Eindexamen 1e jaar bedrijfsmanagement Logistiek HOOFDSTUK 4: DISTRIBUTIE EN VERKOOP DISTRIBUTIE Ruime betekenis: Een ruim geheel van activiteiten en organisaties die betrekking hebben op het voortstuwen van de goederenstroom van producent naar ge-/verbruiker. Inhoudelijke betekenis: Verdelen, verspreiden, uitdelen. PLAATS VAN DE HANDEL EN DISTRIBUTIE BINNEN DE BEDRIJFSKOLOM Bedrijfskolom: Het geheel van bedrijfshuishoudingen die samen zorgen voor het overbruggen van de afstand tussen de productie en de finale afnemers van goederen en diensten. Productie, handel en distributie situeren zich binnen die bedrijfskolom. Handel: Ruimer begrip dan distributie: collecterende industriële handel (bv. handel in grondstoffen aangekocht in de plaatsen van ontginning en verkoop aan de basisindustrie die de grondstoffen zal verwerken tot basisproducten), distribuerende industriële handel en distribuerende consumptieve handel. Handel en distributie in de bedrijfskolom: Oerproductie (ontginning van grondstoffen, voortbrengst van landbouwproducten) collecterende (industriële) handel basisindustrie distribuerende (industriële) handel verwerkende industrie distribuerende handel finale afnemer – consument Distributie nu: Het geheel van maatregelen die organisaties moeten nemen om halfafgewerkte en afgewerkte producten vanuit de producerende organisatie naar de afnemers te kunnen brengen. FUNCTIE VAN DE DISTRIBUTIE De distributie heeft als functie volgende kloven te dichten als gevolg van industrialisatie, of die zogenaamde afstanden te overbruggen: - geografische afstand tussen producent en gebruiker (marktdecentralisatie). Door fysieke distributie worden goederen en diensten dichter bij de afnemer gebracht. De gebruiker moet zelf minder transport- en zoekinspanningen doen. Hoe hoger de marktdecentralisatie, hoe meer het ‘ruimtelijk nut’ de prijs zal verhogen. Bv. aankopen van wijn: je kunt zelf een aantal wijnboeren bezoeken om wijn te keuren en zo je keuze maken. Een wijnhandelaar biedt je een ruime geografische en kwalitatieve keuze van wijnen aan op één moment en op één plaats. - de producent brengt een beperkt assortiment (is de totaliteit van producten die door een onderneming of organisatie worden aangeboden) in grote hoeveelheden op de markt. De distributie biedt de afnemer de mogelijkheid de hoeveelheid te kopen die het best past bij zijn financiële en organisatorische mogelijkheden. Uiteraard heeft de verkleining van de minimaal te kopen hoeveelheid ook weer invloed op de prijs. Bv. leveren in kleinere verpakkingen - het aangeboden assortiment van de producent is veel smaller dan de gewenste keuzemogelijkheden van de afnemer. De distributie verzamelt assortimenten van verschillende producenten op één plaats en maakt de markt meer doorzichtig. Hoe verder in de bedrijfskolom, hoe breder het assortiment wordt. De uitbreiding van de keuzemogelijkheden heeft natuurlijk ook zijn prijskaartje. - het gewenste moment van afname stemt zelden overeen met het moment van productie. De voortbrengst kan seizoengebonden zijn (bv. meeste landbouwproducten) terwijl het jaar door een afname gewenst wordt. Soms is de afname periodegebonden (bv. opening scholen, Sinterklaas, moederdag, brandstof voor huisverwarming, zomerkledij) daar waar de productie om organisatorische redenen gelijkmatig gespreid wordt over het jaar. Hier levert de distributie een ‘tijdsnut’. De distribuant houdt voorraden in stock. De groothandel en/of de detailhandel kunnen uit voorraad leveren, zodat de afnemer niet moet wachten tot de voortbrenger het juiste product gemaakt heeft. Hoe korter de wachttijd is, hoe meer nut gecreëerd wordt, vandaar de toegevoegde waarde van lokale verdeelcentra dicht bij de markt. - kennis- en informatiekloof: de afnemer heft behoefte aan kennis over de gebruiksmogelijkheden van een goed terwijl de voortbrenger informatie wenst over de markt. De distributie kan een product aanpassen aan de specifieke wensen van de afnemer (bv. aanbrengen opties door een dealer), levert dienst na verkoop, staat in voor de uitvoering van de kwaliteitsgarantie, organiseert de opleiding voor het gebruik van een product (bv. bij software). Via de distributie krijgt de voortbrenger essentiële marktinformatie (groeimogelijkheden, concurrentie, klantentevredenheid,…). - het houden van voorraden houdt ook een financieel risico in (bv. onverkoopbare voorraden). Door krediet toe te staan aan de afnemers verhogen de afzetmogelijkheden, maar ook de financiële risico’s. bij aankopen in het buitenland (groothandel-importeur) en betaling in vreemde munt draagt de distributie ook een wisselrisico. Variant op begrip distributie: Distributie is een functie die goederen en diensten ter beschikking stelt van de ge-/verbruikers op tijdstippen, in hoeveelheden, in assortimentsklassen, vergezeld van de nodige diensten, op de plaatsen zoals de ge-/verbruiker dat wenst en daar waard e aanbieder verwacht dat de doelgroep (kan bestaan uit gewone consumenten, maar kan ook een organisatie zijn van een ander niveau van de bedrijfskolom bv. de doelgroep van de collecterende industriële handel zijn bepaalde ondernemingen van de basisindustrie) zal kopen. DISTRIBUTIEKANALEN Distributiekanaal: Is de verbinding tussen de voortbrenger van goederen den diensten en de afnemer, waardoor de diverse kloven die tussen hen bestaan opgevuld worden. Het kan ook omschreven worden als het geheel van distributieschakels die de afstand overbruggen tussen de voortbrenger en zijn doelgroep. Soorten distributiekanalen: Directe levering Voortbrenger kort kanaal voortbrenger traditioneel kanaal voortbrenger lang kanaal voortbrenger Distribuant distribuant 1 (Bv. groothandel) distribuant 1 (bv. import-agent) Distribuant 2 (bv. kleinhandel) distribuant 2 (bv. groothandel) Distribuant 3 (bv. kleinhandel) Afnemer afnemer afnemer afnemer Lengte van het distributiekanaal - directe levering: van producent direct naar afnemer. bv. industriële installaties, leveringen machines aan verwerkende industrie - korte kanaal: van producent via distribuant aan afnemer. Bv. van confectiebedrijf via grootwinkelbedrijf naar consument of voor eenvoudige industriële goederen (bv. vijzen) van de fabrikant via de groothandel naar een andere fabrikant. - traditioneel kanaal: van voortbrenger via groothandel en kleinhandel naar afnemer, typisch voor vele consumptiegoederen, of van voortbrenger via importeur en groothandel naar afnemer. - lange kanaal: van voortbrenger via importeur, groothandel (soms meer dan 1 groothandel) en kleinhandel naar afnemer. Bv. import van tropische vruchten tot levering bij eindconsument. Enkelvoudige tegenover meervoudige distributiekanalen - enkelvoudige distributie: binnen een markt wordt slechts 1 type van distributiekanaal gebruikt. Bv. schoonheidsproducten die alleen via apotheken worden verdeeld. - duale distributie: 2 types van distributiekanalen worden gebruikt binnen één markt. Bv. bepaald merk van sportschoenen wordt via sportwinkels en warenhuizen verkocht. - meervoudige distributie: meer dan 2 types van distributiekanalen worden gebruikt binnen één markt. Bepalende factoren bij de keuze van het distributiekanaal - grootte van de markt en aantal potentiële afnemers - gemiddelde ordergrootte - productassortiment dat wordt aangeboden (eenvoudig versus technisch ingewikkeld product) - behoefte aan klantendienst - ligging verkooppunten - door de concurrentie gebruikte distributiekanalen - financiële draagkracht van de producent - juridische en socio-culturele elementen (kunnen van land tot land verschillen) DISTRIBUTIESTRUCTUREN Indeling distributiestructuren: - klassieke indeling groothandel – kleinhandel - volgens type assortiment: food – non-food (en binnen die indeling verdere opsplitsingen naar soorten goederen, zuivel, groenten en fruit, … of kleding, elektro, meubels,…) - volgens de bedrijfsvorm: zelfstandige groot- of kleinhandel, warenhuizen, filiaalbedrijven, verbruikscoöperaties… - volgens de graad van specialisatie zoals: speciaalzaken (met een smal en diep assortiment), hypermarkten (met een breed en ondiep assortiment)… - volgens de grootte van de vestiging (bv. oppervlakte van de verkoopruimte) BEGRIP ASSORTIMENT Assortiment: De totaliteit van producten die door een onderneming (producent, groothandelaar, detailhandelaar,…) of organisatie voor verkoop wordt aangeboden. Een assortiment kan productgroepen bevatten. Producten uit productgroepen hangen nauw met elkaar samen omdat: - dezelfde behoefte bevredigen bv. drank - samen worden gebruikt bv. voedsel en drank, planten en tuingereedschap - in hetzelfde productieproces totstandkomen of met dezelfde middelen worden geproduceerd bv. industriële draden en tuinafrasteringen - in dezelfde prijsklasse vallen bv. laaggeprijsde kledij en schoenen - door hetzelfde verkooppunt op de markt gebracht worden bv. schoenen, handtassen en reistassen Elk assortiment heeft bepaalde kenmerken: - bepaling breedte van assortiment: door het aantal verschillende producten die in het assortiment zijn opgenomen. Zijn er veel verschillende productgroepen, dan spreekt men van een breed assortiment, zoniet een smal assortiment. - diepte van assortiment: een aanduiding van het aantal varianten dat wordt aangeboden binnen een bepaalde productgroep (verschillende soorten bieren binnen het bieraanbod) (diep of ondiep assortiment) - bepaling consistentie assortiment: door de onderlinge samenhang tussen de verschillende productiegroepen bv. krantenwinkel die ook groenten verkoopt, heeft een weinig consistent assortiment. GROOTHANDEL De distribuerende handel kan opgedeeld worden in groot- en kleinhandel. Kleinhandel verkoopt in principe aan de finale consument (consumptiegoederen). De rest van de distribuerende handel wordt ondergebracht bij de groothandel. De groothandel is inzamelaar van industriële en consumptiegoederen (afkomstig van gespecialiseerde producten) en een herverdeler van die goederen (in bredere assortimenten maar in kleinere hoeveelheden). Traditionele of dienstverlenende groothandel (meeste groothandelaars: Belangrijkste functie: bij de producenten of importeurs goederen inkopen, met toevoeging van bepaalde diensten (samenstellen van nieuw assortiment, hoeveelheidaanpassingen, herverpakken, opties toevoegen, opslaan) te verkopen aan detailhandel, aan andere groothandelaars, aan industriële of andere organisaties (restaurants, grootkeukens, ziekenhuizen, scholen) of aan ambachtelijke kleinhandel (installateurs van elektriciteitswerken, sanitair, verwarming, bakker, slager). Kernactiviteiten: inzamelfunctie, voorraadfunctie (opslag en voorraadbeheer) en transportfunctie (fysieke distributie Kenmerken: - goederen aankoopt, ze in bezit neemt en er eigenaar van wordt - een belangrijk assortiment in voorraad houdt. - onderhandelt met de leveranciers en met de afnemers over prijs, verkoopsvoorwaarden - instaat voor het transport - krediet toestaat aan de afnemers - communiceert en promoot rond het aangeboden assortiment via handelsreclame of via de vertegenwoordigers Groothandel met beperkte dienstverlening Gedeeltelijke vervulling van de taken van traditionele groothandel. - Cash & Carry-groothandel (haal- en betaalgroothandel) Staat niet in voor het transport van de goederen naar zijn klanten en verleent geen krediet. Marginale kleinhandelaars kunnen dikwijls alleen nog terecht bij dit type. Bv. oorspronkelijk de Makro, nu verbruikersmarkten. - Rack Jobber of service merchandiser Die zelf de merchandising verzorgt in de verkooppunten van zijn klanten. Niet alleen levering van goederen, maar ook aanvullen van de winkelrekken, het actualiseren van het assortiment en het verzorgen van de displays voor zijn artikelen in de winkel. Goederen blijven in eigendom van de rack jobber tot ze verkocht zijn (kleinhandelaar neemt goederen in consignatie), hij draagt dus een groot financieel risico. De kleinhandelaar kan zich in de 1ste plaats bezighouden met de klantenrelatie, is verlost van een aantal materiële zorgen en kan met minder personeel werken. Daartegenover moet de kleinhandelaar dan wel genoegen nemen met een lagere marge. De rack jobber kan werken voor 1 producent of voor meerdere opdrachtgevers. Bv. de groep Fourcroy. Functionele groothandel De activiteiten van tussenpersonen die gespecialiseerd zijn in 1 of enkele distributiefuncties. Meestal houden zij zich niet bezig met de logistieke kant van de distributie en worden ze geen eigenaar of zelfs geen bezitter van de goederen. Hun activiteiten situeren zich op het informatieve en onderhandelingsvak. Bv. handelsagent, makelaar (of broker) ZELFSTANDIGE KLEINHANDEL De zelfstandige handelszaken die volledig onafhankelijk worden geëxploiteerd (ook aangeduid als niet-geassocieerde handel). Eventueel kan een handelaar meer dan 1 winkel hebben, maar zodra hij 5 of meer handelszaken exploiteert, wordt hij ondergebracht in de categorie van de geïntegreerde handel. Onderscheid: - detailhandel in levensmiddelen en massa-artikelen (wasproducten,…), zoals de klassieke kruidenwinkel, nachtwinkels… zij bieden in 1ste plaats convenience goods (onderverdeeld in stapelgoederen bv. ijsje en emergency-goederen bv. paraplu’s) aan (goederen met relatief lage waarde waarvoor de koper weinig inkoopinspanningen levert). - gespecialiseerde detailhandel: met een diep, maar smal assortiment. Ze worden getypeerd door een relatief hoog prijs- én dienstverleningsniveau. Bv. kleding, schoenen, boeken, groenten en fruit,.. zij bieden bij uitstek de zgn. speciality goods (goederen van een hoger prijsniveau die doelbewust gekocht worden en waarvoor de koper een speciale inkoopinspanning doet bv. degelijk bergsportmateriaal) en shopping-goederen (goederen die doelbewust gekocht worden na een duidelijk voorafgaand onderzoek en vergelijking bv. meubelen). - ambachtelijke detailhandel: waarbij de handelaar een zekere vorm van productie heeft, naast verkoop bv. de warme bakker, slager, … De factoren die het de zelfstandige kleinhandelaar moeilijk maken: - diversiteit van taken (inkoop, verkoop, winkelinrichting, boekhouding, …) - onvoldoende scholing in vergelijking met de opgelegde taken - de kleine omzetten waardoor hij in een moeilijke onderhandelingspositie staat tegenover de leveranciers en minder competitieve prijzen kan aanbieden aan zijn klanten - zwakke positie t.o.v. de financiële instellingen om kredieten te bekomen (bv. voor uitbreiding- of vernieuwingswerken) Grote troeven: - een sterke klantenbinding - hoge gepersonaliseerde service - vergaande specialisatie - gelegen in de nabijheid van de klanten - betrekkelijk lage algemene kosten (moet bv. niet zoveel reclame maken als de warenhuizen) - betere motivatie - sterkere betrokkenheid bij het werk (eigen zaak) GEÏNTEGREERDE DISTRIBUTIEVORMEN Winkelbedrijven die de kleinhandels- en groothandelsfunctie in 1 distributieniveau hebben geïntegreerd (verticale integratie). Ze behoren meestal tot kapitaalkrachtige groepen, realiseren een belangrijke omzet en kunnen zich rechtstreeks bevoorraden bij de producenten. Warenhuizen (department stores) Grote winkelbedrijven met een breed en tamelijk diep assortiment dat vooral uit nietvoedingsproducten bestaat. De winkel is ingedeeld in afdelingen of departementen met gedecentraliseerde kassa’s en er is bijstand van verkoopspersoneel. Het prijs- en servicepeil is redelijk hoog, zeker in vergelijking met de moderne distributievormen als supermarkten en hypermarkten (die soms ten onrechte als warenhuizen worden aangeduid). De oudste warenhuizen bv. Inno in België bevinden zich meestal in de stadscentra. Maar nu ook buiten de steden. ‘volkswarenhuis’: een warenhuis met mindere status bv. hema-winkels in Nederland. Filiaalbedrijven (chain stores – grootwinkelbedrijf – winkelketen) Bestaat uit een groot aantal geografisch verspreide winkels die deel uitmaken van eenzelfde onderneming en volledig centraal worden geleid en vanuit een centrale opslagplaats worden bevoorraad. Men spreekt hiervan als er minstens 5 verkooppunten zijn. De filiaalhouder is een bediende van het filiaalbedrijf en heeft weinig beslissingsbevoegdheid. Gekenmerkt door een grote concentratie: de 5 grootste filiaalbedrijven in B realiseren de helft van de omzet in de voedingssector. Hoofdzakelijk branchebedrijven d.w.z. dat hun assortiment voor het grootste deel bestaat uit 1 productiecategorie bv. levensmiddelen, Delhaize… hoewel sommige winkels (vooral die gespecialiseerd in levensmiddelen) ook artikelen aanbieden van andere branches. Het grote aantal winkels onder een centrale leiding biedt als voordelen: - globale aankooppolitiek en sterke onderhandelingspositie tegenover de leveranciers waardoor ze lage prijzen kunnen aanbieden - grote geografische spreiding - nationaal gerichte marketing en promotie. Nadelen: - werken met vast bezoldigd winkelpersoneel - gebrek aan flexibiliteit voor de individuele vestigingen door de nationale marketingpolitiek (uniforme assortimenten en prijzen) - minder klantenbinding !!!OPMERKING!!! Supermarkt: Winkels met een verkoopoppervlakte tussen 400 en 2500m², die hoofdzakelijk levensmiddelen in zelfbediening aanbieden, waarbij de non-foodproducten niet meer dan 30% van het assortiment uitmaken. Megasupermarkt als verkoopoppervlakte +2500m². Hypermarkt: Winkel voor detailverkoop met ruime parkeermogelijkheden, die in zelfbediening een verkoopoppervlakte heft van meer dan 2500m² en een breed assortiment food- en non-foodproducten aanbiedt. De foodproducten maken niet meer uit dan 1/3 van het aanbod. Superette: Kleine zelfbedieningszaak in levensmiddelen met een oppervlakte tussen 100 en 400m². er wordt een beperkt assortiment non-foodartikelen aangeboden. Discountwinkels: Bieden ‘fastmoving consumer goods’ (ongeveer synoniem voor stapelgoederen: goederen die men regelmatig aankoopt en waarbij er meestal een redelijke mate van merktrouw bestaat bv. koffie, margarine,…) aan tegen lage prijzen en met een minimum aan dienstverlening. Verbruikscoöperaties Groeperingen van verbruikers die een eigen bedrijf oprichten om buiten de traditionele handel om, goederen te kopen en ze via eigen winkels te verkopen. De samenwerking heeft tot doel goede voorwaarden te bekomen bij de leveranciers en zo de prijzen voor de consument te drukken. De coöperaties streven ernaar een jaarlijkse winstuitkering te geven aan klant-aandeelhouder (coöperant). Deze winkelvorm, die nooit erg belangrijk was in B (en die omzeggens uitgestorven is) was sterk vervlochten met de traditionele politieke partijen bv. Welvaart- bienetre had banden met de christelijke arbeidersbeweging). In andere landen zijn sommige verbruikerscoöperaties uitgegroeid tot grote en sterke groepen bv. Migros en co-op in Zwitserland. Postorderbedrijven Ze horen eerder thuis bij de ‘directe verkoop aan de consument’. Er is geen rechtstreeks contact tussen verkoper en klant. De communicatie (aanbod, bestelling, levering en betaling) verloopt schriftelijk of telefonisch (e-mail). Deze manier van winkelen is interessant voor de weinig mobiele consument, voor wie ver van winkels woont, of rustig thuis in alle discretie zijn aankopen wilt kiezen. De distributiekosten zijn beperkten er is een massaal aanbod van producten bv. catalogi met 1000p. anderzijds is deze distributievorm niet voor alle goederen geschikt. Voor goederen waarvoor een uitgebreide informatie en demonstratie vereist is, onderhoud en service nodig is of voor bederfbare goederen is deze formule moeilijk bruikbaar. Producten kunnen niet beoordeeld worden en kunnen niet direct geleverd worden (lage servicegraad). Advertentie- en promotiekosten zijn hoog: het drukken van de catalogi en de mailings zijn duur. Zodra de catalogi gedrukt is, is er weinig flexibiliteit in het aanbod en het adressenbestand veroudert snel. Niet belangrijk in B. GEASSOCIEERDE ZELFSTANDIGE HANDEL Samenwerking tussen zelfstandige detailhandel en geïntegreerde handel door concurrentie situeert zich vooral op het vlak van aankop, magazijnorganisatie en transport soms aangevuld met een administratieve samenwerking. Inkoopgroepering De verschillende zelfstandigen behouden hun juridische zelfstandigheid. Geformaliseerd door contract is inkoopcombinatie. Soms komt men ook tot afspraken voor gezamelijke administratie en/of een centraal magazijn. Die samenwerking kan naar buiten toe benadrukt worden door een gemeenschappelijk logo te gebruiken. Sommige inkoopverenigingen hebben hun dienstverlening nog verruimd en werken ook samen op het vlak van winkelinrichting en verkoopspromotie bv. Alvo Vrijwillig filiaalbedrijven Een aantal zelfstandige handelaars verbinden zich ertoe, zich geheel of gedeeltelijk te bevoorraden bij een onderneming die voor hen de groothandelsfunctie zal uitoefenen (dus zowel horizontale als verticale samenwerking). Detaillisten en grossiers blijven zelfstandig en werken voor eigen rekening, maar verbinden zich tot het naleven van een bepaalde verkoopspolitiek (zelfde winkelnaam en logo, zelfde winkelinrichting en assortiment). In ruil levert de grossier een aantal gemeenschappelijke diensten (gemeenschappelijke folder, collectieve promotiecampagnes, centraal magazijn en transport). De vrijwillig filiaalbedrijven komen vooral voor in de voedingssector. Het voordeel voor de consument is de herkenbaardheid van de winkelformule, wat vertrouwen met zich meebrengt. Voor de kleinhandelaar biedt deze formule vooral een vereenvoudiging van het bevoorradingsprobleem, kostenbesparing (minder aankoop- en verkoopadministratiekosten). Bv. Spar Franchising Een onderneming met een welgekende merknaam (franchisegever) laat tegen vergoeding die merknaam gebruiken door een andere (buitenlandse) onderneming (franchisenemer). Meestal gaat dat samen met het leveren van een productietechniek en/of het leveren (of de controle op de aankoop) van grondstoffen, met als doel de garantie te hebben dat de door de vreemde onderneming geproduceerde goederen aan dezelfde kwaliteitsnormen voldoen als de producten van de gekende merknaam bv. Quick. De franchisenemer geniet: - het publicitaire voordeel (gekend merkproduct verkopen) - logistieke steun van de franchisegever De franchisegever geniet: - verwerft nieuwe verkooppunten, zonder zelf bijkomende investeringen te doen - additionele inkomsten DIRECTE DISTRIBUTIE AAN DE CONSUMENT Zonder tussenkomst van winkels. Soms georganiseerd door de producent zelf, soms door een groothandelaar of tussenpersoon. Postorderverkoop Directe distributie ten gevolge van direct mail Een actie onder de vorm van persoonlijk geadresseerde brieven waarmee producten en diensten te koop worden aangeboden. Deze techniek wordt veel gebruikt door postorderbedrijven, financiële instellingen beleggings- en Vproducten), uitgeverijen (boeken), en liefdadigheidsinstellingen. Directe distributie in het kader van telemarketing De telefoon wordt gebruikt als commercieel communicatiemiddel. De potentiële klant wordt opgebeld, een product voorgesteld en een bestelling en/of afspraak voor een nader contact uitgelokt (bv. bezoek aan huis). Steeds meer gebruikgemaakt van de diensten van een call center. Direct response television en teleshopping Via tv worden producten gedemonstreerd en aangeboden. De tv wordt vooral gebruikt om producten aan te bieden die niet via de traditionele kanalen worden verkocht. De consument plaatst zijn bestelling schriftelijk, via telefoon, fax of e-mail. Nadeel voor de consument: - producten kunnen niet beoordeeld worden voor de aankoop - ze gemakkelijk leidt tot impulsieve aankopen Online-verkopen Via internet aangeboden aan de consument. De bestelling en betaling (met kredietkaart) gebeuren ook via internet. Ambulante verkoop Verkoop via openbare markten bv. wekelijkse marktdag, deur-tot-deurverkoop en verkoop op openbare weg. Verkoop via automaten Via een robotsysteem aan de koper bezorgd. De betaling gebeurt met munten, bankbiljetten, soms Proton of betaalkaarten. Beurzen Meestal jaarlijks terugkerende evenementen rond een bepaald thema met als primaire functie informatie verschaffen en promotie maken. Het verkopen van goederen en diensten is wel het belangrijkste doel geworden. Party selling Bijzondere vorm van huis-aan-huisverkoop, waarbij de potentiële kopers in een huiselijke sfeer worden samengebracht en war de producten gedemonstreerd worden. Fabriekswinkels Toonzaal of winkel van een fabriek waar de consument rechtstreeks van de fabrikant kan kopen. DE DISTRIBUTIE IN B IN CIJFERS VERKOOP DIRECTE EXPORT De onderneming neemt zelf de verkoop van haar producten in handen. De wijze waarop dit gebeurt kan variëren in functie van de grootte van de onderneming, de grootte van een bepaalde afzetmarkt, de aard van de producten, de kenmerken van de afzetmarkt,… De onderneming kan o.a. werken: - met eigen verkooppunten in het buitenland - via de groot-/kleinhandel in het buitenland - via warenhuisketens in het buitenland - met eigen buitenlands verkooppersoneel, dat regelmatig buitenlandse klanten en potentiële klanten opzoekt - met verkoop via postorderbedrijf INDIRECTE EXPORT De producerende bedrijven kunnen hun verkoop, geheel of gedeeltelijk, in handen geven van derden. Komt vrij veel voor vrij de verkoop in het buitenland. Redenen voor keuze indirecte export: - de onderneming is te klein en kan de hoge kosten van een eigen exportadministratie met allerlei specialisten niet dragen. - de onderneming betreedt een totaal nieuwe markt, waarvan men een onvoldoende marktkennis heeft. Om het risico dat het ‘onbekende’ meebrengt, te beperken laat men de verkoop over aan derden. - de verkoopwijze in het buitenland (land met een andere cultuur, gewoonten en taal) is totaal verschillend van de eigen verkoopsgewoonten. Het is dan beter de verkoop te laten doen door een onderneming of persoon die thuis is op die markten. - de onderneming heeft geen ervaring met export. Via indirecte export wil ze de buitenlandse markt verkennen. - het betreft een éénmalige exportverrichting. Naargelang de soort markt, product kiest een onderneming voor (in)directe export. De 2 systemen zijn perfect mengbaar bv. de verkoop in West-Europa kan door de onderneming zelf verzorgd worden, terwijl men voor de verkoop in de VS, of in Azië zal kiezen voor 1 van de vormen van indirecte export. Ook het soort product kan de wijze van verkoop bepalen: naarmate de productkennis belangrijker is, wordt meer gekozen voor directe export bv. verkoop van machines. Bij technisch minder ingewikkelde producten bv. de meeste consumptiegoederen, grondstoffen,… is de marktkennis soms belangrijker, en dan doet men gemakkelijker beroep op derden. Of de onderneming kan 1 product zelf commercialiseren in het buitenland (wanner ze daarvoor een grote afzetmarkt heeft) terwijl ze voor een ander product (met beperkte omzet) kiest voor indirecte export. Varianten van indirecte verkoop: VERKOOP VIA EEN TRADER (ook export-firma’s genoemd) zijn handelsondernemingen die zich specialiseren n het exporteren en importeren van goederen voor derden. Zij kopen en verkopen goederen in eigen naam en voor eigen rekening. De meeste traders hebben hun activiteiten op een bepaald terrein opgesplitst: sectorieel of geografisch. Voor de producent van de goederen gaat het als het ware om een binnenlandse verkoop. De producent draagt geen eigenlijk exportrisico (betalingsrisico, wisselrisico,…) en moet zich ook niet bezighouden met het marktonderzoek, het zoeken naar klanten,… in het buitenland. EXPORTCOMBINATIE OF GROEPSVERKOOPKANTOOR Een zelfstandige handelsonderneming opgericht door een kapitaalinbreng van een aantal ondernemingen, die via deze nieuwe onderneming hun producten op buitenlandse markten willen verkopen. Op zich is een exportcombinatie eigenlijk een trader, maar met dit verschil dat ze enkel goederen verkoopt voor de leden van de groep. De samenwerking kan plaatsvinden tussen ondernemingen uit dezelfde sector, die complementaire goederen verkopen (geen concurrenten), zodat een groot gamma van producten wordt aangeboden. Samenwerking beperkt of zeer ruim opgevat: - integrale exportcombinatie: de deelnemende ondernemingen dragen alle exportfuncties over aan de nieuwe onderneming. - partiële exportcombinatie: slechts een gedeelte van de exportfuncties wordt overgedragen aan de nieuwe onderneming, bv. marktonderzoek, prospectie bij verkoop, terwijl elke producent de financiële afhandeling voor zijn rekening neemt. Voordelen: - ondernemingen die te klein zijn om zich in te werken in de exporttechnieken, kunnen op deze wijze toch verkopen in het buitenland - de kosten voor het aantrekken en opleiden van exportspecialisten worden verdeeld tussen verschillende bedrijven - de risico’s van de export worden gedragen door de exportcombinatie, en staan dus los van de producerende onderneming. EXPORTDIENST VAN EEN ANDERE ONDERNEMING Ondernemingen kunnen voor hun exportactiviteiten ook samenwerken met andere exporterende bedrijven. Kleine ondernemingen kunnen via dergelijk exportakkoord genieten van de diensten en de exportervaringen van grote ondernemingen. 1 voorwaarde voor een goede samenwerking is uiteraard dan de samenwerkende ondernemingen geen concurrerende producten verkopen. Het kan voor een grote onderneming, die geconfronteerd wordt met een stabilisatie of zelf achteruitgang van zijn buitenlandse verkopen, een middel zijn om zijn buitenlandse aanbod te diversifiëren, en als dusdanig ook te verhogen. BIJZONDERE VORMEN VAN INDIRECTE EXPORT In sommige gevallen is verkoop in het buitenland (direct of indirect) moeilijk of onmogelijk, als bv. - de beoogde afzetmarkt te ver gelegen is, of moeilijk bereikbaar - de transportkosten te hoog zijn - door de hoge lonen in eigen land, de producten niet meer concurrentieel zijn in het buitenland - de producten bederfbaar zijn en geen ver transport verdragen - de invoerrechten in het invoerland het product te duur maken - de overheidsreglementering de invoer van bepaalde producten beperkt of verbiedt Ondernemingen kunnen toch nog inkomsten verwerven uit een buitenlandse markt, door te kiezen voor een alternatief op de export van goederen. Export van knowhow Een onderneming verkoopt in plaats van goederen, productietechnieken en andere technische kennis aan een buitenlandse onderneming. de betaling kan gebeuren onder de vorm van een 1-malig bedrag, verschillende betalingen gespreid over enkele jaren, leveren van goederen met die knowhow gemaakt of het verwerven van een participatie in het kapitaal van de kopende onderneming (voordeel: men is mee betrokken in het beleid van de buitenlandse onderneming en heeft toezicht op de aanwending van de knowhow) naast de jaarlijkse inkomsten (uit de winst) heeft men eveneens het voordeel mee te genieten van een eventuele groei van de buitenlandse onderneming. De verkoper van de knowhow zal bepalen op welke markten de koper, de producten gemaakt met de technische kennis mag verkopen. Op deze wijze beschermt hij zich tegen eventuele concurrentie die hij kan krijgen van de buitenlandse producent aan wie de technologische kennis werd verkocht. Licentiefabricage Een onderneming (licentiegever) geeft de toelating aan een andere onderneming (licentienemer), om tegen betaling van een vergoeding, gedurende een bepaalde tijd, een bepaalde hoeveelheid goederen te produceren volgens de eigen productietechnieken. Tussen de licentiegever en de –nemer wordt een overeenkomst afgesloten m.b.t. de markt, waarop de licentienemer die producten mag verkopen, de grootte van de licentiefabricage … ook een licentiegever loopt het risico concurrentie te krijgen van zijn licentienemer. Franchising Buitenlandse investering Een B onderneming richt een eigen productie-eenheid op in het buitenland (eventueel in joint venture met een plaatselijke onderneming), om in eigen beheer ter plaatse te produceren. De verkoopsopbrengsten van de buitenlandse vestiging vervangen de eventuele gederfde exportopbrengsten. TUSSENPERSONEN IN DE INTERNATIONALE HANDEL Een variant op indirecte export is het gebruik hiervan voor het afsluiten van aankoop- of verkoopovereenkomsten. Tussenpersonen komen bijna uitsluitend voor bij de internationale handel. Enkel zelfstandige tussenpersonen ter sprake. Ze werken niet in dienstverband. Hun vergoeding, wordt bepaald in functie van de geleverde prestaties. Na de tussenpersonen die optreden bij het afsluiten van handelstransacties wordt, voor de volledigheid, ook een korte toelichting gegeven over enkele tussenpersonen die betrokken zijn bij het ervoer van goederen en de logistieke dienstverlening. TUSSENPERSONEN BIJ HET AFSLUITEN VAN HANDELSVERRICHTINGEN Handelsagent Een zelfstandig tussenpersoon die werkt in naam van en voor rekening van 1 (of meerdere) opdrachtgevers (principaal). De aard van de prestaties, de duur, werkgebied, vergoeding (of provisie), worden contractueel vastgelegd in het agentuurcontract, contract van bepaalde duur. Hij kan in- of verkoopagent zijn (dit laatste komt meeste voor). Heeft hij meerdere opdrachtgevers, dan zijn dit best geen concurrenten van elkaar. De agent kan ook optreden bij de verkoop van diensten bv. Vagent, scheepsagent,… Commissionair Treedt op in eigen naam, maar voor rekening van een opdrachtgever (of committent) bij het tot stand komen van een contract. Geen contract van bepaalde duur. Per opdracht kan contract opgemaakt worden, met de details van de opdracht. Als vergoeding wordt een commissieloon betaald. In praktijk is de commissionair meestal inkoopcommissionair, maar hij kan ook optreden als verkoopcommissionair. Op de grondstoffenmarkten, treden meestal inkoopcommissionairs op voor rekening van de eigenlijke kopers (die liever niet bekend willen zijn). Bij diensten vinden we bv. commissionair-expediteur. Makelaar Verleent bemiddeling in het tot stand komen van een contract. Hij werkt in naam van 1 der partijen. Hij zoekt een tegenpartij voor zijn opdrachtgever (lastgever). Voor zijn tussenkomst bij het tot stand komen van een contract ontvangt hij een makelaarsloon (ook courtage genoemd). In de dienstensector bestaan o.a. Vmakelaar, scheepsmakelaar, effectenmakelaar (of wisselagent), immobiliënmakelaar, … Voordelen van tussenpersonen: - de kosten staan in verhouding tot de geleverde prestaties (geen verkoop = geen vergoeding), dat in tegenstelling met een eigen verkooporganisatie of eigen verkooppersoneel, waar je altijd rekening moet houden met de vaste kosten. - tussenpersonen zijn specialisten verkopers (aankopers) die alle knepen van het vak kennen. - tussenpersonen zijn beter vertrouwd met de gewoonten en reglementeringen van de buitenlandse markten - tussenpersonen hebben veel contacten en een ruime ervaring. TUSSENPERSONEN BIJ EXPEDITIE EN VERVOER Commissionair-expediteur ‘elke natuurlijke of rechtspersoon die, tegen vergoeding, de verbintenis aangaat goederen te doen vervoeren in eigen naam, mar voor rekening van zijn committent, en 1 of meer met het vervoer samenhangende verrichtingen, zoals het in ontvangstnemen, bezorgen aan derden vervoerders, opslaan, V en het in- en uitklaren, uit te voeren of te doen uitvoeren’. Hij sluit het vervoerscontract af met de vervoerder, maar doet zelf geen vervoer, m.a.w. hij sluit een ‘middelenverbintenis’ af (vandaar de veel voorkomende vermelding op sommige documenten: undersigned do not act as carriers but as forwarding agents. Expeditie is meer dan enkel maar het transport verzorgen, het is de verantwoordelijkheid dragen voor het totale transportmanagement in de ruimste betekenis die dat woord kan hebben. Taken expediteur: - klanten adviseren over de snelste en meest economische wijze van vervoer (welk vervoermiddel? Reisweg?), en dit vervoer organiseren (vervoercontracten afsluiten) - correct opstellen van de juiste vervoerdocumenten of er op toezien dat dit gebeurt - organisatie van aanvoer naar het vervoermiddel bv. schip, laden of lossen en verder vervoer na het hoofdvervoer naar een tijdelijke of definitieve bestemming - in ontvangst nemen van goederen (+ controle op juiste hoeveelheid, soort, kwaliteit, indien gevraagd) - tijdelijke opslag (voor enkele dagen of enkele maanden, al of niet in speciale inrichtingen, bv. koelhuizen) en eventueel ook magazijnbeheer - groeperen van kleine zendingen met het oog op kostenbesparend vervoer (of omgekeerd ‘degroeperen’ + verzorgen van de distributie) - conditioneren van goederen (herverpakken om het vervoer beter te doorstaan, aanbrengen van een bijzondere etikettering - het behandelen, het ‘stuffen’ (vullen) en ‘strippen’ (ledigen) van containers - indien gewenst, tussenkomen bij het afsluiten van de goederenV - hij kan zijn hulp bieden bij het bekomen en laten legaliseren van oorsprongcertificaten e.a. belangrijke documenten Douane-expediteur ‘elke natuurlijke of rechtspersoon, die beroepsmatig, in eigen naam, maar voor rekening van derden, de douaneformaliteiten vervult bij in-, uit- of doorvoer, ongeacht of dat beroep hoofdzakelijk of aanvullend wordt uitgeoefend’. Ook aangeduid door douaneagentschap of tolagentschap. Sommige openbare diensten kunnen, als nevenactiviteit zo optreden, en daardoor onderworpen zijn aan de verplichtingen die daaruit voortvloeien. Bv. NMBS Om zo te kunnen werken moet men de erkenning krijgen van de Centrale Administratie van Douane en Accijnzen. Hiertoe dient men een aanvraag in bij de Directeur-Generaal der Douane en Accijnzen. Bij aanvaarding van de aanvraag wordt men geïmmatriculeerd (opgenomen) in het stamregister bijgehouden door de CADA. Als bewijs hiervan krijgt de douane-expediteur een immatriculatienumer. Dit nummer moet vermeld worden op alle douanedocumenten die door de douane-expediteur ingevuld worden, voor rekening van zijn opdrachtgever. Omwille van fiscale verantwoordelijkheid die een douane-expediteur draagt, wordt immatriculatie geweigerd aan wie ooit veroordeeld werd wegens fiscale fraude, diefstal, heling of bankbreuk. Naast de inschrijving bij de douane, is de douane-expediteur ook nog verplicht een repertoire bij te houden in de vereiste vorm. In dit repertorium moet de douane-expediteur, chronologisch alle douaneverrichtingen noteren die hij vervult voor derden. Het nummer van inschrijving in dit repertorium moet ook vermeld worden op de douanedocumenten die door zijn toedoen worden ingevuld. In principe wordt het repertorium vooraf geviseerd door de douane (cfr. De boeken die moeten bijgehouden worden in de boekhouding), in de praktijk gebeurt dat niet meer, maar de douane-expediteurs hun repertorium via de computer bijhouden, en er in plaats van een ‘boek’ enkel een computerlisting bestaat (kan ook geviseerd worden). Om praktische redenen worden veelal 2 repertoria bijgehouden: 1 voor de invoerverrichtingen en 1 voor de uitvoerverrichtingen. De belangrijkste gegevens die in het repertorium worden ingeschreven zijn: nummer van inschrijving in het repertorium, datum van de inklaring (uitklaring), soort douanedocument dat werd opgemaakt, naam en adres van de bestemmeling en afzender, land van herkomst (bestemming), omschrijving van de goederen, waarde van de goederen, gewicht, eventueel verschuldigde btw, invoerrechten of accijnzen… Commissionair-vervoerder ‘elke natuurlijke of rechtspersoon, die tegen vergoeding de verbintenis aangaat een transport van goederen te verrichten, en dit transport in eigen naam door derden doet uitvoeren. Hij verbindt zich tot het verrichten van een transport, hij gaat zoals de vervoerder ‘een resultaatverbintenis’ aan (m.a.w. hij gedraagt zich juridisch gezien als een vervoerder en wordt in de rechtsspraak gelijkgesteld met de vervoerder). Hij heeft een grotere aansprakelijkheid dan de commissionair-expediteur. Hij is, zoals de vervoerder onderworpen aan de CMR-conventie wanneer hij bv. betrokken is bij het wegvervoer. Goederenbehandelaar de goederenbehandelingsbedrijven kunnen instaan voor het laden en lossen van de goederen in, of uit, het vervoermiddel (meestal gebruikt bij schepen of vliegtuigen). Vooral het laden is een deskundig werk dat veel vakkennis vereist. Het stuwen of stouwen (oordeelkundig stapelen van de goederen in een vervoermiddel) gebeurt volgens een stuwplan. Steeds moet de stabiliteit en de veiligheid van het schip (en dus ook van de goederen) verzekerd worden. Tevens moet de capaciteit van het schip maximaal worden benut, rekening houdend met het gewicht en de omvang van de goederen, zodanig dat ze zonder verplaatsing, volgens de bestemmingshavens kunnen gelost worden. Ze zijn eigenlijk ontstaan uit de stouwersbedrijven (stouwers, stuwers of stuwadoors), maar hun taak is niet meer louter beperkt tot laden, lossen en stuwen van de goederen. Deze bedrijven staan meestal ook in voor de behandeling van de goederen die uit een schip (vervoermiddel) worden gelost of voor de lading die op de kaai wordt aangeboden met het oog op latere lading. Indien nodig worden de goederen door hen gewogen, gemeten, op hun kwaliteit gecontroleerd (meestal gebeurt dat dan door gespecialiseerde bedrijven die door de goederenbehandelaar worden gecontacteerd), bewaakt, in magazijn opgeslagen, verplaatst op de haventerreinen … De bedrijven moeten zeer belangrijke bedragen investeren in opslagruimten, behandelings- en transportmaterieel (kranen, tractors, forklifts, weegapparatuur,…). Die kapitaalintensieve bedrijvigheid heeft in de belangrijke havens grote geïntegreerde eenheden, de zgn. ‘terminaloperators’ doen ontstaan, die uitgestrekte terminals in de havens installeren. Zo vindt men containerterminals, roll-on/roll-offterminals, fruitterminals, terminals voor personenwagens… Natie Zijn organisaties die eigen zijn aan de haven van Antwerpen. De oudste naties waren reeds in de 16de E aanwezig in de haven. In hun ‘oorspronkelijke rol’ kan men ze omschrijven als ‘corporaties of verenigingen van personen die dezelfde beroepsactiviteiten uitoefenen, en die door onderlinge samenwerking de gemeenschappelijke belangen van hun leden behartigen’. Hun activiteit situeerde zich oorspronkelijk op de haventerreinen en omvatte: opslag, ontvangst, leveren tot bij het schip, wegen en verzorgen van de goederen, vervullen van douaneverplichtingen e.d. voor de leden van de groep. Geleidelijk zijn de meeste naties hun activiteiten gaan verruimen: ook buiten haven werken (vervoer van de afzender naar de haven, of van de haven naar de bestemmeling) en verleenden ook diensten aan niet-leden, zodat ze stilaan hun corporatisch karakter verloren. Meer en meer gingen hun activiteiten convergeren met de activiteiten van de goederenbehandelaars en expediteurs. Op vandaag vervullen de grootste naties (Katoennatie, Zuidnatie,…) zowel de functie van expediteur als van goederenbehandelaar en terminal-operator, en dit voor allerlei soort ladingen bv. de Schelde containerterminal van de Hessennatie, en ook in andere havens dan deze van Antwerpen. Scheepsagent Behartigen de belangen van buitenlandse rederijen die geen eigen vertegenwoordigingskantoren hebben in de havens die ze aandoen (komt voor bij lijnvaart). Zijn taak is het zoeken naar ladingen voor de uitgaande reis. Zij sluiten vervoerovereenkomsten af in naam van de rederijen die ze vertegenwoordigen en komen tussen voor het betalen van de havenrechten, het afleveren van documenten i.v.m. de goederen, het innen van de vrachten e.d. Hij zorgt ook voor het bekomen van de nodige loodsen, sleepboten, ligplaatsen, brandstof, scheepsproviand. De meeste scheepsagenten vertegenwoordigen meer dan één rederij, en kunnen zo een brede waaier van bestemmingen aanbieden. Luchtvaartagent Naar analogie met de zeevaart ontstonden ook in de luchtvaart dergelijke tussenpersonen nl. de luchtvaartagenten, die voor buitenlandse luchtvaartmaatschappijen proberen vrachten te bekomen, formaliteiten verrichten e.d. (vertegenwoordigen meestal 1 luchtvaartmaatschappij) Luchtvrachtagent Een expediteur kan onder bepaalde voorwaarden optreden als luchtvrachtagent. Er wordt dan een IATA-agentuurcontract afgesloten (International Air Transport Association). De expediteur is dan gemachtigd om zendingen voor luchtvervoer aan te nemen, de luchtvrachtbrief (vervoerovereenkomst) op te stellen en vracht en bijkomende kosten te innen. Hij ontvangt daarvoor een vergoeding van de vervoerder (meestal een % van de vrachtprijs). De luchtvrachtagent heeft als het ware een dubbele functie: optreden voor de luchtvaartmaatschappij en de belangen van de klant behartigen. Luchtvrachtagenten doen veel aan groepage (zij bekomen interessantere tarieven voor grote ladingen). HOOFDSTUK 12: RISICO’S VERBONDEN AAN DE INTERNATIONALE HANDEL AAN DE UITVOER HET RISICO VAN NIET-BETALING EN HOE ZICH DAARTEGEN BESCHERMEN Het zijn de risico’s die ontstaan omdat meestal de importeur zijn contractuele verplichtingen die vermeld staan in het verkoopcontract, niet kan of wil nakomen. De redenen kunnen zijn dat de importeur te kampen heeft met een slechte thesaurie, overmacht, onwil … De risico’s van niet-betaling kan men indelen volgens bepaalde criteria zoals: HET OGENBLIK WAAROP HET RISICO ZICH VOORDOET Voor de levering Men spreekt van fabricagerisico of resiliatierisico. De importeur verbreekt al voor de levering van de goederen, m.a.w. tijdens de uitvoeringsperiode, het ondertekende verkoopcontract. - het fabricagerisico is voor de exporteur bij een levering van goederen op maat veel groter dan bij goederen die in massa geproduceerd worden. Toch zullen voor de goederen die in massa geproduceerd worden ook al productiekosten gemaakt zijn en worden soms grotere hoeveelheden grondstoffen aangekocht en/of contracten gesloten met onderleveranciers. Maar bij goederen die op maat gemaakt worden komt daar nog een specifiek probleem bij n:. dat de wederverkoop ervan grote problemen zal meebrengen. Bij het fabricagerisico ligt de oorzaak van de contractbreuk bij de importeur. - wanneer de oorzaak echter ligt bij de exporteur spreekt men van technisch risico. De importeur verbreekt terecht het contract omwille van een niet-conforme of niet-tijdige levering door de exporteur-leverancier. Dat laatste kan te wijten zijn aan technische storingen in de exportonderneming, zoals brand, overstroming, staking. De niet-conforme leveringen waardoor de importeur overgaat tot contractbreuk kunnen te wijten zijn aan de verkeerde of gedeeltelijke levering van assemblage-onderdelen, montagefouten, zichtbare of verborgen gebreken bij de geleverde goederen… Hoe kan de exporteur zich daartegen beschermen? - een V nemen tegen het fabricage- of resiliatierisico - een hoog voorschot vragen, waardoor de gemaakte kosten gedekt kunnen worden - de productie slechts aanvatten nadat het documentair krediet ten gunste van de exporteur aanvaard is - boeteclausules is het verkoopcontract inlassen Na de levering Hier gaat het over de zuivere kredietrisico’s of het betalingsrisico. Deze risico’s ontstaan wanneer de koper na het ontvangen van de goederen of van de documenten die de goederen vertegenwoordigen, toch weigert de factuur te betalen. DE HOEDANIGHEID VAN DE IMPORTEUR Onderscheid De koper is een particuliere afnemer De redenen van niet-betaling kunnen zijn dat de importeur niet meer solvabel is, maar ook politieke factoren kunnen aan de basis liggen (zie verder). Het in gebreke blijven van de debiteur noemt men eveneens het commercieel risico en omvat: - de vastgestelde insolventie van de debiteur: kan vastgesteld worden in geval van faillissement en concordaat - de vermoede insolventie van de debiteur: heeft men wanneer de bestelde goederen of diensten in ontvangst werden genomen en de prijs geheel of gedeeltelijk niet werd betaald na het overschrijden van de vooropgestelde wachttermijn. Hoe kan de exporteur zich daartegen beschermen? - het eisen door de exporteur van voorschotten. De importeur kan een bankgarantie eisen voor de teruggave van het betaalde voorschot bij niet levering (Advance Payment Bond). - het vragen van een onvoorwaardelijke borgstelling afgeleverd door de bank van de importeur ten voordele van de exporteur. Dit betekent dat wanneer de importeur in gebreke blijft de bank van de importeur zich onvoorwaardelijk verbindt om de exporteur te betalen. - het trekken van een wisselbrief met aval door bank van importeur, voor rekening van de importeur. - het eisen van een onherroepelijk documentair krediet ten gunste van de exporteur. - het verkopen van de schuldvordering aan een factormaatschappij - het afsluiten van een kredietV bij een private kredietVmaatschappij of bij de Nationale Delcrederedienst (NDD). - in de verkoopovereenkomst de clausule van 100% voorafbetaling inlassen - confirmatie van de factuur vragen aan de buitenlandse klant, waardoor niet-conformaliteit later bij eventuele geschillen uitgesloten kan worden. Het voeren van een professioneel debiteurenbeheer is zeker een belangrijke opdracht van elke onderneming om zo het commercieel risico te beperken, hoe: - het limiteren van maximumbedragen per debiteur en/of per land - maximum krediettermijnen in de verkoopcontracten inbouwen - het duidelijk bepalen van het betalingsuitstel voor de importeur In de internationale handel worden zowel voor verkoopcontracten van consumptiegoederen als voor kapitaalgoederen met de importeur termijnen van betalingsuitstel duidelijk afgesproken. Het betalingsuitstel voor kapitaalgoederen zal zeker groter zijn dan voor consumptiegoederen. Het betalingsuitstel is niet hetzelfde als betaalgedrag. Het betaalgedrag geeft aan in welke mate de importeur op de afgesproken vervaldag de te betalen schuld effectief betaald heeft of niet kan of wil vereffenen. - ten slotte is bij het voeren van een professioneel debiteurenbeheer het objectief inschatten van de graad van de risico’s zowel naar de buitenlandse debiteur als naar het land van de importeur als naar de sector heel belangrijk Het verkrijgen van relevante en actuele gegevens is hierbij doorslaggevend. Informatie over de individuele kredietwaardigheid van de buitenlandse importeur, ook notoriteitsinlichtingen genoemd, kunnen we ontvangen via diverse kanalen zoals banken, kredietVa’s, factormaatschappijen, overheidsinstellingen zoals Export Vlaanderen, BDBH en de Vlaamse Dienst voor de Buitenlandse Handel, NBB voor informatie over geprotesteerde wisselbrieven,… Relevante gegevens kunnen we ook ontvangen bij centrale of regionale diensten van de Handelsregisters waar ondernemingen een inschrijving hebben. Op Europees vlak bestaat ook een netwerk waar on-line de informatie over de handelsregisters kan geraadpleegd worden nl. het European Business Register (EBR) waaraan meerdere EU-landen zoals België deelnemen. Informatie over ondernemingen kunnen we ook verkrijgen bij private instellingen zoals Dun & Bradstreet, Infortrade… De gespecialiseerde notoriteitsondernemingen verkopen deze informatie uiteraard aan de vragende partijen. Voor informatie over landen kunnen we terecht in de verschillende consulaten, bij de Nationale Delcredere Dienst (NDD). De NDD bezit belangrijke en actuele informatie over de meeste landen in de wereld. Voor informatie over sectoren kunnen we ook terecht bij de beroepsfederaties. De koper is een overheidsafnemer Is een importeur die deel uitmaakt van de overheid. Dit is de Staat zelf, een gewest, provincie, departement, stad, overheidsdienst,… die noch juridisch noch administratief failliet verklaard kan worden. Hier kan men geen onderscheid maken tussen het politiek risico en het betalingsrisico. Daarom spreekt men van risico op overheidsdebiteur. DE POLITIEKE RISICO’S Politieke factoren kunnen eveneens een rol spelen. Dit betekent dat de debiteur of importeur wel solvabel is en de wil heeft zijn betaling uit te voeren, maar politieke omstandigheden verhinderen dat de importeur zijn contractuele verplichtingen kan nakomen. Vormen daarvan zijn: - gevallen van overmacht zoals opstanden in het land, rampen, oorlogen, revolutie. het houdt dus in dat de exporteur onmogelijk het contract kan uitvoeren waarbij hem geen enkele fout kan aangegeven worden en die als kenmerk heeft, dat ze onvoorspelbaar is en waaraan niet te ontkomen is. - maatregelen genomen door de overheid van het land van de importeur, zoals het plotseling intrekken van invoervergunningen, het opleggen van import- of exportbeperkingen, het uitvaardigen van embargo’s, transferverbod van deviezen. Men noemt dit in het vakjargon ‘le fait du prince’. Het eigenmachtig optreden van de overheid is dikwijls het gevolg van diplomatieke spanningen met andere landen. Binnen de categorie van politieke risico’s kunnen we eveneens het transferrisico (is een omstandigheid waarbij het importerende land met een deviezenschaarste zit, waardoor de solvabele importeur-debiteur de betaling van het verkoopcontract niet kan uitvoeren. Het is niet mogelijk de nodige deviezen te transfereren naar het buitenland. Het is een risico dat uitsluitend voor de exporteur bestaat) en het convertibiliteitrisico (de importeur kan de eigen munt niet omzetten in harde deviezen) onderscheiden. Een bijzonder geval van het transferrisico is het consolidatierisico. Dat komt voor wanneer een land niet over de nodige deviezen beschikt om de betalingsverplichtingen te vervullen omdat de schulden groter zijn dan de inkomsten of middelen en waarbij het land uitstel van betaling vraagt voor meerdere jaren (5-10 jaar). Dit betekent dat de overheid beslist om alle schulden, dus ook de buitenlandse schulden, te bevriezen of te herschikken over een veel langere termijn. Hoe kan men zich tegen dergelijke risico’s beschermen? - het confirmeren door een westerse bank van het documentair krediet - het afsluiten van kredietV tegen politieke risico’s bij: - de NDD - private kredietVa’s zoals Gerling-Namur-KredietV HET TRANSPORT- EN LOGISTIEK RISICO In de internationale handel worden de goederen over grote afstanden vervoerd, zijn langer onderweg zowel over zee, weg, lucht en langs de binnenwateren. Gevolg: transportrisico’s bij buitenlandse handelstransacties zijn groter dan bij binnenlandse handel. Concrete vormen van transport- en logistieke risico’s zijn, averij, verlies en beschadiging, bederf van de goederen zowel tijdens het vervoer, laden, lossen en opslaan. Een typisch kenmerk bij het transportrisico is dat het alleen slaat op materiële goederen en niet op de immateriële goederen of diensten. Hoe kan men zich tegen die risico’s beschermen? - door het aangaan van een degelijke transportV. Dit doet men bij gespecialiseerde Vmakelaars zoals bv. MARSH. Deze Amerikaanse transportVa heeft vestigingen over de gehele wereld. Zo’n transportV kan ook afgesloten worden bij de Vmaatschappij Lloyds, via agenten in ons land. - door duidelijk in het verkoopcontract dié INCOTERMS te gebruiken, die het risico geheel of gedeeltelijk overdragen aan de tegenpartij of ondubbelzinnig verdelen tussen de importeur en de exporteur. Op die manier omzeilt men mogelijke conflicten die zouden kunnen voortkomen uit de verschillende nationale wetgevingen of uit de interpretatie ervan. ADMINISTRATIEF RISICO Wanneer een onderneming export- en/of importverrichtingen verricht, vooral dan met landen van buiten de EU zijn er altijd administratieve verplichtingen te vervullen. Denken we aan het aanvragen van export- of importvergunningen, douane-formaliteiten, economische quota, allerhande certificaten (gezondheidsanalyse, inspectiecertificaten…) het risico bestaat hierin dat wanneer bepaalde administratieve formaliteiten niet vervuld zijn de goederen ook niet in- of uitgeklaard kunnen worden, met als gevolg dat ze aan de grens soms dagenlang geïmmobiliseerd staan met alle mogelijke gevolgen zoals diefstal, beschadiging en bederf. Hoe kan een onderneming zich tegen deze risico’s beschermen? - wanneer de onderneming zelf geen expeditieafdeling heeft, doet ze best een beroep op een degelijk expeditiekantoor, een douane-expediteur. - men kan ook beroep doen op de lokale Kamers van Koophandel, BDBH en de Vlaamse Dienst van de Buitenlandse Handel, Export Vlaanderen, consulaten… HET ECONOMISCH RISICO Dit is het risico dat elke exporteur kent als de kostprijs van de grondstoffen en de lonen te sterk verhoogd zijn tussen het ogenblik van het afsluiten van het verkoopcontract en de levering van de goederen. Wanneer de verkochte goederen nog geproduceerd moeten worden en de exportonderneming hield geen rekening met deze factoren in haar kostprijscalculatie, kan dit als gevolg hebben dat de goederen soms tegen een hogere prijs moeten vervaardigd worden dan de overeengekomen verkoopprijs of dat de winstmarge sterk verminderd wordt. Hoe kan e onderneming zich beschermen tegen deze risico’s? - door de externe relaties die de onderneming heeft opgebouwd degelijk te verzorgen om zo kennis te verwerven van de evolutie van grondstofprijzen op de wereldmarkt - door een bepaalde prijsherzieningsclausule of indexeringsclausule in het verkoopcontract te vermelden die dit economisch risico ondervangt. Het inbouwen van zo’n clausule moet tijdens de negotiëring tussen de 2 partijen voorzien worden. Daardoor wordt het risico van de exporteur geheel of gedeeltelijk afgewenteld op de importeur. HET JURIDISCH RISICO Elke ex- en importeur heeft met dit risico te maken wanneer het verkoopcontract in de algemene verkoopsvoorwaarden stipuleert dat de buitenlandse handelswetgeving van toepassing is. Als zo’n risico zich voordoet, betekent dit dat de buitenlandse rechtbank bevoegd is in de geschillen. Daardoor duurt het wellicht maanden of jaren vooraleer het probleem volledig is opgelost. Dit risico is minder groot als de contracterende partij een EU-land is omdat de wetgevingen in beide landen vele punten van overeenkomst vertonen. Hoe kan men zich daar tegen beschermen? - maak een zo gedetailleerd mogelijk commercieel contract op, met opgave van: - aard van de goederen (zeer goed specificeren) - hoeveelheid van de te leveren goederen - eenheidsprijs of de basis waarop de prijs is berekend - de nauwkeurige omschrijving van de betalingsvoorwaarden en het betalingsuitstel - verpakkingswijze - waar en wanneer de risico-overdracht van de goederen zal gebeuren - wijze van verzending en wie het risico draagt - leveringsdatum - V’s die er moeten afgesloten worden, wie ze moet afsluiten, wie de Vpremie moet betalen - wanneer het commercieel contract begint te lopen - welke sancties er bij een niet-tijdige of niet-levering volgen - de in het land van de importeur geldende clausule van eigendomsvoorbehoud inlassen in het verkoopcontract - het is ook aan te raden dat de B exporteur, betrokken bij de internationale handel, in het verkoopcontract een clausule of rechtskeuzebeding voorziet waarin gestipuleerd wordt welke rechtbank bevoegd is en dat het contract aan het B recht onderworpen is. Als dit niet voorzien is in het verkoopcontract geldt volgens de Conventie van Rome het rechtssysteem van het land van de exporteur. - men kan ook het geschil voorleggen aan de Internationale Kamer van Koophandel (IKK) in Parijs of aan andere prestigieuze arbitragecolleges zoals de Kamers van Koophandel van Stockholm, Zürich, de American Arbitration Association en de London Court of International Arbitration. Een snellere werkwijze is wellicht een beroep doen op een soort ‘arbitragekamer’. In het verkoopcontract duidt men een persoon als moderator of ‘arbiter’ aan die snel een minnelijke schikking kan voorstellen. Deze persoon (zoals het hoofd van de dienst buitenlandse handel in een eersterangsbank) treedt op in een bepaalde Kamer van Koophandel. Als beide partijen voor arbitrage kiezen, specifieer dan in het verkoopcontract dat de uitspraak van de arbitrage bindend is voor beide partijen en dat ze beiden uitdrukkelijk afstand doen van elke vorm van beroep tegen deze beslissing. We verwijzen ook naar het B Centrum voor studies en praktijk van nationale en internationale arbitrage, CEPINA. HET WISSEL(KOERS)RISICO HOOFDSTUK 6: DOCUMENTEN IN DE INTERNATIONALE HANDEL DE VERVOERDOCUMENTEN Hebben in de 1ste plaats belang als ‘vervoerovereenkomst’. Dit is een overeenkomst tussen de vervoerder en de opdrachtgever van het vervoer, waarbij de vervoerder zich verbindt de goederen, in goede staat, naar een bepaalde bestemming te brengen. Daar niet enkel de vervoerder verplichtingen heeft in het vervoer, worden in de vervoerovereenkomst de rechten en de plichten van alle betrokken partijen vastgelegd. Dit betekent dat ook de verantwoordelijkheden van elke partij worden vastgelegd. De partijen bij een vervoerovereenkomst kunnen zijn: - inlader (schipper): die opdracht geeft tot het vervoer (dit kan de verkoper zijn van de goederen, of zijn vertegenwoordiger, bv. de expediteur, of de koper of zijn vertegenwoordiger, afhankelijk van de gebruikte Incoterm) - vervoerder: die het vervoer verricht (bij zee- en luchtvervoer wordt de vervoerder meestal vertegenwoordigd door zijn agent, die de vervoerovereenkomst ondertekent) - geadresseerde klant: aan wie de goederen afgeleverd worden Ook op het vlak van de vervoerdocumenten werden internationale overeenkomsten afgesloten, met als doel zoveel mogelijk internationale uniforme vervoervoorwaarden en vervoerdocumenten te gebruiken. Zo wil men niet alleen komen tot een vlotte administratieve afhandeling van het vervoer maar wil men ook zoveel mogelijk conflicten tussen de betrokken partijen vermijden. De goede uitvoering van het vervoercontract en een juiste aanrekening van de geleverde prestaties worden mede bepaald door de juistheid, volledigheid en leesbaarheid van de gegevens vermeld op het vervoerdocument. Naast hun functie als vervoerovereenkomst spelen de vervoerdocumenten ook zeer dikwijls een belangrijke rol bij de betaling, zoals bij het documentair krediet. De bespreking van de vervoerdocumenten beperkt zich tot de documenten gebruikt in het beroepsgoederenvervoer. Beroepsgoederenvervoer wil zeggen dat de vervoerder goederen vervoert voor derden, de dan meestal ook de opdrachtgevers zijn voor het vervoer. HET ZEEVAARTCONNOSSEMENT Of de Bill of Lading (B/L) Definitie Een document ondertekent door de kapitein, waarin hij verklaart de in het document beschreven goederen aan boort te hebben genomen en waarbij hij zich verbindt deze goederen te vervoeren naar een overeengekomen haven van bestemming, om ze daar af te leveren tegen afgifte van het connossement en tegen de betaling van de vrachtprijs. Het vertegenwoordigt de goederen, en de rechtmatige houder ervan wordt aanzien als de wettelijk bezitter van de goederen. Daar het connossement niet verhandelbaar is, kan het bezit van de goederen worden overgedragen, zelfs gedurende de reis. ‘The Hague-Visby Rules’ en de ‘Hamburg Rules’ vormen de basis van een aantal internationaal eenvormige bepalingen m.b.t. het connossement. Kenmerken Het connossement wordt opgemaakt door de vervoerder, die in de praktijk meestal vertegenwoordigd wordt door de scheepsagent. Het connossement is tegelijkertijd: - ontvangstbewijs, ondertekend door de kapitein of door de scheepagent, dat de inlading van de derin omschreven goederen vaststelt. - vervoersovereenkomst, die de verbintenis inhoudt, de goederen van een aangeduide plaats van vertrek, naar een aangeduide plaats van bestemming te vervoeren - afleveringstitel of titel van bezit van de vervoerde goederen, wie het connossement in handen heef, bezit de goederen (en heeft er de beschikking over) maar is daarom nog niet de eigenaar van deze goederen. Overdraagbaarheid Een connossement kan uitgeschreven worden op naam, aan order of aan toonder. - op naam: de naam van de persoon (rechtspersoon) die de goederen moet ontvangen, staat op het connossement vermeld, zodat de goederen enkel aan deze persoon kunnen overhandigd worden. Dergelijke connossementen zijn NIET OVERDRAAGBAAR door endossement. - aan order van een bepaalde persoon of firma: de goederen zullen in principe worden afgeleverd aan diegene wiens naam in het connossement vermeld staat. Deze kan het connossement overdragen aan een derde door endossement - aan toonder: hier is de naam van de begunstigde niet vermeld. De houder van het connossement kan de goederen in ontvangst nemen. Dergelijke connossementen kunnen van hand tot hand worden overgedragen. Vermeldingen Op de voorzijde staan de vermeldingen die wettelijk verplicht zijn, terwijl op de achterzijde voorwaarden staan die het vervoer beheersen. De door de wet verplichte vermeldingen zijn: - de vermelding ‘Bill of Lading’ of ‘Connossement’ - Nr. Van het Connossement - identiteit van de inlader (schipper: degene die opdracht geeft tot het vervoer) - identiteit van de geadresseerde (consignee) In praktijk wordt een B/L nogal dikwijls opgemaakt aan order van de ‘shipper’ en daarna geëndosseerd aan de bestemmeling. Bij gebruik van documentair krediet als betalingswijze voor de goederen zal de B/L opgemaakt worden aan order van de ‘kredietopenende bank’ (bank van de koper): deze B/L wordt bezorgd aan de buitenlandse bank die de opdracht heeft de B/L pas af te geven aan de koper, nadat die de goederen betaald heeft - gegevens betreffende het schip (naam) - haven van vertrek en bestemming - bedingen aangaande de vracht Bv. ‘freight prepaid’, ‘freight payable at destination’ of ‘freight collect’ - de aard en de hoeveelheid van de te vervoeren goederen (soms met de vermelding ‘said to contain’) - de merken en herkenningstekens op de goederen, deze merken moeten voor het begin van de inlading, door de inlader schriftelijk opgegeven worden. De merken moeten in normale omstandigheden tot het einde van de reis leesbaar blijven op de goederen. - het aantal colli of stukken (genummerd), of de hoeveelheid, of het gewicht naargelang de omstandigheden, volgens de schriftelijke opgave van de inlader. - de uiterlijke staat en de uiterlijke gesteldheid van de goederen - datum en handtekening Het connossement moet binnen de 24u na inlading van de goederen ondertekend worden, en dit door de kapitein, door de vervoerder of diens agent. In de praktijk wordt het connossement nog zelden ondertekend door de kapitein. Bij ondertekening door de vervoerder of de agent, wordt de handtekening voorafgegaan door een vermelding als: ‘for the master’ en/of ‘as agents only’. Aantal exemplaren Het connossement moet (volgens de Belgische zeevaartswet) opgesteld worden in vier originele exemplaren (waarvan slechts 1 exemplaar verhandelbaar is). - 1 voor de kapitein, als bewijs van de ontvangst van de goederen door de vervoerder - 1 voor de rederij, als bewijs van de afgesloten overeenkomst - 1 voor de geadresseerde - 1 voor de inlader (ondertekend door de kapitein), als ontvangstbewijs dat hij de goederen overhandigd heeft aan de vervoerder – dit is het enige verhandelbare origineel Enkel de inlader ontvangt het verhandelbare origineel, dat door de kapitein (vervoerder, agent) ondertekend werd, en dat hij naar de begunstigde zal opsturen, zodat deze de goederen in ontvangst kan nemen in de haven van bestemming. Het is het enige exemplaar dat recht geeft op de opvraging van de goederen en dat de vermelding ‘negotiable’ draagt. De andere exemplaren zijn ‘non negotiable’. Buiten deze originelen worden ook een aantal niet-originele B/L’s (kopieën) uitgeschreven, die de vermelding ‘non negotiable copy’ dragen, voor andere geïnteresseerde betrokkenen. In de praktijk wordt dat echter niet letterlijk toegepast. De gewoonte bestaat om 2 of 3 exemplaren van het verhandelbare connossement (exemplaren voor de inlader) uit te geven, die als ‘negotiable’ worden aangeduid. In dit geval moet elk exemplaar genummerd worden, en het totaal aantal uitgegeven verhandelbare exemplaren moet op elk exemplaar vermeld worden. Deze 2/3 exemplaren worden aangeduid als de ‘full set of Bs/L’. deze 2/3 exemplaren worden langs verschillende weg (bv. verschillende koeriersbedrijven) naar de geadresseerde gestuurd. Zo wordt het risico beperkt dat geen enkel exemplaar de geadresseerde bereikt. Bij gebruik van documentair krediet moeten alle verhandelbare originelen afgegeven worden aan de bank. In elk geval geeft slechts 1 exemplaar recht op de goederen. Bij ontvangst van de goederen moet de bestemmeling het connossement voor kwijting tekenen. Kapitein Rederij Geadress. Inlader Kapitein Kapitein original original original original original original Non-negotiable negotiable copy non-negotiable FIATA (Fédération Internationale des Associations de Transitaires et Assimilés) B/L Omdat het gecombineerd vervoer steeds meer gebruikt werd, ontstond bij de expediteurs de noodzaak, om een aangepast vervoerdocument te creëren: dit werd de FIATA Multimodal Transport Bill of Lading, kortweg FIATA B/L (of soms ook FBL genoemd). Dit document kan zowel gebruikt worden bij multimodaal transport (opeenvolging van 2 of meer vervoerswijzen) of bij het gebruik van 1 vervoerwijze. De FIATA B/L is een ‘transportdocument’ uitgesteld door een expediteur, die optreedt als ‘contractuele’ vervoerder, en als dusdanig de verantwoordelijkheid draagt van een vervoerder, ook al is hij niet de werkelijke (‘actual’) vervoerder. Deze B/L kan zoals de gewone B/L aan order, aan toonder of op naam opgesteld worden, en is dus naargelang het geval een verhandelbare B/L (negotiable) of niet-verhandelbare B/L (non-negotiable). De FIATA B/L is, als vervoerdocument en bezitstitel, ook aanvaard bij het documentair krediet. In België kan de FIATA B/L alleen maar opgesteld worden door expeditie-ondernemingen die lid zijn van de CEB (Confederatie van Expediteurs van België). !!!OPMERKING!!! Forwarders Certificate of Receipt of FCR Dit is een niet-verhandelbaar document, dat opgemaakt wordt door de expediteur die optreedt als tussenpersoon bij het vervoer. Het is een ontvangstbewijs, waarin de expediteur verklaart de goederen ontvangen te hebben, en zich verbindt de goederen te verzenden volgens de instructies gegeven door de opdrachtgever. Een FCR bestaat uit 1 origineel, en kan alleen maar uitgeschreven worden door een expediteur, die lid is van een vereniging die aangesloten is bij FIATA. Soorten connossementen - ON BOARD B/L: dit connossement vermeldt dat de goederen werkelijk aan boord van een met name genoemd schip zijn geladen. Het document vermeldt: ‘shipped on board’ of ‘received on board’ (+ datum inlading). Bij documentair krediet aanvaarden de banken doorgaans alleen een ON Board B/L. - RECEIVED FOR SHIPMENT B/L: de goederen zijn in ontvangst genomen door de vervoerder (scheepsagent of expediteur) maar zijn nog niet ingeladen in het schip op het ogenblik dat de B/L wordt uitgegeven. Dit connossement geeft geen zekerheid over de inlading van de goederen, noch over de datum van vertrek. Dit connossement is geen echt connossement zolang het niet aangevuld werd met de naam van het schip en de datum van de inlading (dit wordt bewezen door de ‘mate’s receipt’). Een FBL zal normalerwijze altijd een ‘received for shipment’ B/L zijn. - CLEAN B/L: op dit connossement heeft de kapitein of zijn scheepsagent geen opmerkingen gemaakt betreffende de uiterlijke staat van de goederen, de staat van de verpakking of de hoeveelheid goederen op het ogenblik van het inladen. In de praktijk is het zeer belangrijk een ‘schoon connossement’ te ontvangen, want bij documentair krediet of documentair incasso, zullen de banken slechts betalen op voorleggen van een clean B/L. - FOUL B/L: de kapitein of zijn scheepsagent hebben opmerkingen gemaakt op het document m.b.t. de staat van de goederen (ontbrekende hoeveelheid, schade aan goederen, ontoereikende verpakking) op het ogenblik van inlading (vuil connossement). - STALE B/L: een connossement is ‘stale’ wanneer de termijn tussen het ogenblik van de verscheping van de goederen (datum B/L) én de aanbieding van de B/L en eventuele andere documenten bij de bank (om de betaling te verkrijgen van de geleverde goederen) die werd overeengekomen met de bank, overschreden is. - B/L for COMBINED TRANSPORT: is een document waarbij de vervoerder zich tegenover de inlader verbindt het gehele vervoer van de plaats van de in ontvangstname van de goederen tot de plaats van aflevering, uit te voeren of te doen uitvoeren, waarbij ten minste 2 verschillende vervoermodi betrokken zijn, bv. spoor- en zeevervoer. De B/L vermeldt: ‘received in appart good order and condition’ en niet ‘shipped on board’, omdat ze in het begin van de transportketting wordt uitgegeven. Dit document kan eveneens verhandelbaar zijn. Het voordeel van deze B/L is dat het 1 vervoerdocument is voor transporten die opeenvolgend uitgeoefend worden door verschillende vervoerders, waarvoor ook slechts 1 vrachtprijs wordt betaald. De afzender moet zich verder niet bekommeren om de overslag tijdens de reis, noch om de reisroute. Deze B/L kan ook uitgeschreven worden door de commissionair-expediteur, die dan optreedt als vervoerder (FIATA B/L). - HOUSE B/L (Forwarders B/L): wordt niet door een rederij uitgeschreven, maar door een erkende commissionair-expediteur, die voor een rederij goederen in groepage aanbrengt. Iedere inlader van een kleine partij goederen ontvangt zo’n bewijs van de expediteur, voor zijn deel in de gegroepeerde zending. Voor de ganse gegroepeerde zending wordt dan een Master B/L (Groepage B/L) opgemaakt. Enkele andere documenten bij zeevervoer STUURMANSRECU (M/R of Mate’s Receipt – Reçu de bord – die Steurmansquittung) Ontvangstbewijs van de eerste stuurman (Mate), in naam van de kapitein, waarbij hij erkent de goederen aan boord te hebben genomen. Op basis van dit document zal de rederij of de scheepsagent de ‘On board B/L opmaken. De inlader krijgt een exemplaar van dit ondertekend document. VOLGBRIEFJE (D/O of Delivery Order – Ordre de livraison – der Lieferungsschein of Teilschein) Document dat wordt opgemaakt, wanneer een partij goederen die vertegenwoordigd wordt door één B/L, in de haven van bestemming tussen meerdere bestemmelingen moet verdeeld worden. Voor elke bestemmeling wordt een D/O opgemaakt voor het deel van de goederen waarop hij recht heeft. In elke D/O wordt verwezen naar de oorspronkelijke B/L die de goederen vertegenwoordigt. Het is m.a.w. een document waarbij een persoon, eigenaar van een partij goederen, aan een 3e die deze goederen in zijn bezit heeft, de opdracht geeft een deel ervan aan een genoemd persoon af te leveren. een D/O kan ook op naam, aan order of aan toonder opgemaakt worden. LAAT VOLGEN (laissez-suivre) Dit is een typisch document voor de haven van Antwerpen, hoewel het ook in andere havens gebruikt wordt. De houder van de originele B/L, biedt deze aan bij de scheepsagent (rederij). Daar worden de vracht (ingeval van ‘freight collect’) en eventueel andere kosten vereffend. Dan maakt de scheepsagent een ‘laat volgen’ op waarmee de bestemmeling de goederen op de kaai kan afhalen. De Laat Volgen is niet overdraagbaar. Werd een B/L in verschillende D/O’s gesplitst, dan wordt voor elke D/O een Laat Volgen opgemaakt. HET BINNENVAARTCONNOSSEMENT Definitie Het binnenvaartconnossement is een bewijsschrift dat door de inlader wordt opgesteld en door de kapitein wordt ondertekend, waarbij deze laatste akkoord gaat met de staat van de goederen, die hij aan boord genomen heeft, en waarbij hij zich verbindt de goederen naar een bepaalde plaats van bestemming te brengen, tegen betaling van de vrachtprijs. Het binnenvaartconnossement is: - een ontvangstbewijs voor de inlader - een vervoerovereenkomst - geen afleveringstitel (geen bezitstitel) Het wordt opgemaakt in 1 origineel en meerdere kopieën. Vermeldingen Volgende gegevens komen op het binnnenvaartconnossement voor: - de naam van de schipper - de naam en de woonplaats van de inlader - de naam en de woonplaats van de geadresseerde - de naam van het schip - de plaats van vertrek - de plaats van bestemming - de aard van de goederen, de hoeveelheid, de merken en nummers van de colli - het aantal afgeleverde exemplaren van het connossement - de dagtekening van het connossement. Binnen de 24u moet het connossement ter ondertekening aan de schipper voorgelegd worden, gebeurt dit niet dan mag hij liggeld eisen. De schipper is verplicht het connossement binnen de 24u na voorlegging te tekenen. - het bedrag van de door de geadresseerde te betalen vracht (of de verwijzing naar het bevrachtingscontract). Overdraagbaarheid Het binnenvaartconnossement kan ‘aan order’, ‘aan toonder’ of ‘op naam’ uitgeschreven worden: - aan order: de goederen worden afgeleverd aan de persoon die door de afzender wordt aangewezen, overdraagbaar door endossement - aan toonder: iedereen die in het bezit is van dit document kan de goederen komen ophalen - op naam: de goederen worden enkel afgegeven aan de persoon die op het document vermeld staat; dergelijk connossement kan niet overgedragen worden. CMR-VRACHTBRIEF (WEGVERVOER) De CMR (Convention relative au contrat de transport internationale de Marchandise par Route) wetgeving is opgesteld met het doel het internationaal goederenvervoer over de weg te regelen. Deze reglementering is ondertekend door 23 landen, waaronder de lidstaten van de EU en de EFTA. Het CMR-verdrag is van toepassing op iedere overeenkomst voor beroepsvervoer van goederen over de weg, wanneer de plaats van inontvangstname der goederen en de plaats van aflevering van de goederen in 2 verschillende landen gelegen zijn (= internationaal vervoer), waarvan mnstens 1 land het CMR-verdrag ondertekend heeft. In België is de CMR-conventie ook van toepassing op het binnenlands vervoer wanneer de CMR-vrachtbrief gebruikt wordt (er zijn wel enkele uitzonderingen). Door de CMR conventie werd een uniforme vrachtbrief voor het wegvervoer opgemaakt: de CMRvrachtbrief. In België wordt de CMR-vrachtbrief zowel voor het binnenlands als voor het internationaal beroepsgoederenvervoer over de weg, gebruikt. Wanneer bij gecombineerd vervoer, het wegvoertuig zelf over een gedeelte van het traject op een ander vervoermiddel wordt vervoerd, zonder dat de goederen zelf worden overgeladen, dan blijft de CMR-conventie van toepassing, en wordt de CMR-vrachtbrief als vervoerdocument gebruikt. (bv. bij spoort/wegvervoer of roll on/off vervoer). De CMR-vrachtbrief is: - een ontvangstbewijs voor de inlader - een vervoerovereenkomst - geen afleveringstitel (geen bezitstitel) - steeds op naam gemaakt - opgesteld door de vervoerder - opgemaakt in 4 exemplaren - exemplaar nr.1 voor de afzender (moet bij documentair krediet afgegeven worden aan de bank) - exemplaar nr.2 moet de goederen begeleiden tot bestemming, is bestemd voor de geadresseerde - exemplaar nr.3 moet de goederen begeleiden tot bestemming, en moet na ondertekening door de geadresseerde terugbezorgd worden aan de vervoerder. - exemplaar nr.4 blijft bij de vervoerder en moet gedurende 6 jaar bewaard worden in de onderneming. De CMR-vrachtbrief moet in principe door de vervoerder worden ingevuld en wordt ondertekend door de inlader én de vervoerder. Indien de vervoerder geen CMR opstelt, heeft de inlader de verplichting de CMR voor dat transport op te stellen. Op de vrachtbrief moeten een aantal vakken verplicht ingevuld worden, terwijl andere vakken ter informatie kunnen ingevuld worden. De verplichte vermeldingen zijn: - de vermelding ‘CMR’ (die aanduid dat het vervoer in kwestie onderworpen is aan de CMRovereenkomst), de landencode (land waar de vrachtbrief opgemaakt werd) en het nummer van de vrachtbrief (boven rechts) - naam en adres (+ land) van de afzender (vak 1) - naam en adres (+ land) van de geadresseerde (vak 2) - plaats (+ land) en datum van de inontvangstname (vak 3) - plaats (+ land) van de aflevering van de goederen (vak 4) - naam en adres (+ land) van de vervoerder (vak 5, ev. 6 en/of 7 indien een onderaannemer en/of 2de vervoerder tussenbeide komt) - de gebruikelijke aanduiding van de aard van de goederen n de wijze van verpakking, aantal colli, merken en nummers, gewicht of volume (vak 10) (+ juiste benaming en klasse + subklasse van de gevaarlijke goederen ingeval van ADR-vervoer) - de kosten m.b.t. het vervoer (vak 8) - plaats en datum van opmaken van de vrachtbrief (vak 11) - stempel en handtekening van de afzender (vak 14), de vervoerder (vak 15) en geadresseerde (vak 16 op ex.3) De andere vakken mogen, maar moeten niet ingevuld worden. Het is aan te raden dat de vervoerder (vertegenwoordigd door de chauffeur) het nodige voorbehoud vermeldt in vak 9 als de goederen niet in orde zijn als ze door hem ontvangen worden (bv. beschadigd, tekort,…) In het CMR-verdrag zijn de rechten en verantwoordelijkheden van elke partij duidelijk omschreven. Enkele uittreksels uit het CMR-verdrag: - de afzender is o.m. verantwoordelijk voor: - de benodigde documenten (douanedocumenten, vergunningen,…) en de juistheid ervan (alsook alle schade en kosten, geleden door de vervoerder tengevolge van eventuele onnauwkeurigheid of onvolledigheid van deze documenten) - de aanduidingen m.b.t. de goederen (eventueel ‘said to contain’) - de verpakking - het laden (tenzij anders bepaald) - de nodige voorzorgsmaatregelen bij vervoer van gevaarlijke goederen (o.a. de juiste naam van het product, de gevarenklasse waartoe het behoort en e letters ADR moeten vermeld worden op de CMR-vrachtbrief). - controle op de goede staat van het voertuig - betalen van de vracht, indien de bestemmeling niet betaalt - de vervoerder is aansprakelijk voor: - schade of verlies van de goederen (beperkt tot ca. 10 EUR per kg) - vertraging in de aflevering Tenzij die schade of vertraging veroorzaakt werd door de schuld van de opdrachtgever (bv. onvoldoende verpakking, onvolledige documenten, …), door eigen gebrek aan de goederen of door gevallen van overmacht. - de vervoerder is niet verantwoordelijk voor: - de controle van de lading bij vervoer van containers, bij TIR-vervoer, bij roll on/of-vervoer (‘said to contain’) - schade ingevolge overbelasting, wanneer dit het gevolg is van verkeerde gegevens van de afzender - schade door hitte, koude… tenzij een speciaal voertuig gevraagd werd - wachttijden aan grenzen wanneer dit een gevolg is van onvolledige, of ontbrekende documenten - de geadresseerde is verantwoordelijk voor: - het lossen - betalen van de vervoerprijs (ook wanneer de goederen verloren zijn), tenzij anders werd overeengekomen CIM-VRACHTVERVOER (SPOORWEGVERVOER) Zoals bij wegvervoer, bestaat er ook bij het spoorvervoer een uniforme internationale reglementering, de CIM wetgeving (Convention Internationale concernant le transport de Marchanises par chemin de fer – Uniforme regelen betreffende de overeenkomst van internationaal spoorvervoer van goederen). Ze werd ondertekend door een 30-tal landen. Deze reglementering voorziet ook in een uniforme vrachtbrief, de CIM-vrachtbrief: - een vervoerscontract (het vervoercontract ontstaat bij de afstempeling door de spoorwegmaatschappij) - een ontvangstbewijs voor de inlader - geen afleveringstitel - steeds op naam opgemaakt - opgemaakt in 5 exemplaren - een boekhoudkundig document dat aan de basis ligt van het facturatieproces door de spoorwegmaatschappij, daarom worden de prestaties opgesomd die de spoorwegmaatschappij tijdens de uitvoering van het vervoercontract worden verstrekt, en die aan de klant zullen worden aangerekend - in bepaalde situaties ook bruikbaar als doorvoerdocument (transitdocument) t.a.v. de douane van het doorvoerland. De vrachtbrief wordt gedeeltelijk door de afzender (vakken 9 t.e.m. 39, behalve vak 35), gedeeltelijk door de spoorwegmaatschappij die de zending aanvaardt, ingevuld. De 5 exemplaren van de CIM-vrachtbrief hebben als bestemming: - exemplaar 1: de originele vrachtbrief, wordt met de goederen aan de geadresseerde gegeven - exemplaar 2: de geleidebrief (boekhoudkundig document waarop alle kosten voorkomen, begeleidt de zending tot het station van bestemming en wordt bewaard door de spoorwegmaatschappij waarvan dit station afhangt) - exemplaar 3: het aankomstblad, begeleidt de zending tot het station van bestemming en wordt door de spoorwegmaatschappij van het land van aankomst bewaard (in sommige landen wordt dit ex. Beschouwd als een douanedocument dat afgegeven wordt aan de douaneautoriteit van het land van bestemming, na afstempeling van ex.2) - exemplaar 4: de duplicaat-vrachtbrief, wordt na aanvaarding van de goederen aan de afzender gegeven (moet bij documentair krediet afgegeven worden aan de bank) - exemplaar 5: het verzendingsblad, wordt door de spoorwegmaatschappij van de plaats van vertrek bewaard. De volgende vakken moeten door de afzender ingevuld worden: - vak 9: aankruisen CIM (gewoon vrachtvervoer) of colli-express (expressgoederenvervoer) - vak 10: identificatie van de afzender (incl. BTW-nummer) - vak 11: indien mogelijk hier klantencodenummer (bij NMBS) vermelden - vak 12: klantencode van de betaler van de vervoerkosten (indien niet de afzender zelf) - vak 13: hierin kunnen bijzondere vermeldingen komen (bv. verklaringen i.v.m. vervullen douaneformaliteiten, verzorging van levende dieren onderweg,…) - vak 14: eventuele vermelding van het referentienummer van de afzender - vak 15: identificatie van de geadresseerde (incl. BTW-nummer) - vak 16: eventueel klantencodenummer van geadresseerde - vak 17: klantencode van de betaler van de vervoerkosten (indien niet de geadresseerde zelf) - vak 18 en 19: ladingsbenodigdheden (bv. containers, zeilen,…) - vak 20: vermelding van het aantal uit te wisselen EUR-paletten of EUR-boxpaletten - vak 21: voor zendingen die de afzender zelf moet laden, moet hij het wagennummer vermelden - vak 22: de tarra (alleen bij particuliere wagens) - vak 23: info voor de geadresseerde bv. afleveringsadres, referentienummer van de geadresseerde,… - vak 24: regeling voor de betaling van de vervoerskosten (bij CIM-vervoer) - franco vracht: de afzender betaalt enkel de vrachtprijs voor het hele traject - franco vracht tot …: de afzender betaalt enkel de vrachtprijs voor een gedeelte van het traject, vanaf het station van afzending tot de aangeduide plaats - franco vracht inclusief …: de afzender neemt de vrachtprijs en de opgegeven kosten voor het hele traject voor zijn rekening - franco vracht inclusief … tot …: combinatie van de 2 vorige - franco alle kosten: alle kosten vallen ten lasten van de afzender - franco voor …: afznder beperkt zijn tussenkomst in de transportkosten tot een bepaald bedrag - ongefrankeerd of non-franco: de afzender betaalt niets - incoterm + plaats - vak 25: bij expressvervoer: franco of non-franco - vak 26: nummer van het toe te passen tarief en de te volgen route (vermelden van grensposten en transitstations) - vak 28: aankruisen wagenlading of stukgoed - vak 29: aankruisen geladen door afzender of spoorwegen - vak 30: aanduiding van het juiste station van bestemming en eventuele gegevens die nodig zijn voor de aflevering (om te voorkomen dat verscheidene stations van eenzelfde plaats of van plaatsen met dezelfde naam met elkaar worden verward) - vak 31: de merken, het aantal, de aard van de verpakking en de tariefbenaming van het goed - vak 32: aankruisen bij vervoer gevaarlijke goederen (RID = reglementering voor vervoer van gevaarlijke goederen per spoor) - vak 33: tariefpostnummer van het goed - vak 34: de massa van het goed - vak 35: vermeldingen door de douane (meestal afstempeling) - vak 36: opsomming van alle begeleidende documenten die voor de uitvoering van het vervoer noodzakelijk zijn, zoals de uitvoervergunning, internationale douaneverklaringen, … - vak 38: het bedrag van het betaalde voorschot (ISO-muntcode gebruiken om munt aan te duiden) - vak 39: het bedrag van het remboursement waarmee het goed belast is (ISO-muntcode gebruiken) De NMBS beschikt ook over een elektronische versie van de CIM-vrachtbrief. Die kan opgemaakt worden via het programma Railedi. !!!OPMERKING!!! In België wordt het stukgoederenvervoer verzorgd door de pakjesdienst ABX, een dochteronderneming van de NMBS. Als gevolg daarvan wordt de CIM-vrachtbrief niet meer gebruikt voor het vervoer van stukgoederen (colli). Voor het binnenlandse vervoer van stukgoederen en voor het vervoer van België naar andere lidstaten van de EU en naar de landen van de EFTA wordt gebruik gemaakt van het verzendingsbulletin van ABX. Bij vervoer met ABX (wegvervoer) zijn de CMRvoorwaarden van toepassing. Het ABX-verzendingsbulletin bestaat uit 4 exemplaren, m.n.: - exemplaar voor de spoorwegdiensten van verzending (vertrek) - exemplaar voor de afzender - exemplaar voor de geadresseerde - een zelfklevend exemplaar dat op de colli wordt aangebracht Een andere nieuwigheid is ook dat ABX enkel nog franco-zendingen aanvaardt. DE LUCHTVRACHTBRIEF OF AIR WAY BILL (AWB) Definitie De luchtvrachtbrief vormt het vervoercontract tussen de inlader en de vervoerder. De afzender is ertoe verplicht de nodige info te verstrekken aan de vervoerder of zijn agent, om hem toe te laten de luchtvrachtbrief juist in te vullen en dit in overeenstemming met de bestaande reglementeringen en conventies. Kenmerken De luchtvrachtbrief is: - een vervoerovereenkomst - een ontvangstbewijs - geen afleveringstitel - een document op naam (dus niet verhandelbaar) - opgemaakt in 3 originelen en 9 kopieën Daarnaast kan het document eventueel ook volgende functies hebben: - factuur voor de vervoerkosten - bewijs van V (indien de V via de luchtvaartagent wordt afgesloten) - instructieborderel van de afzender Vermeldingen Op de voorzijde staan de vermeldingen die door de wet verplicht zijn. Op de achterzijde van de luchtvrachtbrief vindt men de aansprakelijkheidsbeperking en de contractvoorwaarden. Volgende vermeldingen vinden we op de luchtvrachtbrief terug: - luchtvrachtbriefnummer en de vermelding Air Way Bill - identiteit van de afzender (shipper), de vervoerder en de geadresseerde - agent die de luchtvrachtbrief uitgeeft - luchthaven van vertrek en van aankomst - de te volgen route (vluchtnummers met eventuele tussenlandingen) - de vervoerskosten - de betaalwijze van de vervoerkosten (prepaid of collect) - de waarde van de goederen - instructies voor de behandeling van de goederen - de datum van vertrek - het gewicht of de hoeveelheid en de omschrijving van de goederen met eventuele merken en nummers - de handtekening van de afzender en de vervoerder (of zijn agent) Aantal exemplaren De luchtvrachtbrief wordt opgemaakt in 3 originelen en 9 kopieën. De 3 originelen hebben dezelfde waarde: - origineel 1 dient als boekhoudkundig document voor de vervoerder en is eveneens een bewijs an het vervoercontract ondertekend door de afzender - origineel 2 vergezet de zending tot de eindbestemming en moet aan de geadresseerde gegeven worden bij aflevering van de goederen (is ondertekend door afzender en vervoerder) - origineel 3 is een ontvangstbewijs en is een kopie van het contract afgesloten tussen de afzender en de vervoerder en is bestemd voor de afzender (bewijs dat vracht aanvaard werd door vervoerder – moet bij documentair krediet afgegeven worden aan de bank) De kopieën zijn bestemd voor de andere betrokken partijen, zoals de luchthaven van vertrek en van bestemming, de tussenkomende agent e.a. Normaal is het brutogewicht (goederen + verpakking) van de goederen de basis voor de berekening van de vervoerskosten. Voor de goederen die volumineus zijn in vergelijking met hun gewicht wordt bij de berekening van de vervoerprijs (vrachtprijs) ook rekening gehouden met het volume (dat is vooral belangrijk bij het luchtvervoer waar in verhouding veel ‘lichte goederen ‘ vervoerd worden)µ. Daartoe wordt het ‘volumegewicht’ van de goederen berekend. Is het getal van het volumegewicht groter dan het getal van het reële gewicht, dan wordt de vervoerprijs berekend op basis van het volumegewicht. Vandaar dat er een verschil kan zijn tussen ‘gross weight’ en ‘chargeable weight’ (gewicht dat effectief in aanmerking genomen wordt voor de berekening van de vrachtprijs). Bij luchtvervoer wordt het volumegewicht als volgt berekend. L x B x H (in cm) --------------------- = volumegewicht 6000 INVOER- EN UITVOERVERGUNNING WAT IS EEN INVOER- OF UITVOERVERGUNNING? De overheid houdt toezicht op de handel in sommige goederen. Daarom zijn bepaalde goederen bij de invoer, de uitvoer en de doorvoer onderworpen aan een voorafgaande toelating of vergunning van de overheid. Er zijn ook goederen die bij invoer en/of uitvoer aan kwantitatieve beperkingen onderworpen zijn. Om op te volgen of de toegestane invoer- of uitvoercontingenten niet overschreden worden, zijn deze goederen steeds onderworpen aan een vergunning. De redenen voor dit toezicht op, of de beperking van, de internationale handel zijn zeer verschillend naargelang de soort goederen, hun oorsprong of hun bestemming. Die redenen kunnen zijn o.a.: - beveiliging van de belangen van een economische sector (bv. textiel en confectie, landbouw,…) of van de economie in haar geheel (bv. oneerlijke concurrentie bij invoer tegengaan of massale uitvoer van bepaalde goederen, uit strategische overwegingen, beletten) - vrijwaring van de veiligheid van het land door strikte controle op de invoer, uitvoer en de doorvoer van bepaalde goederen zoals wapens, munitie, radioactieve stoffen,… - uitvoering van internationale verdragen en overeenkomsten, zoals de GATT-WTO-akkoorden, akkoorden van Washington (bescherming van uitstervende diersoorten of plantensoorten, de zegn. CITES-producten), de UNO (bv. handelsembargo t.o. bepaalde landen, zoals nu reeds enkele jaren geldt t.o. Irak) - controle op de kwaliteit van sommige goederen (bv. levende dieren, vlees, planten,…) AFLEVEREN VERGUNNIGEN Voor de landbouwproducten geldt een afzonderlijke regeling. Het toezicht op de handel in landbouwproducten gebeurt door het Belgisch Interventie- en Restitutie Bureau (BIRB) van het Ministerie van Middenstand en Landbouw. Voor de andere goederen die onderworpen zijn aan invoer-, uitvoer- of doorvoervergunningen, kunnen deze vergunningen aangevraagd worden bij het Bestuur Economische Betrekkingen – Dienst Vergunningen – van het Ministerie van Economische Zaken. WANNEER IS EEN VERGUNNING NODIG? De vergunningen komen vooral voor bij de handel met niet-lidstaten van de EU (of bij de doorvoer van 3e-landsgoederen door de EU-landen), want voor de meeste goederen zijn geen vergunningen meer nodig voor interne handel. Het is heel moeilijk een opsomming te geven van alle goederen die aan vergunning onderworpen zijn. In het tarief van invoerrechten wordt d.m.v. bijzondere codes bij elk goed aangeduid of het onderworpen is aan een invoer- of uitvoervergunning. INVOERVERGUNNING Bij wijze van voorbeeld worden enkele situaties opgesomd waarbij een invoervergunning nodig is. Deze lijst is geenszins volledig: - wapens, munitie en toebehoren, militair materieel uit alle 3de landen - bepaalde chemische producten uit alle 3de landen bv. chloorderivaten - diamant, edelstenen en bepaalde bontsoorten uit alle 3de landen - producten uit ijzer en staal ingevoerd uit de meeste landen - de meeste textielproducten (vezels, garens, weefsels, tapijten, kledij, schoeisel,…), vooral ingeval van invoer uit China, Noord-Korea, Vietnam, India, Pakistan, bepaalde GOS-landen (hier is de invoervergunning nodig omwille van het bestaan van invoercontingenten voor deze producten). - elektrische toestellen, toestellen voor geluidsopname en beeldopname e.d. uit China - Landbouwproducten Bij invoer van goederen uit EU-lidstaten (uitz. Nederland of Luxemburg) is een invoervergunning nodig bij de invoer van wapens, munitie e.a. militair materieel, alsook voor vervoersmaterieel ontworpen voor militair gebruik en bepaalde soorten optische instrumenten, meetapparatuur, precisieinstrumenten e.d. ontworpen voor militair gebruik, en voor radio-actieve stoffen. UITVOERVERGUNNING Ook de goederen onderworpen aan een uitvoervergunning kunnen teruggevonden worden in het Tarief van Invoerrechten Een uitvoervergunning is nodig voor de uitvoer naar alle 3de landen van o.a.: - goederen voor 2erlei gebruik: hiermee wordt bedoeld goederen die naast burgerlijke toepassingen ook militaire toepassingen kennen (het gaat hier om zeer gespecialiseerde producten, vooral gebruikt in de nucleaire industrie, bepaalde informaticatoepassingen i.v.m. informatiebeveiligingen, raketten…) - producten van onedele metalen (vnl.ijzer en staal) - diamant en edelstenen - vliegtuigen en hefschroefvliegtuigen Uitvoer naar andere lidstaten EU (uitz. Nederland en Luxemburg) - wapens en militair materiaal - landbouwproducten GEBRUIK VAN DE VERGUNNINGEN Op het gebruik van de vergunningen staan een aantal beperkingen. De vergunningen: - worden op naam van de aanvrager opgemaakt en zijn persoonlijk, m.a.w. ze mogen niet worden overgedragen aan 3en. - hebben slechts een beperkte geldigheidsduur en moeten gebruikt worden binnen de geldigheidsduur die erop vermeld staat. - mogen maar gebruikt worden voor de goederen die erop vermeld staan - laten slechts toe maximum de hoeveelheid die erop vermeld staat in te voeren of uit te voeren. Onrechtmatig gebruik leidt tot de inhouding van de vergunning door de douane. De vergunning wordt samen met de invoer-/uitvoeraangifte bij het verrichten van de douaneformaliteiten voorgelegd aan de douane. Deze zal in een speciaal daartoe voorzien vak de vergunning aanzuiveren: m.a.w. de douane noteert op de vergunning bij elke verrichting de waarde, hoeveelheid van de ingevoerde/uitgevoerde goederen en het daarbij gebruikte douanedocument. De in de vergunning toegestane hoeveelheid moet niet in 1 keer ingevoerd/uitgevoerd worden. In de kolom hoeveelheid staat bij de toegestane hoeveelheid van de invoer/uitvoervergunning; bij wordt het nog beschikbare saldo aangeduid. Dit herhaalt zich bij elke handelstransactie, tot de toegestane hoeveelheid is opgebruikt (dit is aanzuivering). Zolang de vergunning niet volledig benut is, zal de douane de vergunning terugbezorgen aan de importeur/exporteur. Is de vergunning opgebruikt, dan zal de douane de vergunning inhouden en terugsturen naar de Dienst Vergunningen van het Ministerie van Economische Zaken. SOORTEN VERGUNNINGEN Naargelang de soorten goederen is een ander soort vergunning nodig bv.: - Nationale vergunning wordt o.a. gebruikt voor zowel de invoer als de uitvoer van wapens en materieel met militaire toepassingen, voor goederen van de nucleaire industrie…. - Europese vergunning is vereist voor de meeste andere goederen; daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de vergunning voor goederen voor 2erlei gebruik voor een aantal strategische goederen en de gewone communautaire vergunning. Voor de vergunning voor goederen voor 2erlei gebruik geldt een vereenvoudigde regeling ingeval van uitvoer naar Noorwegen, Zwitserland, USA, Canada, Japan, Australië en Nieuw-Zeeland. Deze vereenvoudiging bestaat er in dat slechts 1 uitvoervergunning nodig is per klant, die 1 jaar geldig is en onbeperkt is qua waarde en hoeveelheid goederen. Na het verstrijken van het betrokken jaar moet de exporteur een lijst bezorgen van de exportverrichtingen die onder dekking van deze uitvoervergunning plaatsvonden. HANDEL IN LANDBOUWPRODUCTEN Op de handel in landbouwproducten zijn heel wat (complexe) voorschriften van toepassing. De bepalingen verschillen naargelang het in- of uitvoer betreft, of naargelang de aard van de betrokken producten. Voor de meeste landbouwproducten zijn zowel bij de invoer als bij de uitvoer voorafgaande toelatingen nodig, de zgn. EG-certificaten (ze komen in de plaats van de invoer- of uitvoervergunningen). Alle reglementeringen op de handel in landbouwproducten zijn communautaire regelingen. UITVOER NAAR 3DE LANDEN Het uitbetalen van restituties (subsidies) bij de uitvoer van heel wat landbouwproducten is een wezenlijk onderdeel van de Europese landbouwpolitiek. Met het oog op het beheer van het volume van de gesubsidieerde uitvoer is deze uitvoer onderworpen aan de voorafgaandelijke aanvraag van EG-uitvoercertificaten. Bij aanvraag van een uitvoercertificaat wordt, voor de producten die van restituties kunnen genieten ook meteen het bedrag van de restitutie vastgelegd (d.i. de prefixatie van de restitutie). Het uitvoercertificaat wordt maar afgeleverd mits de exporteur een voldoende borg (120%) heeft gesteld (borg voor niet-gebruik; omdat men na aflevering van het certificaat zekerheid wil hebben dat de goederen ook effectief uitgevoerd worden). Het gebruik van deze certificaten laat o.a. toe: - de uigevoerde hoeveelheden te kennen om op basis daarvan het beleid te voeren, en zo nodig aan te passen - het bedrag van de uitvoerrestituties (in bepaalde gevallen kunnen het ook uitvoerheffingen zijn) vooraf vast te stellen De certificaten worden afgeleverd door het Belgisch Restitutie- en Interventiebureau (BIRB, Ministerie van Landbouw). Het is ook deze instelling die, na het indienen van een volledig dossier, zorgt voor de uitbetaling van de restituties. Bij de uitvoer van restitutiegoederen is het uitermate belangrijk dat de uitvoerbepalingen strikt worden nageleefd. De door de douane geldig gemaakte uitvoeraangifte is het basisdocument voor de uitbetaling van de restitutie (in het bijzonder het ex. R), omdat de gegevens van de aangifte de basis vormen voor de berekening van de restituties (naast de datum van geldigmaking, die bepalend is voor de toe te passen restitutievoet, zijn ook de aar, hoeveelheid en kenmerken van de goederen belangrijk). Bij het invullen van de uitvoeraangifte en het vervullen van de douaneformaliteiten moeten alle voorschriften m.b.t. de restitutieregeling correct worden nageleefd. Vooral de omschrijving van de goederen in vak 31 is van groot belang. Deze omschrijving moet niet alleen de gegevens bevatten die nodig zijn voor de indeling in de goederennomenclatuur inzake invoerrechten, maar ook alle elementen die nodig zijn voor een juiste indeling in de goederennomenclatuur inzake restituties (of de zgn. landbouwnomenclatuur, die enigszins verschilt van de gewone goederennomenclatuur). De kleinste fout of vergetelheid in het ingediende dossier kan aanleiding geven tot verlies van de restitutie. Landbouwrestituties zijn van toepassing op de uitvoer van vlees (van runderen, varkens, geiten, schapen, pluimvee), melk e.a. zuivelproducten, groenten en fruit, granen en rijst, suiker, wijn, zaaizaad, oliën en vetten… ook een aantal ‘industriële’ producten, zowel uit de ‘food’ als uit de ‘nonfood’-sector, waarin landbouwproducten verwerkt zijn kunnen aanspraak maken op restituties (bv. confiserie- en chocoladeproducten, yoghurt, deegwaren, frisdranken, gebak, bier, antibiotica, gips, kleurstoffen, cosmetische producten, lijm, papier,…). De restitutietarieven worden door de Europese Commissie periodiek gepubliceerd d.m.v. Verordeningen en zijn vastgesteld in EUR. De restitutietarieven verschillen van product tot product, maar kunnen soms verschillen naargelang de bestemming (gedifferentieerde restitutie). INVOER UIT 3DE LANDEN De invoer van vele landbouwproducten is onderworpen aan landbouwheffingen. In tegenstelling tot vroeger zijn die landbouwheffingen meer variabel. De landbouwheffingen worden geïnd door de douane op het moment van de invoeraangifte (samen met eventuele andere heffingen en belastingen). Ook bij de invoer van sommige landbouwproducten moet een EG-certificaat (AGRIM-certificaat) aangevraagd worden (ook bij het BIRB) en moet voldoende zekerheid gesteld worden. Dit is o.a. vereist wanneer de invoer aan contingenten onderworpen is, zoals bv. de invoer van vlees en pluimvee, groeten en fruit, granen en rijst, zuivelproducten, suiker, wijn, vetstoffen. Ook voor levende dieren die met uitsterven bedreigd zijn, en producten van die dieren (zgn. CITESgoederen) is een invoercertificaat nodig. HANDEL MET ANDERE LIDSTATEN Ook binnen de EU gelden nog bepaalde controles op de handel in landbouwproducten. Die controles gebeuren in de lidstaat van herkomst en in de lidstaat van bestemming (en niet aan de grens tussen de EU-landen). Omwille van de zeer complexe reglementering die in het algemeen van toepassing is op de handel in landbouwproducten, en die erg kan verschillen van product tot product, kan de exporteur of importeur van landbouwproducten zich best wenden naar het BIRB met zijn specifieke vraag. DE OORSPRONGDOCUMENTEN Oorsprongcertificaten zijn documenten die de ‘oorsprong’ van de goederen bewijzen. Het land van oorsprong is het land waar de goederen geproduceerd, ontgonnen of gekweekt werden, of waar ze een belangrijke vormverandering hebben ondergaan. De oorsprong is dus niet noodzakelijk gelijk aan de herkomst van de goederen (herkomst = plaats van waar de goederen verzonden worden). EUR-CERTIFICAAT Dit document moet gebruikt worden voor de handel tussen de EU en de landen waarmee de EU een handelsakkoord heeft afgesloten, op basis waarvan de betrokken landen elkaar handelspreferenties toestaan (enkel voor goederen die onder de bepalingen van het preferentieel handelsakkoord vallen). De goederen met als oorsprong een EFTA-land, 1 der 77 ACP-landen of een ander land waarmee de EU een preferentieel handelsakkoord heeft afgesloten, kunnen in de EU maar genieten van de preferenties indien ze een EU-certificaat kunnen voorleggen aan de douane van de EU-landen. Een handelaar die goederen uitvoert buiten de EU, kan slechts genieten van de vermindering van invoerrechten bij invoer van goederen in de EFTA of 1 der andere landen waarmee de EU een handelsakkoord heeft gesloten, wanneer een EUR-certificaat wordt voorgelegd aan de douane van het invoerland. De EUR-certificaten zijn te bekomen bij de douanekantoren. Ze worden in dubbel opgemaakt in het land van de export, door de exporteur. De douane van het exportland stempelt het document af (visering). Het origineel (1e blad) vergezelt de goederen naar het land van bestemming. De douane zal het document alleen viseren, als de fiscale oorsprong van de goederen kan aangetoond worden. Het 2e blad blijft bij de douane van het exportland. Normaal worden de EUR 1-certificaten gebruikt. Bij postzendingen of bij lage waarden worden EUR 2-certificaten gebruikt. Soms kan het EUR-certificaat vervangen worden door een oorsprongsverklaring op de factuur (geldt slechts voor bepaalde landen en is doorgaans beperkt tot transacties met een maximumwaarde van € 6000). FORM-A In het kader van de GATT-akkoorden van de Tokio-ronde werden door de EU en andere geïndustrialiseerde landen bepaalde tariefvoordelen (Algemene Preferenties – Préférences Générales of APG) toegekend aan sommige producten afkomstig uit ontwikkelingslanden. Om bij de invoer in de EU van die tariefvoordelen te kunnen genieten, moet bij invoer een FORM-A document, dat de preferentiële oorsprong van de goederen bewijst, voorgelegd worden aan de douane. Deze FORM-A wordt opgesteld in het exportland en daar geldig gemaakt door de douane. Indien de APG voor een ontwikkelingsland voordeliger zijn dan de preferenties die de EU toekende (bv. voor de ACP-landen of de Middellandse Zee-landen) dan kunnen die landen i.p.v. een EURcertificaat een FORM-A voorleggen. HET EU-CERTIFICAAT VAN OORSPRONG Dit is het klassieke en enige certificaat van oorsprong, gebruikt door alle EU-landen. Het is een document waarin een verklaring wordt afgelegd door een bevoegde instantie (meestal de Kamer van Koophandel) in de EU, over de oorprong van de erin beschreven goederen. Het bewijst t.a.v. het land van import, de economische oorsprong van de aangekochte goederen. De standaardset bestaat uit 1 origineel en 2 aanvraagformulieren. Daaraan kunnen ook nog 1 of meerdere kopieën van het origineel worden toegevoegd. De aanvraagdocumenten worden voor legalisatie voorgelegd aan een bevoegde instantie. De aanvrager krijgt na legislatie het origineel en eventuele kopieën terug. De aanvraagformulieren blijven bij de Kamer, die 1 van de exemplaren doorstuurt naar het Ministerie van Economische Zaken. De bevoegde instanties die de oorsprong kunnen bevestigen zijn de Kamers van Koophandel voor alle goederen die binnen hun werkgebied ontstaan, met uitzondering van de agrarische producten. Ook sommige beroepsfederaties zijn bevoegd, maar dan alleen voor de producten uit hun sector. Het Ministerie van Economische Zaken en het Ministerie van Landbouw of de VLAM (Vlaamse Dienst voor Agro-Marketing) (enkel voor de agrarische goederen) hebben eveneens bevoegdheid. De meeste Arabische landen eisen de vermelding van een boycottformule op de certificaten van oorsprong. De Europese Commissie verbiedt elke niet-officiële vermelding op dergelijke documenten. Eist het invoerland dergelijke boycottformule, dan moet deze verklaring door de exporteur op een afzonderlijk document (bv. met briefhoofding van de exporteur), worden vermeld (en niet op de oorsprongcertificaten zelf, zoals voorheen). !!!OPMERKING!!! Het Belgisch Oorsprongsattest mag niet meer gebruikt worden. HET GEWICHTSCERTIFICAAT Een gewichtscertificaat is een document dat uitgegeven wordt door de leverancier (of door een onafhankelijke 3e) waarop het bruto- en het nettogewicht van de goederen worden genoteerd. Daardoor is het mogelijk om het opgegeven gewicht te vergelijken met het gewicht dat vermeld is op andere documenten. HET GEZONDHEIDS- EN HET FYTOSANITAIR CERTIFICAAT GEZONDHEIDSCERTIFICAAT De reglementering voor de invoer,uitvoer en doorvoer van de meeste levende dieren (zoals fok- en gebruiksrunderen, rij-, draf- en rensportdieren, slachtdieren e.a.) en dierlijke producten (o.a. vlees, zuivelproducten…) is zeer complex en verschilt naargelang de soort dieren of producten. In principe mag de invoer, uitvoer of doorvoer slechts gebeuren na tussenkomst van een controledierenarts (erkend door het Ministerie van Landbouw) en/of mits voorleggen van een gezondheidscertificaat. In België worden de gezondheidscertificaten, voor levende dieren en dierlijke producten niet geschikt voor menselijke consumptie, afgeleverd onder toezicht van het Ministerie van Landbouw (Bestuur Veeteelt en Diergeneeskundige Dienst). Voor dierlijke producten geschikt voor menselijke consumptie gebeurt de controle onder toezicht van het Ministerie van Volksgezondheid. Het origineel van het certificaat moet steeds bij de douaneaangifte gevoegd worden. In veel gevallen kan de aangifte van de invoer, uitvoer of doorvoer slechts gebeuren in bepaalde douanekantoren (aan de buitengrens). De reglementering geldt voor alle invoer en uitvoer (zowel definitieve, tijdelijke als wederinvoer of –uitvoer). Bij uitvoer moet ook rekening gehouden worden met de reglementering die het land van bestemming voor deze goederen voorschrijft. Voor de intracommunautaire handel moet een gezondheidscertificaat kunnen voorgelegd worden bij o.a. de handel in levende dieren. Er gebeuren (in normale omstandigheden) geen controles meer aan de binnengrenzen. Alle controles gebeuren in het land van herkomst en in het land van bestemming. FYTOSANITAIR CERTIFICAAT Om het binnenbrengen en de verspreiding van sommige schadelijke organismen te vermijden, gelden ook bij de handel in planten en plantaardige goederen een aantal beschermingsmaatregelen. De invoer van levende planten, zaden, vruchten, groenten, plantgoed, snijbloemen,…, is maar toegelaten na een plantenkundig onderzoek in het invoerkantoor (door de Dienst van Plantenbescherming van het Ministerie van Landbouw) of het voorleggen van een fytosanitair certificaat (gezondheidscertificaat voor planten). Van sommige planten is de invoer in de EU verboden. Bij uitvoer uit ons land moet de exporteur de goederen ook ter controle aanbieden bij de Dienst van Plantenbescherming, waarna een fytosanitair certificaat kan afgeleverd worden. Het geeft aan dat de erin vermelde producten gezond zijn en geen schadelijke insecten noch ziektekiemen bevatten en/of niet afkomstig zijn van streken die geplaagd worden door een of andere epidemie. Dit certificaat dat slechts in 1 exemplaar wordt afgeleverd moet bij de uitvoeraangifte gevoegd worden. Er gebeuren geen controles meer van deze goederen aan de binnengrenzen. Bij invoer uit 3e landen zullen deze producten gecontroleerd worden aan de buitengrens, daarna kunnen ze vrij circuleren in de EU. Ook in de intracommunautaire handel worden sommige goederen aan controles onderworpen, zoals bv. groenten en fruit, aardappelen, planten… HET INSPECTIECERTIFICAAT Inspectiecertificaten worden meestal uitgereikt door gespecialiseerde ondernemingen waarvan sommige erkend zijn door controlemaatschappijen met internationale faam zoal het Bureau Veritas (Parijs) of de Société Générale de Surveillance te Genève (SGS). Een welbekende inspectieonderneming in ons land is o.a. SGS – Van Bree NV, met vestigingen in Antwerpen, Brussel en Gent. Dergelijke ondernemingen inspecteren, als onafhankelijke partij, op aanvraag van bv. de koper, de goederen en verklaren of ze in overeenstemming zijn met de technische gegevens, normen en andere mededelingen vermeld op de documenten, dit zowel naar kwaliteit als naar hoeveelheid. Ze kunnen op verzoek eveneens de verpakking, merktekens… controleren en toezien op de verscheping. DE FACTUUR Met de factuur wordt doorgaans de handelsfactuur bedoeld. Dit document speelt een belangrijke rol bij de handelstransacties met het buitenland. Bijna in alle landen vereist de douanereglementering dat zowel de invoer als de uitvoer vergezeld is van 1 of meerdere exemplaren van de factuur (o.m. van belang voor de waardering). De factuur moet bepaalde gegevens bevatten om volgens het handelsrecht als ‘factuur’ beschouwd te worden: omschrijving van de goedreen naar soort, hoeveelheid, gewicht en kwaliteit; de prijs, de leverings- en betalingsvoorwaarden, verkoopvoorwaarden. Om te voldoen aan de voorschriften van de BTW-reglementering moet de factuur het BTWregistratienummer van de verkoper vermelden, en de prijs in EUR wanneer de factuur in vreemde munt is uitgedrukt. Betreft het een handelsverrichting tussen 2 partijen die beide in een lidstaat van de EU gevestigd zijn, dan moet zowel het BTW-registratienummer van de verkoper als van de koper vermeld worden op de factuur. Dit nummer moet telkens voorafgegaan worden door een landencode van het land dat het BTW-nummer heeft afgeleverd bv. BE = België, NL = Nederland, FR = Frankrijk… Voor bepaalde landen zal men de factuur moeten opstellen in de taal van het land, of er een vertaling aan toe voegen. Bij de invoer van goederen eisen sommige landen het voorleggen van een ‘consulaire factuur’. Dit is een factuur die in het land van uitvoer gelegaliseerd wordt door de daar gevestigde consul van het land van invoer. Ze heeft tot doel het land van oorsprong en de juiste waarde van de goederen te bevestigen. HOOFDSTUK 9: DE TRANSPORTV Goederen vervoeren van het ene land naar het andere is niet vrij van risico’s, zeker wanneer de goederen over grote afstanden moeten vervoerd worden, of als ze moeten overgeslagen worden van het ene vervoermiddel op het andere. De goederen kunnen beschadigd worden of verloren gaan door fouten bij de behandeling, door acties van 3en of door gevallen van overmacht (bv. het weer). Door het afsluiten van een transportV kunnen de betrokkenen zich beschermen tegen de financiële gevolgen van dergelijke schadegevallen. In deze uiteenzetting over de transportV worden 3 soorten V besproken: goederenV, àV van de vervoerder en de cascoV. Uiteraard komen bij de internationale handel ook soms nog andere soorten V voor, zoal de kredietV, productà…, die hier niet behandeld worden. HET VCONTRACT In het algemeen kan een Vcontract omschreven worden als: ‘een wederkerige overeenkomst, waarbij 1 partij, de Va een geheel van risico’s op zich neemt en zich verbindt t.o.v. een andere partij, de Vd, een prestatie uit te voeren ingeval een van die risico’s zich zou realiseren; de Vd (Vn) verbindt er zich toe, de overeengekomen premie te betalen’. De transportV is een V die dekking biedt tegen de schade die de vervoerde goederen of het vervoermiddel kunnen lijden door de realisatie van bepaalde risico’s verbonden aan het vervoer. Typisch voor een Vcontract zijn: - de wederkerigheid van de verplichtingen; de Vd moet de premie betalen; de Va moet een vergoeding betalen - het onzekere karakter van de prestatie is verzekerbaar De premie bij de V kan bestaan uit een vast of een variabel bedrag, dat in 1x of op geregelde tijdstippen wordt betaald. De vergoeding van de Va kan bestaan uit 1 bedrag, of uit meerdere bedragen. Het schriftelijk bewijs van de Vovereenkomst is de POLIS. De polis bevat alle bepalingen en voorwaarden waaraan de V onderworpen is. Eventuele wijzigingen die worden aangebracht aan een Vcontract kunnen opgenomen worden in een BIJVOEGSEL of avenant. De V kan ook worden vastgesteld door een CERTIFICAAT. Dit document bevat de belangrijkste Vvoorwaarden en verwijst naar een bestaand Vcontract. PARTIJEN BIJ EEN VCONTRACT Va Degene die zich ertoe verbindt, tegen betaling van een bijdrage (premie) mogelijke schadegevallen te vergoeden. Vn Degene die met de Va het Vcontract onderschrijft en zich verbindt tot de betaling van een premie. Men kan de V onderschrijven voor eigen rekening of voor rekening van een 3de (die in dat geval de Vd is). Vd Degene die het risico van schade loopt, en op wie de V rust. Dit is niet altijd de Vn, noch de begunstigde. Begunstigde Degene die bij de realisatie van een risico, recht heeft op de vergoeding van de Va. De begunstigde kan een ander persoon zijn dan de Vn, of dan de Vd. Bemiddelaar of producent Hoewel de bemiddelaar normaal geen partij is in de Vovereenkomst, is zijn rol bij het tot stand komen van het contract meestal erg belangrijk. Hij vervult doorgaans ook een adviserende rol t.o. de Vn. Er bestaan verschillende soorten bemiddelaars: - Vmakelaar: zijn rol bestaat uit het samenbrengen van de partijen, voor het afsluiten van de V. in principe is het een onafhankelijke Vspecialist, die voor zijn tussenkomst vergoed wordt door een (meestal) procentuele vergoeding (makelaarsloon) die betaald wordt door de Va. De makelaar heeft een contractuele verantwoordelijkheid t.o. zijn cliënt. - Vagent: dit is een bemiddelaar die een overeenkomst heeft afgesloten met een bepaalde Vmaatschappij om de Vproducten van die maatschappij te ‘verkopen’. - algemene agent: er bestaan, vooral voor de zeeV, algemene agenten die geen eigenlijke bemiddelaars zijn. Zij hebben in tegenstelling tot de makelaar en de agent, een mandaat van de Va die zij vertegenwoordigen en onderschrijven rechtstreeks de polissen voor rekening van hun opdrachtgevers. De algemene agenten doen ook beroep p de bemiddeling van makelaars, die hen Vcontracten aanbrengen. SOORTEN V De V kunnen grosso modo in 2 hoofdgroepen worden ondergebracht nl. de kapitaalsV en de schadeV. In de KAPITAALV (ook sommen- of persoonsV genoemd) belooft de Va de betaling van een bepaalde som (of een rente) aan de Vd of aan een aangeduide begunstigde bij de realisatie van een gebeurtenis, of op een afgesproken termijn. Een typisch voorbeeld van een kapitaalsV is een levensV. Kenmerken - de Vd bewijst enkel de realisatie van het risico - de Vd heeft recht op de uitkering van de volledige verzekerde som wanneer de gebeurtenis zich voordoet. - de Va is niet in de plaats gesteld van de Vd t.o. 3den die voor het schadegeval à zijn. - cumulatie van meerdere V is mogelijk In de SCHADEV belooft de Va het herstel van het verlies dat de Vd heeft geleden ten gevolge van een schadegeval. Indien het een schadegeval betreft waarbij een goed (of goederen) verloren gaat, of beschadigd wordt, dan spreekt men van een ‘zakenV’. Typische vb van een zakenV zijn de brandV, goederenV. Indien tengevolge van een schadegeval, de Vd à kan worden gesteld voor de schade die een 3de geleden heeft, dan spreekt men van een ‘àV’. De V burgerlijke A van een bestuurder van een motorvoertuig, de àV van de vervoerder of de expediteur zijn vb van àV. Kenmerken van een schadeV - de geleden schade moet bewezen worden - alleen de geleden schade kan vergoed worden - de Vd heeft de bewijslast van het verband tussen de geleden schade (en de omvang ervan) en het gerealiseerde risico. - de Va treedt in de rechten van de Vn, t.a.v. het eventuele verhaal tegen een à 3de. Kenmerkend voor de àV is ook nog, dat de Va slechts het gevaar dekt dat de Vd loopt om à te worden gesteld voor een schadegeval. De V waarborgt het patrimonium van de Vd (niet de vergoeding van het slachtoffer). De Va zal slechts vergoeden, wanneer de à van de Vd bewezen is, hij kan ook de gevraagde schadevergoeding betwisten. VERPLICHTINGEN VAN DE PARTIJEN Daar de V een wederkerig contract is, hebben beide partijen bepaalde verplichtingen. Verplichtingen van de Vn - betaling van de premie - bij het afsluiten van de V - een juiste omschrijving geven van het risico (verzwijging, of valse verklaring kunnen leiden tot nietigheid van de overeenkomst) - de hoedanigheid van de Vn meedelen bv. is de Vn de eigenaar of de huurder van de overeenkomst - vroegere schadegevallen meedelen - aanduiden of er reeds een V voor hetzelfde doel werd afgesloten - melding van elke verzwaring van de risico’s tijdens de duur van de V, waardoor eventueel de premie moe aangepast worden (uitzondering voor de levensV) - ingeval het risico zich realiseert moet de Vn (of de Vd) - de Va onmiddellijk verwittigen van de ramp (bij verzuim kan de vergoeding geweigerd worden) - alle nodige inlichtingen geven aan de Va, zodat maatregelen kunnen genomen worden om de schade te beperken en een vlotte afhandeling van het schadegeval te waarborgen - de nodige maatregelen nemen om verdere schade te beperken of te voorkomen (de kosten die hiervoor gemaakt weren worden normaal vergoed, voorzover ze ‘redelijk’ blijven). - subrogatie verder waarborgen Verplichtingen van de Va - betaling van de voorziene vergoeding ingeval het risico zich realiseert - bij kapitaalsV is het bedrag van de vergoeding vooraf bepaald - bij de zakenV wordt de vergoeding bepaald op basis van de waarde van het verzekerde goed op het ogenblik van het schadegeval – de verzekerde waarde vermeld in de polis, is niet noodzakelijk gelijk aan het bedrag van de vergoeding die betaald wordt bij de realisatie van het risico,door het toepassen van de evenredigheidsregel. - bij de àV heeft de Va ook de verplichting de rechten van de Vd te verdedigen, zolang het slachtoffer niet volledig vergoed werd – de vergoeding wordt normaal rechtstreeks aan het slachtoffer uitbetaald. NORMAAL NIET VERZEKERDE RISICO’S Sommige risico’s vallen bij de wet buiten het normale toepassingsgebied van de V. dit is het geval: - het oorlogsrisico (omdat dit een plotse verzwaring van het risico betekent), alsook burgerlijke oproer, rellen, staking (de Va kan dit risico in bepaalde situaties verzekeren als hij dat wil, mits betalen van een relatief grote bijpremie) - een eigen gebrek aan de verzekerde zaak (wordt niet toegepast in de kapitaals- en àV) - zware of grove schuld van de Vd Mits betalen van een bijpremie kunnen ook de 2 andere risico’s verzekerd worden. HET BEGRIP ‘AVERIJ’ Het begrip ‘averij’ is een typische term van de transportV. Met averij wordt bedoeld: ‘de schade (eventueel bijzondere kosten) ingevolge het zeegevaar, aan het schip of de lading’ (nu ook uitgebreid tot de andere vervoerswijzen). Het onderscheid tussen ‘averij grosse’ en ‘averij particulier’ is zeer belangrijk. Averij particulier (bijzondere averij) is de schade die door toeval ontstaat of doordat een verzekerd risico zich realiseert bv. schade door brand, storm, aanvaring… Ze wordt vergoed door de goederenV (lading) of cascoV (vervoermiddel), soms met inachtname van een franchise, afhankelijk van de gekozen V. Averij grosse (gemene averij) is de opzettelijke schade die ontstaat door een welbewuste actie, met het doel schip en/of lading tegen verder gevaar te beschermen bv. bluswaterschade tengevolge van brand, werping van goederen, vrijwillige stranding… Het moet dus gaan om een abnormaal verlies of een uitgave, die in normale omstandigheden overbodig is, tengevolge van een vrijwillige beslissing van de kapitein gedaan om schip en/of lading te redden. Zonder de averij grosse zou de schade normaal veel groter kunnen zijn. Ze wordt volledig vergoed door de goederenV en/of àV (lading) en/of door de cascoV (vervoermiddel). !!!OPMERKING!!! Alles wat geen averij grosse is, is averij particulier. Deze termen averij particulier en averij grosse zijn typisch voor de zeeV. GOEDERENV ALGEMEEN De goederen- of cargoV is de V die de handelaar afsluit om de goederen die door hem verzonden worden, te verzekeren tegen de risico’s van het vervoer. Enkel de Incoterms CIF en CIP verplichten de verkoper (= Vn) een goederenV af te sluiten, dit ten gunste van de koper (= Vd). Bij de andere Incoterms draagt ofwel de koper, ofwel de verkoper het risico van schade aan de goederen en moet de betrokken handelaar zelf beslissen of hij al dan niet een goederenV afsluit om dit risico in te dekken. De oorsprong van de goederenV is te vinden bij de scheepvaart. Vandaar dat vele van de Vcontracten bij het vervoer steunen op de ZeeVwet. Mits een aanpassing kunnen die Vcontracten ook voor de andere vervoerwijzen gebruikt worden. Er wordt ook zeer veel gewerkt met ‘type-contracten’: dit zijn zeer uitgebreide, en algemeen gekende Vovereenkomsten. In B is het meest bekende en meest gebruikte Vcontract de ‘ZeeVpolis van Antwerpen’ (Antwerpse Polis). VPOLIS Typisch voor de goederenV is dat er zowel afzonderlijke als abonnementspolissen kunnen worden gebruikt. - facultatieve of afzonderlijke polis: daarbij wordt slechts een bepaalde transactie verzekerd (bv. 1 zending van goederen) - contractpolissen of abonnementspolissen zijn termijncontracten waarbij: - de Vn zich verbindt, gedurende een bepaalde termijn, al zijn zendingen voor V bij dezelfde Va aan te geven. - de Va zich verbindt, gedurende die overeengekomen termijn alle aangeboden zendingen, aan de in de contractpolis overeengekomen tarieven en voorwaarden te verzekeren, ook in geval van laattijdige bekendmaking, vergetelheid of onvrijwillige nalatigheid. Voor elke afzonderlijke zending wordt dan een Vcertificaat afgegeven, dat verwijst naar de algemene Vvoorwaarden die van toepassing zijn. Het grote voordeel van de abonnementspolissen is het automatisme van de dekking. Men moet ook niet steeds voor elke zending onderhandelen over de Vvoorwaarden. Ook de ‘open polis’ (ook vlottende polis genoemd) biedt dezelfde voordelen. Bij een open polis verbindt de Va zich alle aangeboden zendingen tot een overeengekomen totaal te verzekeren bedrag, ter V te aanvaarden. De abonnementspolis verzekert alle zendingen binnen een bepaalde termijn bv. 1 jaar (zonder maximum bedrag). VERZEKERDE RISICO’S Door de goederenV worden de goederen verzekerd tegen risico’s tengevolge waarvan de goederen geheel of gedeeltelijk verloren gaan tijdens het vervoer, of in beschadigde toestand op de eindbestemming aankomen. De verzekerde risico’s zijn: - overmacht, zoals storm, schipbreuk, aanvaring, brand, …(m.n. alle zeegevaren), of ook aanrijding, ontsporing, neerstorten vliegtuig,… - schade veroorzaakt door aan boord zijnde personen (kapitein, bemanning) bv. tengevolge van een navigatiefout - schade veroorzaakt aan 3en bv. diefstal (let wel: diefstal is niet in alle contracten automatisch verzekerd) VORM VAN DE V NAARGELANG DE VERVOERWIJZE De meeste gebruikte Vvoorwaarden in ons land, naargelang de vervoerswijze zijn: - ZEEVAART: zeeVpolis van Antwerpen (Antwerpse Polis), Polis van de London Institute of Underwriters (Londense Polis) - WEGVERVOER: CMR-Vvoorwaarden, de Antwerpse Polis wordt hier gebruikt met enkele aanpassingen voor de typische risico’s voor landvervoer. - SPOORVERVOER, LUCHTVERVOER en BINNENVAART: mits bepaalde aanpassingen gebaseerd op de ZeeVpolis van Antwerpen. Bij luchtvervoer maakt men soms ook gebruik van de Engelse Insitute Cargo Clausules (Air Cargo exluding sendings by post). ZEEVPOLIS VAN ANTWERPEN Gezien de ZeeVpolis van Antwerpen een belangrijke rol speelt bij de goederenV wordt hier een korte toelichting gegeven over deze polis. De gedekte risico’s verschillen naargelang de afgesloten voorwaarden. ÀV In B (en ook in vele andere landen) kan de vervoerder wettelijk à worden gesteld voor schade aan of verlies van de vervoerde goederen of voor vertraging in de aflevering van de goederen. Er is ontheffing van de à van de vervoerder ingeval van: - schuld van de Vd - eigen gebrek aan de goederen - toeval of overmacht Om niet het risico te lopen, als vervoerder deze schade zelf te moeten vergoeden (want de bedragen kunnen hoog oplopen, in verhouding tot de waarde van de vervoerde lading) wensen de meeste vervoerders zich te verzekeren tegen deze à. Soms is deze V verplicht bij de wet. De wijze van V varieert nogal naargelang het land en de wijze van vervoer. WEGVERVOER De ‘algemene CMR-Vvoorwaarden’ van de B Vereniging van TransportVa’s dekken de à van de vervoerders over de weg, opgelegd krachtens de wet die het CMR-verdrag in de B wetgeving heeft opgenomen. Gedekte à: - gehele of gedeeltelijke beschadiging - geheel of gedeeltelijk verlies - vertraging in aflevering - de risico’s van laden en lossen, indien deze handelingen door de vervoerder zelf, of onder zijn à worden uitgevoerd - kosten ter bewaking en bescherming van goederen - grove fout van de aangestelde, in de uitoefening van zijn professionele bezigheden (de Va zijn à hiervoor, maar zullen een franchise toepassen) De à van de vervoerder is in het wegvervoer beperkt. De schadevergoeding bij vertraging kan ten hoogste de prijs van het vervoer zijn. De V begint wanneer de goederen op het voertuig geplaatst worden en eindigt bij het wegnemen van de goederen (laden en lossen zijn slechts inbegrepen wanneer dit door de vervoerder zelf verricht wordt). Bepaalde risico’s zijn uitgesloten van de V: - in ieder geval uitgesloten zijn - bedrog of grove fout van de Vd (lichte schuld van de Vd of van zijn aangestelde zijn wel gedekt) - staking, oorlog, burgerlijke oproer,… - gebrek aan goederen - onvolledige en ontbrekende documenten - onvolledige of onvoldoende verpakking - niet naleven van wettelijke en administratieve voorschriften - eigen gebrek aan de verzekerde zaak - zijn in principe uitgesloten: - normaal gewichtsverlies (indien uitdrukkelijk wordt vermeld wat bedoeld wordt met ‘normaal gewichtsverlies’, dan is er wel dekking indien het gewichtsverlies groter is dan normaal) - ander voertuig gebruikt dan oorspronkelijk voorzien (tenzij dit uitdrukkelijk vermeld) - zijn in een normale polis uitgesloten, maar kunnen onder speciale voorwaarden (mits bijkomende premie) wel verzekerd worden: - vervoer van gevaarlijke goederen - waardevolle goederen (geld, waarden, kunstwerken,…) - levende dieren en planten ZEEVERVOER De à van de vervoerder is bepekt. Typisch bij zeevervoer zijn de Protection and Indemnity Clubs (P & I Clubs). Dit zijn verenigingen van onderling verzekerde scheepseigenaren. Dergelijke verenigingen verzekeren ongeveer 80% van de wereldscheepstonnage. Sommige P & I Clubs zijn door fusies, uitgegroeid tot grote instituten. De V is gebaseerd op de onderlinge solidariteit van de leden van de groep die jaarlijkse bijdragen betalen die kan fluctueren naargelang het aantal en de grootte van de schadegevallen van de Club. Op deze wijze dragen alle leen bij in de schade die een der leden overkomt. Ze dekken doorgaans: - à van de vervoerder tegenover: - de goederen - vaste voorwerpen (bruggen, sluizen, kaden…) - lichamelijke schade - reddingskosten en averij grosse De P & I Clubs verzekeren echter enkel de scheepseigenaars, wat een probleem vormt wanneer de vervoerder een schip huurt (charter) van een scheepseigenaar. De V van de ‘Trough Transport Clubs’ (TTC) vangt dit hiaat op. De TTC verzekeren o.a. de wettelijke én de contractuele à van de vervoerder. De vervoerder is dus via de TTC-V gedekt voor zijn à t.o.v. 3en en de klant/opdrachtgever. i.v.m. de V tegenover 3en is o.a. uitgesloten, de schade geleden op een domein waar een V wettelijk verplicht is (bv. arbeidsongeval van een wn). In de V van de à van de vervoerder tegenover de opdrachtgever is o.m. uitgesloten, roekeloze nalatigheid van de vervoerder. Andere V in dat pakket van de TTC zijn: cascoV, CMR-V, machinebreuk- en rechtsbijstandsV. ANDERE VERVOERVORMEN - spoorwegen: als grote maatschappijen doen de spoorwegmaatschappijen meestal aan eigen dekking. Door toepassing van het CIM-verdrag hebben de spoorwegmaatschappijen een àbeperking. - binnenvaart: er is geen beperking van de à en de goederen worden bij beschadiging 100% vergoed. - luchtvaart: de V van de à van de vervoerder is gebaseerd op hun Verdrag van Warschau. Er is een beperking van de à. - gecombineerd vervoer met FIATA B/L: de à van de vervoerder is beperkt À VAN DE EXPEDITEUR De à van de expediteur t.a.v. de goederen van zijn opdrachtgevers kan gedekt worden door de POOL AREX-polis. De waarborg van deze polis is niet beperkt tot de activiteiten van de commissionair-expediteur, maar is uitgebreid tot de juridische hoedanigheid van commissionair-vervoerder, vervoerder, behandelaar, bewaarnemer en douane-declarant (de activiteit van scheepsagent is normaal niet meeverzekerd). De waarborg dekt de à van de expediteur voor de schade aan, of het verlies van, de hem toevertrouwde goederen uit hoofde van fouten, vergissingen of nalatigheden begaan door de expediteur, of zijn onderaannemers (dit laatste voor zover de expediteur kan aangesproken worden voor hun daden). De bedoelde schade kan evengoed betrekking hebben op de zgn. ‘clerical errors’ die niet noodzakelijk materiële beschadiging van de goederen tot gevolg kan hebben (bv. schade tengevolge van verkeerd gebruik, of verkeerd invullen van documenten waardoor bijkomende rechten en/of boetes moeten betaald worden). CASCO-V De Casco-V verzekert de schade die kan ontstaan aan het vervoermiddel en zijn toebehoren, bv. voor de schepen dekt de casco-V het schip met zijn volledige uitrusting, incl. de brandstof en de mondvoorraad. Ook hier verschilt de wijze van V naargelang de vervoerswijze: - bij de V van de zeeschepen is er een sterke internationalisering van de V, gebaseerd op de herV. Deze V zijn sterk geconcentreerd op de Londense marktt (via Lloyds). - binnenschepen worden verzekerd volgens lokale gewoonten. Zo bestaan de Antwerpse, Nederlandse, Duitse… gewoonten. Meestal worden de schepen lokaal verzekerd. - de wijze van V van de vliegtuigen is vergelijkbaar met deze van de zeeschepen. - de spoorwegen doen meestal aan eigen V. - de vrachtwagens worden meestal via de klassieke omniumV gedekt. !!!OPMERKING!!! Containers De V van containers vormt een bijzonder geval. De containers zijn noch deel van het vervoermiddel, noch deel van de vervoerde goederen. De containers worden afzonderlijk verzekerd hetzij via een casco-polis, hetzij via een goederenpolis, hetzij volgens de statuten van de Trough Transport Club. HOOFDSTUK 5: DE INCOTERMS DE VERKOOPOVEREENKOMST Alvorens een handelstransactie kan plaatsvinden worden, na een verkennend gesprek, een aantal afspraken gemaakt tussen koper en verkoper. Die afspraken kunnen schriftelijk vastgelegd worden in de ‘verkoopovereenkomst’ (of ‘aankoopovereenkomst’, naargelang het standpunt waaruit je het bekijkt). De 1ste schriftelijke contacten die ontstaan tussen koper en verkoper zijn gewoonlijk de prijsaanvraag en offerte. In de prijsaanvraag specifieert de koper de goederen (of diensten) die hij wil ontvangen, en vraagt tegen welke voorwaarden de verkoper deze kan leveren. De offerte is een antwoord van de verkoper op de prijsaanvraag, waarin hij meedeelt of hij de goederen kan leveren, tegen welke prijs en met welke leveringstermijn. De offerte wordt dikwijls opgemaakt op standaardformulieren waarop de algemene verkoopsvoorwaarden van de leverancier gedrukt zijn. Maar koper en verkoper kunnen verkoopsvoorwaarden overeenkomen die specifiek zijn voor een bepaalde transactie. Een offerte kan ook spontaan uitgaan van de verkoper bv. per brief, reclamefolder of prospectus, door advertenties in kranten of tijdschriften…,zonder voorgaande prijsaanvraag. Dan volgt de formele bestelling van de goederen. Door de bestelling geeft de koper opdracht aan de verkoper bepaalde goederen of diensten te leveren. de bestelling kan mondeling (telefonisch, door persoonlijk contact…) of schriftelijk zijn. Het is aan te raden een bestelling schriftelijk te laten bevestigen door de leverancier (orderbevestiging bv. d.m.v. een pro forma factuur). De orderbevestiging moet ook de algemene verkoopsvoorwaarden van de leverancier vermelden daar de orderbevestiging in vele gevallen aanzien wordt als de formele verkoopsverbintenis. Om van toepassing te zijn moeten de verkoopsvoorwaarden deel uitmaken van het contract. Vele bedrijven laten hun algemene verkoopsvoorwaarden alleen maar op de facturen drukken. Dit is onvoldoende, zeker als de levering pas een tijd na de bestelling gebeurt. De klant ontvangt immers pas een factuur bij levering, zodat hij de voorwaarden niet kon kennen bij het aangaan van de koop, laat staan ze kon hebben aanvaard. Het is ook aan te raden de algemene verkoopsvoorwaarden, of zeker toch de belangrijkste, op de voorzijde van de handelsdocumenten te vermelden. Is dat niet mogelijk (bv. omdat ze te uitgebreid zijn) dan moet op de voorzijde duidelijk meegedeeld worden dat de op de rugzijde vermelde bepalingen deel uitmaken van de overeenkomst, en dat ze door de koper gekend en aanvaard zijn. Dit kan door een formule als: ‘behoudens andere schriftelijke overeenkomst zijn alle handelingen, diensten en overeenkomsten van of met deze onderneming onderworpen aan de algemene voorwaarden die vermeld zijn op de rugzijde van onze documenten’. Om het even hoe, en onder welke vorm, een verkoopovereenkomst tot stand komt, de verkoopsvoorwaarden van de verbintenis zijn van het allergrootste belang. Naast de algemene verkoopsvoorwaarden, zijn er bij de meeste overeenkomsten ook een aantal specifieke, aan de koop verbonden voorwaarden: bijzondere verkoopsvoorwaarden die de algemene verkoopsvoorwaarden aanvullen en/of vervangen. Deze bijzondere verkoopsvoorwaarden kunnen o.a. betrekking hebben op: - aard en kwaliteit van de goederen: omschrijving, merk, type nr., kwaliteit… - hoeveelheid: aantal, gewicht, meter, m³… - prijs: per eenheid en de totale prijs, eventuele korting voor grote afnames,… Een belangrijk onderdeel van de prijs zijn de leveringsvoorwaarden. Met de leveringsvoorwaarden komen de koper en verkoper overeen wie de vervoerskosten, de Vkosten, douaneformaliteiten bij uitvoer resp. invoer… e.d. ten laste neemt. Indien de verkoper bv. de goederen levert aan huis van de klant, dan zullen deze kosten uiteraard in de prijs van de goederen begrepen zijn. - verpakking: kartons (met vermelding van de hoeveelheid of het aantal stuks per karton), spoelen, op palet (terug te geven of niet),… - conditie van de goederen: bijzondere etikettering, vervoer onder bepaalde temperatuur,… - plaats van levering: juiste leveringsadres (eventueel gebouw en laadpoort) - tijdstip van levering: juiste datum (eventueel tussen specifieke uren, zoals gij JIT-leveringen), benaderend tijdstip van de levering… - betaling: per overschrijving (met SWIFT bij internationale overschrijving), per cheque (gecertificeerd, bankcheque), per wissel (op zicht of met een latere vervaldag), documentair krediet… - financiering: verdiscontering van wissel bij bepaalde bank… - geschillen: aanduiden welke rechtbank bevoegd is in geval van geschillen rond de betrokken transactie Duidelijke afspraken tussen koper en verkoper vermijden latere conflicten tussen de betrokken partijen, i.v.m. de verdere uitvoering van de handelstransacties. Vooral bij de buitenlandse handel zijn deze afspraken belangrijk, omdat bepaalde handelsgewoonten erg kunnen verschillen van land tot land. Heel wat beroepsfederaties kunnen aan de bedrijven van hun sector modellen bezorgen van bestelbons en orderbevestigingen, met daarop ‘modelvoorwaarden’ voor de sector. DE LEVERINGSVOORWAARDEN – DE INCOTERMS Hoe het groeide! Al vrij vlug ging men in de internationale handel een aantal ‘standaard’ leveringsvoorwaarden gebruiken (zoals bv. FOB, CIF). Naarmate deze standaard leveringsvoorwaarden meer algemeen gebruikt werden, stelde men vast dat de handelswetgeving en/of –gebruiken van de verschillende landen, niet steeds dezelfde interpretatie gaf aan een bepaalde term. Met de bedoeling geschillen tussen handelaars van verschillende landen te vermijden, besliste de International Chamber of Commerce (ICC) in 1936 aan 9 veel gebruikte leveringsvoorwaarden een 1duidige betekenis te geven. Deze leveringvoorwaarden werden internationaal aangeduid als: ‘International Commercial Terms’ of ‘Incoterms 1936’. Het doel van de Incoterms is te voorzien in een aantal internationale regels ter verklaring van de meest gebruikte termen in het internationaal handelsverkeer. De ICC benadrukt de geest van de Incoterms: het aantonen van de verplichtingen van de koper en de verkoper. De Incoterms zijn m.a.w. geen wettelijke voorschriften en zijn alleen maar geldig indien er in het verkoopcontract naar verwezen wordt. Zij maken daar integraal deel van uit en hebben een grote invloed op het opmaken van de documenten en de daarmee gepaard gaande kosten en risico’s. ‘Incoterms do not impose, they propose’. Als in de verkoopsvoorwaarden bijzondere condities vermeld worden, heffen deze al at in de Incoterms vermeld staat op, m.a.w. de partijen kunnen afwijkingen aanpassen aan hun eigen behoeften. De Incoterms pogen een 3tal aspecten van een internationale koop te regelen: - kostenverdeling: tot welk ogenblik draagt de verkoper bepaalde kosten en vanaf wanneer gaat de koper die kosten dragen? Het betreft kosten van vervoer, douaneformaliteiten bij uitvoer en invoer, V en eventueel van bijstand aan de andere partij. - Risicoverdeling: tot waar is het risico van schade aan, of verlies van, de goederen voor rekening van de verkoper, en vanaf waar draagt de koper dit risico? - taakverdeling: wie doet wat? (bv. wie verricht de uitvoer-/invoerformaliteiten?) De Incoterms regelen niet de eigendomsoverdracht, deze blijft onderworpen aan de toepasselijke juridische bepalingen, die van land tot land kunnen verschillen. Ze hebben uitsluitend betrekking op de relatie tussen de verkoper en de koper, niet op die met de expediteur of vervoerder. Ze regelen ook niets i.v.m. de betaling. Een Incoterm heeft maar betekenis als hij gevolgd wordt door een plaatsnaam. Om de Incoterms zo goed mogelijk in overeenstemming te brengen met nieuwe internationale handelsgebruiken en nieuwe vervoertechnieken werden regelmatig wijzigingen en aanvullingen aangebracht. Een belangrijke herziening van de Incoterms dateert van 1/07/1990, waar het aantal officiële termen werd vastgelegd op 13. een aantal vroeger gebruikte termen viel weg en nieuwe kwamen in de plaats. Een van de redenen van deze herziening was de termen aan e passen aan het toenemend elektronisch dataverkeer (EDI). Daarom kreeg elke term een officiële 3letter afkorting. De nieuwste herziening van de Incoterms is van toepassing sinds 1/01/2000. Bij deze laatste herziening werden belangrijke wijzigingen aangebracht aan de betekenis van de termen FAS en DEQ (verplichtingen inzake de douaneformaliteiten) en in mindere mate bij de termen FCA, DDU en DDP (verplichtingen inzake laden en lossen van de goederen). Van elke Incoterm bestaat een officiële Engelse en Franse versie. Bij verschillen in interpretatie primeert de Engelse versie. Daarnaast bestaan er ook vertalingen van de uitleg van elke term. Het is aan te raden bij het gebruik van de Incoterms in de verkoopsovereenkomsten, bij voorkeur de Engelse term te gebruiken en er steeds bij te vermelden dat de Incoterms ICC 2000 van toepassing zijn (om alle misverstanden te vermijden). BESPREKING VAN DE INCOTERMS 2000 EXW – EX WORKS Af Fabriek – A l’Usine (+ overeengekomen plaats) betekent dat de verkoper aan zijn leveringsplicht voldoet wanneer hij de goederen, verpakt en afzondert, en op het overeengekomen tijdstip, in zijn bedrijfspand (of op een andere aangeduide plaats, bv. een opslagplaats) ter beschikking stelt van de koper samen met de handelsfactuur en eventuele andere handelsdocumenten die gevraagd worden in de verkoopovereenkomst. Hij is niet verantwoordelijk (noch voor de kosten, noch voor de risico’s) voor het laden van de goederen op het door de koper gekozen voertuig of voor de uitklaring (verrichten van uitvoerformaliteiten) van de goederen. Werd geen specifiek punt overeengekomen in de vernoemde plaats dan kiest de verkoper zelf op welk punt de levering zal gebeuren. De koper draagt bij deze term alle risico’s en kosten verbonden aan het vervoer van de goederen vanaf de genoemde plaats tot de gewenste bestemming. Wensen de partijen dat de verkoper zou instaan voor het laden (zowel voor de kosten als voor de risico’s) dan moet dat uitdrukkelijk en in duidelijke bewoordingen vermeld worden in de verkoopovereenkomst. De koper draagt de kosten van de inspectie van de goederen voor de inlading (pre-shipment inspection), ook wanneer dergelijke inspectie wordt opgelegd door de autoriteiten van het land van export. De koper draagt de risico’s en kosten verbonden aan het vervullen dan de invoerformaliteiten (ev. Doorvoerformaliteiten) en betaalt alle belastingen en andere bij de invoer verschuldigde officiële heffingen in het land van bestemming. De verkoper moet, wanneer nodig, bijstand verlenen aan de koper voor het bekomen van een uitvoervergunning of enige andere officiële toelating noodzakelijk voor de export (dit op vraag en op kosten en risico van de koper). Deze term houdt een minimale verplichting in voor de verkoper. De EXW-term wordt beter niet gebruikt wanneer de koper niet in staat is, direct of indirect, de uitvoerformaliteiten te verzorgen (in dat geval is de FCA-term aangewezen). FCA – FREE CARIER Vrachtvrij tot Vervoerder – Franco Transporteur (+ overeengekomen plaats) betekent dat de verkoper aan zijn leveringsplicht voldoet wanneer hij de goederen (samen met de noodzakelijke documenten), na de uitvoerformaliteiten aan de door de koper gekozen vervoerder (of zijn aangestelde) heeft overgedragen op de plaats of het punt als overeengekomen. Indien de koper geen precies punt heeft aangegeven kan de verkoper binnen de vernoemde plaats of gebied kiezen waar de vervoerder de goederen onder zijn hoede moet nemen. De verkoper moet het bewijs kunnen leveren van de levering van de goederen aan de vervoerder. Gebeurt die levering op de plaats waard e verkoper gevestigd is, dan moet de verkoper instaan voor de inlading in het voertuig (kosten en risico’s); (dat is doorgaans van toepassing bij gebruik van het wegvervoer, waarbij het vervoermiddel in het bedrijf van de verkoper komt laden). Gebeurt de levering op een andere plaats dan is de verkoper niet verantwoordelijk voor de inlading. De verkoper is verantwoordelijk voor het bekomen van een uitvoervergunning, waar dit noodzakelijk is en draagt alle kosten en risico’s verbonden aan het verrichten van de uitvoerformaliteiten. Wanneer het handelsgebruik de hulp van de verkoper vereist bij het afsluiten van het contract met de vervoerder, kan de verkoper voor rekening en risico van de koper optreden. De koper moet de kosten dragen van de inspectie van de goederen voor de inlading (pre-shipment inspection), tenzij dergelijke inspectie wordt opgelegd door de autoriteiten van het land van export. De koper draagt de risico’s en de kosten verbonden aan het vervullen van de invoerformaliteiten (ev. Doorvoerformaliteiten) en betaalt alle belastingen en andere bij de invoer verschuldigde officiële heffingen in het land van bestemming. FAS – FREE ALONGSIDE SHIP Franco langszij Schip – Franco le long du Navire (+ overeengekomen haven van vertrek) betekent dat de verkoper aan zijn leveringsplicht voldoet wanneer de goederen, op het afgesproken tijdstip, geleverd worden langszij schip (aangeduid door de koper) op de kade (of in lichters) van de genoemde haven, op de wijze zoals gebruikelijk in de haven. Vanaf dat moment draagt de koper alle kosten en risico’s van verlies van, of schade aan de goederen. De verkoper moet tegenover de koper het bewijs kunnen leveren van die levering. De FAS-term verplicht de verkoper tot het verrichten van uitvoerformaliteiten, en tot het bekomen van de uitvoervergunning en andere officiële toelatingen (op eigen kosten en risico) om de export mogelijk te maken. Wensen de partijen dat de koper instaat voor de uitvoerformaliteiten, dan moet dat uitdrukkelijk vermeld worden in de verkoopovereenkomst. De verkoper moet op vraag van de koper, en op zijn kosten en risico, bijstand verlenen voor het bekomen van het transportdocument of andere documenten, uitgegeven in het land van vertrek, die de koper nodig zal hebben bij de invoer (ev. Doorvoer) en/of het in ontvangst nemen van de goederen. De koper moet de kosten dragen van de inspectie van de goederen voor de inlading (pre-shipment inspection), tenzij dergelijke inspectie wordt opgelegd door de autoriteiten van het land van export. De koper draagt de kosten en het risico voor het vervoer vanaf de genoemde haven van vertrek (+ inladen), en staat in voor de invoerformaliteiten (ev. Doorvoerformaliteiten) en het betalen van alle invoertaxen in het land van bestemming. FOB – FREE ON BOARD Vrij aan Boord – Franco Bord (+ overeengekomen haven van vertrek) betekent dat de verkoper aan zijn leveringsplicht heeft voldaan wanneer de goederen, op het overeengekomen tijdstip, de scheepsreling zijn gepasseerd van het door de koper gekozen schip, in de genoemde haven. Vanaf dat punt draagt de koper alle kosten en risico’s van verlies van, of schade aan de goederen. De FOB-term verplicht de verkoper tot het verrichten van de uitvoerformaliteiten. !!!OPMERKING!!! Voor de ‘wijze van levering’ in de haven van vertrek verwijst ICC naar de plaatselijke gebruiken (die van haven tot haven kunnen verschillen – er zijn bv. kleine verschillen tussen FOB-Antwerpen en FOB-Zeebrugge). De verkoper moet op vraag van de koper, en op zijn kosten en risico, bijstand verlenen voor het bekomen van het transportdocument of anderen documenten, uigegeven in het land van vertrek, die de koper nodig zal hebben bij de invoer (ev. Doorvoer) en/of het in ontvangst nemen van de goederen. De koper moet de kosten dragen van de inspectie van de goederen voor de inlading (pre-shipment inspection), tenzij dergelijke inspectie wordt opgelegd door de autoriteiten van het land van export en staat in voor de invoerformaliteiten (ev. Doorvoerformaliteiten) en het betalen van de invoertaxen in het land van bestemming. Indien de partijen niet de bedoeling hebben de goederen over de scheepsreling te leveren, dan moet de FCA-term gebruikt worden. CFR – COST AND FREIGHT Kostprijs en Vracht – Coût et Fret (+ overeengekomen haven van bestemming) betekent dat de verkoper aan zijn leveringsplicht heeft voldaan wanneer de goederen de scheepsreling zijn gepasseerd van het door de verkoper geboekte schip, in de haven van vertrek. De verkoper sluit de vervoersovereenkomst af, en draagt de vervoerskosten, voor het vervoer naar de genoemde bestemmingshaven. De CFR term verplicht de verkoper tot het verrichten van de uitvoerformaliteiten. Het risico van verlies van, of schade aan de goederen, alsmede dat van eventuele extra kosten tengevolge van gebeurtenissen die zich voordoen nadat de goederen de scheepsreling passeren in de haven van vertrek. De koper moet desgewenst voor de goederenV zorgen. De lossingskosten in de haven van bestemming zijn ten laste van de koper, tenzij in het vervoerscontract uitdrukkelijk bepaald is dat deze kosten ten laste zijn van de verkoper. Ook de verdere vervoerkosten vanaf de haven van bestemming zijn voor de koper. De verkoper moet, op eigen kosten en zonder uitstel, de nodige transportdocumenten overmaken aan de koper. Hij moet op vraag van de koper, en op zijn kosten en risico, bijstand verlenen voor het bekomen van documenten, uitgegeven in het land van vertrek, die de koper nodig zal hebben voor het verrichten van de invoerformaliteiten (ev. doorvoer). De koper moet de kosten dragen van de inspectie van de goederen voor de inlading (pre-shipment inspection), tenzij dergelijke inspectie wordt opgelegd door de autoriteiten van het land van export en staat in voor de invoerformaliteiten (ev. Doorvoerformaliteiten) en het betalen van alle invoertaxen in het land van bestemming. Indien de partijen niet de bedoeling hebben de goederen over de scheepsreling te leveren, dan moet de CPT-term gebruikt worden. CIF – COST, INSURANCE AND FREIGHT Kostprijs, V en Vracht – Coût, Assurance et Fret (+ overeengekomen haven van bestemming) betekent dat de verkoper aan zijn leveringsplicht heeft voldaan wanneer de goederen de scheepsreling zijn gepasseerd van het door de verkoper geboekte schip, in de genoemde haven van vertrek. De verkoper sluit de vervoerovereenkomst af, en draagt de vervoerskosten, voor het vervoer naar de haven van bestemming. De verkoper staat ook in voor het verrichten van de uitvoerformaliteiten. Het risico van, of schade aan de goederen, alsmede dat van eventuele extra kosten tengevolge van gebeurtenissen die zich voordoen nadat de goederen aan boord van het schip zijn geleverd, gaat van de verkoper op de koper over wanneer de goederen de scheepreling passeren in de haven van vertrek. De CIF-term verplicht de verkoper echter wel tot het sluiten van een goederenV ten gunste van de koper, tegen het risico van verlies van, of schade aan de goederen tijdens het zeevervoer. De verkoper sluit een Vcontract af, betaalt de Vpremie en stelt de Vpolis ter beschikking van de koper (die vanaf de inlading het risico draagt). De koper dient er nota van te nemen dat de CIF-term de verkoper slechts verplicht tot een V met minimale dekking (de koper kan in dit geval ook zelf zorgen voor een bijkomende V) (tenzij anders wordt overeengekomen). De lossingskosten in de haven van bestemming zijn ten laste van de koper, tenzij in het vervoerscontract uitdrukkelijk bepaald is dat deze kosten ten laste zijn van de verkoper. Alle vervoerskosten vanaf de haven van bestemming zijn ten laste van de koper. De verkoper moet, op eigen kosten en zonder uitstel, de nodige transportdocumenten overmaken aan de koper. Hij moet op vraag van de koper, en op zijn kosten en risico, bijstand verlenen voor het bekomen van documenten, uitgegeven in het land van vertrek, die de koper nodig zal hebben voor het verrichten van de invoerformaliteiten (ev. Doorvoer). De koper moet de kosten dragen van de inspectie van de goederen voor de inlading (pre-shipment inspection), tenzij dergelijke inspectie wordt opgelegd door de autoriteiten van het land van export en staat in voor de invoerformaliteiten (ev. Doorvoerformaliteiten) en het betalen van alle invoertaxen in het land van bestemming. Indien de partijen niet de bedoeling hebben de goederen over de scheepsreling te leveren, dan moet de CIP-term gebruikt worden. CPT – CARRIAGE PAID TO Vrachtvrij tot – Port Payé jusqu’à (+ overeengekomen bestemming) betekent dat de verkoper instaat voor het vervoer van de goederen naar de genoemde plaats (doorgaans de eindbestemming of een plaats in het land van bestemming). Het risico van verlies van, of schade aan de goederen, alsmede dat van eventuele extra kosten tengevolge van gebeurtenissen die zich voordoen nadat de goederen aan de vervoerder zijn afgeleverd in het land van vertrek, gaat van de verkoper op de koper over wanneer de goederen aan de vervoerder (of aan zijn aangestelde) zijn afgegeven (of onder zijn toezicht staan). De koper moet desgewenst voor de goederenV zorgen. Indien opeenvolgende vervoerders worden gebruikt voor het vervoer naar de overeengekomen bestemming, gaat het risico over wanneer de goederen aan de 1ste vervoerder zijn afgeleverd (tensij anders werd overeengekomen). De CPT-term verplicht de verkoper tot het verrichten van de uitvoerformaliteiten. De verkoper moet, op eigen kosten en zonder uitstel, de nodige transportdocumenten overmaken aan de koper en moet op vraag van de koper, en op zijn kosten en risico, bijstand verlenen voor het bekomen van documenten, uitgegeven in het land van vertrek, die de koper nodig zal hebben voor het verrichten van de invoerformaliteiten (ev. Doorvoer). De lossingskosten in de plaats van bestemming zijn ten laste van de koper, tenzij in het vervoercontract uitdrukkelijk bepaald is dat deze kosten ten laste zijn van de verkoper. De koper moet de kosten dragen van de inspectie van de goederen voor de inlading (pre-shipment inspection), tenzij dergelijke inspectie wordt opgelegd door de autoriteiten van het land van export, en staat in voor de invoerformaliteiten (ev. Doorvoerformaliteiten) en het betalen van alle invoertaxen in het land van bestemming. CIP – CARRIAGE AND INSURANCE PAID TO Vrachtvrij inclusief V tot – Port Payé Assurance Comprise, jusqu’à (+ overeengekomen haven van bestemming) betekent dat de verkoper en de koper dezelfde verplichtingen hebben als onder CPT, echter met deze toevoeging, dat de verkoper een goederenV moet afsluiten tegen het risico van verlies van, of schade aan de goederen tijdens het vervoer (en de Vpolis overdraagt aan de koper). Vergelijkbaar met de CIF-term draagt de koper het risico van schade aan (of verlies van) de goederen vanaf de overdracht van de goederen aan de vervoerder. De koper dient er nota van te nemen dat de CIP-term de verkoper slechts verplicht tot een V met minimale dekking. DAF – DELIVERED AT FRONTIER Franco grens – Rendu Frontière (+ overeengekomen plaats) betekent dat de verkoper aan zijn leveringsplicht voldoet wanneer de goederen, na de douaneformaliteiten van het uitvoerland (ev. Doorvoerland) maar niet uitgeladen, in het genoemde punt aan de genoemde grens beschikbaar zijn gesteld aan de koper, echter voor de invoergrens. De term ‘grens’ kan gebruikt worden voor elke grens inclusief die van het land van uitvoer. Derhalve is het van vitaal belang dat de betreffende grens nauwkeurig wordt omschreven door steeds de naam van het punt en de plaatsnaam (+ land) in de voorwaarde te vermelden. De verkoper kan, op vraag en op kosten en risico van de koper, ook instaan voor het verdere vervoer vanaf de genoemde grensplaats tot de eindbestemming, waarbij hij de vervoerskosten vanaf de grens doorrekent aan de koper. Hij verbindt er zich dan toe, op kosten en op risico van de koper, zonder uitstel de nodige transportdocumenten te bezorgen aan de koper. De verkoper moet op vraag van de koper, en op zijn kosten en risico, bijstand verlenen voor het bekomen van documenten, uitgegeven in het land van vertrek, die de koper nodig zal hebben voor het verrichten van de invoerformaliteiten (ev. Doorvoer). De koper moet de kosten dragen van de inspectie van de goederen voor de inlading (pre-shipment inspection), tenzij dergelijke inspectie wordt opgelegd door de autoriteiten van het land van export. De koper draagt de risico’s en de kosten verbonden aan het vervullen van de invoerformaliteiten (ev. Doorvoerformaliteiten vanaf de overeengekomen grens) en betaalt alle belastingen en andere bij de invoer verschuldigde officiële heffingen in het land van bestemming. De DAF-term kan voor elke vervoerwijze gebruikt worden, maar indien de levering moet plaatsvinden in een haven van bestemming dan worden bij voorkeur de termen DES (levering aan boord van het schip) of DEQ (levering op de kade) gebruikt. DES – DELIVERED EX SHIP Franco af Schip – Rendu ex Ship (+ overeengekomen haven van bestemming) betekent dat de verkoper aan zijn leveringsplicht voldoet wanneer de goederen, ter beschikking van de koper zijn gesteld aan boord van het schip in de genoemde bestemmingshaven. De uitvoerformaliteiten in het land van uitvoer en de kosten en risico’s verbonden aan het vervoer naar die bestemmingshaven zijn voor rekening van de verkoper. De verkoper moet de koper tijdig op de hoogte stellen van het vermoedelijke tijdstip van aankomst van het schip en moet de koper, zodat hij de goederen kan ontvangen in de haven van bestemming. De verkoper met op vraag van de koper, en op kosten en risico, bijstand verlenen voor het bekomen van documenten, uitgegeven in het land van vertrek, die de koper nodig zal hebben voor de verrichting van de invoerformaliteiten. De koper moet de kosten dragen van de inspectie van de goederen voor de inlading (pre-shipment inspection), tenzij dergelijke inspectie wordt opgelegd door de autoriteiten van het land van export. De koper staat in voor het lossen van de goederen en eventueel verder vervoer, en draagt de risico’s en de kosten verbonden aan het vervullen van de invoerformaliteiten en betaalt alle belastingen en andere bij de invoer verschuldigde officiële heffingen in het land van bestemming. DEQ – DELIVERED EX QUAY Franco af kade – Rendu à Quai (duty paid – exclusief douanerechten) (+ overeengekomen haven van bestemming) betekent dat de verkoper aan zijn leveringsplicht voldoet wanneer hij de goederen, op het overeengekomen tijdstip, voor de invoerformaliteiten, ter beschikking stelt van de koper op de kade in de genoemde bestemmingshaven. Werd geen specifieke kade in deze haven overeengekomen, dan mag de verkoper de voor hem meest gunstige plaats kiezen. De risico’s en kosten verbonden aan het aldaar afleveren van de goederen komen volledig voor rekening van de verkoper. De verkoper moet de koper tijdig op de hoogte stellen van het vermoedelijke tijdstip van aankomst van het schip en moet op eigen kosten en risico, en zonder uitstel, de transportdocumenten bezorgen aan de koper, zodat hij de goederen kan ontvangen in de haven van bestemming. De verkoper moet op vraag van de koper, en op zijn kosten en risico, bijstand verlenen voor het bekomen van documenten, uitgegeven in het land van vertrek, die de koper nodig zal hebben voor de verrichting van de invoerformaliteiten. De koper draagt de risico’s en kosten verbonden aan het vervullen van de invoerformaliteiten en betaalt alle belastingen en andere bij de invoer verschuldigde officiële heffingen in het land van bestemming. Alle vervoer vanaf de lossingsplaats, naar een opslagplaats in de haven of naar de eindbestemming gebeurt op kosten en op risico van de koper. De koper moet de kosten dragen van de inspectie van de goederen voor de inlading (pre-shipment inspection), tenzij dergelijke inspectie wordt opgelegd door de autoriteiten van het land van export. Wensen de partijen dat de verkoper ook instaat voor de kosten en de risico’s om de goederen van de kaai in de haven van bestemming naar een andere plaats (bv. opslagplaats, railterminal,…) dan moet de term DDU of DDP gebruikt worden. DDU – DELIVERED DUTY UNPAID Franco exclusief douanerechten – Rendu Droits Non Acquittés (+ overeengekomen bestemming) betekent dat de verkoper aan zijn leveringsplicht voldoet wanneer de goederen, voor de formaliteiten, op het overeengekomen tijdstip, beschikbaar zijn gesteld aan de koper (of aan zijn aangestelde) in de genoemde plaats in het land van invoer (meestal, maar niet altijd eindbestemming). De verkoper staat in voor alle uitvoerformaliteiten en draagt alle kosten en risico’s verbonden aan het vervoer tot de genoemde plaats en moet op vraag van de koper, en op zijn kosten en risico, bijstand verlenen voor het bekomen van documenten, uitgegeven in het land van vertrek, die de koper nodig zal hebben voor het verrichten van de invoerformaliteiten. De kosten en risico’s van het lossen van de goederen zijn ten laste van de partij die op de plaats van bestemming de controle heeft over de goederen. De koper moet de kosten dragen van de inspectie van de goederen voor de inlading (pre-schipment inspection), tenzij dergelijke inspectie wordt opgelegd door de autoriteiten van het land van export en draagt de risico’s en de kosten verbonden aan het vervullen van de invoerformaliteiten (incl. betaling van alle belastingen en andere bij de invoer verschuldigde officiële heffingen). DDP – DELIVERED DUTY PAID Franco inclusief douanerechten – Rendu Droits Acquittés (+ overeengekomen bestemming) betekent dat de verkoper aan zijn leveringsplicht voldoet wanneer de goederen, op het overeengekomen tijdstip, beschikbaar zijn gesteld aan de koper (of aan zijn aangestelde) in de genoemde plaats in het land van invoer (meestal, maar niet altijd eindbestemming). De verkoper staat in voor alle uitvoerformaliteiten, draagt alle kosten en risico’s verbonden aan het vervoer tot die plaats een draagt de risico’s en kosten verbonden aan het vervullen van de invoerformaliteiten (incl. betaling van alle belastingen en andere bij de invoer verschuldigde officiële heffingen). Indien de partijen wensen dat sommige van de normaal bij de invoer van de goederen verschuldigde kosten uitgesloten worden (bv. de btw), dient dit duidelijk te worden gemaakt door bijkomende vermeldingen. Het is inderdaad betwistbaar of btw een invoerbelasting is, want ook bij binnenlandse overdrachten van goederen is er btw verschuldigd. Daarom is het aan te raden voor alle duidelijkheid uitdrukkelijk te vermelden of de btw zal betaald worden door de koper, bv. DDP – VAT unpaid (Value Added Tax) of door de verkoper DDP – VAT paid. De kosten en risico’s van het lossen van de goederen zijn ten laste van de partij die op de plaats van bestemming de controle heeft over de goederen. De koper moet de kosten dragen van de inspectie van de goederen voor de inlading (pre-shipment inspection), tenzij dergelijke inspectie wordt opgelegd door de autoriteiten van het land van export. Terwijl de EXW-term een minimum aan verplichtingen ten laste legt van de verkoper, geeft de DDp voorwaarde maximumverplichtingen aan de verkoper. HOOFDSTUK 3: HANDELSPROMOTIE Het kopen en verkopen komt niet zomaar tot stand. Door een gericht marktonderzoek verzamelt de handelaar info in binnen- en buitenland om na te gaan waar zijn producten met de meeste kans op succes kunnen verkocht worden. Hoewel de grootste inspanningen daartoe door de handelaar zelf geleverd worden, bestaan er tal van overheids- en private instellingen die hem daarbij behulpzaam kunnen zijn. Het is mogelijk alle instellingen die op een of andere wijze nuttig kunnen zijn voor de handelaar hier te bespreken. Daarom is de beschrijving beperkt tot enkele belangrijke instellingen. OVERHEIDSINSTELLINGEN AGENTSCHAP VOOR DE BUITENLANDSE HANDEL Door de wet op de institutionele hervormingen werden de gewesten in B zelf bevoegd voor het afzeten uitvoerbeleid. Daartoe werden de regionale exportbevorderende instellingen Export Vlaanderen, Awex (Agence Wallone à l’Exportation) en Brussels Export opgericht. De activiteiten van de B dienst voor Buitenlandse Handel, een openbare instelling met als opdracht de uivoer van B en Lux goederen, technieken en diensten te bevorderen, weren daarom stopgezet en alle bevoegdheden werden overgedragen naar de regionale instellingen. De exporterende bedrijven kunnen zich nu nog uitsluitend tot gewestelijke organisaties richten. Toch bleef de noodzaak bestaan om te beschikken over een ‘B’ aanspreekpunt. B is per slot van rekening in het buitenland beter bekend dan verschillende deelstaten van het land. Daarom werd op federaal niveau het Agentschap voor Buitenlandse Handel opgericht. Tot de kerntaken van dit Agentschap behoren: - het organiseren van gezamenlijke handelsmissies, op initiatief van één of meerdere Gewesten of op vraag van de federale overheid. De aanwezigheid van de Kroonprins aan het hoofd van de handelsmissies opent in het buitenland een aantal deuren, en zo wordt de toegang tot de ‘decision makers’ voor de B bedrijven vergemakkelijkt. - het organiseren, ontwikkelen en verspreiden van info, studies en documentatie over de buitenlandse markten. Door zich welbepaalde domeinen te specialiseren kan het Agentschap een belangrijk kenniscentrum worden. EXPORT VLAANDEREN De VDBH (Vlaamse Dienst voor Buitenlandse Handel) heeft als opdracht de Vlaamse export te ondersteunen via activiteiten als: prospectie, promotie en financiële hulp. Dit betekent o.a. op het vlak van prospectie: - zoeken naar tussenpersonen in het buitenland, om de handelsactiviteiten van de Vlaamse bedrijven te vergemakkelijken - voorbereiden van prospectiereizen - organiseren van Vlaamse economische missies naar het buitenland - ontvangen van buitenlandse prominenten, die van belang kunnen zijn voor toekomstige handelsrelaties… - verstrekken van geselecteerde adressenlijsten van o.a. invoerders, groothandelaars, warenhuizen… - verrichten van marktonderzoeken en verzamelen van nuttige handelsinfo voor geïnteresseerde Vlaamse bedrijven Voor de promotie van de Vlaamse producten worden acties ondernomen zoals: - groepsdeelname aan belangrijke beurzen in het buitenland door bv. ‘Vlaamse paviljoenen’ in te richten… - organiseren van Vlaamse werken of Vlaamse trefdagen in het buitenland Export Vlaanderen kan daardoor o.m. ook rekenen op de hulp van Vlaamse Economische Vertegenwoordigers en Handelssecretarissen die de Vlaamse Gemeenschap heeft in ca. 80 landen (in 75 landen) verspreid over de hele wereld. De financiële middelen waarover het Fonds voor Buitenlandse Handel vroeger kon beschikken werden grotendeels overgeheveld naar de gewesten. Deze middelen kunnen aangewend worden om subsidies te verstrekken bij individuele deelname aan beurzen, om leningen te geven aan bedrijven die zich bijzonder inspannen op het vlak van marktprospectie in het buitenland of voor prospectiereizen. Een nieuwe subsidieregeling waarbij KMO’s financiële steun kunnen krijgen voor exportinspanningen gericht op landen buiten de EER (o.a. voor prospectiereizen, zakenreizen, deelname aan internationale vakbeurzen, oprichting prospectiekantoor in het buitenland, volgen van exportopleidingen, aankopen bestek voor projecten in het buitenland), waarbij de betoelaging tot 50% van de kosten (tot bepaalde maxima) kan bedragen. Dergelijke steun kan ook gegeven worden aan bedrijfsgroeperingen voor marktverkennende groepsreizen, deelname aan internationale beurzen e.a. MINISTERIE VAN BUITENLANDSE ZAKEN (+ BUITENLANDSE HANDEL + ONTWIKKELINGSSAMENWERKING) Het buitenlandse beleid van het land, met inbegrip van het beleid inzake buitenlandse handel wordt gevoerd door de Minister van Buitenlandse Zaken. Op vele vlakken omvat dit een gecoördineerd beleid op het niveau van de EU. Buitenlandse Zaken wil daarbij ook de economische betrekkingen tussen B en de andere landen stimuleren, d.m.v. allerlei handelsbevorderende initiatieven (in samenwerking met de B Dienst voor Buitenlandse Handel). De Algemene Directie van de Buitenlandse economische betrekkingen draagt de administratieve verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het beleid van de regering. Deze dienst die zich uitstekend documenteert over alle feiten en gebeurtenissen in de wereld, staat de Minister bij, door: - advies te geven over de aanpak van de internationale handelsproblemen - contact te houden met de andere ministeries, met het oog op een gecoördineerd beleid - op te treden als tussenschakel tussen de Minister en de diplomatieke en consulaire posten in het buitenland - dossiers voor te bereiden i.v.m. de contacten van de Minister met het buitenland Vele van deze taken worden in samenwerking met het Agentschap van Buitenlandse Handel en de regionale exportbevorderende instellingen uitgevoerd. Elke onderneming of handelaar kan voor info steeds terecht bij deze dienst, die beschikt over een goed gedocumenteerde bib en vele statistische gegevens. DIPLOMATIEKE EN CONSULAIRE POSTEN Het Ministerie van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking beschikt over een net van 140 diplomatieke posten in het buitenland (ambassades, consulaten en permanente vertegenwoordigers bij internationale organisaties). Hun belangrijkste taak bestaat uit het opbouwen en onderhouden van relaties zowel in de publieke als in de particuliere sector. Via deze relaties wordt info ingewonnen die voor zakenmensen van grote waarde kan zijn. De meeste posten beschikken over een handelsattaché, die belast is met het verzamelen van info over de handelsmogelijkheden in het buitenland en het bijstaan van B en Lux zakenmensen bij het zoeken naar handelspartners. Op sommige posten zijn er landbouwattachés, die zich verdiepen in de specifieke problemen rond de landbouwproducten, of technologische attachés, die prospectie doen op de markt van de spitstechnologische ontwikkelingen (o.a. in de USA en Japan). Daarnaast beschikt de BLEU ook nog over Adviseurs voor de Buitenlandse Handel. Dit zijn personen met een belangrijke functie in de privé-sector, die B zakenmensen nuttige info en introducties kunnen bezorgen. MINISTERIE VAN LANDBOUW Naast de vele taken op het binnenlandse vlak is het Ministerie van Landbouw ook betrokken bij de buitenlandse handel. Voor de handel in dieren en dierlijke producten levert ze de gezondheidscertificaten af (InspectieGeneraal Veterinaire Diensten of Instituut voor Veterinaire Keuring) voor de handel in planten en plantaardige producten levert ze fytosanitaire certificaten af (Dienst Plantenkwaliteit en Plantenbescherming of Dienst Teeltmateriaal). De EG-uitvoercertificaten nodig voor het verkijgen van de landbouwrestituties bij uitvoer van bepaalde landbouwproducten worden ook via dit Ministerie verstrekt (B Interventie- en Restitutiebureau) (zie hfdstk 6). De Directie van de Internationale Landbouwbetrekkingen probeert steun te verlenen aan de exporteurs van landbouw-, tuinbouw-, visserij- en voedingsproducten door zo volledig mogelijke info te verstrekken over de reglementeringen van de EU of van de landen buiten de EU, door prospectie o.a. zij kunnen daarvoor o.m. beroep doen op de reeds hoger vermelde landbouwattachés. Een belangrijke instelling voor de handel in landbouwproducten is het Vlaams Promotiecentrum voor Agro- en Visserij Marketing (VLAM). Dit is een publiekrechterlijke instelling, die binnen het Ministerie van Landbouw, belast is met de promotie van de landbouw-, tuinbouw- en visserijproducten in B en in het buitenland. Ze neemt deel aan vakbeurzen en tentoonstellingen in het buitenland, verricht marktprospectie… De VLAM werkt op bepaalde vlakken nauw samen met de BDBH en met Export Vlaanderen bv. bij het inrichten van groepsstands van B producten op internationale voedingsbeurzen. DE EUROPESE UNIE Ook de EU heeft een programma ter bevordering van de export van de EU-producten. Enkele van de stimulerende initiatieven zijn: - deelname aan handelsbeurzen, met financiële steun van de EU, waarbij EU-bedrijven hun producten gezamenlijk tentoonstellen - sectoriële handelsmissies naar 3de landen voor EU-ondernemingen - het organiseren van technische seminaries, om de nieuwste ontwikkelingen van de Europese technologie te promoten - het verrichten van sectoriële marktstudies Ook in de vele ontwikkelingsprogramma’s voor 3de wereldlanden en voor landen van Oost-Europa, zitten heel wat kansen voor de Europese bedrijven. Binnen de EU bestaan ook vele acties om de EU-bedrijven beter te informeren, of om de samenwerking tussen EU-bedrijven te bevorderen. PRIVATE INSTELLINGEN INTERPROFESSIONELE BEROEPSORGANISATIES Dit zijn overkoepelende instellingen van de verschillende bedrijfssectoren. VERBOND VAN BELGISCHE ONDERNEMINGEN - VBO Het VBO is een werkgeversorganisatie, die als doel heeft de belangen van de B ondernemingen te verdedigen, op het politieke, economische, handelsdomein. De bedrijven worden via de bedrijfsfederatie waartoe ze behoren vertegenwoordigd in het VBO. Als belangrijke vertegenwoordiger van de bedrijven in B probeert de VBO haar invloed aan te wenden bij de nationale overheid in het belang van de bedrijven (bv. beïnvloeden van beslissingen die belangrijk zijn voor de exporteurs). Het departement export verstrekt door studie en info inlichtingen aan de B exporterende bedrijven. In speciale commissies en werkgroepen worden specifieke problemen bestudeerd. (bv. werkgroep voor de uitvoer van KMO’s, werkgroep ontwikkelingssamenwerking e.d.). VLAAMS ECONOMISCH VERBOND – VEV Het VEV opgericht door Lieven GEVAERT, had oorspronkelijk als doel de Vlaamse economie in al zijn facetten te stimuleren en het gebruik van het Nederlands in het zakenleven te bevorderen. Vandaag kan het VEV beschouwd worden als dé Vlaamse werkgeversorganisatie. Op het vlak van buitenlandse handel ontplooit het VEV activiteiten op het terrein van opleiding (technische en handelsdeskundigen), info (bv. de Tijd) en marktprospectie. Het VEV heeft zich de laatste jaren sterk toegelegd op de exportpromotie van de Vlaamse ondernemingen in de sectoren van de spitstechnologie. Het VEV is, samen met de Vlaamse Gemeenschap, ook een stuwende kracht geweest achter de beurs Flanders Technology, die de Vlaamse high-tech bedrijven een grotere bekendheid wil geven in het buitenland (met het oog op export). UNIZO (UNIE VOOR ZELFSTANDIG ONDERNEMEN) Deze middenstandsorganisatie zet zich in om de belangen van de KMO’s en zelfstandigen te verdedigen op diverse terreinen. Ze is de laatste jaren ook zeer actief geworden op het vlak van de exportpromotie ten voordele van de KMO’s, die naar schatting ongeveer 1/3 van de BLEU-export verzorgen. In samenwerking met de Kredietbank, werd Unizo Internationaal opgericht. Via hun tijdschrift Trade Flash, (dat praktisch gerichte info verstrekt over het exportgebeuren), het regelmatig organiseren van Studiedagen en Bedrijvencontactdagen, het verzamelen van handelsinfo (aanbiedingen i.v.m. import en exportmogelijkheden) en de uitgave van Landengidsen, wil Unizo Internationaal de KMOexporteurs begeleiden bij hun uitvoer. Via hun website worden ook handelsvoorstellen meegedeeld. KAMERS VOOR HANDEL EN NIJVERHEID Elke B regio heeft zijn kamer van Handel en Nijverheid (ook soms Kamer van Koophandel, of Kamer van Handel en Industrie, genoemd) waarbij plaatselijke ondernemingen zich kunnen aansluiten. Ze biedt die ondernemingen tal van diensten aan. Hier worden enkele activiteiten opgesomd die verband houden met de internationale handel. De Kamer van Handel en Nijverheid is de officiële instelling voor het afleveren oorsprongsattesten en A.T.A.-boekjes (douanedocument gebruikt bij tijdelijke uitvoer en wederinvoer van bepaalde goederen en het legaliseren van documenten. Door hun verbondenheid met een net van 3000 soortgelijke instellingen over gans de wereld verspreid, kunnen deze Kamers allerlei nuttige info ter beschikking stellen van hun ledenexporteurs. Bv. zijn actualisaties van wetgeving, regionaal nieuws, publicaties en handelsaanvragen voor import en export. De Kamers werken voor een aantal activiteiten nauw samen met Brussels Export, Awex en Export Vlaanderen, zoals het houden van zitdagen voor handelsattachés en Vlaamse Economische vertegenwoordigers in het buitenland, opmaken van marktstudies over buitenlandse markten, het organiseren van studiedagen… In heel wat plaatsen is de Kamer ook de motor achter de steeds talrijker wordende exportclubs (uitwisseling van ervaringen tussen ondernemingen, m.b.t. export naar een bepaald land), organiseert ze voordrachten over actuele onderwerpen die de bedrijven aanbelangen of richt ze vervolgmakingscursussen in (bv. opleiden van Exportspecialisten). Door het ontvangen van buitenlandse delegaties (bedrijven, overheid) helpen ze de bedrijven bij het leggen van nieuwe contacten. Deze Kamers worden op nationaal vlak overkoepeld door de Federatie der Kamers van Handel en Nijverheid van B. INTERNATIONALE KAMER VAN KOOPHANDEL – IKK, INTERNATIONAAL CHAMBER OF COMMERCE – ICC De Internationale Kamer van Koophandel, opgericht in 1919, is een overkoepelend orgaan van exporteurs, bedrijfsfederaties en Kamers van Koophandel in meer dan 100 landen. Het secretariaat is gevestigd te Parijs. De IKK heeft als doel, op vrijwillige basis, uitgaande van exporteurs en industriëlen de internationale procedures van de handel te vereenvoudigen en te harmoniseren. De IKK wordt door de internationale instellingen (WTO, OESO, EG) erkend als gesprekspartner van het bedrijfsleven. De economische agentschappen van de UNO hebben bovendien de IKK het hoogst adviserend statuut toegebracht, wat het recht inhoudt om aan vergaderingen deel te nemen en adviezen te formuleren in moeilijke dossiers zoals de overdracht van technologie en de bescherming van knowhow, … Exporteurs, importeurs, vervoerders en expediteurs worden dikwijls geconfronteerd met de activiteiten van de IKK door het gebruik van de Incoterms (zie hfdstk 5), de éénvormige regeling voor het Documentair Krediet en voor het Incasso van handelspapier of via het in 1922 opgestelde Arbitrageen Verzoeningsreglement, d.i. een niet-officiële rechtbank waarvan de werking beheerst wordt door discretie, onpartijdigheid snelheid en bevoegdheid (niet te verwarren met het B Arbitragehof). Jaarlijks worden gemiddeld 300 geschillen tussen handelaars van verschillende nationaliteiten voorgelegd aan deze instelling. Belangrijker dan het slechten van geschillen, is het voorkomen ervan. Daartoe stelde de IKK een aantal Standaard Contracten op (vnl. voor de grondstoffenhandel) die door handelaars kunnen gebruikt worden bij het afsluiten van internationale verkoop (aankoop)overeenkomsten. BELGISCHE KAMERS VAN KOOPHANDELS IN HET BUITENLAND Het zijn private verenigingen van Belgen in het buitenland, gegroepeerd per land, die tot doel hebben de handelsbetrekkingen tussen B en het betrokken land te bevorderen. Ze kunnen ook een belangrijke rol spelen bij het wederzijds uitwisselen van info en bij het verstrekken van diensten bv. loonadministratie verrichten voor B ondernemingen die verkoopspersoneel hebben in het buitenland. !!!OPMERKING!!! Op gelijkaardige wijze willen sommige landen ook aanwezig zijn in B. zo bestaan er ook tal van Buitenlandse Kamers van Koophandel in B (ook wel Gemengde Kamers van Koophandel genoemd). Hun diensten zijn vergelijkbaar met deze van de B Kamers van Koophandel in het buitenland. BEDRIJFSORGANISATIES De bedrijven van ons land organiseren zich ook per sector, in zgn bedijfsorganisaties (ook bedrijfsfederaties of sectoriële organisaties genoemd), zoals bv. Agoria, Febeltex, Febelhout, Fedichem…, deze organisaties willen het op het politieke, sociale, economische vlak de belangen van de bedrijven van hun sector behartigen. De meeste federaties hebben een dienst Buitenlandse Handel die de leden hulp verleent bij de marktprospectie of bij het verzamelen van info over het buitenland. Bij wijze van voorbeeld worden de activiteiten op het vlak van exportpromotie van een grote en een kleine bedrijfsfederatie kort toegelicht. AGORIA De federatie Agoria (vroegere Fabrimetal) is een multisectoriële beroepsfederatie van de technologische industrie en groepeert bedrijven uit de sectoren: metaalverwerkende nijverheid, mechanica en mechatronica, elektronica en elektrotechniek, automobiel, luchtvaart, ICT, kunststoffen, defensie en veiligheid (ca. 1200 bedrijven). Daar een zeer groot deel van onze export uit deze sectoren komt (ca. 33%), is het normaal dat deze federatie heel wat inspanningen levert op vlak van exportpromotie. Haar departement Buitenlandse Betrekkingen (International Businsess Development) houdt zich o.a. bezig met: - prospectie van buitenlandse markten. Reizende afgevaardigden van Agoria bezoeken jaarlijks heel wat landen met de bedoeling: - info in te winnen over een (potentieel) exportland op vraag van een B fabrikant (marktprospectie, opsporen van invoerders, info verzamelen op commercieel of juridisch vlak…) - projecten in het buitenland op te sporen die van belang kunnen zijn voor de B industrie ( leveren van goederen) - buitenlandse kandidaat-invoerders of kandidaat-uitvoerders in verbinding stellen met B bedrijven Deze exportinfo wordt verzameld op een computerbestand dat door de leden kan geraadpleegd worden. Een korte samenvatting van die gegevens wordt via een Newsletter doorgegeven aan de leden van Agoria. Op deze wijze werden reeds duizenden industrialisatie- en infrastructuurprojecten uit het buitenland, in B bekend gemaakt. - info en steun aan de leden exporteurs - organisatie van studiedagen waarop de problemen van de internationale handel toegelicht worden (bv. bankgaranties, exportfinanciering, compensatiehandel,…) - publicatie van een Vademecum over Exportfinanciering, Foreign Projects Letter, News Letter Europrojects - organisatie van Exportclubs, zodat ervaringen tussen bedrijven kunnen uitgewisseld worden Zo bestaan momenteel de Belgian Asian Network, Belgian Oil & Gas Group, Belgian Software Industry Group (BESIG), Europrojects (realisatie grotere collectieve infrastructuurprojecten, zoals luchthavens, hotels,…), Hospibel. - hulp bij het verwerven van overheidssteun bij export Als Federatie is Agoria ook vertegenwoordigd in de Raad van Bestuur van een aantal officiële en private organisaties te bevordering van de export, zoals in de exportbevorderende instellingen, het Fonds voor Buitenlandse Handel, de Nationale Delcredere Dienst, de Federatie van B Kamers van Koophandel in het Buitenland. Door die aanwezigheid kan Agoria beschikken over info uit de 1ste hand, en kan ze op discrete en efficiënte wijze de belangen van haar leden-bedrijven behartigen. KLEDINGFEDERATIE VLAANDEREN (CREAMODA) De B Federatie van de Kledingnijverheid stak zichzelf eind juni 2003 in een nieuw kleedje. Onder de naam Creamoda – Belgian Fashion, wil ze niet alleen de belangen van de kledingproducten, maar ook de belangen van de kledingontwerpers en kledingverkopers (uitgezonderd de detailhandel) vertegenwoordigen. Deze federatie groepeert vooral kleine en middelgrote ondernemingen, waarvan er vele ook actieve exporteurs zijn. Haar projecten inzake exportbevordering zijn veel kleinschaliger dan deze van een grote federatie zoals Agoria. Ze organiseert o.a. gezamenlijke stands op belangrijke vakbeurzen, collectieve voorstellingen van B producten of belegt Contactdagen met groepen buitenlandse afnemers. In samenwerking met de exportbevorderende instellingen en het Fonds voor Buitenlandse handel werd een Dienst voor Marketing en Exportbevordering opgericht, die marktprospectie en marktonderzoek doet in het buitenland. De exportbevorderende initiatieven die door andere federaties worden genomen liggen in dezelfde lijn als deze die bij deze 2 federaties werden vermeld. BANKEN De tussenkomst van de banken bij de internationale handel situeert zich in de 1ste plaats op het vlak van de betaling en de financiering van de transacties met het buitenland. De grote banken hebben zichzelf ook de taak toegemeten van adviseur en bemiddelaar bij import- en exporttransacties. Hiertoe werd in heel wat banken een dienst opgericht die allerlei nuttige info verzamelt en publiceert over buitenlandse markten. Deze info is bijzonder nuttig voor de kleine en middelgrote ondernemingen, aangezien de grote ondernemingen doorgaans over een eigen commerciële dienst beschikken die deze info verzamelt. De wijze waarop de banken een rol als promotor van de buitenlandse handel vervullen, is natuurlijk voor elke bank enigszins verschillend. Enkele voorbeelden: - organiseren van voordrachten en studiedagen over onderwerpen i.v.m. buitenlandse handel - organiseren van contactdagen met bedrijven uit het buitenland - het voeren van enquêtes in het buitenland, in opdracht van B bedrijven - info verzamelen over welbepaalde landen (de economie, invoerreglementering, betalingsreglementering…) - verzamelen en publiceren van handels- en samenwerkingsvoorstellen - info over jaarbeurzen, tentoonstellingen e.a. handelsmanifestaties in het buitenland Via een periodieke publicatie geven de banken deze gegevens door aan hun geïnteresseerde klanten. HOOFDSTUK 2: INTERNATIONALE HANDELSPOLITIEK ENKELE BEGRIPPEN HANDELSPOLITIEK De handelspolitiek is het gevoerde beleid van de overheid, dat tot doel heeft de omvang, de waarde en de structuur van de in- en uitvoer van een land te beïnvloeden. M.b.t. de uitvoer kan de handelspolitiek een poging zijn om de export uit te breiden en de samenstelling ervan te verbeteren. Handelspolitieke maatregelen m.b.t. de invoer hebben meestal als doel de invoer (van bepaalde goederen) te beperken of te verbieden. HANDELSAKKOORD Een handelsakkoord is een overeenkomst tussen 2 of meer landen, om door de gehele of gedeeltelijke opheffing van de bestaande handelsbelemmeringen, de wederzijdse handel te bevorderen. Sommige handelsakkoorden hebben een nog ruimer doel: benevens de bevordering van de handel willen sommige handelsakkoorden ook bijdragen tot de economische en sociale ontwikkeling van sommige of alle partners van het akkoord (bv. associatie-akkoorden, integratie-akkoorden). HANDELSBELEMMERINGEN De handelsbelemmeringen kunnen verschillende vormen aannemen: - handelsrechten (invoer-, uitvoer- of doorvoerrechten) - kwantitatieve handelsbelemmeringen (o.a. overdreven strenge kwaliteits-, technische- of gezondheidsnormen) - administratieve belemmeringen (overdreven uitgebreide of ingewikkelde administratieve procedures) De 1ste 2 soorten handelsbelemmeringen worden zichtbare handelsbelemmeringen genoemd, de laatste 2 groepen zijn de zogenaamde onzichtbare of verdoken handelsbelemmeringen. SOORTEN HANDELAKKOORDEN De Westeuropese landen zijn, vooral in de na-oorlogse periode, bijzonder bedrijvig geweest met het onderhandelen over, en het sluiten van, handelsakkoorden. Het is onmogelijk al die soorten handelsakkoorden die er bestaan op wereldvlak hier toe te lichten. De uiteenzetting hieronder wordt beperkt tot de belangrijkste en meest ingrijpende vormen van handelsakkoorden, vooral dan deze waarbij ons land en de hele EU betrokken zijn. ECONOMISCHE INTEGRATIE-AKKOORDEN Economische integratie is een samenwerking tussen landen die gebaseerd is op handelsakkoorden met ruimere doelstellingen dan enkel de bevordering van de wederzijdse handel. Deze handelsakkoorden beogen een volledige afschaffing van alle handelsbelemmeringen en soms ook een samenwerking op economisch, industrieel, sociaal of financieel vlak. Ze kunnen vormen aannemen van: VRIJHANDELSZONE (FREE TRADE AREA OF FREE TRADE ASSOCIATION) Kenmerken: - vrij verkeer van goederen tussen de leden van de groep (= afschaffing van de onderlinge invoerrechten en kwantitatieve handelsbelemmeringen) - onafhankelijkheid van de leden van de groep m.b.t. het voeren van hun eigen handelspolitiek t.o.v. 3de landen. Concreet betekent dit dat de leden geen gemeenschappelijk buitentarief van invoerrechten aannemen, maar dat elk land zijn eigen systeem en structuur van invoerrechten t.o.v. 3en behoudt. Elk lid behoudt de vrijheid van handelsakkoorden af te sluiten met 3de landen. Voorbeelden: - European Free Trade Association (EFTA) of Europese Vrijhandels Associatie (EVA) - North American Free Trade Area (NAFTA): dit is een vrijhandelszone in wording tussen de USA, Canada en Mexico (nog in een primair stadium) - Free Trade Association of the Americas (FTAA): wat ooit de grootste vrijhandelszone in de wereld moet worden tussen 34 Noord- en Latijns-Amerikaanse landen. DOUANE-UNIE (TOLUNIE – COSTUMS UNION) Kenmerken - vrij verkeer van goederen tussen de leden - een uniforme handelpolitiek tegenover 3de landen. Het belangrijkste gevolg daarvan is dat de leden een gemeenschappelijk buitentarief (GBT) toepassen op goederen ingevoerd vanuit 3de landen. Voorbeelden: - Europese Gemeenschap (EU) - Benelux Economische Unie - Belgisch Luxemburgse Economische Unie (BLEU) In een vroeger stadium waren deze groeperingen douane-unies (bv. EG der 6 in 1968). Ondertussen zijn ze reeds heel wat verder geïntegreerd. Omwille van het belang van deze organisaties voor B worden ze verder in dit hoofdstuk gedetailleerd besproken. GEMEENSCHAPPELIJKE MARKT (COMMON MARKET) Kenmerken: - vrij verkeer van goederen tussen de leden - gemeenschappelijk handelpolitiek t.o.v. 3de landen (+ GBT) - vrij verkeer van diensten en van de productiefactoren kapitaal en arbeid Voorbeelden: - BLEU - Benelux - EU (de interne markt) ECONOMISCHE UNIE (ECONOMIC UNION) Kenmerken: - vrij verkeer van goederen tussen de leden - gemeenschappelijke handelspolitiek (+ GBT) - vrij verkeer van diensten en productiefactoren - een geharmoniseerd economisch beleid bij alle leden (o.a. fiscaal beleid, industrieel beleid, landbouwbeleid, prijsbeleid, energiebeleid, vervoerbeleid,…) Voorbeelden: - BLEU - Benelux - EU is een economische unie in wording MONETAIRE UNIE (MONETARY UNION) Kenmerken: - vrij van verkeer van goederen tussen de leden - gemeenschappelijke handelspolitiek (+ GBT) - vrij verkeer van productiefactoren en diensten - geharmoniseerd economisch beleid - geharmoniseerd monetair beleid d.w.z.: - intrestpolitiek - kredietpolitiek - vaste wisselkoersen (= geen wisselkoersschommelingen) tussen de munten van de leden (of wat ideaal is een gemeenschappelijke munt) Voorbeelden: - BLEU (beste benadering van een monetaire unie) - EU wenst een monetaire unie te worden en heeft daartoe reeds heel belangrijke stappen gezet. ANDER HANDELSAKKOORDEN Preferentiële handelsakkoorden: Dit zijn handelakkoorden afgesloten tussen 2 of meer landen, die tot doel hebben te komen tot een vrije handel in bepaalde producten. Met vrije handel wordt bedoeld: wederzijdse afschaffing van de rechten en de kwantitatieve beperkingen. Een preferentieel handelsakkoord is een ‘wederkerig’ akkoord, d.w.z. dat de voordelen die de landen elkaar toestaan wederkerig zijn. Ze worden binnen de EU ook wel aangeduid als ‘bilaterale associatie-akkoorden’ (omwille van de wederkerigheid). Die wederkerige voordelen die de landen elkaar toestaan kunnen betrekking hebben op een groot aantal producten (zoals bij het preferentieel handelsakkoord van de EU met de landen van de EFTA) of op een beperkt aantal producten. Associatie-akkoorden Dit zijn eigenlijk heel bijzondere akkoorden, en wel om 2 redenen: - enkel de EU sluit dergelijke akkoorden af - het zijn ‘niet-wederkerige’ handelsakkoorden: de ene partij geeft meer voordelen aan de andere partij(en), dan ze terugkrijgt (daarom ook aangeduid als ‘unilaterale associatie-akkoorden). DE EUROPESE GEMEENSCHAP EGKS: DE GEBOORTE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAP Ontstaan: Het Europese avontuur begon eigenlijk met de oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal. Om in Europa samen te werken op het vlak van de productie en het verbruik van kolen en staal. De onderhandelingen tot oprichting van een Europese organisatie stonden open voor alle Europese landen. Enkel Frankrijk, Duitsland, de Benelux en Italië namen plaats aan de onderhandelingstafel. De Britten namen afstand van een Europese samenwerking, enerzijds omdat ze afkerig waren van elke vorm van supranationaal gezag, en anderzijds voelden zij zich sterk extraEuropees gericht, omwille van hun banden met het Commonwealth en de V.S. Het verdrag tot oprichting van de ‘Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal’ werd ondertekend voor de periode van 50 jaar (Verdrag van Parijs). Met de EGKS deed het supranationaliteitsbeginsel zijn intrede in Europa. Voor het eerst werd door de verschillende lidstaten de eigen nationale beslissingsbevoegdheid op een bepaald domein, afgestaan ten voordele van een gemeenschappelijk orgaan, dat bevoegdheid bezit tot het rechtstreeks nemen van beslissingen die bindend zijn voor de lidstaten, zonder de bekrachtiging van nationale parlementen. Doel EGKS - vrij verkeer van steenkool, ijzer- en staalproducten (afschaffing douanerechten en kwantitatieve beperkingen) - regelmatige bevoorrading en stabiele prijzen verzekeren - gezonde concurrentievoorwaarden opleggen door prijzen openbaar te maken en monopolies af te schaffen - streven naar betere arbeids- en levensvoorwaarden in de lidstaten - door de economische eenmaking te bevorderen, de grondslag leggen voor een politieke eensgezindheid. DE EUROPESE GEMEENSCHAP VAN EEG NAAR EG De 6 EGKS-landen wilden verder gaan in hun samenwerking. De sector van kolen en staal was te beperkt, was geen groeisector en werd met (te) veel problemen geconfronteerd. Het Verdrag van Rome tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap werd ondertekend door de Benelux, Duitsland, Frankrijk en Italië. Op hetzelfde ogenblik werd ook het verdrag voor de Eruopese gemeenschap voor atoomenergie (Euratom of EGA). De 3 Gemeenschappen (EGKS, EEG, EGA) hadden elk een eigen bestuur. Het kwam tot een fusie van de executieven van deze organisaties. Door dit fusieverdrag ontstond de Europese Gemeenschap (EG). De executieve organen zijn: - de Europese Commissie - De Raad van de Ministers - Het Hof van Justitie - Het Europees Parlement Ongeveer 15 jaar later, werd de EG voor het eerst uitgebreid, door de toetreding van Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk. Giekenland trad daarna toe en daarna werd de Gemeenschap verruimd door de toetreding van Spanje en Portugal. 1995 voegen Finland, Oostenrijk en Zweden zich toe. DOEL EN VERDERE EVOLUTIE VAN DE EG NAAR DE EU De EG wil komen tot economische integratie, m.n. de verwezenlijking van een economische unie, die moet leiden naar een verhoging van de welvaart en het welzijn van de inwoners van de lidstaten. In de jaren ’70 (o.a. onder invloed van de USD-crisis), realiseerde men zich dat een echte economische integratie ook monetaire samenwerking vereist, zodat ook de verwezenlijking van een monetaire unie op het programma staat. Op politiek vlak was de oorspronkelijke bekommernis, de goede verstandhouding tussen Frankrijk en Duitsland, en later ook tussen andere landen, behouden en bevorderen, benevens de vorming van een ‘Westers’ front (achterhaald op vandaag?). De Europese Akte ging vanaf 1987 van kracht ondertekend in 1986 door de 12 landen van de EG. De voornaamste doelstelling is de voltooiing van de binnenlandse markt tegen eind 1992, d.w.z. een interne markt zonder grenzen, met vrij verkeer van personen, goederen, diensten en kapitalen. Tezelfdertijd wordt een verdere samenwerking beoogd in de domeinen van het sociaal en regionaal beleid, van het onderzoek en de ontwikkeling, de milieubescherming, het buitenlandse beleid en het muntbeleid. Een andere belangrijke bepaling van deze Akte is, dat voor het nemen van heel wat beslissingen voortaan nog slechts een gekwalificeerde meerderheid nodig is, i.p.v. eenparigheid. De on-democratische situatie van vroeger, dat één lidstaat een beslissing kon blokkeren, is daarmee van de baan. Voor belangrijke beslissingen (zoals toetredingen, fiscaliteit, materies die de soevereiniteit of de culturele eigenheid aantasten…) blijft de unanimiteit behouden. Vanaf het einde van de jaren ’80 hebben verschillende andere Europese landen de aanvraag voor toetreding ingediend (o.a. Oostenrijk, Finland, Zweden, Cyprus, Malta, Noorwegen, Zwitserland, Turkije). Later volgden nog tal van landen uit Centraal- en Oost-Europa. Het lidmaatschap van Finland, Oostenrijk en Zweden is ondertussen een feit. 1992 werd tussen de EG en de EFTA het akkoord ondertekend tot oprichting van de Europese Economische Ruimte (EER). Deze EER heeft als doel de vier vrijheden van de EG, nl. het vrij verkeer van goederen, diensten, personen en kapitaal zoveel mogelijk uit te breiden tot de landen van de EFTA. Men wil ook de samenwerking op het gebied van onderwijs en milieu stimuleren. Door een systematische uitwisseling van info wil men handelsbelemmeringen zoveel mogelijk voorkomen. Het verdrag tot oprichting van de EER werd reeds ondertekend door alle EFTA-landen behalve Zwitserland. De conclusie over de nog te nemen stappen met het oog op het tot stand komen van een Economische en Monetaire Unie (EMU) werden eind 1991 gebundeld in het veel besproken Verdrag van Maastricht. In dit verdrag werd het scenario vastgelegd om op 01/01/1999, de Europese eenheidsmunt te introduceren. Met ingang van het verdrag van Maastricht kunnen we spreken van de Europese Unie. UITBREIDING IN 2004 Een andere belangrijke mijlpaal in de Europese geschiedenis is zonder twijfel de op til zijnde uitbreiding van de EU. Tijdens de Europese Top van Kopenhagen werden de toetredingsonderhandelingen met 10 nieuwe lidstaten afgerond. Met ingang in 2004 worden Cyprus, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Slowakije, Slovenië en Tsjechië lid van de EU. Deze uitbreiding van 15 naar 25 lidstaten is een uitdaging zonder voorgaande voor de EU, o.m. door het groot aantal landen dat tezelfdertijd lid wordt, de diversiteit van bevolkingen en culturen die dat met zich brengt, de belangrijkste verschuiving van haar oostelijke buitengrens, de uitbreiding van de oppervlakte en een toename van de bevolking. Het verdrag van Nice voorziet in een aantal noodzakelijke aanpassingen om de Europese instellingen op de uitbreiding voor te bereiden. BESLISSINGSSTRUCTUUR EU De Raad van de Europese Unie of Ministerraad is het politieke beslissingsorgaan van de EU. Zij neemt samen met het Europees Parlement de beslissingen op voorstel van de Europese Commissie. De Ministerraden zijn samengesteld uit 1 minister van elke lidstaat. De minister van Buitenlandse Zaken wordt normaal beschouwd als de vertegenwoordiger van een land, maar afhankelijk van het onderwerp dat besproken wordt, kan dat ook de bevoegde minister van Financiën, Landbouw, Verkeer,… zijn. Elk van de lidstaten neemt om de beurt het voorzitterschap waar van de Raad. Belangrijke beslissingen worden unaniem genomen voor de andere beslissingen is er een gekwalificeerde meerderheid nodig. De huidige 15 lidstaten beschikken daartoe over een aantal stemmen. Tijdens een overgangsperiode beschikken de nieuwe lidstaten samen over 37 stemmen. Een gekwalificeerde meerderheid wordt dan bereikt bij 88 stemmen op de 124. Een nieuwe stemmenverdeling is toegepast. De Commissie der Europese Gemeenschappen (of Europese Commissie), de uitvoerende macht, bezit het initiatiefrecht (recht om voorstellen te formuleren) en wordt beschouwd als de motor van de EU. Ze bestaat momenteel uit 20 leden (van 15 lidstaten). Op het moment van de uitbreiding wrodt de Commissie uitgebreid met 1 lid per nieuwe lidstaat. De nieuwe Commissie zal nog 1 lid per lidstaat tellen (25 leden). De Commissieleden moeten gedurende hun ambtsperiode onafhankelijk optreden, zowel tegenover de regeringen als tegenover de Raad. Die ambtsperiode bedraagt 5 jaar, zodat ze samenvalt met het mandaat van het Europees Parlement. Iedere Commissaris heeft een bepaald bevoegdheidsgebied. De Commissie beheert het EU budget, zorgt ook voor het beheer en de uitvoering van de communautaire voorschriften en vertegenwoordigt de EU bij de UNO, WTO e.a. Het Europees Parlement (ook aangeduid als de Algemene Vergadering) vervult een essentiële rol bij de formulering, wijziging en goedkeuring van de Europese wetgeving. De macht van het Parlement werd gaandeweg uitgebreid. Haar oorspronkelijke louter adviserende functie evolueerde naar een medebeslissingsmacht bij beleidsbeslissingen. Het Parlement wordt om de 5 jaar rechtstreeks verkozen door de burgers van 15 lidstaten. Het Parlement dat 626 rechtstreeks verkozen leden telde, werd verruimd met 162 waarnemers (zonder stemrecht) uit de nieuwe lidstaten. Vanaf de effectieve toetreding van de nieuwe landen worden deze waarnemers volwaardige Parlementsleden. Na de Europese verkiezingen, wordt een nieuw Europees Parlement geïnstalleerd dat zal bestaan uit 732 leden. De parlementsleden uit de nieuwe lidstaten worden deze keer nog niet rechtstreeks verkozen. Het Europees Parlement heeft 3 kernbevoegdheden: - wetgevingsbevoegdheid - budgetrecht - controlebevoegdheid De wijze waarop ze haar wetgevingsbevoegdheid uitoefent is afhankelijk van de aard van een wetsvoorstel. Soms brengt het Parlement een vrijblijvend advies uit (bv. bij het vaststellen van landbouwprijzen), voor andere situaties kan de Raad slechts met eenparigheid het advies van het Parlement naast zich neerleggen (bv. beslissingen op het vlak van vervoer, ontwikkelingssamenwerking…) op een aantal terreinen heeft het Parlement evenveel zeggenschap als de Raad (bv. op het terrein van vrij verkeer van werknemers, interne markt, consumentenbescherming, onderwijs,…), waar de Raad een voorstel niet kan goedkeuren als het Parlement het voorstel verwerpt. Bij elke besluitvorming over nieuwe toetredingen, associatie-akkoorden met niet-EU-landen, andere internationale overeenkomsten, taken en bevoegdheden van de Europese Centrale Bank, e.a. heeft het parlement een vetorecht. Via de goedkeuring van de EU-begroting in haar geheel (opgemaakt door de Commissie) oefent het Parlement haar budgetrecht uit. De Raad beslist over de verplichte uitgaven (landbouwuitgaven en uitgaven i.v.m. internationale overeenkomsten) terwijl het Parlement zeggenschap heeft over de nietverplichte uitgaven (alle andere uitgaven). Het Parlement controleert ook of de algemene middelen naar behoren worden besteed. Daarenboven oefent het Europees Parlement controle uit op de activiteiten van de Commissie (kan de Commissie naar huis sturen), de Raad (de voorzitter van de Raad licht zijn programma toe voor het parlement, en brengt er verslag over de bereikte resultaten) en de Europese Raad (voor elke bijeenkomst maakt de Parlementsvoorzitter er de standpunten van het Parlement bekend, en na elke bijeenkomst wordt verslag uitgebracht aan het Parlement). Het Economische en Sociaal Comité is een adviesorgaan van de Commissie. De 222 leden vertegenwoordigen verschillende groepen die in het economische en sociale leven een rol spelen (vakbonden, werkgevers, verbruikers, landbouwers, middenstand…) Het Hof van Justitie is het hoogste rechtscollege van de EU en moet controle uitoefenen op de wettelijkheid van de besluiten van Raad en Commissie en waken over de naleving van het communautair recht. Het Hof moet de laatste jaren steeds meer uitspraken doen over de interpretatie en toepassing van de bepalingen van het Gemeenschapsrecht, ten behoeve van nationale gerechtelijke instanties. Aan dit Hof werd een ‘Gerecht van 1ste Aanleg van de Europese Gemeenschappen’ toegevoegd, die bevoegd is voor gevallen waarin beroep wordt aangetekend i.v.m. het recht van het Europees openbaar ambt, het mededingingsrecht, het anti-dumpingsrecht en in het domein van steenkool/staal. De regeringen van de lidstaten benoemen, in onderlinge overeenstemming de 15 rechters van het Hof van Justitie voor een periode van 6 jaar. !!!OPMERKING!!! Europese Top (ook Europese Raad genoemd): dit is niet hetzelfde als de Raad van Ministers. De Europese Top bestaat uit de staatshoofden, regeringsleiders en ministers van Buitenlandse Zaken van de lidstaten plus de voorzitter van de Europese Commissie. De Top komt 2 à 3x per jaar bijeen om de grote Europese beleidslijnen te bepalen en actuele internationale vraagstukken te bespreken. Raad van Europa: omvat 32 Europese landen (ook niet-EU), en heeft als doel te komen tot onderlinge samenwerking op sociaal-economisch, cultureel, wetenschappelijk juridisch en administratief vlak. ENKELE BELANGRIJKE WERKINGSORGANEN De Europese Investeringsbank (EIB) heeft als taak bij te dragen tot de evenwichtige ontwikkeling van de EU, door het verstrekken van leningen en waarborgen bij investeringsprojecten die: - modernisering en omschakeling van ondernemingen beogen - van belang zijn voor meerdere lidstaten - de ontwikkeling stimuleren van bepaalde gebieden (in de Gemeenschap of in de geassocieerde landen) Om de nodige middelen te verzamelen plaatst de EIB regelmatig obligatieleningen op de internationale kapitaalmarkt. Het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) bevat de financiële middelen waarmee de EU de ontwikkelingsprogramma’s ondersteunt. Het EOF verstrekt subsidies voor economische en sociale projecten in ontwikkelingslanden die met de EU geassocieerd zijn (de goedkope leningen werden afgeschaft om de schuldenlast van die landen niet te verzwaren). Het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) financiert de uitgaven om de landbouwprijzen, en bijgevolg de landbouwinkomens te waarborgen. Het Verdrag van Maastricht voorzag ook in de oprichting van een aantal nieuwe instellingen. De Europese Centrale Bank (ECB) is verantwoordelijk voor het Europees Monetair Beleid. Samen met de centrale banken van de 15 lidstaten vormt het ECB het Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB). De ECB (vertegenwoordigd door 6 directieleden) en de centrale banken van de EMU-landen (vertegenwoordigd door hun gouverneur) vormen samen het Eurosysteem. Bij het nemen van beslissingen die verband houden met het monetair beleid (bv. wijzigen rentetarieven) beschikken de 6 ECB-leden en de 12 gouverneurs elk over 1 stem. De kerntaken van het Eurosysteem zijn: - het monetaire beleid van het Eurogebied uitstippelen en uitvoeren (met inbegrip van het helpen handhaven van de prijsstabiliteit door beslissingen te nemen op het vlak van renteniveau, geldhoeveelheid, kredietbeleid,…) - het uitvoeren van valutatransacties en het bewaren en beheren van de officiële deviezenreserves van het Eurogebied. - het bevorderen van de vlotte werking van de betalingssystemen Het Eurosysteem is tevens belast met: - het uitgeven van bankbiljetten in het Eurogebied - het bijdragen tot een efficiënt beleid inzake banktoezicht - verzamelen van de noodzakelijke statistische info voor zijn werking Het Comité van de Regio’s, dat de Commissie en de Raad adviseert over voorstellen met lokale of regionale implicaties, bestaat uit 222 vertegenwoordigers van de lagere overheden, die worden aangewezen door de Lidstaten. UITVOERINGSMIDDELEN De EU beschikt over diverse instrumenten om haar beleid ten uitvoer te brengen: - de Verordeningen: deze hebben een algemene strekking en zijn rechtstreeks bindend in alle lidstaten (te vergelijke met de wetten in een land) - de Richtlijnen bevatten doelstellingen en zijn toepasselijk op de lidstaten tot wie ze gericht zijn, en verplichten enkel het gestipuleerde resultaat te bereiken. De nationale overheid is vrij in de keuze van de middelen om dit resultaat te bereiken. - de Beschikkingen zijn in alle onderdelen bindend voor degenen tot wie ze gericht zijn (bv. een regering, een onderneming, een groep mensen), ze hebben een beperktere strekking dan de verordeningen De Raad en de Commissie kunnen ook nog Aanbevelingen doen en Adviezen verstrekken, maar deze zijn niet bindend, ze geven enkel het standpunt weer over een bepaald onderwerp. HOE VER STAAT DE EUROPESE UNIE? ALS DOUANE-UNIE - de onderlinge douanerechten werden afgeschaft, het gemeenschappelijk buitentarief is van toepassing voor alle lidstaten en de douanewetgeving werd geharmoniseerd. - ook de kwantitatieve beperkingen tussen de landen zijn verdwenen - de Btw- en accijnswetgeving werd aangepast om een handelsverkeer zonder grenscontroles mogelijk te maken tussen de lidstaten Toch bestaan er nog belemmeringen voor het handelsverkeer: - het ontbreken van een volledige harmonisatie van de accijnstarieven waardoor de handel in accijnsgoederen tussen de lidstaten, voorlopig nog aan bepaalde controles onderworpen is. - omwille van de bescherming van de consumenten, de gezondheid en de veiligheid werden controles die vroeger aan de binnengrenzen gebeurden, nu verplaatst naar het binnenland (bv. gezondheidsinspectie, van levende dieren, vlees…) - sommige goederen blijven, omwille van hun bijzondere aard (milieu, gezondheid) toch aan controles onderworpen. Dit is o.m. het geval voor de transporten in afvalproducten. Elke lidstaat heeft het recht de invoer te verbieden van afval uit een andere lidstaat dat voor vernietiging bestemd is. Voor afval dat reeds geherwaardeerd werd, moet de betrokken nationale overheid haar toestemming geven. - discriminerende staatshulp is verboden, maar wordt nog in diverse landen en sectoren toegepast - staatsmonopolies, in principe ook verboden, bestaan ook nog. ALS GEMEENSCHAPPELIJKE MARKT (OF INTERNE MARKT) - het volledig opheffen van de controles op het personenverkeer aan de binnengrenzen zal maar mogelijk zijn wanneer er een gemeenschappelijk visumbeleid bestaat in de EU. Dit is trouwens de doelstelling van het Schengen-akkoord, dat door 13 lidstaten werd ondertekend (het V.K. en Ierland behoren voorlopig niet tot de Schengen-landen). Noorwegen en Ijsland zijn geassocieerde leden van het Schengen-akkoord. - een vrij verkeer van werknemers is grotendeels gerealiseerd (reeds heel wat diploma’s en beroepskwalificaties werden gelijkgeschakeld). - een deel van de overheidsambten wordt toegankelijk voor alle EU-burgers - gepensioneerden en studenten mogen zich vrij vestigen, op voorwaarde dat zij over voldoende bestaansmiddelen en een ziekteV beschikken (of zich aansluiten bij de ziekteV van het verblijfsland). - het vrij verkeer van kapitaal. In bijna alle lidstaten zijn de kapitaalbewegingen vrijgemaakt en zijn de wisselcontroles afgeschaft. Bij sommige overheden was er een terughoudendheid omwille van de invloed van een vrij kapitaalverkeer op de betalingsbalans, op de politie van de munt, de economische groei, de concurrentiekracht van de binnenlandse financiële sector, de fiscale fraude. Banken met een vergunning in 1 lidstaat kunnen ook in andere lidstaten een filiaal openen en er diensten aanbieden (lidstaat waar de hoofdzetel gevestigd is heeft het toezicht op het filiaal). De liberalisering van de Vdiensten hinkt nog wat achterna. - de vrijheid van dienstverlening en van vestiging wordt nog gehinderd door het uitblijven van de erkenning van de gelijkwaardigheid van alle diploma’s van andere lidstaten (vooral voor de vrije beroepen). Ook de vestigingswetten, en e verschillen in het handels- en vennootschaprecht blijven belangrijke remmingen. ALS ECONOMISCHE UNIE - de landbouw is de enige sector met een gemeenschappelijke politiek. - het gemeenschappelijk industrieel beleid staat nog in zijn kinderschoenen. Er wordt gewerkt aan de regelgeving inzake de Europese vennootschap en de multinationale ondernemingen. - het energiebeleid in de EU, startte goed met de EGKS. Sinds steenkool als energiebron minder belangrijk geworden is, vordert de Europese energiepolitiek maar moeizaam. - ook bij het prijsbeleid bestaan er weinig gemeenschappelijke initiatieven - op het vlak van het vervoer werden een aantal technische (m.b.t. maximum afmetingen en gewichten, wat nog geen éénvormigheid meebrengt) en sociale aspecten (toegang tot het beroep, rij- en rusttijden) van het wegvervoer geregeld. De bilaterale vervoervergunningen tussen EU-landen zijn afgeschaft (met een nationale vergunning mag een vervoerder ook vervoer doen van en naar andere EU-landen-. Het ‘cabotage-verkeer’ (vervoer tussen 2 plaatsen in een land, verricht door een buitenlandse vervoerder), is volledig vrij binnen de EU. - op fiscaal vlak situeert de gemeenschappelijke politiek zich vooral op het vlak van de btw. In elke lidstaat mag enkel de btw gebruikt worden als verkooptax. Er is een akkoord over de soorten ‘accijnsproducten’ maar de gelijkmaking van de accijnstarieven is nog in bespreking. - schoorvoetend ontstaat en Europees milieubeleid, dat nog te beperkt is om de Europese groenen enthousiast te maken ALS MONETAIRE UNIE Hoewel de EU nog geen echte economische unie is, heeft ze reeds zeer belangrijke stappen gezet op de weg naar een monetaire unie. - het in werking treden van het Europees Monetair Systeem (EMS), dat als doel had te komen tot stabiele, maar aanpasbare wisselkoersen voor de EU-munten onderling, en de introductie van de ECU als spilmunt, waren de eerste aanzet tot monetaire samenwerking tussen de lidstaten. Beslissingen van monetaire aard, werden pas genomen na gemeenschappelijk overleg (bv. muntaanpassingen). - op de Europese Top van Madrid beslisten de regeringsleiders van de lidstaten alles in het werk te stellen om de bestaande monetaire samenwerking verder uit te breiden, om uiterlijk in 1999 tot een Economisch en Monetaire Unie (EMU) te komen, met de introductie van een Europese eenheidsmunt. Dit gebeurde in 3 fasen. - er werd beslist welke landen zouden deelnemen aan de EMU. België, Duitsland, Finland, Frankrijk, Ierland, Italië, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, Portugal en Spanje. De onderlinge wisselkoersen tussen de munten van deze 11 landen werden vastgelegd. - een definitieve omrekeningskoers tussen de EMU-munten en de EUR werd vastgelegd: de EUR wordt in gebruik genomen en de EMU kan in de praktijk in werking treden. - Griekenland treedt toe - 2002 werden de nationale munten van de EMU-landen omgewisseld in EUR. EN DE TOEKOMST… De nieuwe lidstaten moeten alle bestaande communautaire voorschriften zonder verwijl overnemen (zgn. acquis communautaire). Ze zullen nog niet onmiddellijk kunnen genieten van vrij verkeer van personen, zonder controles aan de grenzen van de bestaande lidstaten. Daardoor moet eerst zekerheid bestaan dat ze een degelijke grenscontrole kunnen realiseren aan de ‘nieuwe buitengrenzen’. Voor de komende jaren zijn belangrijke financiële middelen voorzien om deze nieuwe lidstaten daarbij te helpen. Voor het toepassen van de gemeenschappelijke landbouwpolitiek is een overgangsfase van 10 jaar voorzien. In 2004 zullen de nieuwe lidstaten ongeveer 25% van de voordelen krijgen die de landbouwers in de bestaande EU ontvangen. Deze voordelen worden geleidelijk opgetrokken de volgende jaren. Ze zullen wel onmiddellijk van de integrale landbouwrestituties bij export kunnen genieten. De nieuwe lidstaten hebben zich verbonden na hun toetreding te werken aan hun economie met het oog op het bereiken van de Maastricht-normen en het deelnemen aan het wisselkoersmechanisme. Zonder te voldoen aan deze voorwaarden is er geen sprake van dat ze kunnen toetreden tot de EMU, m.a.w. de euro als munt kunnen gebruiken. Een verdere uitbreiding van de EU blijft op de agenda staan. Het is voorzien dat Bulgarije en Roemenië kunnen toetreden vanaf 2007 (als ze voldoen aan de toetredingscriteria); dat betekent nog eens een toename van de bevolking. De EU steunt de inspanningen van Turkije, dat al een gedeeltelijke douane-unie vormt met de EU, om zich voor te bereiden op een volwaardig lidmaatschap. De Europese Administratie blijft via Verordeningen en Richtlijnen verder werken om hinderpalen op de weg naar de echt realisatie van de Gemeenschappelijk Markt uit de weg te ruimen. Het is echter een utopie te verwachten dat alle mogelijke wetten en bepalingen van de diverse lidstaten uniform kunnen gemaakt worden. De verschillen in de nationale wetgevingen mogen echter geen aanleiding (meer) zijn tot controles aan grenzen,tot het weigeren van elkaars goederen of diensten, of tot discriminatie tussen lidstaten. Om de eenheidsmarkt in de praktijk toch te laten werken, worden volgende principes gehanteerd: - harmoniseren: waar dit kan worden nationale normen vervangen door Europese normen (bv. zwangerschapsverlof van minimum 14 weken) - erkennen van elkaars regels en normen: dit principe wordt toegepast op het vlak van de gezondheidsen sanitaire normen. - dereguleren: komen tot een volledige vrije concurrentie (bv. volledig vrijmaken van de cabotage, vrije prijsbepaling in de luchtvaart…) Op korte termijn zal gewerkt worden aan een doeltreffendere werking van de structuurfondsen en een verdere hervorming van het landbouwbeleid. DE RELATIES VAN DE EU MET DERDE LANDEN Als Douane-Unie voert de EU, als 1 entiteit, het globale handelsbeleid van de lidstaten tegenover derde landen. Hun handelsakkoorden met 3en worden steeds door de EU afgesloten, en zijn dan bindend voor alle leden. Bij het onderhandelen over handelsakkoorden hebben de lidstaten uiteraard inspraak via de beslissingsorganen van de EU. De Gemeenschap sloot reeds een groot aantal handelsakkoorden af. Enkele belangrijke handelsakkoorden worden hier kort toegelicht. UNILATERALE ASSOCIATIE-AKKOORDEN MET ACP-LANDEN Zoals hoger vermeld, zijn dit zeer bijzondere handelsakkoorden, omdat ze enkel in de EU bestaan en omdat het ‘niet-wederkerige’ handelsakkoorden zijn. Deze akkoorden met de African, Caribean & Pacific Countries zijn ontstaan uit vroegere koloniale relaties van de lidstaten. Om deze landen, na de oprichting van de Gemeenschap, ook verder te helpen bij hun economische en sociale ontwikkeling stond de EU belangrijke handelsvoordelen toe. Deze akkoorden worden steeds voor een beperkt aantal jaren afgesloten, waarna ze herzien en eventueel aangepast worden. Deze associatie-akkoorden pogen de interne ontwikkeling van de ACP-landen te stimuleren en het handelsverkeer tussen de EU en de geassocieerde landen te bevorderen. De steun aan de ACP-landen bestaat uit een bepaalde handelsvoordelen, maar ook uit andere vormen van hulp. Enkele bepalingen uit de associatie-akkoorden zijn: - de industriële producten, grondstoffen en bijna alle landbouwproducten uit de geassocieerde landen, genieten een vrije invoer in de EU. - deze voordelen zijn niet wederkerig - de EU-landen genieten het statuut van ‘meest begunstigde natie’, dit betekent dat alle handelsvoordelen die een ACP-land toekent aan een ander land, ook moeten gegeven worden aan de EU (tenzij het ACP-land handelsvoordelen toekent in het kader van economische integratie) - de EU verleent ook financiële hulp onder de vorm van: - subsidies van het EOF voor de financiering van belangrijke infrastructuurwerken, of projecten in de landbouw en de industrie - leningen van de EIB tegen marktrente, die dank zij een rentesubsidie van het EOF kan verlaagd worden. - een andere vorm van hulp wordt verleend door de tussenkomsten van Stabex (Systeem voor de Stabilisatie van Exportopbrengsten) voor landbouwproducten en Sysmin voor mijnbouwproducten. Dit zijn fondsen die aan de geassocieerde landen waarvan de exportinkomsten uit resp. landbouw- of mijnbouwgrondstoffen abnormaal laag uitvallen (dalende prijzen, slechte oogsten,…), een financiële compensatie toekennen. De overeenkomst van Cotonou wil de betrekkingen tussen de ACP-landen en de EU dynamischer doen verlopen door een nieuw samenwerkingsmodel gericht op zowel de liberalisering van het handelsverkeer als de globalisering. Stapsgewijze onderhandelingen vanaf 2002 over regionale economische partnerschapsovereenkomsten tussen de ACP-landen, die in 2008 in werking moeten treden moeten in 2020 leiden tot de invoering van vrijhandelzones en een nieuwe handelsregeling die steunt op geleidelijke wederkerigheid en niet langer op eenzijdige handelspreferenties. De minst ontwikkelde ACP-landen die dergelijke overeenkomsten niet kunnen sluiten, komen in aanmerking voor de preferentiële regeling die vanaf 2004 wordt toegepast op alle minder ontwikkelde landen van de wereld in het kader van het Algemeen Systeem van Preferenties. De belangrijkste doelstelling van zo’n partnerschapovereenkomst is de armoede bestrijden door de ACP-landen geleidelijk aan te integreren in de wereldeconomie op grond van een regionale intra-ACP integratie. PREFERENTIËLE HANDELSAKKOORDEN (BILATERALE ASSOCIATIE-AKKOORDEN) De EU sloot zeer belangrijke preferentiële handelsakkoorden af met elk der landen van de EFTA, met ruime wederzijdse toegevingen, m.n. een volledige vrije invoer van industriële producten. Dit handelsakkoord werd reeds verder uitgebreid tot de Europese Economische Ruimte (EER). De (gedeeltelijke) douane-unie trad in werking tussen de EU en Turkije. Door een afbraak van alle tarifaire en niet-tarifaire belemmeringen op de meeste industriële producten, wordt de wederzijdse handel tussen de EU en Turkije geleidelijk vrijgemaakt. De Gemeenschap sloot ook met sommige Middellandse-Zeelanden bilaterale associatie-akkoorden, waardoor deze landen ook genieten van vrije invoer in de EU voor sommige industriële producten (uitz. Voor textiel). Ook bepaalde landbouwproducten genieten in de EU een voorkeursbehandeling (ook wederkerig voor de betrokken producten). Dergelijke overeenkomsten bestaan o.a. met: - de Maghreb-landen: Algerië, Marokko, Tunesië - de Machrak-landen: Egypte, Jordanië, Libanon en Syrië - andere: Israël en de Palestijnse autonome gebieden Deze akkoorden zouden tegen 2010 moeten uitmonden in een vrijhandelzone met de EU. Ook met Roemenië, Bulgarije, Slovenië, de Baltische Staten, Kroatië, Bosnië-Herzegovina en Mexico werden bilaterale associatie-akkoorden afgesloten. De akkoorden met Cyprus, Malta, Hongarije, Polen, Tsjechië, Slowakije, de Baltische Staten en Slovenië vervallen als die landen lid worden van de EU. Binnen de EU werd ook een hulpprogramma opgezet, om Polen en Hongarije bij te staan in de reorganisatie van hun economie (PHARE). Daartoe kunnen leningen worden toegestaan door de EIB, of opleidingen worden gegeven aan jongeren uit die landen. Dit PHARE-programma werd uitgebreid naar de meeste andere landen van Centraal- en Oost-Europa. In 1991 werd daarenboven een nieuw hulpprogramma ontworpen om technische bijstand te verlenen aan de GOS-landen om de overgang naar een markteconomie te vergemakkelijken. Via giften worden financiële middelen verstrekt om de sectoren energie, vervoer, distributie van voedingsmiddelen en financiële diensten beter te laten functioneren. De EU heeft ook een belangrijke participatie in de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling, die werd opgericht om investeringskredieten te verstrekken aan de landen van Oost- en Centraal Europa. Tussen de EU en sommige landen in Azië en Latijns-Amerika (ALA) bestaan financiële overeenkomsten. Daarbij kunnen ondernemingen die handelsprojecten willen starten met die landen eventueel genieten van subsidiëring. ANDERE VORMEN VAN ECONOMISCHE INTEGRATIE BELGISCH-LUXEMBURGSE ECONOMISCHE UNIE (BLEU) Een verdrag van kracht met als doel: de vorming van een ECONOMISCHE UNIE tussen B en LUX. Later werden ook de monetaire verhoudingen tussen beiden landen geregeld. Kenmerken: - afschaffing van tolgrenzen tussen beide landen - identieke voorschriften inzake douane (en sommige accijnzen), geen douanedocumenten voor de wederzijdse handel, douane- en accijnsopbrengsten worden in een gemeenschappelijke kas gestort en verdeeld pro rata van bevolkingsaantal. - alle internationale akkoorden inzake internationale handel worden gemeenschappelijk afgesloten. - de onderdanen van beide landen genieten in elk van de 2 landen dezelfde voordelen op het vlak van verkeer, verblijf en uitoefening van economische activiteiten - de landen voeren in nauw overleg een gecoördineerd economisch, financieel en sociaal beleid - op het monetaire vlak vormden de landen 1 wisselentiteit, met eenzelfde wisselreglementering (vastgelegd door het B-L instituut voor de Wissel, BLWI) - het B geld was gangbaar in LUX, dat ook een eigen valuta had voor intern gebruik - de gemeenschappelijke deviezenreserves werden bijgehouden door de Nationale Bank van B, die na overleg, de monetaire politiek voerde voor beide landen - internationale statistieken worden gezamenlijk opgemaakt - voor de behartiging van commerciële en economische belangen in het buitenland, kan LUX beroep doen op de B diplomatieke en consulaire diensten - er bestaat geen supranationaal gezag BENELUX Een akkoord van B, Nl en Lux tot oprichting van een douane-unie. 10 jaar later werd reeds een nieuw akkoord ondertekend, nl. het Verdrag tot instelling van de Benelux economische unie. De beslissingen in de Benelux worden genomen door een Comité van Ministers dat bestaat uit de ministers van Buitenlandse Zaken, Financiën en Economische Zaken van de 3 landen. Dit Comité is geen supranationaal orgaan (zoals de Commissie van de EU), zodat beslissingen van dit Comité pas bindend worden als ze omgezet worden in nationale wetten. De vorming van de douane-unie, de gemeenschappelijke markt en de economische unie werd op vlee punten reeds achterhaald door het bestaan van de EU. Toch zijn er belangrijke punten waarop de Benelux een duidelijke voorsprong heeft op de EU. - reeds in 1960 werden zowel voor vreemdelingen als voor burgers de identiteitscontroles aan de binnengrenzen afgeschaft, en verlegd naar de buitengrenzen, en werd een gemeenschappelijk visumbeleid ingesteld. - er is niet alleen een vrij verkeer van goederen, maar de Benelux vormt sedert 1971 ook een ééngemaakt douane-gebied, met in alle landen uniforme douanevoorschriften. - de formaliteiten aan de binnengrenzen waren nog enkel van statistische of fiscale aard (nog geen éénmaking van btw en accijnzen). Deze formaliteiten werden erg vereenvoudigd, door de verlegging van de btw naar het binnenland en het gebruik van het vereenvoudigd douane-document voor de interne handel. Dit document werd afgeschaft. EUROPEAN FREE TRADE ASSOCIATION (EFTA) EUROPESE VRIJHANDELASSOCIATIE (EVA) De organisatie telde voor Noorwegen, Zweden, Oostenrijk, Zwitserland, Finland, Ijsland en Liechtenstein. Finland, Oostenrijk en Zweden verlieten de EFTA om lid te worden van de EU. Vroeger moesten ze het lidmaatschap van de EFTA opgeven. Daardoor verloor de EFTA veel van haar betekenis. Om die reden heeft de EFTA toenadering gezocht tot de EU, waarmee ze ruime handelsakkoorden heeft afgesloten. doel en kenmerken van de EFTA - de EFTA heeft als doel een vrijhandelzone te vormen tussen de leden door de afschaffing van de onderlinge invoerrechten (uitzondering: landbouw- en visserijproducten) en het opheffen van de kwantitatieve beperkingen en allerlei maatregelen die de concurrentie hinderen. - de uiteenlopende buitentarieven van de leden vereisen een ingewikkelde reglementering met betrekking tot de oorsprong van ingevoerde goederen - geografisch liggen de landen vrij verspeid en de leden hebben een verschillend peil van economische ontwikkeling ANDERE VORMEN VAN INTERNATIONALE SAMENWERKING WTO EN GATT De GATT (General Agreement on Tariffs and Trade), een multilaterale handelsconferentie, wilde door een liberalisering van de internationale handel de welvaart van alle landen verhogen. De leden groeiden tot meer dan 100. De GATT die slechts een tijdelijke instelling was, werd vervangen door een permanente organisatie: de WTO (World Trade Organization). De GATT had geen supranationaal gezag en kon de toepassing van de gedane beloftes niet afdwingen. Evenmin kon ze sancties toepassen voor wie zijn beloftes niet nakwam. De WTO heeft meer macht en zal kunnen optreden als recht m.b.t. de toepassing van de bepalingen van het Uruguay-akkoord. Werking De GATT wilde de internationale handel vrijmaken van allerlei verdoken handelsbelemmeringen en overdreven hoge douanetarieven (rechten). Er werd een internationale gedragscode uitgewerkt, die berust op de volgende principes: - wegwerken van alle handelsbelemmeringen - de invoerrechten zijn het enige middel om de economie te beschermen tegen overdreven concurrentie uit het buitenland (dus volledige afschaffing van niet-tarifaire handelbelemmeringen) - geleidelijke afbraak van bestaande tarieven - geen nieuwe handelsbelemmeringen invoeren Om dit te realiseren organiseert de GATT op regelmatige tijdstippen multilaterale tariefrondes (onderhandelingen). Die onderhandelingen steunen op 2 principes: - ‘non-discriminatie’ tussen de leden d.w.z. een lager tarief toegestaan aan 1 handelspartner wordt automatisch ook toegekend aan derde landen (meest begunstigde natie clausule); (hier op zijn wel een aantal uitzonderingen) - wederkerigheid inzake tariefvermindering: een lid dat zijn invoerrechten verlaagt door producten uit andere landen, mag dezelfde voordelen verwachten voor zijn export. Resultaten en problemen In de 1ste tariefrondes werd een grote vooruitgang geboekt in het vrijmaken van de handel, vnl. door tariefafbraak (tarieven op industrieproducten werden verlaagd van gemiddeld 40% in ’47 tot ca. 5% nu). Gedurende de Kennedy-ronde kwamen ook de tariefafbraak voor landbouwproducten (sterk beschermde sector in de meeste landen) en de niet-tariefaire handelsbelemmeringen ter sprake, maar hier waren de resultaten aan de magere kant. De EU met haar sterk protectionistische landbouwpolitiek moest heel wat kritiek incasseren, hoewel zij niet de enigen zijn aan wie een steen mag geworpen worden. Diezelfde ‘moeilijke’ domeinen kwamen ook op de Tokio-ronde op tafel, zonder dat er spectaculaire resultaten werden geboekt. Het algemeen economisch klimaat (monetaire crisis, inflatie, pretoleumcrisis van de jaren ’70) droeg ertoe bij dat de meeste landen niet tot grote toegevingen bereid waren. De groeiende tegenstelling tussen rijke en arme landen beïnvloedde eveneens het onderhandelingsklimaat. Het is voor de ontwikkelingslanden inderdaad moeilijk om dezelfde handelstoegevingen te doen als de geïndustrialiseerde landen. Daarom wordt het principe van de wederkerigheid in vraag gesteld. Op de Uruguay-ronde, die na veel talmen werd ondertekend, kwam men tot nieuwe toegevingen: - verdere verlaging van de invoerrechten op industriële producten - verlaging invoerrechten op landbouwproducten - vermindering van de landbouwsubsidies (inclusief exportsubsidies) - geleidelijke afbouw van de invoerbeperkingen die in sommige industrielanden gelden op landbouwproducten en textielproducten - het vrijmaken van de handel in diensten Nieuwe handelsbesprekingen, zijn in voorbereiding. Op de Doha-ministerconferentie werd een agenda vastgelegd. Aandacht krijgen zeker: de problemen van ontwikkelingslanden om voorgaande WTO-beslissingen uit te voeren, de binnenlandse landbouwsubsidies en exportsubsidies voor landbouwproducten van sommige landen (EU, USA…) die als erg marktverstorend worden ervaren (vooral voor ontwikkelingslanden) en verdere afbraak van de hoge invoerrechten op sommige producten. Minder eensgezindheid bestaat er over het onderhandelen over de vrijmaking van de werelddienstenhandel. INTERNAIONAAL MONETAIR FONDS INTERNATIONAL MONETARY FUND (IMF) Het IMF werd opgericht op de Conferentie van Bretton Woods in 1944, met de bedoeling in de naoorlogse periode bij te dragen tot het economisch herstel en het hernemen van het international handelsverkeer, door een volt betalingsverkeer mogelijk te maken en de internationale monetaire samenwerking te bevorderen. Ze wilde dit doel bereiken door: - een internationaal overleg te realiseren over monetaire problemen - het bevorderen van het vrij internationaal betalingsverkeer - middelen te verschaffen aan de landen om hun betalingsbalansproblemen op te lossen en de economische ontwikkeling te bevorderen. - een zekere wisselkoersstabiliteit te bereiken voor de belangrijkste munten Het systeem van stabiele wisselkoersen van het IMF heeft gedurende 25 jaar vrij goed gewerkt. Met USD-crisis van 1971 moest het principe van stabiele wisselkoersen tussen de belangrijkste munten opgegeven worden. In 1979 heeft het EMS-systeem deze principes overgenomen voor de belangrijkste West-Europese munten, waarvan de meeste nu deel uitmaken van de EMU. Het IMF blijft verder de economische evolutie van haar leden volgen, en biedt, waar nodig haar logistieke en eventueel financiële hulp (vooral belangrijk voor de ontwikkelingslanden). EEN BLIK OP DE INTERNATIONALE HANDEL WAAROM INTERNATIONALE HANDEL? Door de liberalisering van de internationale handel, kende de wereldhandel sedert WOII een omzeggens ononderbroken groei. Vooral vanaf de jaren ’70 kende de wereldwijde uitwisseling van goederen een explosieve toename. In 1989 overschreed de wereldwijde uitwisseling van goederen de grens van 3 000 miljard USD, en 7 jaar later stond de teller van de wereldexport reeds op meer dan 5 000 miljard USD. In 2001 had de wereldhandel een waarde van ca. 6 155 miljard USD, wat voor het eerst sinds lang een daling inhield van ruim 4% tegenover 2000. Hoe komt het dat er zoveel handel is, en dat iedereen steeds meer handel wil drijven? Enkele verklaringen: - niet alle goederen die een land nodig heeft, of die een land wenst, zijn ter plaatse beschikbaar, bv. energieproducten, grondstoffen, tropische vruchten,… - goederen die wel in eigen land beschikbaar zijn, kunnen soms goedkoper in het buitenland aangekocht worden, bv. textielproducten, elektronisch materiaal, steenkool,… - er is eveneens de toenemende globalisering van de economie, die steeds verder gaande expansie van de ‘bewerkingseconomie’ met zich meebrengt (goederen worden voor bepaalde bewerkingen uitgevoerd naar een ander land, meestal lageloonlanden, en dan opnieuw ingevoerd; opeenvolgende bewerkingen op goederen gebeuren steeds meer in verschillende landen). Landen verschillen van elkaar, en elk heeft andere mogelijkheden. Sommige verschillen zijn te verklaren door natuurlijke factoren, andere door socio-economische factoren. Bv. bezit van natuurlijke rijkdommen (ertsen, aardolie), bodem, reliëf en klimaat (vruchtbare grond, neerslag, temperatuur), bevolkingsgrootte en –spreiding, niveau ontwikkeling, aard en gewoonten van de bevolking (levenswijze, religie, voedingswijze) Deze verschillen tussen landen leiden tot zgn. ‘arbeidsverdeling’. Een andere evolutie die de steeds sterkere expansie van de internationale handel in de hand gewerkt heeft, is ook de toename van de technische mogelijkheden van het vervoer. Bv. koelschepen, grote tankschepen voor vervoer van aardolie en vloeibare gassen, vliegtuigen voor snel vervoer, pijpleidingen die grote afstanden overbruggen. Verhoogt de internationale handel de welvaart van een land? - internationale handel is gunstig voor de verbruiker: - hij beschikt over meer (grotere keuze) en betere producten - de goederen worden goedkoper (buitenland maakt ze soms goedkoper, de handel verhoogt de concurrentie tussen de ondernemingen waardoor de prijzen dalen) - internationale handel is gunstig voor de producenten: - elke producent specialiseert zich in de producten die hij het ‘best’ kan maken (door die specialisatie, kan hij aan ver doorgedreven research doen, en wordt daardoor nog ‘beter’) - door de specialisatie bereikt hij een grotere afzet van een bepaald product, en geniet hij van de ‘economies of scale’. - door de handel verhoogt de concurrentie, en moeten de ondernemingen ook efficiënter gaan produceren (= tegen lagere kosten) om de concurrentie te baas te kunnen - internationale handel is gunstig voor het land, als men erin slaagt een redelijk evenwicht te bereiken tussen invoer en uitvoer: - door de uitvoer verwerft het land de nodige deviezen, om de invoer te betalen - concurrentie van andere landen, kan bepaalde sectoren weliswaar bedreigen, maar door een goed industrieel beleid, moet men de industrie tijdig heroriënteren naar de ‘sterke sectoren’. DE HANDEL IN DE WERELD De wereld is gekenmerkt door een zeer intensieve uitwisseling van goederen en diensten. De ene regio heeft daar natuurlijk een groter aandeel in dan de andere. Die drukke handel, vereist ook heel wat transport en ondersteuning door de diverse geledingen van de expeditiewereld, zoals expediteurs, goederenbehandelaars, transportVa’s… De wereldhandel, de som van de export van alle landen van de wereld, bereikt een waarde van ca. 6 155 miljard USD (2001). De geïndustrialiseerde landen met een markteconomie zijn de grootste handelsmogendheden. Bij de top-10 van de handeldrijvende landen komen 9 geïndustrialiseerde Westerse landen voor, met steeds de USA, D en Japan op kop. Deze 10 landen nemen meer dan 55% van de wereldexport en bijna 60% van de wereldimport voor hun rekening. De nieuwe industrielanden (New Industrial Countries of NIC) rukken snel op, en hebben zich een stevige plaats verworven onder de 25 belangrijkste exporteurs. Onder hen kenden Mexico, Brazilië, de republiek Korea, Maleisië, de Volksrepubliek China, Singapore en Thailand de laatste jaren de grootste exportgroei. De BLEU die traditioneel op de 10de plaats stond onder de wereldexporteurs moet die plaats nu afstaan aan de opkomende handelsmacht China. De toename van de internationale handel verloopt niet in alle regio’s van de wereld volgens hetzelfde tempo. Vooral Centraal- en Oost-Europa, Latijns-Amerika en Azië kenden de voorbije 10 jaar een sterke gemiddelde groei van hun export. West-Europa en Afrika haalden het wereldgemiddelde inzake groei van de internationale handel niet. De EU is in de wereld wel de verst gevorderde vorm van economische samenwerking tussen landen maar zeker niet de enige. Wordt de EU als 1 handelsentiteit beschouwd (waarbij de internationale handel tussen de 15 lidstaten niet beschouwd wordt als internationale handel) dan krijgen we een ander beeld over de spreiding van de wereldhandel. De EU is dan met een aandeel van bijna 20%, de belangrijkste wereldexporteur (voor de USA) en komt als wereldimporteur op de 2de plaats na de USA. DE INTERNATIONALE HANDEL VAN DE BLEU B is een gebied met een zeer open economie, d.w.z. dat de economie in belangrijke mate steunt op haar import- en exportactiviteiten. De voorbije decennia behoorde B bijna steeds tot de top-10 van de exporterende naties van de wereld. Dat is dés te opmerkelijker als we weten dat B haar aandeel van ongeveer 3% in de wereldhandel behaalt met een bevolking die nauwelijks 0,2% van de wereldbevolking omvat en met een gebied dat niet groter is dan 0,02% van de wereldoppervlakte. HET BELANG VAN DE B BUITENLANDSE HANDEL Zowel de centrale ligging van B in West-Europa, de schaarste aan natuurlijke rijkdommen als de grote bevolkingsdichtheid verklaren het extrovert karakter van de B economie. B moet vele goederen invoeren (o.a. vele basisproducten en energieproducten) om te voldoen aan de behoeften van de bevolking. Om deze invoer te kunnen betalen is het noodzakelijk ook een belangrijk volume te exporteren. B ging zich daarom specialiseren in het ‘verwerken’ van de ingevoerde goederen. Vrij vlug slaagde de verwerkende nijverheid erin meer te produceren dan het land nodig had voor zijn eigen behoeften. Voor dit surplus zochten de ondernemers, met steeds groeiend succes, een afzet in het buitenland. Het verwerken van in het buitenland aangekochte goederen, die na de verwerking in belangrijke mate opnieuw werden uitgevoerd, is de spil waarrond de B economie draait. SECTORIËLE VERDELING VAN DE B BUITENLANDSE HANDEL UITVOER de producten van de metaalverwerkende nijverheid vormen steeds de belangrijkste groep. Dit is niet zo verwonderlijk want de metaalverwerkende nijverheid is de grootste nijverheidssector van ons land, zowel wat betreft de grootte van de productie als de grootte van de tewerkstelling. Zeer belangrijke uitvoerproducten van die sector zijn: het transportmaterieel (auto’s, tractors, spoorwegwagons, metro- en tramstellen, bussen…) en allerlei machines en toestellen. Een andere belangrijke groep uitvoerproducten zijn de producten van de scheikundige en farmaceutische nijverheid en de aanverwante kunststoffen en rubberproducten (bijna uitsluitend synthetische producten). De textielproducten omvatten o.a. tapijten, allerlei confectie, meubelstoffen, synthetische vezels… Het belang van de groep parels, edele metalen en edelstenen verwijst uiteraard o.m. naar de diamantnijverheid. De groep landbouwproducten omvat vooral vlees en levende dieren, zuivelproducten, groenten en granen en producten van de meelindustrie. INVOER Het is interessant de invoer te bekijken volgens de aanwending van de invoergoederen. Gemiddeld bestaat 60% van de totale invoer uit intermediaire producten, dit zijn goederen die nog verder bewerkt of verwerkt zullen worden in de nijverheid. Een belangrijk deel van die goederen (bijna 1/3) zijn bestemd voor de belangrijkste industriële sector: de metaalverwerkende nijverheid. De verbruiksgoederen nemen ca. 25% van de invoer voor hun rekening (ongeveer 2/3 daarvan zijn duurzame verbruiksgoederen). Het aandeel van de uitrustingsgoederen in de invoer beloopt jaarlijks ongeveer 15%. At de aard van de invoerproducten betreft, zien we dat B niet enkel vervoermaterieel en machines exporteert, maar deze goederen evengoed importeert (samen ongeveer 30% van de invoer). Dit komt omdat elk land een zekere specialisatie heeft, en de producten die het zelf niet, of niet rendabel kan maken, dan invoert. Hetzelfde geldt ook min of meer voor de scheikundige en farmaceutische producten. De minerale producten omvatten vooral ruwe aardolie (door onze bedrijven verder verwerkt, vandaar ook de export van die producten), steenkolen en cokes (o.a. voor de staalindustrie) en aardgas. Voor de textielnijverheid worden jaarlijks heel wat vezels ingevoerd. Ook de kleding is een belangrijk onderdeel van de textielinvoer. DE VERDELING VAN DE B BUITENLANDSE HANDEL VOLGENS HANDELSPARTNERS B onderhoudt handelsbetrekkingen met zowat alle landen en gebieden van de wereld (ruim 200). De B handelsstromen concentreren zich op een beperkt aantal landen m.n. de ons omringende landen. D, F en Nl zijn traditioneel de belangrijkste handelspartners van B, met D bijna steeds op de 1ste plaats. Ongeveer 80% van de B uitvoer gaat naar onze 10 belangrijkste klantenlanden (w.o. 7 Europese landen). Onze 10 belangrijkste leveranciers (w.o. 7 Europese landen) leveren ongeveer 75% van de B invoer. De handel met de landen van Centraal- en Oost-Europa is vrij beperkt. De USA is de belangrijkste niet-Europese handelspartner (6de klant en 5de leverancier van B). opmerkelijk is dat de invoer uit Japan (7de leverancier) veel groter is dan de uitvoer naar dat land (14de klant). Inderdaad de Japanse goederen vinden een gretige afzet op onze markten, maar anderzijds is het zeer moeilijk op de Japanse markt te penetreren. de geïndustrialiseerde landen wisselen vooral onderling goederen uit. Ditzelfde patroon vinden wij ook terug bij de B handel: bijna 90% van onze handel gebeurt met andere geïndustrialiseerde landen. Ongeveer 10% van het goederenverkeer zijn uitwisselingen met ontwikkelingslanden. REGIONALE VERDELING VAN DE B BUITENLANDSE EXPORT Binnen B zijn duidelijke verschillen merkbaar in de exportgerichtheid van de regio’s. Exporteren is vooral een Vlaamse activiteit, want ruim ¾ van de geëxporteerde goederen komt van bedrijven die gevestigd zijn in het Vlaamse Gewest. De bedrijven van het Waalse Gewest leveren 14% van de uitvoer en de Brusselse bedrijven nemen ca. 10% van de export voor hun rekening. HOOFDSTUK 14: TUSSENKOMENDE INSTELLINGEN EN ORGANISMEN DE NATIONALE BANK VAN B De NBB is opgericht bij de wet van 5/5/1850. de NBB is een NV en het maatschappelijk kapitaal bedraagt 10 miljoen euro, waarvan de helft van de aandelen op naam en in het bezit zijn van de B overheid. Ze zijn niet overdraagbaar. De andere helft zijn aan toonder en onder het publiek verspreid. Deze aandelen worden op de aandelenbeurs verhandeld. De NBB gedrukt. De euromuntstukken worden daarentegen geslagen door de Koninklijke Munt, een departement van het Ministerie van Financiën. De NBB was tot voor kort ook de centrale bank die belast was met het voeren van het monetair beleid in ons land, omdat ze over een reeks instrumenten beschikte om dit beleid goed uit te voeren. Het voeren van een monetair beleid is als opdracht nu overgenomen door de ECB te Frankfurt. De andere taken blijven de bevoegdheid van de Nationale Bank van elk land dat behoort tot de eurozone. Deze taken zijn o.a. het in omloop brengen van het geld, waken over de stabiele waarde van het geld, diensten verlenen aan de ondernemingen, banken, verzamelen van statistische gegevens. Het beheer van de nationale bank De NBB wordt bestuurd door een Gouverneur, een Directiecomité en bijgestaan door de Regentenraad. De Gouverneur is belast met de leiding van de NBB. Hij is door de Koning benoemd voor een hernieuwbare termijn van 5 jaar. Hij zit het Directiecomité voor en doet al de genomen beslissingen uitvoeren. Het Directiecomité bestaat uit ten minste 3 en maximum 7 Directeuren en de Gouverneur. De leden worden voorgedragen door de Regentenraad en worden door de Koning benoemd voor hernieuwbare termijnen van 6 jaar. De Regentenraad bestaat naast de Gouverneur en de Directeuren uit 10 Regenten die benoemd worden door de Algemene Vergadering der aandeelhouders. De Regenten worden door de Algemene Vergadering verkozen voor een hernieuwbare termijn van 3 jaar. De Regenten behoren o.a. tot de belangrijkste werknemersorganisaties (vakbonden), de belangrijkste werkgeversorganisaties uit de financiële wereld, de industrie, de handelswereld, de middenstand en landbouw. De Minister van Financiën stelt ook 5 regenten aan. De opdracht van de Regentenraad is de algemene economische toestand van het land bespreken met betrekking tot de NBB en van gedachten wisselen over kwesties i.v.m. het monetair beleid en de EU. Daarnaast houdt het College van Censoren, bestaande uit een tiental leden toezicht op de voorbereiding en de uitvoering van de begroting. Deze personen worden ook gekozen door de Algemene Vergadering der aandeelhouders uit specialisten die vooral bevoegd zijn inzake controle op ondernemingen. De Algemene Vergadering vertegenwoordigt het geheel van de aandeelhouders van de NBB. De Algemene Vergadering verkiest de Regenten en de Censoren. De Minister van Financiën controleert de activiteiten van de NBB. Taken van de NBB Voor de overheid en voor de financiële instellingen is de NBB de bank der banken. De centrale bank fungeert daarbij als spil van de financiële sector. De NBB verleent dan ook een aantal diensten aan de kredietinstellingen. Zoals: - het organiseren van het interbancair betalingsverkeer. We vermelden hierbij het UCV (Uitwisselingscentrum en Verrekening) dat opgericht werd in 1974 en als opdracht heeft de betalingen van relatief beperkte bedragen (doorgaans girale betalingen) te verwerken. Daarnaast verwerkt de NBB sedert 1996 in ons land via ELLIPS (Electronic Large Value Interbank Payment System) de betalingen (overschrijvingen) van grote bedragen (boven de € 500 000). Met TARGET worden de betalingen zeer snel verwerkt tussen de lidstaten van de EU. Sedert 1999 verbindt TARGET ELLIPS en de andere Europese systemen met elkaar. - het beheer van een verrekenings- of clearingstelsel voor effecten. Dit betekent dat de NBB als taak heeft te zorgen voor een veilige en snelle wijze van afhandelen van transacties in gedematerialiseerde vorm van effecten of m.a.w. alleen de op rekening geboekte en niet fysiek leverbare effecten worden hier verwerkt. Het verrekingstelsel wordt vooral gebruikt voor leningen uitgegeven door de Belgische Staat zoals lineaire obligaties (OLO’s), schatkistcertificaten… - de NBB oefent toezicht uit op de in B gevestigde betalings- en effectenvereffeningsstelsels. Dat toezicht heeft betrekking op ELLIPS, UCV, de effectenclearing van de NBB, Banksys en Swift. Daarvoor heeft de NBB een goede relatie opgebouwd met de Commissie voor Bank- en Financiewezen, de vroegere Bankcommissie (CBF). - de centrale verwerking van het Handelspapier (wisselbrieven en orderbriefjes). Deze taak werd sinds 1997 door de banksector aan NBB toevertrouwd. Door dit systeem wordt de materiële overdracht van Handelspapier, dat bij de kredietinstellingen gedomicilieerd is, uitgeschakeld. Dit betekent dat de kredietinstellingen de belangrijkste gegevens om het handelspapier te incasseren elektronisch uitwisselen. De NBB heeft daarbij de opdracht van de kredietinstellingen gekregen om in te staan voor de materiële bewaring, het incasso, de procedures i.v.m. de niet-betaling en de archivering van het handelspapier dat ter betaling wordt aangeboden in de Verrekenkamer. - het beschermingsfonds voor deposito’s en financiële instrumenten. Wanneer een bank failliet gaat worden de klanten gedeeltelijk vergoed door het in 1998 opgericht overheidsorgaan: het beschermingsfonds voor deposito’s en financiële instrumenten. De vergoeding is beperkt tot € 20 000 voor het geld dat de klant op zijn rekening heeft staan. Dit fonds wordt gefinancierd door de kredietinstellingen en de beleggingsondernemingen. !!!OPMERKING!!! De herdiscontering van handelspapier (wissels en orderbriefjes) bij de NBB werd afgeschaft. Wat doet de NBB na de oprichting van de ECB? Wat is de rol van de NBB? De NBB blijft haar huidige rol in de muntunie uitvoeren en dit in overeenstemming met de beleidsopties die genomen zijn door de ECB. In deze zin is de NBB een filiaal van de ECB. De NBB en de andere Europese centrale banken blijven noodzakelijk voor de uitvoering van het monetair beleid en voor de contacten met de lokale banken. Voor het inzamelen van de statische micro- en mactro-economische en financiële gegevens van ons land krijgt de NBB een nog grotere rol dan vroeger. Het monetair beleid van de gemeenschap wordt uitgestippeld door de ECB. Dit betekent het in kaart brengen van de monetaire doelstellingen op middellange termijn, het nemen van besluiten over rentetarieven en het inbrengen van de reserves in het ESCB (het Europees Stelsel van Centrale Banken). De Raad van Bestuur van de ESCB, die gevormd wordt door o.a. de Gouverneurs van de nationale of centrale banken van de 15 lidstaten van de EU en 6 Directieleden van de ECB, bepaalt dit monetaire beleid. Bij het nemen van beslissingen i.v.m. het monetair beleid zoals wijzigingen in het rentetarief, beschikt elk lid van deze Raad over 1 stem. DE NATIONALE DELCREDEREDIENST (NDD) Begrip en de verzekerbare risico’s Het is een openbare instelling met rechtspersoonlijkheid of een parastatale instelling die opgericht werd in 1935, waarvan de verbintenissen eveneens door de Staat zijn gewaarborgd en die zowel op financieel als op administratief vlak volledig autonoom werkt. De NDD werd opgericht om de B buitenlandse handel te stimuleren door het verzekeren van de risico’s die aan de export, import en investeringen in het buitenland verbonden zijn. Het voorwerp van verzekerbare handeltransacties kunnen consumptiegoederen zijn, maar ook halffabrikaten, kapitaalgoederen, projecten, aannemingswerken, consignatietransacties, verkoop van technologie en knowhow en verhuur. Bij de B investeringen in het buitenland komen zowel de kapitaalparticipatie als leningen of garanties aan buitenlandse joint-ventures in aanmerking. De NDD garandeert niet het commerciële succes van een investering. De bedoeling van de NDD is de B investeerders een grotere draagkracht te geven door de mogelijke verliezen te dekken die te wijten zijn aan politieke risicofactoren. Dit betekent dat de Delcrederedienst niet alleen het verlies vergoedt van de investering wegens overheidsmaatregelen en oorlog, maar de Delcrederedienst komt ook tussenbeide wanneer het kapitaal of de opbrengsten van de investering wegens deviezenschaarste niet naar B getransfereerd kunnen worden. De NDD dekt als publieke kredietVa vooral de risico’s van niet-betaling op halflange en op lange termijn. Voor de transacties op middellange en lange termijn zijn er geen geografische beperkingen. Wel voor kortlopende kredieten (minder dan 1 jaar) is de dekking beperkt tot bepaalde landen, zoals alle nietOESO-landen, Mexico en Zuid-Korea. De dekking van de risico’s gebeurt door het onderschrijven van een Vpolis. De NDD dekt niet alleen de risico’s van niet-betaling of m.a.w. het commercieel risico op de buitenlandse debiteuren (zowel particulier als overheidsdebiteur), maar ook de risico’s van verbreking van het contract door de importeur, ook resiliatierisico genoemd. Daarnaast dekt de NDD ook de wisselkoersrisico’s. De NDD verleent ook dekking voor risico’s van in beslagname van aannemersmaterieel en het transferrisico. De Delcrederedekking is ook bruikbaar als ondersteuning van verschillende financieringstechnieken, zoals het leverancierkrediet, de documentaire kredieten, disconto’s, bankfinancieringen, leasing, kaderkredieten en prefinanciering. Daarnaast dekt de Delcrederedienst ook politieke risico’s. dat slaat op alle gebeurtenissen die zich in het buitenland voordoen en die voor de Vd of de debiteur overmacht zijn zoals politieke gebeurtenissen, oorlogen, natuurrampen of economische moeilijkheden, bv. deviezenschaarste. De kredietV door de NDD is per land geplafonneerd. Daarvoor is de schuld van elk land een belangrijk gegeven. Een verslechtering of verbetering van de internationale schuldensituatie van een land betekent respectievelijk een terugschroeven of een verhoging van de kredietplafonds. De Delcrederedienst bepaald i.v.m. de dekkingscapaciteit land 2 maximumobligo of plafonds. Een 1ste plafond geldt voor de exporttransacties met korte krediettermijn, het 2de plafond geldt voor de exporttransacties met een middellange en lange krediettermijn en de investeringen. De NDD doet ook aan herV van risico’s die al gedekt werden door private kredietVa’s. De Delcrederedienst heeft een analyse gemaakt van de landen in de wereld. Daarnaast heeft de Delcrederedienst ook op een objectieve wijze een dekkingsbeleid uitgestippeld. In die analyse wordt voor elk land en voor elk transactietype de premiecategorie, het plafond en de dekkingsvoorwaarden bepaald. De Delcrederedienst maakt in het landenbeleid een onderscheid tussen verschillende transactietypes, zoals kortetermijntransacties (minder dan 12m), krediet op middellange of lange termijn (meer dan 1 jaar). Daarin beoordeelt de Delcrederedienst het politieke risico en het commerciële risico. Er worden ook premiecategorieën opgemaakt voor directe investeringen in het buitenland. Daarin wordt een onderscheid gemaakt tussen oorlogsrisico, het risico op overheidsmaatregelen en onteigening en het transferrisico. Soorten polissen Bij de soort polis die gesloten wordt, speelt de termijn een belangrijke rol. Men maakt een onderscheid tussen de kredieten voor minder dan 360 dagen en de kredietV voor meer dan 360 dagen. Voor kredieten van minder dan 360 dagen heeft de Delcrederedienst verschillende formules uitgewerkt die zich richten naar alle soorten van ondernemingen, maar die ook specifieke oplossingen bieden voor KMO’s, multinationals. Welke formules? - Globale polis - KMO-polis - Multinational polis De globale polis De globale polis kan gesloten worden door elke onderneming die in B gevestigd is of die met ons land een ‘band’ heeft. Die band kan zijn de moedermaatschappij, de dochtermaatschappij,… Met deze globale polis kan de onderneming zich verzekeren tegen kredietrisico’s bij buitenlandse transacties die ze afsluit met cliënten buiten West-Europa, Noord-Amerika, Japan, Australië en Nieuw-Zeeland. De transacties hebben zowel betrekking op consumptiegoederen, halffabrikaten, grondstoffen, reserveonderdelen als lichte kapitaalgoederen die betaalbaar zijn op contante basis of met een krediet van maximaal 6 maanden tot 1 jaar. Welke risico’s zijn gedekt in de globale polis? Een 1ste risico dat gedekt wordt met deze globale polis is het betalingsrisico. De oorsprong van het risico speelt geen rol. De oorzaak kan zowel liggen bij de debiteur (bv. insolventie) als bij het land waar de debiteur gevestigd is (bv. oorlog, transferproblemen van de deviezen,…). KMO-polis De KMO-polis is bedoeld voor B ondernemingen met een totale jaaromzet, die in principe niet meer bedraagt dan € 5 miljoen en met een verre export die niet hoger ligt dan € 620 000. met deze polis is de KMO verzekerd tegen kredietrisico’s bij transacties met cliënten buiten de EU en is z ook beschermd tegen risico’s van onbetaalde facturen. Voor deze KMO-polis komen de exporttransacties van consumptiegoederen, kapitaalgoederen en diensten in aanmerking. De kostprijs voor het aangaan van een KMO-polis wordt forfaitair vastgesteld en varieert tussen de € 1 239,47 en € 6 445,23. Multinational polis Deze polis dekt het kredietrisico van minder dan 360 dagen, dat verbonden is aan exporttransacties en waarbij het geen rol speelt welke dochteronderneming van de internationale groep de verkopen factureert en wat de oorsprong van de goederen is. Met de Multinational polis wordt het betalingsrisico gedekt, het commerciële en het politieke risico en zelfs het resiliatierisico. Voor de kredieten op meer dan 360 dagen heeft de Delcrederedienst specifieke Vproducten uigewerkt voor de financieringstechnieken, zoals het leverancierskrediet, het koperskrediet, de financiële leasing en de operationele leasing. Verplichtingen van de Vn