KENNISBEHOEFTE CLUSTER INTERNATIONALE

advertisement
KENNISBEHOEFTE CLUSTER INTERNATIONALE SAMENWERKING: de grote lijnen
voor 2009
Notitie van het clusterbestuur Internationale Samenwerking voor de
kennisprogrammering van 2009 (DLO en overigen)
Steeds nadrukkelijker raken mondiale politieke en maatschappelijke ontwikkelingen
verweven met het nationale beleid. Niet alleen vanwege de directe invloed op de
prijsontwikkeling van landbouwproducten, maar ook indirect omdat de samenleving
zich bewuster is van een aantal ontwikkelingen die te maken hebben met landbouw,
natuur en voedselkwaliteit. Dit betekent dat het voor het departement van belang is
om samenleving en politiek goed te kunnen informeren over wat er gaande is, maar
ook dat op grond van die kennis een heldere beleidsinzet kan worden geformuleerd.
De programmering van het cluster internationaal in 2009 staat daarom in het teken
van vernieuwing dan wel continuering en verschuiving van accenten binnen thema’s.
Twee beleidsnota’s zijn leidend voor vernieuwing en actualisering van de
internationale kennisagenda: de OS-LNV Beleidsbrief Landbouw, rurale bedrijvigheid
en voedselzekerheid, en het Beleidsprogramma Biodiversiteit. Ook de actiepunten in
het beleidsprogramma van het kabinet en de beleidsagenda van de minister van LNV
(m.n. actiepunt 28: klimaatverandering en voedselvoorziening) geven aanleiding voor
een herprioritering van de kennisbehoefte.
De Minister legt zelf duidelijke prioriteit bij de mondiale vraagstukken. Zij rekent het
tot haar verantwoordelijkheid zich daarin te mengen en uitspraken te doen over de
betekenis van landbouw voor de armoedebestrijding en het garanderen van de
voedselzekerheid wereldwijd. Zij plaatst die onderwerpen in verhouding tot de
productie van energie en het behoud en duurzaam gebruik van biodiversiteit en
water. Ook de non-trade concerns (waaronder dierenwelzijn) maken deel uit van de
nationale ambities van dit kabinet waarvan de mogelijkheden en onmogelijkheden
sterk verbonden zijn met internationale samenwerking. Genoemde nota’s en politieke
belangen zullen vertaling moeten vinden in de omvang van het budget voor het
Cluster Internationaal de komende jaren. Het clusterbestuur geeft met deze notitie
aan waar de accenten in 2009 moeten komen te liggen. De thema’s zijn leidend
voor zowel het multilaterale beleidsveld als voor de kennisprojecten die in het kader
van bilaterale samenwerking door de landbouwraden worden geëntameerd. Het heeft
onze voorkeur dat DLO in de bilaterale projecten samenwerking zoekt met regionale
1
partners. De landbouwraden spelen hierbij een belangrijke bemiddelende en vaak ook
initiërende rol.
In deze notitie worden de thema’s in het onderzoekscluster achtereenvolgens
besproken vanuit de beleidscontext.
1. Landbouw, rurale ontwikkeling en voedselzekerheid
We leven nog steeds in een wereld waarin meer dan 800 miljoen mensen over
onvoldoende toegang tot voedsel en de dagelijkse calorie-inname van 17% van de
bevolking in ontwikkelingslanden onvoldoende is voor een gezond bestaan. Vooral in
Afrika zijn er te weinig structurele verbeteringen in zicht. Voor LNV is
voedselzekerheid een belangrijk streven. Het is daarom van belang dat LNV in het
kader van het publieke debat aandacht blijft geven aan landbouw en de
wereldvoedselproblematiek.
Voorjaar 2008 is de OS-LNV Beleidsbrief ‘Landbouw, rurale werkgelegenheid en
voedselzekerheid’ van de ministers Verburg en Koenders verschenen, mede naar
aanleiding van het recent verschenen World Development Report 2008. Met deze
notitie streeft het kabinet naar een versterkte inzet op de landbouwproblematiek in
ontwikkelingslanden en meer gezamenlijk optrekken van LNV en OS op het terrein
van landbouw, rurale ontwikkeling, voedselzekerheid en armoedebestrijding. Zeker drie
van de vijf sporen in deze nota zijn essentieel voor de kennisagenda van LNV:
productiviteitsverbetering, duurzame ketens en handel en markttoegang. In het
implementatietraject van zowel het WDR 2008 als ook de LNV – OS notitie is het
essentieel om de internationale kennisprojecten bij LNV minimaal op sterkte te
houden. Ook de Beleidsagenda van LNV wijst op het belang van een intensivering
(actiepunt 28: klimaatsverandering en duurzame voedselvoorziening). LNV wil zich
daarom goed profileren met zijn eigen kennisactiviteiten. Het gaat vooral om
onderzoek naar de ‘hoe’-vraag van intensivering van landbouw in ontwikkelingslanden.
De huidige projecten op het gebied van landbouw, rurale ontwikkeling, handel (incl.
WTO en EPA’s) en markttoegang blijven onverminderd actueel voor het halen van de
MDG’s in het algemeen en de intensivering van de landbouw in het bijzonder.
Daarnaast liggen er economische vraagstukken op het gebied van prijsontwikkeling
en voedselzekerheid. Wat zijn op korte en langere termijn de economische gevolgen
van de stijging van de wereldvoedselprijzen? Wat zou het reguleren van de markt
kunnen doen ten aanzien van (ongewenst hoge) prijsstijgingen? Daarnaast is er extra,
nieuwe aandacht nodig voor innovaties ten behoeve van productiviteitsverbetering in
de landbouw, stimulering van lokale, regionale en internationale markttoegang en
verdere verduurzaming van handelsketens. Vanuit het perspectief van het
2
beleidsprogramma Biodiversiteit vragen we specifieke aandacht voor hout (FLEGT),
soja, palmolie en veen.
Ook voedselveiligheid blijft een belangrijke factor in de handelsrelatie tussen
Nederland en derde landen (incl. emerging economies). Het ondersteunen van landen
bij het ontwikkelen van goede voedselveiligheidssystemen draagt zeer concreet bij
aan een goede handelsrelatie. Daarnaast moet goed gekeken worden hoe derde
landen goed kunnen deelnemen aan het internationale handelsverkeer door het
beoordelen en zo mogelijk opheffen van ongewenste belemmeringen.
Aanscherping van de thematiek rond landbouw, rurale werkgelegenheid en
voedselzekerheid in het BO cluster is noodzakelijk, zowel voor de multi- als de
bilaterale betrekkingen. Het thema is nauw gelieerd aan het bestaande thema
Markets and sustainable development, waarin geen scherpe grens wordt getrokken
tussen OS en IS. Het houdt tevens verband met duurzame handelsketens en
biodiversiteit. Additionele kennisvragen worden in afwachting van de behandeling
van beide nieuwe nota’s in de Kamer geformuleerd.
Het onderzoek dat LNV doet op het gebied van landbouw en OS is een van de
bouwstenen waarmee LNV zich inzet voor het Platform MDG Profs. Dit platform is
een gezamenlijk initiatief van kennisinstellingen, DGIS, OCW, LNV om het realiseren
van de MDG’s ook vanuit de kennisinstellingen krachtig te ondersteunen. LNV is
tenslotte via de DLO programmering een jaarlijkse verplichting aangegaan van 5 mln
ODA (Official Development Assistance); bij ev. bezuinigingen moet dit bedrag buiten
schot blijven. Dit bedrag heeft betrekking op onderzoek en capaciteitsopbouw (de
laatste sinds 2008 ondergebracht bij de Onderwijsbegroting van LNV maar
inhoudelijk nog steeds verbonden met de beleidsopgaven).
2. Concurrentie om landgebruik
Het is duidelijk dat er een relatie bestaat tussen de thema’s landbouw/rurale
ontwikkeling, klimaat en biodiversiteit, zeker nu de behoefte aan voedsel, veevoeder
en biomassa voor biobrandstoffen tegelijkertijd toenemen. De Beleidsagenda van LNV
(actiepunt 25) markeert het belang van alternatieven voor fossiele grondstoffen.
Daarnaast heeft de Minister aangegeven dat zij zich wil profileren op de dilemma’s
rond voedsel, energie, klimaat en biodiversiteit. Haar voornemen om zich kandidaat
te stellen als voorzitter van CSD17 (Commission on Sustainable Development) vraagt
om een goede inhoudelijke en politieke voorbereiding. De CSD is het hoogste VNorgaan voor duurzaamheid. Ook de Europese Commissie bezint zich op de
haalbaarheid van haar beleidsvoornemens betreffende biobrandstoffen. Voedsel en
3
landgebruik zijn een uiterst actueel thema, niet in het minst in relatie tot de
internationale doelstelling (Convention Biological Diversity: ‘to achieve by 2010 a
significant reduction of the current rate of biodiversity loss’) de achteruitgang van
biodiversiteit tot staan te brengen. De nadelige gevolgen van de verhoogde claims
op land en stijgende voedselprijzen zijn in veel ontwikkelingslanden reeds merkbaar.
De vraag naar voedsel neemt toe in de wereld. Die vraag betreft hoogwaardiger
voedsel en voedsel bestaande uit dierlijke eiwitten. Deze toenemende vraag naar
voedsel voor mens en dier gaat concurreren met een toenemend gebruik van
(voedsel)gewassen voor energieproductie en met de noodzaak voldoende arealen
natuur te behouden. Toepassing van biobrandstoffen levert weliswaar een bijdrage
aan het (alternatieve) energievoorzieningbeleid en (onder bepaalde voorwaarden) aan
het klimaatbeleid (verlaging CO2-uitstoot), maar resulteert ook in een intensiever
grondgebruik op de wereld. Bovendien kan de teelt van biobrandstoffen bijdragen
aan de stijging van voedselprijzen.
Ten behoeve van het politieke debat is het van belang om nauwkeurig te monitoren
waar en hoe zich spanningen voordoen tussen genoemde beleidsdoelen. De minister
dient op overzichtelijke wijze te kunnen beschikken over gegevens ten aanzien van
de spanningen rond voedsel, energie en gebruik van land en water om haar beleid
vorm te kunnen geven. LNV wil daarom jaarlijks een overzicht van
a. de groei van de vraag naar voedsel en veevoeding;
b. het aantal hectares dat nieuw in gebruik wordt genomen voor productie van
gewassen voor energieproductie enerzijds en voedselproductie anderzijds;
c. de gevolgen van de areaaluitbreiding voor de biodiversiteit (tropisch oerwoud
en wetlands);
d. wat dat betekent voor de CO2-uitstoot (ontginnen van gronden);
e. welke gevolgen dat heeft voor de watervoorziening;
f. welke consequenties een en ander heeft voor de voedselzekerheid wereldwijd
en regionaal.
Het is belangrijk deze vragen voor het mondiale niveau te beantwoorden , maar ook
te kijken naar ev. spanningen op regionaal niveau. Waar liggen kansen voor een
duurzame productie van biobrandstoffen (in en buiten Europa), hoe zijn ketens
duurzaam in te richten.
Klimaatverandering verzwaart de problematiek. Vanuit de diverse interdepartementale
en internationale overlegorganen en afspraken (Roadmap Bali, Beleidsprogramma
4
Biomassa en Energie) is grote behoefte aan kennis. Het gaat o.a. om aanpassing
van landbouwgewassen, incl. een grotere rassendiversiteit, droogteresistentie en
weerstand tegen andere ziekten en plagen.
3. Dierenwelzijn en diergezondheid
Non trade concerns, zoals dierenwelzijn, vormen steeds belangrijker factoren in de
internationale handel in levensmiddelen. Er is onderzoek en kennisuitwisseling nodig
met andere landen om deze handelscondities goed te onderbouwen en uit te
werken. Dierenwelzijn blijft politiek een prioritair onderwerp dat Nederland, als het
nog kan nu, maar anders in een volgende WTO-ronde (in EU-verband) op de WTOagenda wil plaatsen. De Nota Dierenwelzijn geeft de politieke urgentie aan. Eind
2007 is een project gestart naar de situatie van dierenwelzijn en regelgeving in
verschillende partnerlanden. Dit onderzoek loopt in 2008 af. De beleidsdialoog met
de partnerlanden over de mogelijkheden en de potentiële handelsgevolgen wordt nu
voorbereid. In dit onderhandelingsproces is onderbouwing met kennis cruciaal.
Daarom vraagt het cluster om vervolgonderzoek in 2009, met extra inzet op pilots in
een drietal landen. De centrale beleidsvraag is het verkennen van multilaterale en
bilaterale mogelijkheden om te komen tot een groter begrip, draagvlak en waar
mogelijk overname van de Europees verankerde motieven, doelen en kader voor
dieren welzijn. Samenwerking met een aantal EU lidstaten kan daartoe een goed
middel zijn, bijvoorbeeld de organisatie van een gezamenlijk congres. Onderzoek
levert de noodzakelijk kennis om een dergelijke conferentie voor te bereiden.
Mede door klimaatverandering, maar ook door toenemend transport en toerisme
komen tot nu toe in Nederland onbekende dierziekten dichterbij (zoals blue tongue).
De beleidsagenda van de minister geeft het belang van preventiebeleid aan
(actiepunt 41 en 42). Er is grote behoefte aan internationaal onderzoek en
samenwerking met partnerlanden om deze dreigingen het hoofd te bieden. Het in
2008 gestarte project Rift Valley Fever in Zuid Afrika is hiervan een goed voorbeeld,
evenals het AI project in Indonesië. Andere ‘emerging diseases’ (West Nile, Afrikaanse
paardenziekte, Afrikaanse varkenspest e.d.) dienen ook aandacht te krijgen. Vanuit
het beleid zijn de volgende aandachtsvelden van belang:
1. onderzoek naar ‘emerging diseases’ t.b.v. de ontwikkeling van internationale
standaarden (in samenwerking met OIE). De OIE ontwerpt standaarden voor
de preventie van verspreiding van gevaarlijke dierziekten.
2. versterking van kennis over ‘emerging diseases’ bij FAO en overdracht van
deze kennis aan landen
3. Bilaterale samenwerking op het gebied van ‘emerging diseases’ (methodiek,
5
diagnostiek, vaccins). Nederland heeft behoefte aan data collectie, field
evidence en kliniek van de dierziekten, epidemiologische kennis en kennis
voor het ontwikkelen van preventie- en bestrijdingsdraaiboeken. Het gaat om
een voortzetting van de projecten Rift Valley Fever (mogelijk uitgebreid naar
Afrikaanse paardenpest en Akabana) (Zuid Afrika) en Aviaire Influenza
(Indonesië), en nieuwe samenwerkingsverbanden t.a.v. Bovine ephemeral
disease (Israel), Epizootic Haemorragic Disease of Deer bij runderen (Marokko)
en Lumpy Skin Diseases of Bovines (Egypte).
4. Biodiversiteit
Het Beleidsprogramma Biodiversiteit (BB), dat in het voorjaar van 2008 verschijnt,
geeft redenen om het kennisthema Biodiversiteit te vernieuwen. De inhoudelijke
prioriteiten in het BB zijn (1) handelsketens en biodiversiteit (2) betalen voor
biodiversiteit (3) biodiversiteit werkt (4) ecologische netwerken en (5) mariene
biodiversiteit en visserijketens. Aan diverse van deze speerpunten wordt in het
lopende onderzoek reeds aandacht besteed; voor een aantal projecten zal in het
licht van BB een accentverschuiving en/of intensivering nodig zijn. Van de vijf
speerpunten worden er drie bij het BO cluster belegd (speerpunt 1, 4 en 5). Het
gaat bij speerpunt 1 (handelsketens) om een accentverschuiving in het onderzoek,
tot op heden opgenomen onder het thema Landbouw en handel. Speerpunt 4
(ecologische netwerken) wordt gecontinueerd. Het project Globio loopt af in 2008.
Het onderzoek naar trekroutes (Flyways), dat valt onder het speerpunt Ecologische
netwerken, wordt vanaf 2009 geherstructureerd. WUR wordt verzocht het langetermijn deel van het onderzoek (International Waterbird Census e.d.) op te nemen in
de Kennisbasis en/of WOT (op basis van Europese richtlijnen). Nieuwe vragen in
relatie tot het beheer van de Oost-Atlantische trekroute (accent op West-Afrika)
worden opgenomen in BOCI. Speerpunt 2, Betalen voor biodiversiteit, is thans als
project in het BO opgenomen. Dit is een uitermate belangrijk onderwerp, dat in 2009
wordt geïntensiveerd en openbaar aanbesteed. Het belang van LNV bij dit onderwerp
blijkt onder meer uit detachering van een LNV’er bij de Wereldbank op dit
onderwerp.
Tenslotte vraagt het verdwijnen van visbestanden door klimaatverandering en door
overbevissing politiek de nodige aandacht, evenals de thematiek rond mariene
biodiversiteit (speerpunt 5). Het onderzoek naar de bescherming van mariene
biodiversiteit op volle zee (Imares c.s.) loopt in 2008 af. Vanwege de prioriteiten in
het BB wordt in het BO cluster gevraagd om beleidsondersteunende kennis t.b.v.
6
een wereldwijd MPA (marine protected area) netwerk. Ook is er behoefte aan
mogelijk instrumentarium t.b.v. MPA’s op volle zee. Voor de vergroening van RFMO`s
(regional fishery management organisation) wordt een procedure in de open
programmering gestart.
5. Water for Food and Ecosystems
Het thema is onverminderd actueel en wordt gecontinueerd op het niveau van 2008.
Leidend zijn de Kabinetsvisie Waterbeleid uit 2007 en het Beleidsprogramma
Biodiversiteit (2008). Dat laatste omvat tevens de betrokkenheid van Nederland bij
de Ramsar conventie. De ‘lessons learnt’ en ‘best practices’ uit de bilaterale
projecten worden ingezet in beleidsprocessen waaronder CSD Agriculture (and Water)
en WWF5. Op themaniveau is hiervoor extra budgettair handelingsperspectief nodig.
Het Agriculture-wetlands interaction project bereikt in 2008 bij COP Ramsar een
(tussen-)resultaat. Het te presenteren GAWI framework is een gedegen document
waarop in 2009 en 2010 beleidsmatig kan worden voortgebouwd, mede met het oog
op de CSD Biodiversity.
De thematiek is nauw verweven met land- en watergebruik (‘competing claims’).
Klimaatverandering en het energievraagstuk geven aanleiding de aanpak van WFE te
verbreden tot andere vormen van landgebruik, waaronder bossen, in interactie met
water. Het accent komt geleidelijk aan te liggen op de bredere problematiek van
deze interacties.
Multilaterale en bilaterale samenwerking
Het BO cluster Internationaal is ondanks zijn relatief bescheiden omvang van grote
betekenis voor het internationale beleid. Kennis uit dit cluster wordt direct gebruikt
in beleidsvoorbereiding en uitvoering. Ten aanzien van beleidsuitvoering nemen de
LNV bureaus een grote plaats in. Daarom heeft het clusterbestuur ingezet op een
accentverschuiving van multilaterale naar bilaterale programmering. Het onderzoek in
het bilaterale deel van het cluster wordt zeer gewaardeerd door de landbouwraden
en heeft een belangrijke doorwerking in de bilaterale samenwerking. In toenemende
mate wordt ook synergie gerealiseerd tussen multi- en bilaterale projecten. Het
voornemen is om de bilaterale projecten minimaal op het niveau van 2007 te
handhaven (3,4 mln). Het bilaterale deel van het cluster is een vernieuwend blok met
een toenemende aandacht voor non-trade concerns (dierenwelzijn, houtkap),
duurzame ketens (landbouw en visserij) en biobrandstoffen. Een deel van de
projecten wordt ingezet als ‘seed money’ voor het opbouwen van een structurele
relatie met andere landen. Een goed voorbeeld is Ethiopië, waar met bescheiden
inzet van LNV kennismiddelen een miljoenenproject van OS en bedrijfsleven is
7
opgezet. Bilaterale projecten worden tevens ingezet voor de (deel-) bijdrage van LNV
aan WSSD partnerships, beleidsprioriteit van de minister. Bilaterale projecten zijn
tevens instrument om de samenwerking van LNV beleidsdirecties met andere landen
vorm te geven, zoals met het Rift Valley Fever virus in Zuid Afrika. De koppeling van
WUR-DLO met het netwerk van de attachees geeft een krachtige ondersteuning aan
de activiteiten van de beleidsdirecties. De thema’s 1 t/m 5 zijn tevens het
beleidskader voor de bilaterale projecten. De landbouwraden dienen hun
kennisvragen begin september in bij het clusterbestuur; tot die tijd is er de
gelegenheid om over het bilaterale programma te overleggen met de beleidsdirecties.
De regioteams adviseren aan het clusterbestuur over het kennisprogramma per regio.
Onderwijs
Hoewel sinds 2008 niet meer in de onderzoeksprogrammering opgenomen (om
programmatische redenen), is de aansluiting tussen de zgn. reguliere mid-career
professional cursussen van WUR, het BO en het beleid voor LNV essentieel. De
beleidsdoelen zijn in deze (1) het vergroten van kennis in partnerlanden om
Nederlandse belangen op het gebied van o.a. non trade concerns (zoals
voedselveiligheid en handelsbetrekkingen) te behartigen, (2) navolgen van de
multilaterale afspraken van Nederland op gebied van biodiversiteit en landbouw en
(3) ondersteuning capaciteitsopbouw t.b.v. MDG’s (m.n. op gebied van armoede,
voedselzekerheid en biodiversiteit). Beleidsmedewerkers van LNV houden contact met
de cursusleiders en kunnen met cursisten contact leggen door bijv. een inleiding of
presentatie te geven of een deel van het programma bij te wonen. De cursusleiders
wordt gevraagd om initiatief te nemen richting LNV voor specifieke invulling. LNV zal
namen van contactpersonen bij het beleid aanleveren.
Vernieuwing van het cursusaanbod dient bij voorkeur ten goede te komen aan
klimaatverandering en landbouw (voortbouwend op de projecten in 2007) en
duurzaam landgebruik. Het clusterbestuur vraagt ook aandacht voor het thema
financieringsmechanismen, bijvoorbeeld via een nieuwe module op dit gebied in de
cursussen op gebied van biodiversiteit en landgebruik. In de ‘water’ cursussen
worden voorstellen verkend om te komen tot een master class ter ondersteuning
van beleidsontwikkeling rond land- en watergebruik. Een en ander wordt in nauw
overleg tussen LNV en WUR verder uitgewerkt.
FINANCIËLE UITWERKING
8
cluster BOCI (DLO)
algemeen incl. vrije ruimte
multilateraal
bilateraal
totaal
k€
555
1495
3400
5450
nader te alloceren bij DLO
strategische vraagstukken rond landgebruik
additionele vraagstukken n.a.v. Beleidsbrief Landbouw-OS
PM
PM
buiten DLO
Economische betekenis van landbouw voor ontwikkeling (OECD)
Duurzaamheidsstrategieën in ketens
Mariene biodiversiteit en RFMO’s
Betalen voor biodiversiteit
750
130
200
250
9
Download