Europees Parlement 2014-2019 Commissie constitutionele zaken 2015/2329(INI) 9.11.2016 ADVIES van de Commissie constitutionele zaken aan de Commissie cultuur en onderwijs inzake Europa voor de burger (2015/2329(INI)) Rapporteur voor advies: Kazimierz Michał Ujazdowski AD\1108948NL.docx NL PE589.262v02-00 In verscheidenheid verenigd NL PA_NonLeg PE589.262v02-00 NL 2/6 AD\1108948NL.docx SUGGESTIES De Commissie constitutionele zaken verzoekt de ten principale bevoegde Commissie cultuur en onderwijs onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen: 1. is bijzonder verheugd over de aanvragen die in 2015 zijn ingediend in het kader van het programma Europa voor de burger en over de kwaliteit van de projecten; stelt echter vast dat slechts om en bij de 6 % van de projecten van het onderdeel Europees gedenken en van de projecten van maatschappelijke organisaties in 2015 kon worden gefinancierd, wat kan worden beschouwd als een aanwijzing dat de financiering voor deze twee onderdelen substantieel moet worden verhoogd; stelt voor om, in overeenstemming met artikel 11 van het Verdrag betreffende de Europese Unie waarin een belangrijk aspect van participerende democratie naar voren wordt gebracht, de komende jaren nog meer deelnemers aan te trekken via publiciteitscampagnes en een degelijk, gebruiksvriendelijk communicatieportaal voor Europese en nationale media waarin duidelijke informatie wordt gegeven over de prioriteiten en de toegankelijkheid van het programma en waarin de Europese burgers worden geïnformeerd over het bestaan van het programma Europa voor de burger, zodat ze ertoe worden aangezet na te denken over de voordelen die het programma biedt en zich meer betrokken te voelen; stelt voor kandidaten de mogelijkheid te geven gebruik te maken van e-participatie; 2. dringt nogmaals aan op een sterkere rol bij het stellen van prioriteiten en doelstellingen voor het programma; pleit ervoor dat de volgende generatie van het programma Europa voor de burger een rechtsgrond krijgt die het Europees Parlement in staat stelt ten volle deel uit te maken van het wetgevingsproces volgens de gewone wetgevingsprocedure en betrokken te worden bij het stellen van prioriteiten voor het programma als medewetgever krachtens de gewone wetgevingsprocedure, op gelijke voet met de Raad; pleit voor een verdere vereenvoudiging van het taalgebruik om het programma breed toegankelijk te maken; 3. benadrukt dat het programma ertoe moet bijdragen dat burgers een beter inzicht krijgen in de Unie en in haar geschiedenis en diversiteit, en dat via het programma het Europees burgerschap moet worden bevorderd en betere voorwaarden moeten worden gecreëerd voor democratische en burgerparticipatie op het niveau van de Unie; stelt dat het programma daarnaast ook het bewustzijn moet aanwakkeren met betrekking tot herdenking, gemeenschappelijke geschiedenis en waarden en het streven van de Unie om vrede te bevorderen, door in het algemeen te zorgen voor een ruimer inzicht in de geschiedenis van de Europese Unie en het ontstaan ervan, onder meer in de nasleep van twee wereldoorlogen; benadrukt dat het programma tevens moet aansporen tot democratische en burgerparticipatie op het niveau van de Unie door burgers een beter inzicht te doen krijgen in het besluitvormingsproces van de Unie en door mogelijkheden voor maatschappelijke en interculturele betrokkenheid en vrijwilligerswerk op het niveau van de Unie te bevorderen; merkt op dat dit bijvoorbeeld kan worden verwezenlijkt door reclamecampagnes gericht op bewustmaking te organiseren om aan te zetten tot debat, nadenken en het uitbouwen van netwerken; 4. benadrukt het belang van de lidstaten, regio's en lokale regeringen om het programma doeltreffender en populairder te maken, onder meer door zich een grotere rol toe te eigenen bij de ontwikkeling van prioriteiten voor het programma en door het potentieel AD\1108948NL.docx 3/6 PE589.262v02-00 NL van nationale contactpunten te vergroten door deze in staat te stellen samen te werken en gegevens uit te wisselen met andere actoren die verantwoordelijk zijn voor gelijkaardige projecten, bijvoorbeeld Erasmus+ of Creatief Europa; dringt bovendien aan op een grotere betrokkenheid van het Europees Parlement, bijvoorbeeld in de vorm van een jaarlijkse openbare beoordeling van het toezicht op het programma binnen de Commissie cultuur; 5. erkent het succes van de stedenbandenprojecten in de hele EU en verzoekt de lidstaten deze regeling aan te prijzen in hun gemeenten en samenwerking te bevorderen; 6. benadrukt dat afgewezen aanvragen naar behoren moeten worden beantwoord, met opgave van de redenen voor de afwijzing, met name wanneer de entiteit die de aanvraag heeft ingediend om uitleg vraagt; stelt voor te overwegen om waar mogelijk prioritaire zaken te distilleren uit gelijkaardige afgewezen aanvragen; 7. wijst erop dat bepaalde doelstellingen van het programma Europa voor de burger nauw verwant of complementair zijn met de uitgangspunten van het Europees burgerinitiatief, vooral wat betreft de ambitie om de burger te betrekken bij de EU; vindt dat daarom moet worden geprobeerd een gemeenschappelijke benadering te hanteren voor de uitwerking van EU-beleid inzake burgerparticipatie en participerende democratie, ondersteund door een samenhangende communicatiestrategie om alle Commissieprogramma's die verband houden met Europees burgerschap onder eenzelfde noemer te brengen, eventueel door rechtstreekse ervaringen en betrokkenheid vanuit de basis naar waarde te schatten en naar een hoger niveau te tillen; 8. onderstreept dat er een open lijst van potentiële partners in elke lidstaat moet worden opgesteld om partnerschappen mogelijk te maken tussen al wie toegang wil krijgen tot het programma Europa voor de burger; 9. dringt erop aan dat in de aanvraagprocedure voor het programma alle taalbarrières worden weggenomen en wijst erop dat de meeste informatie in het Engels, Frans en Duits wordt verstrekt, ondanks de inspanningen van de EU om informatie aan te bieden in alle officiële talen van de Unie; 10. is van mening dat de deelname aan het programma van mensen uit landen die EUlidmaatschap nastreven tot een beter wederzijds begrip leidt en aanleiding geeft tot een meer diepgaande samenwerking; pleit voor een grotere internationalisering van het programma, met name door alle EVA/EER-landen, toetredende landen en kandidaatlidstaten uit te nodigen de krachten te bundelen met EU-lidstaten bij het indienen van aanvragen voor projecten, en dringt aan op meer samenwerking tussen ngo's uit EUlidstaten, uit landen van het Oostelijk Partnerschap en uit potentiële kandidaat-lidstaten om de EU dichter bij de burger te brengen; 11. is van oordeel dat het programma ook moet dienen om de reeds bestaande kanalen voor rechtstreekse participatie in de Europese Unie onder de aandacht te brengen, zoals het Europees burgerinitiatief, burgerfora en openbare raadplegingen, zodat het publiek zich beter bewust wordt van de mogelijkheden voor rechtstreekse participatie binnen het institutionele kader van de EU; 12. onderstreept dat er voorafgaand aan de toetreding van een land tot de Europese Unie een grondige, holistische voorbereiding nodig is met betrekking tot thema's als herdenken, PE589.262v02-00 NL 4/6 AD\1108948NL.docx zich verzoenen met het verleden en zorgen voor een actieve participatie van burgers in het gemeenschapsleven in het betreffende land; 13. dringt gezien de huidige context van toenemend euroscepticisme aan op een vereenvoudigde procedure om toegang te krijgen tot het programma en op een stijging van de middelen om tot betere resultaten te kunnen komen; 14. onderstreept het grote potentieel van sociale netwerken en sociale media en dringt erop aan deze beter te gebruiken als instrumenten voor het bevorderen van de waarden en de geschiedenis van de EU in het kader van het programma Europa voor de burger. AD\1108948NL.docx 5/6 PE589.262v02-00 NL UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE MEDEADVISERENDE COMMISSIE Datum goedkeuring 8.11.2016 Uitslag eindstemming +: –: 0: Bij de eindstemming aanwezige leden Mercedes Bresso, Richard Corbett, Esteban González Pons, Danuta Maria Hübner, Diane James, Ramón Jáuregui Atondo, Constance Le Grip, Maite Pagazaurtundúa Ruiz, György Schöpflin, Barbara Spinelli, Claudia Țapardel, Josep-Maria Terricabras, Kazimierz Michał Ujazdowski Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers Max Andersson, Gerolf Annemans, Ashley Fox, Charles Goerens, Sylvia-Yvonne Kaufmann, Jérôme Lavrilleux, Helmut Scholz Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2) Pilar Ayuso, Gabriel Mato, Wim van de Camp PE589.262v02-00 NL 18 2 0 6/6 AD\1108948NL.docx