conflict’, geraadpleegd via: http://cain.ulst.ac.uk/othelem/glossary.htm#U,
geraadpleegd op: 14-07-2016.
Campbell, G.
http://www.publications.parliament.uk/pa/cm201011/cmhansrd/cm101103/debtext/10
1103-0002.htm#10110358000005, debat op 03-11-2010, aldaar column 972.
Geraadpleegd op 20-05-2015.
71
Cromie, C. ‘PSNI cuts 300 jobs and axes Historical Enquiries Team’ ,Belfast Telegraph
gepubliceerd op: 30-09-2014, geraadpleegd via:
http://www.belfasttelegraph.co.uk/news/northern-ireland/psni-cuts-300-jobs-and-axeshistorical-enquiries-team-30626460.html, geraadpleegd op: 08-05-2016.
Conflict Solution Centre, ‘Retributive vs. Restorative Justice’
http://www.cscsb.org/restorative_justice/retribution_vs_restoration.html,
geraadpleegd op 12-02-2016.
International Center for Transitional Justice, What is Transitional Justice? geraadpleegds via:
https://www.ictj.org/about/transitional-justice. Geraadpleegd op: 12-03-2016.
International Center for Transitional Justice, Criminal Justice Geraadpleegd via:
https://www.ictj.org/our-work/transitional-justice-issues/criminal-justice,
geraadpleegd op 12-03-2016
Mallinder, L., K. McEvoy, L. Moffett en G. Anthony ‘The Historical Use of Amnesties,
Immunities, and Sentence Reductions in Northern Ireland’ Transitional Justice
Institute Research Paper No. 16-12, aldaar pagina 1-25. Gepubliceerd op 06-06-2016,
geraadpleegd via:
https://poseidon01.ssrn.com/delivery.php?ID=52000611609607500507010310306612
300512003706204602902507106411307106912607406909000501810701602604005
804809007409209910710011404007200904702811109612108712400810008608906
904709811711911200208312309211110202010202110902501609107111011712709
7020067071121&EXT=pdf, geraadpleegd op 1-10-2016
National Archives, The, ‘UK Public General Acts from 2011’
http://www.legislation.gov.uk/ukpga/2011, geraadpleegd op 04-05-2016.
Northern Ireland Assembly, ‘Assembly and Executive Reform (Assembly Opposition) Bill
(Northern Ireland) 2015’, geraadpleegd via:
http://www.niassembly.gov.uk/globalassets/documents/raise/publications/2015/exec_r
eview/11915.pdf, gepubliceerd op: 04-11-2015, geraadpleegd op: 10-05-2016
72
Northern Ireland Life & Times Survey, ‘If the vote on the Good Friday Agreement was held
again today, how would you vote?’ geraadpleegd via:
http://www.ark.ac.uk/nilt/2005/Political_Attitudes/VOTEGFA.html., geraadpleegd
op 03-04-2016
Northern Ireland Life & Times, ‘Which of these best describes the way you think of
yourself?’ http://www.ark.ac.uk/nilt/2007/Community_Relations/NINATID.html,
geraadpleegd op 14-05-2016.
Northern Ireland Life & Times, ‘Which of these best describes the way you think of
yourself?’http://www.ark.ac.uk/nilt/1998/Community_Relations/NINATID.html
geraadpleegd op 15-05-2016.
Northern Ireland Life & Times, Which of these best describes the way you think of
yourself?’http://www.ark.ac.uk/nilt/2014/Community_Relations/NINATID.html
geraadpleegd op 15-05-2016.
Police Service of Northern Ireland, http://www.psni.police.uk/recruitment_figures.pdf,
geraadpleegd op 14-05-2015.
SEPNI ‘Evolution of the Sharing Education Programme’ geraadpleegd via:
http://www.sepni.org/resources/6287/6428_6287_77_Evaluation_of_the_Sharin
g_Education_Programme.pdf, aldaar pagina 31-32. Gepubliceerd op: ---052014, geraadpleegd op 1-10-2016.
Telegraph, Speech van de koningin geraadpleegd via:
http://www.telegraph.co.uk/news/uknews/queen-elizabeth-II/8522318/TheQueen-in-Ireland-Dublin-Castle-speech-in-full.html,
gepubliceerd op: 18-05-2011.
Telegraph, ‘Survey finds 81% confidence rating for PSNI’, geraadpleegd op: 01-12-2016,
geraadpleegd via: http://www.belfasttelegraph.co.uk/news/northernireland/survey-finds-81-confidence-rating-for-psni-34141841.html,
73
gepubliceerd op: 26-10-2015.
Telegraph, ‘IRA sorry for murders’ gepubliceerd op: 16-07-2002, geraadpleegd via:
http://www.telegraph.co.uk/news/1401543/IRA-sorry-for-murders.html
geraadpleegd op: 10-05-2016.
Thornton, C. ‘Alliance urges vote reform’ Belfast Telegraph, gepubliceerd op: 09-03-2003,
geraadpleegd via: http://www.belfasttelegraph.co.uk/imported/alliance-urgevote-reform-28146676.html, geraadpleegd op: 09-05-2016.
Verenigde Naties, What is Peacebuilding, geraadpleegd via
http://www.unpbf.org/application-guidelines/what-is-peacebuilding/,
geraadpleegd op 14-03-2016
White, B. Northern Ireland Assembly Elections: Which Party are People Voting For?
gepubliceerd door Belfast Telegraph/LucidTalk, Gepubliceerd op: 29-02-2016,
geraadpleegd via: http://www.belfasttelegraph.co.uk/opinion/debateni/billwhite/northern-ireland-assembly-elections-which-party-are-people-voting-for34498554.html. geraadpleegd op 04-04-2016.
Whyte, N. ‘The 1996 Forum Elections and the Peace Process’ gepubliceerd op 3-6-1998 op:
http://www.ark.ac.uk/elections/ff96.htm, laatst gewijzigd op 7-05-2003.
Geraadpleegd op 30-03-2016.
74
Samenvatting
Toen de politieke partijen in 1998 het Akkoord van Belfast sloten, begon er een nieuw
tijdperk in Noord-Ierland. De politieke en sociale onrust nam enorm af. Dit betekent echter
niet dat er zomaar sprake is van een positieve vrede. Zo is er nog altijd geen identiteit ontstaan
waarbij zowel nationalisten als unionisten zich prettig voelen. De groepen blijven dan ook erg
verdeeld en politiek is nog steeds een ‘wij tegen zij’-spel. Transitional justice maatregelen
hebben geen grote rol gespeeld in het bereiken van een positievere vrede. Sterker nog,
behalve belangrijke institutionele hervormingen werden er amper dergelijke maatregelen
genomen. Er is in Noord-Ierland dan ook nog geen sprake van een positieve vrede.
75
Download