Economische Crisis Opgave 4.1 Sociale partners In de periode 2006-2008 groeit de productie van een land en verkrapt de arbeidsmarkt. Door een krimpende economie in 2009 vermindert de krapte op de arbeidsmarkt. Een onderzoeksbureau voorspelt in 2008 nog een teruggang van de werkgelegenheid van 3,3% voor 2009, maar constateert in 2010 dat de werkgelegenheid feitelijk maar met 2,0% is gedaald. Volgens de onderzoekers is de verklaring dat vanwege de krapte op de arbeidsmarkt in de periode 2006-2008 de werkgevers, ondanks de daling van de productie in 2009, toch hun werknemers willen behouden. Dit zal volgens de onderzoekers leiden tot een daling van de arbeidsproductiviteit. Bij hun onderzoek maken ze gebruik van de kerngegevens uit de volgende tabel. Kerngegevens 200 2009 2009 2007 2008 6 prognose feitelijk Veranderingen t.o.v. voorafgaand jaar in % Bruto binnenlands product (reëel) 3,4 3,6 2,0 −3,5 −4,7 Arbeidsproductiviteit 1,7 1,4 0,9 −0,3 … Werkgelegenheid 1,7 2,1 1,2 −3,3 −2,0 Niveaus in % Arbeidsinkomensquote 77,8 78,5 80,1 84,5 Overige inkomensquote 22,2 21,5 19,9 15,5 − winstquote 13,8 15,2 14,5 9,5 a. Noem een kerngegeven uit de tabel dat wijst op een verkrapping van de arbeidsmarkt in de periode 2006-2008. Licht de keuze toe. b. Leg uit dat in dit land de overige inkomensquote kan dalen, terwijl de winstquote stijgt. c. Bereken de verandering van de arbeidsproductiviteit in 2009 (feitelijk). d. Beschrijf een economisch argument dat werkgevers kunnen gebruiken om hun werknemers te behouden, ondanks een forse daling van de productie. Opgave 4.2 Figuur: Groei van het bbp in procenten. In bovenstaande figuur is de groei weergegeven van het bbp in procenten ten opzichte van het voorgaande jaar, te beginnen vanaf 2007. a. In welk(e) jaar (jaren) is er hoogconjunctuur? b. In welk(e) jaar (jaren) is er laagconjunctuur? c. In welk(e) jaar (jaren) is er sprake van recessie? Economische Crisis Uitwerking opgave 4.1 a. De stijging van de arbeidsinkomensquote. Een toelichting waaruit blijkt dat een groter deel van de toegevoegde waarde toevalt aan arbeid, doordat bij een krappe arbeidsmarkt de lonen relatief sterker stijgen dan de overige inkomens. b. Een antwoord waaruit blijkt dat in dat geval de som van de pacht- en de rentequote sterker moet dalen dan dat de winstquote stijgt. c. Een voorbeeld van een juiste berekening is: 100 − 4,7 Index arbeidsproductiviteit × 100 = 97,2 100 − 2 Een verandering van −2,8% d. Voorbeelden van juiste argument zijn: − Een argument waaruit blijkt dat de in het bedrijf opgedane kennis en ervaring verdwijnen indien de werknemer ontslagen wordt / dat bij het aantrekken van de conjunctuur gebruikgemaakt moet worden van onervaren werknemers. − Een argument waaruit blijkt dat werkgevers verwachten dat de krimp van de economie van korte duur zal zijn en niet het risico willen lopen dat bij het aantrekken van de conjunctuur gebruikgemaakt moet worden van onervaren werknemers. Uitwerking opgave 4.2 a. hoogconjunctuur in de jaren 2007 en 2013. b. laagconjunctuur in de jaren 2008 t/m 2012. c. recessie in de jaren 2008 en 2009 Economische Crisis Opgave 4.3 (CE havo 2008) Conjunctuurplaatje Elk jaar publiceert een economisch onderzoeksbureau een rapport over de conjuncturele situatie in een land. In dit rapport staat onder andere het conjunctuurplaatje: een figuur waarin conjunctuurindicatoren staan weergegeven. In onderstaande figuur staat het conjunctuurplaatje van een bepaald jaar weergegeven. Van vier conjunctuurindicatoren wordt jaarlijks een indexcijfer berekend, waarbij het voorafgaande jaar steeds het basisjaar is. Door de punten op de assen met elkaar te verbinden ontstaat een vierhoek. Uit een verandering van het oppervlak van deze vierhoek ten opzichte van het basisjaar kan een aanwijzing voor de conjuncturele ontwikkeling worden afgelezen. In de toelichting bij het conjunctuurplaatje staat: “De groei van de totale bestedingen is vooral te danken aan de ontwikkeling van de overheidsbestedingen en de export.” a. Noem twee andere bestedingscategorieën. De in de figuur gegeven conjunctuurindicatoren beïnvloeden elkaar. b. Heeft de ontwikkeling van het consumentenvertrouwen de groei van de totale bestedingen afgeremd of gestimuleerd? Verklaar het antwoord. c. Leg uit hoe de ontwikkeling van de inflatie kan zijn veroorzaakt door de ontwikkeling van een van de andere conjunctuurindicatoren. Uitwerking opgave 4.3 a. Voorbeelden van juiste antwoorden zijn: − Een antwoord waaruit blijkt dat het gaat om investeringen. − Een antwoord waaruit blijkt dat het gaat om consumptie. − Een antwoord waaruit blijkt dat het gaat om import. b. Afgeremd. Een voorbeeld van een juiste verklaring is: Een verklaring waaruit blijkt dat het consumentenvertrouwen is gedaald, waardoor de consumptieve bestedingen kunnen afnemen. c. Voorbeelden van een juist antwoord zijn: − Een antwoord waaruit blijkt dat door de groei van de totale bestedingen de productiecapaciteit tekort kan schieten waardoor er (bestedings)inflatie ontstaat. Economische Crisis − Een antwoord waaruit blijkt dat door de groei van de werkgelegenheid de arbeidsmarkt is verkrapt wat tot hogere loonstijgingen leidt waardoor er (kosten)inflatie ontstaat.