Preek over Gen. 12,10-13,1 d.d. 14 september 2008 Beste broers en zussen, jongens en meisjes, geachte gasten, Wie weet er nog van het Heizeldrama (foto)? ... Op 29 mei 1985 was er in het Heizelstadion in Brussel een voetbalwedstrijd tussen Liverpool en Juventus. Er ontstonden rellen en paniek. Er vielen 200 ernstig gewonden en 39 doden. Waarvan er een deel vertrapt was door andere mensen. Dat is een schokkend voorbeeld van hoe sterk de overlevingsdrang van mensen kan zijn. Dat ze elkaar zelfs vertrappen om zichzelf in veiligheid te brengen. En in feite is dat wat je hier ook ziet bij Abram. Gewoon een stukje overlevingsdrang. Zijn leven is in gevaar. Het wordt van 2 kanten bedreigd. En wat doe je dan? Dan probeer je je hachje te redden. Desnoods ten koste van alles. Zo zit Abram in elkaar. Zo zaten die mensen in het Heizelstadion in elkaar. En zo zitten wij in elkaar. Als ons leven op het spel staat, dan doen we er alles voor om te overleven. Maar kijk es even wat voor gevolgen dat kan hebben... Daar gaat het vanmorgen over. *** Abrams leven was in gevaar. In de 1e plaats vanwege die hongersnood in Kanaän. Dat kwam nogal es voor. Het probleem met Kanaän was nl. dat het helemaal afhankelijk was van regen. Er waren geen grote rivieren. (De Jordaan stelde niet zoveel voor.) Dus al het water moest uit de lucht komen. Dat is nog steeds een probleem in Israël. En het wordt erger en erger. Ze proberen daar allerlei creatieve oplossingen voor te bedenken. De druppelirrigatie hebben ze bedacht. Een mooi systeem: er ligt een waterslang aan de voet van elke plant. En bij elke plant zit er een heel klein gaatje in, waar af en toe een druppeltje water uitkomt. Dat gaat direct naar de wortels, en zo wordt er helemaal geen water verspild. Een mooi systeem, maar het helpt niet genoeg. Egypte was – en is – een heel ander verhaal. Het is natuurlijk voor het grootste deel woestijn. Maar de strook langs de Nijl is groen. Kijk, op deze satellietfoto kun je dat heel mooi zien. Een prachtige groene strook tussen al het geel. En dat komt omdat de Nijl elk jaar kilometersbreed overstroomt en de aarde goed vochtig maakt en bovendien vruchtbaar slib afzet. Dus als er in Kanaän hongersnood was, was er in Egypte meestal geen probleem. En het gebeurde regelmatig, dat mensen uit Kanaän naar Egypte vluchtten voor de honger. Er is zelfs een plaatje van gevonden in het graf van een farao. Kijk, hier (plaatje) is het. pagina 1 Preek over Gen. 12,10-13,1 d.d. 14 september 2008 Dat was even wat aardrijkskunde n.a.v. die hongersnood. Maar nu die hongersnood zelf. Daar kunnen wij met onze welvaart ons niks bij voorstellen. Altijd ligt er wel wat in de koelkast. En anders wel in de vriezer. En anders ‘haal’ je toch gewoon even wat? Wij kunnen ons niet voorstellen wat honger is. Alleen onze broers en zussen die de oorlog meegemaakt hebben misschien. Het moet iets verschrikkelijks zijn. In het begin kun je nergens anders aan denken. Op een gegeven moment heb je alles over voor eten. Je zou d’r een moord voor plegen. (Letterlijk!) Maar dan wordt het minder. En misschien denk je dan: ‘Gelukkig!’ Maar dat is helemaal niet zo gelukkig, want dat is een teken dat je lichaam begonnen ‘zichzelf op te eten’. Dan ontstaat er schade aan de organen. En als er dan niet gauw wat gebeurt, dan ga je dood... Eigenlijk is het een groot voorrecht dat we ons daar niks bij voor kunnen stellen. Want er zijn miljoenen mensen in de wereld die er elke dag mee te maken hebben. En de vraag is of we daar wel genoeg mee zitten. Aad Kamsteeg schreef een week of zo geleden in het ND: ‘Wij veroordelen de kerk van vroeger omdat ze niks aan de slavernij in de wereld heeft gedaan. Maar zal de kerk over een paar honderd jaar – als Jezus dan nog niet is teruggekomen – ons misschien veroordelen omdat we niks aan de honger in de wereld hebben gedaan?’ Dus: Abrams leven is in gevaar. En wat doe je als je leven in gevaar is? Dan probeer je je hachje te redden. Dat deed Abram. Dat deden die mensen in het Heizelstadion. En dat zou je zelf ook doen. Maar ten koste van wat? *** Abram gaat dus naar Egypte om zijn hachje te redden. En ik geloof niet dat je moet zeggen: ‘Dat was al fout.’ – Dat is ook erg makkelijk om te zeggen als het niet om je eigen hachje gaat natuurlijk. – Ik geloof niet dat dat al fout was. Want later is ‘naar Egypte gaan’ eigenlijk ‘terug naar de slavernij’ terwijl God je daarvan bevrijd heeft. Dat is wel erg ondankbaar. Maar nu is dat nog niet zo. Abram is geen slaaf in Egypte geweest. En hij is ook niet uit Egypte bevrijd. Ik las zelfs ergens: ‘Hij had er ook voor kunnen kiezen om terug te gaan naar Ur. Daar was ook altijd eten, want daar waren ook grote rivieren waardoor er altijd wel water en dus eten was. Maar hij koos ervoor om in de buurt van het beloofde land te blijven’. Abram gaat dus naar Egypte om zijn hachje te redden. Maar als-tie vlakbij is, bedenkt-ie dat-ie straks misschien wel van de regen in de drup komt. Want hij heeft zo’n mooie vrouw... pagina 2 Preek over Gen. 12,10-13,1 d.d. 14 september 2008 Dat is een bizar idee: dat het levensgevaarlijk kan zijn om een mooie vrouw te hebben. Daar kunnen we ons niet zoveel bij voorstellen. Maar zo was het toen nou eenmaal: vorsten konden zich ongeveer alles permitteren. Als ze een mooie vrouw zagen, dan voegden ze die toe aan hun harem. En als ze toevallig een man had, dan lieten ze die een kopje kleiner maken. Denk maar aan het verhaal van David en Batseba. Koning David ziet een mooie vrouw: Batseba. Hij laat haar man Uria een kopje kleiner maken. En dan trouwt-ie met haar. Dat heeft-ie niet zelf bedacht. Maar dat heeft-ie afgekeken van z’n collega’s in z’n buurlanden. Dus: vorsten konden zich zo ongeveer alles permitteren. Maar vluchtelingen – want dat is Abram straks in Egypte – niks. Die hebben geen rechten. Daar kunnen we ons wel wat bij voorstellen. D’r is hier vroeger een AZC geweest, heb ik begrepen. Nou, dan weet je dat er wat dat betreft nog niet zoveel is veranderd. Hoe gaat Abram zich daar uit redden? *** ‘Sarai’ zegt-ie ‘als we nou es doen alsof je mijn zus bent i.p.v. mijn vrouw. Dat is niet helemaal een leugen. Want je bent m’n halfzus. Dan overleef ik het misschien’. Een leugentje om bestwil dus. Zo noemen we dat. En wat gaat dat makkelijk. Om je net even wat beter voor te doen dan je bent. Om je uit een lastige situatie te redden. (Dat is eigenlijk ook ‘om je hachje te redden’, net als Abram deed!) Of om een voordeeltje te krijgen. [Ik betrapte mezelf er laatst ook nog op. Ik had een paar gipsplaten over. Die wilde ik weer terugbrengen naar de winkel. Dan kreeg ik m’n geld weer terug. Maar er was er één bij die net niet helemaal gaaf meer was. Een hoekje was een beetje brokkelig. Wat deed ik? Ik zette hem op de kar achteraan. In de hoop dat ze het niet zouden zien. Ik deed dus alsof ze allemaal nog heel waren. Gelukkig zei ik in de winkel: ‘Er is er één bij die net niet helemaal gaaf is. Trek die er anders maar af.’ En weet je wat degene die me hielp toen zei? ‘Nee hoor, die dingen gaan zo gauw kapot!’ ’t Was net of God tegen me zei: ‘Sufferd, wees gewoon eerlijk!’] Misschien vraag je je af of dat wel zo erg is. Maar denk dan es even aan wat Jezus over Zichzelf zei: Ik ben de Weg, de Waarheid, en het Leven. (Joh. 14,6) pagina 3 Preek over Gen. 12,10-13,1 d.d. 14 september 2008 En denk es even aan wat hij zei tegen zijn tegenstanders, de Farizeeën, en over zijn Grote Tegenstander: Uw vader is de duivel, en u doet maar al te graag wat uw vader wil. Hij is vanaf het begin een moordenaar geweest. Hij hoort niet bij de waarheid, omdat er geen waarheid in hem is. Wanneer hij liegt, spreekt hij zoals hij is: een aartsleugenaar, de vader van de leugen. (Joh. 8,44) Liegen is dus echt duivelswerk. Dat geldt ook voor een leugentje om bestwil. Liegen is ook altijd afgoderij: je vindt datgene waar je om liegt belangrijker dan God. In het geval van Abram: zijn eigen hachje. En als je het zelf doet: hoe mensen over je denken. Of: dat voordeeltje dat je wilt behalen. Of wat dan ook. Liegen is ook altijd afgoderij. Hoe denkt Abram nou ooit door God gezegend te kunnen worden – want dat heeft God in hs. 12,2 tegen hem gezegd: ‘Ik zal je zegenen’ – hoe denkt Abram nou ooit door God gezegend te kunnen worden, als hij de taktieken van Gods Tegenstander gebruikt? En hoe denk jij ooit door God gezegend te kunnen worden, als je de taktieken van Gods Tegenstander gebruikt? *** En misschien is het zelfs wel nog krommer. Misschien dat Abram wel juist denkt aan de beloften die God hem heeft gegeven. Dat-ie denkt: ‘Hoe kan ik ooit een groot volk worden als ik in Egypte een kopje kleiner gemaakt word? Hoe kan God mij zegenen, als ik straks dood ben? Hoe kunnen mijn nakomelingen het land Kanaän krijgen, als ik vermoord word voordat ik nakomelingen heb gekregen?’ Dus misschien denkt-ie wel dat-ie God een handje moet helpen! En dat doet-ie dan op deze manier... Dat is pas echt krom. En ik denk dat onze redeneringen vaak net zo krom zijn. Ons leven is eigenlijk nooit in gevaar. Honger kennen we niet. Oorlog is er niet. Hoogstens in het verkeer is ons leven soms in gevaar. Of als we een levensbedreigende ziekte hebben. Het gaat bij ons meestal om de kwaliteit van ons leven. Dan denken we: ‘Hoe kan God me nou ooit zegenen als mijn leven er zo uit?’ ‘God wil toch niet dat ik zo lijd?’ En dat soort dingen. En dan zetten we soms stappen die heel duidelijk tegen zijn wil ingaan. Tegen wat Hij gezegd heeft. En dan denken we dat we dan gezegend kunnen worden! Onze redeneringen, onze oplossingen zijn vaak net zo krom als die van Abram. pagina 4 Preek over Gen. 12,10-13,1 d.d. 14 september 2008 Zingen: *** Onze redeneringen, onze oplossingen zijn vaak net zo krom als die van Abram. Maar er is nog meer aan de hand met die oplossing van Abram. Ik heb me dat nooit eerder gerealiseerd, maar van de week drong het opeens tot me door: Abrams oplossing is: Sarai dan maar opgeven. Want het is natuurlijk niet zo dat Sarai niet meer interessant is voor de farao als ze zegt dat ze Abrams zus is. Maar juist dan wordt ze interessant. Want dan is ze nog vrij! (Niet dat het een probleem is voor de farao als ze niet vrij is, dan zorgt-ie er wel voor dat ze vrij is. Want dan laat-ie Abram een kopje kleiner maken.) Dus Abrams oplossing is: Sarai dan maar opgeven. Stel je voor! En je leest helemaal niks over dat-ie het moeilijk heeft met die oplossing. En je leest ook niks over dat Sarai het daar moeilijk mee heeft. Blijkbaar is ze het ermee eens. (Maar misschien had ze ook wel niet zoveel keus, want de positie van de vrouw was toen nou eenmaal anders dan nu.) Dus Abram geeft z’n vrouw op om z’n eigen hachje te redden! Hoezo overlevingsdrang! Als-tie moet kiezen tussen zichzelf en zijn vrouw, dan kiest-ie voor zichzelf. Schokkend. Lelijk eigenlijk. En tegelijk: ik ben van mezelf net zo lelijk. Ik ben ook geneigd om voor mezelf te kiezen. Hoe zal het met Abram en met mij en met alle mensen aflopen als ze geneigd zijn om voor zichzelf te kiezen? Dan krijg je toestanden als in het Heizelstadion. Zo zijn wij! *** Toen het vorige week ging over Abram die zijn land en zijn familie en het huis van zijn vader verliet, toen heb ik gezegd: ‘Abram was een plaatje van Jezus Christus. Die pas echt zijn land, zijn familie en het huis van zijn Vader verliet. Die uit de hemel naar de aarde kwam.’ Maar deze week is Abram juist geen plaatje van Jezus Christus. Of je zou al moeten zeggen: het negatief. Ik weet niet of dat nog duidelijk is nu we digitale fotografie hebben. Maar vroeger had je filmpjes in je fototoestel. En als die ontwikkeld waren, dan waren dat ‘negatieven’: licht was donker, en donker was licht. Nou, Abram is hier het negatief van Jezus Christus. Jezus Christus is licht, maar Abram is donker. Kun je zien dat we er nog niet zijn met Abram. Maar dat Jezus Christus echt nog moet komen! pagina 5 Preek over Gen. 12,10-13,1 d.d. 14 september 2008 Ik heb al iets gezegd over Jezus Christus die Zichzelf ‘de Waarheid’ noemt. En Abram die z’n hachje wil redden met een leugen. Wat dat betreft is Abram hier het negatief van Jezus Christus. Maar er is nog iets. En eigenlijk vind ik dat nog sprekender. Ga maar es na: 1. Abram geeft z’n vrouw op om z’n eigen hachje te redden. 2. Jezus Christus geeft Zichzelf op om het hachje van z’n Vrouw te redden. Dat is precies andersom. De Vrouw van Jezus Christus, dat is de kerk, dat is ook de Openhofkerk, en dat zijn wij allemaal. Wij zijn allemaal getrouwd met Christus. Die gedachte hebben we ons een beetje laten afpakken door de katholieken. En dan vooral door de nonnen. Die trouwen niet, want ze zijn ‘getrouwd met Christus’. Maar eigenlijk zijn we allemaal getrouwd met Christus. Toch? Hij is de Liefde van ons leven. Hij is onze Prins op het witte paard. Hij is onze Bruidegom. Hij komt op de 1e plek. Jezus’ leven op aarde liep op een gegeven moment ook meer en meer gevaar. Toen had Hij kunnen kiezen voor Zichzelf. Z’n eigen hachje kunnen redden. Dat had best gekund. Daar was-Tie niet minder God van geworden. Maar dan was het gedaan geweest met zijn Vrouw, met ons. Dan waren Heizeldrama’s schering en inslag geworden. In de kerk! Dan was het afgelopen geweest met ons. Maar Jezus heeft niet zijn Vrouw opgegeven om Zichzelf te redden. Maar Hij heeft Zichzelf opgegeven om zijn Vrouw te redden. Om jou te redden. Hij liet Zich arresteren, Hij liet Zich veroordelen, Hij liet Zich bespugen, Hij liet Zich geselen, Hij liet Zich vastspijkeren aan het kruis. Hij gaf zelfs de liefde van zijn Vader op. Toen het die 3 uur donker werd. Hij ging naar de hel. Voor zijn Vrouw. Voor jou. Wat een verschil met Abram! *** Maar kijk es even hoe het afloopt met Abram. Hij werkt zich steeds verder in de nesten. Het gaat precies zo als-tie gevreesd had: Sarai komt inderdaad in de harem van de farao terecht. En dan krijgt-ie allemaal cadeau’s van de farao. En die neemt-ie nog aan ook, de sufferd! Want dat betekent dat de transactie gesloten is. Hij verdient het toch eigenlijk dat God hem in z’n sop gaar laat koken. Net zoals wij het soms verdienen met onze ‘oplossingen’. Maar dan staat er in vs. 17: pagina 6 Preek over Gen. 12,10-13,1 d.d. 14 september 2008 Maar de HEER trof de farao en zijn hof met zware plagen om wat er gebeurd was met Abrams vrouw Sarai. God grijpt in. Hij ‘treft de farao en zijn hof met zware plagen’. Wat voor plagen dat precies geweest zijn, weten we niet. In Gen. 20 herhaalt de geschiedenis zich – weliswaar niet met de farao van Egypte maar met Abimelech, de koning van Gerar; ongelooflijk dat Abram er niks van geleerd heeft! Maar aan de andere kant: ik ben net zo hardleers – dus in Gen. 20 herhaalt de geschiedenis zich en daar staat: De HEER had namelijk bij alle vrouwen in Abimelechs paleis de moederschoot toegesloten om wat er gebeurd was met Abrahams vrouw Sara. Onvruchtbaarheid dus. Dat is het hier misschien ook wel. Maar zeker weten doen we dat niet. En de farao begrijpt op een gegeven moment dat dat te maken heeft met Abram en Sarai. En dan geeft-ie Abram onder uit de zak, vs. 18-19: Wat hebt u mij aangedaan! Waarom hebt u me niet verteld dat ze uw vrouw is? Nu heb ik haar tot vrouw genomen. Hier is uw vrouw weer, neem haar mee en verdwijn! En weet je: hij heeft helemaal gelijk! Het was de bedoeling dat Abram een bron van zegen zou zijn. Maar het is precies andersom: Abram is een bron van vloek. De farao leert via hem niet de liefde van God kennen, maar juist de boosheid van God! Dat was nou net niet de bedoeling! Als je als gelovige je hachje probeert te redden door je net even beter voor te doen dan je bent, of net niet helemaal eerlijk bent om een voordeeltje te krijgen – zoals ik laatst bijna deed – of een leugentje gebruikt om je uit een lastige situatie te redden, dan kun je nooit een zegen worden voor je omgeving. Want dan lijk je niet op Christus, die geen enkele keer voor Zichzelf koos, maar elke keer voor zijn Vrouw, voor jou. Maar dan lijk je juist op Abram, het negatief van Christus. En dan zullen mensen nooit nieuwsgierig worden naar wat jou beweegt. Maar dan zullen ze alleen maar zeggen wat ze toch al wel denken: ‘Wat een schijnheilige types, die christenen!’ Dan komen ze dankzij de christenen nooit aan Christus toe. Je zult het maar op je geweten hebben... *** En toch komt God zijn klungelende kinderen te hulp. Kijk maar naar Abram en Sarai. Toch zegt God tegen de farao: ‘Blijf van mijn kinderen af!’ Ze maken Hem alleen maar te schande, en toch komt-Ie voor hen op. pagina 7 Preek over Gen. 12,10-13,1 d.d. 14 september 2008 En zo doet-Ie het ook bij jou. Misschien heb je wel verkeerde keuzes gemaakt in het leven. Misschien ben je wel steeds weer geneigd om voor jezelf te kiezen. Misschien ben je wel steeds bezig ‘je hachje te redden’. Ten koste van bijna alles. Toch zegt God tegen je tegenstanders, en tegen je Tegenstander met een hoofdletter: ‘Afblijven! Die is van Mij!’ En hoe ben je van Hem geworden? Jezus Christus heeft je met zijn bloed gekocht. Terwijl je het negatief van Hem bent. Als je dat goed op je in laat werken, en daar moet je echt de tijd en de rust voor nemen – om je te verdiepen in wie Jezus was en in hoe schril jij bij Hem afsteekt – als je dat goed op je in laat werken, dan gebeurt er iets wonderlijks. Dan ga je steeds minder lijken op Abram – zoals-tie hier naar voren komt – en steeds meer op Jezus Christus. Dan word je steeds meer wie je wezen moet. Hoe God je bedacht had. Dan besef je: ik hoef m’n hachje niet te redden. En zeker niet ten koste van alles. (Bovendien: wat voor ‘redding’ is dat dan?) Want Jezus Christus heeft me al gered. En dan vertrouw je erop dat Hij dat ook wel uit je concrete nood zal doen. Een belangrijke zin om te onthouden: Ik hoef m’n hachje niet te redden, want Jezus Christus heeft me al gered. En dan, ja dan zeggen de mensen om je heen niet: ‘Wat een schijnheilig type!’ maar dan gaan ze zich steeds meer afvragen: ‘Wat bezielt hem of haar toch?’ En als ze daar een keer naar vragen, dan heb je de kans om te vertellen niet over wat je bezielt, maar over Wie je bezielt: je Bruidegom, Jezus Christus, de Liefde van je leven. En als God het geeft, zullen de mensen om je heen dan via jou gezegend worden. Laten we bidden of God dat wil geven. Bidden pagina 8 Preek over Gen. 12,10-13,1 d.d. 14 september 2008 Liturgie 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. Votum Zegengroet Zingen: Ps. 45,1 (orgel) Bidden Lezen/ tekst: Gen. 12,10-13,1 Zingen: Opw. 334 (combo) Inzoomen Zingen: Preek deel I Zingen: Gz. 170,1 (orgel) Preek deel II Bidden Zingen: Gz. 170,2.3 (orgel) Wet Zingen: Ps. 45,5 (orgel) Danken & bidden, aansluitend Opwekking 436: Onze Vader Collecteren Zingen: Opw. 461 (combo) Zegen pagina 9