KRISTOF JENNES Filosofie versus wetenschap KAN DE FILOSOFIE EEN INZICHT GEVEN IN DE WERKELIJKHEID DAT DAT VAN DE WETENSCHAPPEN OVERSTIJGT? KRISTOF JENNES Filosofie versus wetenschap: wie heeft gelijk? Filosofie versus wetenschap 1 Om een antwoord te kunnen geven op de vraag of filosofie meer kan zeggen over de realiteit dan de wetenschap, moeten we eerst nagaan wat we bedoelen met filosofie. De meningen over wat filosofie is zijn namelijk erg uiteenlopend. Om niet te vervallen in gecompliceerde definities, kunnen we eenvoudigweg stellen dat de filosofie zich buigt over de fundamenten van de werkelijkheid. Dat doet ze door in de eerste plaats vragen te stellen. Deze vragen zijn zo fundamenteel dat ze tot op heden overeind blijven. Laat ons dus eens een blik werpen op deze vragen, om op die manier vast te kunnen stellen of en zo ja hoe filosofie en wetenschap van elkaar verschillen. Een vraag waarmee de filosofie zich reeds bezig houdt van bij haar bestaan, is de vraag naar de oorsprong van de werkelijkheid. Ook de wetenschap heeft deze vraag in haar project opgenomen. We kennen allemaal de oerknaltheorie en massa’s belastinggeld wordt besteed aan onderzoek naar de verste sterrenstelsels. Toch vindt de wetenschap nog geen oplossing voor de vraag die de natuurfilosofen reeds bezighield: Hoe kan iets uit het niets ontstaan of hoe kan iets zonder begin zijn? Samen met deze vraag naar het ontstaan, blijft ook de vraag naar het doel van alles onbeantwoord. In deze voorbeelden tekent zich dus al een duidelijk onderscheid af tussen filosofie en wetenschap. Een vraag als “Hoe is de mens ontstaan?” is een wetenschappelijke vraag. Ze wordt onder andere onderzocht door evolutiebiologen en geschiedkundigen en er kan min of meer een duidelijk antwoord op gegeven worden, zoals wijzigingen in genetische structuren. Een vraag als “Wat is het doel van de mens?” kan echter niet op gelijkaardige manier onderzocht en beantwoord worden. Er is geen pasklare oplossing voor, ongeacht hoe lang we er over nadenken of hoe exponentieel onze technologie ook moge toenemen. Het betreft hier dus een filosofische vraag. Een tweede thema van de filosofie is de ethische vraag: Wat is een goed leven of wat is gelukkig zijn en hoe bereiken we dat? Het hoeft geen betoog dat dit geen onderwerp vormt voor een wetenschap die onder het oogmerk van nieuwsgierigheid de dingen wil doorgronden zoals ze werkelijk zijn. De wetenschap staat neutraal tegenover het moreel goede of slechte. Ook de pogingen van sommige filosofen om ethische theorieën zoals het utilitarisme (onterecht) af te schilderen als wetenschap, doen geen afbreuk aan de stelling dat wetenschap zich niet inlaat met het goede of het geluk. Een derde filosofische vraag is de vraag naar het wezen van de mens. Hierop kom ik later uitvoeriger terug. Met deze voorbeelden is het duidelijk dat er een wezenlijk verschil bestaat tussen filosofie en wetenschap. Ze stellen niet alleen verschillende vragen, maar bovendien lijkt de wetenschap vast te lopen wanneer ze een poging doet een antwoord te formuleren op filosofische vragen. De realiteit (het leven) is immers veel meer dan alleen wetenschap. We ervaren de wereld als een betekenisvol geheel waarin relaties, anderen, emoties,… centraal staan. Dit betekent dat wie iets fundamenteels over de werkelijkheid wil zeggen, geen voeldoening kan nemen door te zeggen hoe de wereld feitelijk in elkaar zit. Wie het geheel wil verklaren, zal zelfs genoodzaakt zijn voorbij te gaan aan deze feitelijkheid. In wat volgt zal ik dieper ingaan op de vraag naar het 2 wezen van de mens, in de hoop zo duidelijk te kunnen maken hoe filosofie voorbijgaat aan de wetenschap. Het wezen van de mens 3 De vraag “Wat is een mens?” werd reeds behandeld door de natuurfilosofen (bijvoorbeeld: de mens is vuur). Meteen moet hierbij worden opgemerkt dat wanneer deze filosofen de mens verklaren aan de hand van de oerelementen, dit géén wetenschappelijke verklaring is. Het vuur bijvoorbeeld staat niet voor een soort materiële aanwezigheid in de mens, maar wel voor de passies die eigen zijn aan het menselijke bestaan. Ook vandaag de dag houden talrijke disciplines zich nog bezig met het wezen van de mens. De biologie onderzoekt zijn samenstelling, de psychologie zijn geestesleven, geschiedkundigen zijn evolutie, antropologen zijn cultuur,… Toch blijft in dit alles een merkwaardige paradox aanwezig: hoe meer biologen tot in de kleinste details de menselijke samenstelling beschrijven of hoe nauwkeuriger we zijn evolutie kennen, hoe meer het raadsel van het wezen van de mens naar voren treedt. We zien de mens namelijk niet als een brokje cellen of als de werking van neuronen. Een mens wordt gezien als een betekenisvol geheel geleid door passies en gevoelens, met een eigen geschiedenis en toekomst, als ingebed in een wereld waarin hij samenleeft met anderen,… Het volgende gedachte-experiment maakt dit alles duidelijker. Stel je voor dat je in een leeg leslokaal zit te wachten. Op een bepaald moment komt er iemand dit lokaal binnen. Wanneer dat gebeurt is de situatie helemaal anders dan wanneer de kamer nog leeg was. De aanwezigheid van iemand verandert de sfeer helemaal. Probeer je dan ook eens die persoon voor te stellen als een geheel van cellen, bloed, botten,… Zoiets is uiteraard onmogelijk. Een niet-wetenschappelijke verklaring voor het wezen van de mens dringt zich dus op. Deze verklaring zal van die aard moeten zijn dat ze de wetenschappen niet tegenspreekt, maar haar overstijgt door de wezenlijke kenmerken van de mens in haar op te nemen. Voorbij het wetenschappelijke Alvorens een filosofische oplossing te geven voor het gestelde probleem, wil ik eerst even dieper ingaan op een interessante stroming die vandaag vele aanhangers kent: het reductionisme. Het reductionisme stelt dat het wezen van de mens kan verklaard worden door te kijken naar bijvoorbeeld genen of neuronen. Het is dus een poging om ook gevoelens, passies, ethiek,… op wetenschappelijke manier te verklaren. Zo zouden we bijvoorbeeld verliefd worden op iemand omdat die persoon’s geur bepaalde chemische prikkels in ons veroorzaakt, of zouden we filosofie willen studeren omdat dat in onze genen staat geschreven. Zelfs al aanvaarden we deze wetenschappelijke verklaringen, dan nog is het probleem niet opgelost. Het blijft namelijk zo dat we op deze manier niet kunnen leven: we kunnen niet naar mensen kijken als een product van chemische reacties of erfelijk materiaal. De dualiteit tussen wereld en wetenschappelijke wereld blijft aanwezig. De overstijging van het wetenschappelijke zit net in dit besef: dat de wetenschap slechts een wetenschappelijke verklaring geeft, van waaruit het onmogelijk leven is. We worden hier dus geconfronteerd met een “Vital illusion”: wat we doen is nonsens vanuit wetenschappelijk standpunt (de wetenschap kent namelijk geen goden, feesten,…), maar tegelijk zijn deze nonsens het 4 belangrijkst in ons leven. Ons leven lijkt op die manier een illusie te zijn, maar wel een belangrijke illusie. Wat hierboven gezegd is, werd opmerkelijk genoeg reeds verwoord bij het ontstaan van de moderne wetenschappen. In zijn “Treatise of Human Nature” wil David Hume een onderzoek voeren naar de menselijke natuur. Hierin komt hij tot het bovenstaande inzicht en besluit hij dat er niets anders op zit dan deze dualiteit tussen wetenschap en (dagelijks) leven te aanvaarden. Dat de mens hoofdzakelijk geleid wordt door passies, hoeft dus niet te betekenen dat de wetenschap ongelijk heeft, en omgekeerd. Conclusie 5 De wetenschap lost lang niet alle vragen op. Integendeel: de meest fundamentele vragen blijven overeind. Bij de behandeling van de vraag naar het wezen van de mens, hebben we bovendien gesteld dat de mens niet kan leven vanuit een wetenschappelijk wereldbeeld. Het is dat inzicht in de realiteit dat bij uitstek de overstijging van de wetenschappen vormt.