Handreiking kritische prestatie-indicatoren Pagina 2 van 27 Inhoud Handreiking kritische prestatie-indicatoren ....................................................................................1 1 Inleiding...................................................................................................................................3 1.1 De behoefte ....................................................................................................................3 1.2 De uitwerking .................................................................................................................3 1.3 Afbakening .....................................................................................................................4 1.4 Status document ............................................................................................................4 2 Doelrealisatie en kritische prestatie-indicatoren .....................................................................5 2.1 Doelstellingen .................................................................................................................5 2.2 Waarom meet je doelrealisatie? ....................................................................................6 2.3 Wat zijn kritische prestatie-indicatoren? ........................................................................7 2.4 Gebruik beoordelingsgrondslagen (DoFeMaMe) ...........................................................8 3 Kwetsbaarheid ........................................................................................................................9 3.1 Inleiding ..........................................................................................................................9 3.2 Uitwerking ......................................................................................................................9 3.2.1 Implementatie ...........................................................................................................10 3.2.2 Aandachtspunten .....................................................................................................10 4 Kosten ...................................................................................................................................11 4.1 Inleiding en afbakening ................................................................................................11 4.2 Uitwerking ....................................................................................................................11 4.2.1 Uitwerking hangt of van schaalniveau .....................................................................12 4.2.2 Kostenbesparingen op basis van referentiesituatie of niet ......................................13 4.2.3 Monitoren per activiteit/maatregel. ...........................................................................14 4.3 Implementatie ...............................................................................................................14 5 Kwaliteit.................................................................................................................................16 5.1 Kwaliteit in termen van prestaties (effecten) in het fysieke systeem ...........................16 5.1.1 Inleiding ....................................................................................................................16 5.1.2 Uitwerking ................................................................................................................16 5.1.3 Implementatie ...........................................................................................................18 5.1.4 Aandachtspunten .....................................................................................................19 5.2 Kwaliteit van de uitvoering van beheertaken ...............................................................20 5.2.1 Afbakening ...............................................................................................................20 5.2.2 DoFeMaMe ..............................................................................................................21 Doen we de goede dingen? ..................................................................................................21 Doen we de dingen goed? ....................................................................................................21 5.2.3 Aandachtspunten .....................................................................................................22 6 Implementatie .......................................................................................................................23 Bijlage 1: ......................................................................................................................................24 Uitsplitsing kostenopbouw bedrijfsvergelijkingen riolering en zuivering ......................................24 Bijlage 2: ......................................................................................................................................26 Aandachtspunten thema kosten ..................................................................................................26 Pagina 3 van 27 1 Inleiding 1.1 De behoefte Sinds het afsluiten van het Bestuursakkoord Water in 2011 werken in Nederland gemeenten en waterschappen in circa 60 regio’s samen om de afvalwaterketen doelmatiger en beter te maken. Het Bestuursakkoord stelt 3 doelen (de 3 K’s): o Het verminderen van de Kwetsbaarheid o Het verhogen van de Kwaliteit o Het verminderen van de Kosten Om de doelen uit het bestuursakkoord te realiseren, is het de uitdaging voor gemeenten en waterschappen om intensief samen te werken, slimmer te investeren en slimmer te beheren, door: o Kennisontwikkeling en -doorwerking o Verandering van cultuur en werkwijze (van norm naar argument), waarbij kosteneffectiviteit en lokaal maatwerk sleutelbegrippen zijn. Regionale samenwerking tussen gemeenten onderling en met waterschappen is geen doel op zichzelf, maar wel een cruciale voorwaarde om de doelen op het gebied van kosten, kwetsbaarheid en kwaliteit te realiseren. Nu de samenwerking steeds beter op gang komt, ontstaat de behoefte om de voortgang van de doelrealisatie te meten, zodat ook de sturing op doelrealisatie door beleidsmedewerkers, management en bestuur kan worden vorm gegeven. Hoeveel kosten bespaar ik nu? Ten opzichte van wat en wanneer moet ik meten? Hoe meet ik de kwetsbaarheid? Dit zijn vragen die veel gesteld worden. Vanuit de regio’s is daarom aan ‘Samenwerken aan Water’ gevraagd of er geen handreiking kan worden opgesteld voor het beantwoorden van deze vragen. Dit document is het gevolg van die vraag. 1.2 De uitwerking Hoewel het proces landelijk is gefaciliteerd, is de uitwerking gedaan door diegenen die het resultaat ook zullen gebruiken; de mensen die in de regio’s werken. Het proces kende verschillende stappen: a) Welke vragen willen we beantwoorden. Met andere woorden: wat is de meetbehoefte? b) Welke aspecten moeten we meten om de vragen te beantwoorden? c) Hoe kunnen we deze aspecten het beste meten? De meetbehoefte blijkt divers. Sommige regio’s willen vooral hun werkzaamheden (bestuurlijk) verantwoorden, andere regio’s willen de inspanningen kunnen sturen. Wat er uiteindelijk wordt gemeten is afhankelijk van de behoefte. Er zijn uiteindelijk 4 aspecten gedefinieerd, waarop gemeten zou kunnen worden: 1. Kwetsbaarheid 2. Kosten 3. Kwaliteit in termen van prestaties in het fysieke systeem (buitenwereld oa. waterkwaliteit, drogen voeten ed.) 4. Kwaliteit in termen van de uitvoering van de beheertaken (Doen we de goede dingen goed?) Pagina 4 van 27 Per aspect is er door een werkgroepje een uitwerking gemaakt van mogelijke manieren om de doelrealisatie te meten. De resultaten zijn in dit document samengevat. 1.3 Afbakening De behoefte bestaat om de voortgang van de doelrealisatie op het gebied van kosten, kwaliteit en kwetsbaarheid in beeld te brengen (te meten). Een hulpmiddel hiervoor zijn zogenaamde kritische prestatie-indicatoren. Met andere woorden: indicatoren die iets zeggen over de kans op doelrealisatie in 2020. Tijdens de uitwerking is ervoor gekozen om met name voor het aspect kwaliteit een brede insteek te kiezen, waarmee ook de kwaliteit van de beleidskeuze/investeringen en de kwaliteit van werkprocessen aan de orde komt. Bij de uitwerking gekozen voor een praktische insteek, waarbij de toepasbaarheid in de praktijk en niet de (theoretische) volledigheid voorop staat. 1.4 Status document Dit document heeft geen formele status. Het is nadrukkelijk niet bedoeld als blauwdruk. Het document, inclusief de bijlagen en bijgaande documenten is een vorm van een “gereedschapskist”, waarin verschillende methoden, voorbeelden en concrete indicatoren zijn opgenomen. Het document is een handreiking met als doel om ideeën te geven hoe de regio’s hun doelrealisatie zouden kunnen meten. Het betreft een levend document dat zal worden aangepast naarmate er meer ervaring wordt opgedaan. Bij het document zijn ook een aantal bijlagen gevoegd met nader uitgewerkte concrete voorbeelden: “Handleiding berekening doelmatigheidswinst Stichting RIONED” “Onderzoeksrapport Rivus: deeltaak financiële systematiek”. Pagina 5 van 27 2 Doelrealisatie en kritische prestatie-indicatoren 2.1 Doelstellingen Doelstellingen kunnen op verschillende manieren worden geformuleerd. Een voorwaarde voor het meten van doelrealisatie is dat de doelstelling zo concreet mogelijk wordt geformuleerd en dat de variabele die wordt gemeten een eenduidige relatie heeft met de doelstelling. Bij het aspect kosten kan worden gedacht aan de hoogte van de riool- en zuiveringsheffing op een bepaald tijdstip of de mate, waarin de heffing in de periode tot 2020 stijgt (percentage). Op het niveau van kosten kunnen zelfs concrete bedragen als besparingsdoelstelling worden geformuleerd. Voor de aspecten kwetsbaarheid en kwaliteit blijkt dat in de praktijk lastiger. Een veel voorkomende valkuil is dat doelen worden geformuleerd in termen van inspanningen en maatregelen (input). Een bekend voorbeeld hiervan is het aanleggen van x km natuurvriendelijke oevers, het baggeren van x m 3 waterbodem of het saneren van riool overstorten. Het echte doel is in dit geval het realiseren van een bepaalde ecologische of chemische waterkwaliteit. In plaats van het echte doel wordt in dit voorbeeld het middel (de maatregel) als doel geformuleerd. Bij het formuleren van doelen is het daarom van belang om een duidelijk onderscheid te maken tussen: o input (voorgenomen maatregelen) o output (uitgevoerde maatregelen) o outcome (daadwerkelijk effect en doelbereik). De uitdaging is om bij het formuleren van de doelen op het gebied van kwetsbaarheid en kwaliteit zoveel mogelijk aan te sluiten bij de outcome. Voor kosten geldt dat het in beginsel een voorwaarde is voor het leveren van prestaties (kwaliteit) en daarmee input. In het kader van het uitwerkingsproces van het bestuursakkoord water, zijn kosten(besparingen) echter ook een outcome. Met andere woorden: het resultaat van het uitwerkingsproces. Figuur 1: Illustratie indicatoren van de benchmark rioleringszorg (2010) Pagina 6 van 27 Toch geldt dat voor een beeld van de voortgang en mogelijke verbeteringen van de uitvoering van de beheertaken het ook nodig is om naast input en outcome de zogenaamde throughput en output te meten. Een voorbeeld: als we nu stoppen met investeren in vervangingen dalen onze kosten. Onze meetbare prestaties aan de grenzen van het systeem (outcome) blijven in eerste instantie gelijk. Op het eerste gezicht lijkt er dus geen probleem. Om deze keuze bewust te maken, zullen de consequenties ervan in beeld moeten worden gebracht en in beeld moeten blijven. Zicht op indicatoren die gericht zijn op aspecten als bijvoorbeeld onderhoud (reiniging & inspectie) of functioneren van individuele voorzieningen kunnen hierbij helpen. Dit type indicatoren geeft inzicht in de vraag of het op langere termijn op het niveau van het systeem goed blijft gaan. Of welke risico’s er zijn dat het niet goed blijft gaan. Een ander voorbeeld; het rioolrecht van gemeente x is het laagste van heel Nederland. Er zijn niet veel problemen en er zijn geen vreemde financieringsconstructies. Doet gemeente x het dan goed? Relatief wel, maar hoe weten we zeker dat niet iedereen veel te duur is? Op internet is een heldere uitleg hierover beschikbaar: http://www.youtube.com/watch?v=R4HPYYR5iLw (Met name de eerste 3 minuten zijn relevant) 2.2 Waarom meet je doelrealisatie? Het meten van doelrealisatie is geen doelstelling op zichzelf, maar een middel om enerzijds a) verantwoording af te kunnen leggen aan management, bestuur of belastingbetaler en anderzijds b) te kunnen sturen op de inspanningen (input) om de doelen te realiseren. Sturing en zelforganisatie In het rioleringsbeheer bij (met name kleinere) gemeenten is sprake van een grote mate van zelforganisatie. Dat is op zichzelf een kracht van de sector en een kenmerk van het zogenaamde “Rijnlands” organiseren, tegelijkertijd maakt het de sector kwetsbaar. Bij de regionale uitwerking van bestuursakkoord water is het samenspel tussen bestuur, management, beleidsmedewerker en beheerder binnen een organisatie en binnen een regio van groot belang. Er is sprake van een wederzijdse afhankelijkheid. Geen enkele groep is in staat de doelen eenzijdig te realiseren. Kritische prestatie-indicatoren kunnen een belangrijke rol spelen in dit samenspel. In onderstaande figuur is de balans tussen sturing en zelforganisatie weergegeven. De cultuur binnen een organisatie en binnen een regio bepaalt in hoge mate hoe deze balans in de praktijk wordt ingevuld. Pagina 7 van 27 2.3 Wat zijn kritische prestatie-indicatoren? Kritische prestatie-indicatoren (KPI's) zijn variabelen, waarmee prestaties van bedrijven en organisaties kunnen worden geanalyseerd. Het is een sturingsinstrument dat inzicht geeft in de voortgang van doelrealisatie van de betreffende organisatie. Kritische prestatie-indicatoren zijn niet hetzelfde als kritieke succesfactoren. Dat zijn factoren die beslissend zijn voor het al dan niet behalen van een vooraf gesteld doel. Met ander woorden: de factoren die noodzakelijk zijn voor doelrealisatie. In het ideale geval zijn kritische prestatie-indicatoren net als de doelstellingen zelf SMART geformuleerd: o Specifiek; Is de indicator eenduidig? o Meetbaar; Is de indicator meetbaar / vast te stellen? o Acceptabel; Is de indicator acceptabel voor de doelgroep (bestuur, management of beleidsmedewerker)? o Realistisch; Is de indicator haalbaar? o Tijdgebonden; Wanneer (in de tijd) kan de indicator worden gemeten/vastgesteld? Pagina 8 van 27 2.4 Gebruik beoordelingsgrondslagen (DoFeMaMe) STOWA en Stichting RIONED hebben een beoordelingsgrondslag ontwikkeld, die de zorgplichten in de afvalwaterketen vertaalt in concrete doelen, te behalen resultaten en te leveren prestaties. Hierbij verschuift de aandacht van inspanning (input) naar resultaat (outcome). Met andere woorden: zet de aan de burger verleende service centraal in plaats van te leveren inspanningen als een vast afkoppelpercentage of een periodiek reinigingsschema (throughput en output). De beoordelingsgrondslag levert een nieuwe invulling op van de bekende doelen, functionele eisen, maatstaven en meetmethoden (DoFeMaMe 2.0). De maatstaf is vergelijkbaar met een kritische prestatie-indicator. Met het toepassen van de beoordelingsgrondslagen worden de beoordelings- en sturingsmogelijkheden op de kwaliteit en het functioneren van de afvalwaterketen en de achterliggende maatschappelijke doelen vergroot. Bij de uitwerking van verschillende kritische prestatie-indicatoren, met name op het onderdeel kwaliteit, zijn de beoordelingsgrondslagen toegepast. Pagina 9 van 27 3 Kwetsbaarheid 3.1 Inleiding Het begrip kwetsbaarheid in het kader van het bestuursakkoord water is de mate waarin binnen een organisatie structureel of door omstandigheden kennis en kunde van een specifiek werkproces niet aanwezig is. Het gaat hier om: - Kwetsbaarheid binnen bestaande formatie (min of meer structureel) o Niet invullen van kennis en kunde door een gebrek aan capaciteit o Niet invullen van kennis en kunde door een gebrek aan kwaliteit personeel - Kwetsbaarheid door omstandigheden (incidenteel) Voor het thema kwetsbaarheid geldt dat het voor een deel is gericht op bedrijfsvoering en werkprocessen die niet direct te vertalen zijn naar effecten in de buitenwereld. Een aantal indicatoren die in dit hoofdstuk als voorbeeld worden genoemd, hebben dan ook betrekking op de aspecten input, throughput en output, zoals beschreven in het vorige hoofdstuk. Bij de voorbeelden van de indicatoren staat tussen haakjes het type indicator vermeld. 3.2 Uitwerking Voor de kwetsbaarheid binnen bestaande formatie als gevolg van gebrek aan capaciteit geldt het risico dat werkprocessen niet worden uitgevoerd of door tijdsdruk of gebrek aan kwaliteit niet goed worden uitgevoerd. Als je deze vormen van kwetsbaarheid zou formuleren in de vorm van doelstellingen dan leidt dat bijvoorbeeld tot de doelstelling: “het waarborgen van de continuïteit en kwaliteit van noodzakelijke werkzaamheden (concrete werkprocessen)”. Of negatiever geformuleerd: “het voorkomen dat noodzakelijke werkzaamheden niet of niet goed worden uitgevoerd”. Het volgen van het doelbereik van deze doelstelling kan op verschillende manieren: Kwetsbaarheid als gevolg van gebrek aan capaciteit (per partij, per werkeenheid): - Aantal fte gedeeld door aantal fte volgens Leidraad Riolering (input) - Aantal fte HBO-WO gedeeld door aantal fte volgens Leidraad Riolering (input) - Aantal fte MBO gedeeld aantal fte volgens Leidraad Riolering (input) - Realisatiegraad projecten (output) - Percentage beleid dat niet meer conform wetgeving is (output) - Percentage content van de interne of externe website die up-to-date is (output) - Aantoonbare schade door personele kwetsbaarheid (outcome) - Enkele KPI’s die terugkomen bij het onderdeel kwaliteit van de uitvoering van beheertaken (paragraaf 5-2) Kwetsbaarheid als gevolg van gebrek aan kwaliteit (per partij, per werkeenheid): - Interne beoordeling / score functioneringsgesprekken (throughput) - Enkele KPI’s die terugkomen bij het onderdeel kwaliteit van de uitvoering van beheertaken (paragraaf 5-2) Voor de kwetsbaarheid door omstandigheden, bijvoorbeeld door tijdelijke uitval van mensen (door ziekte of vertrek) geldt het risico dat werkprocessen niet of niet goed worden uitgevoerd. De doelstelling is gelijk aan de doelstelling, zoals aan het begin van deze paragraaf geformuleerd. Pagina 10 van 27 Het volgen van het doelbereik van deze doelstelling kan op verschillende manieren: - Aantal processen van een vooraf opgestelde lijst van cruciale processen dat intern niet binnen 48 uur kan worden overgenomen bij tijdelijke uitval. (output) - Schade (EUR) doordat kennis definitief wegvalt bij definitieve afwezigheid werknemer (bijvoorbeeld door overlijden of arbeidsconflict) (outcome) Naast de genoemde voorbeelden en het onderscheid tussen min of meer structurele en incidentele kwetsbaarheid geldt dat er een breder palet aan (afgeleide) indicatoren denkbaar zijn voor het thema kwetsbaarheid. Een aantal van deze indicatoren is hieronder ter inspiratie weergegeven: - Aantal werknemers in de samengestelde organisatie versus de aantallen in de oorspronkelijke individuele organisaties - Aantal werknemers per verantwoordelijke persoon (in welke mate zijn de benodigde fte’s / functies verdeeld over meerdere personen) - Combinatie van de voorgaande twee, maar dan gewogen - Geschoold vs. ongeschoold / mate waarin scholing heeft plaats gevonden (LBO, MBO, HBO, Universitair) - Aantal jaren actieve werkervaring in representatieve functie - Analyse verhouding eigen personeel, vast en op contractbasis vs. inhuur - Analyse werkdruk en activiteiten; % overwerk en totaal aantal gewerkte uren; ziekteverzuim en overige absentie - Mogelijkheden tot onderlinge vervanging; % gevallen waarbij in vervanging is voorzien - Concreetheid afspraken over vervanging binnen de werkeenheid. Aantal processen waarop directe vervanging mogelijk is bij calamiteiten. - Verloop van werknemers; bestaande en te verwachten vacatures; kosten van werving en selectie; aantal advertenties en/of aantal sollicitanten per personeelsadvertentie - Werkmoraal (werknemerstevredenheid; periodiek onderzoek) - Verhouding tussen ambitie en realisatie; optredende vertraging daartussen; mate waarin afgesproken planningen worden gehaald of taakonderdelen worden “geskipt”. - Accuratesse van rapportages, meting aantallen fouten en onvolkomenheden in geleverde producten - Mate van inzicht in het geleverde werk, zoals over de betekenis van rapporten - Salaris en verdere arbeidsvoorwaarden vs. het gemiddelde in deze branche - Attitude: Uitkomsten klanttevredenheidsonderzoeken 3.2.1 Implementatie Bij de implementatie van KPI’s voor kwetsbaarheid dient er rekening mee te worden gehouden dat een aantal indicatoren naast de organisatie ook heel direct het functioneren van medewerkers raakt. Het monitoren van dit functioneren is normaliter de taak van het (midden)management. Zeker als in de werkeenheid wordt bekeken welke capaciteiten er beschikbaar zijn en hoe die effectiever ingezet kunnen worden, kan dit niet gebeuren zonder het management. In verschillende werkeenheden is het kijken naar de kwetsbaarheid de trigger geweest tot meer betrokkenheid van het management. 3.2.2 Aandachtspunten Kwetsbaarheid is een relatief begrip. Vaak wordt gesteld dat samenwerken op zichzelf de kwetsbaarheid al vermindert. Dit is echter pas te meten als de kwaliteit hierdoor omhoog gaat (zie hoofdstuk 5) of wanneer er concrete afspraken zijn gemaakt tussen partners over vervanging. Effecten zijn pas te meten als er daadwerkelijk iets gebeurt dat vervanging noodzakelijk maakt. Als het goed is, is dat incidenteel. Dat maakt meten op outcome lastig. Pagina 11 van 27 4 Kosten 4.1 Inleiding en afbakening Het thema kosten lijkt in veel regio’s met name op bestuurlijk niveau veel prioriteit te krijgen. Dat wordt versterkt door de nadruk die de visitatiecommissie legt bij het thema. In deze handreiking bedoelen wij met het thema kosten alle kosten die worden toegerekend aan de rioolheffing en de zuiveringsheffing. Bij de uitwerking van de kritische prestatie-indicatoren wordt aangesloten bij de kostenopbouw uit de bedrijfsvergelijkingen riolering en zuivering. Een uitsplitsing is opgenomen in bijlage 1. In dit hoofdstuk gaan wij in op het onderscheid tussen kosten en heffingsinkomsten. Er zijn verschillende mogelijkheden om doelenstellingen en kpi’s voor het thema kosten te formuleren. Er zijn dus meerdere mogelijkheden. In de bijlagen zijn concrete voorbeelden opgenomen van methoden die door regio’s worden toegepast en de methode die voor de jaarlijkse landelijke rapportage door het ministerie I&M en beide koepels (VNG, UvW) zijn gebruikt. Deze methode is ontwikkeld door de werkgroep Monitoring financiële doelmatigheid. Op basis hiervan heeft stichting RIONED een handreiking gemaakt voor regio’s. 4.2 Uitwerking Kosten en Kostendekking, twee geschakelde werelden Er zijn twee kostenwerelden te onderscheiden: de kostenwereld en de kostendekkingswereld. De kostenwereld is de basis voor onderzoek naar doelmatigheidsvraagstukken. Het gaat hier om zaken als directe kosten (kapitaallasten en operationele kosten) en bepaalde toegerekende kosten. De gegevens hiervoor zouden moeten komen uit de boekhouding. Instrumenten zoals onderlinge benchmark, doelmatigheidstoetsen en assetmanagement halen hun financiële gegevens uit de kostenwereld. De kostendekkingswereld gaat vooral over bestuurlijke keuzen ten aanzien van tarieven en verantwoording daarover. Zaken die hier spelen zijn gewenste tariefontwikkeling, kwijtscheldingsbeleid, inzet van reserves, grondslag voor heffing, keuzes toerekening kosten aan product riolering/zuivering etc. Er is natuurlijk wel een schakel: de keuzen uit de kostendekkingswereld zijn gebaseerd op de feiten uit de kostenwereld. Maar de bestuurder voegt daar een politiek-bestuurlijke perspectief aan toe. Pagina 12 van 27 4.2.1 Uitwerking hangt of van schaalniveau De monitoring van kosten kan op verschillende niveaus plaatsvinden, te weten: Landelijk; wat is de totale landelijke ontwikkeling van kosten? Regionaal; wat zijn de kostenontwikkelingen van de verschillende regio’s? Lokaal; wat zijn de kostenontwikkelingen binnen de regio? Per niveau wordt hierna ingegaan op de wijze waarop ”monitoring” kan plaatsvinden of al plaats vindt. Landelijk -> heffingsinkomsten Landelijk gaat het vooral om lasten en heffingsinkomsten (=tarief x heffingsgrondslag). Het is van belang dat de lasten voor de burger beperkt blijven en dus dat de heffingsinkomsten van gemeenten en waterschappen minder stijgen dan in 2010 was voorzien. De methode die de VNG en de Unie van waterschappen hanteren voor de landelijke rapportages gaat uit van de ontwikkeling van de heffingsinkomsten in de periode 2010 – 2020. Hierbij wordt het prijspeil 2010 (correctie voor effect inflatie). De methode is transparant, middelt uit en de gegevens zijn gemakkelijk op te vragen en verifieerbaar. De methode die is toepast in de landelijke rapportage is toegelicht in de bijlage: “Handleiding berekening doelmatigheidswinst Stichting RIONED” De methode is in principe niet bruikbaar voor directe uitspraken over doelmatigheid. Uitgaand van een prognose in het referentiejaar 2010 kan de doelmatigheid wel indirect worden afgeleid. Regionaal → kosten of heffingsinkomsten Regionaal zou je ook de landelijke methode kunnen hanteren, die geeft een eerste indruk van kosten en kostenontwikkeling. Hoe kleiner de regio en het aantal partijen, hoe groter het effect van individuele organisaties of projecten. Veel regio’s geven aan dat het in feite zou het moeten gaan om de jaarlijkse kosten die gemaakt worden voor het ‘waterketen’ product. Bij de landelijke besparingsdoelstelling van 380 miljoen voortkomend uit het landelijk feitenonderzoek (2010) gaat het immers ook om kosten! Het gaat hier om de totale kosten voor riolering en de totale kosten zuiveringstechnische werken. De methode uitgaande van het uitzetten en combineren van de ontwikkeling van de kosten of heffingsinkomsten in de periode 2010-2020, een prognose ervan uit 2010 en de realisatie van feitelijke kosten of heffingsinkomsten kan ook regionaal worden toegepast. Lokaal -> kosten Bovenstaande methode is ook toepasbaar op lokaal niveau, bv op zuiveringskringniveau. Zoals gezegd zal het effect van individuele organisaties en projecten met de afnemende schaal toenemen. Binnen de regio kun je voor de onderlinge vergelijking nog verder gaan. Wil je meer achtergrondinformatie/onderbouwing dan is de informatie over bijv. de reserve, de boekwaarde en de gemaakte politieke keuzes waardevol. Het doel is dan anders namelijk meer inzicht krijgen in de opbouw van de heffing, vergelijken, van elkaar leren en eventueel betere keuzes maken (kennis en kwaliteit). In dat kader zou je ook kunnen inzoomen op de gegevens in de benchmarks. Pagina 13 van 27 Uiteindelijk is het doel om per zuiveringskring of afvalwaterteam zowel de gemeentelijke als de waterschapskosten in beeld te krijgen. Daarmee worden de financiële gevolgen zichtbaar van bijvoorbeeld de leeftijd van een zuivering/rioolstelsel of de vereiste effluentkwaliteit. Een en ander geeft inzicht in de lokale situatie. De methode die is toepast in op lokaal niveau in de regio Rivus (Groot Salland) is een voorbeeld en toegelicht in de bijlage: “Onderzoeksrapport Rivus: deeltaak financiële systematiek”. In onderstaande figuur is deze geïllustreerd. Figuur 2: Voorbeeld monitor kosten regio RIVUS Totale kosten afvalwatersysteem Voorbeeld € 61.000 Landelijk feitenonderzoek - autonome stijging totale kosten regio Voorbeeld zonder beleidswijziging Landelijk feitenonderzoek - Totale kosten regio Voorbeeld met 12,7% minder meerkosten Regionaal feitenonderzoek - Totale kosten regio Voorbeeld € 59.000 Prijspeil 2010 - Bedragen x 1000 € 57.000 € 59.596 € 55.867 Regionaal feitenonderzoek - besparingslijn Voorbeeld € 55.000 Totale kosten regio Voorbeeld (werkelijk) Totale kosten regio Voorbeeld (prognose) € 53.000 € 52.047 € 51.000 € 49.867 € 49.000 € 47.676 € 47.000 € 45.000 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 4.2.2 Kostenbesparingen op basis van referentiesituatie of niet Om tot een uitspraak over kostenbesparing te komen, zal de vraag beantwoord moet worden waarmee de kostenontwikkeling vergeleken moet worden, wat is de referentiesituatie?. Er zijn verschillende mogelijkheden om de regionale referentie en ambitie in beeld te brengen voor de periode 2010-2020, door bijvoorbeeld: Pagina 14 van 27 Referentie situatie 2010-2020 1. Een regionaal feitenonderzoek, al dan niet gebaseerd op de prognoses uit vGRP’s, zuiveringsplannen, lange termijn ramingen en met name de begrotingen; 2. Het toepassen van het percentage kostenstijging 2010-2020, zoals landelijk is vastgesteld in het feitenonderzoek (2010) op de eigen lokale situatie 3. Het toepassen van de kostenstijging 2010-2020, zoals landelijk is vastgesteld in het feitenonderzoek (2010) gerelateerd aan het aantal inwoners en toegepast op de eigen lokale situatie Ambities 2020 1. Een regionaal feitenonderzoek 2. Analyse ramingen vGRP’s, zuiveringsplannen en begrotingen; 3. Het toepassen van het percentage kostenbesparing 2020, zoals landelijk is vastgesteld in het feitenonderzoek (2010) en BAW (2011) 4. Het toepassen van de 2020 (€ 380 miljoen jaarlijkse kosten) kostenstijging 2010-2020, zoals landelijk is vastgesteld in het feitenonderzoek (2010) en BAW (2011) gerelateerd aan het aantal inwoners en toegepast op de eigen lokale situatie 5. Een concreet besparingsdoelstelling in euro’s of procenten formuleren als bestuurlijke ambities al dan niet onderbouwd met concrete maatregelen. 4.2.3 Monitoren per activiteit/maatregel. Overwogen is om op het niveau van maatregelen/activiteiten te monitoren wat de kostenreductie is als gevolg van samenwerking. De conclusie was dat dit niet goed mogelijk is, omdat het niet doenlijk is per maatregel de kosten te vergelijken met een denkbeeldige situatie, waarin je niet samenwerkt. Een verantwoording op basis van concrete maatregelen/activiteiten brengt een relatief hoge administratieve last met zich mee. Om de besparingen (minder meer kosten) in beeld te brengen moet ieder uitgevoerd project vergeleken worden met de fictieve referentiesituatie, bijvoorbeeld wanneer de afvalwaterketenpartners hun eigen weg zouden zijn gegaan. Dit kost heel veel tijd en inzet achteraf. Bovendien is de referentiesituatie steeds moeilijker in te schatten, omdat op termijn van nature wordt samengewerkt! De meeste regio’s kiezen er voor om niet te monitoren op concrete maatregelen en activiteiten, maar op de ontwikkeling van de jaarlijkse kosten of heffingsinkomsten in de periode 2010-2020, zoals beschreven in paragraaf 4.2.1. 4.3 Implementatie Voor de implementatie van het formuleren van ambities en kritische prestatie-indicatoren voor het thema kosten gelden een aantal aandachtspunten. De belangrijkste zijn in deze paragraaf opgenomen. Een nadere toelichting en overige aandachtspunten zijn te vinden in bijlage 2 van dit document. Kapitaallasten Kapitaallasten zijn de vertaalslag van investeringen tot kosten op jaarbasis. Investeringen onderscheiden zich op twee punten van operationele kosten: zij fluctueren sterk van jaar tot jaar (met name bij kleinere organisaties) en zij hebben meerjarig nut. Gezien het meerjarig nut kan op investeringen worden afgeschreven. De lasten worden daarmee toegerekend aan zowel de huidige als de toekomstige gebruikers. Om eenduidigheid en consistentie te bewaren, is een uitgangspunt dat een inschatting wordt gemaakt van de toekomstige gebruiksduur. Het resultaat van deze inschatting vertoont een behoorlijke spreiding. Als je investeringen activeert en erover Pagina 15 van 27 afschrijft, verschuif je kosten naar de toekomst. De prijs die daarvoor in de praktijk wordt betaald, wordt bepaald door de gehanteerde rente en de wijze waarop deze wordt toegerekend. Verschillen in afschrijving en rente leiden bij eenzelfde investering tot behoorlijke verschillen in kapitaallasten. Naast kapitaallasten gelden als aandachtspunt ook het omgaan met reserves en voorzieningen. In bijlage 2 zijn deze aandachtspunten verwoord. Definities Duidelijk is dat de financiële wereld, net als de technische wereld, een eigen vakjargon en begrippenkader heeft. Voor een goede kostenmonitor is het van essentieel belang dat er duidelijkheid bestaat wat met bepaalde begrippen wordt bedoeld. Een toelichting op de financieringsmethodieken en de relatie met de Commissie Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) is opgenomen in de brochure “Riolering en het Besluit Begroting en Verantwoording. Over investeringen, rente en BTW” http://www.riool.net/bbv Pagina 16 van 27 5 Kwaliteit Bij het thema kwaliteit, zoals het ook in het bestuursakkoord water is opgenomen, kan onderscheid gemaakt worden tussen de kwaliteit van het stedelijk watersysteem en de kwaliteit van de uitvoering van de beheertaken in het stedelijk waterbeheer en het beheer van de afvalwaterketen. In dit hoofdstuk komen beide onderdelen van het thema kwaliteit achtereenvolgens aan bod. 5.1 Kwaliteit in termen van prestaties (effecten) in het fysieke systeem 5.1.1 Inleiding Deze paragraaf richt zich op kritische prestatie-indicatoren voor het (fysieke) stedelijk watersysteem. Met andere woorden de buitenwereld. Voor het monitoringsinstrument Doelen afvalwaterketen is in de eerste plaats gekeken naar waar de Ad 1) De aanleg en het beheer van de afvalwaterketen voor aangelegd is. Deze afvalwaterketen zorgt ervoor dat verontreinigd (maatschappelijke) doelen zijn als afvalwater uit de directe leefomgeving wordt uitgangspunt genomen om te komen tot verwijderd; de zuivering ervan zorgt ervoor dat het indicatoren die een beeld kunnen geven van oppervlaktewater (als bron voor onder andere het functioneren van het stelsel. drinkwater) niet onnodig wordt vervuild. Doelen afvalwaterketen 1. Beschermen van de volksgezondheid 2. Het op peil houden van de kwaliteit van de leefomgeving “droge voeten” 3. Beschermen van de bodem, het grond- en oppervlaktewater. Ad 2) De riolering zorgt voor de ontwatering van de bebouwde omgeving door naast het afvalwater van huishoudens en bedrijven ook het overtollige regenwater van daken, pleinen, wegen e.d. in te zamelen en af te voeren. Ad 3) Door de aanleg van riolering of individuele Om een goed beeld te krijgen van hoe het stelsel werkt, moeten de indicatoren zo gekozen zijn, dat ze een negatieve trend laten zien op het moment dat er teveel besparingen zijn. Het gaat dus om het volgen van de prestaties bij het op orde brengen of houden van het stedelijk watersysteem. afvalwaterbehandelingsystemen en de zuivering van afvalwater in RWZI’s wordt de directe ongezuiverde lozing van afvalwater op bodem- of oppervlaktewater voorkomen. 5.1.2 Uitwerking De hieronder voorgestelde systematiek en de kritische prestatie-indicatoren die eruit volgen, sluit aan bij de nieuwe beoordelingsgrondslag 1, zoals ontwikkeld door de STOWA en Stichting RIONED (DoFeMaMe 2.0). 1 STO130-3 Beoordelingsgrondslag afvalwatersystemen - eindrapport Pagina 17 van 27 Bij het benoemen van de indicatoren zijn de volgende uitgangspunten zo goed mogelijk meegenomen: 1. Generieke indicatoren (≈maatstaf) Om te zorgen dat de indicator niet als een (landelijke) norm wordt gehanteerd, is het van belang om deze zo te formuleren dat hij iets zegt over het functioneren t.o.v. het lokale ambitieniveau. Dus: niet “x maal water op straat per jaar”, maar “x maal vaker dan toegestaan in het GRP” 2. Kijk naar werkelijk functioneren (=effecten / outcome) Bijvoorbeeld een indicator als “overstorten”: hierbij wordt niet gekeken naar het aantal overstorten, maar juist naar het effect hiervan. De gedachte hierachter is dat het niet gaat om hoeveel vuil er uit het stelsel op de watergang komt, maar hoeveel (milieu)schade hierdoor veroorzaakt wordt. Hieronder zijn ter illustratie voor de verschillende (maatschappelijke) doelen van de afvalwaterketen een aantal indicatoren opgenomen. Doel Functionele eis Indicator Meetmethode Leefomgeving Geen onacceptabele schade a.g.v. water # maal water op straat Meldingen “droge voeten” op straat bij het werkelijk functioneren van t.o.v. streefwaarde Modelberekeningen Overstort geen belemmering voor Vissterfte Meldingen waterkwaliteitsambitie Biodiversiteit Monitoring Zuivering voldoet aan lozingseisen Stikstof Monitoring het systeem Milieu Milieu Fosfaat Volksgezondheid Goede afvoer afvalwater Geen verstoppingen Klachten Volksgezondheid Geen contact met afvalwater # afvalwater op straat Meldingen t.o.v. streefwaarde (= Kennis experts meestal 0x) Modelberekeningen Andere voorbeelden van kritische prestatie-indicatoren voor de kwaliteit van het (fysieke) stedelijk watersysteem: Het op peil houden van de kwaliteit van de leefomgeving, bijvoorbeeld: o X keer/jaar instorting met verzakken wegdek als gevolg o (afval)water op straat X keer/jaar water op straat o structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand: afwijking gemeten GWS t.o.v. het in het GRP opgenomen peil. Beschermen van de bodem, het grond- en oppervlaktewater o overstorten uit gemengde + VG-stelsel Aansluitpercentage Breuk (pers)leiding Pagina 18 van 27 Mogelijke indicatoren voor het thema duurzaamheid In veel regio’s zijn ook doelstellingen geformuleerd voor het thema duurzaamheid. Hierbij wordt in de meeste gevallen de volgende definitie geformuleerd: zo min mogelijk afwentelen op de omgeving of volgende generaties. Concreet voor de afvalwaterketen, gaat het dan om: o Zo efficiënt mogelijk omgaan met grondstoffen; o Zo min mogelijk (schadelijke?) afvalstoffen produceren; Kritische prestatie-indicatoren voor de doelstelling: verhoging van de duurzaamheid: De verhoging van de duurzaamheid in de afvalwaterketen kan betrekking hebben op de riolering en de zuivering. Hierbij kan gedacht worden aan het energieverbruik en het omgaan met grondstoffen. Onderdeel KPI Meetmethode Grondstoffen Zo laag mogelijk energieverbruik. Bijvoorbeeld: 20% minder inkoop energie Zo efficiënt mogelijk omgaan met grondstoffen aanbesteden conform MVO-beleid Zo efficiënt mogelijk omgaan met grondstoffen. Bijvoorbeeld reductie gebruikte grondstoffen met 20% Energierekening Grondstoffen Zo veel mogelijk gebruik maken van niet-eindige bronnen Opname van criteria voor duurzaam inkopen in aanbestedingen. Afvalstoffen Zo veel mogelijk hergebruik Opname van criteria voor duurzaam inkopen in aanbestedingen. Afvalstoffen Zo min mogelijk uitstoot schadelijke stoffen bij beheer Met name bij zuiveringen: CO2, gassen Afvalstoffen Zo min mogelijk schadelijke stoffen bij aanleg en onderhoud Geen asbestcement, ect… Grondstoffen Grondstoffen Opname van criteria voor duurzaam inkopen in aanbestedingen. Footprint 5.1.3 Implementatie Bij de implementatie van deze methodiek is het de uitdaging om indicatoren te benoemen die voor dat specifieke stelsel kenmerkend zijn voor het functioneren. De streefwaarde van die indicator is afhankelijk van het ambitieniveau in de betreffende regio: het kost dus tijd om tot een goede / passende set indicatoren te komen. Pagina 19 van 27 5.1.4 Aandachtspunten Bij deze methodiek zijn nog een aantal aandachtspunten die op verschillende manier ingevuld kunnen worden: Normaal functioneren vs. calamiteiten Voor calamiteuze omstandigheden gelden andere streefwaarden dan onder normaal functioneren. Advies is om hier apart indicatoren voor te benoemen, als daar al behoefte aan is. Binnen vs. tussen verschillende regio Door het inzetten van indicatoren die niet absoluut zijn, kan het ene stelsel goed vergeleken worden met andere stelsels. Echter, een sommatie van stelsels (b.v. om regio A met regio B te vergelijken) is daarmee niet reëel: alleen de indicatoren bij elkaar optellen geeft een onevenredig beeld. Advies is om de prestatie van een indicator om te rekenen naar rato van bijvoorbeeld het aantal inwoners of vervuilingseenheden (v.e.) Door de lange periode die soms nodig is om het effect van ingrepen in het stelsel te zien (b.v. verbetering waterkwaliteit als gevolg van vermindering overstorten), zijn sommige indicatoren alleen geschikt voor lange termijn-monitoring. Sturen Bij het benoemen van de streefwaarde kan ervoor gekozen worden een zogenaamde “alarmwaarde” te benoemen, om te zorgen dat als de kwaliteit te ver achteruit gaat, die niet pas zichtbaar wordt als de indicator al overschreden is. Meetbaarheid In sommige gevallen is de meest geschikte indicator niet te meten: bijvoorbeeld voor volksgezondheid zou “aantal ziektegevallen als gevolg van contact met afvalwater” perfect zijn. Deze gegevens zijn (nu?) niet beschikbaar, daarom is voor een meer pragmatische indicator gekozen. Pagina 20 van 27 5.2 Kwaliteit van de uitvoering van beheertaken 5.2.1 Afbakening Kwaliteit kan nog meer betekenen dan de kwaliteit van de prestaties van het systeem. Prestaties in termen van effecten zoals in de vorige paragraaf zijn beschreven in combinatie met de kosten zegt veel, maar niet alles: o Geven de prestaties voldoende indicatie hoe te verbeteren? o Wat zit er wel en wat zit er niet in de kosten? o Er zijn situationele verschillen o We kunnen niet in de toekomst kijken, hoe zit het met de risico’s Bij het thema “kwaliteit van de uitvoering van de beheertaken” gaat het om twee aspecten: - Doen we de goede dingen? Dus zijn we niet alleen relatief, maar ook absoluut, goed bezig. Maken wij de juiste afwegingen, keuzes en beleids- en investeringsbeslissingen? - Doen we de dingen op de goede manier? Dit draait vooral om de vraag of we de bedrijfsvoering efficiënt is georganiseerd en of er grip is op risico’s in de bedrijfsvoering. Voor de duidelijkheid: in het beheer van de afvalwaterketen hangt het grootste deel van de jaarlijkse kosten samen met de eerste vraag (doen we de goede dingen). Kwaliteit in deze zin van het woord is niet scherp af te bakenen. Er is overlap, bijvoorbeeld met het thema kwetsbaarheid. Kwetsbaarheid leidt immers vaak tot concessies in de kwaliteit (zie hoofdstuk 3). Er zijn vele mogelijke kritische prestatie-indicatoren denkbaar en invulling zal maatwerk zijn per regio. Deze paragraaf probeert de belangrijkste mogelijke thema’s te vangen en suggesties te geven over KPI’s bij deze thema’s. Gezien de breedte van het onderwerp is geen volledigheid geambieerd. Een ISO9001 certificering van een werkeenheid bijvoorbeeld is, als je dat al zou willen, nog ver weg, Pagina 21 van 27 5.2.2 DoFeMaMe Doen we de goede dingen? Het thema kwaliteit (uitvoering taken) in de zin van “doen we de goede dingen?” hangt met name samen met beleidskeuzes en investeringen. In onderstaande tabel is een selectie opgenomen van mogelijke indicatoren, geordend naar de DoFeMaMe methode. Doel FE MA (KPI) ME Gegevensbeheer op orde Gegevens up to date (actueel) Gegevensverwerking minder dan 4 maanden achter Achterstand verwerken revisietekeningen Gegevens set compleet Beheerpakket >99% gevuld Na export voor berekening maximaal 1% ontbrekende gegevens Maatregelen zijn effectief Correcte berekeningen Goed gevalideerd model Levenscycluskosten zijn minimaal Doelmatig onderhoud Structurele afweging onderhoud op basis van levenscycluskosten Maximaal 30% marge tussen berekende en gemeten overstortende volumes Werkwijze assetmanagement vastgelegd Doen we de dingen goed? Het thema kwaliteit (uitvoering taken) in de zin van “doen we de dingen goed?” hangt met name samen met bedrijfsvoering. Het is niet eenvoudig vast te stellen of we ‘de dingen goed doen’. Het is wel mogelijk om het effect van bedrijfsvoering en concrete werkprocessen te volgen of om te kijken in hoeverre processen op een goede manier geborgd zijn. Hierbij gaat om aspecten als: - Klanttevredenheid (extern, bestuurlijk) - Transparantie / integriteit - Reproduceerbaarheid beslissingen - Sluiten beleidscyclus Pagina 22 van 27 Een voorbeeld van een doelstelling en indicator die samenhangt met de vraag “doen wij in de regio de dingen goed”. Doel FE MA (KPI) ME Slagvaardige bestuurlijke besluitvorming Mandaat bestuurlijk duo is voldoende Mandaat bestuurlijk duo is vastgesteld in een door alle partijen ondertekende overeenkomst Bestuurlijk duo mag binnen vastgestelde financiële kaders aan de voorkant beslissingen nemen Tekst samenwerkingsovereenkomst Tekst samenwerkingsovereenkomst 5.2.3 Aandachtspunten Afhankelijk van de focus van het werk van de regio kan het helpen om in gesprek te gaan met je KAM-coördinator over het kwaliteitsaspect ‘doen we de dingen goed’. Pagina 23 van 27 6 Implementatie Zoals in de inleiding verwoord is het voorliggende document ontwikkeld door een groep ambtelijke trekkers van verschillende regio’s uit de kring van gemeenten en waterschappen. Zij hebben met elkaar en met hulp van VNG en UvW in een aantal werksessies de verschillende onderdelen van deze handreiking uitgewerkt. In de landelijke bijeenkomst van ambtelijke trekkers van 31 maart 2014 is de afspraak gemaakt dat de handreiking, inclusief de bijlagen en bijgaande documenten een vorm van een “gereedschapskist” is, waarin verschillende methoden, voorbeelden en concrete indicatoren zijn opgenomen. Het doel van deze gereedschapskist is om medewerkers van gemeenten en waterschappen in de verschillende regio’s te ondersteunen en handelingsperspectief te bieden. Deze handreiking is een eerste versie van de gereedschapskist. De komende periode kan de gereedschapskist worden uitgebreid met concrete voorbeelden en verdiepende uitwerking. Het is dus een levend document! De documenten worden digitaal beschikbaar gesteld op de landelijke bijeenkomst van ambtelijke trekkers op 18 juni 2014. Vervolgens zullen de documenten op de site www.samenwerkenaanwater.nl beschikbaar worden gesteld. Pagina 24 van 27 Bijlage 1: Uitsplitsing kostenopbouw bedrijfsvergelijkingen riolering en zuivering Volgens de bedrijfsvergelijking riolering 2013 bestaan de totale kosten riolering uit: - Kapitaallasten (rente en afschrijving) - Operationele kosten - Totale dotatie aan voorziening(en) voor onderhoud en investeringen - Perceptiekosten (waaronder o.a. bureau belastingen) - Toegerekende BTW Onder de operationele kosten wordt het volgende verstaan: - Personeelskosten - Reparaties - Reiniging van kolken en riolen - Aanschaf materialen - Energie/stroomkosten - Onderzoek (incl. inspectie) - Overige operationele kosten - Niet toe te wijzen operationele kosten Volgens de bedrijfsvergelijking zuiveringsbeheer 2012 bestaan de totale kosten voor het zuiveringsbeheer uit: - Totale kosten zuiveringstechnische werken o Netto kosten afvalwaterbeheer door/voor andere zuiveringsbeheerders (kosten -opbrengsten) o Netto kosten slibbehandeling door/voor andere zuiveringsbeheerders (kosten – opbrengsten) o Toegerekende kosten o Dotaties en onttrekking uit voorziening (per saldo) o Rijksheffing effluent o Subsidies afhaakproblematiek o Netto kosten IBA’s bij beheer in Waterschap o Netto directe kosten eigen zuiveringstechnische werken - Totaal dotaties en onttrekkingen aan reserves zuiveringsbeheer (per saldo) - Totaal overige kosten zuiveringsbeheer waterschap Onder de netto directe kosten eigen zuiveringstechnische werken (eigen waterschapswerken voor transport en zuiveren van afvalwater en be- en verwerken van slib) vallen: - Bouw en verwerving o Kapitaallasten (rente en afschrijving) o Kosten leaseconstructies - huur o Kosten leaseconstructies - dotatie voorziening aanpassing boekwaarde o Niet-geactiveerde eigen bijdragen/ personeelskosten voor investeringsprojecten o Overige kosten bouw en verwerving Pagina 25 van 27 - - Beheer o o o o o o o o o o o o Kosten personeel beheer Kosten derden (personeel + materieel) beheer Kosten energie beheer Kosten chemicaliën beheer Kosten transport nat slib naar eigen SOI of naar derden Overige beheerkosten ontwateren en transport slib (Overige) opbrengsten ontwateren en transport van slib Kosten transport ontwaterd slib Kosten eindverwerking Overige kosten afzet slib/ restproducten Overige kosten beheer (Overige) opbrengsten zuiveringsinstallaties anders dan zuivering voor andere waterkwaliteitsbeheerders Onderhoud o Kosten personeel onderhoud o Kosten materieel onderhoud o Kosten derden (personeel + materieel) onderhoud o Overige kosten onderhoud Pagina 26 van 27 Bijlage 2: Aandachtspunten thema kosten Corrigeren voor inflatie Bij de jaarlijkse kosten speelt het corrigeren van inflatie een belangrijke rol. De kosten kunnen worden geïndexeerd naar prijspeil 2010. De jaarschijven 2011 t/m 2020 dienen teruggebracht te worden naar het prijspeil 2010. Om het allemaal niet te ingewikkeld te maken stellen wij voor om uit te gaan van de indexering (omrekenfactor) zoals die is toegepast/doorberekend in de landelijke tabellen, te weten: Inflatie volgens het Centraal Bureau van de Statistiek (CBS): 2011: 2,3% 2012: 2,5% 2013: 2,5% Omrekenfactor: 2010: 1,0 2011: 1,0 minus het percentage inflatie 2011 2012: 1,0 minus het percentage inflatie 2011 en 2012 2013: 1,0 minus het percentage inflatie 2011, 2012 en 2013 = 1,0 = 0,977 = 0,952 = 0,927 De indexering is toegepast op de operationele kosten, maar niet op de kapitaallasten. Reden hiervoor is dat in de opgegeven kapitaallasten ook de lasten van de oude investeringen zitten (voor 2011). Over de kapitaallast voor 2011 mag je geen indexering toepassen. Dus moet je weten hoe hoog/groot de investeringen zijn in de jaarschijven 2011 t/m 2020. Deze kun je omrekenen in een last per jaar (rente en afschrijving). Gegevens over investeringen, rente en afschrijving zijn ook terug te vinden in de database van de benchmark rioleringszorg. Toerekeningen Een ander aandachtspunt is hoe om te gaan met toerekeningen. Binnen de grenzen van de regelgeving is men vrij keuzes te maken in de toerekening. Deze keuzes kunnen ook in de tijd weer worden aangepast en staan onder invloed van politiek-bestuurlijke keuzes. De vraag is hoe om te gaan met toerekeningen. Een mogelijkheid is de gehanteerde toerekeningen en de wijzingen daarin jaarlijks vast te leggen. Een andere mogelijkheid is (bepaalde) toerekeningen niet meer te nemen in de kostenmonitor. Voorzieningen en reserves In de praktijk blijkt er veel verwarring te zijn over het begrip voorziening of reserve. Toch is het op hoofdlijnen eenvoudig: als u een spaarbedrag in de begroting opneemt, dan is dit een voorziening. Houdt u aan het einde geld over en heeft u wel alles uitgevoerd? Dan gaat dit naar een reserve. Houdt u aan het einde van het jaar geldt over omdat u activiteiten niet heeft uitgevoerd? Ook dan hoort dit vrijwel altijd aan de voorziening toe. Meer informatie over voorzieningen en reserve kunt u vinden in de Leidraad Riolering, module D1300 (bijlage 2). Pagina 27 van 27 Een steeds oplopende voorziening is een aanwijzing dat in het verleden gekozen is voor te hoge jaarlijkse dotaties. Voor de toekomst moet de jaarlijkse dotatie dan verlaagd worden tot een realistisch niveau, opdat het stuwmeer in ieder geval niet groter wordt en de jaarlijkse exploitatiekosten vanaf dat moment op het juiste niveau komen. Maar wat te doen met het stuwmeer? Het kan in het jaar waarin dat blijkt worden toegevoegd aan de reserve. Daarmee ontstaat zichtbaar een reservebedrag waarover het bestuur – binnen riolering – kan beschikken respectievelijk dat ingezet kan worden voor tariefmatiging. Al met al ontstaat er dan wel een trendbreuk. Voor een correcte kostenwereld moet alles eraan gedaan worden om te hoge dotaties en te hoge saldi te voorkomen. Een goede onderbouwing in het GRP is daarom essentieel. Een steeds oplopende reserve hoeft niet verkeerd te zijn. Een deel van de kapitaalbehoefte wordt dan uit eigen middelen gedekt, waar anders geleend zou zijn. Daardoor wordt rente bespaard, die toegevoegd wordt aan de reserve. Zowel de reserve als de bijgeboekte rente geven het bestuur meer ruimte voor tariefmatiging. Dit is een afweging die passend is in de kostendekkingswereld. De vraag is hoe om te gaan met voorzieningen en reserves. Er kan voor gekozen worden jaarlijks de stand van voorzieningen en reserves te volgen. Een andere mogelijkheid is om (bepaalde) voorzieningen en reserves buiten de kostenmonitoring te laten.